spaarmodule reglement geldig vanaf 1 januari 2014
Inhoudsopgave Artikel 1
Definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 2
Werkingssfeer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 3
Karakter pensioenregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 4
Deelname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 5
Individuele spaarmodule-bijdragen en opbouw spaarmodule-saldo . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Artikel 6
Beleggingskeuze en switchen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 7
Aanwending spaarmodule-saldo op pensioeningangsdatum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 8
Beëindiging deelname anders dan wegens overlijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beëindiging deelname wegens overlijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Artikel 9
Artikel 10
Scheiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 11
Fiscale bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 12
Risico’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 13
Algemene bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Artikel 14
Inwerkingtreding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bijlage 1
Beleggingsvormen spaarmodule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bijlage 2
Omzettingsfactoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bijlage 3
Individuele spaarmodule-bijdragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Formulier
Extra sparen in spaarmodule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
3
Artikel 1
Definities
De definities zoals opgenomen in de statuten en het pensioenreglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 maken onderdeel uit van dit spaarmodule-reglement. Ter aanvulling of ter verduidelijking gelden in dit spaarmodule- reglement de volgende definities:
1. Fonds: de stichting ”Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959”. 2.
Pensioenreglement: het pensioenreglement van het fonds.
3. Deelnemer spaarmodule: degene die overeenkomstig het pensioenreglement als deelnemer tot het fonds is toegelaten en die periodiek of éénmalig stortingen in de spaarmodule verricht. De stortingen worden aangemerkt als spaarmodule- stortingen. 4.
Gewezen deelnemer spaarmodule: de deelnemer spaarmodule, die een spaarsaldo heeft opgebouwd en deelneemt aan het pensioenreglement van het fonds, maar geen stortingen meer verricht.
5. Spaarmodule-bijdragen: spaarmodule-bijdragen zijn periodieke of eenmalige bijdragen van de deelnemer spaarmodule, welke aan de condities van de spaarmodule voldoen. 6.
Spaarmodule-depot: het volgens de spaarmodule bepaalde beleggingsdepot waarin de bijdragen van de deelnemer worden belegd.
7.
Spaarmodule-regeling: de in dit reglement omschreven regeling voor vrijwillig pensioensparen.
8.
4.2 De deelname aan de regeling spaarmodule wordt beëindigd: • indien de deelnemer spaarmodule schriftelijk bij het pensioenbureau van het fonds te kennen geeft de deelname aan de spaarmodule-regeling te willen beëindigen;
• indien de deelnemer niet meer aan te merken is als deelnemer aan het pensioenreglement van het fonds.
Artikel 5
Individuele spaarmodule-bijdragen en opbouw spaarmodule-saldo 5.1 De spaarmodule-bijdragen ten behoeve van de spaarmoduleregeling worden afzonderlijk op naam van de deelnemer spaarmodule geregistreerd. 5.2 De opbouw van het spaarmodule-saldo komt tot stand door de in 2.2 genoemde stortingen. 5.3
Spaarmodule-saldo: het spaarsaldo in het spaarmodule- depot op enig moment.
Artikel 2
Werkingssfeer 2.1 De deelnemer spaarmodule heeft zolang hij deelneemt aan het pensioenreglement van het fonds de mogelijkheid om door middel van vrijwillig pensioensparen een spaarmodule-saldo op te bouwen met inachtneming van de bepalingen in dit reglement. 2.2 De vennootschap draagt zorg voor periodieke of eenmalige inhouding van spaarmodule-bijdragen op het salaris of uitkering van de deelnemer spaarmodule en afdracht van de inhouding(en) aan het fonds. De spaarmodule-bijdragen worden op naam van de deelnemer spaarmodule gestort in het spaarmodule-depot.
Voorafgaand aan de deelname informeert het fonds de deelnemer over de inhoud van spaarmoduleregeling. De deelname start zo spoedig mogelijk na inlevering van het formulier bij het pensioenbureau.
De spaarmodule-bijdragen zijn op jaarbasis gemaximeerd op de volgende leeftijdsafhankelijke percentages van de pensioengrondslag zoals deze per 1 januari van enig jaar is vastgesteld krachtens het pensioenreglement van het fonds:
Leeftijdsklasse
Percentage van de pensioengrondslag
15 t/m 19 jaar
0,76%
20 t/m 24 jaar
0,91%
25 t/m 29 jaar
1,10%
30 t/m 34 jaar
1,31%
35 t/m 39 jaar
1,55%
40 t/m 44 jaar
1,88%
45 t/m 49 jaar
2,20%
50 t/m 54 jaar
2,74%
55 t/m 59 jaar
3,30%
60 t/m 64 jaar
3,94%
65 t/m 66 jaar
4,46%
e leeftijd van een deelnemer spaarmodule op 1 januari van enig D jaar is bepalend voor de indeling in de leeftijdsklasse.
Karakter pensioenregeling
5.4
De in dit spaarmodule-reglement beschreven pensioenregeling is een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet.
5.5 Tevens bestaat de mogelijkheid om een vrijwillige bijdrage over verleden diensttijd te storten. Een en ander zoals vastgelegd in de bij deze pensioenbijspaarregeling gevoegde Bijlage 3.
Artikel 4
5.6 Interne waardeoverdracht naar de spaarmodule-regeling is uitgesloten.
4.1
5.7 Het fonds berekent 0,2% inlegkosten over de ingelegde bedragen. Daarnaast wordt jaarlijks 0,4% managementfee- kosten berekend over het gemiddelde spaarmodule-saldo. Indien gewijzigde kosten in rekening gebracht zullen worden, zal het fonds dit vooraf aan de deelnemer spaarmodule meedelen.
Artikel 3
Deelname Deelname aan de regeling spaarmodule is vrijwillig en is alleen mogelijk voor de deelnemers aan het pensioenreglement van het fonds, die een volledig ingevuld en ondertekend deelnameformulier bij het pensioenbureau van het fonds hebben ingeleverd.
Zolang de fiscaal minimaal geldende franchise in enig jaar lager is dan de franchise die wordt toegepast krachtens het pensioenreglement van het fonds kan dit franchiseverschil ook worden gebruikt als extra bijspaarruimte naast de ruimte als bedoeld in 5.3. Deze ruimte wordt elk jaar opnieuw vastgesteld.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
5
Artikel 6
Beleggingskeuze en switchen 6.1 Er zijn de navolgende spaarmodule-depots ingesteld:
Depot
Percentage aandelen / onroerend goed
Percentage vastrentend
Percentage liquiditeiten
A
40%
60%
0%
B
0%
0%
100%
Depot A volgt de beleggingsmix van het fonds.
De deelnemer spaarmodule neemt automatisch deel in depot A, zijnde de huidige beleggingsmix van het fonds. De deelnemer kan ook in depot B beleggen (zie artikel 6.5). 6.2
De beleggingen in een spaarmodule-depot worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De netto beleggings- opbrengsten komen ten gunste en/of ten laste van het spaarmodule-depot. Op de beleggingsopbrengst is de jaarlijkse fee in mindering gebracht.
6.3 De storting van spaarmodule-bijdragen vindt plaats op de laatste werkdag van de maand. De ingelegde bijdragen renderen vanaf de eerste van de volgende maand op basis van de gemiddelde inleg 6.4 Het spaarmodule-saldo op enig tijdstip is de waarde van de op naam van de (gewezen) deelnemer spaarmodule gespaarde depot.
6
6.5
Een deelnemer spaarmodule kan een ander spaarmodule- depot kiezen (switchen). Daarbij worden zowel het opgebouwde spaarmodule-saldo als de nog te storten spaarmodule-bijdragen in het nieuw gekozen spaarmodule-depot ondergebracht. Er worden geen switchkosten in rekening gebracht. De deelnemer kan eenmaal per jaar switchen en dient dit uiterlijk op 1 december van het lopende jaar aan het fonds door te geven. De switch treedt dan in werking per 1 januari van het volgende jaar.
6.6 Onttrekking aan het spaarmodule-depot vindt plaats om pensioen aan te kopen.
7.3 De aanwending van het spaarmodule-saldo als bedoeld in 7.1 en 7.2 geschiedt bij het fonds op basis van de actuariële grondslagen en methoden zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. De hoogte van het aan te kopen ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen voor de partner;- en nabestaandenpensioen voor de kinderen is uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het voor de aankoop van het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen voor de partner; en nabestaandenpensioen voor de kinderen aan te wenden spaarmodule-saldo en de door het fonds te hanteren actuariële grondslagen en methoden zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota. 7.4 Het bepaalde in het pensioenreglement van het fonds is, met inachtneming van het bepaalde in deze spaarmodule-regeling, van overeenkomstige toepassing voor het uit het spaarmodule- saldo aangekochte extra ouderdomspensioen, nabestaanden- pensioen voor de partner; en nabestaandenpensioen voor de kinderen.
Artikel 8
Beëindiging deelname anders dan wegens overlijden 8.1 Indien de deelname aan de spaarmodule-regeling vóór de pensioendatum wordt beëindigd, anders dan door overlijden en ook de deelname aan het pensioenreglement van het fonds eindigt, dan wordt het spaarmodule-saldo per de datum van beëindiging aangewend voor verhoging van het bij het fonds opgebouwde levenslange ouderdoms-, partner- en nabestaandenpensioen voor de kinderen in de verhouding 100:70:14. Het bepaalde in 7.3 en 7.4 is van overeenkomstige toepassing. 8.2
Wanneer de deelname aan de spaarmodule-regeling wordt beëindigd zonder dat de deelname aan het pensioenreglement van het fonds eindigt, wordt het spaarmodule-saldo per datum van beëindiging van het deelnemerschap aan de spaarmodule- regeling niet omgezet in pensioenaanspraken. Het staat de deelnemer vrij om opnieuw aan de spaarmodule-regeling deel te gaan nemen.
8.3
De gewezen deelnemer spaarmodule ontvangt bij einde deelname en bij ongewijzigde omstandigheden ten minste een keer in de vijf jaar van het fonds een opgave van het spaarmodule-saldo of van de pensioenaanspraken, waarop voor hem op grond van dit artikel recht blijft bestaan.
Artikel 7
Aanwending spaarmodule-saldo op pensioeningangsdatum 7.1
Het spaarmodule-saldo wordt op de pensioeningangsdatum bij het fonds aangewend voor de aankoop van extra levenslang ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen voor de partner;en nabestaandenpensioen voor de kinderen, in de verhouding 100:70:14.
7.2
Indien de pensioeningangsdatum is gelegen vóór 1 januari 2014 en het spaarmodule-saldo tenminste € 10.000 bedraagt, kan de (gewezen) deelnemer spaarmodule, respectievelijk de nagelaten partner of kinderen, het fonds verzoeken om splitsing van het spaarmodule-saldo als bedoeld in artikel 2 lid 9 van de Pensioenwet. Het spaarmodule-saldo wordt dan in twee delen aangewend voor de aankoop van extra pensioen, op de pensioeningangsdatum en binnen een periode van maximaal vijf jaar na deze datum. Het fonds kan voorwaarden verbinden aan de gesplitste aankoop.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
8.4 Pas nadat het spaarmodule-saldo is aangewend voor verhoging van het bij het fonds opgebouwde levenslange ouderdoms- pensioen, nabestaandenpensioen voor de partner;en nabestaandenpensioen voor de kinderen kan het fonds besluiten tot afkoop van het totaalbedrag aan ouderdoms- pensioen, dan wel partner- of/en nabestaandenpensioen voor de kinderen, onder de in het pensioenreglement geldende voorwaarden.
Artikel 9
Beëindiging deelname wegens overlijden 9.1
Bij overlijden van de deelnemer spaarmodule vóór de pensioen ingangsdatum wordt het spaarmodule-saldo aangewend ter aankoop van nabestaandenpensioen voor de partner; en/of nabestaandenpensioen voor de kinderen met inachtneming van het bepaalde in 11.5. De verhouding tussen nabestaandenpensioen voor de partner; en nabestaandenpensioen voor de kinderen is gelijk aan de verhouding tussen het nabestaandenpensioen voor de partner;- en nabestaandenpensioen voor de kinderen overeen-
komstig het pensioenreglement van het fonds. Het bepaalde in 7.2 en 7.3 is van overeenkomstige toepassing.
9.2
De aanvang en beëindiging van het nabestaandenpensioen voor de partner; en/of nabestaandenpensioen voor de kinderen geschiedt conform de bepalingen van het Pensioenreglement van het fonds.
9.3 Indien de overleden deelnemer spaarmodule geen nagelaten partner of kinderen heeft, vervalt het spaarmodule-saldo aan het fonds.
Artikel 10
Scheiding
In geval van scheiding, waaronder in dit artikel zowel echtscheiding als scheiding van tafel en bed, als ook beëindiging van een geregistreerd partnerschap van een deelnemer spaarmodule wordt verstaan, is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing.
In dat geval wordt het te verevenen deel van het spaarmodule- saldo als volgt bepaald: De helft van het depot waarop de deelnemer spaarmodule recht heeft gekregen gedurende de deelnemingsjaren tussen de datum van de huwelijkssluiting, respectievelijk de sluiting van het geregistreerde partnerschap en de datum van de scheiding, tenzij bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders wordt overeengekomen.
b.
van 65 jaar of ouder, vermeerderd met de vakantietoeslag. Partner- en nabestaandenpensioen voor de kinderen: maximaal 70% respectievelijk 14% (28% voor volle wezen) van het bereikbare salaris als bedoeld in onderdeel a, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964.
11.6 Het gedeelte van het spaarmodule-saldo dat als gevolg van de maximering in lid 5 van dit artikel niet voor pensioen kan worden aangewend, zal als een bedrag aan de rechthebbende worden uitgekeerd onder aftrek van de daarover verschuldigde belastingen (waaronder mede begrepen premies sociale volksverzekeringen).
Artikel 12
Risico’s 12.1 Het rendement op depot A kan ook negatief zijn, bijvoorbeeld bij een daling van de beurskoersen. Dan zal uw spaarmodulesaldo dus afnemen met dit negatieve rendement. Depot B kent dit risico niet. 12.2 Het fonds kan ook op enig moment in zwaar weer geraken. Hoewel het bestuur van het fonds zich er tegen verzet zijn de huidige regels van De Nederlandsche Bank (gebaseerd op de Europese situatie) dat als de dekkingsgraad van het fonds onder de 100% daalt (dekkingsgraad per 30 november 2010 100,2%) en tot afstempeling van de pensioenaanspraken zou moeten worden overgegaan, dan zouden de spaarsaldi niet mogen worden ontzien. Deze saldi worden dan evenredig gekort. Het bestuur onderkent het potentiële risico.
Artikel 11
Fiscale bepalingen
Artikel 13
11.1 Het spaarmodule-saldo uit hoofde van deze spaarmoduleregeling kan niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer enig recht op zijn spaarmodule-saldo aan een derde toekent, is nietig.
Algemene bepalingen
11.2 Het bepaalde in 11.1 is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet, vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57 lid 5 van de Pensioenwet, dan wel de overige in artikel 64 lid 1 van de Pensioenwet genoemde uitzonderingen in het kader van verdeling van pensioen bij scheiding.
13.2 Indien op grond van artikel 5.4 van het pensioenreglement van het fonds de pensioendatum wordt vervroegd, vindt eveneens de aanwending van het spaarmodule-saldo als bedoeld in artikel 6 van dit reglement plaats. De partner dient in te stemmen met de vervroeging van de pensioendatum.
11.3 Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van het spaarmodule-saldo, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. 11.4 Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande leden, is nietig. 11.5 De overeenkomstig deze spaarmodule-regeling aangekochte pensioenen zullen samen met de pensioenen van dezelfde soort uit hoofde van het pensioenreglement van het fonds nimmer meer bedragen dan de hieronder aangegeven maximum percentages: a. Ouderdomspensioen: maximaal 100% van het pensioengevende salaris dan wel het laatste hogere feitelijke salaris van de deelnemer spaarmodule voor zover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend loon mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van de bruto AOW-uitkering voor een gehuwd persoon met een partner
13.1 Op het spaarmodule-saldo dat krachtens deze spaarmoduleregeling wordt verkregen, zijn de bepalingen van de statuten en pensioenreglement van het fonds zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij in dit reglement anders wordt aangegeven of uit de context van deze spaarmoduleregeling anders moet worden afgeleid.
13.3 De deelnemer spaarmodule krijgt jaarlijks een schriftelijke opgave van het krachtens deze spaarmodule-regeling opgebouwde spaarmodule-saldo en een opgave van de waardeaangroei over het voorafgaande kalenderjaar. 13.4 Deze spaarmodule-regeling kan onder meer als gevolg van gewijzigde procedures bij het fonds worden herzien en wel met inachtneming van artikel 20 van de statuten van het fonds.
Artikel 14
Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2014.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
7
Bijlage 1
Beleggingsvormen spaarmodule De depots bestaan uit beleggingen in depot A of depot B. Depot A is een belegging in de strategische mix van het fonds. Het gemeten rendement binnen het fonds wordt bij – of afgeschreven bij het spaarsaldo per 1 januari van het jaar. De strategische mix voor het fonds bedraagt 60% vastrentende waarden (obligaties en/of leningen) en 40% zakelijke waarden (aandelen en/of vastgoed). Depot B is een belegging in liquiditeiten. Dit depot B rendeert met een 12-maandsdepositorente die jaarlijks op 1 januari van het desbetreffende jaar vastgesteld wordt. De rente wordt vastgesteld op de Euribor 12-maandsrente op 30 december van het voorafgaande jaar verminderd met een afslag van 0,2%. Deze rentevoet is onder aftrek van bovenstaande afslag: Per 1 januari 2011
1,31%
Per 1 januari 2012
1,75%
Per 1 januari 2013
0,34%
Per 1 januari 2014
0,36%
Bijlage 2
Omzettingsfactoren De in deze bijlage opgenomen factoren gelden vanaf 1 januari 2014 voor een periode van 1 jaar. Na afloop van deze periode kunnen de factoren bij bestuursbesluit worden aangepast. Voorbeeld 1 Indien bijvoorbeeld voor een 40-jarige deelnemer die uit dienst is getreden € 1.000 spaarmodule-saldo dient te worden omgezet dan worden de volgende aanspraken verkregen. Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65 : 128,94 (=1.000 : (6,844 + 70% x 1,302) ) Latent nabestaandenpensioen : 90,26 (= 70% x 128,94) Latent wezenpensioen : 18,05 (= 14% x 128,94)
8
Voorbeeld 2 Indien bijvoorbeeld door overlijden aan een 35-jarige deelnemer een ingegaan nabestaandenpensioen moet worden toegekend vanuit een spaarmodule-saldo van € 1.000, dan wordt de volgende aanspraak ingegaan nabestaandenpensioen verkregen. Ingegaan nabestaandenpensioen
:
35,44 (=1.000 : 28,216)
Voorbeeld 3 Indien bijvoorbeeld door overlijden aan een 35-jarige deelnemer een ingegaan nabestaandenpensioen moet worden toegekend vanuit een spaarmodule-saldo van € 1.000, maar er is ook nog een wees van 10 jaar, dan worden de volgende aanspraken verkregen. Ingegaan nabestaandenpensioen Ingegaan wezenpensioen
Leeftijd
Wezenpensioen tot leeftijd 18
: :
33,54 (=1.000 : (28,216 + 20% x 8,002) ) 6,71 (=33,54 x 20%)
Leeftijd
Wezenpensioen tot leeftijd 18
Leeftijd
Wezenpensioen tot leeftijd 27
0
15,703
10
8,002
18
8,897
1
15,045
11
7,077
19
8,002
2
14,365
12
6,124
20
7,077
3
13,664
13
5,146
21
6,124
4
12,938
14
4,145
22
5,146
5
12,186
15
3,125
23
4,145
6
11,407
16
2,091
24
3,125
7
10,600
17
1,048
25
2,091
8
9,764
18
0,000
9
8,897
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
26
1,048
27
0,000
Tabel omzettingsfactoren
Leeftijd
Ingegaan nabestaanden pensioen
18
2,864
0,546
30,643
68
16,089
19
2,983
0,568
30,543
69
15,534
20
3,107
0,590
30,439
70
14,966
21
3,236
0,613
30,331
71
14,388
22
3,370
0,637
30,218
72
13,803
23
3,509
0,662
30,100
73
13,215
24
3,654
0,689
29,976
74
12,624
25
3,804
0,717
29,848
75
12,035
26
3,960
0,746
29,713
76
11,449
27
4,122
0,777
29,573
77
10,868
28
4,291
0,809
29,427
78
10,293
29
4,465
0,842
29,275
79
9,727
30
4,646
0,876
29,116
80
9,171
31
4,834
0,912
28,951
81
8,628
32
5,029
0,949
28,779
82
8,096
33
5,230
0,988
28,599
83
7,581
34
5,439
1,028
28,412
84
7,081
35
5,655
1,070
28,216
85
6,595
36
5,878
1,113
28,013
86
6,125
37
6,108
1,158
27,801
87
5,675
38
6,346
1,205
27,581
88
5,248
39
6,591
1,253
27,352
89
4,847
40
6,844
1,302
27,114
90
4,470
41
7,103
1,352
26,867
91
4,120
42
7,370
1,405
26,610
92
3,797
43
7,643
1,459
26,342
93
3,505
44
7,924
1,515
26,064
94
3,236
45
8,211
1,572
25,775
95
2,980
46
8,505
1,631
25,476
96
2,759
47
8,805
1,691
25,167
97
2,557
48
9,111
1,751
24,848
98
2,375
49
9,425
1,813
24,518
99
2,215
50
9,747
1,875
24,177
100
2,081
51
10,077
1,938
23,826
52
10,415
2,001
23,463
53
10,763
2,065
23,089
54
11,124
2,128
22,705
55
11,498
2,192
22,308
56
11,886
2,255
21,901
57
12,288
2,318
21,482
58
12,706
2,379
21,052
59
13,139
2,441
20,608
60
13,586
2,502
20,152
61
14,047
2,562
19,683
62
14,520
2,622
19,201
63
15,004
2,679
18,707
64
15,497
2,733
18,204
65
15,996
2,783
17,690
66
16,498
2,828
17,167
67
17,002
2,868
16,634
Leeftijd
Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 67
Latent nabestaanden pensioen
Ingegaan nabestaanden pensioen
Voor tussenliggende leeftijden kan lineair worden geïnterpoleerd. In de bovengenoemde tabel worden geen afkoopfactoren voor het wezenpensioen in beschouwing genomen.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
9
Bijlage 3
Individuele spaarmodule-bijdragen Uitgangspunt is dat de werknemer in het verleden niet de fiscaal maximaal toegestane ruimte heeft benut. Indien de deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid een pensioenkapitaal op te bouwen door het storten van vrijwillige bijdragen, kan aan de hand van het bepaalde in deze bijlage beoordeeld worden of de fiscale ruimte hiervoor aanwezig is. De fiscale ruimte wordt bepaald door de niet benutte pensioenruimte in enig jaar te vertalen naar een voor dat jaar geldende beschikbare premie. Voor het vaststellen van de ruimte dient het verschil tussen de fiscaal maximaal mogelijke opbouw en de feitelijke opbouw voor het betreffende jaar te worden genomen. Een en ander volgens de uitwerking van inhaal en inkoop van pensioen door middel van beschikbare premies, zoals gepubliceerd in het Besluit van 23 oktober 2007 nr. CPP2007/552M, en voor zover de benodigde gegevens om de ruimte vast te stellen, beschikbaar zijn en conform de staffel zoals omschreven in artikel 4 lid 3 van het spaarmodule-reglement.
Meetellende dienstjaren voor vrijwillige pensioenopbouw Het aantal dienstjaren, voor zover dat op grond van fiscale regelgeving mogelijk is, dat kan meetellen bij de berekening van de ruimte voor vrijwillige pensioenopbouw, is als volgt bepaald: • Het aantal dienstjaren dat de deelnemer tot de berekeningsdatum heeft. • Het aantal extra dienstjaren dat de deelnemer door middel van waardeoverdracht bij de stichting heeft ingebracht. Dienstjaren doorgebracht in een parttime-functie tellen mee naar evenredigheid van het parttime-percentage.
Pensioengrondslag bij inhaal van pensioen
1.
Inhaal pensioen over jaren vanaf 2001 Voor inhaal pensioen over de jaren vanaf 2001, dient voor de berekening van de beschikbare premies te worden uitgegaan van het feitelijk genoten pensioengevend loon van het betreffende jaar. Het inhaalpensioen mag op grond van het Besluit van 23 oktober 2007 en de Handreiking van 29 mei 2007, worden aangepast aan de loon- of prijsontwikkeling of worden opgerent, door middel van vermenigvuldiging met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt.
2.
Inhaal pensioen over jaren tot 2001 Als het werkelijke salarisverloop over de verstreken dienstjaren niet bekend is, is het fiscaal niet toegestaan om voor het bepalen van de pensioengrondslag uit te gaan van het feitelijke salaris op het moment van de inhaal. Daarnaast is het fiscaal niet toegestaan om bij de berekening van de beschikbare premieregeling rekening te houden met inflatie. In het Besluit van 28 april 2003 is een overgangsmaatregel opgenomen voor de berekening van het inhaalpensioen voor de jaren tot 2001. De Handreiking van 29 mei 2007 bepaalt dat deze overgangsmaatregel van toepassing blijft op deze situatie.
10
Als overgangsmaatregel heeft de staatssecretaris goedgekeurd (Besluit van 28 april 2003) dat voor toepassing van de staffels van bijlage 1 van het Besluit van 23 oktober 2007 de berekening van de inhaalpremie voor de jaren tot 2001 mag plaatsvinden op basis van: a. een fictieve salarisontwikkeling; en b. een vaste peildatum. Uitgangspunt is toepassing van het forfaitair bepaald loon. Dit heeft tot gevolg dat niet van belang is of de historische gegevens bekend zijn.
a. Fictieve salarisontwikkeling Het fictieve salaris kan worden berekend door het feitelijk genoten pensioengevend loon uit het jaar 2001 terug te rekenen met de wettelijke loopbaanontwikkeling zoals genoemd in artikel 18a, derde lid, onderdeel b van de Wet op de Loonbelasting 1964. Dit fictieve salaris behoeft niet verder te worden gecorrigeerd voor inflatieaanpassing. De berekende premie tot 2001 mag niet worden opgerent. Het fictieve salaris is gelijk aan het feitelijk in 2001 genoten pensioengevend loon, vermenigvuldigd met de terugrekenfactor, zoals opgenomen in bijlage 1 van het Besluit van 11 december 2002, nr. CPP2002/1448M. Vervolgens dient dit fictieve salaris te worden verminderd met de voor 2001 in de basisregeling gehanteerde franchise. b. Vaste peildatum De peildatum waarop de leeftijd van de werknemer wordt bepaald, welke dient te worden gehanteerd bij de bepaling van de beschikbare premie over elk verstreken jaar, ligt op 1 januari van dat jaar. Voor het berekenen van de vrijwillige maximale bijdrage vindt eenmalig een berekening plaats op grond van de gegevens per datum indiensttreding. De berekening bestaat uit de volgende stappen:
1. Vaststelling van alle vóór 8 juli 1994 opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief reeds toegekende indexaties, verkregen uit dienstbetrekkingen bij vorige werkgevers en daarmee verbonden lichamen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid van het Uitvoeringbesluit loonbelasting 1965. 2. Berekening van de actuariële contante waarde van de onder punt 1 vastgestelde aanspraken naar het moment van indiensttreding bij de huidige werkgever. 3. Berekening van de fictieve aanspraken over de diensttijd vóór 8 juli 1994 indien de huidige pensioenregeling in die periode van kracht zou zijn geweest. Hierbij wordt uitgegaan van het pensioengevend loon bij indiensttreding bij de huidige werkgever. 4. Van deze fictieve pensioenaanspraak wordt de actuariële contante waarde berekend naar het moment van indiensttreding bij de huidige werkgever. 5. Indien de volgens punt 4 berekende waarde hoger is dan de volgens punt 2 berekende waarde kan het verschil als beschikbare premie in een aanvullende beschikbare premieregeling worden gestort.
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
extra sparen in spaarmodule Naam en voorletters:
geboortedatum:
Werkmaatschappij: personeelsnr.:
Te sparen bedrag: Werknemer verzoekt om met ingang van de volgende inhouding(en) op het brutoloon te plegen en te storten in de spaarmodule van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959: €
&
per loonperiode (minimaal € 25 per maand of 4 weken);
€
per jaar (in veelvouden van € 100),
bij uitbetaling van uw (geef keuze aan):
eenmalig of
jaarlijks,
vakantiegeld
winstuitkering
13e maand
eindejaarsgratificatie
De aangegeven jaarlijkse inhouding vindt plaats voor zover het bedrag van de bron(nen) toereikend is.
(aantal) bovenwettelijke vakantie-uren1
Werknemer, kiest voor inleg in:
depot A2
depot B2
De werknemer verklaart geen fiscaal bovenmatige stortingen te verrichten. Het Telegraafpensioenfonds maakt een fiscale toets maar de verantwoordelijkheid voor fiscaal bovenmatig sparen blijft bij de werknemer. Werknemer vult dit formulier eenmalig in. Dit formulier geldt tot wederopzegging. Na goedkeuring kan de deelname niet meer gewijzigd worden anders dan door invulling van het formulier extra sparen spaarmodule Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959. De werknemer kan daarmee uiterlijk op 1 december van het lopende jaar wijzigingen doorgeven die het volgende kalenderjaar ingaan. Beëindiging van deelname kan gedurende het lopende kalenderjaar.
Stoppen met inleg: Werknemer verzoekt om met ingang van …………………………………… de inhouding op het brutoloon ten behoeve van de spaarmodule te stoppen.
Aldus overeengekomen en getekend
&
Handtekening werknemer:
d.d te
Handtekening directeur pensioenfonds:
Bovenwettelijke vakantie-uren Bij inleg van bovenwettelijke vakantie-uren dient de werknemer onderstaande verklaring door de leidinggevende te laten ondertekenen. De leidinggevende verklaart hierbij dat het verlofsaldo toereikend is voor de hierboven vermelde inleg. Tevens verklaart leidinggevende hierbij dat het aantal uren op het verlofsaldo in mindering gebracht zal worden.
Naam leidinggevende:
Handtekening leidinggevende:
Het aantal opgegeven vakantie-uren wordt - op basis van het geldende salaris - omgerekend in een geldbedrag in euro’s. Dit geldbedrag wordt in de spaarmodule gestort. Het aantal vakantie-uren moet ieder jaar opnieuw worden opgegeven.
1
Depot A = beleggingsmix pensioenfonds, Depot B = geldmiddelen op basis van rentevergoeding.
2
Dit formulier kunt u opsturen naar: Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Postbus 376 1000 EB Amsterdam
Spaarmodule reglement van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959
11
Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Postbus 376, 1000 EB Amsterdam www.telegraafpensioenfonds.nl