ALTIPLANO
Inleiding
Inhoudstafel Synopsis................................................................................5 Technische kaart...................................................................5
Regelmatig duiken er wonderlijke filmpareltjes op die we graag willen voorstellen aan een jong publiek. Toch durven we sommige films niet zomaar op het reguliere schoolprogramma zetten, bijvoorbeeld omdat ze net dat tikkeltje méér vragen van de kijker. ALTIPLANO is zo’n film: een bijzonder mooie film die bovendien een prangende wereldthematiek belicht… Ideaal om aan de slag te gaan in een groep jongeren met al een zekere filmbagage – maar niet zonder een grondige voorbereiding. Daarom zet Open Doek een nieuwe reeks lesmappen op, in eerste instantie gericht tot leerlingen uit de hoogste jaren ASO. Idealiter kunnen de leerlingen via de lesmap al uitgebreid kennismaken met de behandelde thematiek en de visie van de filmmakers, nog vóór ze de film bekijken. Op die manier kunnen ze na de voorstelling met een degelijke bagage zelf in gesprek gaan met de regisseur(s). Wij wensen iedereen alvast veel kijk- en graafplezier!
Peter Brosens: “Als antropoloog weet ik: een mythe verklaren is een mythe doden. Maar het is wel belangrijk om films in een context te plaatsen. Je moet niet alles begrijpen, maar je moet wel de juiste context kennen.”
Wie heeft de film gemaakt?.................................................7 - De regisseurs - Enkele andere medewerkers - De acteurs Productie...............................................................................12 - Een grondige voorbereiding - De opnames - De locaties Sterke personages................................................................17 - Saturnina & Ignacio - Max & Grace - Grace & Saturnina Inhoudelijke thema’s............................................................20 - Vooruitgangsoptimisme versus terughoudendheid - Geloof en traditie - Theater Ervaringscinema...................................................................26 - Een bijzondere beeldtaal - Mysterie en magie - Een bezield landschap - Een boodschap – fictie of documentaire? Het Belang van het Beeld....................................................34 Het leven van de film ..........................................................36 - Positie in de filmwereld - De film tot in de zalen Achtergrond – Mijnbouw in Latijns-Amerika....................38 - Een grensoverschrijdende sector - De grondstoffenvloek - Tweede kolonisering? - Impact en verzet - Het prijskaartje van een gouden ring - Pachamama en het Kapitaal - “No a la minería” - Een toekomst zonder mijnbouw? Geraadpleegde bronnen......................................................53
P2
P3
Filmfiche Synopsis Grace heeft haar idealen als oorlogsfotografe opgegeven na een gruwelijke ervaring in Irak. Net tijdens die periode van rouw, vertrekt haar echtgenoot Max voor een tijdje naar de Peruaanse hoogvlaktes, waar hij als arts zal werken in een oogkliniek. In het nabijgelegen Andesdorpje Turubamba leeft Saturnina, een jong meisje vol verwachtingen over een mooie toekomst met haar verloofde Ignacio. Haar wereld stort in wanneer Ignacio sterft aan een mysterieuze kwaal die zich in het dorp verspreidt. Wanneer Max het slachtoffer wordt van de woede van de dorpelingen, gaat ook Grace door een diep dal. Hoewel Grace en Saturnina elkaar nooit lijfelijk ontmoeten, begint hun leven steeds meer parallel te lopen. Alle culturele en geografische barrières verdwijnen dankzij hun gedeelde emoties.
Technische kaart ALTIPLANO | 109 min. | 2009 | België, Duitsland en Nederland Regie & scenario: Peter Brosens en Jessica Woodworth Camera: Francisco Gózon Geluid: Michel Schöpping Montage: Nico Leunen Distributie: Imagine Met o.a. Jasmin Tabatabai (Grace) Magaly Solier (Saturnina) Olivier Gourmet (Max) Originele versie (Engels, Spaans, Farsi, Frans & Quechua gesproken), Nederlands ondertiteld Neem zeker een kijkje op www.altiplano.info.
P5
WIe heeft de fIlm gemaakt? De regiSSeurS ALTIPLANO is een speelfilm van het regisseursduo Peter Brosens & Jessica Woodworth. In 2006 maakten ze samen al het gelauwerde KHADAK. * Peter Brosens (° 1962), een Belgisch antropoloog, deed bijna toevallig zijn intrede in het filmwereldje. Als jonge urban geographer bestudeerde hij migratie en stedelijke ontwikkeling in Ecuador en Peru, waar hij ook een tijdje woonde. Hij vond zijn weg binnen de filmwereld als onafhankelijk documentairemaker. Vooral zijn Mongolië-trilogie (CITY OFTHE STEPPES, STATE OF DOGS en POETS OF MONGOLIA) kreeg internationale aandacht en waardering: drie boeiende documentaires die getuigen van een eigen visie op hedendaagse cinema. Na een jarenlange werkperiode in Mongolië keerde hij terug naar zijn ‘oude liefde’ de Andes, om er samen met zijn partner Jessica Woodworth hun tweede langspeelfilm ALTIPLANO op te nemen. De film raakt thema’s aan die Peter ook vroeger al nauw aan het hart lagen: het afbrokkelen van de lokale identiteit, vervuiling en de wanverhouding tussen de rijke industriële wereld en de geïsoleerde dorpjes in de Andes. * Jessica Woodworth (° 1971) is de dochter van Amerikaanse diplomaten en woonde met haar ouders in heel wat verschillende landen – tot het gezin in de jaren ’90 neerstreek in China. Daar groeide haar interesse voor Mongolië. Als jonge documentairemaakster leerde ze Peter Brosens kennen. Sindsdien leven en werken ze samen. “Ik werd filmmaker vanuit een zekere noodzaak. Ik begon met het maken van reportages en draaide daarna enkele documentaires. Tot ik Peter ontmoette, met wie ik samen m’n eerste fictiefilm opnam.” Regisseren als duo is vrij ongebruikelijk. “Het werkt fantastisch. We delen dezelfde smaak en worden geraakt door dezelfde dingen. We weten tijdens het schrijven allebei op hetzelfde moment of iets zal werken of niet. Het gebeurt dat één van ons op de set een beslissing alleen moet nemen, maar we zijn altijd zeker dat de ander ermee akkoord zal gaan. Er is een zekere intimiteit, een intensiteit in onze manier van samenwerken en er zijn nooit spanningen.” Brosens & Woodworth hebben een prachtige Bed & Breakfast in het dorpje Falaën, nabij Dinant. Terwijl het duo werkt aan een filmproject, ontvangen ze geen gasten. Hun B & B houden ze achter de hand voor als de zaken in de filmsector minder goed zouden gaan. Meer info op www.casabo.be.
P7
KHADAK, de eerste speelfilm van Brosens & Woodworth, speelt zich af op de bevroren steppe van Mongolië en vertelt het epische verhaal van Bagi, een jonge schaapherder die zijn lot om sjamaan te worden niet kan ontlopen. Wanneer de kuddes op de steppe geteisterd worden door een epidemie, zijn de nomaden gedwongen om te verhuizen naar de grauwe mijnsteden. Bagi ontmoet het meisje Zolzaya en samen ontdekken ze dat de epidemie een leugen was, een voorwendsel om het nomadische leven een halt toe te roepen. Verstedelijking, industrialisatie en politieke corruptie eisen een zware tol van de herders. Een verblindend mooie filmmeditatie over de clash tussen traditie en moderniteit, tussen sjamanisme en kapitalisme. Een visueel adembenemende treurzang over de levenswijze van de Mongoolse steppebewoners, die gedoemd lijkt om te verdwijnen. KHADAK was een groot succes op de internationale filmfestivals en won de Gouden Leeuw op het prestigieuze Filmfestival van Venetië.
Still photographer: Carl De Keyzer Op een filmset is vaak een setfotograaf aanwezig. Hij neemt ‘stills’ op de set, legt bepaalde momenten op foto vast en toont op die manier hoe de film tot stand kwam – een ‘making of’ reportage in foto’s. Op de set van ALTIPLANO – een fotogenieke buitenkans – was een geweldige still photographer aan het werk. De fotoreportages van Carl De Keyzer zijn wereldwijd bekend. Hij werkt o.a. voor het toonaangevende fotoagentschap Magnum en won enkele van de meest prestigieuze internationale fotografieprijzen. Een vaak terugkerend thema in zijn werk is de overbevolking die de ondergang van onze planeet veroorzaakt. In zijn reportages berichtte hij over o.a. het hedendaagse India, de val van de Sovjet-Unie en religieus fanatisme in de V.S. “Onze setfotograaf heeft fantastisch materiaal gemaakt. Ik hoop dat we ooit een selectie kunnen tentoonstellen uit de bijna 14.000 foto’s die Carl heeft getrokken.” Zie ook www.carldekeyzer.com.
Enkele andere medewerkers Montage: Nico Leunen Een film monteren = alle opnames in een goede volgorde zetten zodat ze een samenhangend geheel vormen. De manier waarop een film gemonteerd wordt, bepaalt ook de manier waarop het verhaal in de film wordt verteld. De montage zorgt er niet enkel voor dat je het verhaal kan begrijpen, maar drukt ook haar stempel op het tempo en de sfeer van de film. Vergelijk het met een mop die door verschillende mensen verteld wordt. De manier waarop je de grap vertelt, de woorden die je kiest en het tempo van de verteller, bepalen of en hoe hard er gelachen wordt! Nico Leunen is één van Belgiës meest gerenommeerde monteurs (= editor), met een voorkeur voor artistieke cinema. Hij werkte voor een heleboel Vlaamse topregisseurs: Fien Troch, Felix Van Groeningen, Pieter Van Hees,... Ook verzorgde hij de montage van KHADAK, de vorige film van Brosens & Woodworth. In 2008 maakte Nico Leunen met AFTERDAY z’n eerste eigen (kort)film.
P8
De acteurs Brosens & Woodworth: “We casten liefst acteurs die dicht aanleunen bij het fysieke beeld dat wij van hun personage hebben.”
Jasmin Tabatabai (Grace) Jasmin Tabatabai is een Iraanse actrice en muzikante die in Berlijn woont. “De zoektocht naar een actrice duurde meer dan een jaar. We zochten een vrouw die complexiteit uitstraalde in haar gelaat en gravitas in haar ziel. Dat had Jasmin. Haar seksuele ambiguïteit en Iraanse achtergrond passen mooi bij haar personage. Bovendien paste ze uitstekend naast Olivier Gourmet (Max); als koppel ogen ze heel geloofwaardig. Sommige mensen zien zelfs een fysieke gelijkenis tussen Grace en Saturnina. Dat is mooi, omdat beide personages op het einde van de film met elkaar verstrengeld raken.” Zie ook www.jasmin-tabatabai.com.
P9
Magaly Solier (Saturnina) De carrière van Magaly Solier zit in een stroomversnelling. Ze komt uit een klein dorpje in de Andes, waar ze door regisseur Claudia Llosa werd opgepikt voor de film MADEINUSA. De volgende film van Claudia Llosa’s LA TETA ASUSTADA (THE MILK OF SORROW), opnieuw met Solier in de hoofdrol, won de Gouden Beer op het Festival van Berlijn 2009. Ook Brosens & Woodworth noemen haar een fantastische actrice. “De moeilijkste scène van de film draaiden we op 5.000 meter bij zonsondergang en -6 °C. Het was een heel complexe opname; we moesten steeds opnieuw proberen tot we één goede take hadden. Al die tijd stond Magaly daar zonder verpinken in haar korte mouwtjes.” Magaly Solier is ook zangeres; in 2009 bracht ze haar eerste cd uit. Zie ook www.myspace.com/magalysolier.
Olivier Gourmet (Max) Olivier Gourmet is één van meest gerespecteerde Belgische acteurs, die bekendheid verwierf dankzij de films van de gebroeders Dardenne: LA PROMESSE, ROSETTA en vooral LE FILS, waarvoor hij in 2002 in Cannes de prijs kreeg van Beste Acteur. Nadat Brosens & Woodworth hem aan het werk zagen in LA PETITE CHARTREUSE (van Jean-Pierre Denis) waren ze ervan overtuigd dat niemand beter in staat was om gestalte te geven aan het complexe personage Max. “Hij is zo’n acteur die gewoon voor de camera kan staan, zonder veel te doen, maar toch heel overtuigend overkomt. Hij heeft zo’n emotionele eerlijkheid.” Het gevolg van deze uiteenlopende groep acteurs is een bonte mix van talen in ALTIPLANO: Frans, Engels, Nederlands, Spaans, Farsi (Perzisch), Arabisch en Quechua, de taal van de dorpelingen. “Zo is de wereld vandaag nu eenmaal. Die mix was geen streefdoel, maar we hadden er ook geen probleem mee.” De acteur die de enige zin in het Vlaams moet uitspreken was geen Belg maar een Duitser. “Hij moest één zin in ‘t Nederlands zeggen – ‘Hoe is ‘t?’ – maar het lukte hem niet. Alle Belgen stonden rond hem: ‘Nee, dat klinkt niet Vlaams genoeg. Doe het nog een keer…’.”
P 10
Productie Een grondige voorbereiding De verhalen die Brosens & Woodworth vertellen, komen niet uit de lucht gevallen. Ze zijn gebaseerd op bestaande situaties en gevoelens. ALTIPLANO wil een authentiek document zijn. De film wil het leven in de Andes niet tonen door westers gekleurde ogen. Daarom wordt veel belang gehecht aan het correct schetsen en respecteren van de lokale tradities. De regisseurs proberen gedurende een lange tijd ter plaatse te verblijven om de cultuur van een land grondig op te slorpen en de mensen te leren kennen. “We luisteren naar hun verhalen, bestuderen hun geloof en leren hun taal. Enkel wanneer je hebt bewezen dat je bedoelingen oprecht zijn, zijn mensen bereid om het ruwe materiaal te leveren voor onze verhalen.Wij geloven in een heel grondige voorbereiding. Het eerste wat we doen wanneer we ter plaatse aankomen, is alle boekhandels bezoeken en alles kopen wat we kunnen vinden: boeken, dvd’s met locale producties, soaps,... Zo ontdek je ontzettend veel informatie.” Veel inspiratie werd geput uit een project van de universiteit van Lima. Die deelden jaren geleden camera’s uit aan bergbewoners met de vraag om zichzelf op foto te portretteren, om een idee te krijgen van hun zelfbeeld. Op basis van duizenden archieffoto’s konden de filmmakers controleren of de details in ALTIPLANO (kledij e.d.) waarheidsgetrouw waren. De filmmakers stellen dat ALTIPLANO niet gedraaid werd IN Peru maar MET Peru: het resultaat van een lange zoektocht naar de ziel van een land en zijn bewoners. “De betrokkenheid van de indianen in de Andes was groot. We namen de tijd om een relatie met hen op te bouwen. Dat doe je door eerlijk te zijn en te zeggen waar je voor staat. We schreven alle scènes in overleg met de acteurs.” Toch verliep de samenwerking niet altijd vlekkeloos. Op een bepaald moment keerden de dorpelingen zich tegen de filmcrew vanwege financiële meningsverschillen. Nochtans streefden Brosens en Woodworth altijd naar een eerlijke samenwerking. “We schakelden zoveel mogelijk Peruanen in bij het werk aan onze film. We zijn altijd heel oplettend dat de lokale bevolking correct wordt behandeld. We wilden ook iets teruggeven aan het dorp, in ruil voor het verstoren van
P 12
hun dagelijkse leven.” Daarom organiseerden Brosens en Woodworth opleidingen voor lokale medewerkers, gaven ze een dotatie aan de kerkgemeenschap en schonken ze al hun kostuums en attributen aan het dorp. Bij hun vorige film KHADAK gingen de regisseurs op een gelijkaardige manier te werk. Ze leefden en werkten in Mongolië en probeerden door te dringen tot de ziel van hun materie. “De première in Ulaanbaatar was beangstigend: de rij voor ons was gevuld met 25 belangrijke sjamanen uit het land. Dan ben je doodsbang om door de mand te vallen.” Maar de sjamanen waren vol lof over KHADAK. Plechtig bedankten ze de filmmakers voor hun waarachtige visie op sjamanisme en hun accuraat en integer portret. Inmiddels maakt de film deel uit van het leerplan voor sjamanen in Mongolië. “Het bewijs dat we ons werk goed gedaan hebben.”
De opnames Hoewel Brosens en Woodworth niet bewust op zoek gaan naar extreme werkomstandigheden (“We zoeken enkel de juiste context om ons verhaal te vertellen.”), zorgden de grote hoogte, het barre klimaat en de primitieve infrastructuur tijdens de opnames wel eens voor moeilijkheden. Een kleine schets… * De opnames gebeurden van juni tot september 2008, tot op 5.000 meter hoogte in de Colca Vallei in Zuid-Peru. Vanwege de grote hoogte was er voortdurend medisch personeel aanwezig op de set en er stonden altijd zuurstoftanks klaar. Crewleden moesten veel vocht innemen vanwege het uitdrogingsgevaar. “Het hotel lag op 3.800 meter hoogte en de sets lagen nog hoger. We werkten 6 dagen per week, 15 uur per dag. Dagelijks hadden we 3 à 4 gevallen van hoogteziekte. ’s Nachts zakte de temperatuur tot -15 °C. De enige verwarming in het hotel waren elektrische kacheltjes die meer licht dan warmte gaven. Warm water was er nauwelijks. ’s Avonds kroop iedereen vroeg in bed om de kou te ontvluchten en bij het ontwaken lag er sneeuw.” * “Een van de mooiste locaties in de film is de oranje brug over de kloof, een imitatie van de Golden Gate Bridge, midden in de bergen. Het gebeurt wel vaker dat overheidsgeld door locale bestuurders in nutteloze prestigeprojecten wordt geïnvesteerd. Er leidt nauwelijks een weg naar die brug. Na uren rijden vanuit het hotel werden we er weggejaagd door een oud vrouwtje. Volgens de crewleden had ze een geweer in haar handen. Ze verbood ons te filmen; de grond onder de brug was van haar dus wou ze betaald worden. Later bleek het te gaan om € 25, maar het incident deed ons een hele dag verliezen.”
P 14
* “In het dorp waren er twee priesters. Eén van hen zette op een zondag van op de preekstoel het hele dorp tegen ons op. Hij was niet op de hoogte van onze afspraken en hij was boos omdat hij geen rol kreeg in de film. Uit jaloezie verzon hij allerlei verhalen over corruptie en bedrog.” * De eerste scène die werd gedraaid was het (verbijsterend mooie) beeld met de bloemblaadjes wanneer Saturnina’s moeder de sjamaan bezoekt. Daarvoor werd een ‘bloemencasting’ gedaan: de meest passende bloem moest worden gekozen. Maar die bloemen groeien buiten het seizoen niet in de bergen. Daarom moesten ze massaal met een vrachtwagen vanuit de stad worden aangevoerd.
De locaties Het Peruaanse bergdorp waar Saturnina woont, wordt in de film Turubamba genoemd. De opnames vonden plaats in een dorp dat in werkelijkheid Sibayo heet. Hoewel Brosens en Woodworth niet veeleisend waren qua locatie – ze hadden alleen een dorpje met een kerk en een pleintje nodig – was het toch niet eenvoudig om een geschikte plek te vinden: “Ex-president Fujimori heeft de hele Andes vol beton gegoten; er is haast geen pleintje meer over. Ook in Sibayo lag er beton op het dorpsplein. Maar naast de kerk was er een grasveldje gespaard gebleven. Daar bouwde het art department enkele gevels omheen. Er stond een internetcafé vol schotelantennes, dus daar zetten we noodgedwongen een huisje met een verdiep voor. Dat kon absoluut niét volgens de dorpelingen. Daar is heel wat over gepalaverd.” De Altiplano strekt zich uit over Bolivia, Colombia en Peru. Met haar ligging in de Andes op meer dan 3000 meter boven de zeespiegel, is het de tweede hoogste hoogvlakte ter wereld – na het Tibetaans plateau. Een adembenemend filmdecor… Niet alleen in Peru, maar ook in België vonden de regisseurs een bijzondere en weinig bekende locatie: de prachtige cisterciënzerabdij in Aulne bij Charleroi. “We vonden in de abdij van Aulne een mooi contrast: de dode kerkruïnes tegenover de levende kerkgemeenschap in Peru.” www.valdesambre-thudinie.be www.promperu.gob.pe
P 15
Sterke personages Brosens & Woodworth houden van sterke personages, maar niet ‘sterk’ op de gebruikelijke Hollywood-manier: “De psychologische ontwikkeling van onze personages blijft grotendeels onzichtbaar en de dialogen blijven tot een minimum beperkt.” Hun personages dwingen het publiek om vragen te stellen en op zoek te gaan naar antwoorden. Een heleboel informatie over de hoofdpersonages mag de kijker zelf invullen, op basis van verwondering en verbeelding. En de personages in ALTIPLANO doen iets wat ze in Hollywood zelden doen: sommige van hen sterven in de loop van het verhaal.
Saturnina & Ignacio Saturnina is de belichaming van de Andes-bewoners, een tragische heldin. Zij is een diepgelovig meisje en de beschermster van het Mariabeeld. Het verhaal toont heel wat gelijkenissen tussen Saturnina en de madonna. Ignacio draagt de maagdelijke Saturnina op zijn armen, zoals hij ook de madonna droeg tijdens de processie. Doorheen de film ontwikkelt Saturnina zich van een speels, kinderlijk en plagerig meisje tot een opstandige, zelfbewuste vrouw die bereid is om haar leven te geven voor haar rechten en die van haar dorpsgenoten. Saturnina dankt haar naam aan… een barmeid die Brosens & Woodworth ontmoetten in een Peruaans café. “We hielden van de klank van die naam. Saturnina is een Franse heilige en martelares. Dat past bij ons personage. En de link met de planeet Saturnus past bij het Engelse woord voor kwik: mercury.”
Max & Grace Min of meer parallel met de geschiedenis van Saturnina en Ignacio verloopt het verhaal van Max en Grace, een Belgische oogarts die voor vrijwilligerswerk naar Peru komt en zijn Iraanse partner, een fotografe die na een traumatische gebeurtenis haar geloof in de fotografie is verloren.
P 17
Max werkt als oogarts in een dispensarium, gespecialiseerd in cataract. De werkdruk is enorm. “In de Andes zorgen de hoogte, het stof en het karige dieet voor een groot aantal oogziekten. De dokters zijn vaak vrijwilligers, Europese oogartsen die enkele maanden per jaar aan medische hulpverlening komen doen. We ontmoetten een Belgische oogarts, die model stond voor het personage Max.” Zijn partner Grace staat op een keerpunt in haar leven. “De verandering die Grace ondergaat, is de essentie van dit verhaal. (De film zou aanvankelijk FRAGMENTS OF GRACE heten.) Ons personage moest een vrouw zijn met een eigen blik op de wereld. Een oorlogsfotografe dus. Zoals veel fotografen lijdt Grace aan een post traumatic war syndrome.” Ze heeft de fotografie afgezworen (“een foto kon nog nooit een oorlog doen ophouden”), hoewel Max haar stimuleert om het geloof in haar beroep en roeping niet op te geven. “We namen ook een (niet gebruikte) scène op waarin Grace, op het einde van het verhaal, weer naar haar camera grijpt en gaat fotograferen. Eigenlijk hebben we zelfs ‘haar foto’s’ in ons bezit. Onze setfotograaf Carl De Keyzer heeft een thematische reeks foto’s gemaakt vanuit het oogpunt van Grace. Dat waren de foto’s die zij geschoten zou hebben als ze weer ging fotograferen.”
Grace & Saturnina Wanneer Grace in Turubamba aankomt, vervuld van een groot verdriet, groeien de twee vrouwelijke hoofdpersonages van de film onvermijdelijk naar elkaar toe. Getroffen door eenzelfde pijn lijken ze met elkaar te versmelten. De restaurateur van het beeld verwoordt de parallellen tussen beide personages: “een vrouw, gebroken door smart om een verloren geliefde, en verstikt door woede...” Dat kan zowel over Grace als over Saturnina gaan. Als Grace de laatste beelden van Saturnina op de videocamera bekijkt, is het alsof ze de geest van Saturnina ontmoet. In een moment van bevrijding stort ze zich in de rivier, die de beelden van de doden met zich meedraagt, alsook het bruidskleed van de dode bruid. Over de dood heen versmelten beide vrouwen met elkaar. Het is Grace (een moslimvrouw) die uiteindelijk het beeld van de madonna (Saturnina?) de berg opdraagt. Een krachtig statement. Brosens & Woodworth: “De structuur van ALTIPLANO wordt bepaald door de evolutie van de twee vrouwelijke hoofdpersonages. Grace en Saturnina verschilllen van elkaar op haast alle vlakken: afkomst, sociaal-culturele achtergrond, geloof (de ene een moslimvrouw die haar geloof afzweert, de ander een diepgelovige christen),... De verschillen zijn zo groot dat meer dan een oppervlakkig contact tussen beiden haast onmogelijk lijkt. Maar door de ingrijpende gebeurtenissen in hun leven ontstaat er een nabijheid die heel ingrijpend is.”
P 18
Inhoudelijke thema’s Brosens en Woodworth laten zich in hun films leiden door de werkelijkheid. Ook ALTIPLANO is gebaseerd op een realistisch gegeven, namelijk de conflicten tussen industriële grootmachten en de indiaanse bevolking in de Andes (waaraan de reguliere media weinig aandacht besteden). ALTIPLANO is geen rechtlijnige aanklacht; de film toont verschillende visies, tradities en denkpatronen. Via dit conflict komen verschillende thema’s aan bod.
Vooruitgangsoptimisme versus terughoudendheid De komst van grootschalige industrieën in Peru zorgt voor heftige controverses onder de inwoners. In ALTIPLANO blijkt dat niet alle Peruanen dezelfde visie hebben op de mijnbouw. We horen twee dorpelingen (verkleed als ‘zon’ en ‘maan’ uit de processie) discussiëren over de situatie. De ene omschrijft het kwik als ‘vloeibaar zilver’ en gelooft dat alles wat uit de mijnen komt, kostbaar en waardevol is. Voor hem staat de komst van de industrie gelijk aan vooruitgang. De ander is eerder terughoudend en wantrouwig. Hij zegt vol afschuw: “Waar er mijnen zijn, leeft de duivel.” Hij heeft gisteren wel 47 passerende vrachtwagens geteld… De goudmijnen hebben het leven en het ritme in het dorp grondig veranderd. Tijdens de openingsscène wordt al duidelijk welke tweedeling de hele film zal tekenen: Je kan de processie zien als ‘de traditie’ en het kwik als ‘de vernieuwing’. Het is het kwik dat de madonna ten valt brengt; de vernieuwing is de ondergang van de traditionele cultuur. Brosens & Woodworth: “Dat vooruitgangsoptimisme is veeleer een gevolg van je opvoeding en je positie in de lokale machtstructuur. Maar doorgaans leidt de komst van de mijnindustrie tot grote onvrede bij de plaatselijke bevolking. Het afgelopen jaar trok president Alan Garcia het land rond om te onderhandelen in bijna 200 conflicten – gijzelingen, rellen, enz. – die in Peru aan de gang waren. Maar de meeste schandalen blijven netjes toegedekt.” De exploitatie van de mijnen is veelal in handen van buitenlandse bedrijven; vele ingenieurs zijn buitenlanders. In de film ontmoeten we vluchtig een Belg die als chauffeur werkt voor het mijnbouwbedrijf. “Zo’n chauffeur voert slechts zijn taak uit. Maar de indianen maken geen onderscheid; ze zien één grote
P 20
blanke samenzwering waarbij de multinationals de plaats hebben ingenomen van de conquistadores.” Ook Max is voor hen zo’n ‘duivelse westerling’. Hoewel hij naar Peru is gekomen om nuttig werk te verrichten in een dispensarium, keren de indianen zich ook tegen hem. Max is verbaasd… Max: “Waarom zouden ze ons niet vertrouwen?” Dokteres: “Jij moet je geschiedenis beter leren, Max.” Die tegenstelling tussen wantrouwen en vertrouwen zie je wel vaker in de film. Saturnina hoopt dat haar moeder in de kliniek door westerse dokters genezen zal worden. Haar broer Nilo heeft geen greintje vertrouwen in de blanke artsen (“Wat hebben zij ooit voor ons gedaan?”). Meer achtergrondinformatie over die spanningen vind je in de tekst ‘Mijnbouw in Latijns-Amerika’. Pishtaco’s Tot twee maal toe worden de westerlingen door een boze menigte uitgescholden voor ‘pishtaco’s’. Brosens & Woodworth: “Pishtaco’s maken deel uit van de Peruaanse verhalencultuur. Het zijn zogenaamde boemannen die ronddwalen in de bergen; buitenlanders, verkleed als priester of dokter. Zij vermoorden mensen omwille van het menselijk vet. Indianenvet is naar verluidt het beste en meest gegeerde ter wereld. Pishtaco’s bevoorraden de illegale menselijke vetindustrie. ‘Tegenwoordig zie je weinig pishtaco’s in de streek, maar bij een vriend van een neef van mij…’ De indianen geloven zulke wijdverspreide stadslegendes (o.a. over ogenstelers die de ogen van kinderen verkopen aan de medische industrie) en gebruiken ze om een onverwacht sterfgeval te verklaren.” Water Water speelt in ALTIPLANO een belangrijke, maar ook dubbelzinnige rol. Ignacio offert heilig water; water is een sacraal element en in de droge Andes een kostbaar goed. Overal in de Andes zie je sporen van irrigatie. Het hele gebergte is ondergraven door een netwerk van tunnels. De hoeveelheid watertransport is er enorm. Zoals de bewoners van de Andes zeggen: ‘Water in het landschap is zoals bloed in de aderen van de mens.’ Maar het water is ook drager van het vergif en daarmee van de dood. Dat wordt duidelijk via het filmbeeld van een bus kwik in een irrigatiekanaal. De gevolgen van kwikverontreiniging in het water zijn niet te overzien. In de film draagt het water nog veel meer met zich mee: de geesten van de doden (de foto’s van de overledenen drijven op de rivier, het bruidskleed,...), de pijn van Grace (ze legt een steen in het water die haar droefenis meedraagt), enz.
P 21
Geloof en traditie Brosens & Woodworth hebben veel aandacht voor de gewoonten, het geloof en de tradities die het leven van de bevolking in grote mate bepalen. Uit ALTIPLANO spreekt een groot respect voor de religieuze tradities in de Andes. Dat blijkt al uit de openingsscène, de processie met het Mariabeeld. Daaruit spreekt een erg krachtige devotie: het hele dorp is betrokken bij de gebeurtenis en het verdriet vanwege de ‘gevallen madonna’ is overweldigend. Hun grote emoties worden begrijpelijk als we weten dat Andesvolkeren geloven in een pantheïsme, een goddelijke kracht die alles doordringt en overal in de schepping aanwezig is: in het omringende landschap, in het leven van de mensen, in het voedsel… en zeker ook in het Mariabeeld. Zoals de restaurateur van het beeld aanhaalt: “Pas wanneer de madonna hersteld is, zal er weer hoop zijn voor het dorp.” Hun ‘cosmovision’ gaat terug tot 3 000 voor Chr. en is gebaseerd op het geloof/inzicht: “alles hangt met alles samen”, en “wat er met de aarde gebeurt, gebeurt spoedig ook met de kinderen van de aarde”. In de Andesvisie heeft alles een ziel – ook de stenen en de bergen. Alles zijn “huacas” of heilige plekken. Het ‘leven’ is niet alleen het privilege van de mens. Centraal in die natuurgodsdienst staat Pachamama, Moeder Aarde, als bron van alle leven. Eeuwen geleden veroverden de Spanjaarden Peru en drongen ze het christendom onder dwang op aan de bevolking. Daaruit is uiteindelijk een vermenging ontstaan van dit traditionele volksgeloof en de christelijke godsdienst. Zoiets heet ‘syncretisme’. Tijdens de openingsscène zien we hoe in dezelfde processie naast de zon en de maan (belangrijke symbolen uit de precolumbiaanse godsdienst) ook een Mariabeeld wordt meegedragen. Die Mariafiguur staat in de hele film centraal en is uiteraard een verwijzing naar de kerstening. Maar dat is niet het hele verhaal. In die figuur wordt het heel duidelijk hoe er werkelijk een verregaande vermenging heeft plaatsgehad tussen Andesgeloof en christelijk geloof. In feite staat de madonna voor de indianen gelijk aan Pachamama. Als de Andesvolkeren bijvoorbeeld regen en vruchtbaarheid willen afsmeken, richten ze zich steevast tot Pachamama, Moeder Aarde. Concreet houden ze daarvoor een processie met Mariabeeld. Die Maria staat hier eigenlijk voor Pachamama.
P 22
Voor ons Europeanen is dit syncretisme vaak moeilijk te vatten. De indianen hebben daar niet de minste moeite mee. Zo lopen de pantheïstische iconen ‘zon’ en ‘maan’ mee in de Mariaprocessie. Een erg mooi picturaal voorbeeld van syncretisme is het schilderij ‘Het Laatste Avondmaal’ in de kathedraal van Cusco, waar op tafel een Guinees biggetje (een lokale lekkernij) staat afgebeeld. “Die processie zorgde voor problemen. De scène waarin het beeld van de madonna aan scherven valt, is in de realiteit ondenkbaar. Voor de film lieten we een beeld maken met een neutraal, anoniem uiterlijk, zodat geen enkel dorp zich aangesproken zou voelen door een eventuele gelijkenis. Want dat zou vreselijk veel ongeluk en ellende aantrekken.” Ook de scène waarin Saturnina moet kiezen uit twee maïskolven die Ignacio haar aanbiedt, is gebaserd op een oud ritueel. Ze kan kiezen tussen een witte en een paarse. Dat is een geritualiseerde manier om hem (en de rest van het dorp) te vertellen dat ze nog maagd is. Maagdelijkheid is in deze cultuur zeker geen voorwaarde voor een huwelijk, maar het is een fijn gebaar dat haar liefde en toewijding onderstreept. Peruanen hebben niet de gewoonte om de tradities uit het verleden te koesteren of te onderhouden. “Tradities verdwijnen snel. De maskers die worden gedragen in het bijzijn van de Heilige Maagd, de kledij, de rol van de zon en maan,… Het zijn rituelen uit een recent verleden, maar zelfs de indianen zijn ze bijna vergeten. Wij proberen bij te dragen tot het conserveren van dat pijlsnel verdwijnende erfgoed. Zo maken we in de begrafenisscène gebruik van hun werkelijke rituelen: het verbranden van kleren, de engelen en duivels die met teerlingen beslissen of de overledene naar de hemel of de hel gaat,… Zulke rituelen delen ze zelden met buitenstaanders. Maar we wilden van hen leren. Daarom spelen heel wat mensen ‘zichzelf’ in de film; de sjamaan in de film is bijvoorbeeld de echte sjamaan van het dorp.”
P 23
Theater ALTIPLANO lijkt erg beïnvloed door het theatrale: optochten, maskers, de zon en de maan die optreden als een koor uit het Griekse theater, de manier waarop de mensen bewegen, enz. “De Andes heeft een heel theatrale cultuur. Door die eeuwen van onderdrukking heeft er zich een visuele taal ontwikkeld vol dansen en rituelen. Dat is een vaak voorkomend proces: het ondraaglijke draaglijk maken door spot en humor is een vorm van zelfbehoud.” Op cruciale momenten in de film ontmoeten we gemaskerde figuren in verschillende gedaantes. Ook zij lijken uit het Griekse theater afkomstig. Ze slaan Ignacio gade bij zijn terugkeer van de gletsjer en verwelkomen Grace in het dorp. Ze blijven echter niet passief toekijken, maar dragen ook Saturnina’s lichaam de berg op. Misschien zijn ze verpersoonlijkingen van berggeesten. De regisseurs geven meer toelichting: “Elke gemeenschap heeft z’n ‘apu’, de beschermberg waar de berggeesten wonen, de geesten van de overledenen. Nog steeds trekken mensen naar de gletsjer – de woonplaats van de geesten – hoewel die door de opwarming van de aarde in een ijltempo wegsmelt. Daarom krijgen jaarlijks slechts enkelen de toestemming om ijs uit de gletsjer te kappen en mee naar het dorp te nemen. Bij die gevaarlijke tocht vallen er soms slachtoffers. Dat hoort zo; het is passend wanneer de berg jaarlijks een aantal levens neemt. ‘Moge de berggeesten u belonen,’ is een vaak gehoorde groet, die ook een oude man in de film uitspreekt.” Ignacio heeft weinig geluk tijdens zijn tocht naar het ‘heilig water’ van de gletsjer.
P 24
Ervaringscinema Peter Brosens: “Wij maken ervaringscinema, veeleer dan verhalencinema. Voor boodschappen moet je in het grootwarenhuis zijn.” De meeste (commerciële) films willen de toeschouwer vooral behagen. Duidelijke aanwijzingen en uitleg moeten ervoor zorgen dat de kijker het verhaal makkelijk kan volgen. Heldhaftige personages moeten sympathie opwekken en zorgen dat hij meeleeft. Snelle, flitsende beelden moeten ervoor zorgen dat zijn aandacht op geen enkel moment verslapt. Een duidelijk einde, vaak met een zekere morele boodschap, moet hem met een voldaan gevoel naar huis sturen. Niets van dat alles in ALTIPLANO. Het doel is immers niet dat de kijker geamuseerd wordt: “Mooie beelden draaien in de Andes is niet aan ons besteed. Het gaat ons om essentiële beelden, beelden die het onzichtbare zichtbaar maken, beelden die een uitnodiging zijn tot een potentieel overweldigende esthetische ervaring.” Citaten die de regisseurs inspireerden: Robert Bresson: “As far as I can I eliminate anything which may distract from the interior drama. For me, cinema is an exploration within. Within the mind, the camera can do anything.”
Een bijzondere beeldtaal Als je praat over een film, beperkt het gesprek zich vaak tot personages en gebeurtenissen – tot het verhaal dus. Maar voor de makers van ALTIPLANO, Peter Brosens en Jessica Woodworth, vormt dat verhaal slechts een vertrekpunt. Hun film maakt vooral indruk door de bijzondere manier waarop de plot gepresenteerd wordt. De regisseurs noemen het scenario “een platform waarop het eigenlijke universum van de film gebouwd wordt”. Als kijker merk je meteen dat ALTIPLANO een ongewone beeldtaal hanteert, maar het is moeilijk precies te omschrijven hoe ‘anders’ hun beelden dan wel functioneren. Misschien kun je je voorstellen hoe hetzelfde verhaal eruit zou zien in een klassieke Hollywoodfilm… Het ritme is bijvoorbeeld anders. De shots (ononderbroken stukjes film) duren aanzienlijk langer dan we gewend zijn. In plaats van korte beeldfragmenten aan elkaar te plakken, legt de camera vaak een langzaam traject af door de ruimte, bijvoorbeeld in een draaiende beweging. Jessica Woodworth: “De camera wordt bijna zelf een personage. De bewegingen creëren een spanning.” De kijker krijgt
P 26
daardoor rustig de tijd om de omgeving te verkennen en wordt niet van het ene standpunt naar het andere geslingerd. Zo wordt de tijd bijna voelbaar gemaakt en krijg je de kans om goed rond te kijken, om details op te merken of om nog even na te denken over de vorige scène. Tegen de hedendaagse filmtrend in, willen Brosens en Woodworth niet ‘snijden’ in hun scènes. Montage is voor hen: scènes na elkaar plaatsen; niet: scènes verknippen en door elkaar monteren. Een strakke en weloverwogen compositie dient als kader waartegen gebeurtenissen zich afspelen. Het ritme wordt niet bepaald door de montage, maar door de tijd en het levensritme van de geportretteerde cultuur. De film duurt bijna twee uur en bevat slechts 250 shots. Dat betekent dat een gemiddeld shot meer dan 26 seconden duurt. In een doorsnee Hollywoodfilm is dat slechts enkele seconden. Een wereld van verschil… “Het tijdsbegrip en de tijdsbeleving van de volkeren in de Andes is heel anders dan het onze. In onze perceptie is tijd een lange rechte lijn; voor hen is tijd een cyclisch gegeven. Wij consumeren de tijd, zij ondergaan de tijd. Daarin verschilt onze Westerse arrogantie van hun nederigheid.”
Tonen / suggereren Om een verhaal te vertellen, moet een filmmaker een selectie maken van enkele ‘momentopnames’ om een veel langer tijdsverloop te schetsen. Vaak moet er heel veel filmmateriaal weggeknipt worden. Net zoals schrijven schrappen is, is filmen knippen. De makers van ALTIPLANO hebben daarbij vaak onverwachte keuzes gemaakt. Ze besteden bijvoorbeeld een halve minuut van hun kostbare tijd aan in de wind ruisende boomkruinen, maar nemen bewust pas heel laat de tijd om de kijker uit te leggen waar de film precies over gaat. Daarmee maken ze het voor de toeschouwer niet altijd even makkelijk. Brosens: “In het originele script stond een verklarende scène waarin een vrachtwagen een lading kwik verliest. Maar we hielden ons aan het standpunt van de indianen: alles wat zij zien, zijn mooie blinkende plasjes kwik. Verder weten ze niet wat er aan de hand is. Er is wel een scène waarin we een bus kwik in het waterkanaal tonen. Ook over die scène hebben we lang getwijfeld of we ze al dan niet in de film zouden laten.” Het eerste deel van ALTIPLANO volgt twee vrij duidelijke narratieve lijnen die elkaar soms kruisen: de gebeurtenissen in Peru en in België. Het tweede gedeelte – nadat Grace in Turubamba gearriveerd is – draait vooral om een spel tussen het zichtbare en het onzichtbare. De film vertelt daar niet in de eerste
P 27
plaats een verhaal, maar is eerder een visueel gedicht, een droom of een visioen. Net zoals bij iconen of haiku’s, die het transcendente evoceren en het mysterie van het bestaan naar boven brengen. Onzichtbare begrippen (pijn, dood, verlossing,...) worden zichtbaar gemaakt door een spel van beelden. Daarmee sluit ALTIPLANO min of meer aan bij het magisch-realisme dat zo typisch is voor de Latijns-Amerikaanse cinema en literatuur, waarin denkbeelden, dromen en verbeelding ook werkelijk zichtbaar worden voor de mensen. (Het bekendste voorbeeld is het boek ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel García Márquez.) Geleidelijk aan leert de rationele fotografe Grace open te staan voor die spirituele werkelijkheid en op die manier groeit ze dichter naar Saturnina toe.
Muziek & geluid Niet alleen visueel, ook auditief roept ALTIPLANO contemplatie op. Al een jaar voor het draaien werd er samengewerkt met de sound designer aan verschillende aspecten van de klank. Die job is zo belangrijk dat er voor Michel Shöpping zelfs een nieuwe taakomschrijving werd uitgevonden: director of sound. Soms worden heel extreme keuzes gemaakt qua muziek, bijvoorbeeld de ijzingwekkende klaagzang bij het begin van de film of de grootse, bijna opera-achtige gezangen na Saturnina’s finale scène. Brosens & Woodworth: “Geluid en muziek dienen in onze benadering niet om de emoties te versterken (zoals dat in cinema meestal gebeurt). Integendeel, de soundtrack kan net andere emoties en percepties evoceren of suggereren dan diegene die al in het beeld en het verhaal aanwezig zijn. Het oor is immers veel creatiever dan het oog. Het oog neemt het uiterlijke waar; het oor het innerlijke.” Citaten die de regisseurs inspireerden: Ben Okri: “Now, now that all around us certainties are collapsing and there is no more faith, now more than ever we need the poets, the visionaries. More than ever we need their magic, their courage, their love and their fire. Precisely now in this splintered, broken time we need mystery and a sense of wonder. We must be reminded of primal fear. We must be humbled. We have to go down to the bottom, to the depth of our heart and start living like we’ve never lived before.”
P 29
Mysterie en magie
Een bezield landschap
Brosens & Woodworth: “We proberen magie toe te voegen aan de wereld. Auteur Ben Okri noemt de wereld vandaag onttoverd. In onze menselijke arrogantie denken we dat we alles weten, beheersen en begrijpen. Maar wij proberen met onze films het publiek op een zinvolle manier naar een andere geestestoestand te voeren.”
Vooral het landschap in ALTIPLANO is een bron van magie en mysterie. Dat is niet alleen een keuze van de filmmakers, maar ook een weerspiegeling van de wereldvisie van de Andesvolkeren. Voor hen zijn immers niet alleen de mensen, maar ook de dingen en het hele landschap bezield. “Het landschap in Peru is veel meer een bron van inspiratie dan het Belgische landschap. Het verschil is dat ‘ruimte’ voor de bewoners van de Hoge Andes veel meer een intrinsiek en betekenisvol onderdeel is van hun cultuur en hun levensvisie. Je kan niet anders dan je deze culturen voorstellen in een landschap dat heel levend is, maar tegelijk ook gedeeltelijk onzichtbaar, terwijl het westerse landschap vaak is gereduceerd in termen van ‘benutten van bruikbare ruimte’. Onze films willen een betekenisvolle relatie weergeven tussen tijd en ruimte, mens en natuur.” Denk aan Saturnina die in het weidse landschap uitschreeuwt of aan Ignacio’s tocht naar de gletsjer voor ‘heilig water’.
Het doel van ALTIPLANO is dus niet een verhaal vertellen van a tot z, wel een gevoel van verwondering opwekken. Veel beelden in de film hebben dan ook niet meteen een narratief belang – ze helpen het verhaal niet vooruit – maar nodigen uit tot een soort meditatie. Een mooi voorbeeld is het draaiende traject dat de camera aflegt rond een pilaar in de abdij waar Max ‘herdacht’ wordt. Door mysterie toe te voegen aan hun beelden, ondergraven Brosens en Woodworth op hun manier de standaardisering van het beeld. De kijker hoeft niet alles te begrijpen… Brosens & Woodworth: “Vaak wil het publiek een verklaring voor dingen die het al begrijpt. Onlangs was ik bij een schoolvertoning van KHADAK. Achteraf bestookten de leerlingen me met vragen: ‘Wat bedoelde je daarmee?’ Ik kaatste hun vragen terug: ‘Wat denk je zelf?’ Dan gaven ze me een verbazend correcte verklaring. Ze kenden het antwoord, maar toch wilden ze mijn bevestiging.” Brosens & Woodworth: “Toen iemand ons vroeg waarover we hoopten dat het publiek zou praten terwijl ze de bioscoopzaal verlaten, antwoordden we allebei meteen dat we vooral stilte wilden veroorzaken. Ons eerste doel is een innerlijke dialoog op gang brengen. ALTIPLANO bekijken zou een erg persoonlijke ervaring moeten zijn.” Citaten die de regisseurs inspireerden: Amedee Ayfre: “If everything is explained by understandable causal necessities or by objective determinism, then nothing is sacred.”
P 30
In ALTIPLANO wordt het landschap als metafoor gebruikt: de geografie weerspiegelt de maatschappelijke hiërarchie. Helemaal bovenaan op de berg zijn de mijnen (uitgebaat door blanke buitenlanders), halverwege ligt het hospitaal en onderaan woont het valleivolk. Peter Brosens: “We hebben nog zo’n scène waarin we vertrekken vanuit de hoogte en de camera helemaal naar beneden laten zakken, tot aan de voet van het altaar, waar Nilo zit. We schetsen hem helemaal onderaan de ladder, op z’n knieën schrobbend voor het altaar.” Wanneer Grace terugkeert naar de plaats waar haar man stierf, blijkt meteen hoe sterk de relatie is tussen plaatsen, mensen en gebeurtenissen. Tegen haar zus zegt ze dat ze alleen op die plek kan rouwen om haar man. Ze MOET teruggaan. Het Peruaanse landschap draagt als het ware haar herinneringen en zijn geest in zich. “Whoever wishes to remember must not stay in one place, waiting for the memories to come of their own accord! Memories are scattered all over the immense world, and it takes voyaging to find them and make them leave their refuge!” Milan Kundera – The Book of Laughter and Forgetting
P 31
Een boodschap? Hoewel ALTIPLANO heel wat informatie bevat over het leven in de Andes en de impact van de mijnbouw op de inwoners, wil de film geen documentaire zijn. Het doel is niet het publiek veel informatie te geven of een aanklacht te formuleren tegen de mijnbouwbedrijven. “Als je de feiten en cijfers wil kennen over de rampen die de mijnbouw in Zuid-Amerika veroorzaakt, vind je tonnen informatie op het internet.” ALTIPLANO is een speelfilm die vertrekt van een reële situatie en daar een eigen visie op geeft. Maar de film gaat niet over Peru of over mijnbouw, wel over fundamentele menselijkheid. Het concrete verhaal wordt overstegen door een universele ervaring, die iedere kijker persoonlijk kan beleven. De film toont twee botsende wereldbeelden – enerzijds het westerse vooruitgangsdenken, anderzijds het holistische denken van de Andesbewoners: de mens is inherent deel van het geheel van de schepping en kan zich daar niet boven stellen. Uiteindelijk blijkt hoe heel verschillende personen / culturen toch heel dicht bij elkaar kunnen komen via gedeelde, diepmenselijke ervaringen en emoties: dood, verlies, rouw en verzet. Grace beseft haar westerse rationalisme en vindt diepere zingeving in de Andes, in Saturnina. Brosens & Woodworth: “Wij verzetten ons tegen exotisme, dat focust op de verschillen tussen mensen en gestoeld is op clichés en vooroordelen. Exotisme is per definitie ‘de charme van het ongewone’ en het reduceren van de ene cultuur om door de andere cultuur geconsumeerd te worden. Wij geloven in een respectvolle dialoog tussen culturen, gekoppeld aan een introspectieve dialoog met ons eigen verleden.” Niet alleen emotioneel / spiritueel, maar ook heel concreet is de mensheid over de hele wereld verbonden. ALTIPLANO toont geen problemen die ver van ons bed liggen. Alles is immers verbonden in onze geglobaliseerde samenleving. Via onze consumptie spelen we bijvoorbeeld allemaal een rol in de metaalontginning in LatijnsAmerika. Ook via de moderne communicatiemedia en via reizen (twee thema’s die hier ook aan bod komen) zijn we één wereldgemeenschap geworden.
P 32
P 33
Het Belang van het Beeld In ALTIPLANO speelt beeldproductie een cruciale rol: wat dragen beelden met zich mee en wat kunnen ze betekenen? Er is niet alleen de gruwelijke oorlogsfoto van Grace, maar ook de videoboodschappen van haar echtgenoot Max, de portretten van de overleden dorpsgenoten in de Andes en de opname van Saturnina’s ultieme daad van protest.
Ook de emotionele waarde van foto’s van overledenen blijkt sterk in ALTIPLANO. Misschien heb je het zelf al ervaren bij de foto van een dierbaar iemand die overleed: portretten dragen als het ware de geest van de geportretteerde in zich. De betogers in de Andes houden de foto’s van de slachtoffers stevig in hun vuisten geklemd. Wanneer de foto van Ignacio door een boze soldaat in de ravijn wordt gegooid, snijdt Saturnina’s pijn heel diep. Het is alsof Ignacio, via zijn foto, opnieuw vermoord wordt. In ALTIPLANO komt een grote variatie aan beeldvormen aan bod: videoboodschappen, foto’s, droombeelden of visioenen, herinneringen in zwart-wit, enz.
Al vroeg in de film komt expliciet een fundamentele vraag in verband met oorlogsfotografie aan bod. Grace heeft haar geloof in de impact van fotografie volledig verloren: “Een foto heeft nog nooit een einde gemaakt aan een oorlog.” Haar echtgenoot Max heeft daar zijn eigen mening over: “Onafhankelijke fotografen zijn onze enige hoop in de strijd tegen de standaardisering van het beeld.” Maar Grace heeft met eigen ogen gezien hoe haar fotocamera misbruikt werd als moordwapen: Omar sterft eigenlijk omdat er een camera op hem gericht is. Ze stelt zich essentiële vragen over de maatschappelijke impact van het beeld. Heel fundamenteel is de uitspraak van Saturnina: “Zonder beeld is er geen verhaal.” Daarom filmt ze haar verzetsdaad. En inderdaad: pas door het zien van deze beelden vindt Grace verlossing. Maar die ene zin heeft een nog veel bredere, politieke reikwijdte. Saturnina vat daarmee samen hoe onze internationale media werken: waar geen tvcamera’s staan, die werkelijkheid bestaat in onze ogen niet. De wereld van vandaag is een wereld van beeldcommunicatie. Het is geen toeval dat Grace als fotografe in Irak werkt. “Dat is de meest zichtbare oorlog ter wereld en daarom wezenlijk verschillend van de onzichtbare oorlogen die in Zuid-Amerika worden uitgevochten.” Een afgrijselijke illustratie daarvan is het bloedige treffen dat in juni 2009 plaatsvond in Bagua, in het noordelijke Amazonegebied van Peru. De ordediensten openden er het vuur op tientallen indianen die actie voerden omdat ze geen exploitatie meer wilden van hun natuurlijke rijkdommen. En wat blijkt: we zouden daar in België niets van gehoord hebben, indien er geen beelden waren. Maar er waren enkele mensen van de vrijwilligersorganisatie Catapa ter plaatse. Zij konden foto’s nemen van de repressie en stuurden die de wereld in. Daarop zond onze toenmalige minister van Buitenlandse Zaken De Gucht een vermanende boodschap naar de Peruaanse regering. Onder internationale druk heeft de Peruaanse president de decreten toen laten herzien. Het Beeld heeft dus wel degelijk macht. De openingszin van Grace in de film – “Een foto heeft nog nooit een einde gemaakt aan een oorlog.” – moet gerelativeerd worden.
P 34
P 35
Het leven van de film
ons werk nog te rechtvaardigen is. Wij maken geen films voor onszelf; wij willen dat ons werk gezien wordt. En liefst door zoveel mogelijk mensen. Eigenlijk hebben we een geavanceerde technologie nodig die ons toelaat een publiek te bereiken zonder de bemiddeling van al die tussenpersonen.”
Positie in de filmindustrie Films draaien is een dure bezigheid; je hebt er veel mensen en materiaal voor nodig. Als een regisseur een idee heeft voor een nieuwe film, moet hij zijn plannen zo gedetailleerd mogelijk op papier zetten om potentiële investeerders (overheden of bedrijven) te overtuigen van de kwaliteit en slaagkansen van het project. Meestal bevat het dossier ook al een uitgewerkt scenario. Voor ALTIPLANO was dat echter niet zo eenvoudig. “De investeerders willen een verhaal. De financieringsprocedure staat of valt bij het verhaal. Maar cinema is zoveel meer dan een verhaal! Hoe kunnen we nu spreken over het geluid dat we willen, over de beoogde stiltes… voor zo’n dingen is gewoon geen plaats in een scenario. En onze sequentieshots van vier minuten worden op papier gereduceerd tot één zinnetje. Alles staat bij ons op papier, maar het scenario is pas af als de film af is.” Zonder een gedetailleerd script is het bijna onmogelijk om investeerders te overtuigen: “De markt is conservatief en verzet zich agressief tegen elk soort cinema dat afwijkt van de beproefde methodes.”
De film tot in de zalen Eens een film gedraaid, gemonteerd en afgewerkt is, moet hij nog zijn weg vinden tot bij het publiek. Een distributeur koopt de vertoningsrechten voor een film binnen een bepaald grondgebied. Maar voor films die afwijken van de doorsnee verwachtingen, is het niet makkelijk om een distributeur te vinden. Die willen vaak geen risicovolle investeringen doen. De ontvangst op internationale filmfestivals bepaalt mee hoe groot de interesse is voor een bepaalde film bij distributeurs. Voor Peter Brosens en Jessica Woodworth was de ontvangst van ALTIPLANO in Cannes een ontgoocheling: “Cannes heeft veel verknoeid. We hebben het erg moeilijk met de reacties van de Franse critici. Ze omschreven ALTIPLANO als een ‘arrogante eurocentrische fantasie’. Dat is precies wat we niet willen zijn.” “Hoewel wij onze films draaien in extreme omstandigheden (de koude in Mongolië, de hoogte in Peru,...) en met heel veel inspanningen, blijft de distributie voor ons het moeilijkste onderdeel van het hele proces.” En dat is bijzonder frustrerend: “Als onze films niet vertoond worden, moeten we ons afvragen of
P 36
P 37
Achtergrond – Mijnbouw in Latijns-Amerika Een zilveren horloge. De gouden trouwringen van ma en pa. Coltan als geleider in je laptop, koper in de magnetronoven en ijzer in fietsen. Tweeënveertig soorten mineralen in je telefoon. Hoewel we er niet bij stilstaan, zijn metalen alomtegenwoordig in ons dagelijkse leven. Waar deze metalen vandaan komen en in welke omstandigheden ze uit de grond gehaald worden, daar liggen we niet van wakker. Bij mijnbouw denken we aan de generatie van onze grootouders, aan steenkool en pikhouwelen, ondergrondse tunnels, historische sites in Limburg en Luik. Mijnbouw is vandaag aan een wereldwijde heropleving toe, vooral in het Zuiden – de “ontwikkelingslanden”. We hebben het dan niet langer over pikhouwelen en schachten, maar over grootschalige dagbouw (open pit mining): gigantische kraters in openlucht waarin met toxische stoffen mineralen worden onttrokken aan de aarde, om vervolgens verwerkt te worden met technologisch geavanceerde installaties en vervoerd in zware vrachtwagens. Er vallen heel wat vragen te stellen bij de gevolgen van dit soort mijnbouw voor de plaatselijke bevolking. Verbeteren de levensomstandigheden van de mensen in de omgeving van de mijnen? Kiezen dorpen en gemeenschappen in het Zuiden zelf voor die mijnbouw in hun streek? Draagt mijnbouw bij tot de werkgelegenheid en de algemene welvaart? En hoe zit het met het milieu? In Latijns-Amerika is de impact van mijnbouw anno 2009 sterk voelbaar. Van Mexico over Centraal-Amerika tot de Altiplano van de Andeslanden gaan mijnbouwbedrijven er op zoek naar alles wat blinkt.
In het Noorden zijn er zo goed als geen actieve mijnen meer; ze sloten de voorbije decennia de deuren omdat ze niet meer rendabel waren. “Ongerepte” landen, waar nog grote hoeveelheden bodemrijkdommen voor het grijpen liggen, maar vooral waar het investeringsklimaat interessant is, kwamen in het vizier van de moderne goudzoekers. Investeringen in ontwikkelingslanden zijn vooral gunstig omwille van de beperkte reglementering inzake werkomstandigheden en milieu. Bovendien zien regeringen in het Zuiden buitenlandse investeringen graag komen: ze brengen geld in de staatskas en krikken de positie van het land op de internationale markten wat op. Je kan mijnbouw nog in een ander opzicht “grensoverschrijdend” noemen: hedendaagse grootschalige mijnbouw speelt risicovolle spelletjes met de ecologische grenzen van onze aarde. Grondstoffen (fossiele brandstoffen, metalen, mineralen) worden alsmaar schaarser. Maar des te kleiner het aanbod en groter de vraag, des te hoger de winsten, luidt een belangrijke wet van de vrije markt. Ofwel: schaarste betekent cash. Zo verdrievoudigde tussen 1999 en 2006 de gemiddelde grondstoffenprijs van metalen. De mijnbouwsector weet maar al te goed dat het vandaag hét moment is om de resterende voorraden metalen te ontginnen. Mijnbouw is big business: de nettowinsten van de mijnbouwindustrie groeiden exponentieel van 5 miljard $ (2002) naar 45 miljard $ (2006). Vandaag horen we in het nieuws dat de goudprijs nooit eerder in de geschiedenis zo hoog stond. Kortom, de wetten van vraag en aanbod zijn cruciaal in dit verhaal. De mensheid blijft metalen nodig hebben om het huidige overheersende welvaartsmodel in stand te houden. Vanuit het standpunt van bedrijven en aandeelhouders is mijnbouw een veilige en zekere belegging, zélfs in tijden van economische crisis. Want terwijl grondstoffen schaarser worden, blijft wereldwijd de bevolking toenemen en dus ook de vraag naar energie en grondstoffen stijgen.
Een grensoverschrijdende sector Een Canadees bedrijf in Guatemala, een onderneming uit de VS in Peru,… De metalen die we vandaag in het “rijke Noorden” gebruiken, worden voor het overgrote deel in Azië, Afrika en Latijns-Amerika ontgonnen. Nooit eerder in de geschiedenis was het voor bedrijven zo makkelijk om zich te vestigen waar ze maar willen. Mijnbouw is een grensoverschrijdende sector, een typisch voorbeeld van de neoliberale globalisering. Om te begrijpen waarom mijnbouwbedrijven precies kiezen voor landen in het Zuiden, is dan ook een beetje economische context nodig.
P 38
P 39
De grondstoffenvloek Als de huidige wereldmarkt de mijnbouw voor bedrijven vandaag zo interessant maakt, hoe zat het dan vroeger? In verschillende regio’s van LatijnsAmerika is mijnbouw immers niets nieuws. De Inca’s dolven al goud uit de Andes, dat ze tot sieraden smolten ter ere van hun goden; bepaalde streken in de Andes kennen een lange traditie van artisanale en coöperatieve mijnbouw. Een historisch keerpunt was de verovering van Amerika. Toen in de 16de eeuw de Europese kolonisten het overvloedige goud en zilver van de Nieuwe Wereld ontdekten, veranderde voorgoed de aard van de ontginning van deze rijkdommen en vooral: de verdeling ervan. Want met de kolonisatie van Amerika kwam ook de internationale handel in metalen op gang. Het verhaal van Potosí Een goed voorbeeld van de koloniale lust naar de edelmetalen uit de Andes is het verhaal van Potosí. Potosí groeide rond de helft van de 16de eeuw uit van een klein plaatsje op de Altiplano van Bolivia, tot een van de belangrijkste en rijkste steden van de Spaanse kolonies. De mijnbouwgeschiedenis begint er echter niet met de komst van de Spanjaarden. De Inca-keizer Huayna Cápac had - volgens de overlevering - al lang vóór de verovering van het rijk horen praten over de heuvel die, naar men vermoedde, boordevol edelstenen en kostbare metalen zat. Huayna Cápac wilde met al dit moois versieringen aanbrengen in de zonnetempel van Cuzco, de hoofdstad van het Inca-rijk. Toen de mijnwerkers in opdracht van de keizer de heuvel onder handen namen, zou echter een diepe stem weerklonken hebben vanuit de aarde: “Dit is niet voor u; God reserveert deze rijkdommen voor hen die van ginds komen!” De keizer en zijn volk verlieten verschrikt de heuvel, die voortaan de naam Potosí zou krijgen – wat zoveel betekent als “hij dondert, hij barst open, hij explodeert”. Toen de Spanjaarden dit deel van het Inca-rijk hadden ingepalmd, stichtten ze er in 1545 de stad Potosí, in de schaduw van de zilverberg die ze omdoopten tot Cerro Rico (Rijke Heuvel). “Zij die van ginds kwamen” begonnen het zilver van Potosí te ontginnen en de stad werd een pronkstuk van het koloniale Zuid-Amerika. De oorspronkelijke bevolking van Potosí merkte echter weinig van deze rijkdom: de Spanjaarden verscheepten zo goed als al het zilver, dat een van de fundamenten van de economische ontwikkeling van Europa zou worden. In de loop van de 16de en 17de eeuw begon de mijnbouw volop te bloeien in Latijns-Amerika. Rond het midden van de 17de eeuw was zilver goed voor bijna 100% van de mineraalexport uit Spaans-Amerika.
P 40
Rijkdom die armoede genereert: dat is de paradox van mijnbouw in LatijnsAmerika. Deze scheve situatie wordt ook wel “de grondstoffenvloek” genoemd: landen met een rijke bodem blijven arm, omdat de inkomsten niet geïnvesteerd worden in lokale ontwikkeling. Van Peru wordt gezegd dat het land “een bedelaar op een troon van goud” is. De lokale bevolking, vaak traditionele landbouwers, wordt in vele Latijns-Amerikaanse landen gewoon opzij gezet. Een kleine elite binnen het land zelf, de bedrijven en de consumenten in het Noorden zijn de schakels in de keten. En niet alleen van het koloniale Potosí kan dit verhaal verteld worden: ook elders, ook vandaag blijven mijnbouwactiviteiten in het Zuiden in vele gevallen fundamenteel onrechtvaardig. Men spreekt soms zelfs van een “tweede kolonisering”.
Tweede kolonisering? We maken een tijdssprong van de koloniale periode naar de 21ste eeuw. Je zou kunnen zeggen dat landen in Latijns-Amerika nog steeds afhankelijk zijn van het Noorden – maar vandaag gaat het over (voornamelijk NoordAmerikaanse) multinationals in plaats van Europese kolonistenlegers. Mijnbouwbedrijven vinden in ontwikkelingslanden een ideaal economisch klimaat voor hun projecten. Het zijn vaak gigantische ondernemingen die kapitaal vergaren dankzij talrijke aandeelhouders. Dit kapitaal, in combinatie met de globale grondstoffenschaarste en de zwakke staatsstructuur van ontwikkelingslanden, maakt multinationale bedrijven zeer machtig. De marktwaarde van de grootste mijnbouwmultinational ter wereld, BHP Billiton, wordt bijvoorbeeld op meer dan 100 miljard $ geschat. Hoewel ongeveer de helft van de hoeveelheid metalen en mineralen wereldwijd afkomstig is van kleinschalige of middelgrote mijnbouw, rukt de grootschalige variant, open pit mining, gestaag op. Dat vraagt om enorme investeringen met slechts één doel: het bezit van land. Een onderneming koopt gronden van de nationale overheid. Deze grond krijgt ze in de vorm van concessies, afgebakende stukken land waarop een bedrijf haar gang kan gaan, ongeacht of de grond bewoond is of niet. Vanwege de grote potentiële winsten is er tussen de bedrijven een heuse “concessierace” aan de gang, om zo snel mogelijk de meest interessante (= mineraalrijke) bodems te veroveren. Na het verkrijgen van een concessie, beginnen de verschillende fases van het project. Eerst en vooral moet het bedrijf de toestemming krijgen voor de exploratiefase. In deze fase voert de onderneming onderzoek uit op het terrein en begint ze vaak al met de infrastructuurwerken (wegen, hekken, verwerkingsinstallaties, enz.). Vaak probeert het bedrijf in deze fase ook gronden van lokale bewoners op te kopen via speciale onderhandelaars, zonder de bevolking te informeren over wat er aan de hand is.
P 41
Daarna kan overgegaan worden tot de echte mijnbouwactiviteiten: de exploitatiefase. Daarvoor moet het bedrijf een milieu-impactstudie voorleggen aan de regering: een rapport waarin de effecten op het leefmilieu worden besproken. Zulke studies gaan vaak gepaard met corruptie en partijdigheid. Tot slot is er de sluitingsfase, waarbij het project afgesloten moet worden op een verantwoorde manier, met een minimum aan schade aan de omgeving en lokale bevolking. Dit hele proces lijkt sterk op “kolonisering”: bedrijven veroveren gronden, zetten de lokale bevolking buitenspel en exporteren de winsten. Wanneer ze vertrekken, is er niet meteen een toekomstperspectief voor de ontwikkeling van de streek.
Impact en verzet De bewoners van de Andes in ALTIPLANO zijn aanvankelijk verrast en verwonderd door de plasjes kwik die ze overal aantreffen. Later komen de Quechua-indianen pas te weten dat het over een uiterst giftige stof gaat, afkomstig van een mijnbouwproject. We zien in de film hoe de positie van de bevolking evolueert van onwetendheid en verwondering naar woede en verzet. Deze evolutie zien we in de Latijns-Amerikaanse realiteit op vele plaatsen terugkomen. In Peru, maar ook Bolivia, Chili, Colombia, Guatemala, Honduras, enzovoort, leidt mijnbouw tot conflicten. Om te begrijpen hoe deze conflicten ontstaan, moeten we even stilstaan bij de impact van mijnbouwactiviteiten op de bevolking. Sinds Al Gore’s AN INCONVENIENT TRUTH is het algemeen geweten dat de mensheid voor een enorme uitdaging staat: onszelf op deze aarde in leven houden. Samenhangend met de klimaatproblematiek zijn er de problemen van mondiale energie- en grondstoffenschaarste. De wereld bevindt zich met andere woorden in een diepe ecologische crisis. Deze schaarste vinden bedrijven ironisch genoeg een belangrijke reden om te investeren in extractie-industrieën – “vóór alles op is”. Want terwijl grondstoffen schaarser worden, blijft wereldwijd de bevolking toenemen. Wat als miljarden mensen in India en China, net als wij in het Noorden, elektriciteit en verwarming willen? En daarna misschien een laptop of een magnetronoven? Als de hele wereldbevolking evenveel zou consumeren als de gemiddelde inwoner van de Verenigde Staten, zouden we drie à vijf planeten Aarde nodig hebben om aan onze grondstoffenbehoefte te voldoen.
P 42
Het prijskaartje van een gouden ring Mijnbouw heeft een duizelingwekkend ecologisch prijskaartje. De oude mijnsites van de Romeinen zorgen in Europa nog steeds voor dode rivieren omwille van blijvende zure drainage. Aangezien we vandaag in het Zuiden met mijnbouw te maken hebben die qua schaal nog duizenden keren groter is, kan je je voorstellen dat de vervuiling enorm is, en niet te verantwoorden valt binnen de ecologische crisis waarin we ons bevinden. Om je een idee te geven: het is momenteel voor een mijnbouwbedrijf economisch interessant om aan goudwinning te doen vanaf het moment dat er per ton erts 0,2 gram goud te vinden is. Dit betekent dat 99,8% van de ertsen die men ontgint, omgezet wordt in hoogtoxisch afval. De productie van één gouden ring is bijvoorbeeld goed voor 20 à 60 ton mijnafval en het verbruik van 40 000 tot 120 000 liter water. Onder dit afval bevinden zich zeer giftige, onafbreekbare chemische stoffen (zoals cyanide en kwik) die gebruikt worden om de metalen aan de ertsen te onttrekken. Dit afval komt vaak in het grond- en oppervlaktewater terecht. Behalve de enorme hoeveelheid afval en de watervervuiling is ook het grote verbruik van water een ecologisch probleem van mijnbouw. Goudextractie is de meest waterverslindende vorm van mijnbouw. Maar ook koper- en zilvermijnen zijn verantwoordelijk voor een gigantische waterconsumptie. Wanneer een grootschalige kopermijn per jaar gemiddeld 100 000 ton koper oplevert, staat daar een jaarlijks waterverbruik tegenover dat gelijk is aan dat van een Belgische stad van 35 000 inwoners. Op vele plaatsen slinkt de voorraad drinkwater nabij een mijnbouwsite en raakt uitgeput. Hierdoor schendt mijnbouw in vele gevallen het basisrecht van elke mens op drinkbaar water. In sommige regio’s gaan mijnbouwbedrijven zelfs over tot een privatisering van de watervoorraad. Door zelf te beslissen wie er water krijgt en wie niet, worden de bedrijven nog machtiger. Door de enorme vervuiling veroorzaakt door grootschalige mijnbouw, worden ecosystemen grondig gewijzigd of vernield en gaat de biodiversiteit verloren. Het milieu blijft niet langer leefbaar. Zoals ALTIPLANO toont, heeft mijnbouw ook ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid – die van de mijnwerkers, maar ook die van de omwonenden. In vele steden en dorpen veroorzaakt de mijnbouw ziektes: ademhalingsproblemen, huidkwalen, mentale ziekten veroorzaakt door vergiftiging met zware metalen, enz. In La Oroya, Peru, een van de tien meest vervuilde steden ter wereld, heeft 99% van de bevolking te hoge concentraties zware metalen (vooral lood) in het bloed vanwege de nabijgelegen mijn.
P 44
Wat gebeurde er in Choropampa? In juni 2000 verloor een vrachtwagen van de mijn in Cajamarca, Noord-Peru, een lading van 150 kilogram kwik. Dit gebeurde over een traject van 43 kilometer, doorheen de dorpen Choropampa, Magdalena en San Juan. Kwik is een enorm giftige stof en zeer schadelijk voor de gezondheid en het leefmilieu. Meer dan 1 000 inwoners stelden dat ze slachtoffer waren van het incident en bleven de volgende jaren kampen met ernstige gezondheidsklachten, waaronder oogproblemen. Lokale bewegingen kwamen op voor compensaties en gezondheidszorg. Meer dan 1 000 landbouwers legden klachten neer tegen het mijnbedrijf. De zaak is nog steeds lopende bij een rechtbank in Denver. (vrij naar www.nodirtygold.org) In 2002 maakten Stephanie Boyd en Ernesto Cabellos een documentaire over dit schandaal, CHOROPAMPA, THE PRICE OF GOLD. Meer informatie op: www.guarango.org/choropampa/en/.
Pachamama en het Kapitaal Niet enkel vanwege het massale waterverbruik en de vervuiling van land en lucht, maar ook omwille van socio-culturele aspecten is mijnbouw een rechtstreekse concurrent voor landbouw. In vele streken in het Zuiden waar mijnbouwbedrijven neerstrijken, leeft de bevolking traditioneel van kleinschalige landbouw. Bedrijven bieden de bevolking nauwelijks werkgelegenheid, houden geen rekening met de culturele eigenheden van de regio en schrikken er niet voor terug mensen van hun gronden te verjagen of hele dorpen te verplaatsen omwille van een mijnbouwproject. Deze situatie leidt uiteraard tot conflicten. In het wereldbeeld van inheemse volkeren is Pachamama, Moeder Aarde, het centrum van alles. ALTIPLANO toont hoe spiritualiteit en religie een belangrijk onderdeel vormen van het dagelijkse leven. Omwille van de hechte band tussen mens en grond heeft ook landbouw een sterke spirituele betekenis: het respect voor de natuur en wat ze de mens geeft. Landbouw is de centrale activiteit waaraan het wereldbeeld van de bevolking is opgehangen. “Welvaart” betekent in hun ogen “een goed leven” in een brede betekenis: evenwicht tussen spiritualiteit, gezondheid, sociale cohesie en economie. Mijnbouwmultinationals die naar Latijns-Amerika trekken, hanteren een heel ander wereldbeeld: een neoliberaal ontwikkelingsidee dat volledig tegengesteld is aan dat van de boerenbevolking. Centraal staat hier immers: het kapitaal. De grond van het Zuiden dient om de materiële welvaart van het Noorden te
P 45
voeden. De natuurlijke rijkdommen van de aarde zijn in de ogen van bedrijven onuitputtelijke hulpmiddelen om economische welvaart te garanderen. In deze commerciële visie op het universum verandert alles wat ons omringt in een verhandelbaar en exploiteerbaar object. Exploitatie van de aarde betekent voor de mijnbouwsector grote winst; voor de lokale bevolking betekent het verlies van bossen, water, bergen en meren, van de eenheid tussen alles wat leeft. Ook op sociaal vlak doorkruist mijnbouw “de eenheid tussen alles wat leeft”. Aangezien de lokale bevolking bestaat uit traditionele landbouwers, laten de bedrijven mijnarbeiders en hun families uit andere regio’s toestromen, terwijl de boerenbevolking noodgedwongen moet emigreren: naar de stad of naar andere (noordelijke) landen. Mijnbouw laat immers – letterlijk – geen plaats meer voor landbouw. Andere boeren “verkopen zich” (hun gronden) aan mijnbouwbedrijven. De lokale spanningen tussen mijnwerkers en landbouwers nemen toe en leiden tot sociale verdeeldheid. Boerenfamilies in de Andes bezitten meestal kleine lapjes grond, vaak van generatie op generatie doorgegeven. Soms bestaat er ook collectief grondbezit: gemeenschappen of dorpen die samen een hoeveelheid grond bezitten. Dikwijls staat er echter weinig op papier over dit voorouderlijk grondbezit. Nationale regeringen hebben nooit veel rekening gehouden met de gewoonten qua grondbezit, spiritualiteit en levensbehoeften van de inheemse bevolking. In Bolivia probeert de huidige inheemse president Evo Morales, na jarenlange onderdrukking van de arme meerderheid door een rijke minderheid, een grote hervorming van het land door te voeren. Hij wil een staatsstructuur opbouwen die wél rekening houdt met de eeuwenlang onderdrukten. Morales werkt aan strengere wetten inzake de mijnbouw. In vele andere landen wordt mijnbouw echter nog steeds met open armen ontvangen. Regeringen zoals die in het huidige Peru maken het voor buitenlandse investeerders zo makkelijk mogelijk om het land binnen te komen. Latijns-Amerika is een werelddeel van tegenstellingen: stad-platteland, rijkarm, mesties-inheems. Deze tegenstellingen worden door de hedendaagse mijnbouw nogmaals bevestigd. Er is dus sprake van een politiek-economisch, maar ook van een socio-cultureel conflict. Brosens & Woodworth: “Er heerst een enorme kloof tussen de Peruviaanse stedelingen en de indianen in de Andes. “Peru kent een heel geïnstitutionaliseerde vorm van racisme en onderdrukking. Onze crew kwam uit de hoofdstad Lima en zij wisten of begrepen niks van die Andescultuur. Indianen staan helemaal onderaan de sociale ladder; daar praat je niet mee. Letterlijk, want behalve de indianen beheerst bijna niemand het Quechua, de dominante taal in de Andes.”
P 46
P 47
“No a la minería” Het verzet van de lokale bevolking tegen de mijnbouw behoort, zoals in ALTIPLANO wordt getoond, tot de dagelijkse realiteit in de Andeslanden. De lokale bevolking organiseert zich in sociale bewegingen die opkomen voor rechtvaardigheid, politieke participatie en duurzame ontwikkeling. Dit verzet kan verschillende vormen aannemen. De lokale plattelandsbevolking heeft eerst en vooral het internationaal recht aan haar kant. Volgens een verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie zijn staten verplicht om lokale gemeenschappen te raadplegen alvorens ze bedrijven toestemming geven voor exploitatieactiviteiten zoals mijnbouw. Het is bij vele inheemse volkeren immers een eeuwenoude gewoonte om de hele gemeenschap te betrekken bij het nemen van belangrijke beslissingen. Het Interamerikaans Verdrag over de Mensenrechten bevestigt dat gemeenschappen zelf collectief over het gebruik van de natuurlijke rijkdommen mogen beslissen. Een belangrijk wapen in het protest tegen mijnbouw zijn dan ook de volksraadplegingen: in grote vergaderingen met vele vertegenwoordigers spreekt het volk zich voor of tegen mijnbouw uit, meestal met een overduidelijk “nee” als resultaat. Regeringen schenken echter weinig aandacht aan zulke referenda en ontkennen dat ze wettelijk zijn. Een belangrijk deel van het verzet van de bevolking is dan ook de strijd om hun rechten te laten gelden, de strijd om mee te tellen in de politieke besluitvorming. Ook “directe actie” is nog steeds een belangrijke vorm van protest. Wegblokkades, betogingen, stakingen,… zijn manieren om de boodschap “no a la minería” (“mijnbouw: nee!”) kracht bij te zetten. Tegenover het verzet van de bevolking hebben bedrijven echter machtige wapens in handen: de media, het leger, geld. Sociale bewegingen en hun leiders worden gecriminaliseerd, gechanteerd, gewelddadig aangepakt. Bedrijven zijn bezorgd om hun imago en zeer gevoelig voor protest tegen hun praktijken. Hoewel mijnbouwconflicten zeer actueel zijn in Latijns-Amerika, ligt het thema om redenen van politiek en veiligheid nog steeds erg gevoelig bij buitenlandse NGO’s en de internationale gemeenschap.
Boerenfamilies spreken zich uit tegen de mijnbouw in een volksraadpleging in Huehuetenango, Guatemala (bron: James Rodríguez, www.mimundo.org)
P 48
Een toekomst zonder mijnbouw? Is mijnbouw in Latijns-Amerika dan steeds fundamenteel onrechtvaardig en onverantwoord? Deze vraag gaat vooral over het medezeggenschap van de inheemse bevolking in de politieke structuur en het respect voor mensenrechten. Nog steeds worden er te gemakkelijk concessies gegeven aan mijnbouwbedrijven, zonder raadpleging van de lokale bevolking of strenge milieuwetgeving. Rapporten zijn niet altijd betrouwbaar: vaak betaalt een bedrijf een studiebureau om een rapport te schrijven in haar voordeel. Dit alles gebeurt ten koste van de traditionele landbouw, de enige bron van inkomsten voor een groot deel van de bevolking. Deze bevolking blijft anno 2009 lijden onder discriminatie en armoede en wordt door buitenlandse investeringen in het nauw gedreven, met mensenrechten-schendingen op grote schaal tot gevolg. Het huidige politiek-juridische klimaat in veel Latijns-Amerikaanse landen lijkt dus geen garanties te bieden voor een mijnbouw die mens en milieu respecteert. Daaruit volgt een tweede vraag: bestaat er tout court een mijnbouw die op duurzame wijze omgaat met grondstoffen en inkomsten eerlijk verdeelt? Kunnen ecologie en economie met elkaar verzoend worden? Wat is het alternatief als de wereld toch altijd metalen zal nodig hebben? De overgrote meerderheid van de inheemse boeren zegt “nee” tegen de mijnbouw. Op sociaal vlak lijkt het dus onmogelijk om land- en mijnbouw met elkaar te verzoenen. En op ecologisch vlak? Recyclage van metalen, “fair trade”-labels en geavanceerde milieutechnologieën bestaan, maar worden zelden toegepast in de mijnbouwsector.
Mogelijke input voor klasdiscussie: Botsing tussen twee ontwikkelingsmodellen: wat denken de leerlingen over duurzaamheid, ethisch ondernemen,...? (mogelijk verwijzen naar ervaring met Oxfam Wereldwinkels e.d.) Is een wereld zonder mijnbouw mogelijk of moeten we streven naar duurzame mijnbouw? Wat kunnen wij hier doen aan deze problematiek, als consumenten?
Meer weten over mijnbouw in Latijns-Amerika? Eén adres: www.catapa.be! CATAPA is een jonge vrijwilligersbeweging die iets concreets wil doen aan de mijnbouwproblematiek in Latijns-Amerika. Door sensibilisering, vorming, studie en lobbywerk in het Noorden, en concrete actiestrategieën in samenwerking met partners in het Zuiden (Peru, Bolivia, Guatemala, Honduras) komt CATAPA op voor rechtvaardigheid en duurzame ontwikkeling voor lokale (boeren) gemeenschappen in Latijns-Amerika. CATAPA wil aantonen dat mijnbouw een internationale problematiek is met vele aspecten. Geïnteresseerd om mee te werken, mee te denken? Surf dan naar www.catapa.be.
Imago is de achillespees van een bedrijf. Misschien ligt daar wel een van de sleutels tot een oplossing. Veel mensen die zich verzetten tegen de mijnbouw doen aan naming and shaming: de praktijken van bedrijven aan het licht brengen voor de ogen van consumenten in het Noorden, door middel van documentaires, campagnes, enz. Door druk uit te oefenen hoopt de naming and shaming-methode bedrijven en consumenten aan te zetten tot verandering. Maar veel bedrijven weten hun ware aard handig te verbergen: ze doen zich voor alsof ze verantwoord en duurzaam werken, maar investeren in de praktijk weinig in structurele veranderingen. Brosens & Woodworth: “De mijnindustrie investeert in public relations. Ze poetsen hun blazoen op via prestigieuze projecten die hun goede intenties moeten bewijzen.” Bedrijven veranderen is één uitdaging, de plattelandsbevolking in LatijnsAmerika een toekomst en inspraak geven een andere. Er is immers heel wat geschiedenis goed te maken, van de zilverstroom uit Potosí tot de goldrush van vandaag. DeYanacocha-goudmijn in Peru, één van de grootste ter wereld (bron: Wikipedia)
P 50
P 51
Geraadpleegde bronnen •
www.altiplano.info
•
Gert Hermans, Interview met Peter Brosens & Jessica Woodworth, 7 augustus 2009 Alex Masson, Interview met Peter Brosens & Jessica Woodworth Anne Feuillère (Cinergie), Interview met Jessica Woodworth Geoffrey MacNab, “Sacrifice and redemption in the Andes” Tobias Grey (Variety), “Interview with the Directors Brosens & Woodworth”
• • • • • •
Aanvraagdossier productie “Fragments of Grace” – VAF, 02/07/2007 Persdossier KHADAK
•
Voor de bijdrage over mijnbouw in Latijns-Amerika: - MO*-paper: “Blinkt alle goud? Mijnbouw, ecologie en mensenrechten.” (i.s.m. CATAPA), 2008. - Eduardo Galeano, “De aderlating van een continent. Vijf eeuwen economische exploitatie van Latijns-Amerika.”, 1973 (vertaling 1983).
P 53