OPLEIDING
WFt Leven
OPLEIDING WFt LEVEN
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.1.5 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.6 1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4 1.7 1.7.1 1.7.2 1.7.3 1.7.4 1.8 1.9 1.9.1 1.9.2
LEVENSVERZEKERINGEN; ALGEMEEN EN VORMEN Definitie van de levensverzekering Overeenkomst van verzekering Geldelijke uitkering of een uitkering in natura In verband met leven of dood Een ongevallenverzekering is geen levensverzekering Kans op voordeel De bij een verzekering betrokken partijen De levensverzekeraar De verzekeringnemer De premieverschuldigde De verzekerde De begunstigde Redenen om een levensverzekering te sluiten Indeling levensverzekeringen Uitkeringen bij leven Kapitaalverzekering bij leven Lijfrenteverzekering Uitkeringen bij overlijden Levenslange kapitaalverzekering bij overlijden Tijdelijke kapitaalverzekering bij overlijden Risicotermijnverzekering Erfrenteverzekering Uitkeringen bij leven en overlijden Gemengde verzekering Kapitaalverzekering op vaste termijn Verzekering bij leven met restitutie Ideaalverzekering Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
1 1 2 2 2 2 2 4 4 4 4 5 5 5 6 7 8 9 19 19 21 22 26 28 28 29 30 31 34 35 35 36
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.2 2.2.1 2.2.2
INHOUD VAN DE LEVENSVERZEKERINGSOVEREENKOMST Het afsluiten van een levensverzekering Offerte Aanvraagformulier en eventuele medische waarborgen Onderzoek naar de gezondheid De levensverzekeringsovereenkomst komt tot stand De afkoelingsperiode De polis De rechten van de verzekeringnemer Aanwijzing of wijziging van de begunstiging Afkoop
39 40 40 40 44 47 47 48 49 49 51
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
ii
Inhoudsopgave
2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.5.8 2.5.9 2.5.10 2.6 2.6.1 2.6.2 2.6.3 2.7 2.8 2.8.1 2.8.2
Premievrijmaking; niet meer betalen van de premie Belening Conversie van een levensverzekering Verzwijging; mededelingsplicht van de verzekeringnemer Uitsluitingsclausules Overlijden ten gevolge van zelfdoding Atoomkernreacties en/of radioactiviteit Overlijden ten gevolge van een misdrijf Oorlogsdekking voor militairen Aanvullende dekkingen Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheidsrente Ongevallenverzekering Clausules Verpandingsclausule Lijfrenteclausule Pensioenclausule Optieclausule Indexclausule Kapitaalverzekering eigen woning (KEW) Verzorgersclausule Discontoclausule Verbindingsclausule „En bloc‟-clausule Expiraties Uitkeringen bij leven Uitkeringen bij overlijden Een zoektocht naar de begunstigden voor uitkeringen bij leven en bij overlijden Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
52 55 57 59 61 61 61 62 62 63 63 64 64 64 64 65 65 65 65 65 66 66 66 66 67 67 68 69 70 71 71 73
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2
BEREKENINGSMETHODIEK BIJ LEVENSVERZEKERINGEN Grondslagen van een levensverzekering Kosten Risico Interest Traditionele levensverzekeringen Rekenrente Risicopremie over gehele looptijd gelijk Kosten van tevoren bekend Unit-linked-verzekeringen Universal-life-verzekeringen Daadwerkelijk gemaakte rendement Daadwerkelijk gemaakte kosten
75 76 76 76 81 83 84 85 86 86 87 87 88
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
iii
Inhoudsopgave
3.4.3 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7 3.8 3.8.1 3.8.2
Risicopremie Traditioneel en universal life Premie- of koopsom berekening Offertesoftware Tarievenboeken Gevraagde offertes Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
4 4.1 4.1.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.5.6 4.6 4.6.1 4.6.2 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.8
ADVISERING EN ZORGPLICHT Informatieverstrekking Informatiefases Woekerpolissen Hoe ziet de woekerpolisaffaire eruit? Welke vormen van woekerpolissen zijn er? Wat zijn de kenmerken van een woekerpolis? Wat te doen met een woekerpolis? Modellen commissie-De Ruiter De financiële bijsluiter Wanneer is een financiële bijsluiter verplicht? Wat is het doel van de financiële bijsluiter? Hoe ziet de financiële bijsluiter eruit? Voor welke producten geldt een andere inhoudelijke bijsluiter? Provisieregels en beloningstransparantie Passende provisieregels Nominale beloningstransparantie Dienstverleningsdocument Provisiebalans Aanbieders en kostentransparantie Het klantprofiel De persoonsgegevens De inkomens- (en uitgaven)positie van de klant De vermogenspositie van de klant Kennis en ervaring van de klant Wensen van de klant Vastlegging en reproduceerbaarheid Het aanvraagformulier Volledig en juist ingevuld aanvraagformulier Het aanvraagformulier geldt mede als vastlegging van het advies Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) Wijzigingen door toepassing Wwft Vaststelling identiteit Ongebruikelijke transacties Zelftoets
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
88 92 93 93 93 95 96 97 97 98
iv
99 100 100 103 104 106 106 108 108 111 111 112 112 115 116 117 118 118 121 123 125 125 126 127 128 128 128 129 129 130 130 130 131 133 135
Inhoudsopgave
4.9 4.9.1 4.9.2
Antwoorden Zelftoets Opgaven
136 136 138
5 5.1 5.2
139 139
5.3 5.4 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.5.4 5.5.5 5.5.6 5.5.7 5.6 5.7 5.7.1 5.7.2 5.7.3 5.7.4 5.7.5 5.7.6 5.8 5.9 5.9.1 5.9.2 5.9.3 5.9.4 5.9.5 5.9.6 5.9.7 5.9.8 5.9.9 5.9.10 5.10 5.11 5.12 5.12.1 5.12.2
WET INKOMSTENBELASTING 2001 Boxenstelsel Overzicht heffingsgrondslag en verschuldigde inkomstenbelasting heffingsgrondslag Individuele belastingheffing Fiscaal partnerschap Box 1: werk en woning Belastbaar loon Belastbare winst uit onderneming Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden Belastbare inkomsten uit periodieke uitkeringen en verstrekkingen Belastbare inkomsten uit eigen woning Uitgaven voor inkomensvoorzieningen Tarief Box 2: aanmerkelijk belang Box 3: sparen en beleggen Rendementsgrondslag Heffingvrij vermogen Fictief rendement Bezittingen Schulden Waardering Persoonsgebonden aftrek Heffingskorting Algemene heffingskorting Arbeidskorting Inkomensafhankelijke combinatiekorting Alleenstaande-ouderkorting Levensloopverlofkorting Ouderschapsverlofkorting Doorwerkbonus Ouderenkorting Alleenstaande ouderenkorting Maatschappelijke beleggingen en durfkapitaal Voorlopige teruggave Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
6 6.1 6.2
PERSONEN- EN FAMILIERECHT Inleiding Ongehuwd samenwonen
167 167 168
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
v
141 142 142 144 144 146 146 147 147 149 149 151 151 152 152 152 153 153 154 154 155 156 157 157 158 159 159 159 160 160 160 161 162 163 163 165
Inhoudsopgave
6.2.1 6.3 6.3.1 6.3.2 6.4 6.4.1 6.4.2 6.5 6.5.1 6.5.2
169 170 170 171 172 172 172 175 176
6.5.3 6.5.4 6.5.5 6.5.6 6.5.7 6.6 6.6.1 6.6.2 6.6.3 6.7 6.8 6.8.1 6.8.2
Het einde van de samenleving Huwelijk Tijdens het huwelijk Het einde van het huwelijk Huwelijksvermogensrecht Inleiding Gemeenschap van goederen Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen Echtscheiding Geen einde van de algehele gemeenschap van goederen: beperking van deze gemeenschap Besturen Aanpassen huwelijksgoederenregime Beleggingsleer met inleggarantie Beleggingsleer in plaats van nominaliteitsleer Aandachtspunten adviseur Huwelijkse voorwaarden De totstandkoming van huwelijkse voorwaarden De uitsluiting van iedere gemeenschap Het verrekenbeding Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
7 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.4 7.4.1 7.4.2 7.4.3 7.4.4 7.4.5 7.5 7.5.1 7.6 7.6.1 7.6.2
ERFRECHT EN SUCCESSIEWET Begrippen Wettelijk erfrecht Bloedverwantschap Aanverwantschap De wettelijke verdeling De geldvordering van de kinderen De omvang van de vordering Vormen van acceptatie van een nalatenschap Schulden van de nalatenschap Groepen erfgenamen Groep 1 Groep 2 Groep 3 en 4 Wilsrechten Legitieme portie Het testament Testamentvormen Successiewet Tarief Vrijstellingen
185 185 185 186 186 187 187 188 189 189 190 190 192 192 193 194 195 196 198 199 199
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
vi
176 176 176 177 177 177 178 178 179 180 182 183 183 184
Inhoudsopgave
7.6.3 7.6.4 7.6.5 7.6.6 7.7 7.8 7.8.1 7.8.2
Partnerbegrip Levensverzekeringen Pensioenimputatie Aangifte Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
203 204 211 212 213 214 214 216
8 8.1 8.1.1 8.1.2 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.3.4 8.3.5 8.3.6 8.4 8.5 8.5.1 8.5.2 8.5.3 8.5.4 8.5.5 8.6 8.6.1 8.6.2 8.6.3 8.6.4 8.7 8.8 8.8.1 8.8.2
SOCIALE ZEKERHEID EN VOORZIENINGEN Sociale regelgeving Premieheffing Uitvoering Algemene Ouderdomswet (AOW) De groep verzekerden De hoogte van de uitkering Het AOW-gat Vergrijzing in Nederland Algemene nabestaandenwet (Anw) Toekenning van de uitkering Hoogte van de Anw-uitkering Beëindiging van de uitkering Vertrek naar het buitenland Het Anw-hiaat Overgangsrecht Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Wanneer is er recht op een WIA-uitkering Vaststellen mate van arbeidsongeschiktheid De hoogte van de WIA-uitkering Aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Overlijdensuitkering Werkloosheidswet Wanneer recht op WW-uitkering? De duur en hoogte van de WW-uitkering Herleving van de uitkering Voortzetting pensioenopbouw tijdens WW Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
217 217 218 218 219 220 222 224 224 227 227 228 230 230 231 231 231 232 232 233 234 243 244 244 244 247 250 250 252 253 253 254
9 9.1 9.1.1 9.1.2 9.1.3
WERKNEMERSPENSIOEN Wat is een werknemerspensioen? Soorten pensioen Pensioenuitvoerders Pensioen en belastingheffing
255 256 256 257 259
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
vii
Inhoudsopgave
9.2 9.2.1 9.2.2 9.2.3 9.3 9.3.1 9.3.2 9.3.3 9.3.4 9.3.5 9.4 9.4.1 9.4.2 9.5 9.5.1 9.5.2 9.5.3 9.6 9.6.1 9.6.2 9.7 9.7.1 9.7.2 9.7.3 9.7.4 9.8 9.9 9.9.1 9.9.2 9.9.3 9.10 9.10.1 9.10.2 9.10.3 9.10.4 9.10.5 9.11 9.11.1 9.11.2 9.11.3 9.11.4 9.12 9.12.1 9.12.2 9.13 9.14
Invoering van de Pensioenwet (PW) Verandering Nederlandse samenleving Toename aantal gepensioneerden Hogere communicatie-eisen De pensioenovereenkomst Uitvoeringsovereenkomst Pensioenovereenkomst Het pensioenreglement Startbrief Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Pensioenregister Inloggen via www.mijnpensioenoverzicht.nl Informatie in een samenvatting 100%-norm Variabele pensioenuitkeringen Aanpassing van het OP aan de loon- en prijzenontwikkeling Uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en vice versa Toetreding De toetredingsleeftijd Wachttijd of drempelperiode Gelijke behandeling Gelijke behandeling mannen/vrouwen Gelijke behandeling tijdelijke en vaste werknemers Gelijke behandeling op grond van leeftijd Gelijke behandeling soorten partners Afkoop kleine pensioenaanspraken Waardeoverdracht Bij wisseling van werkgever In verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd Collectief op verzoek van de werkgever Overige bepalingen uit de Pensioenwet Uitruil partnerpensioen voor ouderdomspensioen Verplichte voortzetting partnerpensioen Meeverzekerde stijgingen Verjaringstermijn Onderbrengingsplicht Zorgplicht Informatievoorziening Betalingsachterstanden Toeslagen Zorgplicht volgens de Wet op het financieel toezicht Pensioenleidraden Wanneer geldt de leidraad? Wat is een goed adviestraject? Zelftoets Antwoorden
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
viii
260 260 260 260 261 261 261 263 263 264 269 269 269 271 271 272 273 274 274 275 275 275 276 277 278 278 279 279 281 281 282 282 283 283 284 284 284 285 285 285 288 291 291 292 293 294
Inhoudsopgave
9.14.1 9.14.2
Zelftoets Opgaven
294 295
10 10.1 10.1.1 10.1.2 10.1.3 10.1.4 10.1.5 10.1.6 10.1.7 10.2 10.2.1 10.2.2 10.3 10.3.1 10.3.2 10.3.3 10.4 10.4.1 10.4.2 10.5 10.6 10.6.1 10.6.2 10.7 10.8 10.8.1 10.8.2
PENSIOENBEREKENINGEN EN -SYSTEMEN Bepaling van de hoogte van het pensioen Pensioengevend salaris AOW-franchise Dienstjaren Opbouwpercentage Soort pensioenovereenkomst Hoogte andere pensioensoorten dan het ouderdomspensioen Bijspaarregeling Verzekeringtechnische opbouw van het pensioen Verzekeringtechnische opbouw van het ouderdomspensioen Verzekeringtechnische opbouw van het nabestaandenpensioen Pensioen en ontslag Waardebepaling van het pensioen bij ontslag Pensioenbreuk door ontslag Waardeoverdracht Pensioen en echtscheiding Bijzonder nabestaandenpensioen Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) Pensioen en emigratie Excessieve beloningen Wanneer is er sprake van een pseudo-eindheffing? Hoe hoog is de pseudo-eindheffing? Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
297 297 298 299 300 301 302 313 315 316 316 319 322 323 324 325 326 326 328 329 330 330 330 331 332 332 333
11 11.1 11.2 11.3 11.3.1 11.3.2 11.3.3 11.3.4 11.3.5 11.4 11.4.1 11.4.2 11.4.3 11.4.4 11.5 11.6
DE DGA EN DE OUDE DAG Pensioen in eigen beheer versus verzekeren Liquiditeit Opbouwmogelijkheden Opbouw over loon in natura Beleggen tijdens de opbouw Eigen bijdrage Doelkapitaal en pensioendotatie AOW-franchise Het afdekken van risico‟s Overlijdensrisico Langlevenrisico Arbeidsongeschiktheidsrisico Faillissement Kosten Belastingclaimverzekering
335 335 336 337 337 337 337 338 339 339 340 340 341 341 341 342
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
ix
Inhoudsopgave
11.7 11.8 11.8.1 11.8.2
Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
344 345 345 346
12 12.1 12.1.1 12.1.2 12.1.3 12.2 12.3 12.4 12.4.1 12.4.2 12.4.3 12.5 12.5.1 12.5.2 12.5.3 12.5.4 12.6 12.6.1 12.6.2 12.6.3 12.6.4 12.6.5 12.6.6 12.6.7 12.7 12.7.1 12.7.2 12.8 12.9 12.10 12.10.1 12.10.2 12.10.3 12.10.4 12.11 12.11.1 12.11.2 12.11.3 12.11.4 12.12 12.12.1
LIJFRENTEN Wat is een lijfrente? Vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen Uitkering ontvangen uiterlijk tot overlijden Niet afkopen, vervreemden, prijsgeven of tot voorwerp van zekerheid dienen Opbouw- en uitkeringsfase Huidige fiscale behandeling van lijfrenten Benaming lijfrenteverzekeringen Zuivere lijfrente Gerichte lijfrente Kapitaalverzekering met lijfrenteclausule Lijfrenteverzekering en bancaire lijfrente Lijfrentevormen Overlijden tijdens de opbouwfase Overlijden tijdens de uitkeringsfase Wijze van berekenen van het rendement Toegestane lijfrentevormen Oudedagslijfrente Tijdelijke oudedagslijfrente Nabestaandenlijfrente Lijfrente voor meerderjarig invalide kind Arbeidsongeschiktheidsrente Combinaties van lijfrentevormen: uitgestelde lijfrente op twee levens “Shoppen” met lijfrentekapitaal De aftrekbaarheid van de inleg De jaarruimte De reserverings- of inhaalruimte Inhoudingsverplichtingen Moment van aftrek Splitsingsproblematiek Saldomethode Ontstaan van splitsingsproblematiek Beperkte saldomethode vanaf 2010 Overgangsregeling: onbeperkte saldomethode Niet-reguliere uitvoering De sancties Afkoop, vervreemding of dienen tot voorwerp van zekerheid Emigratie en lijfrente Omzetting lijfrente in andere vorm Lijfrente, nalatenschap en erfbelasting De nalatenschap
347 348 348 349 351 351 351 352 353 353 354 355 356 357 357 359 359 360 362 363 366 367 367 367 368 369 373 374 375 375 375 376 377 377 378 378 379 380 380 380 380
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
x
Inhoudsopgave
12.12.2 12.13 12.13.1 12.13.2 12.14 12.14.1 12.14.2 12.14.3 12.14.4 12.15 12.15.1 12.15.2 12.15.3 12.15.4 12.16 12.17 12.18 12.19 12.19.1 12.19.2
Heffing van erfbelasting Lijfrenten en schenkbelasting Waardebepalingen polissen Schenken van termijn tot termijn Gouden handdruk Direct gebruiken Stamrecht aankopen bij een verzekeraar of een bank Het opzetten van een BV Combinatie Echtscheiding en lijfrenten Lijfrenten onder het overgangsregime Lijfrenten onder het huidige fiscale regime Lijfrente als vermogensbestanddeel in box 3 Goudenhanddrukstamrechten Switchen tussen bancaire lijfrente en lijfrenteverzekering Verschillen bancaire lijfrente en lijfrenteverzekering Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
380 381 381 382 383 384 384 386 387 387 388 388 388 389 389 389 391 392 392 395
13 13.1 13.1.1 13.1.2 13.1.3 13.1.4 13.1.5 13.1.6 13.1.7 13.1.8 13.1.9 13.1.10 13.2 13.2.1 13.2.2 13.3 13.3.1 13.3.2 13.3.3 13.3.4 13.3.5 13.3.6 13.3.7 13.3.8 13.3.9
KAPITAALVERZEKERINGEN EN BANKSPAREN Kapitaalverzekering eigen woning Algemene vereisten In de polis op te nemen voorwaarden Fictieve uitkering De omvang van het voordeel De vrijstelling bij de berekening van het voordeel uit de KEW Berekening rente-element bij toepassing vrijstelling Omzetting van kapitaalverzekeringen eigen woning KEW en verhuizing KEW en echtscheiding Het premiedepot Op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekeringen Overgang van box 3 naar box 1 Imputatieregeling Banksparen Waarom invoering van banksparen Wat is banksparen voor de eigen woning? Voorwaarden SEW en BEW Fictieve uitkering Uitruil en inbreng SEW/BEW en KEW Inbreng van een gewone spaarrekening of gewoon beleggingrecht SEW/BEW en erfbelasting Spaarhypotheek Verschillen en overeenkomsten tussen KEW en SEW/BEW
397 397 398 398 399 401 402 404 404 405 407 408 409 410 411 412 412 412 414 419 420 421 421 422 422
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
xi
Inhoudsopgave
13.4 13.5 13.6 13.6.1 13.6.2
Uitvaartverzekering en Uitvaartbankrekening Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
423 425 426 426 428
14 14.1 14.1.1 14.1.2 14.1.3 14.1.4 14.2 14.2.1 14.2.2 14.2.3 14.3 14.4 14.4.1 14.4.2 14.4.3 14.4.4 14.4.5 14.4.6 14.4.7 14.5 14.6 14.6.1 14.6.2 14.6.3 14.7 14.8 14.8.1 14.8.2
WET VPL EN VITALITEITSSPAREN Vroegpensioen Vervroegde uittreding (VUT) Prepensioen Tijdelijk overbruggingspensioen Lijfrenteverzekeringen Wet Vpl en ontslagvergoeding Kwalitatieve toets Kwantitatieve toets VUT-strafheffing Levensloopregeling Wat is de levensloopregeling? Maximale bedragen Afschaffing en overgangsregeling levensloopregeling Pensioen en levensloop Dekking voor sociale zekerheid Levensloop en spaarloonregeling Directeur-grootaandeelhouder en zijn levensloopregeling Overlijden Vitaliteitssparen Mogelijkheden vervroeging pensioen na wet VPL Optimalisering pensioen op 65-jarige leeftijd Variabilisering levenslang ouderdomspensioen Levenslooptegoed gebruiken Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
431 432 432 433 435 436 439 440 440 441 441 442 443 444 445 447 447 448 448 450 450 450 451 451 453 454 454 455
15 15.1 15.1.1 15.1.2 15.1.3 15.2 15.2.1 15.2.2 15.2.3 15.2.4 15.3 15.3.1
DE ZELFSTANDIG ONDERNEMER EN DE OUDE DAG Fiscaal ondernemerschap De ondernemer De onderneming Wie zijn ondernemers? De oudedagsreserve De bedoeling van de oudedagsreserve Wie kan een oudedagsreserve opbouwen? De jaarlijkse dotatie aan de oudedagsreserve Afnemingen van de oudedagsreserve De oudedagsreservelijfrente en de stakingslijfrente De oudedagsreserve- of OR-lijfrente
457 458 458 458 458 459 459 459 461 463 464 464
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
xii
Inhoudsopgave
15.3.2 15.3.3 15.4 15.5 15.5.1 15.5.2
De stakingslijfrente De sancties bij het overtreden van de fiscale voorwaarden Zelftoets Antwoorden Zelftoets Opgaven
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
xiii
470 476 478 479 479 482
Inhoudsopgave
1
LEVENSVERZEKERINGEN; ALGEMEEN EN VORMEN
Veel Nederlanders hebben een levensverzekering. Een levensverzekering komt voor in veel varianten. Zo is een uitvaartverzekering een voorbeeld van een levensverzekering. Ook sluiten veel mensen een levensverzekering af naast hun hypothecaire geldlening. Maar, u kunt bijvoorbeeld ook denken aan een pensioen waarop een werknemer recht heeft via een werkgever. Een pensioen is ook een voorbeeld van een levensverzekering. In dit hoofdstuk gaan we ten eerste in op de definitie van een levensverzekering. Met deze definitie kunt u bepalen welke verzekeringen levensverzekeringen zijn en welke niet. Ten tweede beschrijven we de partijen die betrokken zijn bij een levensverzekeringsovereenkomst. Ten derde komt aan bod wat redenen zijn voor het afsluiten van een levensverzekering. Ten slotte beschrijven we welke vormen van levensverzekeringen er zijn. Hierbij is er in hoofdlijnen onderscheid tussen levensverzekeringen die een uitkering geven bij overlijden en levensverzekeringen die een uitkering geven bij het in leven zijn op de einddatum van de verzekering. Er zijn ook verzekeringen die in beide situaties recht geven op een uitkering. Na bestudering van dit hoofdstuk bent u in staat om: • de definitie te geven van een levensverzekeringsovereenkomst; • de partijen die betrokken zijn bij het afsluiten van een levensverzekeringsovereenkomst te benoemen; • de meest voorkomende levensverzekeringsvormen te omschrijven; • in een praktijksituatie te beargumenteren aan welke soort levensverzekering de voorkeur gegeven zou moeten worden; • in een praktijksituatie te beoordelen welke soort levensverzekering aansluit bij de persoonlijke situatie van een consument; • in een praktijksituatie een verzekeringsvoorstel uit te werken voor de verschillende levensverzekeringsvormen; • te illustreren hoe een gegeven of een gewenste situatie in het algemeen in de levensverzekeringsovereenkomst geregeld is. 1.1
DEFINITIE VAN DE LEVENSVERZEKERING
Een levensverzekering is een verzekering die verband houdt met het leven of de dood van de mens, of met de verzorging van de uitvaart van de mens. In de Wet op het financieel toezicht (Wft) is de onderstaande definitie te vinden: „een overeenkomst van verzekering tot het doen van geldelijke uitkeringen of een uitkering in natura in verband met het leven of de dood van de mens, met dien verstande dat overeenkomsten van ongevallenverzekering niet als overeenkomsten van levensverzekering worden beschouwd.‟
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
1
Verzekeren Leven
1.1.1
Overeenkomst van verzekering
Een verzekering is een kansovereenkomst. Dit wil zeggen dat het niet zeker is of de verzekering tot uitkering komt. De verzekering komt alleen tot uitkering als het verzekerde voorval zich voordoet. Een voorbeeld van een verzekerd voorval dat verzekerd kan zijn, is: overlijden voor 1 januari 2013. Gebeurt dit onzeker voorval niet, dan keert de verzekering niet uit. Degene die heeft betaald voor een dergelijke verzekering krijgt hiervoor dus niets terug. 1.1.2
Geldelijke uitkering of een uitkering in natura
Een geldelijke uitkering is een uitkering in geld. Zo kan bijvoorbeeld iemand op 65-jarige leeftijd een uitkering van € 100.000 krijgen uit een levensverzekering. Maar, er kan ook sprake zijn van een uitkering in natura. U moet hierbij denken aan een verzekering waarbij de verzekeraar de uitvaart regelt. 1.1.3
In verband met leven of dood
Van tevoren spreken de verzekeraar en de verzekerde af wanneer er een uitkering volgt. Dit kan bij het in leven zijn van degene die verzekerd is op een bepaalde datum. Maar, er kan ook een uitkering volgen als degene die verzekerd is, overlijdt. Er zijn ook levensverzekeringen die een uitkering geven in beide situaties, dus zowel bij overlijden als bij het in leven zijn op een bepaalde datum. De uitkering is een van tevoren afgesproken bedrag. Dit is het verzekerd kapitaal. Dit kapitaal komt altijd volledig tot uitkering of helemaal niet. Er kan geen sprake zijn van een gedeeltelijke schade, zoals bij schadeverzekeringen. Een verzekering die altijd het gehele verzekerde bedrag uitkeert als het onzeker voorval zich voordoet is een sommenverzekering. Het is dus niet van belang of er wel of geen schade is. Een levensverzekering is dus een sommenverzekering. 1.1.4
Een ongevallenverzekering is geen levensverzekering
Een ongevallenverzekering is een verzekering die een uitkering geeft als de verzekerde een ongeval krijgt. Er kan een uitkering worden verkregen bij een ziekenhuisopname, blijvende invaliditeit en overlijden. Volgens de Nederlandse wetgeving is een ongevallenverzekering geen levensverzekering. 1.1.5
Kans op voordeel
Door de ruime definitie van het begrip levensverzekering vielen ook allerlei spaarcontracten onder deze definitie. Om dit te voorkomen, is afgesproken dat van een levensverzekering slechts sprake is als er vanuit de verzekeringnemer bezien een kans op voordeel bestaat. Dit noemen we ook wel het „gerede-kans-criterium‟. Deze kans op voordeel moet gedurende ten minste de eerste helft van de looptijd Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
2
Verzekeren Leven
plus een dag van de verzekering bestaan. De „bonus‟ moet ten minste 10% bedragen. Dit houdt in dat als er naast een kapitaaluitkering bij in leven zijn, een overlijdensuitkering zal worden verstrekt bij eerder overlijden, de verzekeraar gedurende ten minste de helft van de looptijd plus een dag 10% meer of 10% minder uitkeert dan de tot dan toe opgerente premies (premies inclusief rendement). Keert de verzekeraar bij overlijden 10% meer uit, dan zal de uitkering bij leven lager zijn dan wanneer de verzekeringnemer zijn geld aan een gewone „spaarrekening‟ zou hebben besteed. Is de uitkering bij overlijden 90% (dus 10% minder) dan moet de uitkering bij leven hoger zijn dan in een vergelijkbare situatie op een spaar- of beleggingsrecht, met eenzelfde rendement. Overigens hanteren veel verzekeraars de „minimaal 110%‟- of „maximaal 90%‟-dekking bij eerder overlijden gedurende de hele looptijd. Voorbeeld Noëlle van der Wind vraagt een offerte op bij verzekeraar X. Zij wil elke maand een bedrag van € 150 inleggen. De ingelegde bedragen belegt de verzekeraar voor haar in obligaties. Met de waarde van de verzekering kan zij vervolgens op 60-jarige leeftijd een deel van haar hypothecaire geldlening aflossen. Daarnaast wil Noëlle dat haar vriend de waarde van de verzekering ontvangt op het moment van haar overlijden. Ze ontvangt enige dagen later een offerte via de mail. Hierin staat vermeld dat de verzekeraar bij overlijden van Noëlle vóór haar 60-jarige leeftijd 110% van de waarde van de verzekering uitkeert. Noëlle vindt dit vreemd, ze had immers gevraagd om een offerte waarin de waarde van de verzekering bij haar overlijden voor haar vriend zou zijn. Dus gewoon 100% van de waarde van de verzekering. Na een telefoontje met verzekeraar X is het haar helemaal duidelijk. Binnen een verzekering moet altijd een kans op voordeel bestaan. Binnen de aangeboden offerte is de kans op voordeel verwerkt in de uitkering bij overlijden voor haar 60-jarige leeftijd. Haar vriend ontvangt dan immers meer dan de waarde van de verzekering. Ze geeft bij de verzekeraar aan dat zij ook een offerte wil ontvangen waarin haar vriend 90% van de waarde van de verzekering ontvangt, als zij vóór haar 60-jarige leeftijd overlijdt. De uitkering bij in leven zijn op 60-jarige leeftijd zal dan hoger zijn dan in de eerste offerte.
OPGAVE 1 Wat is een onderdeel van de wettelijke definitie van een levensverzekeringsovereenkomst? a. b. c.
De uitkering kan zowel in geld als in natura worden verkregen. De uitkering wordt uitsluitend bij overlijden ontvangen. Onder de definitie valt ook een ongevallenverzekering.
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
3
Verzekeren Leven
1.2
DE BIJ EEN VERZEKERING BETROKKEN PARTIJEN
Bij de totstandkoming van een levensverzekering spelen verschillende partijen een rol. Elke partij heeft zijn eigen rechten en plichten. De partijen die een rol spelen bij de levensverzekering zijn: • de verzekeraar; • de verzekeringnemer; • de premieverschuldigde; • de verzekerde(n); • de begunstigde(n). 1.2.1
De levensverzekeraar
Een verzekeringsmaatschappij of verzekeraar is een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt. Doorgaans wordt een verzekeraar gedefinieerd als: een financiële onderneming die zich tegen betaling van een zeker bedrag, ten opzichte van een andere partij, verbindt tot het doen van één of meer uitkeringen als een bepaalde onzekerheid zich voordoet. 1.2.2
De verzekeringnemer
Een levensverzekering is een overeenkomst tussen twee partijen: een verzekeringnemer en een verzekeraar. De overige partijen kunnen dezelfde persoon zijn als de verzekeringnemer, maar dit hoeft niet zo te zijn. De verzekeringnemer is dus een belangrijke persoon in de overeenkomst, omdat hij de contractant is met de verzekeraar. Iedere overeenkomst van levensverzekering heeft een of twee verzekeringnemers. De verzekernemer kan in beginsel alle polisrechten uitoefenen. In de polisvoorwaarden is altijd de definitie van de verzekeringnemer omschreven. De verzekeringnemer kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. Voorbeeld Jabee BV, een fabrikant van muziekinstrumenten, sluit een pensioenverzekering af voor haar personeel bij verzekeraar X. Jabee BV is de verzekeringnemer voor deze verzekering. De overeenkomst van de pensioenverzekering is dus afgesloten tussen Jabee BV en verzekeraar X. Zij zijn de contactanten van de overeenkomst. In dit voorbeeld is de verzekeringnemer dus een rechtspersoon.
1.2.3
De premieverschuldigde
De premieverschuldigde is degene die er verantwoordelijk voor is periodiek een bedrag aan de verzekeraar te betalen. Dit is in veel gevallen dezelfde persoon als de verzekeringnemer. In plaats van een periodieke betaling kan er ook een eenmalige betaling zijn op een levensverzekering. Er is dan sprake van een koopsom en dus van een koopsomverschuldigde. Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
4
Verzekeren Leven
1.2.4
De verzekerde
De verzekerde in de overeenkomst van de levensverzekering is degene op wie zijn leven de overeenkomst is gesloten. De uitkering is afhankelijk van het in leven zijn of dood zijn van de verzekerde. Het is ook mogelijk dat er twee verzekerden op één polis staan. Het is duidelijk dat de totstandkoming van de levensverzekering afhankelijk kan zijn van de gezondheid van de verzekerde. Er is immers geen verzekeraar die een verzekering wil afsluiten met een verzekerd bedrag bij overlijden op het leven van een persoon die naar verwachting binnenkort zal overlijden. 1.2.5
De begunstigde
De begunstigde is degene die, in geval van verwezenlijking van het verzekerde risico, recht heeft op uitkering. De begunstigde kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. De begunstigde kan dezelfde persoon zijn als de verzekeringnemer en premieverschuldigde. Ook kan de begunstigde een andere persoon zijn dan de verzekeringnemer en premieverschuldigde. Voorbeeld Paula Hoogewerf sluit een levensverzekering af bij verzekeraar X. De verzekering moet een uitkering geven aan Fred als zij overlijdt. Fred is de man van Paula. Paula betaalt zelf de premies op deze verzekering. Het volgende geldt:
• • • •
de verzekeraar is verzekeraar X; de verzekeringnemer is Paula; de verzekerde is Paula; de begunstigde is Fred.
1.3
REDENEN OM EEN LEVENSVERZEKERING TE SLUITEN
Net als bij iedere andere verzekeringsvorm is het doel van de levensverzekering om dekking te bieden tegen bepaalde risico‟s. Het gaat hier om twee risico‟s: • het risico van lang leven; • het risico van kort leven (overlijden). Het langlevenrisico houdt in dat een persoon langer leeft dan waarmee hij financieel rekening heeft gehouden. Hierdoor kan hij in financiële problemen komen, omdat zijn geld opraakt. Het kortlevenrisico is feitelijk het tegenovergestelde van het langlevenrisico. Wanneer iemand korter leeft dan verwacht, kunnen er financiële problemen ontstaan voor de nabestaanden.
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
5
Verzekeren Leven
Afhankelijk van de verzekeringsvorm wordt een uitkering gedaan bij in leven zijn of bij overlijden op een bepaalde datum. Er zijn vier redenen om een levensverzekering af te sluiten: • schuldaflossing: een verzekeringnemer sluit een levensverzekering vaak af naast een hypothecaire geldlening. De verzekeringnemer gebruikt de uitkering uit de verzekering dan om op de einddatum van de hypotheek de schuld in één keer af te lossen; • de verzorging van de nabestaanden: veel mensen sluiten een levensverzekering af om na het overlijden hun nabestaanden financieel goed achter te laten. Bij overlijden ontvangen de nabestaanden dan een periodieke uitkering of een bedrag ineens. Een periodieke uitkering kan het inkomen van de overledene geheel of gedeeltelijk vervangen. Met een uitkering ineens kan een nabestaande bepaalde zaken betalen zoals de aflossing van een lening of de uitvaart. Ook kan de nabestaande de eenmalige uitkering gebruiken om enige tijd van te leven; • een inkomen voor de oude dag: een levensverzekering kan zorgen voor een periodieke uitkering na het bereiken van een bepaalde leeftijd. Een voorbeeld van een dergelijke periodieke uitkering uit een levensverzekering is een pensioen. Bij het afsluiten van een pensioenverzekering is altijd een werkgever betrokken. Een persoon die geen werkgever heeft of buiten de werkgever om een periodieke uitkering wil verzekeren vanaf een bepaalde leeftijd, kan een zogenaamde lijfrenteverzekering afsluiten. Verzekeringtechnisch zijn een pensioen en een lijfrente dus gelijk. Een lijfrente sluit iemand alleen af in privé en een pensioen altijd via de werkgever. Zowel een pensioen als een lijfrente geven recht op een periodieke uitkering; • sparen voor toekomstige lasten: een goed voorbeeld hiervan is de studie van kinderen. Er is dan sprake van een studieverzekering. Een studieverzekering wordt vaak vlak na de geboorte van het kind afgesloten en keert bijvoorbeeld uit op de achttiende verjaardag van het kind. 1.4
INDELING LEVENSVERZEKERINGEN
We kunnen levensverzekeringen op verschillende manieren indelen. In hoofdlijnen onderscheiden we twee verschillende soorten indelingen: • de wijze van uitkeren; • het moment van uitkeren. Bij de wijze van uitkeren zijn de verzekeringen te verdelen in: • kapitaalverzekeringen: dit zijn verzekeringen die een bedrag ineens uitkeren; • renteverzekeringen: dit zijn verzekeringen die elke periode een bedrag uitkeren.
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
6
Verzekeren Leven
Bij het moment van uitkeren zijn de verzekeringen in de volgende hoofdgroepen te verdelen: • risicoverzekeringen: dit zijn verzekeringen die een uitkering geven na overlijden van een persoon; • spaarverzekeringen: dit zijn verzekeringen die een uitkering geven bij het bereiken van een bepaalde leeftijd van de verzekerde; • mengverzekeringen: dit zijn verzekeringen die zowel een uitkering geven bij overlijden als bij het in leven zijn op een bepaalde datum van de verzekerde. Door de vormen bij de wijze van uitkeren te combineren met de vormen bij het moment van uitkeren komen we tot de verschillende levensverzekeringsvormen. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verzekeringsvormen die er zijn. In de hiernavolgende paragrafen lichten we deze vormen toe. De ideaalverzekering ontbreekt in dit overzicht. Het is een verzekering die in verschillende hokjes past. De ideaalverzekering geeft namelijk zowel een periodieke uitkering als een uitkering ineens.
Uitkering bij
Uitkering ineens
Uitkering periodiek
•
•
Kapitaalverzekering bij leven
leven
Lijfrenteverzekering - Op één leven of twee levens - Uitgesteld of direct ingaand - Tijdelijk of levenslang
•
Uitkering bij overlijden
Levenslange kapitaalverzekering bij
• •
Erfrenteverzekering Overlevingslijfrente
overlijden
•
Tijdelijke kapitaalverzekering bij overlijden
Uitkering zowel bij leven als bij
• • •
overlijden
Risicotermijnverzekering Gemengde verzekering Kapitaalverzekering op vaste termijn
•
Verzekering bij leven met restitutie
1.5
UITKERINGEN BIJ LEVEN
De verzekeringen die een uitkering op een bepaalde datum bij het in leven zijn van de verzekerde geven, zijn: • een kapitaalverzekering bij leven; • een lijfrenteverzekering.
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
7
Verzekeren Leven
1.5.1
Kapitaalverzekering bij leven
1.5.1.1
Verzekeringsvorm
De kapitaalverzekering bij leven wordt uitgekeerd op de einddatum van de verzekering, als de verzekerde op dat moment nog in leven is. Als de verzekerde vóór de einddatum overlijdt, vervalt de verzekering zonder uitkering. Verzekerde in leven op einddatum Koopsom of premiebetaling
€
Sluiten verzekering
Einddatum Verzekerde in leven - eenmalige uitkering - verzekering vervalt
Verzekerde overlijdt vóór einddatum Koopsom of premiebetaling
Sluiten verzekering
1.5.1.2
Overlijden voor einddatum - geen uitkering - verzekering vervalt
Einddatum
Premiebetaling
De premie moet tot de einddatum van de verzekering worden voldaan, of tot het overlijden van de verzekerde. Het is ook mogelijk de verzekering tegen koopsom te sluiten. Er wordt dan bij het sluiten van de verzekering een eenmalige betaling gedaan door de verzekeringnemer. 1.5.1.3
Toepassing
De doelstellingen bij het afsluiten van een kapitaalverzekering bij leven zijn: • een aanvullende oudedagsvoorziening; • aflossing van een hypothecaire schuld.
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
8
Verzekeren Leven
Voorbeeld Pieter Meiboom is een vrijgezel van 40 jaar oud. Pieter wil graag over 20 jaar stoppen met werken. Om de inkomensachteruitgang tegen te gaan, is het noodzakelijk dat hij op zijn 60e over een kapitaal van € 200.000 beschikt. Hij sluit een verzekering bij leven van € 150.000. Door winstbijschrijvingen is het aannemelijk dat er op einddatum van de verzekering € 200.000 wordt uitgekeerd. Omdat Pieter bij overlijden niemand achterlaat, is een uitkering bij overlijden niet nodig.
1.5.2
Lijfrenteverzekering
Een lijfrente is een periodieke uitkering die afhankelijk is van het leven van een bepaalde persoon. Dat wil zeggen dat er bij overlijden van die persoon ook geen recht meer bestaat op een uitkering. De rente is dus afhankelijk van het „lijf‟. Hierna worden twee vormen van lijfrenteverzekering behandeld, te weten: • lijfrente op één leven; • lijfrente op twee levens. 1.5.2.1
Lijfrenteverzekering op één leven
De lijfrenteverzekering is afhankelijk van één leven en keert uit, zolang dat verzekerde lijf leeft. Er wordt een periodieke uitkering ontvangen tot de einddatum, als de verzekerde in leven is. Bij de lijfrenteverzekering op één leven worden de volgende vormen onderscheiden: a. de direct ingaande levenslange lijfrente; b. de direct ingaande tijdelijke lijfrente; c. de uitgestelde levenslange lijfrente; d. de uitgestelde tijdelijke lijfrente. a. Direct ingaande levenslange lijfrente/levenslange oudedagslijfrente Verzekeringsvorm Bij een direct ingaande levenslange lijfrente gaan de periodieke uitkeringen onmiddellijk in. Deze uitkeringen gaan door tot het overlijden van de verzekerde. Koopsom €
Periodieke uitkering tot overlijden €
€
€
€
€
€
Sluiten verzekering
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
€
€
€
€
€
€
Overlijden - geen uitkering meer - verzekering vervalt
9
Verzekeren Leven
Koopsombetaling De lijfrente wordt gesloten tegen betaling van een eenmalige koopsom. Het is niet mogelijk deze lijfrenteverzekering tegen een periodieke premiebetaling te sluiten. Uitkering De uitkering vindt per maand, per kwartaal, per halfjaar of per jaar plaats. Er is recht op een uitkering als de verzekerde aan het eind van de gekozen termijn in leven is. Toepassing Deze verzekering wordt vooral als aanvullende oudedagsvoorziening gebruikt. Voorbeeld De 65-jarige Raymond van Vaalen gaat met pensioen en zijn levensverzekering komt tot uitkering. Hij benut de uitkering om een direct ingaande levenslange lijfrente aan te kopen als aanvulling op zijn pensioen.
b. Direct ingaande tijdelijke lijfrente Verzekeringsvorm Bij de direct ingaande tijdelijke lijfrente loopt de uitkering door tot een vastgestelde datum of tot het overlijden van de verzekerde voor die datum. De periodieke uitkering gaat onmiddellijk in. Als de verzekerde nog in leven is op de einddatum, stopt de lijfrente zonder verdere uitkering. Verzekerde in leven op einddatum Koopsom €
Periodieke uitkering tot einddatum of overlijden €
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Sluiten verzekering
€
€
Einddatum - geen uitkering meer - verzekering vervalt
Verzekerde overlijdt vóór einddatum Koopsom €
€
Sluiten verzekering
Lindenhaeghe, februari 2012 s3082-015
€
€
€
Overlijden voor einddatum - geen uitkering meer - verzekering vervalt
10
Einddatum
Verzekeren Leven