en lessuggesties
Inhoudsopgave 3 t/m 8
9 t/m 23
Cash Quiz - het spel
Cash Quiz - het spel 5-6 Variant 1: Cash Quiz met 12 verdiepingsvragen voor groep 6, 7, 8 7-8 Variant 2: Cash Quiz klassikaal, met de vragenkaarten 8 Variant 3: Cash Quiz zonder leerkracht, met de vragenkaarten
Cash Quiz is een educatief spel over omgaan met geld. Dit spel kan worden gespeeld door 2 tot 8 spelers/teams vanaf 9 jaar. De speelduur is ongeveer 45 minuten.
Financiele educatie in de klas 9 Inleiding 10-13 Kinderen en geld 13-21 Leerlijnen 22-23 Gebruik van de spelmaterialen naast de lesmethodes 23 Literatuur
Het spel bestaat uit: • 96 vragenkaarten • 14 kanskaarten • 3 enveloppen met elk 12 verdiepingsvragen voor groep 6, 7 of 8 • 8 naamborden • 16 (gouden) finale-enveloppen met geldbiljetten • 8 antwoordborden • 8 stiften • 8 wissers • speelgeld in geldlade • Spelregels en lessuggesties
Inleiding Banken hechten groot belang aan financiële educatie voor kinderen van de basisschool, zodat ze verstandig leren omgaan met geld. Speciaal hiervoor is door de Nederlandse Vereniging van Banken het gastlesprogramma Bank voor de klas ontwikkeld. In de Week van het geld geven bankmedewerkers met veel plezier duizenden gastlessen op basisscholen in Nederland. Hierbij gebruiken ze het spel de Cash Quiz. Met de Cash Quiz leren de kinderen tijdens de gastles spelenderwijs omgaan met geld. De Cash Quiz is zo ontwikkeld, dat hij het hele schooljaar ingezet kan worden als actuele aanvulling op het bestaande lesmateriaal. In deze handleiding vind je alle informatie die je daarvoor als leerkracht nodig hebt. In het eerste deel van deze handleiding staan de spelregels van de drie spelvarianten. Het tweede deel bevat informatie voor de leerkracht over de leerlijnen en overige toepassingsmogelijkheden van het materiaal in de klas. Met de digitale Cash Quiz en de bijbehorende app kunnen de kinderen ook thuis spelenderwijs aan de slag met hun financiële educatie. Wil je meer weten, kijk dan op www.bankvoordeklas.nl
Cash Quiz kan op drie manieren worden gespeeld Variant 1: Cash Quiz aan de hand van 12 verdiepingsvragen. Bij deze variant is de gastdocent of de leerkracht de quizmaster. Hij gebruikt één van de enveloppen met verdiepingsvragen (voor groep 6, 7 of 8) om de quiz af te nemen.
1
1
Thema
2
Type vraag
2
Wij wensen leerkracht en leerlingen veel plezier met dit spel!
2
3
Variant 2: Cash Quiz klassikaal, aan de hand van de vragenkaarten. Bij deze variant is de leerkracht de quizmaster. Hij gebruikt de vragenkaarten uit het spel.
De onderste vraag is een moeilijkere vraag dan de bovenste.
De bovenste vraag is een makkelijkere vraag dan de onderste.
Variant 1: Cash Quiz met 12 verdiepingsvragen voor groep 6, 7, 8 Voorbereiding De leerkracht of de gastdocent is de quizmaster. Hij pakt de envelop met verdiepingsvragen voor groep 6, 7 of 8 en verdeelt de kinderen in maximaal acht groepen. Iedere groep krijgt een antwoordbord, een naambord, een stift en een wisser. De quizmaster beheert de geldlade. De teams bedenken zelf een teamnaam en schrijven die met de stift op het naambord. Ze zetten hun naambord midden op de tafel. Ieder team wijst één persoon aan die het geld beheert, de beheerder van de bankzaken.
Variant 3: Cash Quiz zonder leerkracht, aan de hand van de vragenkaarten. Bij deze variant speelt een groep kinderen het spel. De kinderen zijn om de beurt quizmaster. Ze gebruiken de vragenkaarten uit het spel.
Als er een digibord in de klas is, surft de leerkracht naar www.bankvoordeklas.nl en selecteert daar in het tabblad Cash Quiz de verdiepingsvragen. Op het digibord worden de vragenkaarten groot weergegeven. Is er geen digibord, dan moet de quizmaster de vragen duidelijk voorlezen en indien nodig herhalen. Bij 4 van de 12 vragen is een animatiefilmpje gemaakt. Na zo’n filmpje volgt altijd een vraag die betrekking heeft op dat filmpje. (Indien er geen digibord aanwezig is, kunnen de vragen ook beantwoord worden zonder het zien van het filmpje). Doel van het spel Probeer zoveel mogelijk geld te verdienen door de vragen juist te beantwoorden. Begin van het spel De quizmaster stelt de vragen 1 tot en met 12. Hij gebruikt daarbij het materiaal dat beschikbaar is op het digibord, inclusief de animatiefilmpjes. 4
5
De vragen zijn verdeeld over 4 thema’s:
Variant 2: Cash Quiz klassikaal, met de vragenkaarten
• • • •
Voorbereiding De leerkracht is de quizmaster en selecteert, voordat de quiz begint, de vragen op basis van het leerjaar en/of het thema (Ken je geldbezit!, Ken je geldgrenzen!, Ken je geldmogelijkheden! en Ken jouw wereld van het geld!). De quizmaster schudt de vragenkaarten en maakt een stapel. Het spel wordt met twee tot acht teams gespeeld. Elk team krijgt een antwoordbord, een naambord, een stift en een wisser. De teams bedenken zelf een teamnaam en schrijven die met de stift op het naambord. Ze zetten het naambord midden op de tafel. Ieder team wijst één persoon aan die het geld beheert, de beheerder van de bankzaken.
Ken je geldbezit! Ken je geldgrenzen! Ken je geldmogelijkheden! Ken jouw wereld van het geld!
Elk thema begint met een animatiefilmpje en de daaraan gekoppelde vraag. De groepsleden overleggen bij elke vraag met elkaar en schrijven hun gezamenlijke antwoord op hun antwoordbord. Groepen verdienen geld door vragen juist te beantwoorden. Soms is er geen goed of fout antwoord te geven, maar alleen een mening. In dat geval verdient elke groep geld. De quizmaster vraagt de kinderen dan wel om zo goed mogelijk uit te leggen wat ze ergens van vinden en waarom. TIPS: Stimuleer kinderen om na te denken over de vragen. Vraag door! Soms staan bij de toelichting vragen die je daarbij kunnen helpen. Gebruik om de vaart in het spel te houden de zandloper op het digibord. De groepen krijgen dan 1 minuut de tijd om te antwoorden.
Vraag 11 en 12 zijn de finalevragen. De quizmaster leest die vragen voor en alle teams schrijven hun antwoord of antwoorden op het antwoordbord. De teams die het antwoord goed hebben, mogen een finale-envelop uitkiezen. Er zijn voor de finalevraag gouden finaleenveloppen. Deze enveloppen bevatten een geldbedrag tussen de 5 en 15 euro. De quizmaster kan het spel spannender maken door de teams een tussenstand te laten bijhouden. Na elk thema tellen ze het tot dan toe verdiende bedrag op en schrijven dat op hun antwoordbord. Einde van het spel Na 12 vragen tellen alle groepen hun geld. De groep met het meeste geld is de winnaar van Cash Quiz!
6
De quizmaster beheert de geldlade. Alle teams beginnen met € 5,00. Als er in de klas een digibord is, surft de leerkracht naar www.bankvoordeklas.nl en selecteert op het tabblad Cash Quiz de vragenkaarten. Wanneer de quizmaster de vraagcode invoert, verschijnt de vragenkaart groot op het digibord. Is er geen digibord in de klas, dan leest de quizmaster de vragen duidelijk voor en herhaalt ze indien nodig. Doel van het spel Het team dat als eerst € 50,00 heeft gespaard, wint het spel. Wanneer dit bedrag na 45 minuten niet is bereikt, wint het team dat op dat moment het meeste geld heeft. Begin van het spel De quizmaster stelt de vragen. De teamleden overleggen met elkaar en schrijven hun antwoord op hun antwoordbord. Teams verdienen geld door vragen juist te beantwoorden. De quizmaster pakt de bovenste kaart van de stapel en kiest welke vraag hij gaat stellen. De eerste vraag is een makkelijke vraag, de tweede vraag is wat pittiger. • •
Bij een goed antwoord op de bovenste (makkelijke) vraag verdient het team € 2,50. Bij een goed antwoord op de onderste (moeilijke) vraag verdient het team € 5,00.
7
Financiële educatie in de klas
ed, “Antwoord A is go iend je hebt €2,50 verd met jou team! ”
Einde van het spel Het spel is afgelopen als een team € 50,00 heeft verdiend, of als er 45 minuten zijn verstreken. Variant 3: Cash Quiz zonder leerkracht, met de vragenkaarten Bij deze variant zijn de spelers om beurten quizmaster. De speler die als eerste jarig is, begint als quizmaster. De rol van quizmaster verschuift na iedere vraag één beurt naar links. Ten opzichte van variant 2 gelden de volgende aangepaste regels: 1. 2 3
Gebruik bij deze variant ook de kanskaarten. Schud de kanskaarten samen met de vragenkaarten en maak één stapel. De leerling die de vraag gaat beantwoorden, mag zelf kiezen of hij de makkelijke (bovenste) of de moeilijke (onderste) vraag van de kaart wil. Wanneer de quizmaster een kanskaart trekt, leest hij deze hardop voor. De kanskaart heeft altijd betrekking op de speler die aan de beurt is om te antwoorden. De opdracht die erop staat, moet altijd direct worden uitgevoerd.
Veel speelplezier! 8
1
INLEIDING
1.1 Financiële educatie Financiële educatie is belangrijk, maar heeft geen eigen plek in het onderwijs. Daardoor krijgen leerlingen allerlei onderdelen van financiële educatie gefragmenteerd aangeboden: in de rekenles, maar ook zijdelings tijdens lessen in andere vakken. Met de materialen in deze speldoos kun je op een speelse en actieve wijze financiële educatie vormgeven. Dit kan in een leerkrachtgebonden les, maar de kinderen kunnen ook zelfstandig aan de slag gaan. In beide gevallen zullen alle belangrijke thema’s van financiële educatie als van zelf aan bod komen. Hoofdstuk 2 geeft informatie over hoe kinderen in groep 6, 7 en 8 omgaan met geld en hoofdstuk 3 geeft een compact overzicht van de leerlijnen en doelen. Meer informatie over het gebruik van de lesmaterialen naast de lesmethoden staat beschreven in hoofdstuk 4. 1.2 Spelvormen Cash Quiz: met de (gast)docent De Cash Quiz is beschikbaar voor de groepen 6, 7 en 8. Met de verdiepingsvragen, de antwoordborden en de vier themafilmpjes kun je samen met de kinderen de quiz spelen. Misschien heb je gezien hoe de gastdocent die het spel op school bracht, dat deed. De lesbeschrijving in deel 1 van deze handleiding geeft aan hoe met de Cash Quiz een leuke en effectieve les financiële educatie gegeven kan worden aan groepen die geen gastles hebben gehad. Het spel: zelfstandig spelend leren Met de vragenkaarten in de doos kunnen de kinderen zelfstandig aan de slag. De spelregels zijn eenvoudig, en staan beschreven in deel 1. Al spelend oefenen de kinderen zelfstandig met alle kennisdoelen van de financiële educatie. Er zijn vragenkaarten voor groep 6, 7 en 8. Themalessen en extra oefenen naast de rekenles De vragenkaarten van de Cash Quiz en het spel bieden een rijk scala gedifferentieerde vragen die zowel de financiële educatie als het geldrekenen betreffen. In hoofdstuk 4 staat beschreven hoe je deze kaarten en de vier themafilmpjes als inspiratiebron kunt gebruiken voor themalessen of voor ondersteuning bij de rekenles. 9
Thuis verder leren Met de online Cash Quiz (zie www.bankvoordeklas.nl) kunnen de kinderen ook thuis aan de slag met het spel. En met de gratis app dagen de kinderen hun ouders uit: wie heeft de meeste kennis van financiële educatie? Reformatorische en islamitische scholen bieden de leerlingen bepaalde thema’s liever niet aan. Kaarten die op deze thema’s ingaan, zijn gemarkeerd met een sterretje. Ze kunnen eenvoudig uit het spel verwijderd worden, zonder het spelverloop te beïnvloeden. 2
KINDEREN EN GELD
2.1 Algemeen Leerlingen in groep 6, 7 en 8 kunnen al enigszins abstract denken. Ze hebben voldoende kennis en inzicht om een boodschap in een context te plaatsen. Kinderen beginnen op deze leeftijd eigen meningen, opvattingen en gedrag te ontwikkelen. De bewustwordingsprocessen die ze doormaken, zijn effectief te sturen en beïnvloeden. In de bovenbouw beginnen kinderen meer oog te krijgen voor de rol van geld. Ze gaan op deze leeftijd bijvoorbeeld voor het eerst betaalde klusjes in en om het huis doen, en ze krijgen wekelijks zakgeld. Tot 12-13 jaar zijn kinderen echter nog niet in staat lange periodes te overzien. Het heeft dan ook geen zin om kinderen voor een langere periode (enkele maanden) geld op zij te laten zetten of hen voor een langere periode te laten plannen met geld. 2.2 Hoe is het geldgedrag van kinderen in de basisschoolleeftijd? In 2013 heeft het Nibud met hulp van ING onderzoek gedaan naar het geldgedrag van kinderen tussen 5 en 12 jaar (Nibud kinderonderzoek). Dit onderzoek is representatief voor alle kinderen op de basisschool. Voor dit onderzoek zijn 1622 ouders van kinderen tussen 5 en 12 jaar ondervraagd. Hierna bespreken we per onderwerp kort de belangrijkste conclusies uit het onderzoek. Zakgeld In totaal krijgt 70% van de basisschoolleerlingen zakgeld. De hoogte van het inkomen van de ouders blijkt geen invloed te hebben op de hoogte van het zakgeld. Hoe ouder het kind, hoe hoger het bedrag per week. Naast zakgeld krijgen bijna alle kinderen wel eens extra 10
geld. Veel kinderen krijgen geld voor het rapport. Niet alleen de ouders geven extra geld; kinderen krijgen ook wel eens iets extra’s van bijvoorbeeld opa of oma, tante of oom. Leeftijd
Zakgeldbedrag (per week)
5 jaar
€ 0,50
6 jaar
€ 1,- tot € 2,-
7 jaar
€ 1,- tot € 2,-
8 jaar
€ 1,20 tot € 2,-
9 jaar
€ 1,20 tot € 2,-
10 jaar
€ 1,70 tot € 2,-
11 jaar
€ 2,- tot € 2,50
12 jaar
€ 3,- tot € 4,60
Uit: Schors, A. van der & Wassink, A. Nibud kinderonderzoek, Onderzoek naar basisschoolkinderen en hun geldzaken. Nibud, 2013.
Kinderen hebben nog bijsturing nodig bij het geld uitgeven. Eén op de zes tienplussers is nog op geen enkele manier met geld bezig. Ze spelen niet met geld, tellen hun geld niet en vinden het niet leuk om zelf iets te kopen. Dit geldt met name voor kinderen die geen zakgeld krijgen. Maar liefst 13% van de tienplussers denkt dat geld onbeperkt uit de geldautomaat komt. Kinderen die wel zakgeld krijgen, kunnen de waarde van geld en producten beter inschatten, kopen vaker zelf dingen van hun eigen geld en maken vaker een spaarplan. Zo leren ze keuzes maken en planmatig met geld om gaan. Mobiele telefoon 64% van de tienplussers heeft een mobiele telefoon. Meestal betalen de ouders alle kosten, tenzij het afgesproken bedrag is overschreden. De meeste 10- en 11-jarigen zijn zo’n vijf euro per maand kwijt aan telefoonkosten. Driekwart van de ouders heeft met hun kind afgesproken wat het wel en niet met de telefoon mag doen. Een minderheid (45%) heeft afspraken gemaakt over wie de telefoon betaalt als deze kapot gaat of kwijtraakt. Bankrekening De helft van de onderzochte kinderen heeft een eigen bankrekening en 7% van de kinderen pint. Van de kinderen van 10 jaar en ouder heeft 63% een eigen bankrekening, een kwart heeft een pinpas en 15% pint 11
wel eens. Het Nibud stelt dat kinderen vanaf hun twaalfde jaar in staat moeten zijn te pinnen. Wel vindt het Nibud het belangrijk dat kinderen al eerder leren omgaan met digitaal geld. Graag zou het Nibud zien dat meer kinderen van 10 jaar en ouder een eigen bankrekening hebben. Bovendien zou het, volgens het Nibud, leerzaam zijn als kinderen ook zelf op hun bankrekening de bij- en afschrijvingen bekijken. Nu doet 60% van de kinderen met een bankrekening dat niet. Uitgaven Kinderen in de bovenbouw van de basisschool geven hun geld als volgt uit: Uitgaven (%)
Jongens
Meisjes
(Computer) Spellen, games
57
22
Sport- en hobbyspullen
21
21
Speelgoed
68
54
Boeken, iets om te lezen
20
35
Kleren, schoenen
2
12
Cadeaus voor anderen
22
28
Muziek en films
5
12
Huisdieren
7
9
Verzorgingsartikelen
1
56
Snoep / Lekkere dingen
27
28
Uit: Wijzer in geldzaken Junior Monitor 2011. Den Haag: Wijzer in geldzaken, 2011
Sparen Vanaf ongeveer 6 jaar zijn kinderen oud genoeg om met sparen te beginnen. Door te sparen leren kinderen geld te reserveren. Dat dat ook kan door geld op een spaarrekening bij de bank te zetten, snappen kinderen op deze leeftijd nog niet. Ze willen zien wat er met hun geld gebeurt. De meeste kinderen op deze leeftijd sparen geld in een spaarpot waar ze zelf aan kunnen komen. Vanaf 8 jaar begrijpen kinderen dat ze hun geld een paar weken opzij kunnen zetten, zodat ze er straks iets van kunnen kopen wat duurder is dan één week zakgeld. Ook kunnen ze uitrekenen hoe lang ze ergens voor moeten sparen. Een periode van enkele maanden kan een kind niet overzien. Sparen op een spaarrekening is voor kinderen op deze leeftijd vaak nog te abstract. Het Nibud adviseert ouders hun kinderen vanaf 12 jaar te leren sparen op een spaarrekening. 12
Reclame Kinderen zien overal reclame. Hoe zij hierop reageren, hangt af van hun leeftijd: • Tot ongeveer vier jaar zien kinderen geen verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Ze geloven dat alles wat ze op televisie zien, echt is. • Tussen hun vierde en zesde jaar beginnen kinderen in te zien dat er een verschil is tussen fantasie en werkelijkheid. • Rond hun vijfde jaar vinden kinderen felle beelden aantrekkelijk en reageren ze op muziek en bekende stemmetjes. • Vanaf acht jaar begrijpen kinderen dat reclame wordt gemaakt om mensen tot kopen te verleiden. Vanaf de middelbare school krijgen jongeren steeds meer belangstelling voor kleding, sportartikelen, muziek en dergelijke. Reclamemakers proberen jongeren te binden aan hun merk. 3
LEERLIJNEN
3.1 Financiële educatie Definitie Het Nibud omschrijft financiële educatie als: ‘Kinderen en jongeren leren omgaan met geld zodat zij als volwassene zelfstandig kunnen leven en wonen, waarbij ze op korte en op lange termijn alle betalingsverplichtingen nakomen, de huishoudfinanciën in balans houden en beschikken over een eigen positief vermogen zonder problematische schulden.’ (Kreetz, Nibud, 2008). Het Nibud heeft thema’s en leerdoelen geformuleerd die aangeven wat kinderen op verschillende leeftijden zouden moeten kennen en kunnen. Voor het samenstellen van de vragen van de Cash Quiz en de kleine vragenkaarten is gebruikgemaakt van deze leerlijn financiële educatie. Deze komt terug binnen de volgende vier thema’s: • • • •
Ken je geldbezit! Ken je geldgrenzen! Ken je geldmogelijkheden! Ken jouw wereld van het geld!
Deze thema’s zijn afkomstig uit: Nibud leerdoelen en -competenties voor kinderen en jongeren, 2013.
13
Ken je geldbezit! Het Nibud spreekt in dit verband over ‘in kaart brengen’. Het thema maakt de kinderen ervan bewust dat ze om hun geldbezit te kennen overzicht moeten hebben. Ze moeten weten hoeveel geld ze hebben, wat erbij komt en wat ze uitgeven. Onderwerpen zijn: bewaren of herkennen van belangrijke documenten; kopen, verkopen en wisselgeld; geld verdienen. Ken je geldgrenzen! Het Nibud spreekt in dit verband over ‘verantwoord besteden’. Binnen dit thema ontdekken de kinderen dat er grenzen zijn aan het besteden van geld. Wie geld uitgeeft, maakt keuzes, vergelijkt prijzen, let erop dat hij zich niet al te veel laat verleiden door reclame en geeft zijn geld maar één keer uit. Ken je geldmogelijkheden! Het Nibud spreekt in dit verband over ‘vooruit kijken’ en ‘omgaan met financiële risico’s’. Dit thema geeft kinderen inzicht in de mogelijkheden van geld en leert ze te bepalen hoe ze ze er het beste mee kunnen omgaan. Onderwerpen zijn: plannen met geld, sparen, lenen en verzekeren. Ken jouw wereld van het geld! Het Nibud spreekt in dit verband over ‘over voldoende kennis beschikken: Het financiële landschap kennen‘. In dit thema maken de kinderen kennis met diverse organisaties en instanties die over geld gaan. Ook zien ze welke mogelijkheden er zijn om geld op een passende manier te beheren. Onderwerpen zijn: waarde van geld, financiële begrippen, rechten en plichten, functies van de bank, bankrekeningen en pinnen. Behalve aan de leerdoelen en competenties van het Nibud is de leerlijn voor de Cash Quiz en het spel ook getoetst aan de Basisvisie Financiële Educatie (SLO/CentiQ, 2009). De betreffende doelen staan rechts in het leerdoelenoverzicht (paragraaf 3.3). De leerdoelen voor de verschillende leeftijden sluiten op elkaar aan en hebben een doorgaande lijn: de leerdoelen voor de oudere kinderen zijn een uitbreiding en/of een verdieping van de leerdoelen voor de jongere kinderen.
14
3.2 Rekenen met geld Binnen een leerlijn financiële educatie hoort ook het geldrekenen. Het onderwerp geld valt binnen het subdomein meten, maar heeft ook raakvlakken met getallen en bewerkingen. Het omgaan met geld begint al in groep 1 van de basisschool. De kinderen spelen dan al regelmatig in de winkelhoek dat ze dingen kopen en betalen. In groep 3 tot en met 5 breidt deze kennis zich uit en leren de kinderen munten herkennen en toepassen in diverse contexten. Eind groep 5 zijn de kinderen bekend met het euroteken, kunnen ze bedragen optellen, kunnen ze precies en ongeveer optellen en aftrekken, en zijn ze in staat om geld terug te geven van een mooi bedrag zoals 50 of 100 euro. Aan het eind van de basisschool hebben alle rekenmethodes aandacht besteed aan de volgende doelen (www.rekendoelen.slo.nl/doelen/1F): • • • • • • •
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn, en welke waarde ze hebben. Uitspraken en notatiewijzen van geldbedragen kennen en kunnen interpreteren. Veel voorkomende bedragen kunnen samenstellen met zo min mogelijk biljetten en munten, handelend en via afbeeldingen/ beschrijvingen op papier. Van concrete, afgebeelde of in tabellen of met woorden aangegeven samenstellingen van biljetten en munten het totaal bepalen. Aangeven met welke biljetten en munten terugbetaald kan worden in winkelsituaties. Kunnen wisselen van eenvoudige bedragen in één biljet/muntsoort en wisselen van de ene biljet/muntsoort in een ander biljet/muntsoort. Globaal schatten van het totaal van enkele bedragen. Enig inzicht hebben in de grootte van veel voorkomende prijzen in het dagelijks leven.
Een praktische uitwerking van het geldrekenen per leerjaar is opgenomen in de overzichtstabel (paragraaf 3.3).
15
3.3 Verdeling van doelen over de vragen van de Cash Quiz en de vragenkaarten Twee derde deel van de vragen voor de Cash Quiz en op de kleine vragenkaarten heeft betrekking op competenties en kennis (‘weetvragen’). Een derde deel van de vragen bestaat uit geldrekenvragen. NIBUD LEERDOELEN EN COMPETENTIES
Vaardigheden
KEN JE GELDBEZIT! De leerling kan een klein kasboekje bijhouden en belangrijke papieren opbergen in een map.
Administratie op orde brengen
De leerling kan in een klein groepje een begrotinkje maken voor een klein project. De kinderen kunnen belangrijke documenten (op papier of digitaal) bewaren. De kinderen herkennen wat belangrijke documenten (op papier of digitaal) zijn (diploma’s, rekeningafschriften, identiteitskaart etc.). De leerling kent het verschil tussen betalingswijzen: chipknip, pinpas, creditcard, giraal geld, contant geld.
De leerling kan praktische bewerkingen uitvoeren met munt- en papiergeld.
De leerling heeft een idee waar geld vandaan komt (werken) en waar geld heen gaat (uitgeven, sparen).
De leerling kiest zelf of hij/zij een klusje wil doen (voor anderen) tegen een financiële vergoeding.
Bewustzijn
BASISVISIE FINANCIËLE EDUCATIE (SLO/CENTIQ) Kennis en inzicht
Vaardigheden
Bewustzijn
KEN JE GELDBEZIT! De kinderen begrijpen dat er inkomensverschillen bestaan en dat niet iedereen hetzelfde verdient. Overzicht houden van inkomsten en uitgaven
BASISVISIE FINANCIËLE EDUCATIE (SLO/CENTIQ) Kennis en inzicht
Transacties uitvoeren
NIBUD LEERDOELEN EN COMPETENTIES
De leerling heeft een idee waar geld vandaan komt (werken) en waar geld heen gaat (uitgeven, sparen).
De leerling kan omgaan met een beperkt budget (zakgeld).
De kinderen kunnen hun inkomsten en uitgaven bijhouden.
KEN JE GELDBEZIT! Geldrekenen Groep 6
Vermenigvuldigen van geldbedragen (4 × € 2,35 en 10 × € 3,50). Optellen van geldbedragen (€ 14,10 + € 6,40 + € 12,45 + € 1,75). Schrijfwijze van bedragen (wat betekent de 0 in € 0,03?).
Groep 7
Wisselgeld teruggeven. Schattend optellen van bedragen (heb je genoeg aan € 50?). Afronden bij geldbedragen (€ 3,37 wordt afgerond op…).
Groep 8
Afronden van geldbedragen (€ 3,48 wordt afgerond op…). Geld handig bijleggen om een rond bedrag aan wisselgeld terug te krijgen.
Kinderen kunnen zelf aankopen doen. Kinderen kunnen berekenen hoeveel geld ze terugkrijgen als ze een aankoop doen. Kinderen weten hoe je veilig betaalt. Kinderen snappen dat je ook via de telefoon (via sms en vaste telefoon) kunt betalen, kunnen geld tellen en transacties uitvoeren met geld. Zelf geld verdienen
De kinderen weten dat je klusjes kan doen tegen een vergoeding.
16
17
NIBUD LEERDOELEN EN COMPETENTIES
BASISVISIE FINANCIËLE EDUCATIE (SLO/CENTIQ) Kennis en inzicht
Vaardigheden
NIBUD LEERDOELEN EN COMPETENTIES
Bewustzijn
Kennis en inzicht
KEN JE GELDGRENZEN! Keuzes maken
BASISVISIE FINANCIËLE EDUCATIE (SLO/CENTIQ) Vaardigheden
Bewustzijn
KEN JE GELDGRENZEN!
De leerling kan keuzes maken die passen bij een beperkt budget.
De kinderen kunnen prijzen vergelijken voordat ze een aankoop doen. De kinderen kunnen prijzen van producten vergelijken op basis van dezelfde hoeveelheid/eenheid.
De kinderen kunnen hun wensen afstemmen op hun budget.
De kinderen weten dat er goedkopere en duurdere varianten (van verschillende merken) zijn voor hetzelfde product.
De kinderen weten dat je geld maar één keer kan uitgeven. De kinderen begrijpen dat verschillende voorkeuren en prioriteiten tot verschillende keuzes leiden. De leerling is zich bewust van het nut en de invloed van reclame.
Verleidingen de baas blijven
De leerling is zich bewust van sociale druk in de groep en de invloed hiervan op aankopen.
De kinderen begrijpen dat verschillende factoren (van een product) van invloed zijn op de keuze van een aankoop. De kinderen beseffen dat je bij sommige aankopen nog meer producten moet kopen om er gebruik van te maken.
KEN JE GELDGRENZEN! Geldrekenen
De kinderen weten wat reclame is en waarvoor het is bedoeld. De kinderen kunnen verschillende vormen van reclame herkennen, zoals reclame op televisie en radio, televisieprogramma’s, in tijdschriften, op straat en in winkels, op internet, in apps en sociale media, in games. De kinderen kunnen uitleggen waarom bedrijven reclame maken.
Groep 6
Vermenigvuldigen van geldbedragen (4 × € 2,35 en 10 × € 3,50). Optellen van geldbedragen (€ 14,10 + € 6,40 + € 12,45 + € 1,75). Schrijfwijze van bedragen (wat betekent de 0 in € 0,03?).
Groep 7
Wisselgeld teruggeven. Schattend optellen van bedragen (heb je genoeg aan € 50?). Afronden bij geldbedragen (€ 3,37 wordt afgerond op…).
Groep 8
Afronden van geldbedragen (€ 3,48 wordt afgerond op…). Geld handig bijleggen om een rond bedrag aan wisselgeld terug te krijgen.
De kinderen doorzien hoe en waarom bedrijven sociale media inzetten. De kinderen beseffen dat bedrijven die iets ‘gratis’ aanbieden uiteindelijk geld willen/moeten verdienen. De kinderen beseffen dat bedrijven daarom op andere manieren geld verdienen dan direct geld te vragen voor het product zelf. De kinderen beseffen dat ze bij merken ook voor een naam betalen. Producten en prijzen vergelijken
De leerling kan voor een aankoop beredeneerd prijzen vergelijken. De leerling kan rekenen met procenten in een financiële context.
De kinderen kunnen producten op volgorde van goedkoop naar duur zetten.
18
19
NIBUD LEERDOELEN EN COMPETENTIES
BASISVISIE FINANCIËLE EDUCATIE (SLO/CENTIQ) Kennis en inzicht
Vaardigheden
NIBUD LEERDOELEN EN COMPETENTIES
Bewustzijn
BASISVISIE FINANCIËLE EDUCATIE (SLO/CENTIQ) Kennis en inzicht
KEN JE GELDMOGELIJKHEDEN! Plannen met geld
De leerling heeft een idee waar geld vandaan komt (werken) en waar geld heen gaat (uitgeven, sparen).
De leerling onderkent het nut van sparen voor een groter doel.
De kinderen kunnen langere tijd geld opzij zetten voor een concreet doel. De leerling heeft begrip van de begrippen lenen, rente en schuld.
Omgaan met lenen
De kinderen snappen wat lenen is. De kinderen weten wat lenen bij een bank is.
De kinderen weten dat de prijs van een product de waarde ervan reflecteert. De kinderen kennen de rol van geld (status, waarde, normen). De kinderen kunnen de waarde van geld en producten inschatten. De kinderen kunnen een totaalbedrag op verschillende manieren samenstellen. Kennis hebben van financiële begrippen en onderwerpen
De leerling heeft een globaal beeld van de functie en werking van een bank.
De kinderen weten wat de functie van een bank is.
De kinderen weten wat het betekent als je geld leent bij anderen.
De kinderen weten het verschil tussen een betaalrekening en een spaarrekening.
Verzekeren De kinderen weten dat er risico’s zijn(kapot gaan van spullen, diefstal, brand) en dat deze risico’s financiële consequenties hebben.
Rechten en plichten als consument en werknemer kennen
Inschatten van de financiële gevolgen en risico’s van gebeurtenissen en situaties
De leerling heeft een idee waar geld vandaan komt (werken) en waar geld heen gaat (uitgeven, sparen).
De kinderen snappen dat mensen werken om geld te verdienen.
De kinderen weten dat als iets gratis wordt aangeboden, er toch financiële consequenties aan verbonden (kunnen) zijn. Beoordelen van de risico’s en rendementen van producten met financiële consequenties
Bewustzijn
De leerling kan praktische bewerkingen uitvoeren met munten papiergeld.
De waarde van geld kennen
De kinderen kunnen uitrekenen hoe lang ze voor een spaardoel moeten sparen. Sparen
Vaardigheden
KEN JOUW WERELD VAN HET GELD!
Advies en hulp over geldzaken inschakelen De leerling heeft begrip van de begrippen lenen, rente en schuld.
Kinderen weten waar ze met vragen over geld terecht kunnen in de eigen omgeving.
KEN JOUW WERELD VAN HET GELD!
De kinderen weten wat rente is. Geldrekenen
KEN JE GELDMOGELIJKHEDEN! Geldrekenen
20
Groep 6
Vermenigvuldigen van geldbedragen (4 × € 2,35 en 10 × € 3,50). Optellen van geldbedragen (€ 14,10 + € 6,40 + € 12,45 + € 1,75).
Groep 7
‘Mooie’ percentages (10%, 15%, 25%, 30% etc.; tweede helft van het jaar). Schattend optellen van bedragen (heb je genoeg aan € 50?). Vermenigvuldigen van geldbedragen ( 4 × € 2,95, 200 × € 0,25, … × € 3,50 = € 7,00, … × € 5,50 = € 33,00).
Groep 8
Percentages (ook 7% etc.). Korting en toename in geld toerekenen naar korting en toename in percentages.
Groep 6
Vermenigvuldigen van geldbedragen (4 × € 2,35 en 10 × € 3,50). Optellen van geldbedragen (€ 14,10 + € 6,40 + € 12,45 + € 1,75). Schrijfwijze van bedragen (wat betekent de 0 in € 0,03?).
Groep 7
Wisselgeld teruggeven. Schattend optellen van bedragen (heb je genoeg aan € 50?). Rekenen met andere munteenheden dan de euro (bijv. sestertius).
Groep 8
Geld handig bijleggen om een rond bedrag aan wisselgeld terug te krijgen.
21
4 GEBRUIK VAN DE SPELMATERIALEN NAAST DE LESMETHODES 4.1 Algemeen De kaarten van de Cash Quiz en het spel zijn zodanig opgezet, dat in alle groepen alle doelen aan bod komen. Hierdoor ontstaat een doorgaande leerlijn voor het leren omgaan met geld. Met geld leren omgaan is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen, maar is niet opgenomen in de kerndoelen. Dit spel kan voor de basisschool van toegevoegde waarde zijn om kinderen te leren bewust om te gaan met geld. Door de gedifferentieerde opbouw en volledigheid van doelen is het spel op diverse momenten in de klas in te zetten. 4.2 Zelfstandig oefenen financiële educatie Leerlingen kunnen in tweetallen of kleine groepen het spel spelen. Hierbij kunnen de kaarten per leerjaar worden ingezet (zie Deel 1 − De spelregels). Ter afwisseling kunnen de leerlingen ook per thema oefenen. Neem dan de themakaartjes van twee of drie leerjaren bij elkaar. Hierdoor ontstaat een spel met een grotere variatie in moeilijkheidsgraad.
vragen kunnen ook dienen als inspiratiebron voor een eigen invulling. Ook voor subdoelen, zoals het omgaan met reclame of sparen of lenen, bieden de kaarten volop inspiratie. 5
LITERATUUR
Het doelenoverzicht is samengesteld uit de volgende bronnen: • Nibud leerdoelen en -competenties voor kinderen en jongeren. 2e herziene uitgave. Utrecht: Nibud, 2013. • H. Hooghoff, H., Studulski, F., Uffelen , R. van & Wagenaar, H. Basisvisie Financiële Educatie, Financiële educatie in primair en voortgezet onderwijs. Leerplankader voor ontwikkeling en implementatie. Den Haag: CentiQ, Wijzer in geldzaken, 2009. • www.rekendoelen.slo.nl/doelen/1F. Meer informatie over kinderen en geld vindt u hier: • Schors, A. van der & Wassink, A. Nibud kinderonderzoek, Onderzoek naar basisschoolkinderen en hun geldzaken. Nibud, 2013. • Wijzer in geldzaken Junior Monitor 2011. Den Haag: Wijzer in geldzaken, 2011.
4.3 Zelfstandig oefenen geldrekenen De geldrekenkaarten van de Cash Quiz en de kleine vragenkaarten zijn te gebruiken om het aanbod van geldrekenen in de reguliere methode aan te vullen. Het niveau van de vragen is zodanig, dat zij aansluiten bij de reguliere methodes. Voor de kleine vragenkaarten geldt: de eerste vraag op de kaart sluit aan op het onderwijs in de eerste helft van het schooljaar, de tweede vraag bij de tweede helft van het schooljaar. 4.4 Themalessen Zowel de spelkaarten van de Cash Quiz als de kleine vragenkaarten lenen zich uitstekend voor themalessen rond de vier hoofdthema’s Ken je geldbezit!, Ken je geldgrenzen!, Ken je geldmogelijkheden! en Ken jouw wereld van het geld!. Voor elk thema zijn een animatiefilmpje, 3 vragen in de Cash Quiz, en 8 vragenkaarten uit het spel beschikbaar. De themalessen zijn te geven in de vorm van een spel, maar de 22
23
Colofon Dit spel wordt aangeboden door de Nederlandse Vereniging van Banken en is ontwikkeld door Identity Games in samenwerking met Uitgeverij Zwijsen.
www.zwijsen.nl
©2013, Identity Games International BV Heemraadssingel 180 | 3021 DL Rotterdam | Nederland