Inhoudsopgave Chronos-boekje nr. 8 (najaar 2012)
Idealen en ambities 03 // ten geleide / Voorwoord - Jos Marell 04 // Idealen veranderen niet - Louis Pullens 07 // Dromen - Kees Groos 08 // In gesprek met Hans Thissen - Peter van Hasselt 11 // Mijn passie - Erny Holla 12 // opstel(len) ‘Ik over 20 jaar’ - Kinderen gr. 7 Lammerts Van Buerenschool 14 // Een ongewone ambitie - Toos Scheen 16 // Grote veranderingen of toch niet? - Babs Feijen 18 // woordwolk ‘Idealen en ambities’ - Jos Marell 19 // Idealen en ambitiE - Gert-Jan Jansen 20 // Een Groen IdeaaL - Susanne van Lent 21 // Onze ideale leerkracht - Pabo-1 studenten 22 // Mijn idealen en ambities veranderen met de dag; op één na… - Rick van Hoeij (pabo-2) 23 // Mijn school, mijn klas - Maria Verkampen 24 // Over idealen - Will van Geel 26 // In de klas of aan de pas - Janneke van Schayk 28 // Vol Talent en Ambitie - Jos Marell 30 // Maak het verschil! - Yvonne Visser 31 // ‘Idealen’ achter een stichting - Anton Vandeursen 34 // Bloemlezing - Diverse mensen 35 // Mooi als idealen en ambitie hand in hand gaan - Toos Scheen 36 // Gedreven door passie - Maikel Beumer 38 // Voorbij de streep - Florine Daub 40 // Colofon 02
Ten geleide
Het is heerlijk als je jouw idealen kunt delen met anderen. Dat lukt beter naarmate hun kijk op het leven, de samenleving, het onderwijs, de opvoeding meer overeenkomt met die van jou, dus als jullie waarden en normen dichter bij elkaar liggen. Voor grote thema’s als vrede en veiligheid, duurzaamheid, gerechtigheid en voedsel voor allen, is het zelfs noodzakelijk dat mensen elkaar vinden. Maar ieder die de wereld wilt verbeteren doet er goed aan kleinschalig te beginnen: met zichzelf. Ook dan is het helemaal niet eenvoudig om te willen zijn wat je nog niet bent en te willen komen waar je nog niet bent.
Idealen en ambities, het zijn begrippen die verwachtingen wekken. Misschien is dat zelfs zojuist gebeurd, toen je de titel van dit boekje las en er meteen in wilde gaan lezen… Idealen gaan aan ambities vooraf. Het zijn stippen aan de horizon die ons leven richting geven en van invloed zijn op ons en andermans levensgeluk. Ook als we onze idealen niet scherp onder woorden kunnen brengen, dan weet onze intuïtie gelukkig vaak al precies wat we willen worden of hoe we willen zijn. Degenen die zich hierin niet herkennen zou ik willen aanbevelen te dromen en die dromen na te jagen. Durf hongerig en dwaas te zijn! Durf te kiezen, niet alleen voor jezelf maar voor al degenen die verwachtingsvol naar je opzien: collega’s, vrienden, kinderen vooral.
Voorwoord Dit is alweer het achtste boekje dat alumnivereniging Chronos verspreidt onder de afgestudeerden van Pabo Groenewoud of een van haar rechtsvoorgangers. Het thema ‘Idealen en ambities’ heeft velen geïnspireerd een bijdrage te leveren: kinderen van de Lammerts van Buerenschool in Zetten, studenten die net aan hun opleiding begonnen zijn en gevorderden, start- en vakbekwame leerkrachten met en zonder carrièreswitch, basisschooldirecteuren, Pabo-docenten en oud-docenten, Pabo-directieleden van nu en toen. Met elkaar vormen hun verhalen een rijk geschakeerd geheel dat boeit. Voor het boekje van volgend jaar hebben we nog geen thema vastgesteld. Wellicht kunnen we een thema kiezen dat aansluit bij onze verhuizing aan het eind van 2013 naar het fraaie nieuwe gebouw dat nu op de hoek van de Heyendaalseweg en de Kapittelweg vorm krijgt. Ideeën daarvoor of voor een ander thema zijn van harte welkom.
Ambities duiden aan wat we van onze idealen denken te kunnen waarmaken. Ze zijn toekomstgericht, maar niet altijd toekomstbestendig. Ambitieus zijn brengt met zich mee dat we ons inzetten voor onze idealen, dat we ergens voor gaan: - voor onze eigen toekomstdromen en/of voor de mensen waar mee of waarvoor we werken; - voor onze opleiding en loopbaan en/of voor de instelling waar we ons werk verrichten; - voor onze naasten en/of voor de maatschappij. Overal liggen uitdagingen. Idealen worden niet zonder slag of stoot gerealiseerd. Ze komen vaak pas binnen bereik als je bereid bent te knokken voor wat ertoe doet, voor dat waarvoor je gekozen hebt. Het is dan fijn te merken dat je er meestal niet alleen voor staat: samen sta je sterk. Van tijd tot tijd moet je pas op de plaats maken om je te bezinnen op je idealen. Om te bekijken of je koers nog de juiste is of bijstelling behoeft. Om te bezien wat je hebt bereikt en of de lat weer een tikkie hoger mag of om te ontdekken dat het realistischer is juist minder hoog te grijpen, bijvoorbeeld als je te maken krijgt met tegenslag of als je je realiseert dat niet alle geluk van de wereld maakbaar is.
Namens het Chronos-bestuur, Jos Marell
03
Idealen veranderen niet. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zat ik, oudste kind uit een groot gezin behorend tot het ’lager sociaal milieu‘, in een klein Brabants dorp op wat toen nog de Lagere School heette. De ’meester‘ van de eerste klas kwam recht van de Kweekschool en ging elk jaar mee met de klas. Ik herinner me hem als een erg goede onderwijzer. Hij had echte belangstelling voor je, was positief, enthousiast en stimulerend en gaf je in die vreemde schoolomgeving vertrouwen in je capaciteiten. Langzaam verdween de onzekerheid voor die vreemde schoolzaken. Totaal onbekende werelden, zoals die van boeken, liet hij voor je opengaan. ’s Zaterdags, als om 12 uur de school uit was, zocht hij samen met je in de kleine bibliotheek die hij in zijn klas had naar boeken die jij interessant vond. En als je dat graag wilde, mocht je er nóg een uitzoeken. En nog een! Als je thuis de kans kreeg, las je ze nog diezelfde zaterdagmiddag uit. En anders zondagmorgen. Bovendien behandelde hij iedereen gelijk. Je werd niet achtergesteld. Hij trok niemand voor, ook niet de kinderen van de meer welgestelden en de dorpselite. Langzaam groeide bij mij het verlangen om later ook zo’n onderwijzer te worden. Maar je wist dat zoiets voor kinderen uit jouw milieu eigenlijk niet was weggelegd. In de zesde klas kregen we het hoofd van de school. In mijn beleving een wereld van verschil. Weg was het klimaat van vertrouwen, van stimuleren en positief optreden. Krampachtige ordehandhaving kwam ervoor in de plaats. Weg was ook het gevoel van niet voortrekken: ongetwijfeld een sterk persoonlijk en eenzijdig gekleurd gevoel. Wonderlijk genoeg versterkte het alleen maar mijn ideaal.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw groeide ik als oudste van een groot gezin op in een eenvoudig milieu in een klein Brabants dorp. Mijn ouders moesten hard werken om het hoofd boven water te houden. Mijn grootmoeder van moederszijde woonde bij ons in. Ik herinner mij haar als een bijzonder wijs mens met een scherpe kijk op hoe het er aan toeging in de wereld. Ze vertelde dikwijls over vroeger, de geschiedenis van haar familie, de tegenslagen, de armoede en de sociale verhoudingen. En meer in het algemeen over het misbruik dat gemaakt werd van bezit en macht. Maar ook wat zich afspeelde op nationaal en internationaal terrein had haar volle aandacht. De radio stond vooral daarvoor aan en met vooruitziende blik becommentarieerde zij het nieuws. Ik hoor ze nog zeggen: “Louis, daar in Vietnam loopt het helemaal fout af met die Amerikanen”. Ze bezat een scherp gevoel voor (on)rechtvaardigheid en ongelijke machtsverhoudingen, was sterk analytisch en verviel niet in simplistische oordelen en patronen. Tegen de katholieke kerk als (machts)instituut en haar functionarissen koesterde zij een stevig wantrouwen, maar ze leefde vanuit een authentiek, persoonlijk doorleefd, diepreligieus besef. Vooral de overtuiging dat je iets kunt en moet doen aan misstanden, achterstelling en achterstanden heeft zij bij mij gewekt en gevoed. Dat onderwijs daarin een sleutelfunctie vervult, werd mij gaandeweg steeds duidelijker. Het einde van de lagere school kwam. Wat nu? Eigenlijk was het niet zo ingewikkeld. Naar de ’vakschool‘ (L.T.S.) om een vak te leren en zo snel mogelijk (na 3 jaar) te kunnen gaan werken. Of, zoals mijn vader, die soms niet eens het CAO-loon kreeg uitbetaald, het uitdrukte: “Er moet zo vlug mogelijk een verdiener bijkomen”. ’Doorleren‘ zat er
04
financieel gezien niet in en bovendien had nog niemand in de familie dat gedaan. Zeker geen HBS of Gymnasium. Het duurde dan veel te lang voor je kon gaan werken. Gelukkig wist ik dat de MULO ook in 3 jaar kon en dat je daarmee eventueel ook naar de Kweekschool kon. Gelukkig dat het schoolhoofd mijn vader wist te overtuigen. In het begin was het erg wennen. Alles was vreemd. Maar daarna groeide, vooral dank zij de klassenleraar, het zelfvertrouwen en ging het steeds beter, zelfs uitstekend. Op het einde speelde opnieuw de kwestie: gaan werken of naar de Kweekschool? Om tot de Kweekschool toegelaten te worden, moest je eerst een uitgebreid selectieonderzoek doen. Eerst maar eens kijken hoe dat zou aflopen. Daarna zouden we wel verder zien. Ik kwam heel goed door de selectie en werd toegelaten. Maar ik moest wel op het internaat (‘intern‘) komen, want ik “moest later met alle soorten mensen kunnen omgaan”. Mijn ouders waren inmiddels al een beetje gewend aan het idee dat ik naar de Kweekschool zou willen gaan, maar zagen het, terecht, als financieel onhaalbaar. Je kon wel een studiebeurs krijgen
als je tenminste een 7 gemiddeld haalde (en dat hoefde volgens de directeur van de Kweekschool geen enkel probleem te vormen), maar dat was geen oplossing. Schulden maken kon niet. Gelukkig ontdekte ik dat je niet hoefde terug te betalen als je ook werkelijk een aantal jaren in het onderwijs zou werken. Daarmee lag de weg open! Na de Kweekschool meteen ’voor de klas‘, natuurlijk in achterstandsituaties. Eerst in een afgelegen plattelandsgebied, daarna in een wijk met relatief veel probleemgezinnen en dito kinderen. Prachtige jaren. Je kon je idealen in praktijk brengen! Wat je zelf als kind bij die meester op de lagere school ervaren had, herkende je hier. Op zoek naar verdieping ging ik naast mijn baan als onderwijzer pedagogiek studeren. Opnieuw met het accent op achterstand en milieu maar ook op ontwikkelingspsychologie. Een ontdekking! Goed onderwijs begint bij interesse in de ontwikkeling van kinderen en met diepgaand inzicht in ontwikkelings- en leerprocessen van kinderen. Piaget en Vygotsky werden mijn grote leermeesters. De bal rolde verder. De behoefte groeide om de opgedane
05
ervaring en inzichten breder in te zetten t.b.v. het onderwijs. De stap naar leraar pedagogiek/psychologie aan een Opleidingsschool voor Kleuterleidsters was snel gezet. Bijdragen aan de vorming van toekomstige leerkrachten door de interesse te voeden in hoe verschillend kinderen zijn, hoe ze zich ontwikkelen, en hoe je de omstandigheden creëert en zo met ze om kunt gaan dat ze hun capaciteiten zo goed mogelijk ontwikkelen. Leren inzien dat je ontwikkeling niet kunt forceren, maar wel stimuleren door kinderen op het juiste moment verder te helpen. Het gras groeit nu eenmaal niet harder door er aan te trekken, maar wel door een rijke voedingsbodem. Eigenlijk heeft zich deze verbreding van invloedsfeer steeds doorgezet. Al snel kwam ik in de directie van de Opleiding voor Kleuterleidster; bij de fusie met de Pedagogische Academie tot PABO werd ik directeur, een functie, die ik ook bij de verdergaande fusies tot uiteindelijk de Educatieve Faculteit van de HAN steeds opnieuw vervulde. In deze positie werkte je samen met je team van geïnspireerde mensen met alle kracht aan de vernieuwing en verbetering van het opleidingsonderwijs, om daarmee bij te dragen aan de realisering van goed onderwijs voor alle kinderen. Bij de (katholieke) Opleiding voor Kleuterleidster en de PABO kwam daar ook bijzondere aandacht bij voor de levensbeschouwelijke identiteit vanuit de rijke waarden van de katholiek/christelijke traditie. Bij de fusie tot de HAN is deze bijzon-
dere eigen identiteit vastgelegd in de statuten. Dit om te waarborgen dat ook dit aspect van het ideaal van goed onderwijs zijn kansen zou behouden binnen een grote organisatie waarbinnen de voordelen van grootschaligheid en kleinschaligheid gecombineerd kunnen worden. De laatste stap in mijn loopbaan, de benoeming tot directeur van het nieuw op te richten Service Bedrijf met daarin de HAN-brede bundeling van alle ondersteunende diensten, was in eerste instantie ook voor mijzelf een verrassende. Een onderwijsman in hart en nieren die zich bezig ging houden met de ondersteunende processen? Ook hier werd ik echter gedreven door de wil bij te dragen aan de realisering van goed onderwijs. Juist door alle ervaringen met pogingen tot verbetering van het onderwijs was het besef gegroeid van het grote belang van een goede ondersteunende dienstverlening. Zonder dat is goed onderwijs niet mogelijk. Idealen veranderen niet. Als een rode draad door mijn loopbaan loopt het streven een bijdrage te leveren aan goed onderwijs voor ieder kind. Wat begonnen is met ervaringen als kind op school en thuis heeft zich alleen steeds verder en breder geëvolueerd. Maar soms was er wel heimwee naar die klas met ’moeilijke‘ kinderen. Daar ging het uiteindelijk steeds om. Louis Pullens, oud-directeur van Pabo Groenewoud
06
Dromen.
Op de Pabo ontbrak het mij niet aan dromen. Een tijd waarin ik studentencabaret maakte met Sjoerd. Ik had een rood boekje waarin ik meestal tijdens de lessen grappige voorvallen, opvallende gebeurtenissen en leuke ingevingen opschreef, om deze vervolgens te gieten in een cabaretprogramma dat steevast goed werd ontvangen. Het was heel concreet werken aan een droom. Daarnaast zat ik met de regelmaat van de klok, en dan op diezelfde klok ook nog vrij lang achter elkaar, in de pub minder concreet te werken aan die dromen. En daarbij studeerde ik ook nog. Een tijd waarop ik met veel plezier terugkijk. Een tijd die me gevormd heeft en een periode waarin voor mijn gevoel alles mogelijk was. Ook de toekomst was een droom. Totdat ik in de vierde van de Pabo auditie deed voor de kleinkunstacademie en de tweede ronde niet doorkwam. Boem, reality check! We zijn nu twaalf jaar verder, ik sta nog steeds op het toneel, maar (nog steeds) niet beroepsmatig. Een droom die ik kennelijk toch niet zo sterk ambieerde als ik toen dacht. Mijn dromen zijn ook schaarser geworden, althans ’s nachts, want ik heb twee kleine kinderen die mij zeer effectief bij de realiteit van de nacht weten te houden. Ik merk dat mijn dromen zich dan ook minder richten op mijn eigen toekomst, ik droom een breder scala aan onderwerpen (en dat in mindere zuivere droomtijd…). Mijn dromen gaan, hoe clichématig ook, vaak over mijn gezin: mijn kinderen en mijn vriendin. Over wat we samen gaan ondernemen op korte, maar ook op langere termijn. Hoe Fien en Jet later terecht zullen komen, wat hun interesses worden, hoe Floor en ik over 30 jaar samen het leven beleven, et cetera. Het dromen zit in de aard van dit beestje, en hoewel ik niet altijd even efficiënt die dromen weet te verwezenlijken, doe
ik een aardige poging. Zo ben ik het schrijven van teksten en liedjes steeds interessanter gaan vinden en zie ik dat ook een steeds groter onderdeel worden van mijn dagelijkse praktijk nu en in de toekomst. Dat heeft inmiddels geresulteerd in een cd met liedjes uit voorstellingen van de afgelopen tien jaar. Daarnaast ben ik redactielid geworden van het jenaplanblad ‘Mensenkinderen’, waarin ik artikelen van anderen bekijk en bespreek en mijn eigen schrijfsels af en toe uitprobeer. Acda en de Munnik zongen ‘Het leven is wat je gebeurt als je andere plannen maakt…’ wat zij dan weer van John Lennon
hebben geleend. En dat is nou precies waarom dromen zo belangrijk is en dromen zo belangrijk zijn. Zodat je de dingen die gebeuren misschien in het daglicht kunt stellen van je droom. Door de dagelijkse heftige en minder heftige gebeurtenissen word je bepaalde richtingen opgestuurd, maar door je dromen te onthouden kun je wellicht enigszins terug op koers komen. En hoe snel je je droom bereikt is niet zo belangrijk, dromen is namelijk leuk en zodra je je droom hebt verwezenlijkt is ie weg... Kees Groos leerkracht groep 6, 7, 8 Jenaplanbasisschool ‘de Canadas’, Boxmeer
07
g in r e d n o w r e v it u n a K in de r e n v n e r e l n e t a l g in z a b e n ve r Vanmiddag heb ik in het kader van dit themanummer over ‘idealen en ambities ’ een gesprek met Hans Thissen, directeur van Jenaplanbasisschool De Lanteerne in Nijmegen. Op weg naar zijn kamer kom ik door de aula, die vorig jaar met de ruimten achter het toneel is omgebouwd tot een leerplein. De ruimte ziet er kleurrijk uit met speciaal ontworpen multifunctioneel meubilair, waar kinderen in groepen én individueel onderwijs kunnen genieten. En dat doen ze ook! Vorig jaar had ik vernomen dat men dit idee wilde gaan realiseren. Nu het leerplein sinds de kerstvakantie in werking is, wil ik meer weten over de visie van waaruit dit leerplein is ontstaan en natuurlijk wil ik ook weten hoe in de praktijk de achterliggende idealen van dit ambitieuze plan functioneren. De Lanteerne is de oudste school van Nijmegen, ze bestaat inmiddels meer dan 150 jaar. De school is toentertijd opgericht door de zusters Dominicanessen van Neerbosch. In de jaren zestig van de vorige eeuw heeft de school onder leiding van zuster Madeleine gekozen voor het Jenaplanconcept. Het was toen één van de eerste Jena-
planscholen in Nederland. Zuster Madeleine had veel contact met Suus Freudenthal, die het Jenaplanconcept van Peter Petersen vanuit Jena in Duitsland introduceerde in Nederland. De Lanteerne is ook een van de grootste scholen in Nijmegen: ongeveer 600 kinderen verdeeld over 23 stamgroepen en begeleid door 40 groepsleid(st)ers. Mijn gesprekspartner Hans Thissen is hier in 2009 begonnen als directeur. Hiervoor werkte hij 31 jaar in het voortgezet onderwijs, waarvan de laatste 10 jaar als conrector. In 1998 is hij daar begonnen met het Jenaplanconcept voortgezet onderwijs bij de scholengemeenschap Stevensbeek, locatie Boxmeer. Zijn keuze om te solliciteren voor directeur van een Jenaplanbasisschool is vooral ingegeven door het feit dat het Jenaplanconcept binnen het basisonderwijs veel verder ontwikkeld is, waarbij hij het idee had en heeft dat hij als Jenaplanner hier meer van zijn ambities en idealen kan waarmaken. Voordat ik met Hans in gesprek ga over de visie en achtergronden van
het leerplein zal ik eerst beschrijven hoe het leerplein is ingedeeld en welke activiteiten er kunnen plaatsvinden. Hans leidt me daarvoor rond. Het leerplein is onderverdeeld in: • Een uitvinderij. Hier doen de kinderen proefjes en bedenken ze oplossingen. • Een proeverij. Dit is de plek waar kinderen meten en wegen en kunnen koken en bakken of recepten maken. • Wat de aarde ons biedt. Vanuit deze plek vinden activiteiten plaats die te maken hebben met de natuur. Kinderen gaan er ook op uit. • Kijken naar de wereld. Hier kun je een tentoonstelling inrichten. Dit is een plaats waar de wereld binnengehaald wordt. • Een ruimte met kunst en expositie. Dit is een plaats om creatief bezig te zijn. • Taal, tekens en beelden. Je kunt hier aan de slag met foto’s, filmpjes en boeken. Ook de verwer king van de gevonden informatie vindt hier plaats. • Een plek voor spel en spelen.
Hier vind je een groot speelhuis en er is ruimte voor toneel, dans en spelletjes. Op de vloer kunnen kinderen puzzels maken en bouwen. • Een stilteparadijs. Hier leren kinderen stilte waarderen bij activiteiten als luisteren, lezen en yoga. • Een personeelsruimte. Hier ont- vangen we gasten, geven we instructie of gaan we in gesprek. Alle groepen (onder-, midden- en bovenbouw) spelen en leren iedere week 2 uur op het leerplein. Een groep bestaat uit drie stamgroepen van ongeveer negentig kinderen uit een bepaalde bouw. Ze worden begeleid door zes à zeven volwassenen, waarvan één
groepsleid(st)er die de architect is van het leer-/speelarrangement. Hoe zijn jullie op het idee gekomen van een leerplein? Een paar jaar geleden moesten we op de Lanteerne 3 fte’s bezuinigen. Toen hebben we gezegd: we kunnen vanuit armoede bezuinigen, dat betekent de groepen groter maken, maar we kunnen ook creatief gaan worden door op een andere wijze te gaan groeperen. Zo ontstond het idee van het leerplein. Het leerplein zien we als een nieuwe stap in de ontwikkeling van het Jenaplanconcept: van en met elkaar leren. Dit geldt niet alleen voor de kinderen, maar ook voor hun begeleiders:
drie groepsleid(st)ers, studenten, ouders die expertise inbrengen en experts van buiten. Ook hebben we contacten met de universiteit (TalentenKracht) en docenten van Pabo Groenewoud. Teamleren staat bij dit alles centraal. Dat kon niet binnen de bestaande gebouwindeling. Je moet letterlijk de ruimte creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Dat hebben we gedaan door de aula om te vormen tot een leerplein. Hoe bepalen jullie de inhoud van het spelen en leren op het leerplein? De eerste pijler is wereldoriëntatie, het hart van het Jenaplanconcept. We gaan daarbij uit van de ervaringsgebieden: het jaar rond, omgeving en
landschap, maken en gebruiken, techniek, communicatie, samen leven en mijn leven. Hierop zijn de thema’s van het leerplein geënt. Dit nodigt kinderen uit om aan de slag te gaan. Daarnaast is er een duidelijke inbreng van de kinderen door het stellen van goede leervragen en onderzoeksvragen. Deze attitude bij kinderen kun je o.a. ontwikkelen door het houden van goede filosofische kringen. Op deze manier laten we kinderen vanuit verbazing en verwondering leren en sluiten we aan bij hun intrinsieke motivatie. Oftewel: ons doel is een open mond van verwondering, een glimlach en glinsterende ogen van plezier. We zijn ervan overtuigd dat door deze manier van onderwijs kinderen beter gaan presteren. Klinkt het allemaal niet erg ambitieus? Zeker, maar daarover wilde je toch ook met me spreken? Met de komst van het leerplein hebben we een grote stap gezet om nog beter in te spelen op de talentontwikkeling van kinderen. Het leerplein daagt leerlingen uit, prikkelt en motiveert hen. Het is een extra plek waar kinderen hun capaciteiten ten volle kunnen ontplooien en benutten. Ook een plaats waar kinderen hun onbekende talenten kunnen ontdekken. De kinderen denken vooraf na over wat ze willen leren en wat of wie ze daar voor nodig hebben. Deze onderzoekende houding
sluit nauw aan bij de natuurlijke leergierigheid van kinderen. Ik geloof dat wanneer kinderen zelf mogen kiezen vanuit hun intrinsieke motivatie dat dát gelukkiger kinderen maakt en dat gelukkiger kinderen ook beter gaan presteren. Vanuit nieuwsgierigheid en verwondering leren. Dat is eigenlijk de grondgedachte. Het lijkt me een mooie samenvatting van wat ‘idealen en ambities’ kunnen uitrichten. Ik wil je hartelijk danken dat ik even samen met jou over dit leerplein mocht lopen. Peter van Hasselt
Bronnen: •
Speciale Editie Nieuwsbrief
(mei 2011) en Nieuwsbrief 10
(juni 2011)
•
Website Jenaplanbasisschool
De Lanteerne
Wil je meer hierover weten? Zie: •
Both, K. (1997) Jenaplanonder-
wijs op weg naar de 21 eeuw.
Zutphen: NJPV
•
Cornelissen, F. (2001) Leerland-
schappen in de praktijk; JSW-boek
28. Baarn: Bekadidact
•
Oosterheert, I. (2011) Leren over
leren; praktische leerpsychologie
voor het basisonderwijs.
Groningen: Noordhoff
•
www.jenaplan.nl
Mijn passie of het gebrek daaraan? De vraag om iets te schrijven over ’mijn passie’ blijkt behoorlijk confronterend. Ik beschouw mezelf als een actief, levendig mens met allerlei interesses en bij tijden ook nog wel gepassioneerd. Maar als puntje bij paaltje komt, blijk ik niets te kunnen noemen dat als ’mijn passie‘ kan gelden. Dit heldere inzicht vraagt om verdieping. Is er dan niets waar ik echt voor ga? Natuurlijk, er is mijn gezin: mijn man, kinderen, hun aanhang, de kleinkinderen. Als er iets is waar ik voor ga, dan zijn zij het wel. En hobby’s? Zeker: ik kan uren, dagen, weken bezig zijn met foto’s maken, selecteren, bewerken, in albums rangschikken. En werk? Was dat geen passie dan? Ik heb me heel wat jaren met veel enthousiasme en plezier flink ingezet voor studenten, docenten, voor ’de zaak‘. Ik ben een mensen-mens en ik kan daar echt voor gaan. Of reizen: liefst trok ik de hele wereld rond. Fietsen: genieten van de vrijheid tijdens een lange tocht, het gevoel elke dag weer verrast te worden. Maar passie?
de eerste kunstverteller op tv met zijn grote mooie lange armen en trillende handen?) of Bernhard Haitink die voor een orkest staat te dirigeren. Ingetogen, gedreven, vol emotie neemt hij je mee in de muziek. Zelfs als ik de muziek niet mooi vind, blijf ik kijken en luisteren naar deze man. Dat is pas passie!
Als ik aan mensen denk met een passie of gepassioneerd bezig zijn dan denk ik aan Pierre Janssen (Wie kent hem nog:
Voor mij heeft passie dus iets obsessiefs, een gedrevenheid tot het uiterste. Passie betekent niet voor niets
En als het dan afgelopen is denk ik aan Bernard thuis. Ik hoor mevrouw Haitink al zeggen: “Ber houd nou eens in godsnaam op met het zwaaien met die vork. Leg ‘m neer of prik ermee in je aardappel.” En: “Kan die muziek alsjeblief eens een keertje uit of tenminste zachter? Ik word hier knettergek van. Dit is geen leven meer.” Of ik denk aan die mensen die je nog bijgebleven zijn op tv: mensen die hun huis en tuin propvol hebben staan met kabouters en liefdevol vertellen hoe ze hun mannetjes wassen, verplaatsen, toespreken en ze vol liefde en zorg inpakken voor de winter. Mijn hemel, je zult het zelf maar hebben of ermee samenwonen, denk ik dan, als ik van mijn verbazing ben bekomen. Compassie heb ik wel met deze vormen van passie.
11
ook lijden. En ik ben totaal niet masochistisch aangelegd, dus gedrevenheid met pijn is niks voor mij. Passie heeft ook te maken met onvoorwaardelijkheid, jezelf verliezen, door alles heen, ten koste van alles. Ik vind dat onverstandig, en ik ben er gewoon te schijterig voor en teveel opgevoed met de slogans: ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.’ en ‘Gebruik je verstand!’. Passie betekent ook een soort blikvernauwing, kokerzien. Ik bekijk liever alles in de breedte en ook eens van de andere kant. Voor echte passie relativeer ik teveel. Ik zie waartoe passie leidt: blinde gedrevenheid die relaties en gezinnen stukmaakt, religie die tot fanatisme verwordt, bekrompen nationalisme dat anderen buitensluit en leidt tot geweld en oorlog. En toch, zo heerlijk in iets opgaan, zo vol van genieten, zo onvoorwaardelijk. Opgaan in mijn kleinkind Amber dat achterop de fiets een liedje zingt? Voor vijf minuten dan en op tijd stoppen voor het stoplicht en die auto. Erny Holla
Mijn leven over 20 jaar
d o o r k in d er en u it g r . 7 v a n d e La m m er ts v a n B u er en s ch o o l in Ze tt en
O v er 2 0 o v e r 20 j a a r ? j ho o p d aar ben ik 3 at i k 2 1. k i n d e r e i k h o e f n i et A l s hu isd zo n v r i e n d i er z o u i k e k r i j g e e n j o n ’ n g r o o t hu i s en ge m . r i j k s t e o et l i e f z i j n h o n d o f e e n n e n e e n m e i I k ko sj vo i j u f f r o u s d at S a m m o r d e k i n d e r n i j n w i l l e n . M e en e w i m et v o w o r d e n . D e B F F n o g i s . . E n h et b e l a j n or A tu n e r i n . M d e k i n d e r e n i n h o e f t n i et l s w e r k w i l i k g ee w z a a f l o p e a r h et k a n n n t r a m p o l i n e o g r o o t t e z e l n . Dit a i w a s m i t u ur l i j k a l l e e n e e n s c h o m j n j n v er h m m aal!!! aal hee l and e l Ir is er s
v o o r d e r a d io J D r e t la d r Ik w o ld v e r d ie n e n e g ik a g e e Da a r m er p v o o r e e n w t n o n ij m ik a da ar me e g a maken daar n ie rg e n e d in ij n a ut o o p w d at w o r d t m k r e m o t u a e e n e ig e n d at ie d e r e e n ir la u p o p o a ut o m e r k z m e r k W il d t o t u a n ij m s e e n a ut o v a n t e nt a a n d u a p n e e g a a ij e n ik v r e d o et a ls m d lf e z t e h d a ls ie m a n d o o r w o r d t ik r a a d n a a e v il la k la a g ik z d at ik d a a r k ij r o z k ij r hee l o n e n . Ik g a w a g in r a a d van ko o p en n v oor een e k a m n e p r e tw da ar me er o n maken. a ut o e n d ie Hesse l
12
O v e r t w int ig ja a r b e n ik d e r t ig ik b e n d a n k la a r m et m ij n c a r ie r e a ls t o p t e n n is t e r . ik h e b d a n me g e d a a n m et W im b le d on , d e U e S o pen R o la n d g a r r o s e n d e Au st r a l ia n o p e n . M is s c h ie n h e b ik e r e e n of t we e v a n ge w on n e n m a a r d at is n at u u r l ij k n og n iet z e k e r . M et h et g e ld d at ik h e b g e w on n e n g a ik s t ic ht in g o p r ic ht e n w a a r ik e e n ge e l ij k e n l ic h a m e l ij k g e h a n d ic s t e a pt e n g a le r e n e n h e l p e n s p or t e n . Ik ho o p dan e e n le u k e s p or t ie v e m a n g e v on d e n t e h e b b e n . a ls ik d ie h e b g e v on d e n w il ik t w e e k in d e r e n . d ie g a ik v a n a f h u n t w e e d e ja a r le r e n t e n n is sen z od at z e n og b et e r w or d e n d a n ik o oi t w a s . ik w il in e e n le u k en knus h u is je w on e n ( h et l ie f s t in een bo s) ik w il e e n k at h e b b e n d ie ik b or is je g a n oe m e n . Fe m k e
Po rs he -d ae ler . Ik wo on de j bi ik k er W … ar ja 20 O ve r aa p ka me rs en ee n gr oo te in ee n mo oi hu is met 2 sl o ui n. Ik he b ee n mo oie aut wo on ka me r en ee n mo oie t da n ga ik oo k o p re is i) wx a es pr In u ar ub S en (e ar da n na ar de R ok ky da p o ho ik n E a. ad an C na ar da n al les ge zi en he b ar da ik s al en an ga s M ai nt en ar As tr al ië. Al s ik da ar v l ieg ik va nu it C an ad a na dt -t r i p do or Au st ra l ië. oo r n ee ik ak ma n, be n da er la nd ga ik we er mi jn W ee r aa ng ek om en in N ed ou de lev en o p Je ns
O ve r 20 ja ar . wi l ik ni et r ijk Late r al s ik 31 be n. Dan wi l ge wo on in zi jn ma ar oo k ni et ar m. Ik ee n kle in hu is je zett en bl ijv en wo ne n. In d. met ee n ho nd en ee n pa ar en wi l len . Het Ik zo u oo k gr aa g 2 ki nd er zo rg en . Al s l ijk t me leu k da ar v oo r te el leu k. E n ik ho bb ie vi nd ik da ns en he e v r ie nd in ne n ho o p dat ik late r no g be st late r va ak met met ir is wo rd t. E n dat we el ka ar ga an af sp re ke n. en . B ij gr oe p 4, Ik wi l late r ju f fr ou w wo rd ve n. 5, 6. E n so ms da ns les ge S am 13
e i t n o g i e n b wone am Ee Op een dag, vroeg in de ochtend, neemt Leon de langste ladder en gaat op zoek naar de hoogste boom. Hij wil al zo lang de wolken en de vogels van dichtbij zien, want het leek wel alsof de vogels hem riepen. Uit: Godon, Ingrid (2009) Is het nog ver? Amsterdam: Querido. Wat heerlijk om in de ochtend te bedenken dat je een ladder gaat pakken om goed hoog te kunnen kijken, omdat je voelt dat vogels je roepen. Een ongewone ambitie waarin een ongewone missie doorklinkt. Voor we daar naar toe gaan, blijven we eerst nog even met beide voeten op de grond. Sinds september 2011 kent Pabo Groenewoud een Stergroep. Het is de taak van de Stergroep om onze missie te toetsen en voortdurend te verbinden met ons dagelijks handelen. Een missie definieert de bestaansgrond van een organisatie en geeft antwoord op vragen als waarom we doen wat we doen, waarom we bestaan, waar we het allemaal voor doen, of we de goede dingen doen en of we de dingen die we doen ook goed doen. Dat een missie dus meer is dan een public relations middel, reclame of enkel het gezicht van een organisatie maken de gestelde vragen duidelijk. De missie van Pabo Groenewoud is kernachtig verwoord in vijf punten: het is de persoon die ertoe doet, betrokkenheid op de samenleving, leren met en van elkaar, diepgang en kwaliteit en ruimte om te creëren. De vijf punten zijn geïnspireerd door de katholieke traditie en geven kernachtig weer wat Pabo Groenewoud voor ogen staat. Hiermee lijkt het
verhaal klaar en het pad keurig aangeharkt. Maar je zou ook kunnen zeggen dat het eigenlijk hier pas echt interessant begint te worden. Een interessant begin blijkt uit de terugkerende vraag of de missie door het team gedragen wordt. Maar wat wordt dan bedoeld met gedragen worden? Dat ieder teamlid zich erachter kan scharen? Gaat het daarom of zou het ook om iets anders kunnen gaan? Om meer te kunnen gaan zien, wordt het zo langzamerhand nodig om een paar treden hoger op de ladder te gaan staan. Dit doen we met behulp van de filosoof Cornelis Verhoeven die in 1980 een boekje heeft geschreven met de prikkelende titel ´Tractaat over het spieken´. De vindingrijkheid in manieren om te spieken, door leerlingen soms als laatste redmiddel gebruikt en door leerkrachten met strenge hand tegengegaan, nodigt uit tot een lach. Verhoeven nodigt echter uit het verschijnsel ook serieus te nemen en eens verder te kijken naar wat het vertelt over ons onderwijs. Ik wil enkele gedachten van Verhoeven hier uitlichten. De eerste gedachte is dat de oersituatie van het onderwijs is en moet zijn: een deskundige geeft les aan een geïnteresseerde. Deze oersituatie is niet door een andere te vervangen, zij is de basis van de relatie tussen leerling en leraar en van het hele onderwijs. Dit lijkt, zoals Verhoeven zelf zegt, een naïeve omschrijving, maar dat is het niet. Dat zit in het begrip interesse dat een noodzakelijk ingrediënt van onderwijs is.
14
Interesse is een natuurlijke toestand en het ontstaat waar aan de vanzelfsprekendheid wordt voorbijgegaan. ‘In ons geïndustrialiseerde onderwijs strevend naar objectiviteit en standaardisering is dit niet meer mogelijk. Het lijkt om het eindproduct te gaan dat verkrijgbaar is zonder een proces dat daaraan voorafgaat. En dat nodigt uit tot spieken. Kennis in kant en klare pakketjes is de dood voor interesse’. Kernachtig stelt Verhoeven dat ‘er geen plaats is voor interesse als de verwondering geen kans krijgt terug te schakelen naar een grotere graad van wanorde, waarin de vanzelfsprekendheid nog niet tiranniek heerst. In de verwondering wordt de orde van de praktijk voor een ogenblik doorbroken en de hanteerbaarheid van de praktijk voor een ogenblik opgeschort’. Verwondering voedt de interesse die de grondslag van alle onderwijs vormt. Chaos is dus nodig. Zou wat Verhoeven hier stelt over onderwijs ook voor een missie kunnen gelden? Een missie kan inspireren, energie generen maar zou het ook mogen schuren, wrijven, irriteren, prikkelen? Zou een missie ook kunnen uitnodigen om voorbij de vanzelfsprekende dagelijkse onderwijspraktijk te kijken? Zou een missie zo kunnen bijdragen aan het uitkomen bij verwondering en interesse die voedend is voor studenten/leerlingen en docenten/ leerkrachten? Verwondering als tijdelijke rem op de hanteerbaarheid van de wereld… Helpen ambities en idealen in de missie de vanzelfsprekendheid te versterken (het aangeharkte pad) of juist open te breken (de ladder opklimmen)? Het is een uitdaging voor de Stergroep haar licht te laten schijnen op de onderwijspraktijk voorbij, binnen en onder de vanzelfsprekendheid. Een ongewone en uitdagende ambitie zou je kunnen stellen
en het zal beslist met chaos gepaard gaan. Prachtig. Hup, de ladder op.
Toos Scheen, mede namens de andere leden van de Stergroep: Bas ter Avest, Bea Bisseling, Maartje Kniest en Door Krekelberg Bron Verhoeven, Cornelis (1980) Tractaat over het spieken. Het onderwijs als producent van schijn, pag. 30,40 en 44. Amsterdam: Ambo
Grote vera Grote veranderingen of toch niet? of toch
Ambities en Idealen. Vier jaar oud was ik en toen wist ik het al. Juf worden, dat wilde ik. Dit was ook duidelijk zichtbaar binnen ons gezin. Ik zette reeds als klein meisje mijn drie broers aan het werk en ik was hun Juf. Ze moesten tekeningen maken, knutselen, rekenen, enzovoort. De droom, die ik toen al had, heb ik waargemaakt. Ik ben begonnen met de opleiding voor onderwijsassistent aan het Graafschap College in Doetinchem. Hier merkte ik al snel dat ‘assistent’ zijn niets voor mij was. Ik wilde zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen, mijn eigen klas runnen. Dat was mijn ideaal. Ik rondde mijn studie aan het Graafschap College af en kon eindelijk beginnen aan de Pabo Groenewoud. In eerste instantie dacht ik: ‘Dit doe ik wel even’, maar zo ging het niet. Het eerste jaar was ik erg op zoek naar wat de Pabo van mij wilde. Met ups en downs ging ik deze zoektocht aan. In deze zoektocht was de confrontatie met mijzelf het heftigst. Reflecteren vond ik erg lastig, omdat hier naar jezelf kijken natuurlijk sterk naar voren kwam. Ik moest mijzelf hier doorheenslaan, want het kon toch niet zo zijn dat iets of iemand mijn ambitie en ideaal in de weg stond. Ja, want ik wilde echt Juf worden. Ik groeide en vond mijn weg binnen de studie. Afgestudeerd, wat nu? ‘Afgestudeerd! Niet meer naar school, lekker werken! Yes!’, dat was het eerste dat in mij opkwam toen ik hoorde dat ik
mijn SCB3 (summatieve competentiebeoordeling op niveau 3) had gehaald. Toen ik alles liet bezinken dacht ik: ‘En nu dan?’. Tijdens mijn studie heb ik meerdere bijbaantjes gehad in leidinggevende functies. Hierin was het zelf nemen van verantwoordelijkheid van groot belang. Ik merkte aan mijzelf dat dit, buiten lerares zijn, ook een kwaliteit van mij is. In mijn bijbaantjes kwamen bovendien mijn commerciële kwaliteiten naar voren. Ik dacht dat ik mijn zoektocht wel had gehad tijdens mijn studie. Toch botsten mijn ambities en idealen met elkaar. Na lang denken wist ik het zeker, ik kon beter het onderwijs uit en de uitdaging aangaan om een managersfunctie binnen te slepen. Ik ging fanatiek op zoek. Ik maakte gebruik van mijn netwerk en vroeg her en der rond. Voor mijn stage was ik in Londen (Ik heb mijn LIO-stage gelopen bij een maatschappelijk project binnen de voetbalorganisatie van N.E.C.). voor een werkbezoek samen met projectmanagers en leerkrachten die bij andere voetbalorganisaties actief zijn. Als ik de verhalen van de projectmanagers hoorde dacht ik: ‘Dit is top! Onderwijs en management combineren!’. Ik ben gaan informeren, maar er was geen plek voor mij. Wel balen, want ze zagen het mij wel doen. Dus ik weer verder vragen. Er kwam een volgend gesprek, nu voor een functie als sales- en marketingmanager. Dat verliep positief, ze wilden mij graag aan het team toevoegen, maar ik moest wachten omdat er nog
16
anderingen h niet? contracten liepen. Opnieuw balen dus en omdat ik niet kan wachten heb ik me dus maar gewoon ingeschreven bij de Vervangingspool Primair Onderwijs Nijmegen. En zo kreeg ik al snel mijn dagen gevuld met invalwerk. Naast mijn invalwerk was ik ook nog werkzaam binnen de horeca en bij mijn oude stageplek. Mijn leven en dagritme hadden veel weg van een mallemolen. Van het ene werk naar het andere. Geen tijd voor mijzelf en maar druk zijn. Ik maakte in die tijd soms dagen van 16 uur, maar ik kon toch niet stilzitten dus vond het prima zo. Hoewel…, mijn sociale leven had er wel onder te lijden. Maar uiteindelijk heeft dit mij wel mijn huidige baan opgeleverd. Het ergste was voor mij dat ik opnieuw moest kiezen, want op het moment dat het onderwijs mij vroeg te blijven, kreeg ik ook een functie in de sales en marketing aangeboden. Dat is natuurlijk een luxe in deze tijd van crisis, maar voor mij betekende het weer stress. En ja, ik heb dan toch met overtuiging gekozen voor een baan binnen het onderwijs. Wie had dat gedacht? Na mijn eerste week invallen kwam ik op mijn derde school, de Aquamarijn. Toen ik daar binnen kwam, dacht ik: ‘Wat een leuk team en wat sluit de doelgroep super bij mij aan.’ De school, het klimaat daar, het kwam overeen met mijn ideaalbeeld van het onderwijs. Ik ben opnieuw gaan nadenken over wie ik ben en wat ik nu echt wil. Ik vraag me af waar ik kan groeien en waar ik mijzelf kan en mag zijn. Het werd me duidelijk dat ik in het onderwijs op mijn plaats ben. En mijn ambitie om leidinggevende te kunnen zijn kan ik in de toekomst altijd nog verwezenlijken als directrice binnen het onderwijs. Het is goed nu eerst veel ervaring op te doen, onderaan de ladder te beginnen en geleidelijk te klimmen. Ik weet van mijzelf dat ik er altijd alles aan zal doen om mijn doel(en) te bereiken…
inrichten. Het bureau, een jaar lang alleen en geheel voor mij. En daarnaast vooral ook de leerlingen. Wauw, wat leuk. Samen afspraken maken, er van het begin tot het eind zijn. Ook al is dat in deze klas soms zwaar. Maar dat betekent dat ik zelfs binnen mijn klas weer nieuwe ambities en idealen heb om te verwezenlijken. Mijn grootste ambitie nu binnen de klas is de sfeer verbeteren. Dus haal ik alles uit de kast om daar aan te kunnen werken; het is mijn uitdaging en ideaal om binnen zes weken duidelijke resultaten te boeken. Of me dat gaat lukken moet nog blijken, maar ik heb er alle vertrouwen in. Ambities en idealen, streef ze na! Luister naar je hart als je wilt weten waar jouw ambities en idealen liggen, want dan zul je een gelukkig mens zijn. En dan kost je werk je geen energie, maar krijg je er energie van. En dan zit je goed! Babs Feijen, oud studente
En wat doe ik nu? Een paar weken geleden ben ik begonnen in mijn eigen groep 7. Heerlijk vind ik het! Ik geniet ervan dat ik het nu echt allemaal zelf kan doen. Zelf de klas naar mijn idee
17
18
Idealen en Ambitie Managers praten graag in woorden als ‘idealen’ en ‘ambitie’. Het zijn woorden die verbonden zijn met ‘de strategische koers’, de lange termijn, de vergezichten. En daar wil je je als manager graag mee bezighouden. Het geeft even ruimte vrijelijk te denken, met een schone lei te beginnen en niet opgejaagd te worden door de dagelijkse gang van zaken. Maar is die positieve insteek wel terecht? Een idealist wordt in negatieve zin al snel aangeduid als een niet-realistisch mens of een dromer. En het woord ‘ambitie’ heeft van oorsprong een vrij negatieve connotatie; reeds bij de Romeinen had ambitio (letterlijk het rondgaan bij mensen om stemmen te ronselen) een negatieve bijklank. Later in de geschiedenis kwam ambitio, onder meer door werk van Machiavelli, in een positiever daglicht te staan, mits gebruikt voor de juiste doeleinden, en dan vaak aangeduid als ‘gezonde ambitie’. In de managementliteratuur van de 20e en 21e eeuw hebben woorden als ‘idealen’ en ‘ambitie’ overwegend een positieve klank, ze worden gezien als kwaliteit, mits verstandig gebruikt. Maar wat is verstandig? Laat ik een poging wagen hieraan een steentje bij te dragen aan de hand van drie spreuken en die te verbinden aan de totstandkoming van de strategische koers 2012-2016 van Pabo Groenewoud (HAN Pabo Manifest: ambitie en inspiratie voor 2012-2016) Om je dromen waar te maken, moet je wel eerst wakker worden. We acteren in een hectische en snelveranderende omgeving. Wat gisteren nieuw was, is vandaag al weer gewoon en morgen wellicht achterhaald. Daarnaast hebben we een dienstbare rol richting ons werkveld zowel ten behoeve van het opleiden van startbekwame leraren als voor het aanbieden van nascholing. Ook de politieke wind is steeds veranderlijker. Kortom, ambities formuleren kan niet zonder ‘heel wakker’ om je heen te kijken
en in gesprek te blijven met je omgeving en verwachtingen over en weer uit te wisselen. De top is slechts het excuus voor de beklimming. Het formuleren van ambities heeft slechts zin als er een plan onder ligt van de weg ernaar toe. Uiteindelijk gaat het daar om. Het is goed om steeds de top in het vizier te houden (Begin with the end in mind), maar om er te komen moet er natuurlijk wel wat gebeuren. In de strategie van de Pabo kiezen we ervoor om dit te doen door jaarlijks een aantal doorbraakprojecten te formuleren. Deze projecten beschouwen we als hefbomen richting de realisatie van de ambities op langere termijn. De slak bereikte de ark door volharding. Om ambities en idealen vast te houden moet je soms sterk in je schoenen staan. Naast het met regelmaat bevestigen en bekrachtigen van het einddoel is enige volharding in de realisatie gewenst. Uiteraard wakker blijven voor de veranderende omgeving, maar niet bij de eerste de beste tegenwind de koers omgooien. Ben je geïnteresseerd geraakt in de ambities en idealen van de Pabo, laat het ons even weten via
[email protected]. We sturen je dan graag een exemplaar van het HAN Pabo Manifest: Ambitie en inspiratie voor 2012-2016. Gert-Jan Jansen MME, lid instituutsdirectie Pabo HAN
19
Een Groen Ideaal Tijdens de verkiezingsperiode een aantal jaren geleden, fietste ik met mijn dochter van 6 jaar langs een poster van Groen Links. We keken er beiden naar en ze zei: “Maar mama, iedereen stemt toch Groen Links want iedereen wil toch meer bomen?”. Zo waar en eenvoudig als zij het verwoordde zo simpel voelt het voor mij ook. Ik geniet heel erg van het in de natuur zijn en ben me altijd heel erg bewust van deze rijkdom. Ik kan me blijven verbazen over de tinten groen in het voorjaar, over de seizoenen die ieder jaar opnieuw komen en gaan, en over al het moois wat er verder om ons heen is. Iedereen wil dit toch koesteren? Iedereen wil toch een wereld waarin we respectvol met de aarde omgaan, zodat de volgende generatie ook kan genieten van het moois wat om ons heen is? Vanuit dit voor mij persoonlijk heldere en vanzelfsprekende ideaal, ben ik in de commissie Duurzaamheid van Pabo Groenewoud gestapt. Dan rijst de vraag hoe je dat ideaal concreet inhoud geeft in je werk. Waar wil je naar toe met je duurzame ideeën? En niet in de laatste plaats, wat verstaan we onder ‘duurzaamheid’? Door me in duurzaamheid te verdiepen heb ik mijn beeld ervan kunnen verbreden. Duurzaam staat niet alleen voor
goed zorgen voor de aarde (Planet), maar ook voor goed omgaan met elkaar (People), respect hebben voor elkaar, weet hebben van elkaar zodat je beseft welke invloed jouw handelen nu of later heeft op een ander hier of elders in de wereld (Profit/Prosperity). Sterker nog, door er over te lezen en na te denken is bij mij het besef steeds gegroeid dat deze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Vanuit begrip voor de ander groeit het besef om iets te willen doen c.q. te veranderen. Een groen ideaal omzetten in concrete doelen die zichtbaar en voelbaar zijn in het curriculum van Pabo Groenewoud, dat is mijn ambitie voor het komende jaar. Susanne van Lent
t h c a r k r e e l e De ideal n e t n e d u t s 1 o volgens Pab
21
Mijn idealen en ambities veranderen met de dag. Op één na... Al vanaf groep 8 begon het bij mij te dagen: ik wil leerkracht worden. Een goede reden had ik daar niet voor: het was puur een gevoel dat ik had. Op het middelbaar onderwijs (VMBO-T) heb ik nooit getwijfeld aan dat gevoel. Sterker nog: de wil werd alleen maar groter om leerkracht te worden. Op mijn vorige opleiding (MBO – onderwijsassistent) begon de leerkracht Rick al een klein beetje vorm te krijgen. Mijn ambitie om leerkracht te worden veranderde toen ik daadwerkelijk met een diploma in mijn hand me aanmeldde op de Pabo. Het was altijd een droom geweest om voor de klas staan, maar nu kwam het realiseren van die droom toch wel erg dichtbij. Nog één opleiding, en dan … Ik had allerlei ideeën bij de ontwikkeling tot leerkracht. Gelukkig voldeed de Pabo aan mijn verwachtingen en vond ik vrijwel elke week nieuwe inspiratie. Inspiratie die me aan het denken zette, tot ’s avonds laat toe. De ambitie veranderde van simpelweg leerkracht worden tot de beste leerkracht worden
die er maar kan zijn. Ik wil uitblinken in mijn vak, een echte professional worden. De inspiratie zorgde voor een overdosis aan energie om mee te werken. Ik heb geen moment het gevoel dat ik een studie volg. Ik ben bezig met mijn beroep, met mijn toekomst. In de praktijk blijkt al snel dat leerkracht zijn niet altijd even leuk is. Ook dit beroep heeft soms zijn mindere kanten. Al snel werd ik dan ook realistischer in mijn doelstelling. Als ik kan zeggen dat ik na 4 jaar ben uitgegroeid tot een goede, startbekwame leerkracht dan heb ik voldaan aan mijn ambitie. Een andere factor die mijn idealen en ambities beïnvloedt zijn mijn persoonlijke voorkeuren. Als iemand mij een aantal jaren geleden had verteld dat ik in de toekomst een directiefunctie zou ambiëren, zou ik diegene waarschijnlijk voor gek hebben verklaard. Vandaag de dag is het toch echt de realiteit: de minor Onderwijskundig Leiderschap staat op het programma in het derde leerjaar. In de voorbije jaren ben ik bovenmatig geïnteresseerd ge-
22
raakt in directies van scholen. Ik acht mezelf na een aantal jaren in staat om zo’n functie te bekleden. Om tot een conclusie te komen: mijn idealen en ambities veranderen met de dag. Wellicht kom ik in de komende jaren weer iets tegen waarvan ik onder de indruk ben. Dat zal met een toekomstig beroep als leerkracht niet geheel toevallig zijn. Het is een zwaar beroep, maar het is het beste beroep dat je kunt krijgen als je gelooft in de kracht van onderwijs en mensen. Aan het eind van mijn opleiding, wanneer ik vier jaar keihard heb gewerkt om een startbekwame leerkracht te worden en ik mijn diploma in ontvangst neem, weet ik zeker dat één ideaal in al die tijd niet veranderd is: leerkracht worden in het basisonderwijs.
Rick van Hoeij tweedejaars voltijdstudent HAN Pabo Groenewoud
Mijn school, mijn klas Als ik als ik een klas als ik een klas met kinderen dan gaan we allemaal dan weet iedereen zeker weten En dan dan zal niemand dan zal niemand iemand en iedereen elkaar echt iedereen o ja En ook ook de wereld de hele wijde wereld in nieuwsgierige omhelzing samen, allemaal in mijn klas mijn school. Maria Verkampen 23
Over Idealen Het is niet zo moeilijk om idealen te formuleren, het is lastiger om ze gestalte te geven. Hieronder probeer ik enkele idealen te beschrijven en laat ik zien welke weerstanden er te overbruggen zijn als je ze wilt realiseren. Soms kunnen idealen niet worden verwerkelijkt ofschoon iedereen voelt dat ze deugen. Onlangs las ik een schitterend essay van de Amerikaanse politiek wetenschapper Charles Murray onder de titel ’Goede kunst ontstaat niet zo maar ‘. Hij spreekt van een ’Europa-syndroom‘. Eerst even een paar citaten: “Uit Europa komt geen goede kunst, omdat Europeanen nergens meer in geloven”. Of: “Het levensdoel van Europeanen is om de tijd tussen geboorte en dood zo aangenaam mogelijk door te brengen. Een geloof in iets dat verder reikt kennen ze niet meer ”.
En: “Bij Boeddha, Aristoteles en Jezus vind je ideeën over waar het met het leven naar toe moet. Wie daarvoor openstaat, maakt betere kunst”. Laat deze duizelingwekkende gedachten enigszins tot je doordringen en je voelt op zijn minst een glimlach op je gezicht ontstaan, of weerzin opkomen! En precies die tegenstelling leidt volgens Murray tot grootse kunst! Wat is het ’Europa-syndroom’? Volgens Murray werkten kunstenaars vroeger vanuit een roeping. Buitengewone prestaties gingen samen met keihard werken. Denk aan Gaudi, zo’n geroepene, die op een bepaald moment zelfs in zijn basiliek, de Sagrada Familia in Barcelona, ging wonen. Hij ging intensief, monomaan aan de slag omdat hij zich door God geroepen voelde die wilde dat hij zijn talenten ten volle in-
zette. Dit idee is de laatste honderd jaar weggevaagd in Europa door een artistieke elite die gaandeweg besloot dat niets belangrijker is dan iets anders, tot in onze tijd. De cultuur liep hier achter aan. Murray geeft het voorbeeld van een hedendaagse schrijver die schrijft omdat hij zoveel mogelijk geld wil maken. Het thema van zijn schrijverij is heden ten dage bepaald door de commercie of de actualiteit, niet door een hoger doel. Dat is het Europa-syndroom. “Maar ”, stelt Murray, “om tot grote prestaties te komen is een besef nodig van het goede, het ware en het schone”. En nu komt het: “Dit geldt niet alleen voor de kunsten, maar het geldt voor elk onderzoek en elke handeling”. Elk streven zou volgens hem dus het goede moeten dienen. Mijns inziens gaat dit dan ook op voor het denken in idealen over opvoeding en onderwijs. Maar waarom
zou je hier monomaan mee aan de slag gaan? En waarom zou je jezelf druk maken over de inhoud van je ontmoeting met mensen of met God? Waarom zou je je druk maken over je plaats in de kosmos, als het een niet belangrijker is dan het ander? Die onverschilligheid, dat is het Europa-syndroom. Wat je ook van de gedachtegang van Murray vindt, hij prikkelt en hij stemt tot nadenken. De Katholiekchristelijke traditie doet waar Murray in gelooft. Al eeuwenlang stelt het inderdaad de meest intense levensthema’s aan de orde zoals: geboorte, dood, seksualiteit, oorlog, vrede, geluk, ik, wij, liefde, vertrouwen, trouw, ontrouw, haat, tederheid, God, vergeving, genade, allemaal existentieel ingrijpende ervaringen van mensen die levens kunnen vernietigen en/of kunnen verdiepen. Ook vandaag.
De verhalen uit de traditie gaan over deze tegengestelde ervaringen, de verhalen rammelen je door elkaar, en ze werden en worden tot uitdrukking gebracht in grootse schilderkunst, architectuur, filosofie, muziek, poëzie, de zorg, en in onderwijs en opvoeding! Welnu, als de voorzitter van Signum (koepelorganisatie van 25 basisscholen in Den Bosch), J. Timmers onlangs in dagblad Trouw stelt dat het geen zin meer heeft de katholieke identiteit van scholen te handhaven dan breekt mijn klomp om zo veel onwaarschijnlijke zielloosheid. Hij stelt: “Als scholen gaan fuseren dan is er geen discussie meer over de katholieke identiteit”. Ja, en als iets geen discussie meer is dan doe je net alsof het niet bestaat? Of, hopla, je schaft het gewoon af ? Of zou je jezelf de vraag moeten stellen waarom het eigenlijk geen punt van discussie meer is? Bovendien is de R.K. kerk volgens Timmers rigide. Het gaat volgens hem om een kerk die zich steeds meer concentreert op de spelregels en om een instituut
dat mensen uitsluit. “Waar gebeurt dat niet?”, denk je dan. Sinds wanneer zijn we als school bij het vormen van identiteit afhankelijk van de kerk? Het schijnt mij toe dat het van groot belang is kinderen in te wijden in identiteit. Dat de Katholiekchristelijke traditie daarbij een buitengewoon zinnige inspiratiebron kan zijn staat buiten kijf. Maar dan moet je wel iets anders kijken naar identiteit dan Timmers doet. Hij klampt zich krampachtig vast aan de kerkelijke zienswijze op identiteit. Hij verzet zich tegen dat idee maar hij stelt er niets tegenover. Gedurende eeuwen is de Katholiekchristelijke traditie een wonder
van bewegen en kan zij een spiegel zijn om opvoeding en onderwijs geestelijk te inspireren. Een spiegel gebruiken is iets anders dan het volgen van voorgeschreven regels en die al of niet accepteren. Als je in de spiegel kijkt zie je jezelf. Nu kun je twee dingen doen: goed naar jezelf kijken, of wegkijken. Timmers kijkt niet naar zichzelf, hij kijkt weg. Timmers volgt de kerk, maar het wil hem niet meer zo lukken. En dan stelt hij: “Het is eigenlijk geen discussie meer op scholen...”. Lijkt me nogal wiedes als je er zo in staat.
zichzelf en in hun denken over opvoeding en onderwijs kunnen zetten? Ik wil hen laten merken dat zij hierin niet alleen staan.
Het is mijn ideaal om aan studenten te vragen hoe een school kinderen zou kunnen inwijden in de prachtige en indringende levensthema’s die ik hierboven noemde. Hoe kan ik jonge, aankomende leerkrachten iets laten voelen van de indrukwekkende verhalen uit de traditie? Hoe kan ik hen laten kijken in de spiegel van henzelf en hen spiegelen aan de traditie waardoor zij wellicht een stap voorwaarts naar
Will van Geel
Onderwijs heeft een verhaal nodig van waaruit het vertrekt. Ik bedoel niet het verhaal over rendement, kosten/baten, efficiëntie, organisatie, of het volgzaam voldoen aan de eisen van de inspectie. Goed onderwijs heeft een verhaal nodig dat inspireert, voedt, uitdaagt, prikkelt en irriteert. Van daaruit kan een proces van vorming op gang komen. Dat is mijn ideaal.
Geraadpleegd: • Geel, W. van & T. Scheen “Leve de identiteit!”, een nog niet gepubliceerd artikel over de betekenis van katholiek onderwijs. • Kleinjan, G.-J. (2012) “Katholiek is al van de gevel verdwenen”; interview met J. Timmers (Signum). in: Trouw, 28 augustus 2012. • Murray, Ch. (2012) “Goede kunst ontstaat niet zo maar ”. In: Trouw, Letter en Geest, 19 augustus 2012. • Redactie religie en filosofie (2012) “Einde aan R.K. onderwijs in Den Bosch”. in: Trouw, 28 augustus 2012.
– s a p e d n a a f o s la k In de n a v h c t i w s e r è i r r a c n e e a c e r o h r a a n s j i w r e ond in het VMBO. Maar het een werk- cent Engels r naa eid bel en n nne n ben ik af- pla rktijden tussen horeca Alhoe- verschil in we Inmiddels vijf jaar gelede . ten den stu r voo t jec toekomst enewoud. baar tra en onderwijs maakte een gestudeerd aan Pabo Gro een jaar langer mocht nog ik l we akkelijk. gem ut est ste afg t ’mijn Daan’ nie Ik was een van de eer ctie, voelde ik dat me fun e dez in r ven blij eidingstradaarom te switchen naa deerden die het hele opl ment toch Ik besloot mo dat op st kom t. toe n ran restau petentie- mij fulltime werken in het ject in de vorm van com het onderwijs lag. in t nie o snapten . Pab pen de rlo van doo Mijn collega`s gericht onderwijs heeft na mijn opleiding aan en ens n goed, Tijd eve al mij s ma ijs wa keuze niet alle Deze vorm van onderw werkte ik een deze ud wo ene Gro o Pab l vond deze ontzettend vee plezier op het lijf geschreven, ik ats1, een maar met Pla bij ek we per r kee r sant en ik paa Plaats1. Ik verdiepte rie van werkte ik bij ontwikkeling superinteres nde ma Com de in t ran fie, ingrediëno. Om die restau - me verder in wijn, kof me Nij voelde me thuis op de Pab van m tru cen het in uwde rkende car- Sint Jan en kooktechnieken. Ik tro redenen ben ik mijn we tje kon ik mijn ten aan bijb dit In de . en gen sam onnen. In en we gingen rière op diezelfde plek beg n en hore- met Daan nke dri n, ete r voo t sie ran erwijsas- pas g van het restau een jaar tijd heb ik als ond er meer bedrijfsleidin ond gde vol Ik ijt. kw d personeelsbeleid opgedaan ca goe e doen. Inkopen, sistent een bult ervaring rsus, die mij veel nieuw ncu wij nieuwe een entak dig management – heerlijke doordat mij een veelzij passie die ik ont- en De . gaf ten ich hard kei inz het bo 2 en 3) Alhoewel pakket in de kernfase (Pa werd aan- uitdagingen. eca hor de r voo de kel vertrouwd. wik de horeca, leefde het van de opleiding werd toe chefkok werken is in r voo sie pas de t me en horecaonderneals student gevuld ver- idee om een eig n Vanuit mijn ervaringen rde we We 1. ats Pla leveren aan Daan van g te beginnen op. mocht ik een bijdrage ervan ooit samen min den om dro en d s het lief deze onnomisch zware tijden wa het verder ontwikkelen van . Ik werkte op dat In eco nen ope te k te zaa aar een k het voor elk meehelpen als do- niet gemakkelij derwijsvernieuwingen, en o Pab de bij nog nt maken van mome om een vertaalslag te
krijgen een eigen zaak te starten en krijgen, zijn de mooiste momenten na heel veel voorbereidin lekkers dat ik bij Plaats g, tijd en van het werk. 1 eet en Eigenlijk net als het dri energie zakte de moed mij nk, ruil ik niet graag ter langzaam werken met ug voor kinderen: wat je van ze in de schoenen. De nachte de boterhammen uit lijke uren, terugkrijgt een plastic als waardering voor je het lichamelijke werk en zakje en slappe koffie uit slechte ar- werk, is gew de autoeldig en geeft zo veel beidsvoorwaarden waren maat. misschien voldoening. He t werken in een horetoch niets voor mij. Ik zegde mijn cazaak ver schilt dan ook niet zo vee baan op en ging weer ter l Janneke Duives-van ug het on- van het we Schayk, rken in het onderwijs. De derwijs in, daar had ik ten afgestudeerd aan Pabo slotte voor school is het restaurant. Je moet Gro gestudeerd. Ik werkte enewoud in 2007 als docent zien en aan voe len wat er achterin Nederlands op het Mondi al College de zaak geb eurt en inspelen op de en de dagen die ik over www.plaats1.com had, werkte verschillende behoeftes van gasten. ik als oproepkracht voor de vervan- Net als een school is een restaurant gingspool basisonderwi js. Ik begon te vergel ijke n met een heel groot er steeds meer lol in te krijgen. Na- huishoude n. Dat vergt behoorlijk tuurlijk droomde ik nog steeds wel wat organi satorisch vermogen en van een eigen zaak totdat zich een creativiteit. We werken bij Plaats1 bijzondere gelegenheid voordeed. met stagiaire s in de keuken Plaats1 kwam te koop en we de- en jonge me iden in de den een poging om deze zaak, waar bediening die voornaonze liefde was opgebloei d, over te melijk op de werkplek nemen. Tegen alle verwa chtingen in leren, eig enl ijk een lukte het… Plaats1 we rd van ons! soort `op leid en in de Na een restyling en wa t aanpas- school`. Vee l dingen die singen zijn we in septem ber 2011 ik op de Pab o en in het opengegaan. We draaien de zaak nu onderwijs heb geleerd een jaar helemaal zelfsta ndig. Het is komen dan ook goed van van tevoren niet voor te stellen wat pas bij het werk dat ik nu er allemaal bij komt kijk en. Het is doe. Het gro te verschil is kiezen voor een manier van leven: wel dat er in het restaurant een leven op een heel mooie plek, commercie el gedacht wordt met leuke mensen, uitdag ingen en en efficiënti e een sleutelervaringen, waarvoor je onvoorstel- begrip is. In het onderwijs baar hard moet werken. was deze gedachte voo r mij Gasten zien genieten van eten en soms te ver uit beeld. Ik mis drinken en merken dat ze blij zijn de kinderen, de werktijden en met de aandacht en ser vice die ze de schoolvak anties, maar het
t alen
Vol T
ie
bit m A en
Het Talent is een bruisende basisschool in Nijmegen noord zoals dat tegenwoordig heet. School en wijk groeien hier (figuurlijk) aan elkaar: een wijk in ontwikkeling levert tal van impulsen op voor het onderwijs en omgekeerd biedt de school mogelijkheden voor samenwerking en samenhang binnen de nieuwe leefgemeenschap. We hebben Carla van den Bosch, onderwijskundig roerganger vanaf het begin en nu directeur, enkele vragen voorgelegd. Er volgde een boeiend gesprek. Ruim tien jaar geleden is basisschool ‘Het Talent’ gestart in de Waalsprong met een vernieuwend onderwijsconcept. Welke idealen vormden hiervoor toen de grondslag? We hadden het idee dat veel kinderen in het bestaande onderwijs niet tot hun recht komen. Als je de ontwikkeling van kinderen centraal wilt stellen, realiseer je je al snel dat hun mogelijkheden tot en manieren van leren uiteenlopen. Op Het Talent is sprake van erkende ongelijkheid. We zoomen eerst in op relatie, zowel met de ouders als met hun kinderen. Daardoor herkennen we eerder wat een kind nodig heeft (ook latent talent) en hoe de school daar een bijdrage aan kan leveren. Door de verschillen te erkennen voelen de kinderen zich gezien. Ze leren daardoor beter en natuurlijk ook doordat we het onderwijs nu concreet kunnen afstemmen: wat kan het kind aan, welke methodiek past hierbij en door wie kan een kind het beste begeleid worden? Binnen ons team en binnen de afzonderlijke units is een grote variatie aan kwaliteiten aanwezig om zicht te krijgen op de mogelijkheden en leerstijlen die kinderen hebben en om pedagogisch-didactisch aan hun ontwikkelingsbehoeften tegemoet te komen.
Welke van die idealen en ambities hebben jullie gedurende de voorbije jaren met elkaar weten te realiseren? Waar zijn jullie sterk in? Samen met het ITS (KUN) is er een pedagogisch-didactische kernstructuur ontwikkeld die de basis vormt van het onderwijsconcept waarin ‘startdenken’ centraal staat. Bij aanmelding worden de beginkenmerken van een kind samen met zijn ouders nauwkeurig in kaart gebracht. Denkend in ontwikkelingslijnen kun je nu bij voortduring vaststellen hoe je het kind in zijn ontwikkeling kunt ondersteunen. Natuurlijk vraagt dit het regelmatig monitoren van de vorderingen en telkens opnieuw het afstemmen van je onderwijs. Er ligt nu een goede basis, maar het kan steeds beter, we blijven hierin investeren. Het ideaal is dat ieder vanuit zijn eigen expertise betrokken wordt bij de ontwikkeling van kinderen. Het gaat om een gemeenschappelijk belang. Het is de kunst dat je de ander in zijn kracht weet te zetten. Enthousiasme en betrokkenheid zorgen binnen het team voor veel werkkracht en een toenemende kwaliteit. Sterk is ook de samenwerking met de omgeving: onder andere ouders, de buitenschoolse opvang, scholen voor voortgezet onderwijs, de zorg (maatschappelijk werk en het Centrum voor Jeugd en Gezin) en allerlei bevlogen mensen die de school als lerende organisatie geleidelijk verder helpen ontwikkelen. Vanuit de school gezien is het steeds een uitdaging de informatie daar te halen waar die optimaal aansluit bij het ontwikkelingsproces dat je met elkaar doormaakt.
28
Welke (beïnvloedende) succesfactoren kun je daarvoor aanwijzen? Het bestuur van Conexus (m.n. Joop Haverkort) heeft steeds support geboden bij het werken aan een nieuw onderwijsconcept voor kinderen van de 21e eeuw zowel in de vorm van vertrouwen (een zekere vrijheid van handelen) als door voldoende armslag te geven bij het realiseren van de ideeën. Ton Mooij heeft aan de basis gestaan van de pedagogisch-didactische kernstructuur waarvan ik de uitgangspunten vertaald heb naar de praktijk in de vorm van (speel)leerstoflijnen onder meer. Hij is steeds een critical friend gebleven. Anderen, zoals Frank ter Beek (SOM) en jij (Jos Marell, Pabo Groenewoud) hebben geholpen bij het opzetten van schoolbrede onderwerpen waarin levensechte situaties en vragen van kinderen over de werkelijkheid richting kunnen geven aan ontwikkelingsgericht onderwijs bij de kunstvakken en ojw (oriëntatie op jezelf en de wereld). En natuurlijk is er de bevlogenheid van mensen die het moeten doen, in en buiten de units, met de kinderen. Zij draaien niet zo maar hun lesjes, ze zien er de noodzaak van in regelmatig van gebaande paden af te wijken, creatief te zijn, out of the box te denken. Als je je bewust bent van wat de maatschappij in de 21e eeuw van kinderen vraagt is dat onontkoombaar. Toch vragen we niet alleen maar veel van de mensen die hier komen werken. Als school staan we ergens voor en daarmee hebben we ze ook wat te bieden. Je kunt hier echt iets van je vak maken. In de samenwerking profiteer je van elkaars kwaliteiten. Het is fantastisch om er samen voor te gaan.
Wat zijn de grootste uitdagingen nu voor de nabije toekomst? Het moet eenvoudiger worden verantwoording af te leggen voor wat we doen en bereiken zowel op het gebied van de standaardvaardigheden als taal en rekenen als voor vaardigheden op andere gebieden. In de basis zit het met ons onderwijs wel goed, nu zijn we toe aan optimaliseren. Digitalisering van de vorderingen maakt verfijning mogelijk. Je kunt dan immers op welgekozen momenten even pas op de plaats maken om te bezien hoe het kind zich ontwikkelt t.o.v. zichzelf en in vergelijking met de groep. De resultaten vormen ook een spiegel voor het eigen pedagogisch-didactisch handelen. Je kunt je keuzen dan onderbouwen vanuit de systematiek. Een ander punt is de integratie van onderwijs, zorg en de opvang van kinderen. Er wordt al zeer nauw samengewerkt met de kinderopvang en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Maar als we nog meer gebruikmaken van elkaars competenties wordt het een stuk gemakkelijker samen de verantwoordelijkheid te dragen voor de zorg, het welzijn, het onderwijs en de opvang van de kinderen. En welke idealen zijn markante stippen aan de horizon? Dat bevorderen van samenwerking en samenhang binnen en buiten de school blijft een uitdaging. In het zien van kinderen komen alle beelden voor die je wilt zien: verwondering, nieuwsgierigheid, flair, een onderzoekende houding, samenwerkingsbereidheid. We kunnen er nog beter voor zorgen dat het inspiratievlammetje dat op de ene plaats ontstoken wordt ook elders het vuur aanwakkert. Met elkaar kunnen we zorgen voor een evenwichtige aandacht voor de verschillende vakken om tegemoet te komen aan de competenties die kinderen zowel als volwassenen op basis van hun talenten kunnen ontwikkelen. Voor de toekomst van de kinderen telt dat zij het lef behouden of ontwikkelen om zaken aan te pakken en nieuwe wegen in te slaan. Als school bewegen we daar graag in mee. Jos Marell
29
Werken in het onderwijs heeft mijns inziens een duidelijke relatie met ambities en idealen. Als directeur van Pabo Groenewoud in de periode 2005-2010 heb ik vele speeches mogen houden tijdens diploma-uitreikingen. Elke keer probeerde ik dan weer iets actueels in mijn verhaal te verwerken, maar ik eindigde 5 jaar lang steevast met de zin: ‘Laat zien dat je van Pabo Groenewoud komt, ga en maak het verschil’. Eigenlijk vat ik met deze zin mijn ambitie samen die ik graag overdraag aan anderen. Werken in het onderwijs betekent dat je écht het verschil kunt maken voor kinderen. Dat je als leraar het ideaal nastreeft uit elke leerling het beste te halen. Dat je als leraar kinderen inspireert of zelf door kinderen geïnspireerd wordt. Dat je echt werk maakt van je werk, dat je iemand raakt, of zelf geraakt of gegrepen wordt, dat je kinderen leert wat van waarde is, dat je het verschil maakt omdat je dit vanuit je beroep als leraar kunt maken. Voor mij is dit eigenlijk de kern van waar het in het onderwijs om gaat. Het roept wellicht de vraag op hoe je dit dan doet. Dit vraagt in ieder geval naast een gedegen opleiding (die jullie natuurlijk allen hebben gehad ;-) en verdere professionalisering, dat je je bewust bent van je eigen waarden, ambities en idealen. Dat je regelmatig reflecteert op je eigen handelen, steeds opnieuw jezelf de vraag stelt: “Wat wil ik bereiken (en met wie)?” “Waar sta ik voor en waar ga ik voor?” In een tijd waarin de druk op het onderwijs hoog is, er veel wordt verwacht en zelfs geëist, is dit niet altijd eenvoudig. Om jezelf die vragen te kunnen blijven stellen, gun ik eenieder momenten van rust om bewust bij deze vragen stil te kunnen staan. Deze momenten komen vaak niet vanzelf, maar moet je zelf creëren, inplannen of afspreken met bijvoorbeeld collega’s. Dit houdt je scherp waardoor je het verschil kunt blijven maken! Yvonne Visser augustus 2012
30
ID E A L E EN N
N EN EE ACH TER RE NGG HTTIIN SSTTIICCH Een terugblik: Voor de zomervakantie kreeg ik het verzoek om iets te schrijven over de idealen achter de Stichting Kleinschalige Projecten Indonesië. Deze stichting behartigt projecten die vooral met onderwijs te maken hebben. Vorig jaar op 4 november 2011 besloten we de kleinschalige projecten Indonesië van mijn ouders in een stichting onder te brengen. Tijdens het opmaken van de akte vroeg de notaris naar de doelen van de stichting, niet naar haar idealen. Hoewel we vroeger vaak met mijn ouders over de projecten spraken, kan ik me niet herinneren dat daarbij hun idealen of doelen onderwerp van gesprek waren. Enerzijds was mijn Nederlandse moeder daar te nuchter voor en anderzijds mijn Indo-Europese vader druk met het leven zelf. Kort na WO-2 ontmoetten ze elkaar in Den Haag; hij was officier op de koopvaardij en zij was toevallig daar vanwege een huwelijk van een van haar vrienden. In 1947 vertrokken ze samen naar het moederland van mijn vader om daar op West-Java een nieuw leven op te bouwen. In 1958 moesten ze vanwege het kortzichtige koloniale beleid van de toenmalige Nederlandse regering hun leven opnieuw inrichten, nu in Nederland. Maar Indonesië heeft hen nooit losgelaten. Het verzoek een bijdrage te leveren aan dit themanummer van Chronos heeft me wel aan het denken
31
gezet en me met heel wat vragen opgezadeld, vragen waar mijn ouders nooit antwoord op hebben gegeven of waar ze over spraken. De vragen zijn: ‘Waar lag het begin van al die projecten? Wat is het verschil tussen idealen en doelen? Kun je idealen erven of
overdragen? Zijn idealen besmettelijk? Wat is het verschil tussen een ideaal, een idee en een ideaalbeeld en, wanneer wordt het streven naar een ideaal een ideologie? Is het realistisch om idealistisch te zijn?’ Ik denk niet dat het nu de bedoeling is dat ik een filosofische ver-
handeling over idealen ga schrijven, maar het kan wel relevant zijn. Als ik naar de eerste vraag kijk, dan denk ik direct aan mijn moeder. Zij had een sterk en spontaan rechtvaardigheidsgevoel en een groot sociaal hart. Het zijn deze emoties en morele waarden geweest die het fundament van de stichting vormden. Een steviger fundament kun je niet hebben. Na het overlijden van onze ouders erfden we dat fundament en een gebouw waar sinds 1976 vele kinderen en ouderen een zeker onderkomen vonden. Wat nu, was de vraag, hoe moet je handelen? Het gebouw laten verkommeren? Het is dat mijn oudste zus met een zekere nuchterheid en ook dapperheid de administratie en de correspondentie met de donateurs overnam. Tegelijkertijd kregen we onverwachte steun van buitenaf. Eind 2009 maakten mijn zus en ik een rondreis door Java om de projecten te inspecteren en te inventariseren.
Peter van Hasselt reisde met ons mee omdat ik hem bij zijn afscheid van de Pabo had beloofd Indonesië van dichtbij te laten zien. Peter kwam laaiend enthousiast over de projecten terug. Ondanks dat ik genoeg tijd heb gehad om over het schrijfverzoek na te denken, weet ik nog steeds niet waarom ik me heb aangesloten bij het doorzettingsvermogen van mijn zusje en het enthousiasme van Peter, mijn dochters en vrijwilligers. Zet je me het mes op de keel dan voel ik dat eerbied – wat een ouderwets woord – voor mijn ouders eigenlijk de drijfveer is waarom ik hun werk voortzet. Het zijn mijn Aziatische wortels en niet de idealen die mijn werk voor de stichting sturen. Wat doen we? Mijn ouders startten met hun projecten na een vakantiebezoek in 1976 aan onze familie op Midden-Java. Het begon met een groep politieke gevangenen die daar zonder enig middel van bestaan naar een afgelegen plek was gedeporteerd. Ze leefden er onder barre omstandigheden.
Kort daarna werd in samenwerking met de Zusters Dominicanessen een opvanghuis voor vereenzaamde ouderen in Cimahi en omstreken, gebouwd. De laatste jaren richt de stichting zich voornamelijk op onderwijs en incidenteel op werkgelegenheid en gezondheidszorg. Wij initiëren projecten voor de meest behoeftige inwoners van Java en Flores. Dat zijn mensen die zelf niet de middelen hebben om (verder) te leren of zich te ontwikkelen. Zo dragen wij al jaren zorg voor een grote groep scholieren, adoptiekinderen en wees- en straatkinderen in Jakarta. Dankzij onze ondersteuning in de vorm
van lesmateriaal en door bijvoorbeeld een kleuterschooltje te bouwen op Flores, geven we hen kansen op een betere toekomst. Naast deze ontwikkelingsprojecten zetten we ook kleine projecten op met behulp van microkrediet. Zo steunen we een groep bejakrijders, vrouwen die in de dessa een toko startten en twee groepen vissers. Het grootste deel van onze projecten bestaat uit lange termijn initiatieven met groeimogelijkheden. Aangezien wij vanuit Nederland te werk gaan, laten we de projecten uitvoeren en begeleiden door inwoners van Java en Flores uit
de onderwijs- en zorgsector. Naast een nauwe samenwerking met de Zusters Dominicanessen zetten we hiervoor ook andere (niet-religieuze) netwerken in. Om zicht te houden op de uitgaven van gedoneerde gelden, leggen de begeleiders van de projecten geregeld verantwoording bij ons af. Daarnaast bezoeken wij Java en Flores zelf ook regelmatig. Het motto: Onze stichting wil mensen met haar initiatieven selfsupporting maken. Onze leidraad is het motto van Maria Montessori: Leer mij het zelf te doen. Volgens Montessori heeft ieder
kind, ieder mens de drang tot zelfontplooiing. Door in te spelen op de specifieke behoeften van mensen en hierbij de juiste tools aan te reiken hopen wij hen een betere toekomst te geven. Is hier misschien dan toch sprake van een ideaal…? Meer Informatie? Meer informatie over de inhoud van onze projecten, donaties, jaar- en reisverslagen is te vinden op www.help-indonesie.nl en op Facebook onder Kleinschalige Projecten Indonesië. Anton Vandeursen.
bloemlezing Het is mijn ideaal om in het onderwijs de studenten met mij mee te laten voelen dat muziek niet slechts franje van het leven is, maar een van de voorwaarden voor geluk. Pieter Belgers Het is mijn ideaal om in het onderwijs kinderen lachend hun werk te zien doen. Kinderen gaan naar school niet omdat het moet maar omdat het mag. School is een levenservaring! Bert Claessens Het is mijn ideaal om in het onderwijs mensen zichzelf te laten ontdekken. Om mensen in beweging te krijgen. Om te laten zien dat het anders kan, altijd, en om te laten zien dat niets vanzelfsprekend is. Bas ter Avest
Het is mijn ideaal om in het onderwijs mensen te inspireren hun talenten te ontplooien en bij te dragen aan een duurzame samenleving. Jos Marell Mijn ambitie is onderwijs te ontwikkelen waarin kinderen kunnen leren vanuit eigen leervragen. Dat klinkt echter eenvoudiger dan het in de praktijk is.... Gelukkig heb ik de afgelopen jaren gemerkt dat veel leraren deze ambitie delen. Samen met deze leraren heb ik stappen mogen zetten om inspirerend en verantwoord vraaggestuurd onderwijs te ontwikkelen en daar blijf ik aan werken. Harry Stokhof Mijn ideaal is het studenten zo op te leiden dat ze wanneer ze juf of meester zijn, met enthousiasme en compassie kinderen kunnen ondersteunen in hun ontwikkeling. Marijke Bouwhuis
34
Het is mijn ambitie om enthousiasme te ontlokken voor een deel van mijn vak. Als het me lukt om onzekere studenten en (faal)angsthazen te laten ontdekken dat rekenen fun kan zijn en wiskunde bedrijven verslavend. Mirjam Biekens Mijn ambitie was en is nog steeds dat goed onderwijs kinderen geen antwoorden geeft, maar ze leert omgaan met het stellen van vragen. Peter van Hasselt Het is mijn ideaal om in het onderwijs aankomende leraren met hoofd, hart en handen vorm te laten geven aan “groei”-ruimte voor kinderen. Inge Leuverink
Mooi als i d e a l ambitie han en en d in hand g aan
Ideaal en Am b i t i e li Tot o epen h p zeke and in re dag ‘Wat hand e A is Ide m b i t n war ie naa aal va en sam Ambiti s t n daag z i c e had en hee h keek toch n genoe l g e lu k e een re u n k d k g i a kig. g v c ’ ht: . an Ide m, een a a b l, h i j lo k , e Ambiti vond h en gro e w i ld te str em ma e verd Hij re ar dog op, zo er, ho nde, v matisc g k e on het r, bet lo o g e h; Dit wa e n nooit r sprong en nog s heer w a t o g li mhoog worde roter. jk, di Dit wa n. t was en wa s wat s niet top, d Ambiti it was meer t e a lt i j e houd overt d al h reffen En Ide en. a d w i ll d aal ke e reusa n doe ek Am c n h , wacht t dit vo ig. bitie n en’. e ld e n a en d u waa Trouw acht: rachti ‘Die k wacht g. te Ide omt w En ja el ter aal ve hoor, u le g en ik dagen Ambiti z a l b li , nach e kee jven t e n r d e e teru n z e lf niet m g en z s jare eer to weeg, n. t hij I Toen w a s le deaal wist A e z g en w ag wa mbitie ‘ Z u ll e n ist he chten. het we t we sa e r men w e n z ei: a n d ’ le n?’ Toos Schee n
Gedreven door passie Al vroeg wist ik wat ik later wilde worden: meester en/of beroemd. Dat laatste was meer een leuke jongensdroom maar meester worden was echt mijn passie. Ik denk dat dit mede komt door de geweldige tijd die ik zelf heb ervaren als leerling op de basisschool. Na een geweldige tijd op Pabo Groenewoud, ben ik in maart 2001 als leerkracht begonnen op een nieuw te starten school. Ik had het geluk dat ik kon kiezen uit meerdere banen. Dat is op dit moment wel even anders… Uiteindelijk heb ik voor de school gekozen waar ik het meest met mijn passie voor onderwijs aan de slag kon: OBS De Oversteek. De school was gestart in augustus 2000 met 6 teamleden en 94 leerlingen. De eerste school in het Waalspronggebied. Inmiddels is het een school met bijna 1000 leerlingen. Deze baan werd mij in de schoot geworpen doordat de toenmalige directeur van De Oversteek, Vincent Scholte, een docent van Pabo Groenewoud trof in de supermarkt. Als directeur van een snel groeiende school heb je dan één vraag: “Weet je nog iemand?” Nog bedankt voor het antwoord, Hans Cornelissen! Als beginnende leerkracht op een startende school ben je voortdurend zoekende naar een balans tussen je idealen en wat haalbaar is in de praktijk. De Oversteek heeft mij daar flink in laten groeien. Het leuke van een startende school is dat iedereen met dezelfde passie aan het werk is om iets ‘goeds’ neer te zetten. Iedereen stond voor elkaar klaar. De periode dat we in de schoolwoningen waren gehuisvest, versterkte het gevoel van saamhorigheid. We liepen door elkaars klassen voor een kopie of een kop koffie. Een an-
36
dere mogelijkheid was er namelijk niet. Ik realiseer me wel dat terugkijken naar een bepaalde periode vaak een meer romantisch beeld oplevert van de werkelijkheid. Uiteindelijk was iedereen ook toe aan de nieuwe locatie met alle voorzieningen binnen handbereik: De Klif. Na de verhuizing leek alles wel te versnellen. De school werd groter en groter. Ondertussen werd ook een andere passie van mij steeds groter: functioneel ICT-gebruik binnen het basisonderwijs. Ik raakte in gesprek met onze schoolleverancier en heb toen laten doorschemeren dat ik meer met mijn passie voor ICT in combinatie met onderwijs wilde gaan doen. Kort daarna werd ik uitgenodigd door Heutink ICT voor een oriënterend gesprek. Ik kreeg een aanbod om bij dit bedrijf als onderwijsconsulent scholen te gaan begeleiden. Ik stond nu voor een moeilijke keuze. Aan de ene kant de veilige baan als leerkracht op een school die inmiddels door de snelle groei erg veranderd was en aan de andere kant een nieuwe onzekere uitdaging in het bedrijfsleven. Ik besloot om twee dagen in de week voor Heutink te gaan werken en nam voor twee dagen per week onbetaald verlof op. Voor mij was het een ideale manier om te onderzoeken of dit iets voor mij zou zijn. Uiteindelijk heb ik de knoop, eerder dan verwacht, doorgehakt en besloot ik om fulltime aan de slag te gaan bij Heutink ICT.
gekregen. Op SBO De Bolster heb ik geleerd dat speciaal onderwijs de meest pure vorm van onderwijs is. Een betere leerschool voor leerkrachten kan ik me niet indenken. Door de komst van de functiemix ben ik uiteindelijk terechtgekomen op KBS De Viersprong als leerkracht met een ICT-specialisatie. Beide passies gecombineerd in één baan. Ik ben benieuwd waar mijn passie voor onderwijs mij over 10 jaar heeft gebracht. Maikel Beumer http://twitter.com/maikelbeumer
Het beviel mij uitstekend! Geen vergaderingen meer over de kleur van potloodjes en andere onzinnige onderwerpen. Een auto ‘van de zaak’, laptop, telefoon en de mogelijkheid de nieuwste gadgets uit te testen. Maar eenmaal thuis na een lange file, hoorde ik de verhalen van mijn vrouw met enige weemoed aan. Je begrijpt het al, mijn vrouw is ook werkzaam in het basisonderwijs. Na vijf jaar te hebben geroken aan het bedrijfsleven, verlangde ik toch weer terug naar de vergaderingen over de potloodjes. Mijn oog viel op een vacature binnen het speciaal basisonderwijs. Voor het eerst in mijn leven had ik een officieel sollicitatiegesprek. Ik ben ervan overtuigd dat mijn passie voor onderwijs ervoor heeft gezorgd dat ik deze baan heb
37
Voorbij de
streep
Fragment uit het PWC van Florine Daub, afgestudeerd in 2012
Ik trok een streep Ik trok een streep: tot hier, nooit ga ik verder dan hier! Toen ik verder ging, trok ik een nieuwe streep, en nog een streep. De zon scheen en overal zag ik mensen, haastig en ernstig, en iedereen trok een streep, iedereen ging verder. Uit: Toon Tellegen (2007) Daar zijn woorden voor. Amsterdam: Maarten Muntinga b.v.
Wat een heerlijk simpel, maar kloppend gedicht. Mensen moeten over hun eigen grenzen heen stappen om steeds meer te kunnen bereiken. Dat heb ik gedaan, ik heb mijn grenzen verlegd. Na een schoolloopbaan met obstakels en vele ervaringen rijker wil ik dat ook de kinderen in mijn klas laten doen. Iedereen mag een nieuwe stap spannend vinden en een moment van twijfel hebben, maar om je van een knopje tot een uitgegroeide bloem te ontwikkelen, moet je over de streep durven stappen. In mijn onderwijs wil ik kinderen uitdagen zichzelf te ontwikkelen. Het is makkelijk om te zeggen dat je iets niet kunt of durft. En het is ook logisch dat je dat doet, na-
38
dat je al een aantal keer hebt ontdekt dat je iets ook daadwerkelijk niet goed kunt. Het is alleen zo dat je met een groot doorzettingsvermogen vaak toch nog zoveel meer kunt bereiken! Ik vind het belangrijk dat kinderen dit leren inzien, omdat de maatschappij er wel vaker voor zorgt dat je een stap terug moet zetten of dat een voorgenomen plan niet gaat lukken. Daar moet je je niet door uit het veld laten slaan; je wilskracht helpt je de doelen die je voor ogen hebt te realiseren. Ik denk dat als iedereen zichzelf blijft uitdagen, je echt een plaatje krijgt als ‘de zon scheen, en overal zag ik mensen, en iedereen trok een streep’. Dat roept toch vreugde bij iedereen op? Als je jezelf blijft
uitdagen wordt de maatschappij en dus jijzelf steeds rijker. Een mooi voorbeeld daarvan maakte ik tijdens mijn vakantie afgelopen zomer mee. Ik maakte met vele anderen een boottocht op zee. Na enige tijd varen, legde de kapitein de boot stil zodat wij in het heerlijke water konden zwemmen. Er naderden ook andere boten. Uiteindelijk lagen we met vier boten bij elkaar, in heel diep water. Op één van de boten was een duikplank aanwezig. Kinderen sprongen hier vanaf. Een mooie, voluptueuze vrouw wilde ook springen. Ze zette een stap op de duikplank en draaide direct om, terug de boot op. Nog eens probeerde ze het. Het tafereel trok de aandacht, doordat een aantal mensen op haar boot begonnen te joelen en te juichen. Helaas, toch draaide ze zich weer om. Tussendoor floepten nog wat kinderen de duikplank af. Iedere keer zag je haar denken: ‘Dit moet ik toch ook kunnen?’ Met ferme pas liep ze nogmaals de duikplank op. Alle mensen van de overige boten hadden het spektakel inmiddels in de gaten, en iedereen begon haar aan te moedigen. Ze kwam tot halverwege de duikplank, maar ook nu stond ze weer stijf stil. Een vrouw van rond de 60 gaf aan te willen laten zien hoe het moest. Ook zij liep met ferme pas, zichtbaar niet zonder angst, de duikplank op. Ze liep door. En door. En sprong! Dit was voor de andere vrouw een teken
dat ze het ook kon. Opnieuw met stevige pas liep ze de duikplank op. Halverwege hield ze toch in. Inmiddels joelden zo’n 100 man haar toe en onder luid gejuich en geschreeuw sprong ze!! Er werd tijdens haar sprong gefloten en geschreeuwd, een grote herrie. Toen ze boven kwam, klapten en floten we massaal op onze vingers. De tranen sprongen in mijn ogen. Hoe grandioos moet zij zich wel niet hebben gevoeld? Naar aanleiding van dit verhaal, zie ik ook helder in dat het belangrijk is om steun van anderen te krijgen om over een streep heen te kunnen stappen. Je hebt elkaar nodig om te groeien, maar uiteindelijk zet je de stappen zelf. Dat vind ik zo mooi en bijzonder.
39
Chronos heeft een eigen website: www.han.nl/chronos Je kunt hier van tijd tot tijd informatie vinden over andere activiteiten van Chronos: de nieuwsbrieven, de terugkomdagen en actuele ontwikkelingen. Verder staan er foto’s van terugkomdagen en diploma-uitreikingen. Ook staan de Chronos-boekjes die in het verleden zijn uitgegeven op de site. Volg ons op Twitter via: www.twitter.com/AlumniChronos Vind ons leuk op Facebook via: www.facebook.com/AlumniverenigingChronos Als je vragen of goede ideeën hebt, kun je bij het bestuur van Chronos terecht. Voor contact kun je het best een e-mail sturen naar
[email protected] We zien uit naar reacties!
S a m e n s t e ll i n g : C H R O N O S - b e s t u u r
Eindreda
ctie: Jo s Mar el
l
Fotog
rafie
: Jos Marell
Druk & vo rmgeving: Grafipoint Boxmeer