spaarmodule reglement geldig vanaf 1 januari 2012
Inhoudsopgave Artikel 1
Definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 2
Werkingssfeer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 3
Deelname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 4
Individuele spaarmodule-bijdragen en opbouw spaarmodule-saldo . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 5
Beleggingskeuze en switchen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 6
Aanwending spaarmodule-saldo op pensioeningangsdatum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 7
Beëindiging deelname anders dan wegens overlijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 8
Beëindiging deelname wegens overlijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 9
Scheiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 10
Fiscale bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 11
Risico’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 12
Algemene bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 13
Inwerkingtreding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bijlage 1
Beleggingsvormen spaarmodule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bijlage 2
Omzettingsfactoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bijlage 3
individuele spaarmodule-bijdragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Formulier
Extra sparen in spaarmodule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
3
Artikel 1
Definities De definities zoals opgenomen in de statuten en het reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 maken onderdeel uit van dit spaarmodule-reglement. Ter aanvulling of ter verduidelijking gelden in dit spaarmodule-reglement de volgende definities: 1.
Fonds: de stichting ”Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959”.
2.
Pensioenreglement: het pensioenreglement van het fonds.
3. Deelnemer spaarmodule: degene die overeenkomstig het pensioenreglement als deelnemer tot het fonds is toegelaten en die periodiek of éénmalig stortingen verricht. De stortingen worden aangemerkt als spaarmodule-stortingen.
Artikel 4
Individuele spaarmodule-bijdragen en opbouw spaarmodule-saldo 4.1 De spaarmodule-bijdragen ten behoeve van de spaarmoduleregeling worden afzonderlijk op naam van de deelnemer spaarmodule geregistreerd. 4.2 De opbouw van het spaarmodule-saldo komt tot stand door de in 2.2 genoemde stortingen. 4.3 De spaarmodule-bijdragen zijn op jaarbasis gemaximeerd op de volgende leeftijdsafhankelijke percentages van de pensioengrondslag zoals deze per 1 januari van enig jaar is vastgesteld krachtens het pensioenreglement van het fonds:
4. Gewezen deelnemer spaarmodule: de deelnemer spaarmodule, die een spaarsaldo heeft opgebouwd en deelneemt aan het pensioenreglement van het fonds, maar geen stortingen meer verricht. 5. Spaarmodule-bijdragen: spaarmodule-bijdragen zijn periodieke of eenmalige bijdragen van de deelnemer spaarmodule, welke aan de condities van de spaarmodule voldoen. 6. Spaarmodule-depot: het volgens de spaarmodule bepaalde beleggingsdepot waarin de bijdragen van de deelnemer worden belegd. Dit depot volgt de beleggingsmix van het fonds. 7. Spaarmodule-regeling: de in dit reglement omschreven regeling voor vrijwillig pensioensparen. 8. Spaarmodule-saldo: het spaarsaldo in het spaarmodule-depot op enig moment.
Artikel 2
Werkingssfeer 2.1 De deelnemer spaarmodule heeft zolang hij deelneemt aan het pensioenreglement van het fonds de mogelijkheid om door middel van vrijwillig pensioensparen een spaarmodule-saldo op te bouwen met inachtneming van de bepalingen in dit reglement. 2.2 De vennootschap draagt zorg voor periodieke - of eenmalige inhouding van spaarmodule-bijdragen op het salaris of uitkering van de deelnemer spaarmodule en afdracht van de inhouding(en) aan het fonds. De spaarmodule-bijdragen worden op naam van de deelnemer spaarmodule gestort in het spaarmodule-depot.
Leeftijdsklasse
Percentage van de pensioengrondslag
15 t/m 19 jaar
1,3%
20 t/m 24 jaar
1,4%
25 t/m 29 jaar
1,7%
30 t/m 34 jaar
1,9%
35 t/m 39 jaar
2,3%
40 t/m 44 jaar
2,7%
45 t/m 49 jaar
3,3%
50 t/m 54 jaar
3,9%
55 t/m 59 jaar
4,8%
60 t/m 64 jaar
5,7%
De leeftijd van een deelnemer spaarmodule op 1 januari van enig jaar is bepalend voor de indeling in de leeftijdsklasse. 4.4 Zolang de fiscale minimumfranchise onder de gebruikte franchise van de reguliere pensioenregeling ligt kan gebruik gemaakt worden van een bijspaarruimte voor het franchiseverschil. Deze ruimte wordt elk jaar opnieuw vastgesteld. Dit is dan een extra ruimte om bij te sparen naast de ruimte uit artikel 4.3. 4.5 Tevens bestaat de mogelijkheid om een vrijwillige bijdrage over verleden diensttijd te storten. Een en ander zoals vastgelegd in de bij deze pensioenbijspaarregeling gevoegde Bijlage 3. 4.6 Het fonds berekent 0,2% inlegkosten over de ingelegde bedragen. Daarnaast wordt jaarlijks 0,4% managementfee-kosten berekend over het gemiddelde spaarmodule-saldo. Indien gewijzigde kosten in rekening gebracht zullen worden, zal het fonds dit vooraf aan de deelnemer spaarmodule meedelen.
Artikel 3
Artikel 5
3.1 Deelname aan de regeling spaarmodule is vrijwillig en is alleen mogelijk voor de deelnemers aan het pensioenreglement van het fonds, die een volledig ingevuld en ondertekend deelnameformulier bij het secretariaat van het pensioenfonds hebben ingeleverd. De deelname start zo spoedig mogelijk na inlevering van het formulier bij het pensioenbureau.
5.1 Er zijn de navolgende spaarmodule-depots ingesteld:
Deelname
3.2 De deelname aan de regeling spaarmodule wordt beëindigd: • Indien de deelnemer spaarmodule schriftelijk bij het secretariaat van het pensioenfonds te kennen geeft de deelname aan de regeling spaarmodule te willen beëindigen. • Indien de deelnemer niet meer aan te merken is als deelnemer aan het pensioenreglement van het fonds.
Beleggingskeuze en switchen
Depot
Percentage aandelen / onroerend goed
Percentage vastrentend
Percentage liquiditeiten
A
40%
60%
0%
B
0%
0%
100%
Er is een reglementaire afwijking van 20% mogelijk in depot A.
De deelnemer spaarmodule neemt automatisch deel in depot A, zijnde de huidige strategische beleggingsmix van het fonds. Vanaf de 55-jarige leeftijd kan depot A omgezet worden naar depot B.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
5
5.2 De deelnemer spaarmodule ouder dan 55 jaar geeft door middel van een keuzeformulier aan in welk van de in 5.1 vermelde spaarmodule-depots hij de spaarmodule-bijdrage wil storten. Een deelnemer spaarmodule ontvangt periodiek overzichten over de individueel opgebouwde spaargelden in het door hem gekozen spaarmodule-depot. 5.3 De beleggingen in een spaarmodule-depot worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De netto beleggingsopbrengsten komen ten gunste en/of ten laste van het spaarmodule-depot. Op de beleggingsopbrengst is de jaarlijkse fee in mindering gebracht. 5.4 De storting van spaarmodule-bijdragen vindt plaats op de laatste werkdag van de maand. De ingelegde bijdragen renderen vanaf de eerste van de volgende maand op basis van de gemiddelde inleg. 5.5 Het spaarmodule-saldo op enig tijdstip is de waarde van de op naam van de (gewezen) deelnemer spaarmodule gespaarde depot. 5.6 Een deelnemer spaarmodule kan vanaf 55-jarige leeftijd een ander spaarmodule-depot kiezen (switchen). Daarbij worden zowel het opgebouwde spaarmodule-saldo als de nog te storten spaarmodule-bijdragen in het nieuw gekozen spaarmodule-depot ondergebracht. Er worden geen switchkosten in rekening gebracht. 5.7 Onttrekking aan het spaarmodule-depot vindt plaats om pensioen aan te kopen.
Artikel 6
Aanwending spaarmodule-saldo op pensioeningangsdatum 6
wezenpensioen in de verhouding 100:70:14. Het bepaalde in artikel 6.2 en 6.3 is van overeenkomstige toepassing. 7.2 Wanneer de deelname aan de spaarmodule-regeling wordt beëindigd zonder dat de deelname aan het pensioenreglement van het fonds eindigt, wordt het spaarmodule-saldo per datum van beëindiging van het deelnemerschap aan de spaarmoduleregeling niet omgezet in pensioenaanspraken. Het staat de deelnemer vrij om opnieuw aan de spaarmodule-regeling deel te gaan nemen. 7.3 De gewezen deelnemer spaarmodule ontvangt van het fonds een opgave van het spaarmodule-saldo of van de pensioenaanspraken, waarop voor hem op grond van dit artikel recht blijft bestaan.
Artikel 8
Beëindiging deelname wegens overlijden 8.1
Bij overlijden van de deelnemer spaarmodule vóór de pensioeningangsdatum wordt het spaarmodule-saldo aangewend ter aankoop van nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.5. De verhouding tussen nabestaanden- en wezenpensioen is gelijk aan de verhouding tussen het nabestaanden- en wezenpensioen overeenkomstig het pensioenreglement van het fonds. Het bepaalde in artikel 6.2 en 6.3 is van overeenkomstige toepassing.
8.2 De aanvang en beëindiging van het nabestaandenpensioen en/ of wezenpensioen geschiedt conform de bepalingen van het Pensioenreglement van het fonds. 8.3 Indien de overleden deelnemer spaarmodule geen nagelaten partner of kinderen heeft, vervalt het spaarmodule-saldo aan het fonds.
Artikel 9
6.1 Het spaarmodule-saldo wordt op de pensioeningangsdatum bij het fonds aangewend voor de aankoop van extra ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen, in de verhouding 100:70:14. 6.2 De aanwending van het spaarmodule-saldo als bedoeld in lid 1 geschiedt bij het fonds op basis van de actuariële grondslagen en methoden zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. De hoogte van het aan te kopen ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen is uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het voor de aankoop van het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen aan te wenden spaarmodule-saldo en de door het fonds te hanteren actuariële grondslagen en methoden zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota. 6.3 Het bepaalde in het pensioenreglement van het fonds is, met inachtneming van het bepaalde in deze spaarmodule-regeling, van overeenkomstige toepassing voor het uit het spaarmodulesaldo aangekochte extra ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen.
Artikel 7
Beëindiging deelname anders dan wegens overlijden 7.1 Indien de deelname aan de spaarmodule-regeling vóór de pensioendatum wordt beëindigd, anders dan door overlijden en ook de deelname aan het pensioenreglement van het fonds eindigt, dan wordt het spaarsaldo per de datum van beëindiging aangewend voor verhoging van het bij het fonds opgebouwde levenslang ouderdoms-, nabestaanden- en
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
Scheiding
In geval van scheiding, waaronder in dit artikel zowel echtscheiding als scheiding van tafel en bed, als ook beëindiging van een geregistreerd partnerschap van een deelnemer spaarmodule wordt verstaan, is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing. In dat geval wordt het te verevenen deel van het spaarmodulesaldo als volgt bepaald: De helft van het depot waarop de deelnemer spaarmodule recht heeft gekregen gedurende de deelnemingsjaren tussen de datum van de huwelijkssluiting, respectievelijk de sluiting van het geregistreerde partnerschap en de datum van de scheiding, tenzij anders wordt overeengekomen.
Artikel 10
Fiscale bepalingen 10.1 Het spaarmodule-saldo uit hoofde van deze spaarmoduleregeling kan niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer enig recht op zijn spaarmodule-saldo aan een derde toekent, is slechts in zoverre geldig als een beslag op zijn spaarmodule-saldo – bij ontbreken van andere inkomsten – geldig zou zijn. 10.2 Het bepaalde in lid 10.1 is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 4 van de Invorderingswet.
10.3 Volmacht tot invordering van het spaarmodule-saldo, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
12.4 Deze spaarmodule-regeling kan onder meer als gevolg van gewijzigde procedures bij het fonds worden herzien en wel met inachtneming van artikel 20 van de statuten van het fonds.
10.4 Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande leden, is nietig. Artikel 13
10.5 De overeenkomstig deze spaarmodule-regeling aangekochte pensioenen zullen samen met de pensioenen van dezelfde soort uit hoofde van het pensioenreglement van het fonds nimmer meer bedragen dan de hieronder aangegeven maximum percentages: a. Ouderdomspensioen: maximaal 100% van het pensioengevende salaris dan wel het laatste hogere feitelijke salaris van de deelnemer spaarmodule voor zover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van de bruto AOW-uitkering voor een gehuwd persoon met een partner van 65 jaar of ouder, vermeerderd met de vakantietoeslag. b. Nabestaanden- en wezenpensioen: maximaal 70% respectievelijk 14% van het bereikbare salaris als bedoeld in onderdeel a, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964.
Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2012.
10.6 Het gedeelte van het spaarmodule-saldo dat als gevolg van de maximering in lid 5 van dit artikel niet voor pensioen kan worden aangewend, zal als een bedrag aan de rechthebbende worden uitgekeerd onder aftrek van de daarover verschuldigde belastingen (waaronder mede begrepen premies sociale volksverzekeringen).
Artikel 11
Risico’s 11.1 Het rendement op depot A kan ook negatief zijn, bijvoorbeeld bij een daling van de beurskoersen. Dan zal uw spaarmodulesaldo dus afnemen met dit negatieve rendement. Depot B kent dit risico niet.
7
11.2 Het fonds kan ook op enig moment in zwaar weer geraken. Hoewel het bestuur van het fonds zich er tegen verzet zijn de huidige regels van De Nederlandse Bank (gebaseerd op de Europese situatie) dat als de dekkingsgraad van het fonds (langdurig) onder de 100% daalt (dekkingsgraad per 30 november 2010 100,2%) en tot afstempeling van de pensioenaanspraken zou moeten worden overgegaan, dan zouden de spaarsaldi niet mogen worden ontzien. Deze saldi worden dan evenredig gekort. Het bestuur onderkent het potentiële risico.
Artikel 12
Algemene bepalingen 12.1 Op het spaarmodule-saldo dat krachtens deze spaarmoduleregeling wordt verkregen, zijn de bepalingen van de statuten en pensioenreglement van het fonds zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij in dit reglement anders wordt aangegeven of uit de context van deze spaarmoduleregeling anders moet worden afgeleid. 12.2 Indien op grond van artikel 5.4 van het pensioenreglement van het fonds de pensioendatum wordt vervroegd, vindt eveneens de aanwending van het spaarmodule-saldo als bedoeld in artikel 6 van dit reglement plaats. De partner dient in te stemmen met de vervroeging van de pensioendatum. 12.3 De deelnemer spaarmodule krijgt jaarlijks een schriftelijke opgave van het krachtens deze spaarmodule-regeling opgebouwde spaarmodule-saldo en een opgave van de waardeaangroei over het voorafgaande kalenderjaar.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
Bijlage 1
Beleggingsvormen spaarmodule De depots bestaan uit beleggingen in depot A of depot B. Depot A is een belegging in de strategische mix van het fonds. Het gemeten rendement binnen het fonds wordt bij – of afgeschreven bij het spaarsaldo per 1 januari van het jaar. De strategische mix voor het fonds bedraagt 60% vastrentende waarden (obligaties en/of leningen) en 40% zakelijke waarden (aandelen en/of vastgoed). Depot B is een belegging in liquiditeiten. Dit depot B rendeert met een 12-maandsdepositorente die jaarlijks op 1 januari van het desbetreffende jaar vastgesteld wordt. De rente wordt vastgesteld op de Euribor 12-maandsrente op 30 december van het voorafgaande jaar verminderd met een afslag van 0,2%. Deze rentevoet is onder aftrek van bovenstaande afslag: Per 1 januari 2009
2,89%
Per 1 januari 2010
1,05%
Per 1 januari 2011
1,31%
Per 1 januari 2012
1,75%
Bijlage 2
Omzettingsfactoren De in deze bijlage opgenomen factoren gelden vanaf 1 januari 2012 voor een periode van 1 jaar. Na afloop van deze periode kunnen de factoren bij bestuursbesluit worden aangepast. Voorbeeld 1 Indien bijvoorbeeld voor een 40-jarige deelnemer die uit dienst is getreden € 1.000 spaarmodule-saldo dient te worden omgezet dan worden de volgende aanspraken verkregen. Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 : 147,70 (=1.000 : (6,064 + 70% x 1,009) ) Latent nabestaandenpensioen : 103,39 (= 70% x 147,70) Latent wezenpensioen : 20,68 (= 14% x 147,70)
8
Voorbeeld 2 Indien bijvoorbeeld door overlijden aan een 35-jarige deelnemer een ingegaan nabestaandenpensioen moet worden toegekend vanuit een spaarmodule-saldo van € 1.000, dan wordt de volgende aanspraak ingegaan nabestaandenpensioen verkregen. Ingegaan nabestaandenpensioen
: 42,27 (=1.000 : 23,658)
Voorbeeld 3 Indien bijvoorbeeld door overlijden aan een 35-jarige deelnemer een ingegaan nabestaandenpensioen moet worden toegekend vanuit een spaarmodule-saldo van € 1.000, maar er is ook nog een wees van 10 jaar, dan worden de volgende aanspraken verkregen. Ingegaan nabestaandenpensioen Ingegaan wezenpensioen
Leeftijd
Wezenpensioen tot leeftijd 18
: 39,74 (=1.000 : (23,658 + 20% x 7,529) ) : 7,95 (=39,74 x 20%)
Leeftijd
Wezenpensioen tot leeftijd 18
Leeftijd
Wezenpensioen tot leeftijd 27
0
14,083
10
7,529
18
8,324
1
13,551
11
6,701
19
7,529
2
12,996
12
5,839
20
6,701
3
12,416
13
4,942
21
5,839
4
11,810
14
4,012
22
4,942
5
11,176
15
3,050
23
4,012
6
10,511
16
2,058
24
3,050
7
9,814
17
1,040
25
2,058
8
9,086
18
0,000
26
1,040
9
8,324
27
0,000
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
Tabel omzettingsfactoren
Leeftijd
Ingegaan nabestaanden pensioen
18
2,760
0,434
25,839
66
14,547
19
2,863
0,451
25,746
67
14,110
20
2,970
0,469
25,651
68
13,662
21
3,081
0,487
25,553
69
13,203
22
3,196
0,506
25,450
70
12,734
23
3,316
0,526
25,343
71
12,256
24
3,439
0,547
25,230
72
11,773
25
3,567
0,569
25,113
73
11,285
26
3,700
0,592
24,990
74
10,794
27
3,836
0,615
24,863
75
10,302
28
3,977
0,640
24,732
76
9,813
29
4,123
0,665
24,596
77
9,326
30
4,274
0,690
24,455
78
8,843
31
4,429
0,717
24,308
79
8,367
32
4,589
0,744
24,155
80
7,895
33
4,754
0,774
23,996
81
7,434
34
4,924
0,804
23,830
82
6,982
35
5,100
0,835
23,658
83
6,542
36
5,281
0,868
23,479
84
6,115
37
5,468
0,902
23,293
85
5,705
38
5,661
0,936
23,101
86
5,309
39
5,859
0,972
22,901
87
4,929
40
6,064
1,009
22,695
88
4,567
41
6,275
1,047
22,481
89
4,231
42
6,494
1,087
22,258
90
3,922
43
6,721
1,127
22,028
91
3,631
44
6,956
1,169
21,789
92
3,372
45
7,199
1,212
21,542
93
3,135
46
7,452
1,256
21,287
94
2,923
47
7,719
1,301
21,026
95
2,710
48
7,998
1,345
20,756
96
2,523
49
8,292
1,389
20,480
97
2,348
50
8,601
1,433
20,199
98
2,191
51
8,926
1,476
19,910
99
2,046
52
9,271
1,519
19,614
100
1,911
53
9,635
1,563
19,309
54
10,020
1,607
18,996
55
10,426
1,651
18,674
56
10,854
1,696
18,342
57
11,305
1,742
18,002
58
11,779
1,787
17,655
59
12,276
1,831
17,299
60
12,798
1,874
16,937
61
13,344
1,918
16,565
62
13,912
1,962
16,183
63
14,500
2,006
15,792
64
15,105
2,052
15,389
65
15,723
2,099
14,974
Leeftijd
Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65
Latent nabestaanden pensioen
Ingegaan nabestaanden pensioen
Voor tussenliggende leeftijden kan lineair worden geïnterpoleerd. In de bovengenoemde tabel worden geen afkoopfactoren voor het wezenpensioen in beschouwing genomen.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
9
Bijlage 3
Individuele spaarmodule-bijdragen Uitgangspunt is dat de werknemer in het verleden niet de fiscaal maximaal toegestane ruimte heeft benut. Indien de deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid een pensioenkapitaal op te bouwen door het storten van vrijwillige bijdragen, kan aan de hand van het bepaalde in deze bijlage beoordeeld worden of de fiscale ruimte hiervoor aanwezig is. De fiscale ruimte wordt bepaald door de niet benutte pensioenruimte in enig jaar te vertalen naar een voor dat jaar geldende beschikbare premie. Voor het vaststellen van de ruimte dient het verschil tussen de fiscaal maximaal mogelijke opbouw en de feitelijke opbouw voor het betreffende jaar te worden genomen. Een en ander volgens de uitwerking van inhaal en inkoop van pensioen door middel van beschikbare premies, zoals gepubliceerd in het Besluit van 23 oktober 2007 nr. CPP2007/552M, en voor zover de benodigde gegevens om de ruimte vast te stellen, beschikbaar zijn en conform de staffel zoals omschreven in artikel 4 lid 3 van het spaarmodule-reglement.
Meetellende dienstjaren voor vrijwillige pensioenopbouw Het aantal dienstjaren, voor zover dat op grond van fiscale regelgeving mogelijk is, dat kan meetellen bij de berekening van de ruimte voor vrijwillige pensioenopbouw, is als volgt bepaald: • Het aantal dienstjaren dat de deelnemer tot de berekeningsdatum heeft. • Het aantal extra dienstjaren dat de deelnemer door middel van waardeoverdracht bij de stichting heeft ingebracht. Dienstjaren doorgebracht in een parttime-functie tellen mee naar evenredigheid van het parttime-percentage.
Pensioengrondslag bij inhaal van pensioen 1.
Inhaal pensioen over jaren vanaf 2001 Voor inhaal pensioen over de jaren vanaf 2001, dient voor de berekening van de beschikbare premies te worden uitgegaan van het feitelijk genoten pensioengevend loon van het betreffende jaar. Het inhaalpensioen mag op grond van het Besluit van 23 oktober 2007 en de Handreiking van 29 mei 2007, worden aangepast aan de loon- of prijsontwikkeling of worden opgerent, door middel van vermenigvuldiging met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt.
2.
Inhaal pensioen over jaren tot 2001 Als het werkelijke salarisverloop over de verstreken dienstjaren niet bekend is, is het fiscaal niet toegestaan om voor het bepalen van de pensioengrondslag uit te gaan van het feitelijke salaris op het moment van de inhaal. Daarnaast is het fiscaal niet toegestaan om bij de berekening van de beschikbare premieregeling rekening te houden met inflatie. In het Besluit van 28 april 2003 is een overgangsmaatregel opgenomen voor de berekening van het inhaalpensioen voor de jaren tot 2001. De Handreiking van 29 mei 2007 bepaalt dat deze overgangsmaatregel van toepassing blijft op deze situatie.
10
Als overgangsmaatregel heeft de staatssecretaris goedgekeurd (Besluit van 28 april 2003) dat voor toepassing van de staffels van bijlage 1 van het Besluit van 23 oktober 2007 de berekening van de inhaalpremie voor de jaren tot 2001 mag plaatsvinden op basis van: a. een fictieve salarisontwikkeling; en b. een vaste peildatum. Uitgangspunt is toepassing van het forfaitair bepaald loon. Dit heeft tot gevolg dat niet van belang is of de historische gegevens bekend zijn. a. Fictieve salarisontwikkeling Het fictieve salaris kan worden berekend door het feitelijk genoten pensioengevend loon uit het jaar 2001 terug te rekenen met de wettelijke loopbaanontwikkeling zoals genoemd in artikel 18a, derde lid, onderdeel b van de Wet op de Loonbelasting 1964. Dit fictieve salaris behoeft niet verder te worden gecorrigeerd voor inflatieaanpassing. De berekende premie tot 2001 mag niet worden opgerent. Het fictieve salaris is gelijk aan het feitelijk in 2001 genoten pensioengevend loon, vermenigvuldigd met de terugrekenfactor, zoals opgenomen in bijlage 1 van het Besluit van 11 december 2002, nr. CPP2002/1448M. Vervolgens dient dit fictieve salaris te worden verminderd met de voor 2001 in de basisregeling gehanteerde franchise. b. Vaste peildatum De peildatum waarop de leeftijd van de werknemer wordt bepaald, welke dient te worden gehanteerd bij de bepaling van de beschikbare premie over elk verstreken jaar, ligt op 1 januari van dat jaar. Voor het berekenen van de vrijwillige maximale bijdrage vindt eenmalig een berekening plaats op grond van de gegevens per datum indiensttreding. De berekening bestaat uit de volgende stappen:
1. V aststelling van alle vóór 8 juli 1994 opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief reeds toegekende indexaties, verkregen uit dienstbetrekkingen bij vorige werkgevers en daarmee verbonden lichamen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid van het Uitvoeringbesluit loonbelasting 1965. 2. Berekening van de actuariële contante waarde van de onder punt 1 vastgestelde aanspraken naar het moment van indiensttreding bij de huidige werkgever. 3. Berekening van de fictieve aanspraken over de diensttijd vóór 8 juli 1994 indien de huidige pensioenregeling in die periode van kracht zou zijn geweest. Hierbij wordt uitgegaan van het pensioengevend loon bij indiensttreding bij de huidige werkgever. 4. Van deze fictieve pensioenaanspraak wordt de actuariële contante waarde berekend naar het moment van indiensttreding bij de huidige werkgever. 5. Indien de volgens punt 4 berekende waarde hoger is dan de volgens punt 2 berekende waarde kan het verschil als beschikbare premie in een aanvullende beschikbare premieregeling worden gestort.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
extra sparen in spaarmodule Naam en voorletters:
geboortedatum:
Werkmaatschappij:
personeelsnr.:
Te sparen bedrag: Werknemer verzoekt om met ingang van de volgende inhouding(en) op het brutoloon te plegen en te storten in de spaarmodule van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959:
€
per loonperiode (minimaal € 25 per maand of 4 weken);
€
per jaar (in veelvouden van € 100),
bij uitbetaling van uw (geef keuze aan):
eenmalig of
jaarlijks,
vakantiegeld
winstuitkering
13e maand
eindejaarsgratificatie
De aangegeven jaarlijkse inhouding vindt plaats voor zover het bedrag van de bron(nen) toereikend is.
(aantal) bovenwettelijke vakantie-uren1
Werknemer, ouder dan 55 jaar, kiest voor inleg in:
depot A2
depot B2
De werknemer verklaart geen fiscaal bovenmatige stortingen te verrichten. Het Telegraafpensioenfonds maakt een fiscale toets maar de verantwoordelijkheid voor fiscaal bovenmatig sparen blijft bij de werknemer. Werknemer vult dit formulier eenmalig in. Dit formulier geldt tot wederopzegging. Na goedkeuring kan de deelname niet meer gewijzigd worden anders dan door invulling van het formulier extra sparen spaarmodule Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959. De werknemer kan daarmee uiterlijk op 1 december van het lopende jaar wijzigingen doorgeven die het volgende kalenderjaar ingaan. Beëindiging van deelname kan gedurende het lopende kalenderjaar.
Stoppen met inleg: Werknemer verzoekt om met ingang van …………………………………… de inhouding op het brutoloon ten behoeve van de spaarmodule te stoppen.
Aldus overeengekomen en getekend
Handtekening werknemer:
d.d
te
Handtekening directeur pensioenfonds:
Bovenwettelijke vakantie-uren Bij inleg van bovenwettelijke vakantie-uren dient de werknemer onderstaande verklaring door de leidinggevende te laten ondertekenen. De leidinggevende verklaart hierbij dat het verlofsaldo toereikend is voor de hierboven vermelde inleg. Tevens verklaart leidinggevende hierbij dat het aantal uren op het verlofsaldo in mindering gebracht zal worden.
Naam leidinggevende:
Handtekening leidinggevende:
Het aantal opgegeven vakantie-uren wordt - op basis van het geldende salaris - omgerekend in een geldbedrag in euro’s. Dit geldbedrag wordt in de spaarmodule gestort. Het aantal vakantie-uren moet ieder jaar opnieuw worden opgegeven.
1
Depot A = beleggingsmix pensioenfonds, Depot B = geldmiddelen op basis van rentevergoeding.
2
Dit formulier kunt u opsturen naar: Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Postbus 376 1000 EB Amsterdam
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
11
Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Postbus 376, 1000 EB Amsterdam www.telegraafpensioenfonds.nl