INHOUDSTAFEL
Pesten – Basisprincipes & concrete werking in Stella Maris Basisprincipes 1. Preventie 2. Interventie op drie niveaus 3. Nazorg Pesten – Aandachtspunten bij een eerstelijnsinterventie A. Schuld en verantwoordelijkheid: krachtlijnen 1. De schuld van het slachtoffer? 2. De verantwoordelijkheid van de dader 3. Ontmijnen B. Eerstelijnsinterventie: een draaiboek 1. Een gevoel van veiligheid geven 2. Luisteren & bevragen 3. Een gesprek met de dader(s) 4. Een gesprek met beide partijen 5. Nazorg
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 1
Pesten – Basisprincipes & concrete werking in Stella Maris Basisprincipes: 1. We spreken van pesten vanaf het moment dat je iets blijft doen waarvan je weet – of kan weten – het slachtoffer het niet leuk vindt. 2. In een pestsituatie kan de schuld nooit bij het slachtoffer gelegd worden: geen enkele eigenschap van het slachtoffer kan een rechtvaardiging zijn voor het pestgedrag van de dader. 3. De dader moet in eerste instantie niet gestraft, maar geholpen worden, zodat hij /zij kan leren om op een meer empatische manier met anderen om te gaan. Het is belangrijk om jongeren bewust te maken dat iedereeen anders is, maar daarom niet minder! Elkaar aanvaarden is de doelstelling waar we naar streven. 4. Pestgedrag kan pas ophouden als iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt: leerlingen worden aangemoedigd om, als dat enigszins mogelijk is, zelf tussenbeide te komen als iemand gepest wordt. Pesten is niet OK! 5. Melden van pestgedrag = niet hetzelfde als klikken! Werking: 1. Preventie: a.
Tijdens de lessen MAVO, PAV en GOD gedurende het schooljaar worden in alle klassen gewerkt rond pesten.
De belangrijkste doelen: • •
• •
De pestproblematiek wordt bespreekbaar gemaakt, zodat leerlingen sneller geneigd zullen zijn zelf in te grijpen of hulp te zoeken als dat nodig is. Met een overzicht van de betrokken partijen (en aandacht voor ieders specifieke rol in de pestsituatie) krijgen de leerlingen inzicht in de patronen die een rol spelen in pestsituaties. De leerlingen maken onderling afspraken: ze stellen regels op waaraan zij zich willen houden om pestgedrag te voorkomen. De leerlingen krijgen een duidelijk beeld van de manier waarop er in de school naar pesten gekeken wordt en hoe pestsituaties concreet aangepakt worden.
b.
De leerkracht die de lessen geeft stelt zichzelf beschikbaar, in de eerste instantie als luisterend oor, maar ook als bemiddelaar tussen slachtoffer en dader als dat nodig en mogelijk is.
c.
Gedurende het schooljaar zowel binnen het lesgegeven als tijdens de lesvrije momenten zijn leerkrachten, leerlingenbegeleiding en ondersteunend personeel steeds waakzaam en attent om jongeren te wijzen op het tonen van respect naar elkaar, de leerkrachten en zichzelf.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 2
d.
Voor alle andere leerkrachten, leerlingenbegeleiders, pedagogisch begeleiders, directieleden, vertrouwenspersonen en medewerkers van het CLB geldt de afspraak dat zij de titularissen, zorgcoördinator of pedagogisch begeleider op de hoogte houden van meldingen rond pesten en van eventuele eigen interventies. (Dat kan natuurlijk alleen maar als de betrokken leerlingen het daarmee eens zijn.)
2. Interventie op drie niveaus: I.
Elke leerkracht die geconfronteerd wordt met een pestsituaties probeert de situatie op te lossen volgens de genoemde basisprincipes.
II.
Pas als het pestgedrag niet stopt en de leerkracht het gevoel heeft geen vooruitgang meer te kunnen boeken, wordt de leerlingenbegeleiding ingeschakeld. In een ‘herstelgesprek’ wordt de dader ervan doordrongen dat het pesten nu moet stoppen. Hier is de belangrijke factor van het bewust maken van de verschillen tussen jongeren noodzakelijk. Jongeren moeten leren dat ieder persoon anders is, maar daarom niet minder! Beseffen waar de grenzen van tolerantie liggen bij de andere en waarom.
III.
Als er ook dan nog geen einde komt aan het pesten dan zal de leerlingenbegeleiding bestraffend optreden en contact opnemen met de ouders.
3. Nazorg: I.
Na een herstelgesprek dat heeft plaatsgevonden tussen het slachtoffer en de dader is het belangrijk dit verder op te volgen.
II.
We spreken het slachtoffer aan en vragen na hoe hij/zij zich voelt en of er nog incidenten zijn voorgevallen rond pestgedrag. Belangrijk is hier dat we melden dat ze als hij/zij er nood aan heeft ze weten bij wie ze kunnen aankloppen.
III.
De dader ook opvolgen en hier is vooral belangrijk dat deze positief bekrachtigd wordt als hij/zij laat zien dat hij/zij een positieve evolutie doormaakt na een herstelgesprek. Laat weten als leerkracht/begeleider dat je dit hebt opgemerkt.
IV.
Ouders waarbij contact is geweest na een conflict en waarbij betrokkenheid van de ouders noodzakelijk was, op de hoogte brengen van het verloop en opvolging van de pestprocedure. Ouders hebben hier ook nood aan. SAMEN EN MET RESPECT VOOR ELKAAR
Samen leren – samen ontwikkelen – samen werken – samen spelen – samen naar de toekomst – samen sterker – samen groeien – samen …
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 3
Pesten – Aandachtspunten bij een eerstelijnsinterventie A. Schuld en verantwoordelijkheid: krachtlijnen 1. De schuld van het slachtoffer? I.
Maar al te vaak hoor je mensen zeggen bij een slachtoffer van pesten: ja hij/zij vraagt erom. Laat ons duidelijk stellen dat niemand vraagt om gepest te worden. We weten dat iedereen anders is, maar daarom niet minder dan een ander. Zulke reacties hebben gevolgen: ³ Bij elke bevestiging (door een reactie die in wezen neerkomt op ‘het is je eigen schuld en het wordt tijd dat je daar eindelijk iets aan doet’), krijgt het slachtoffer nog eens extra te maken met het gevoel minderwaardig te zijn, niet te voldoen aan de heersende sociale normen en dus niet beter te verdienen dan gepest te worden. ³ Naar buiten komen met het probleem ervaren slachtoffers als onmogelijk, wat in extreme gevallen kan leiden tot depressie of zelfs uiteindelijk zelfdoding. Zelfdoding wordt gezien als een permanente oplossing voor een tijdelijk probleem, enkel zijn jongeren zich niet bewust dat het probleem tijdelijk is.
II.
Van zeer groot belang is het daarom de duidelijke boodschap te geven aan de jongeren dat ze zichzelf mogen zijn, maar dat ze zich bewust moeten zijn dat we allemaal verschillend zijn. En het aanvaarden van anders zijn is topprioriteit. ³ Natuurlijk zijn slachtoffers van pesterijen dikwijls niet zo handig in hun sociale contacten: ze zijn doorgaans gevoeliger en minder weerbaar dan de doorsnee jongere, maar dat kan op geen enkele manier het pestgedrag waarvan ze het slachtoffer zijn rechtvaardigen. ³ Het is onze eerste taak als leerkrachten en begeleiders om jongeren begrip en verdraagzaamheid bij te brengen. ³ Dikwijls is het belangrijk om ook het slachtoffer duidelijk te maken dat wat gebeurt niet zijn/haar schuld is: hij/zij ziet zichzelf dikwijls als minderwaardig en heeft het gevoel tekort te schieten t.o.v. de omgeving, anderen vooral tot last te zijn. ³ De aanvaarding van het eigen zijn zonder zelfverwijt is een noodzakelijke eerste stap in het herstel van een positief zelfbeeld. ³ Met behulp van leerlingbegeleiding en/of het CLB en indien het slachtoffer dit wenst, kan therapie, sociale vaardigheidstraining of een assertiviteitscursus worden aangeboden. ³ Bij conflicten rond pestgedrag die zich binnen een klasgroep naar één jongeren richt zal de school in samenwerking met het CLB een ‘No Blame’ gesprek opstarten.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 4
2. De verantwoordelijkheid van de dader I.
De dader heeft vaak het gevoel dat hij/zij als de grote schuldige wordt gezien, waarna dan plaats wordt gemaakt voor schaamte. ³ Als de dader het gevoel krijgt dat hij/zij door leerkrachten/begeleiding wordt gezien als de grote schuldige. Kunnen we zeggen dat zulke ervaring niet dikwijls leidt tot een uitnodiging tot een fundamentele herziening van de eigen houding. ³ Ook de dader moet geholpen worden, en moet zich om te beginnen geholpen voelen: geloof in zijn/haar goede bedoelingen en/of voornemens, en duidelijke steun bij het waarmaken daarvan, kunnen de situatie dikwijls snel ten goede keren.
II.
Uiteraard moeten we niet doen alsof er geen verschil is tussen dader en slachtoffer ³ Dat het slachtoffer wel degelijk als slachtoffer erkend dient te worden, blijkt al duidelijk uit het gebeuren zelf: hij/zij is ongewild blootgesteld aan (soms subtiele, dikwijls ronduit brutale) vormen van geweld en heeft niets gedaan om dat te verdienen. ³ Ook voor de dader is het van belang dat hij/zij erkent kwetsende daden gesteld te hebben: alleen dan kan zijn/haar gedrag veranderen.
III.
Het is dus belangrijk dat de dader inziet dat hij/zij – wat er ook aan de basis moge liggen van zijn/haar pestgedrag – verantwoordelijk is voor zijn/haar acties en de gevolgen daarvan. Eens tot dat inzicht gekomen blijken de meeste pesters bereid te zijn hun gedrag aan te passen en zich daarbij te laten helpen. ³ Het geven van verantwoordelijkheid in positieve zin kan ook een positief effect hebben: als daders opgeroepen worden om de positie van het slachtoffer in de klasgroep te helpen herstellen, kan dat soms tot een echte kentering in de situatie leiden.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 5
3. Ontmijnen I.
De aanpak van pesten kan beter gezien worden als een ontmijningsactie dan als vorm van misdaadbestrijding. ³ Vandaar juist de noodzaak om het pestgedrag af te keuren zonder de dader te viseren en te beschuldigen. Als we dat toch doen, voeden we het bestaande conflict, sterker nog: dreigen we er zelf een deel van te worden (omdat het erop lijkt dat we partij kiezen voor het slachtoffer en ons dus tegen de dader keren). ³ Via een herstelgesprek bouwen we de mogelijkheid van een veilige communicatie tussen slachtoffer en dader. Waarin we instensief werken naar aanvaarding, respect en bewustmaking van de onderlinge verschillen, kwetsbaarheden en sterktes.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 6
B. Eerstelijnsinterventie: een draaiboek 1. Een gevoel van veiligheid geven I.
Dat betekent meer dan neutraal luisteren: het slachtoffer moet het gevoel krijgen onvoorwaardelijk geloofd te worden, nog voor we met de dader(s) spreken. Hier moeten we begrijpen dat het slachtoffer gekwetst is door de dader en het feit de jongere naar de leerkracht/begeleiders stapt met zijn/haar verhaal is het voor haar/hem ernstig.
II.
Het is belangrijk op dit moment duidelijk de boodschap te geven dat je ervoor zal zorgen dat het pesten ophoudt, d.w.z. dat je daarvoor al het nodige zal ondernemen en dat het goed is dat er om hulp gevraagd werd. ³ Dat is een uiterst belangrijke stimulans om ook in de toekomst naar buiten te komen met het probleem en niets achter te houden. ³ Uiteraard kan je niets garanderen, maar dat doet hier niet ter zake: belangrijk is dat het slachtoffer zich niet meer alleen voelt in een uitzichtloze situatie en dat zijn/haar vertrouwen in de toekomst hersteld wordt.
2. Luisteren & bevragen I.
Het slachtoffer zijn/haar verhaal laten doen en actief luisteren. ³ Het is belangrijk om zo veel mogelijk informatie rond het pestgedrag te verzamelen: wie juist wat doet, wanneer en waar dat gebeurt (of gebeurd is), sinds wanneer de pesterijen aan de gang zijn. Probeer niets te forceren: het gaat soms om pijnlijke, dikwijls beschamende ervaring en het slachtoffer moet die op eigen tempo kunnen vertellen. ³ Om een zo breed mogelijk beeld van de situatie te krijgen is het ook goed om na te gaan of er anderen op de hoogte zijn van het gebeuren (vrienden, medeleerlingen, ouders, andere leerkrachten, …). Vraag of die de feiten zelf gezien hebben of hoe ze er anders achter gekomen zijn: heeft het slachtoffer hen aangesproken, heeft iemand anders het hen gemeld? Probeer ook te weten te komen hoe zij gereageerd hebben: staat het slachtoffer er helemaal alleen voor of krijgt hij steun van iemand, werd er misschien al door iemand anders geprobeerd om de zaak op te lossen en hoe is dat dan verlopen?
II.
Als het slachtoffer zich door iedereen gepest voelt en niet duidelijk kan aangeven wie wat doet, kan je vragen wie in zijn/haar beleving niet pest. ³ Zo mogelijk kan je samen de hele klas overlopen om te ontdekken wat ieders rol juist is, d.w.z. wie hoofddader(s) en wie slechts meelopers zijn. Op die manier kan het slachtoffer zelf makkelijker onderscheid maken tussen de verschillende groepen in de klas: de (weinige) personen waarbij hij/zij zich veilig voelt, de pesters en de meelopers, en degenen die niet echt actief deelnemen aan de pesterijen, maar van wie toch weinig goeds verwacht wordt.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 7
³ Zo kom je ook te weten wat het slachtoffer als pesten ervaart: belangrijk daarbij is ook subtielere vormen van pesten (zoals negeren, buitensluiten) niet weg te relativeren of de persoonlijke ervaring van het slachtoffer in twijfel te trekken (‘ja maar, zou dat echt wel bedoeld zijn om te pesten?’). In ernstige gevallen kan niet meer dan een meewarige blik door het slachtoffer als pesten ervaren worden, wat het misschien ook is. Alleszins is het de ervaring van het slachtoffer die telt en dus ernstig genomen moet worden. III.
Vragen wat het slachtoffer wil dat je doet en hem/haar verzekeren dat je niets zal doen dat hij/zij niet wil. ³ Dat is een kwestie van veiligheid: laat zien dat je rekening houdt met mogelijke repercussies waarmee daders maar al te makkelijk dreigen. ³ Meestal zal het slachtoffer zelf geen oplossing zien, en dan is het aan jou om een voorstel te doen (zie volgend punt). ³ Als het slachtoffer (uit angst of ‘omdat het toch niet zo erg is’) voorlopig geen actie wenst, kan je dat best respecteren, maar spreek wel af dat je op de hoogte wil blijven. Informeer de volgende dagen hoe het ermee gaat, en als het pesten niet vanzelf ophoudt, kan je alsnog een voorstel doen. ³ Als de situatie je ernstig lijkt, kan je best aandringen om toch iets te mogen ondernemen, om de zaak niet op zijn beloop te laten.
IV.
Voorstellen dat je de dader(s) zelf zal aanspreken en dat je niet van plan bent bestraffend op te treden, maar er gewoon wil op aandringen dat de pesterijen stoppen. ³ Dat neemt de angst voor mogelijke repercussies weg en kan iemand die twijfelt ertoe overhalen je het probleem te laten aanpakken. ³ Bovendien verhindert zo’n aanpak dat iemand later je hulp inroept met de bedoeling anderen via jou ‘terug te pakken’. ³ Als de angst voor wraakacties erg groot is, en je niets mag doen, kan je proberen de dader op heterdaad te betrappen en op die manier een aanleiding ‘creëren’ voor een interventie.
V.
Vragen of je nog iets moet weten: of het slachtoffer misschien zelf teruggescholden heeft of zich fysiek heeft moeten verdedigen en daarbij mogelijk zelf klappen heeft uitgedeeld. ³ Dat is belangrijk om goed voorbereid te zijn op het gesprek met de dader, maar geeft ook het slachtoffer de mogelijkheid om dingen te vertellen waarvoor hij/zij bang is dat ze tegen hem/haar gebruikt zullen worden. ³ Als zulke reacties ter sprake komen, is het belangrijk met begrip te reageren, zonder echter verbaal of fysiek geweld goed te keuren: wie tot het uiterste gedreven wordt, kan op een ongelukkige manier reageren, maar wordt daardoor nog geen mededader, en het is belangrijk dat het slachtoffer weet dat je dat op die manier bekijkt.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 8
3. Een gesprek met de dader(s) I.
Bij voorkeur alleen met de dader(s), zonder het slachtoffer. ³ Die is immers (nog) niet tegen de dader(s) opgewassen en zal makkelijk verbaal in het nauw gedreven worden. ³ Bovendien is het beter de dader(s) niet te ‘vernederen’ waar het slachtoffer bij is: dat kan de welwillendheid om op te houden met pesten en af te zien van repercussies aanzienlijk vergroten. ³ Als het om meer dan een dader gaat, kan het (afhankelijk van hun persoonlijkheid en de relatie die je zelf met hen hebt) voordelig zijn ze niet samen te spreken: op die manier komen er makkelijker barsten in onzalige allianties die dikwijls alleen steunen op een gedeelde frustratie tegenover de wereld rondom.
II.
De dader(s) confronteren met wat gemeld werd. ³ Soms is het nuttig niet te vertellen wie het slachtoffer is en/of het probleem gemeld heeft – ‘ik hoor dat…’ – om zo de dader in het ongewisse te laten: uit zijn/haar reactie wordt dikwijls snel duidelijk of de dader al dan niet beseft dat hij/zij iets doet wat niet kan. Als de dader zich onmiddellijk begint te verdedigen, gebeurt het ook dat hij/zij op die manier dingen prijsgeeft die je nog niet wist. ³ Als de dader blijft vragen naar je informant, is het goed duidelijk aan te geven dat dat niet zijn/haar zorg is, en dat er ook geen sprake is van klikken als de gemelde feiten inderdaad plaatsgevonden hebben: iedereen heeft immers de plicht pesterijen te melden om zo bij te dragen aan een veilige schoolomgeving. ³ Op andere momenten is het echter beter open kaart te spelen en de naam van het slachtoffer (en/of melder) te noemen: dat geeft namelijk de mogelijkheid om beide partijen later bij elkaar te brengen voor een ‘herstellend’ gesprek.
III.
De dader(s) duidelijk maken dat je geen schuldige zoekt die gestraft moet worden, maar dat je wilt dat zulke praktijken ophouden. ³ Dikwijls is het aan te raden het woord pesten niet onmiddellijk te gebruiken: niemand wil een pester zijn, maar daders willen dikwijls wel toegeven dat zij gescholden of geduwd hebben … ³ Duiding van dat gedrag als pesten kan dan later gebeuren, na de erkenning van de feiten.
IV.
Dan pas vragen of wat gemeld werd waar is. ³ Daders zijn dikwijls wel bereid toe te geven dat ze iets misdaan hebben als er geen straf dreigt.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 9
V.
De dader niet de kans geven beschuldigend naar het slachtoffer te wijzen. ³ Maak duidelijk dat het niet gaat om wat het slachtoffer deed (en dat je dat indien nodig heus wel met de andere partij zal bespreken), maar om wat hij/zij zelf deed. ³ Belangrijk is dat hij/zij de verantwoordelijkheid opneemt voor de eigen acties en inziet dat die eigenlijk niet door de beugel kunnen: alleen op die manier zal de dader bereid zijn te stoppen met wat hij/zij deed. ³ Pas als duidelijk is of de dader gedaan heeft wat gemeld werd (ja of nee), maak je ruimte voor een eventuele uitleg over het waarom ervan. ³ Ook hier is het belanrgijk om mee te geven aan de dader dat we (negatief) (pest) gedrag afkeuren en niet hij/zij als persoon.
VI.
Als de dader – al of niet als uitvlucht – meent het slachtoffer slechts geplaagd te hebben, moet hij/zij gewezen worden op de grens tussen plagen en pesten. ³ Om nodeloze discussies te vermijden kan de volgende definitie gebruikt worden: vanaf het moment dat je iets blijft doen waarvan je weet (of kan weten) dat het slachtoffer het niet leuk vindt, ben je aan het pesten. ³ Dat geldt ook als het slachtoffer er zogezegd zelf mee lacht: dat is immers dikwijls slechts een angstige reactie om erger te voorkomen. ³ Vraag tenslotte of de dader het echt begrepen heeft, of hij zelf niet denkt dat wat hij deed eigenlijk onder pesten valt: de erkenning daarvan maakt het voor iemand met een beetje goede wil heel moeilijk – zo niet onmogelijk – om daarna opnieuw te beginnen met pesten.
VII.
Bij erkenning van de feiten en de eigen verantwoordelijkheid vragen waarom de dader gedaan heeft wat hij/zij deed. ³ Het is van belang om werkelijk te proberen begrijpen hoe het zover is kunnen komen dat hij/zij zulke ongelukkige houding aangenomen heeft: positieve aandacht daarvoor kan beschouwd worden als een begin van daderhulp. ³ Die soort van eerlijke aandacht vergroot de kans dat het pesten ook effectief ophoudt: dikwijls ligt de oorzaak van pestgedrag juist in een tekort aan echte aandacht bijv. thuis …
VIII.
Vragen hoe de dader zelf het vervolg ziet (‘hoe lossen we dit probleem nu op?’) en indien mogelijk voorstellen om met beide partijen samen te praten. ³ Als slachtoffer en dader elkaar onder ogen kunnen komen op een treffelijke, niet beschuldigende manier is het probleem heel dikwijls van de baan. ³ Belangrijk is dat vooraf afgesproken wordt wat de bedoeling van dat gesprek is en hoe het zal verlopen: de dader zal beloven de vijandelijkheden te stoppen, wat inhoudt dat hij/zij stopt met alles wat ook maar op pesten zou kunnen lijken (en misschien zelfs meehelpt aan het herstel van de positie van het slachtoffer in de klasgroep – iemand negeren is
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 10
geen oplossing, want een subtiele vorm van pesten); het slachtoffer zal beloven het verleden te laten rusten en de dader geen verwijten (meer) te maken. ³ Het spreekt vanzelf dat zo’n oplossing alleen kan als de idee ‘schuld’ zorgvuldig vermeden wordt, zonder echter voorbij te gaan aan de primaire verantwoordelijkheid van de dader om anderen niet te pesten. IX.
Bij ontkenning van de feiten of de eigen verantwoordelijkheid kan wat druk uitgeoefend worden, maar als een ‘bekentenis’ uitblijft, kan je erop wijzen dat het probleem in dat geval heel makkelijk op te lossen is: de ‘dader’ moet alleen maar extra voorzichtig zijn met de ander en ervoor zorgen zeker niets te doen dat de indruk zou kunnen wekken dat er gepest wordt. ³ Ook in deze situatie kan je dan voorstellen om samen met het slachtoffer een gesprek te hebben, waarin de ‘dader’ kan uitleggen dat hij/zij het niet zo bedoelde en dat hij/zij zich voortaan echt wil inspannen om rekening te houden met de gevoelens van het slachtoffer. ³ Dikwijls is de aandacht die op die manier aan het probleem besteed wordt voldoende om pesterijen te doen ophouden: het slachtoffer staat sterker in zijn schoenen en de dader beseft dat hij er nu makkelijk van afkomt, maar ook dat hij een volgende keer niet wegkomt met soortgelijk gedrag.
X.
Probeer uiteindelijk hoe dan ook een duidelijke belofte los te krijgen, zo mogelijk in een gesprek met beide partijen: blijven pesten wordt dan echt erg moeilijk. ³ Als de dader geen beterschap wil beloven en dus duidelijk van kwade wil is, moet de eerstelijnsinterventie beëindigd worden en is het nodig verdere acties te ondernemen, indien nodig sanctionerend. Bijv: zorgklas (time-out klas)
4. Een gesprek met beide partijen I.
Het gesprek voorbereiden met het slachtoffer. ³ Breng het slachtoffer op de hoogte van wat je met de dader besproken hebt en wat de bedoeling van het gesprek is. ³ Zorg er wel voor dat duidelijk blijft dat je de feiten nog altijd even ernstig neemt en er niet aan twijfelt dat de verantwoordelijkheid voor het probleem in wezen bij de dader ligt. Sommige slachtoffers hebben er namelijk moeite mee dat de dader niet gestraft zal worden. Leg er daarom nog eens de nadruk op dat alleen het herstel van de relatie tussen dader en slachtoffer jouw doel is. ³ Leg dan goed uit wat je van plan bent en hoe het gesprek zal verlopen: wat je eigen rol zal zijn én wat de dader zal zeggen. Op die manier hoeft het slachtoffer niet bang te zijn voor een aanval van de andere partij. ³ Vraag tenslotte of het slachtoffer zo’n gesprek ziet zitten en of ook voor hem/haar de dader – mits duidelijke afspraken – daarna met een schone lei kan beginnen.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 11
II.
Leg het slachtoffer in het bijzijn van de dader uit wat je met hem/haar besproken hebt. ³ Leg er vooral de nadruk op dat de dader wil meewerken aan het beëindigen van de onprettige situatie van het slachtoffer. ³ Op die manier wordt de dader er als het ware toe verleid zich positief op te stellen naar het slachtoffer toe en wordt er al onmiddellijk een niet-conflictueuze situatie gecreëerd.
III.
Laat de dader en het slachtoffer afspraken maken, hen leren communiceren met elkaar. Duidelijke afspraken zoals “een stopwoord” zodat ze elkaar laten weten wanneer het niet leuk is.
IV.
Vraag het slachtoffer of dat voor hem/haar volstaat en – voor alle duidelijkheid – of hij/zij de dader verder ook niet meer als een vijand wil beschouwen, zodat die met een schone lei kan beginnen.
V.
Spreek af dat beide partijen elk nieuw voorval onmiddellijk komen melden, zodat eventuele misverstanden snel uit de wereld kunnen geholpen worden.
VI.
Hou het gesprek kort. ³ Ga niet in op de details van wat er gebeurd is: op die manier vermijd je dat een van de partijen zich opnieuw ‘in de loopgraven’ begeeft en loop je niet het risico dat er toch weer gediscussieerd wordt over wiens schuld het was.
5. Nazorg I.
Zorg ervoor dat je beide partijen in de eerstvolgende periode regelmatig naar de toestand polst. ³ Dat gebeurt best zonder dat ze dat van elkaar weten: je wil de harmonie niet verstoren door ook maar de indruk te wekken dat het verleden opgerakeld wordt. ³ Bij twijfel kan je ook een onverdachte derde partij raadplegen. ³ Belangrijk is dat je eventuele misverstanden onmiddellijk in de kiem kan smoren: zowel dader als slachtoffer kunnen zich dikwijls niet onmiddellijk uit hun vertrouwde rol losmaken, zonder evenwel echt van kwade wil te zijn.
II.
Het belang van deze nazorg voor het slachtoffer: ³ Hij/zij voelt zich op die manier permanent gesteund, wat zelfvertrouwen en vooral vertrouwen in de toekomst geeft. ³ Op die manier wordt een eerste voorzichtige stap gezet in het doorbreken van het dikwijls steeds weer terugkerende pestscenario waarin het slachtoffer dikwijls al jarenlang gevangen zit.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 12
III.
Het belang ervan voor de dader: ³ Als al het voorgaande goed gegaan is, mag je verwachten dat die gevoelig is voor positieve aandacht: spreek hem daarom aan op zijn verantwoordelijkheid, vraag hoe het loopt, of er toch geen moeilijkheden meer zijn tussen hem en de ander, hoe hij/zij denkt dat de ander zich voelt in de klas. ³ Vergeet vooral niet je appreciatie te laten blijken als alles naar wens verloopt: op die manier werk je eerder ondersteunend dan controlerend. (Hou er rekening mee dat stoppen met pesten niet vanzelfsprekend is, dat er zelfs elementen van verslaving in meespelen.) ³ Op die manier stimuleer je niet alleen het herstel van de relatie tussen dader en slachtoffer, maar ook de verantwoordelijkheidszin en het zelfrespect.
Stella Maris
Hanne Gulikers - zorgcoördinator
Pagina | 13