1
INHOUDSOPGAVE
1. Directieverslag 1.1 Profiel RDW 1.2 Voorwoord directie 1.3 Strategische doelstellingen & belangrijkste projecten 1.4 Kerntaken & Bedrijfsresultaten 1.5 Human Resources: de medewerkers 1.6 Financiële resultaten 2011 1.7 In control verklaring 1.8 Governance 1.9 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
3 3 5 7 21 32 33 38 42 45
2. Rapportage Raad van Toezicht
49
3. Financieel verslag Jaarrekening 2011 3.1 Balans 3.2 Exploitatierekening 3.3 Kasstroomoverzicht 3.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 3.5 Toelichting behorende tot de jaarrekening
55 55 56 57 58 61
Overige gegevens 3.6 Regeling voor bestemming van het exploitatiesaldo 3.7 Controleverklaring
78 79
4. Overige informatie 4.1 Prestatie-indicatoren 4.2 Mededeling inzake BKR- en CRB-systemen 4.3 Personalia
81 81 86 88
Bijlage Bijlage 1
91
GRI-tabel
2
1.
DIRECTIEVERSLAG
1.1
Profiel RDW
Bestaansgrond De RDW is een publieke dienstverlener in de mobiliteitsketen. De RDW beschikt over een grote expertise door jarenlange ervaring met de uitvoering van wettelijke en opgedragen taken. Taken op het gebied van toelating van voertuigen en onderdelen daarvan, toezicht en handhaving, registratie, informatieverstrekking en documentafgifte. Taken die de RDW in nauwe samenwerking met diverse partners in de mobiliteitsketen uitvoert. Dit geeft de RDW een duidelijke positie in deze keten. Missie RDW, partner in mobiliteit Wettelijke taken De RDW heeft vier belangrijke opdrachten van de Nederlandse overheid: - Toelating: voertuigen en voertuigonderdelen toelaten op de Nederlandse en Europese markt. En vanuit veiligheids- en milieuaspecten controle uitoefenen op de technische staat van voertuigen. - Toezicht en controle: handhaving van wet- en regelgeving en toezicht houden op bedrijven die publieke taken uitvoeren in de mobiliteitsketen zoals garagebedrijven, importeurs, providers en verzekeringsmaatschappijen. - Registratie en informatieverstrekking: registratie van rijbewijzen, voertuigen, voertuigkenmerken, voertuigeigenaren en hierover informatie verstrekken. - Documentafgifte: documenten afgeven in de voertuig- en rijbewijsketen. Maatschappelijke ontwikkelingen Mobiliteit, verkeersveiligheid en milieu zijn nationaal en internationaal beleidsterreinen met veel dynamiek. Dit betekent dat er voortdurend behoefte is aan nieuwe diensten die deze ontwikkelingen ondersteunen. Diensten die de RDW kan en wil bieden. De realisatie van een betere en compactere overheid ziet de RDW als een belangrijke uitdaging om aan bij te dragen. Dit betekent scherpe aandacht voor kostenbeheersing, efficiency, voorkomen van stijging van administratieve lasten, slimme inzet van ICT en verdergaande samenwerking in de verschillende ketens. Kortom, een betere en transparante dienstverlening. Schaarste op de arbeidsmarkt, de opkomst van alternatieve brandstoffen, samenwerking binnen en buiten de EU, technologische innovaties, een veranderende relatie tussen burger en overheid, een groeiend belang van data en datakwaliteit en ook maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Het zijn nieuwe ontwikkelingen die de manier van werken bij de RDW sterk bepalen. De verslaglegging over MVO is met ingang van het verslagjaar 2011 vernieuwd naar de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI). Maatschappelijke rol De RDW dient het publieke belang. Als uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu draagt de RDW bij aan de realisatie van beleidsdoelstellingen op het gebied van mobiliteit, verkeersveiligheid en het milieu. Met de informatie uit de registers, de kennis van voertuigtechniek, ICT en internationale regelgeving speelt de RDW in op brede maatschappelijke behoeften. Dit geldt rijksbreed. Naast de samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt de RDW intensief samen met ketenpartners in de belasting-, de handhaving-, de veiligheid- en de rijbewijsketen. Het publiek belang is voor de RDW ook breder dan de beleidsdoelstellingen van de Rijksoverheid. Zo bestaat op diverse terreinen samenwerking met gemeenten. In de rijbewijsketen, bij het parkeerbeleid en in de handhaving van milieuzones. Ook mondiaal treedt deze verbreding op. Europese en mondiale regelgeving en samenwerking op het gebied van mobiliteit en gegevensuitwisseling tussen staten nemen toe. De activiteiten van de RDW op dit gebied ondersteunen deze ontwikkelingen. Ze dragen bij aan de positie van Nederland als
3
kennisland, aan de economische positie en aan de internationale concurrentiepositie van Nederland als ‘gateway to Europe’. Strategie De missie is de motor van de strategie van de RDW. Samen met de wettelijke taken, de opgedragen taken en de ontwikkelingen die zich voordoen in de maatschappij geeft de missie inhoud aan de strategie van de RDW. In 2011 is naast een nieuwe missie ook een nieuw Strategisch Plan 2011-2014 vastgesteld met de volgende strategische doelen: 1. Bestaande taken blijven uitvoeren. De huidige taken van de RDW vormen de kern van het werk en de basis voor vernieuwing. De RDW wil deze taken kwalitatief goed uitvoeren tegen zo laag mogelijke kosten. Met permanente aandacht voor verbetermogelijkheden voor de klanten en efficiency voor de RDW-organisatie. 2. Nieuwe taken uitvoeren die het publieke belang dienen, zowel in de mobiliteitsketen als op het gebied van veiligheid en milieu. Publieke en private partners vragen steeds meer nieuwe diensten van de RDW, zowel in de mobiliteitsketen als op het gebied van veiligheid en milieu. Ook ziet de RDW zelf nieuwe mogelijkheden en toepassingen van dienstverlening. Deze uitdaging pakt de RDW op als het de uitvoering van de bestaande taken niet aantast, het aansluit op de kerncompetenties en het publieke belang wordt gediend. 3. Intern en extern permanent investeren in relaties. Een betrouwbare en professionele partner zijn, staat centraal in de externe relatiebetrekkingen van de RDW. Dat mogen de doelgroepen van een publieke uitvoeringsorganisatie als de RDW verwachten. Binnen de organisatie investeert de RDW in de kennis en vaardigheden van de medewerkers. Centrale thema’s daarbij zijn richting geven, ruimte geven en nemen, en samenwerking.
4
1.2
Voorwoord directie
2011: een fundament voor de toekomst 2011 was vooral te karakteriseren als een ‘tussenjaar’. Er zijn belangrijke bouwstenen neergelegd. Zaken die soms in 2010 of al eerder werden voorbereid, zijn in 2011 gerealiseerd. Deze zullen vooral in de toekomst van grote betekenis zijn. Een voorbeeld hiervan is de migratie van ons ICT-platform van mainframe naar Winframe. Dat is echt een knappe prestatie geweest van ICT. Al onze diensten raken hieraan en toch zijn er geen storingen geweest. Sterker nog, ondertussen zijn zelfs grote nieuwe ICT-projecten gestart, zoals het nationaal parkeerregister en de voorbereidingen voor een open data structuur.
We zijn steeds efficiënter in de uitvoering van onze wettelijke taken, door bijvoorbeeld de herstructurering van de divisie Voertuigtechniek, de digitalisering van diensten en het gerichte Project Portfolio Management. We zetten efficiency in ten dienste van kwaliteitsverbetering. Maar, efficiency mag echter nooit ten koste gaan van betrouwbaarheid.
Betrouwbaarheid is van groot belang. We investeren in relaties waarmee we samenwerken op de verschillende terreinen van mobiliteit. Dat gaat gestaag, omdat we prettig samenwerken. De buitenwereld weet waar we toe in staat zijn en we worden steeds vaker uitgenodigd in relevante netwerken. Zo kunnen we stappen zetten op onze wens om een allround partner in de hele mobiliteitsketen te worden en daarmee de publieke dienstverlening te verbeteren. Dus of het nu gaat om veiligheid of milieu, het voertuig, het kenteken of de chauffeur, de RDW draagt eraan bij. Samen met de overheid, maar ook de private sector en internationaal.
Veiligheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn sleutelwoorden voor 2011. Door de hele organisatie zijn bijvoorbeeld extra veiligheidsmaatregelen genomen voor medewerkers en voor klanten, en hebben we een vitaliteitsprogramma voor medewerkers opgestart. Ook duurzaamheid heeft in 2011 nadrukkelijker dan daarvoor zijn intrede gedaan. In onze uitvoerende taken spelen we een rol in elektrisch rijden en het inzichtelijk maken van brandstofverbruik en CO2-uitstoot. Intern werken we aan duurzaam inkopen en hebben we met direct resultaat geïnvesteerd in videoconferencing. Die bijdragen voelen goed en zijn een opmaat naar meer.
En ‘meer’ is ook het thema voor de komende jaren. Terwijl we onze wettelijke taken in 2011 goed hebben uitgevoerd, is tegelijkertijd gewerkt aan het verbeteren van diensten en het creëren van nieuwe taken. Als wapenfeiten van vernieuwing hebben we de Berichtenbox die Rijksbreed gebruikt gaat worden, de 100%-controle op de WAM-verzekeringsplicht en het alcoholslotprogramma. Het zijn nieuwe taken die een maatschappelijke bijdrage leveren en die we dus graag oppakken.
Ook internationaal willen we als RDW bijdragen aan de concurrentiepositie van Nederland. Met onze kennis geven we Nederland als ‘Gateway to Europe’ mede gestalte. Het internationale communicatienetwerk EUCARIS, dat we in de jaren ’90 zijn gestart werkt goed en ontwikkelt zich steeds verder. In 2011 hebben we meegewerkt aan het eCall-project en in Rusland, Korea en India hebben we onze voetsporen achtergelaten. In Zuid-Korea is nu bijvoorbeeld een medewerker gestationeerd.
We zijn tevreden over 2011. We zijn blij met de goede relatie met ‘ons’ ministerie en zeer trots op onze medewerkers. Ook hebben we een goede samenwerking met onze ondernemingsraad. 2011 heeft een financieel resultaat opgeleverd dat overeenkomt met de begroting.
5
We houden de onstabiele economische situatie goed in de gaten, maar we zijn goed in staat deze het hoofd te bieden. Nog belangrijker, we hebben onszelf klaargestoomd voor de toekomst. De RDW is klaar voor de dag van morgen, waarin we een solide onderdeel willen vormen van de nationale en internationale mobiliteitsketen. In overleg met de Raad van Toezicht is besloten om de rapportage van de Raad van Toezicht met ingang van het verslagjaar 2011 op te nemen in het jaarverslag. U treft deze rapportage aan in hoofdstuk 2.
Johan Hakkenberg Algemeen directeur
Hans van Santen Directeur Bedrijfsvoering
6
1.3
Strategische doelstellingen & belangrijkste projecten
De strategische activiteiten van de RDW leveren een bijdrage aan de realisatie van de drie onderscheiden strategische doelstellingen van RDW. Een aantal van deze strategische activiteiten bevindt zich in de onderzoeks- en ontwikkelingsfase. De activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling moeten borgen dat de RDW ook in de toekomst een betrouwbare publieke dienstverlener in de mobiliteitsketen zal zijn. In onderstaande tabel is van onze strategische projecten in 2011 (per doelstelling) aangegeven in welk stadium zij zich bevinden.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden conform waarderingsregels uit de exploitatie gedekt.
7
DOELSTELLING 1: Bestaande taken blijven uitvoeren ICT-vernieuwing Eind 2011 heeft de RDW zijn centrale automatiseringsplatform vervangen. Om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen, om voorbereid te zijn op verdergaande digitalisering en om te kunnen profiteren van kostenvoordelen was het noodzakelijk om het centrale platform te vervangen. De RDW heeft gekozen voor platformonafhankelijkheid van het Unisys OS2200 platform en heeft als nieuw platform het Microsoft Winframe geïmplementeerd. Dit stelt de RDW in staat de dienstverlening op een hoog peil te continueren en te laten voldoen aan toekomstige eisen. De RDW heeft deze vervanging de afgelopen jaren grondig voorbereid en gefaseerd uitgevoerd. In de loop van 2011, vooruitlopend op de ‘grote’ verhuizing, zijn diverse diensten overgezet naar het nieuwe platform. In de laatste week van 2011 is de laatste stap van de migratie uitgevoerd, de database. De migratie is gefaseerd uitgevoerd, zodat de continuïteit van de dienstverlening van de RDW niet in gevaar is gekomen. Een flink deel van 2012 wordt nog besteed aan de nazorg van deze migratie. Met onder meer activiteiten op het gebied van opruimen van oude omgevingen en het op orde brengen van de documentatie als uitgestelde activiteiten van 2011. Daarnaast is het borgen van het beheer onderdeel van de nazorgfase. Beheersing complexiteit ICT-infrastructuur Het gebruik van ICT-voorzieningen is een essentieel onderdeel van de core business van de RDW. De RDW-registers en de dienstverlening daaromheen vormen een belangrijke en betrouwbare schakel in tal van overheidsketens, zoals Belastingdienst, Justitie, Politie en gemeenten. De jaarlijkse groei in zowel de aantallen transacties als in diversiteit van benadering en gebruik van de RDW-registers vraagt om een goed beheersbare ICT-huishouding. De RDW is al een aantal jaren bezig met de doorontwikkeling van de beheersingsmogelijkheden, met name om de complexiteit te beheersen en reduceren. Dit gebeurt door alle vernieuwingen door te voeren vanuit een RDW-brede en dus projectoverstijgende visie, door gezamenlijke principes te hanteren maar ook door op elkaar afgestemde kaders en richtlijnen. De RDW beschouwt dus alle projecten in samenhang, met een belangrijke focus op de consequenties voor de totale ICT-huishouding. In 2011 heeft de RDW hiertoe een stevige stap voorwaarts gezet met de verdere optimalisatie van ‘Portfoliomanagement’. Met deze aanpak verbetert het hergebruik van generieke ICT-voorzieningen en wordt ongewenste dubbeling van functionaliteit voorkomen. Voor het onderhoud en de doorontwikkeling van de ICT-huishouding heeft de RDW twee permanente programma’s ingepast in de bedrijfsvoering. Dit zijn ‘Releasemanagement infrastructuur’ en ‘Releasemanagement softwareontwikkeling’. Informatiebeveiliging De RDW zorgt ook voor de algemene bescherming van zijn informatie, de informatiebeveiliging. Het doel is om via een bewuste afweging van risico’s en kosten te komen tot het juiste beveiligingsniveau. In 2010 is het ICT-bedrijf van RDW gecertificeerd conform ISO 27001. Dit is een internationale standaard voor informatiebeveiliging. Hierin wordt een model geboden voor het vaststellen, implementeren, uitvoeren, controleren, beoordelen, bijhouden en verbeteren van een managementsysteem voor informatiebeveiliging. Deze certificering wordt in 2012 uitgebreid tot alle afdelingen van de RDW. Met ISO 27001 wordt ook invulling gegeven aan het bijgestelde Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Ook de RDW heeft in 2011 te maken gehad met de ‘DigiNotar affaire’. Klanten van de RDW konden niet meer met 100% zekerheid vaststellen dat er met de RDW gecommuniceerd werd, omdat het uitgifteproces van certificaten bij DigiNotar gecompromitteerd was. Dit had effect op twee ingangen: de ingang die door browsers wordt gebruikt en de ingang waarmee klanten digitale berichten uitwisselen met de RDW. Voor de browseringang was de RDW in staat om het certificaat al na enkele dagen te vervangen. Het vervangen van het certificaat voor de berichteningang moest afgestemd worden met onze klanten, deze vervanging is ongeveer een week later met positief resultaat afgerond.
8
Administratieve lasten Uit de voertuigwet en -regelgeving vloeien bepaalde verplichtingen voort. Vanaf 2003 is de RDW bezig om deze administratieve lasten van burgers en bedrijven terug te dringen. In de eerste vier jaar is een reductie van 25% gerealiseerd. Na een nieuwe nulmeting is per 1 maart 2007 een doorstart gemaakt met een extra reductie van 25% op de lasten voor bedrijven. Naast de reeds eerder ingang gezette reducties, zoals gefaseerde APK-frequentieverlaging in de jaren 2008, 2010 en 2012 zijn nieuwe initiatieven ontwikkeld, zoals gefaseerde modernisering van de APK. Dit soort initiatieven maakt het mogelijk ook de genoemde extra doelstelling van 25% reductie te halen. In het jaar 2011 is de frequentieverlaging geëvalueerd en zijn de voorbereidingen getroffen voor modernisering APKfase 2 in het voorjaar van 2012. Meest besparende onderdeel hiervan is het gebruik van de boordcomputer via de OBD-functie (On Board Diagnose). Deze functie maakt het onder meer mogelijk in bepaalde gevallen de emissiemeting over te slaan. Naast de ontwikkelingen in de technische hoek van de RDW worden ook in de meer administratieve hoek forse lastenverminderingen gerealiseerd. Voorbeelden uit de periode 2003-2007 zijn te naamstellen voor de voertuigbranche en het nieuwe rijbewijs. In de periode daarna zijn onder andere het digitale vrijwaringsbewijs en Gaik-online (Gecontroleerde Afgifte en Inname van Kentekenplaten) ingevoerd. Afgelopen jaar is ten behoeve van de aanvraag van erkenningen een nieuw workflowsysteem ingevoerd. Dit maakt het mogelijk om aanvragen van bedrijven nog beter en sneller te begeleiden en toch het aantal contactmomenten te verminderen. Voor de komende periode staat in elk geval het digitaal aanleveren VVR (Verklaring van Rijvaardigheid) door het ministerie van Defensie op het programma. Hierdoor hoeven militairen voor het verkrijgen van een burgerrijbewijs niet meer hun papieren/ stukken door te zenden naar de RDW, maar kan het via het reguliere afgifteproces voor rijbewijzen bij de gemeenten worden afgehandeld. Een tijdrovend uitzonderingsproces gaat hierbij over in een standaardproces. Het gaat om ongeveer 1.800 aanvragen op jaarbasis. Daarnaast verwacht de RDW een opdracht te krijgen voor het stroomlijnen van het aanvraagproces voor een internationaal rijbewijs. Dit betekent dat burgers met een cardmodel rijbewijs niet meer naar de ANWB hoeven voor het aanvragen van een internationaal rijbewijs. De aanvraag kan vanaf huis dan digitaal bij de RDW worden gedaan, zonder pasfoto aan te leveren. Het potentieel aantal aanvragen is circa 100.000. De RDW verwacht in het eerste jaar (2013) circa 10.000 aanvragen. Uitrol SAP-SRM Het factuurafhandelingproces (SAP-Workflow) is de afgelopen jaren gedigitaliseerd en uitgerold in de organisatie. In 2011 is SAP-SRM verder ingericht en uitgerold binnen de RDW. Met dit systeem is het proces van bestelaanvraag tot en met de goedkeuring van de inkomende factuur volledig gedigitaliseerd. In de praktijk blijkt dat SRM de routinematige standaardbestellingen efficiënt ondersteunt. Voor de niet-routinematige bestellingen zoekt de RDW nog naar passende oplossingen. De RDW heeft e-facturering via e-overheid inmiddels vrijwel geheel ingericht. Continuïteit managementinformatie RDW Een groot deel van de managementinformatie uit RDW-systemen en uit SAP werd tot voor kort ontsloten met Business Objects. Vanaf medio 2012 stopt het onderhoud op dit systeem. Daarom gaan alle bestaande rapportages over naar een nieuwe moderne ‘Business Intelligence’-omgeving (BI). Tegelijk vindt dan een optimalisatieslag plaats in architectuur, definities en kwaliteit van de ontsluitingen. Medio 2012 worden de rapportages met managementinformatie uit SAP volgens het nieuwe systeem opgeleverd. Modernisering APK 2.0 In 2010 is het project Modernisering APK 2.0 van start gegaan. Hierbij onderzoekt de RDW op welke punten de APK is te verbeteren en te vereenvoudigen. Aandachtspunten hierbij zijn de emissiecontrole met behulp van EOBD (European On Board Diagnostics), controle op geluidsprestaties van uitlaatsystemen, controle van elektronische veiligheidssystemen door middel van OBD en controle van olielekkage tijdens de APK. Tegelijkertijd is het uitgangspunt dat de APK-lasten niet stijgen, tenzij sprake is van daadwerkelijk een substantiële verbetering van de verkeersveiligheid of het milieu. Ook moeten de aanpassingen zoveel mogelijk internationaal worden afgestemd. Het doel daarbij is de harmonisering van keuringsvoorschriften van de verschillende lidstaten niet in de weg te staan. Naast het project Modernisering APK 2.0 vindt voortdurende optimalisatie van het APK-proces plaats. Zo onderzoekt de RDW de mogelijkheden om het toezicht op en de informatieverstrekking aan de 9
keurmeesters verder te verbeteren. Ook onderzoekt de RDW het bonus-malussysteem en de mogelijkheden van steekproeven op keurmeesterniveau. Een van de voor de komende periode geplande verbeteringen in de informatieverstrekking betreft de verstrekking van de meest voorkomende afkeur- en adviespunten per merk/ type aan de APK-keurmeester. Herstructurering divisie Voertuigtechniek (V10) De omgeving van de RDW verandert voortdurend. Daarom was aanpassing van de organisatie noodzakelijk: het V10-programma. Met dit programma beoogt de RDW het bevorderen van: - klantgericht handelen en denken in het publieke domein; - efficiency en operational excellence; - eenduidige verantwoordelijkheid voor leiding en medewerkers. V10 voorzag in 2010 al in een nieuwe hoofdstructuur voor de divisie Voertuigtechniek (VT) en in de vorming van een nieuwe afdeling Kennis en Informatie Management (KIM). In 2011 is hard gewerkt aan de hervorming van de drie grote processen binnen de divisie: APK, Individuele Keuring en Toelating en Typegoedkeuringen. Ook de stafafdeling Bedrijfsvoering en Innovatie (BenI) is in de herstructurering betrokken. De nieuwe organisatie heeft in 2011 onder meer een eenduidiger aansturing van het toezicht op de APK vanaf één locatie en clustervorming bij de keuringstations gerealiseerd. Op 1 januari 2012 is de nieuwe organisatie van start gegaan. In 2012 wordt verder gewerkt aan een efficiënte backoffice voor de internationale typegoedkeuringsactiviteiten tot gevolg. Eind 2011 is gestart met een nulmeting. In 2013 vindt de evaluatie plaats van de gehele herstructurering. Behalve het wijzigen van de organisatiestructuur werkt de divisie Voertuigtechniek ook aan een cultuurverandering. Klanten van de divisie worden meer betrokken bij nieuwe of veranderende werkzaamheden. Kentekencard Net als het rijbewijs wordt ook het kentekenbewijs in de toekomst een plastic card. De kentekencard, die voor alle voertuigcategorieën gaat gelden, is makkelijk in gebruik, gaat langer mee en is moeilijker na te maken. Daarmee helpt de kentekencard voertuigfraude terug te dringen. De kentekencard krijgt ook een chip waarin dezelfde gegevens staan als op de card. Voor de RDW betekent de overgang naar de card dat veel processen, procedures en systemen aangepast moeten worden. In de loop van 2013 vervangt de kentekencard volgens de planning het papieren kentekenbewijs. Hand in hand met de voorbereidingen van de introductie van de kentekencard, vinden ook voorbereidingen plaats voor vernieuwing van het tenaamstellingsproces. Dit alles vindt plaats door het project Modernisering Tenaamstelling Voertuigen (MTV). In dit project onderzoekt de RDW zaken als het digitaal aanvragen van een kentekenbewijs. Overigens houdt de kentekencard hetzelfde tarief als het papieren kentekenbewijs. 25 jaar registratie rijbewijzen In 2011 bestond de afdeling Rijbewijzen bij de RDW 25 jaar. In deze jaren heeft het rijbewijs, de registratie en het gebruik ervan vele ontwikkelingen doorgemaakt. Zo is het rijbewijs inmiddels, naast bewijs van rijbevoegdheid, ook een geaccepteerd identificatiemiddel geworden en is het proces in de rijbewijsketen sterk verbeterd. Het papieren rijbewijs is inmiddels vervangen door een kunststof card. De RDW heeft, vooral intern, op gepaste wijze aandacht besteed aan dit jubileum.
DOELSTELLING 2: Nieuwe taken uitvoeren die het publieke belang dienen Berichtenbox In 2009 heeft de RDW een elektronische Berichtenbox gebouwd. Hiermee kunnen overheidsinstanties (mail)berichten sturen aan burgers. Ook de RDW bespaart (potentieel) kosten door gebruikmaking van de Berichtenbox voor rijbewijs- en APK-herinneringsbrieven en salarisstrookjes. In 2011 is het aantal gebruikers van de Berichtenbox gegroeid van 53.885 naar 143.962 gebruikers. Belangrijk was de aansluiting van de Belastingdienst in het afgelopen jaar. De verwachting is dat hierdoor het aantal berichten en gebruikers de komende jaren flink gaat groeien. Ook met andere uitvoeringsorganisaties zoals SVB, UWV en DUO zijn afspraken gemaakt over het gebruik van de Berichtenbox. De Berichtenbox is daardoor steeds meer een breed geaccepteerd generiek overheidssysteem. Na 10
overeenstemming in december 2011 heeft op 1 januari 2012 de juridische overdracht van de Berichtenbox plaatsgevonden aan Logius, de overheidsbrede ICT-beheerorganisatie. Om de continuïteit te waarborgen, is met Logius afgesproken dat RDW de komende drie tot vijf jaar de exploitatie en het beheer op zich zal nemen. Daarmee is het einddoel werkelijkheid geworden: het realiseren van een generieke overheidsbrede Berichtenbox waardoor overheidsbreed grote kostenvoordelen zijn te behalen. Card voor snelle motorboten Vanaf 1 april 2011 geeft de RDW voor snelle motorboten een registratiebewijs op creditcardformaat af. De nieuwe kunststof kaart is handzamer, beter bestand tegen water en gaat langer mee dan het oude papieren bewijs. Bovendien is het document meer fraudebestendig en voldoet het aan hoogwaardiger veiligheidseisen. Op termijn kan de aanvraag ook digitaal plaatsvinden via de website van de RDW. Vermulderen WAM Sinds 1 juli 2011 voert de RDW 100% handhaving uit op de verzekeringsplicht. Dat is mogelijk doordat de afhandeling van overtredingen vanaf dat moment via administratief recht verlopen (de zogenoemde wet Mulder). Voor 1 juli werden overtredingen in het kader van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) via het strafrecht en dus in een aantal gevallen via de rechter afgehandeld. Dat bracht een grote belasting van Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht met zich mee. Doordat de overtredingen nu via het administratief recht verlopen, leiden ze niet meer automatisch tot een rechtszaak als de betrokkene niets doet. De betrokkene dient altijd te betalen. Digitalisering RDW-diensten De dienstverlening van de RDW is in 2011 verder gedigitaliseerd. Er is een aantal nieuwe elektronische diensten gelanceerd en het gebruik van de bestaande digitale diensten is toegenomen. Voor particuliere klanten is in 2011 de nieuwe dienst ‘Inzage eigen gegevens’ gelanceerd. Daarmee kunnen particulieren online inzage krijgen in de voertuiggegevens die over hen in het register zijn opgenomen. Het betreft zowel actuele gegevens als gegevens uit het verleden (tot negen jaar terug). Voor zakelijke klanten zijn de ‘Rijbewijscontrole’ en de webbased-variant van ‘Online Voertuig Informatie’ (OVI) beschikbaar gekomen. Via de dienst ‘Rijbewijscontrole’ kunnen zakelijke klanten toetsen of een Nederlands rijbewijs gebruikt kan worden als geldig identificatiemiddel. Met de webbased-versie van OVI kunnen zakelijke gebruikers direct en gemakkelijk online voertuiggegevens inzien. Stijging gebruik online diensten In november 2007 introduceerde de RDW de eerste online dienst voor het aanvragen van een vervangend kentekenbewijs (VVK). Sindsdien is de digitale dienstverlening van de RDW sterk gegroeid. In 2011 is maar liefst 145.948 keer online een vervangend kentekenbewijs aangevraagd. Dat is 85% van het totale aantal aanvragen per jaar. Dit percentage lag in 2009 op 74% en in 2010 op 82%. Ook het online aanvragen of verlengen van een schorsing neemt gestaag toe. In 2010 was dat 104.552, in 2011 is dit gestegen naar 160.244. Het online verstrekken van voertuiggegevens voor zakelijke klanten van de RDW (OVI zakelijk) heeft ook een grote vlucht genomen. Werden in 2010 nog 1,7 miljoen bevragingen gedaan, in 2011 is dat aantal toegenomen tot bijna 5 miljoen. In 2012 zet de digitalisering zich voort. Zo zijn de nieuwe diensten ‘Begeleid Rijden’ en ‘Online kilometertellerstandenregistratie’ (OKR) in voorbereiding. Begeleid Rijden gaat volgens planning op 1 maart 2012 de lucht in. Over de invoeringsdatum van OKR moet nog besluitvorming bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu plaatsvinden. Omdat een toenemend aantal mensen gebruik maakt van smartphones en tablets stelt de RDW inmiddels ook informatie ter beschikking via een app. Eind 2010 lanceerde de RDW zijn eerste app en in 2012 komt er een nieuwe. Deze app heeft onder meer de mogelijkheid om een kenteken te scannen en daarna de voertuiggegevens te ontvangen. Lastenverlichting Met de steeds verdergaande digitalisering voldoet de RDW aan de toenemende vraag van klanten om zaken zelf online te regelen. Verder levert digitale dienstverlening lastenverlichting op voor de klanten van de RDW, immers klanten hoeven in geval van schorsen online en vervangend kentekenbewijs 11
online niet meer naar het Postkantoor (duurt gemiddeld een half uur incl. reistijd), maar kunnen dit vanuit huis regelen (5 à 10 minuten). Begeleid Rijden (2toDrive) In november 2011 is het experiment Begeleid Rijden (2toDrive) in Nederland van start gegaan. Tijdens het experiment mogen jongeren vanaf 16 jaar zich inschrijven voor het theorie-examen bij het CBR. Een half jaar later mogen zij starten met rijlessen. Vanaf hun 17e verjaardag mogen jongeren hun praktijkexamen gaan halen bij het CBR. Als zij het praktijkexamen hebben gehaald, mogen zij tot hun 18e verjaardag onder begeleiding van een ervaren bestuurder de weg op om rijervaring op te doen. Vanaf hun 18e mogen ze zelfstandig de weg op. De start van 2toDrive betekent voor de RDW het uitvoeren van nieuwe taken, namelijk het beoordelen van de begeleiders (coaches), het registreren van de deelnemers van het experiment 2toDrive en het afgeven van een zogenaamde ‘begeleiderspas’. De RDW gaat na of de coach voldoet aan de gestelde voorwaarden, zoals het minstens 5 jaar in het bezit zijn van een rijbewijs B. Ook moet de coach minimaal 27 jaar oud zijn en mag hij/zij geen maatregelen hebben gehad. Deelnemers aan het experiment (de 17-jarigen die hun rijbewijs inmiddels hebben behaald) kunnen zich op www.2todrive.nl aanmelden door een begeleiderspas aan te vragen. De RDW gaat na of de 17jarige in aanmerking komt voor deelname aan het experiment. Is dit het geval en heeft de deelnemer minimaal één coach die aan de voorwaarden voldoet, dan wordt de 17-jarige als deelnemer geregistreerd en krijgt deze een begeleiderspas. Op de pas staan de gegevens van de deelnemer én de namen van coaches. Iedere deelnemer aan het experiment moet minimaal één en maximaal vijf personen kiezen die willen optreden als coach. Alcoholslotprogramma Automobilisten die bij een alcoholcontrole 1,3 promille of meer alcohol in hun bloed hebben, krijgen vanaf 1 december 2011 verplicht een alcoholslot ingebouwd in hun auto. Het alcoholslot is een meetinstrument dat is verbonden aan het startcircuit van een auto. Pas als uit de ademtest blijkt dat de bestuurder een promillage lager dan 0,2 promille heeft, kan de auto worden gestart. De automobilist moet niet alleen vooraf, maar ook tijdens het rijden enkele keren blazen. Volgens schattingen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) kunnen met het slot en begeleiding van de overtreders jaarlijks 5 tot 6 verkeersdoden minder, en 50 tot 60 gewonden minder vallen. Nationaal Parkeerregister In opdracht van de coöperatie SHPV (Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten) heeft de RDW het Nationaal Parkeerregister (NPR) gebouwd. De RDW zorgt ook voor het beheer van het NPR en het aansluiten van nieuwe partijen. Het SHPV is een samenwerkingsverband van en voor gemeenten met het doel het parkeerbeleid efficiënter, effectiever en publieksvriendelijker te maken. Met het SHPV kan parkeren sneller en goedkoper gemoderniseerd worden. Centrale registratie en afhandeling maken de opslag van gegevens en het aansluiten van nieuwe parkeeraanbieders gemakkelijker. In 2011 zijn Enschede en Den Bosch aangesloten op het parkeerregister. In 2012 sluiten nog zeker negen andere gemeenten aan, waaronder Amsterdam. Bijna honderd andere gemeenten hebben interesse getoond. De RDW heeft voor het SHPV een landelijk parkeerregister gebouwd waarin parkeer- en verblijfsgegevens vastgelegd worden. Het nieuwe register past prima bij de nieuwe missie van de RDW, partner in mobiliteit. In het nieuwe register staat op kenteken weergegeven van wanneer tot wanneer een auto in een bepaald parkeergebied mag staan. Bij het digitale belparkeren betaalt de parkeerder niet meer cash of met een card aan een automaat, maar geeft hij per telefoon, sms of app zijn kenteken door aan een belprovider. De belprovider geeft het parkeerrecht door aan het NPR. Voor de handhaving wordt door moderne technieken als scanauto’s en -scooters op kenteken in het NPR gecontroleerd of er een geldig parkeerrecht aanwezig is. Belangrijk is ook om NPR in te zetten voor het ontwikkelen van diensten die van toegevoegde waarde zijn voor de burger. Een voorbeeld hiervan is het verstrekken van tarief- en gebiedsinformatie van gemeenten aan partijen als TomTom en ANWB. Deze partijen verstrekken deze gegevens aan
12
reizigers via ontwikkelde instrumenten als de navigatieapparatuur en apps. Hierbij is belangrijk dat de informatie volledig (landelijke dekking) en betrouwbaar is. Hiervoor is één landelijk punt nodig waar deze informatie wordt verzameld. Online registratie kilometerstanden De RDW neemt in 2012 de registratie van kilometerstanden over van de stichting Nationale Auto Pas (NAP). Deze verandering maakt onderdeel uit van het kabinetsbesluit op 24 juni 2011 om de fraude met kilometertellerstanden aan te pakken. Daarnaast komen er meer momenten waarop de autobranche verplicht kilometerstanden van voertuigen aan de RDW door moet geven om fraude met tellerstanden eenvoudig, beter en snel op te sporen. De kilometerstand is belangrijk voor de waardebepaling van een voertuig. Wie een auto met een teruggedraaide teller koopt, betaalt meer dan de auto waard is. Volgens schattingen heeft 5% van de auto’s in Nederland een onjuiste tellerstand. De fraude met tellerstanden kost consumenten naar schatting 150 miljoen euro per jaar. De economische schade voor de verzekeringsmaatschappijen en de overheid bedraagt enige honderden miljoenen euro’s. De Raad van State heeft nog geen positief advies gegeven over het voorliggende wetsvoorstel. De RDW heeft al wel geïnvesteerd in de NAP-database en de aanpassing van het kentekenregister. Voor de financiering van deze activiteiten is na invoering een tariefverhoging van € 0,25 op kentekendeel IB overeengekomen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Planning- en afsprakensysteem (fase 1) Het planning- en afsprakensysteem stelt zakelijke en particuliere klanten in staat om via de internetsite van de RDW keuringsafspraken te maken voor uiteenlopende typen voertuigen. Het systeem bevat een planningsmodule waar zowel de RDW keuringsstations als klanten afspraken vastleggen. Dit ontlast zowel de klanten als de keuringsstations, wat tot efficiencywinst leidt. De positieve ontvangst van het systeem door zowel klanten als medewerkers van keuringsstations hebben aanleiding gegeven tot een vervolg: Planning- en afsprakensysteem fase2. Hierin worden extra functionaliteiten aangebracht, zoals het aanvragen van meerdere diensten tegelijkertijd en het aanvragen van een eendaags kentekenbewijs via internet. Acceptatie Buitenlands Bewijs APK APK-plichtige voertuigen die via de keuringsstations van de RDW werden toegelaten, moesten na kentekening altijd een Nederlandse APK-keuring ondergaan, ook al had het voertuig een geldige buitenlandse APK. De eigenaar/houder van het voertuig moest deze keuring bij een RDWkeuringsstation of een erkend bedrijf laten uitvoeren. Vanaf 1 juli 2012 is het mogelijk om de buitenlandse APK-vervaldatum over te nemen in het Nederlandse kentekenregister. Voorwaarde is dat het voertuig afkomstig is uit een land behorende tot de EU of de EVA (Europese VrijhandelsAssociatie). De wetgeving en het proces op de keuringsstations zijn aangepast. Op dit moment vindt aanpassing plaats van de verwerkende systemen. Boordcomputer taxi (BCT) De boordcomputer voor taxi’s combineert een betere registratie van rij- en rusttijden met het voorkomen van fraude. In een periode van twee jaar moeten alle circa 37.000 taxi’s in Nederland worden voorzien van een boordcomputer waarin ritgegevens zoals tijden, afstanden en prijzen op eenduidige wijze worden vastgelegd. Het hoofdprobleem van de huidige handmatige wijze van registratie is dat deze manier van registreren slecht handhaafbaar en arbeidsintensief is en fraude in de hand werkt. De overheid verwacht hiermee miljoenen euro’s aan belastinggeld niet meer mis te lopen. Daarnaast krijgen taxiklanten een overzichtelijke nota voor de gemaakte rit, wordt de administratie van taxiondernemers sterk vereenvoudigd en kunnen bijvoorbeeld verzekeraars beter vertrouwen op declaraties die door verzekerden worden ingediend. De RDW is verantwoordelijk voor de typegoedkeuring van en het toezicht op de inbouw van de boordcomputer. In 2011 is in samenwerking met de branche het programma BCT ontwikkeld en ingericht. Mede door de ‘Diginotar-casus’ is de implementatie vertraagd. Deze is nu voorzien in 2012.
13
DOELSTELLING 3: Intern en extern permanent investeren in relaties Intern investeren in medewerkers Beste werkgever non-profit In 2011 is de RDW, net als in 2009 en 2010, uitgeroepen tot de beste werkgever in de non-profit sector in het Intermediair Beste Werkgeversonderzoek. Het onderzoek vindt plaats onder ruim 100 bedrijven in de profit en non-profit sector en bestaat uit twee onderdelen: balans tussen werk en privé en medewerkerstevredenheid/ werkbeleving. In het gezamenlijke klassement voor de profit en nonprofit sector stond de RDW op de vijfde plaats. CAO In november 2010 is de CAO 2010-2011 vastgesteld met een looptijd van 1 juni 2010 tot 1 december 2011. In 2011 zijn de afspraken uit deze CAO gerealiseerd. Zo is het persoonlijk loopbaanbudget ingevoerd, zijn de beleidsregels voor scholing herzien en is het mogelijk gemaakt dat aangewezen groepen van medewerkers structureel kunnen thuiswerken. Ook is besloten dat de RDW vier Wajongers bovenformatief gaat aannemen. Daarnaast is met behulp van focusgroepen onderzocht welke mogelijkheden er zijn om medewerkers een eigen budget te geven waarmee zij zelf het flexibele deel van hun arbeidsvoorwaardenpakket kunnen samenstellen (FAP). Het resultaat van dit onderzoek maakt onderdeel uit van de volgende CAO-onderhandelingen die eind van 2011 van start zijn gegaan. Ook is het de intentie de PAS-regeling te migreren van een individuele naar een collectieve regeling. HR-strategie 2012-2017 De basis voor het HR-beleid van RDW is de HR-strategie. Dit is de koppeling tussen de strategie van de RDW, de in- en externe ontwikkelingen, de ambitie om als RDW-organisatie te groeien naar een High Performance Organisatie en het te voeren personeelsmanagement. In 2011 is gestart met de evaluatie van het bestaande Strategisch HR-plan en de opzet van de HR-strategie voor de jaren 20122017. Deze wordt medio 2012 vastgesteld. Leren en ontwikkelen Vanuit de ambitie de RDW te laten groeien naar een High Performance Organisatie investeert de RDW doelgericht in de ontwikkeling van management en medewerkers. De RDW wil een werkomgeving scheppen waarin leren en ontwikkelen vanzelfsprekend zijn, zodat medewerkers hun talenten optimaal kunnen ontplooien en duurzaam inzetbaar zijn. In de periode 2008-2011 volgden alle middlemanagers de managementleergang TOOLS. In 2011 is een ontwerpgroep opgericht bestaande uit tien middlemanagers die met ondersteuning van HR het TOOLS-programma ombuigen naar een meer permanente vorm van managementontwikkeling. Het nieuwe TOOLS-programma krijgt in 2012 zijn beslag. Tevens zijn voor diverse afdelingen en functiegroepen ontwikkelings- en professionaliseringstrajecten (O&P) opgezet. Onderzoek flexibilisering arbeidsvoorwaarden (FAP) De RDW wil de (arbeids)omstandigheden binnen de organisatie zodanig inrichten dat een grote bijdrage wordt geleverd aan medewerkers om de verantwoordelijkheid voor hun eigen duurzame inzetbaarheid in te vullen. Eén van de mogelijkheden hiervoor is het aanbieden van een flexibel arbeidsvoorwaardenpakket. In dit pakket krijgen de medewerkers meer keuzevrijheid, keuzemogelijkheden en keuzemomenten om beter aan te sluiten op de behoeften en wensen die zij hebben voor hun persoonlijke levens- en werksituatie. Om een flexibel arbeidsvoorwaardenpakket te realiseren heeft een werkgroep in 2011 onderzocht welke mogelijkheden er zijn om medewerkers een eigen budget te geven waarmee zij zelf het flexibele deel van hun arbeidsvoorwaardenpakket kunnen samenstellen. Bij dit onderzoek is een representatieve groep RDW-medewerkers betrokken door middel van focusgroepen die in mei 2011 georganiseerd zijn. Het resultaat van het onderzoek maakt deel uit van de CAO-onderhandelingen die eind 2011 gestart zijn. Strategische personeelsplanning In 2011 hebben de divisies en de afdelingen voor het eerst ervaring opgedaan met het onderzoeken en in kaart brengen van hun personeelsaanbod zowel op kwantitatief- als kwalitatief gebied. Hierbij is 14
rekening gehouden met de verwachte interne en externe ontwikkelingen tot en met 2015. Zo krijgt de RDW ook te maken met de vergrijzing bij een naar huidige verwachting krapper wordende arbeidsmarkt. In de komende jaren gaat een grote uitstroom plaatsvinden van medewerkers die de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken terwijl vervanging door externe instroom moeilijker wordt. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek vormen input bij de verdere implementatie van het project ‘Strategische personeelsplanning’ bij de RDW. Integraal Gezondheidsmanagement De RDW heeft een aantal jaar geleden de omslag gemaakt van verzuimbeheersing naar proactief gezondheidsmanagement. In de kadernota ‘RDW, gezond en veilig op weg: zo doen we dat!’ staan de beleidsinitiatieven van de RDW op dit terrein. De rode draad is persoonlijk leiderschap; wat kun je doen om goed inzetbaar te blijven? Dat doen we door in een zo vroeg mogelijk stadium te bespreken wat nodig is om goed te blijven functioneren. De gemiddelde leeftijd bij de RDW is relatief hoog. Dus het is zeer belangrijk dat de medewerkers over voldoende vitaliteit beschikken om duurzaam inzetbaar te zijn. In 2011 is onderzoek gedaan naar een zogenoemd vitaliteitsprogramma dat medewerkers ondersteunt om aan de eigen vitaliteit te werken. De keus is gevallen op het Menzis Youplus-vitaliteitsprogramma; een online coachingsprogramma waarbij medewerkers op het individu toegespitste programma’s kunnen volgen. Het programma gaat in 2012 van start. Werving & selectie: arbeidsmarktstrategie De RDW heeft in 2011 zijn arbeidsmarktstrategie geactualiseerd. Dit was nodig omdat de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren ingrijpend is veranderd. Zo wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van wervingskanalen via internet zoals vacaturesites, professionele netwerken als LinkedIn en social media. Deze actualisatie was nodig om straks goed voorbereid aan de toekomstige vraag naar gedreven en capabele medewerkers te kunnen voldoen. Het hart van de nieuwe arbeidsmarktstrategie vormt de nieuwe website ‘www.werkenbijdeRDW.nl’ die in 2012 de lucht in gaat. Aan deze website is een recruitmentsysteem gekoppeld waarmee het werving & selectieproces verder wordt geprofessionaliseerd.
Extern investeren in relaties Internationale gegevensuitwisseling De verschillende Europese zusterorganisaties van de RDW gebruiken EUCARIS als hét informatieuitwisselingsmechanisme binnen Europa. Opgezet door de RDW in de jaren ‘90 van de vorige eeuw voor de uitwisseling van rijbewijs- en voertuiggegevens, fungeert EUCARIS tegenwoordig als systeem voor de uitwisseling van in principe alle transportgerelateerde informatie in Europa. De RDW heeft vanaf het begin het secretariaat gevoerd en de ICT ontwikkeld en beheerd. EUCARIS-Verdrag: voertuigen en rijbewijzen De basis voor het EUCARIS-systeem is het EUCARIS-verdrag. Op basis van dit verdrag wisselen op dit moment zeventien lidstaten technische voertuiggegevens en rijbewijsinformatie uit. In 2011 zijn binnen Europa in dit verband bijna elf miljoen EUCARIS-bevragingen gedaan. Jaarlijks vindt de EUCARIS Participants’ Board plaats, dit jaar georganiseerd door de Duitse Kraftfahrt Bundesamt in Flensburg. Voor de eerste maal waren ook vertegenwoordigers van Directoraat-Generaal MOVE van de Europese Commissie aanwezig. Een teken dat EUCARIS tegenwoordig ook door de Europese Commissie op waarde wordt geschat. Verkeersovertredingen Op 5 november 2011 is de nieuwe Richtlijn 2011/82/EU, ook wel bekend als de Cross-border richtlijn, officieel gepubliceerd. Op voorstel van de RDW is EUCARIS binnen deze richtlijn opgenomen. Dat betekent dat EUCARIS in 27 lidstaten wordt ingezet voor de uitwisseling van eigenaar/houdergegevens voor de handhaving. Het gaat om acht verschillende overtredingen waaronder te snel rijden en roodlichtnegatie. De uitwisseling van gegevens via EUCARIS zal zowel real-time online plaatsvinden als batchgewijs. In 2008 is EUCARIS in 27 lidstaten verplicht gesteld 15
als systeem voor de uitwisseling van DNA, vingerafdrukken en eigenaar/houder-gegevens van voertuigen door de politie. Dat is gebeurd in het Kaderbesluit Prüm. De nieuwe cross-border richtlijn gaat eveneens gebruik maken van deze functionaliteit. Transportondernemingen Op basis van Verordening 1071/2009 is EUCARIS naast het uitwisselingssysteem van de Europese Commissie, ook officieel als systeem aangewezen voor de uitwisseling van gegevens van transportondernemingen, transportmanagers en transportovertredingen. In 2011 heeft de RDW in afstemming met de Commissie gewerkt aan de functionele en technische specificaties voor EUCARIS. Tachograafkaartinformatie Parallel aan de akkoordverklaring van de Commissie voor de inzet van EUCARIS voor gegevens van transportondernemingen, zullen lidstaten vanaf 2012 ook tachograafkaartgegevens via EUCARIS kunnen uitwisselen. Door deze nieuwe mogelijkheid hoeft de RDW nu slechts één Europees uitwisselingsmechanisme – EUCARIS – in de lucht te houden. In 2011 is ook voor dit onderdeel gewerkt aan de functionele en technische specificaties, analoog aan de oplossing voor de uitwisseling van gegevens van transportondernemingen. eCall Via het Europese eCall-traject zijn nieuwe voertuigen vanaf 2015 uitgerust met techniek waarmee noodoproepen naar 112-centrales kunnen worden gestuurd. Deze noodoproepen worden automatisch verstuurd als een voertuig bij een ongeval is betrokken. Daarnaast kan een bestuurder ook handmatig een noodoproep genereren. De noodoproep of eCall bevat onder meer de GPS-coördinaten van het ongeval en het chassisnummer van het voertuig. Als buitenlandse voertuigen in een bepaalde lidstaat bij een ongeval zijn betrokken, vindt bevraging via EUCARIS plaats. Met behulp van de extra voertuiginformatie weten hulpverleners wat voor type voertuig in het ongeluk is betrokken en zijn ze hierdoor beter in staat de juiste hulp te bieden. De functionele en technische specificaties zijn in 2011 opgesteld. In 2012 zullen de eerste negen lidstaten beginnen met de implementatie. Europese uitwisseling van CVO-, TGK- en APK-informatie De Europese Commissie is in 2011 druk geweest met de opzet van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van herregistratie van voertuigen binnen Europa. Ook is de Commissie van plan de wetgeving rondom typegoedkeuringen (TGK) en certificaten van overeenkomst (CVO) aan te passen. De Europese registratieautoriteiten hebben bij de Commissie aangegeven dat het het meest efficiënt is om gebruik te maken van bestaande Europese CVO-, TGK- en APK-registraties. En dat deze registraties via EUCARIS met elkaar verbonden moeten worden. Nieuw te ontwikkelen dure, centrale Europese registraties zijn daardoor niet nodig. De Commissie gaat vooralsnog mee in de voorstellen van de lidstaten. Ook ziet het ernaar uit dat gebruik van EUCARIS als verplichting in de nieuwe herregistratiewetgeving zal worden opgenomen. Visie internationaal Door de afdelingen OVR, R&I, VT en SEO van de RDW is in 2011 gewerkt aan een gemeenschappelijke visie internationaal. Binnen dit traject zijn diverse pijlers gedefinieerd waarmee internationale ontwikkelingen in een eerder stadium proactief binnen de RDW kunnen worden beoordeeld en opgepakt. Er is bijvoorbeeld een aanvang gemaakt met de oprichting van een public affairs-desk voor de centrale monitoring van internationale ontwikkelingen. Open data In lijn met huidige beleidsontwikkelingen heeft de RDW in 2011 besloten om niet-gevoelige registerdata als ‘open data’ te ontsluiten voor de buitenwereld. Doel van het beleid is een grotere transparantie van de overheid en economische stimulering door hergebruik van data. In 2011 is bekeken op welke wijze deze data kunnen worden ontsloten en wat de effecten hiervan zijn. Dit heeft geresulteerd in een open data-strategie. De open data-strategie van de RDW anticipeert op de herziening van de PSI-Richtlijn, de (aankomende) herziening van de WOB en de I-Strategie van de rijksoverheid. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu en collega-uitvoeringsorganisaties vormen hierbij een klankbord voor de RDW.
16
De RDW bezit veel informatie zoals voertuiggegevens, rijbewijsgegevens en keuringsgegevens. Een deel van de inkomsten van de RDW komt voort uit het beschikbaar stellen van deze gegevens aan beroepsbeoefenaren, informatieproviders en andere partijen die deze gegevens voor de markt bewerken. Daarnaast biedt de RDW informatie aan op de website www.rdw.nl. Deze is vrij toegankelijk en bedoeld voor incidenteel gebruik. De ontwikkelingen rond open data kunnen van invloed zijn op de wijze waarop de RDW deze informatie verstrekt aan met name marktpartijen. Naast het kostenaspect spelen daarbij thema’s als privacy-borging, service-levels, actualiteit, aansprakelijkheid, standaardisatie en techniek een rol. Intelligente transportsystemen (ITS) Het toenemend aantal auto’s op de wegen leidt tot files, milieu-, veiligheids- en sociale problemen. Alleen traditionele maatregelen, zoals de uitbreiding van het bestaande wegennet, volstaan niet. Met ITS worden telecommunicatie, elektronica en informatietechnologieën met verkeerstechniek geïntegreerd. Door informatie- en communicatietechnologie toe te passen op het wegverkeer is het mogelijk om verbeteringen te realiseren op het gebied van milieu, veiligheid vervoer en mobiliteit. Voorbeelden zijn ‘slimmere’ reisinformatie zoals reisadviezen om files te mijden, onderling communicerende voertuigen, voertuigen die waarschuwen of zelfs ingrijpen bij gladheid, een overstekend kind of een trein die aankomt op een onbewaakte spoorwegovergang. De Europese Commissie heeft ITS inmiddels tot prioriteitsonderwerp gemaakt en een ITSaction plan opgesteld. De Nederlandse regering is positief over het actieplan. Veel van de ITS-onderwerpen betreffen ontwikkelingen die de processen van RDW raken. Door de impact op het voertuig, maar ook de informatie-uitwisseling tussen voertuigen onderling en voertuigen met wegkantapparatuur, dienstverleners en de RDW-registers. In 2011 heeft de RDW een eerste opzet gemaakt voor een omgevingsnotie om de verschillende ITS-onderwerpen vanuit één visie op te pakken. Daarnaast is gewerkt aan diverse ITS-onderwerpen zoals eCall, elektronische kentekenplaten, parkeren en de Europese standaardisatie op beprijzingsgebied (EETS, European Electronic Toll Services). Samenwerking met zusterorganisaties In 2006 kreeg de internationale samenwerking op allerlei documentatie- en informatieonderwerpen met de oprichting van de EReg (Association of European Vehicle and Driver Registration Authorities) een formele status. EReg heeft momenteel 27 leden. De RDW heeft sinds 2007 het voorzitterschap en secretariaat van EReg. In mei 2011 vond de jaarlijkse EReg Plenary Board & Annual Conference plaats in Warschau, Polen. Belangrijke onderwerpen op de agenda waren de verkeersveiligheid, internationale gegevensuitwisseling, herregistratie van voertuigen, rijbewijzen en voertuigdocumenten. Ook is een voorstel aangenomen voor de start van een aantal nieuwe EReg topic groups zoals het uitwisselen van CVO-gegevens (Certificaat van Overeenstemming, een bewijs dat bij ieder voertuig door de fabrikant wordt afgeleverd). Een belangrijke ontwikkeling die EReg in 2011 op de voet heeft gevolgd, is het initiatief van de Europese Commissie om de herregistratie van voertuigen in Europa te verbeteren. Op verzoek van de Commissie heeft EReg actief input geleverd op de Public Consultation en het vooronderzoek voor het Impact Assessment. Belangrijk onderdeel in de input was het verplichte gebruik van EUCARIS als oplossing voor een groot deel van de problematiek. De planning is dat de Commissie nog in het eerste kwartaal van 2012 een voorstel op hoofdlijnen voorlegt aan de Raad van Commissarissen van de Europese Commissie. In het kader van onderling van elkaar leren brengt de RDW jaarlijks het rapport ‘The Vehicle Chain in Europe’ uit. In dit rapport worden de processen van registratieautoriteiten in Europa met elkaar vergeleken. In januari 2011 is een nieuwe editie uitgebracht. Tevens is besloten om een online (digitale) versie van het document te realiseren. In 2012 wordt deze ‘online kennisbank’ gerealiseerd. Advies- en bijstandsprojecten met andere landen In 2011 heeft de RDW door het uitvoeren van internationale projecten zijn internationale netwerk wereldwijd verder verstevigd. De projecten zijn betaald door Europese fondsen en fondsen van het Agentschap NL. - In samenwerking met Agentschap NL, diverse Nederlandse bedrijven waaronder ARN en een Russische universiteit is in Rusland een congres georganiseerd voor de automotive industrie. 17
-
Op verzoek van Bonaire, St. Eustatius en Saba heeft de RDW een voorstel gemaakt om de eilanden te ondersteunen bij de herinrichting en modernisering van het rijbewijsproces. Op verzoek van Curaçao heeft de RDW geadviseerd over de verbetering van de APK. Het APK-project, uitgevoerd ter verbetering van de APK op Noord-Cyprus in opdracht van de Europese Commissie, is in 2011 succesvol afgerond. De RDW heeft in 2011 deelgenomen aan een door het ministerie van Infrastructuur en Milieu georganiseerde handelsmissie naar India. Eind vorig jaar is bekend geworden dat de RDW India gaat assisteren bij het ontwikkelen van de APK, voertuigregistratie en e-learning. Het project start in 2012.
Elektrische voertuigen In 2011 is de ‘Regeling Voertuigen’ (een juridisch instrument in Nederland om voertuigeisen te specificeren) als resultaat van de werkgroep veiligheid van het Formule E-team (FET) aangepast en ingevoerd. Het FET stimuleert onder leiding van prins Maurits het elektrisch rijden in Nederland. Doel van het FET is dat Nederland dé internationale proeftuin wordt voor elektrisch rijden. De RDW draagt daar als voertuigautoriteit aan bij. De RDW heeft zelf twee elektrische voertuigen aangeschaft om ervaring met elektrisch rijden op te doen. De RDW gebruikt ze bij het toezicht op de APK. Wel is de beperkte actieradius nog een punt van zorg als het voertuig veel gebruikt moet worden. Voor RDW-medewerkers die met elektrische voertuigen (gaan) werken is via de e-learning en examenmodule gemaakt. RDW medewerkers kunnen bijvoorbeeld een elektrisch voertuig aangeboden krijgen voor een toelating op de keuringsstations, op het Testcentrum in Lelystad of bij de voertuigproducent. Ook zijn de voertuigen APK-plichtig. De RDW heeft ook in 2011 meegewerkt aan een aantal niet-commerciële innovatieve voertuigontwikkelingen. Voorbeelden daarvan zijn de Nuna 5, de Superbus en de Shell Eco marathon. Organisatieontwikkeling In 2011 heeft de RDW de rol van de stafafdeling Strategische en Externe Ontwikkelingen (SEO) opnieuw bekeken en afgestemd op de nieuwe eisen die de omgeving en de organisatie aan SEO stelt. Dit is een gevolg van ontwikkelingen binnen de RDW, zoals de nieuwe strategie en missie. Dat betekent concreet dat SEO zich meer gaat richten op de eerste fasen uit de beleidscyclus (monitoren, analyseren, agenderen en besluitvorming). Hierdoor ontstaat meer ruimte om twee andere algemene ontwikkelingen die een rol spelen te adresseren. Toenemende cross-sectorale ontwikkelingen nationaal en internationaal, die een steeds grotere impact op de RDW hebben. Maar ook de nog altijd toenemende verbondenheid tussen Europese en nationale beleidsontwikkelingen. Om daar effectief in te zijn heeft de RDW gekozen om meer als één RDW op te treden en acties en interventies meer onderling te coördineren. Dit betekent een verdere internationalisering van de lijnorganisatie en een meer coördinerende taak voor SEO. Internationaal overleg De RDW participeert namens de Nederlandse overheid in internationaal overleg over voertuigeisen die invloed hebben op milieu, voertuig- en verkeersveiligheid en volksgezondheid. In 2011 is de RDW nauw betrokken geweest bij de volgende ontwikkelingen: Emissie Als gevolg van de CO2-verordening over eco-innovaties (725/2011) zijn wijzigingen nodig in de emissieverordening 715/2007. Met name voor de gegevensverstrekking en de vermelding van de CO2winst van de eco-innovatie in de typgoedkeuring en op het Certificaat van Overeenkomst (CVO). Emissieverordening 715/2007 krijgt een aanvulling met voertuigen die puur op waterstof of op een mengsel van aardgas en waterstof rijden. Na inwerkingtreding van deze verordening is het voor de voertuigen die op een mengsel rijden nog steeds niet mogelijk om een Whole Vehicle Type Approval (WVTA) te verkrijgen omdat de veiligheidsbepalingen omtrent tank- en vulstandaarden nog ontbreken. Geluid Eind 2011 heeft de Europese Commissie (EC) een voorstel gepubliceerd voor een nieuwe verordening over het geluidsniveau van motorvoertuigen. Het voorstel bevat een aantal aanbevelingen en verboden 18
voor een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem om de hoorbaarheid van hybride en elektrische voertuigen te waarborgen. In het voorstel is het systeem niet verplicht maar als een fabrikant het op een voertuig installeert, moet het voldoen aan de voorschriften. De EC baseert zich in het voorstel op een rapport van TNO (het VENOLIVA-rapport) over nieuw te introduceren limietwaarden in samenhang met een andere categorie-indeling voor de nieuw ontwikkelde meetmethode. Discussies in Geneve over dit rapport hebben echter geleid tot kritiek. Deze discussies worden in 2012 voortgezet. De VS en Japan zullen als trekkers optreden om een voorstel voor een gtr 1te ontwikkelen in GRB/QRTV2. Daarmee wil de VS zeker stellen dat een toekomstige gtr niet gaat afwijken van de regelgeving die in de VS ontwikkeld gaat worden. Verlichting In de internationale regelgeving voor voertuigverlichting wordt een nieuwe lamp geïntroduceerd, een zogenoemde ‘manoeuvring lamp’. Dergelijke manoeuvreerlampen zorgen voor extra verlichting in de directe omgeving rondom het voertuig om te assisteren bij lage snelheid manoeuvres, zoals (automatisch) inparkeren met behulp van camerasystemen. Er zijn geheel nieuwe regels opgesteld, zowel voor de goedkeuring van dergelijke lampen zelf als voor de installatie ervan. Voor de koplampen van brommers, scooters, snorfietsen, etc. komt nu ook de mogelijkheid om LEDmodules te gebruiken. Dergelijke LED-koplampen zijn ook uitermate geschikt voor elektrische scooters vanwege het lage energieverbruik. Remmen GRRF (Groupe de Travail en matière de Roulement et de Freinage = werkgroep in Géneve die zich bezighoudt met wielen, banden, remmen en voertuigdynamica) heeft na veel discussies het voorstel voor een nieuw reglement voor AEBS (Advanced Emergency Braking System) aangenomen. AEBS is een systeem dat het voertuig automatisch laat remmen om een botsing te voorkomen of de ernst van de gevolgen van een botsing te verminderen. Uiteindelijk heeft de werkgroep gekozen voor een enkel reglement met een ‘eerste versie’ met een beperkte scope en met lichtere eisen en een ‘vervolg versie’ met de complete scope (M3, M2, N3 en N2) en aangescherpte eisen. Beide versies worden gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig van kracht. De specifieke eisen voor de voertuigen van de categorie M2 en N2 die lichter zijn dan acht ton zijn nog niet bekend. De eisen voor deze voertuigen worden uiterlijk 1 november 2013 bekend gemaakt. De informele werkgroep ‘Automated Connections between Vehicles’ (ACV) is gestart met het formuleren van voorstellen voor aanpassing van reglement R13 dat de remmen betreft. Dat is nodig omdat momenteel voor de elektrische verbinding tussen trekker en aanhangwagen/oplegger een ISO7638 stekker is voorgeschreven. Die stekker is echter niet bruikbaar voor het geautomatiseerd aansluiten van de elektrische en de luchtverbindingen. Bij geautomatiseerde verbindingen wordt in sommige gevallen gebruik gemaakt van speciale aanhangwagenkoppelingen. Daarom moet ook reglement R55 (mechanische koppelingen) worden aangepast. Veiligheid Fase 1 van het nieuwe kinderzitjesreglement is op enkele kleine punten na afgerond. Dit betreft kinderzitjes die met ISOFIX worden vastgezet aan het voertuig en waarbij het kind met kindergordeltjes vastzit aan het kinderzitje. Deze kinderzitjes zijn ook nog eens op zijdelingse botsveiligheid getest en de maataanduiding wordt voortaan gebaseerd op lengte in plaats van (zoals vroeger) op gewicht. Fase 2 heeft betrekking op ISOFIX-kinderzitjes voor grotere kinderen. Bij deze kinderzitjes worden de kinderen vastgezet met behulp van de volwassenengordels van het voertuig. De GRRF heeft begin 2011 een concept voorstel voor een reglement voor LDWS (Lane Departure Warning System, een systeem dat waarschuwt voor het onbedoeld verlaten van een rijstrook) aangenomen. De EC wil deze systemen in 2013 voorschrijven voor zware voertuigen.
1
Een gtr is een global technical regulation. Dit zijn wereldwijd geharmoniseerde reglementen die in ieder geval door de ‘grote drie’ (EU, USA, Japan) ondertekend moeten worden. 2 Werkgroep Geluid / Quite Road Transport Vehicles
19
Overig Momenteel werkt de Raad (dit is het hoogste bestuursorgaan van de EU bestaande uit ministers uit alle lidstaten) aan een verordening die de huidige kaderrichtlijn 2003/37/EG voor land- en bosbouwtrekkers moet vervangen. De verordening regelt de goedkeuring van trekkers, hun aanhangwagens, gedragen werktuigen en mobiele machines voor de land- en bosbouw. Er is nog geen besluit genomen of deze eisen verplicht worden voor alle categorieën. Nieuw zijn de bepalingen voor de informatieverstrekking voor reparatie en onderhoud. Ook richt de EC zich op eisen voor markttoezicht. De EC is bezig met een nieuwe verordening die de huidige kaderrichtlijn 2002/24/EG voor twee- en driewielers gaat vervangen. De verordening geeft tevens bepalingen voor het markttoezicht. De Commissie wil hiermee een einde maken aan de complexiteit van de huidige regelgeving voor deze voertuigen. Maar ook het toenemende aandeel luchtverontreinigende emissies van deze categorie voertuigen terugdringen, de voertuigveiligheid vergroten en regels stellen voor nieuwe technologieën en voertuigen. Tevens wil de Commissie er voor zorgen dat de verkoop en registratie van bepaalde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden voldoen aan de typegoedkeuringseisen. De voertuigen die onder deze verordening vallen moeten tijdens de typegoedkeuring in drie stappen aan respectievelijk de Euro 3, 4 en 5 uitlaatgasnormen gaan voldoen. Voor motorfietsen geldt dat ze aan de Euro 4, 5 en 6 normen moeten gaan voldoen. De eerste stap is in 2014, de tweede in 2017 en de derde in 2020. Verder moeten de voertuigen die onder de verordening vallen worden uitgerust met een systeem dat dagrijverlichting automatisch inschakelt. Ook moeten zwaardere tweewielers worden uitgerust met een geavanceerd remsysteem.
20
1.4
Kerntaken & Bedrijfsresultaten
TOELATING Voordat voertuigen op de weg worden toegelaten en bij ingrijpende aanpassingen daarna, beoordeelt de RDW of is voldaan aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. De RDW is de nationale autoriteit die de veiligheids- en milieuaspecten van het wagenpark in Nederland bewaakt. Typegoedkeuringen Na beoordeling, testen, en goedkeuring van voertuigen of -onderdelen ontvangt de fabrikant een internationaal certificaat of een nationaal geldende typegoedkeuring. Hiermee kan hij producten zonder aanvullende keuring op de markt brengen. De goedkeuringen vormen de basis voor toelating op de weg en daarmee voor de registratie en kentekening van een voertuig. Als Nederlandse goedkeuringsautoriteit voert de RDW deze activiteiten uit voor fabrikanten en importeurs uit de hele wereld. Op dit punt concurreert de RDW in meer of mindere mate met Europese toelatingsautoriteiten in andere EU-lidstaten.
2011 was voor het proces Typegoedkeuringen een jaar met pieken en dalen. Het aanbod viel aanvankelijk tegen en pas tegen het eind van het jaar nam het aantal keuringen weer wat toe. De toename van het aantal certificaten is het gevolg van het afronden van een groot aantal projecten in China. De drastische afname van de nationale goedkeuringen wordt veroorzaakt door de verschuiving van de (nationale) goedkeuringen naar de (internationale) certificaten. De testrapporten nemen toe, omdat ze veelal in combinatie met de certificaten worden afgegeven. De RDW heeft het toezicht op fabrikanten verbeterd door meer risicogestuurd te gaan werken. Hierbij ligt de prioriteit bij de categorieën met een hoger risico. Dit betekent in de praktijk dat er gestopt wordt met beoordeling op de documenten, maar in plaats daarvan wordt er bij de fabrikant in het hogere risicosegment geauditeerd op locatie. Ook is de RDW samen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu bezig om regelgeving op het gebied van typekeuringen verder te verbeteren. De bedoeling is om de interpretatieruimte die nog bestaat verder in te perken. De RDW werkt mee aan het proces om via Brussel bij alle lidstaten van de Europese Unie een uniforme werkwijze te realiseren. Daarnaast wil de RDW toe naar meer risicogeoriënteerd toezicht. Dat wil zeggen dat daar waar intensiever toezicht gewenst is, dit ook wordt gehouden. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft opdracht gegeven om de toezichtstaak van de RDW op recalls uit te breiden, met name in de informatieverstrekking. Dit gebeurt door op basis van een kenteken zichtbaar te gaan maken of recalls van toepassing zijn en of deze ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. In 2011 is de eerste typegoedkeuring voor een alcoholslot afgegeven. Voor de boordcomputer taxi zijn de eerste aanvragen hiertoe gestart. Medio 2011 heeft de RDW (i.c. de afdeling TTV) in navolging van Detroit een medewerker gedetacheerd in Seoul, Zuid Korea. Hiermee is invulling gegeven aan een reeds lang gekoesterde wens van grote klanten in deze regio. Dit zorgt voor een betere beschikbaarheid gedurende het jaar. Individuele keuring en toelating De RDW laat ook voertuigen toe op individuele basis. Dat gebeurt op de zestien landelijk gespreide keuringsstations van de RDW. De werkzaamheden bestaan uit het keuren en inschrijven van
21
voertuigen uit het buitenland, voertuigen die na een zware schade zijn hersteld en opnieuw moeten worden gekeurd en voertuigen waarvan de inrichting is aangepast. Voertuigen met een bijzondere toepassing zoals autobussen, taxi’s, voertuigen voor het vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) en voor gekoeld vervoer van levensmiddelen (ATP) ondergaan naast de ‘gewone’ toelatingskeuring ook een specifieke inrichtingskeuring bij de RDW. Daarnaast is het een taak van de RDW om bijzondere voertuigen zoals autobussen en voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen periodiek te keuren. De keuringsstations van de RDW leveren bij deze activiteiten informatie ter bestrijding van voertuigcriminaliteit. Ook assisteren de keuringsstations de Politie, Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen Inspectie Verkeer en Waterstaat), de Belastingdienst en de Douane bij technische controles langs de weg. Dit alles vraagt om intensieve samenwerking binnen en buiten de RDW met de verschillende organisaties.
In 2011 is het aanbod van te keuren voertuigen gedaald. De oorzaak van de daling van het aantal importkeuringen is te vinden in de stijging van de verkoop van nieuwe auto’s met gunstige fiscale voorwaarden. Evenals in 2010 is in 2011 weer meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het keuren zonder afspraak. Ten opzichte van de start in 2006 zijn de cijfers van keuringen zonder afspraak meer dan verdubbeld. Dit heeft te maken met de internethandel, die gebaat is bij de mogelijkheid om snel terecht te kunnen voor een keuring. Het totaal aan periodieke keuringen is in het jaar 2011 licht gedaald. Bij de VLG-voertuigen was vooral bij het containervervoer een kleine terugval te zien. Het aantal keuringsmedewerkers bij de RDW is gedaald door het lagere aantal keuringen en inschrijvingen. Tevens is de inzet van mensen op het APK-proces en de ondersteuning van de Politie verhoogd. In 2011 heeft de reorganisatie bij de divisie Voertuigtechniek van de RDW (V10) zijn beslag gekregen. Hierdoor zijn de zestien keuringsstations ondergebracht in een vijftal clusters met een clustermanager aan het hoofd van ieder cluster. De keuringsstations worden aangestuurd door een locatiemanager. Doel van V10 is het realiseren van een meer efficiënte aansturing met een grotere zelfstandigheid van de medewerkers en een focus op nieuwe producten en diensten. Ontheffingen exceptioneel transport
Alle transporten die de wettelijke toegestane maten en/of gewichten overschrijden, moeten voor ze de openbare weg op mogen, in het bezit zijn van een ontheffing. Sinds 2006 is de RDW de centrale ontheffingverlener voor alle wegen in Nederland, ook niet rijkswegen. In de afgelopen jaren heeft dit tot een forse stijging geleid in het aantal afgegeven ontheffingen. Sinds 2009 stijgt het aantal ontheffingen nog wel, maar minder dan in de eerste jaren na de centralisatie van de ontheffingsverlening. Ten opzichte van 2009 en 2010 is het aantal afgegeven ontheffingen in 2011 opnieuw gestegen. Dat komt doordat de RDW de doorlooptijden goed onder controle heeft, waardoor de afhandeling van de ontheffingen snel verloopt. Daarnaast is er een toename waar te nemen van de activiteiten in de wegenbouw. 22
Op Europees niveau is de RDW aangewezen om een database in te richten met gegevens van het Nederlandse wegennet inclusief alle mogelijke transportbeperkingen. Dit gebeurt onder de noemer ‘INSPIRE’. De doorlooptijden van de aanvraag tot en met de afgifte van een ontheffing zijn vorig jaar vrijwel het gehele jaar goed beheerst en er hebben zich nagenoeg geen problemen voorgedaan. De RDW houdt zich, naast de afgifte van ontheffingen voor exceptioneel transport, ook bezig met de ontheffingverlening voor Langere en Zwaardere Vrachtautocombinaties (LZV) ook wel Ecocombi’s genoemd. Het aantal LZV’s is in 2011 verder gestegen naar een totaal van 681. Het aantal vrijgegeven kerngebieden is inmiddels ruim de 600 gepasseerd. TOEZICHT EN CONTROLE Erkenningen De RDW verleent verschillende erkenningen aan bedrijven uit de voertuigbranche. Naast erkenningen voor het uitvoeren van de periodieke keuringen (APK) en het inbouwen van gasinstallaties (LPG), snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA) verleent de RDW ook erkenningen voor het houden van voertuigen in bedrijfsvoorraad, het rijden met een handelaarskenteken (groene platen) en het produceren van kentekenplaten.
AKP, LPG, SB/TA en combinaties Uit de tabel blijkt dat het aantal erkenninghouders licht is gestegen. Dit betekent dat het aantal combinaties is toegenomen. In het voorjaar van 2011 zijn de drie regio’s, Noord, West en Zuid opgegaan in één kantoor: RDW APK-centrum Nederland in Zwolle. Hiermee zijn alle technische toezichtsactiviteiten van de RDW gecentraliseerd. Alle steekproefcontroleurs en bedrijfsinspecteurs worden aangestuurd vanuit Zwolle. De RDW beoogt hiermee een eenduidiger aansturing, kostenbesparing en meer efficiency. In 2011 is een verdere aanscherping van het toezicht gerealiseerd door meer risicogeoriënteerd te werken. De APK-inspecteurs bezoeken bedrijven steeds meer op basis van managementinformatie uit
23
de geautomatiseerde systemen. Die geeft aan waar intensievere controles nodig zijn. Dit is zowel efficiënter, als effectiever. In mei 2011 is het project ‘online printen van het APK-formulier’ volledig geïmplementeerd. Bijna alle erkenninghouders maken hier gebruik van. Dat betekent een administratieve lastenverlichting voor deze bedrijven. Als Nederlandse uitvoeringsorganisatie heeft de RDW ook direct te maken met Europese wet- en regelgeving. Dit betekent dat de RDW ook op dit gebied internationaal actief is. De RDW heeft een actieve rol in het CITA, de internationale vereniging van publieke en private organisaties die zich bezig houden met de APK. Zo participeert de RDW bijvoorbeeld in alle CITA-werkgroepen als materiedeskundige. In 2011 zijn de voorbereidingen voor het uitvoeren van keuringen aan Nederlandse voertuigen in Spanje afgerond. Zodra de Spaanse autoriteiten akkoord gaan, kan voortaan de APK op Nederlandse voertuigen in Spanje plaatsvinden. Met België is al eerder afgesproken samen te gaan werken. Bedrijfsvoorraad, handelaarskenteken en kentekenplaatfabrikant Steeds meer bedrijven zien het voordeel van het hebben van erkenningen en de bevoegdheden om zelf rechtstreeks met de RDW transacties af te handelen in plaats van afhandeling via een RDW- of Postkantorenloket. Het aantal erkenningen en bevoegdheden is in 2011 weer toegenomen. De dienst ‘Export dienstverlening’ is ook nog steeds groeiende. Toezicht op erkenninghouders Door het afleggen van bedrijfsbezoeken controleert de RDW of de erkende bedrijven nog steeds voldoen aan de voorwaarden. Als dit niet het geval is, kan de RDW een sanctie opleggen. Een erkenning kan tijdelijk worden geschorst of definitief worden ingetrokken. Afhankelijk van de erkenning bezoekt de RDW erkenninghouders één keer per twee jaar, jaarlijks of halfjaarlijks. Bedrijfsbezoeken en sancties
In 2011 heeft de RDW in totaal 26.985 bedrijfsbezoeken afgelegd. 3.663 hiervan vonden plaats bij bedrijven met een erkenning voor het uitvoeren van de APK en het inbouwen van LPG, snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA). Het betrof zowel periodieke controlebezoeken als bezoeken naar aanleiding van aanvragen voor een nieuwe erkenning. Daarnaast is een start gemaakt met risicogeoriënteerd toezicht. Onder meer als gevolg hiervan zijn 15% minder bedrijfsbezoeken afgelegd op het gebied van APK, LPG en snelheidsbegrenzers en tachografen. De RDW werkt aan een wijziging van het toezicht op erkende garagebedrijven. Dit toezicht is meer eigentijds en risicogestuurd met het gevolg dat garagebedrijven met een erkenning ‘Tenaamstellen voertuigbedrijven’ minder frequent zijn bezocht in 2011.
24
In 2011 heeft de RDW 370 sancties opgelegd aan erkenninghouders APK, LPG, snelheidsbegrenzers en tachografen. Van de erkenninghouders kregen er 109 een waarschuwing, 48 een voorwaardelijke intrekking, 180 een intrekking voor bepaalde tijd. Uiteindelijk kregen 31 bedrijven een intrekking voor onbepaalde tijd. Ook hebben 387 keurmeesters een sanctie opgelegd gekregen. De daling van het totaal aantal sancties heeft te maken met vereenvoudigde procedures, zoals het printen van het APKrapport en het raadplegen van het kentekenregister. De situaties waarin een APK-rapport of een kentekenbewijs niet goed leesbaar of gekreukt waren, waarop direct een sanctie volgde, doen zich nu niet meer voor. De stijging van het aantal voorwaardelijke en definitieve intrekkingen is een gevolg van de uniformere werkwijze door de centralisatie van de APK-werkzaamheden in een centraal RDW APK-centrum Nederland.
Het sanctieproces bij de RDW is geoptimaliseerd, waardoor de aanhoudtermijn van twee weken naar zes weken is verlengd. Dit is in het voordeel van de klant en heeft tot minder schorsingen geleid in 2011. Het aantal definitieve intrekkingen is hoger omdat het sanctiebeleid is aangepast. Tegenwoordig geldt de meervoudsregel. Dat wil zeggen dat in het geval sancties van toepassing zijn in meerdere categorieën, deze nu bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor is een definitieve intrekking eerder aan de orde. Toezicht op erkenningen In 2011 zijn alle APK-percentages van 3% gehaald. Het aantal afmeldingen was lager dan voorspeld. Er werd uitgegaan van een groei van het aantal APK-afmeldingen in 2011 maar die bleef uit. Dit heeft te maken met het (online) schorsen van de voertuigen. Hierdoor zijn er iets minder steekproeven uitgevoerd dan voorzien. Ook de wettelijke norm van 5% voor de overige erkenningsvormen is gehaald. Dit betekent dat alle targets op dit gebied voor 2011 zijn gehaald.
25
REGISTRATIE EN INFORMATIEVERSTREKKING De RDW registreert de gegevens van bijna tien miljoen voertuigen en hun eigenaren. De databanken bevatten daarnaast ook vaartuig-, verzekerings-, rijbewijs-, bromfietscertificaat- en persoonsgegevens. Deze registers zijn een belangrijke informatiebron voor medeoverheden en private organisaties. Informatieverstrekking uit de registers
26
Politie, Justitie, BZK en bijzondere opsporingsinstanties met publiekrechtelijke taak Dagelijks vinden vele raadplegingen plaats van de RDW-registers ten behoeve van handhavingstaken die voortkomen uit wet- en regelgeving van Politie, Justitie, BZK en instanties met een publiek rechtelijke taak. Voorbeelden zijn de Wegenverkeerswet en handhaving op APK- en WAMverplichting. De levering van informatie vindt op twee manieren plaats. De ene manier is de regelmatige, vaak dagelijkse, levering van een vaste set aan gegevens. De andere manier betreft het bevragen van individuele voertuigen bij bijvoorbeeld een verkeerscontrole. Meer dan de helft van de informatieverstrekking betreft de eerste manier en dus frequent herhaalde verstrekkingen. Bijvoorbeeld over voertuigen waar iets mee ‘aan de hand is’ voor de zogenoemde ANPR-controles (automatic numberplate recognition) door de Politie. Een substantieel deel van de gevraagde informatie bestaat uit incidentele en eenvoudige bevragingen, zoals de controle van APKgoedkeuringen. De telling van het aantal informatieverstrekkingen is gerangschikt op ontvanger van de berichten. In 2011 is het aantal informatieverstrekkingen aan Politie, Justitie en BZK met 6% toegenomen vergeleken met vorig jaar. Deze stijging komt door meer online bevragingen via het algemene politie-account. Voertuigbranche In 2011 is 9% meer informatie verstrekt aan de voertuigbranche. Dit komt onder meer door de aansluiting in 2011 van een nieuwe provider. Naast een toename in het volume van tenaamstellingen in 2011 vindt er een structurele stijging plaats in de informatieverstrekking via abonnement en online aan de providers. Ministerie van Financiën De informatieverstrekking aan het ministerie van Financiën is in 2011 gedaald met 13%. In 2010 zijn door de Belastingdienst twee grote specifieke selecties opgevraagd: kentekenbestand RTL-registratie (Registratie Tenaamstelling Leasemaatschappijen) zonder MRB (Motorrijtuigenbelasting) (1,5 miljoen records) en een compleet aanhangwagenbestand inclusief caravans (0,9 miljoen records). Dergelijk selecties zijn in 2011 niet gevraagd, waardoor er minder informatieverstrekkingen zijn geweest. De nieuwe milieumaatregelen die er toe leiden dat er minder voertuigen belastingplichtig zijn hebben wellicht ook bijgedragen aan een daling van de informatieverstrekking aan deze doelgroep. Particulieren De daling van 3% in de informatieverstrekking aan particulieren komt doordat maatregelen zijn getroffen om oneigenlijk gebruik van opvragingen op het particuliere deel van de website tegen te gaan. Hierdoor heeft een verschuiving plaatsgevonden van het aantal bevragingen op het particuliere deel van rdw.nl (OVI-particulier) naar het zakelijke deel (OVI-zakelijk). Verzekeraars De toename van 12% aan informatieverstrekkingen aan verzekeraars komt doordat verzekeraars meer informatie hebben opgevraagd bij de RDW over lopende dekkingen. Klanten van BKR In 2011 heeft de RDW 2,8 miljoen keer de geldigheid van een rijbewijs geverifieerd voor de klanten van het Bureau Krediet Registratie (BKR). Dit zijn voornamelijk banken. Het volume is met 25% gestegen ten opzichte van 2010. Deze stijging komt mogelijk door het minder gunstige economische klimaat. Via het correspondentiekanaal zijn in 2011 ook beduidend meer aanvragen binnengekomen in verband met faillissementen, gerechtsdeurwaarders etc. Gemeenten De afdelingen Burgerzaken, Milieuzaken, Parkeerdiensten en Parkeerbelastingen van gemeenten laten een toename zien van 3%. De afdelingen Burgerzaken zijn de grootste afnemer van informatie. De gemeenten hebben in 2011 online 1 miljoen parkeervergunningen meer aangevraagd dan in 2010. Overigen De overige partijen bestaan onder andere uit het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en de Inspectie Leefomgeving en Transport
27
(voorheen Inspectie I&M). Het aantal informatieverstrekkingen aan deze instanties is 2011 nagenoeg gelijk aan dat in 2010. Overige informatieverstrekking
Doordat de RDW in 2011 de verzekeringsplicht van voertuigeigenaren 100% is gaan controleren in het kader van de wet Vermulderen WAM, zijn 250.000 brieven verstuurd aan voertuigeigenaren. Dit heeft geleid tot een toename van het aantal telefonische bevragingen en een toename van het aantal vragen per e-mail. Ondanks de extra werkdruk die dit met zich meebracht, is de RDW er in geslaagd om de gemiddelde wachttijd per gesprek binnen de norm te houden. Ditzelfde geldt voor de gemiddelde doorlooptijd van beantwoording van e-mail. In 2011 is het aantal schriftelijke informatieverstrekkingen gestegen. Het betreft hier vooral aanvragen in verband met faillissementen, bewindvoering en schuldsaneringen en aanvragen door gerechtsdeurwaarders. Door dit onverwachte extra aanbod is het niet gelukt om de doorlooptijd van de beantwoording binnen de norm te houden. Het aantal bezoeken aan de RDW-site is in 2011 afgenomen en ook zijn er minder brochures en formulieren gedownload. Het blijkt dat klanten voor informatie over de producten/diensten van de RDW ook gebruik maken van andere internetsites zoals apkkeuring.nl, importkenteken.nl, kentekenplaat.nu en vwe.nl. De webselfservice, een tool om gemakkelijk informatie te vinden op de site, wordt steeds meer ontdekt en gebruikt door de bezoekers. DOCUMENTAFGIFTE
28
Kentekenbewijs deel IA Het aantal nieuw afgegeven kentekenbewijzen was in 2011 5% hoger dan in 2010. De versnelde afgifte is met 8% toegenomen, de individuele afgifte is met 8% afgenomen. De toename betreft vooral kleine zuinige voertuigen met belastingvoordeel. Het aantal afgegeven vervangende kentekenbewijzen is in 2011 toegenomen (2%). De stijging van het aantal afgegeven bijzondere kentekenbewijzen met 3% is vooral veroorzaakt doordat in 2011 meer transitokentekenbewijzen zijn afgegeven (46%). Kentekenbewijs deel IB In 2011 zijn op de verschillende afgiftepunten meer tenaamstellingsbewijzen afgegeven. De afgelopen jaren is een verschuiving te zien van tenaamstellingen op Postkantoren naar tenaamstellingen bij de erkende garagebedrijven. Bij de postkantoren is in 2011 een lichte daling van 1% van het aantal afgegeven tenaamstellingsbewijzen geconstateerd. Over 2011 zijn door de RDW erkende garagebedrijven 11% meer tenaamstellingbewijzen dan in 2010 afgegeven. Dit is het gevolg van de toename van het aantal bedrijven met een erkenning Tenaamstellen Voertuigen. Rijbewijzen De gemeenten verzorgen de reguliere afgifte van rijbewijzen. De RDW verzorgt de vernieuwingen van rijbewijzen van Nederlanders die in het buitenland verblijven en doet omwisselingen van buitenlandse rijbewijzen. De levenscyclus van rijbewijzen bedraagt 10 jaar. In oktober 2006 zijn de ‘vette’ jaren aangebroken. Deze lopen tot en met september 2011. Nu is dus weer de periode van de ‘magere’ jaren aangebroken. In de vette jaren worden jaarlijks rond de 1,9 miljoen rijbewijzen afgegeven, in de magere jaren ligt dit rond de 1,2 miljoen rijbewijzen per jaar. Uitvoerverklaring De RDW hief een apart tarief van € 11,55 voor de afgifte van een uitvoerverklaring. In de aanloop naar de begrotingsplannen voor 2012 is vastgesteld dat de kosten verbonden aan deze afgifte voortaan volledig kunnen worden gedekt door het algemene tarief voor de kentekenbewijzen. Met ingang van 1 september 2011 is besloten om dit tarief te laten vervallen. De uitvoerverklaring wordt hiermee net als het vrijwaringsbewijs voortaan als een registratiebeëindiging van een voertuig aangemerkt. Voor het vrijwaringsbewijs rekent de RDW ook geen apart tarief. Het Besluit tarieven Dienst Wegverkeer is dienovereenkomstig aangepast. De directie heeft zich beraden op eerder ontvangen betalingen terzake en na zorgvuldige belangenafweging een prudente positie in de financiële verantwoording opgenomen. BEZWAAR EN BEROEP De RDW neemt een veelheid aan besluiten waartegen burgers en bedrijven bezwaar kunnen maken op grond van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Daarnaast legt de RDW als toezichthouder sancties op aan erkenninghouders en keurmeesters. Ook hier bestaat de mogelijkheid van bezwaar, voorlopige voorziening en beroep.
29
Ten opzichte van het voorgaande jaar is het totaal aantal ingediende bezwaren- en beroepschriften en gevraagde voorzieningen iets toegenomen. De RDW heeft op 1 oktober het toezichtbeleid aangepast. Door deze aanpassing wordt een erkenning of een bevoegdheid in bepaalde gevallen sneller definitief beëindigd. Namelijk als bij één bedrijfsbezoek meerdere overtredingen zijn vastgesteld. Dit kan tot een lichte stijging van het aantal ingediende bezwaarschriften leiden. De RDW is in 2011 overgegaan tot intensivering van de registercontrole met als gevolg dat inmiddels 100%-controle op verzekeringen APK-plicht plaatsvindt. Dit verklaart eveneens een toename van het aantal bezwaren. Afhandeling bezwaar en beroep
In de afgehandelde bezwaar- en beroepzaken is geen significant verschil ten opzichte van het voorgaande jaar te bespeuren. KLACHTEN EN OMBUDSMANZAKEN Klachten In 2011 zijn totaal 852 klachten binnengekomen bij de RDW. Dat is een daling van 7% ten opzichte van het totaal aantal klachten in 2010. Bij de divisie Registratie & Informatie is het aantal klachten gedaald met 12%, bij de divisie Voertuigtechniek met 6%. De daling in klachten wordt onder meer veroorzaakt doordat in 2011 meer aandacht is besteed aan het voorkomen van ‘menselijke’ fouten. De RDW hoopt deze trend in 2012 voort te kunnen zetten door onder meer op klachtenpatronen te letten en daarop gerichte maatregelen te treffen. De klachtenindex ligt bij de RDW al enige jaren fors onder de 1% (evenals vorig jaar gemiddeld 0,12%). Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt dat het aantal klachten relatief gezien zeer laag is ten opzichte van de totale geleverde productie (zoals aantal uitgevoerde keuringen, gefactureerde orders en afgegeven ontheffingen). In 2011 is 90% van de klachten binnen de RDW-norm van vier weken afgehandeld. Ten opzichte van 2010 is dit een lichte daling. 95% van de klachten is binnen de wettelijke termijn van zes weken afgehandeld. Ook hier is sprake van een lichte daling ten opzichte van vorig jaar. Dit heeft vooral te maken met de overdracht van taken en wisselingen van medewerkers binnen de divisie Voertuigtechniek.
30
Nationale ombudsman Op grond van de wet Nationale Ombudsman kan een burger een klacht indienen over de RDW. De Nationale ombudsman stelt in beginsel geen onderzoek in voordat de interne klachtenprocedure bij de RDW is doorlopen.
Er zijn in 2011 meer ombudsmanzaken binnengekomen dan in 2010. Van de 21 binnengekomen klachten in 2011 zijn zeventien zaken in behandeling genomen via de interne klachtenprocedure bij de klachtencoördinatoren. Van deze zeventien klachten zijn tien klachten ongegrond verklaard door de RDW, vijf klachten zijn gegrond verklaard, één klacht is deels gegrond verklaard en één klacht is ter behandeling doorgestuurd naar de Belastingdienst (deze was ten onrechte naar de RDW gestuurd). Alle klachten zijn binnen de daarvoor gestelde termijnen afgehandeld. De Nationale Ombudsman is in vier gevallen een onderzoek gestart. Deze vier klachten zijn uiteindelijk gebundeld in twee onderzoeken van de Nationale Ombudsman. De RDW heeft de in dit kader door de Nationale Ombudsman gestelde vragen beantwoord. De onderzoeken in die zaken lopen nog.
31
1.5
Human Resources: de medewerkers
Personele bezetting De gemiddelde bezetting na correctie PAS-regeling over 2011 was 1.349,7 fte. De verdeling van de eindbezetting over de verschillende organisatieonderdelen is als volgt:
Leeftijdsopbouw De gemiddelde leeftijd van de RDW-medewerker in 2011 is 47,3 jaar. Een stijging van 0,5 jaar ten opzichte van het voorgaande jaar. De afdeling OVR is de afdeling met de hoogste gemiddelde leeftijd (55,7 jaar). De afdeling met de langste gemiddelde diensttijd (25,5 jaar) is de afdeling OVR. De afdeling SEO is met een gemiddelde leeftijd van 38,8 jaar de ‘jongste’ afdeling. De afdeling SEO is ook de afdeling met de kortste gemiddelde diensttijd (6,6 jaar). De gemiddelde diensttijd bij de RDW is 16,4 jaar, 32 % van de medewerkers is vrouw. Dit is vrijwel gelijk aan het percentage werkzame vrouwen in voorgaande jaren. In- en uitstroom In 2011 traden er 40 nieuwe medewerkers in dienst (2010: 22). 48 Medewerkers hebben de RDW verlaten (2010: 75). Verder is er een afname van 4 medewerkers, omdat de kosten van deze medewerkers niet door de RDW worden gedragen. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim in 2011 bedroeg 4,5%. Dat is gelijk aan 2010. Gemiddeld meldt een medewerker zich 1,3 keer per jaar ziek. In 2010 was dit 1,6 keer. De gemiddelde verzuimduur was 12,7 kalenderdagen, een toename van 1,7 dag ten opzichte van 2010. Opleidingskosten In 2011 is gemiddeld € 1.070 per medewerker geïnvesteerd in opleiding en training. Dat komt overeen met 1,8% van de loonsom. Dit is inclusief training ‘on the job’, heroriëntatie, persoonlijk opleidingsbudget, managementleergang TOOLS en de O&P-trajecten (Ontwikkeling & Professionalisering).
32
1.6
Financiële resultaten 2011
FINANCIËLE RESULTATEN De begroting van 2011 was omgeven door onzekerheden. Na het onverwacht sterke herstel in 2010 van de crisis vreesden velen voor een dubbele dip. Daarnaast was tijdens het FMB-proces nog ongewis tot welke maatregelen het nieuwe Kabinet zou besluiten en in welke mate dit de RDW of de klanten van de RDW zou raken. De verwachtingen van het CPB onderschreven de schattingen van de RDW, dat de volumes in 2011 licht zouden stijgen ten opzichte van 2010. Door in het FMB2011 goed naar de kosten te kijken ontstond voor 2011 positief beeld: dalende fte’s, geen tariefstijging, kostendekkende taakclusters binnen de bandbreedte, behoud kwaliteit dienstverlening en toch ook ruimte voor vernieuwing. Per saldo was een tekort van € 0,5 miljoen begroot. Halverwege 2011 bleek de omzet op vooral ‘Afgifte Documenten’ en ‘Overige Inkomsten’ circa € 3 miljoen hoger uit te komen dan verwacht. De kosten kwamen door lagere te activeren projectkosten en een verlenging van het contract met de leverancier van het mainframe echter ook circa € 3 miljoen hoger uit. Daardoor bleef de prognose nagenoeg gelijk aan de begroting. Uiteindelijk kwam de realisatie in 2011 uit op een tekort van € 0,7 miljoen. Dit werd vooral beïnvloed door een meevaller in de overige inkomsten door de overdracht van de Berichtenbox (€ 4,3 miljoen), een kostenstijging inzake de uitvoerverklaring (€ 2,4 miljoen) en van de herijking van de PASvoorziening (€ 2,4 miljoen).
De opbrengsten stegen in 2011 met € 6,2 miljoen naar afgerond € 194,7 miljoen. Op nacalculatie bedroeg de tariefsverhoging 0,0%. Hierin is geen rekening gehouden met het tarief voor de uitvoerverklaring dat per 1 september 2011 verviel. De omzetstijging werd voor het grootste deel veroorzaakt door een stijging in het cluster ‘Overige Inkomsten’ vanwege de overdracht van de Berichtenbox aan Logius (€ 4,3 miljoen) en in het cluster ‘Afgifte Documenten’ (€ 1,1 miljoen). Dit betrof vooral de afgifte van kentekenbewijzen delen IA en IB en schorsingen. De verkoop van 33
personenauto’s nam toe als gevolg van gunstige fiscale regelingen voor zuinige auto’s met een lage CO2-uitstoot. Onderstaande tabel geeft de omzetveranderingen op de diverse clusters weer:
De omzetmutaties op de betreffende clusters kwam door verandering van volumes. Twee stijgingen vallen op. Vooral door de 100%-handhaving WAM steeg de omzet van ‘Overige Clusters’ met 45%. De ‘Overige inkomsten stegen vooral door de overdracht van de Berichtenbox aan Logius. De daling bij de ‘Afgifte Rijbewijzen’ werd, naast een onvolledige volumeschatting, veroorzaakt door de omslag in de rijbewijscyclus. Het omslagpunt van de vijf jaren met een hogere afgifte naar de vijf jaren met een lagere afgifte dan gemiddeld lag in oktober 2011. De bedrijfslasten stegen in 2011 met € 7,6 miljoen tot een niveau van afgerond € 195,6 miljoen. Belangrijkste oorzaken waren de mutaties in de voorzieningen voor personele lasten, de externe inhuur voor projecten, de eenmalige verlenging van het onderhoudscontract met de leverancier van het mainframe, het vervallen van de uitvoerklaring en het per saldo deactiveren van zelfontwikkelde software. Daartegenover stonden lagere kosten voor uitbesteed werk, afschrijvingskosten en bijzondere baten en lasten. De personele bezetting nam, na de daling in 2010 (53 medewerkers), ook in 2011 af. In 2011 daalde de bezetting met 12 medewerkers naar 1.485 medewerkers (1.343,5 fte). De gemiddelde personele bezetting in 2011 was 1.349,7 fte (na correctie PAS-regeling). De lonen en salarissen stegen € 2,3 miljoen vooral door € 1,6 miljoen mutatie in de personeelsvoorzieningen. Dit werd voor het grootste gedeelte veroorzaakt door een stijging van het aantal deelnemers aan de PAS-regeling (exclusief bijzondere last PAS-regeling) en de wijziging van de gebruikte rentevoet. De externe inhuur voor projecten steeg met € 4,1 miljoen. Dit kwam enerzijds door de temporisering van projecten die in 2010 eenmalig was doorgevoerd. Anderzijds werden voor de realisatie van de migratie van het mainframe naar het Winframe in 2011 extra inspanningen geleverd. De verlenging in 2011 van het onderhoudscontract met de leverancier van het oude mainframe leidde tot extra lasten van € 1,5 miljoen. Er werden in 2011 geen projecten gerealiseerd die tot activering leidden (2010: € 1,4 miljoen). Daarnaast vond er een desinvestering op de activa plaats voor projecten die door een lager economisch voordeel dan voorzien of door een langere terugverdientijd niet langer geactiveerd konden worden ( € 1,5 miljoen hogere kosten). Ten opzichte van de begroting werd bezuinigd op uitbesteed werk. In 2011 waren de kosten van uitbesteed werk uiteindelijk € 2,7 miljoen lager dan in 2010. Dit werd mede veroorzaakt door de grote uitgaven voor de schadeloosstelling voor het NAP-register en voor Servicehuis Parkeren in 2010.
34
De belangrijkste projecten/ programma’s waaraan in 2011 is gewerkt, zijn:
De totale afschrijvingskosten kwamen in totaal € 2,6 miljoen lager uit dan in 2010. Dit kwam onder andere doordat de kantoorautomatisering niet langer geactiveerd en afgeschreven werd. In 2010 was hiervoor nog een extra afschrijvingslast genomen (€ 0,9 miljoen), in 2011 werden er dus geen afschrijvingskosten meer geboekt. Op veel zelfontwikkelde en gekochte software werd in 2011 minder afgeschreven door achterblijvende investeringen ten opzichte van gepland. In de bijzondere baten en lasten was in 2010 € 4,2 miljoen geboekt voor de vorming van een voorziening voor het toekomstige gebruik van de PAS-regeling waarvan de verplichting feitelijk op balansdatum is ingegaan. De voorziening was in 2010 beperkt tot de huidige deelnemers, omdat de daarbij behorende uitstroom van middelen betrouwbaar in te schatten is. Op dit moment vinden de CAO-besprekingen plaats waarbij het de intentie is van een individuele naar een collectieve regeling te migreren. De verwachte instroom tot 2013 is daarmee ook goed in te schatten. Daarom is een aanvullende voorziening in 2011 van € 2,4 miljoen getroffen. Inzake de uitvoerverklaringen is een last van € 2,4 miljoen genomen samenhangend met het opnemen van restitutieverplichtingen. Per saldo betekent dit dat de bijzondere baten en lasten € 0,6 miljoen hoger waren dan in 2010. Het netto resultaat in 2011 is een tekort van € 0,7 miljoen. De nadelige afwijking van € 0,2 miljoen ten opzichte van het begrote exploitatietekort van € 0,5 miljoen ontstond in hoofdzaak door componenten van de hiervoor genoemde meevallende omzet en kostenstijging. Eigen vermogen en reserves Met een netto nadelig resultaat van - € 0,7 miljoen nam het eigen vermogen met 1,7% af tot € 43,6 miljoen. Het eigen vermogen kwam wel € 2,7 miljoen hoger uit dan in het FMB van 2011 was begroot. Dit kwam vooral, omdat het resultaat in 2010 hoger was dan bij het opstellen van de begroting van 2011 werd voorzien. De structurele reserve kwam met 17,1% onder de maximale 20% van het balanstotaal uit. De solvabiliteit lag met 49,7% ruim boven het met de Raad van Toezicht overeengekomen minimum van 30% van het balanstotaal. Investeringen De investeringen in materiële en immateriële vaste activa bedroegen in 2011 € 5,6 miljoen. € 4,4 miljoen is geïnvesteerd in onder andere de verbouw van het APK-centrum Nederland in Zwolle, de verbouw van de balie van de Klantenservice in Zoetermeer en investeringen in het huisvestingsconcept ‘Het Nieuwe Werken’. Daarnaast werd er € 0,7 miljoen geïnvesteerd in keuringsapparatuur. Treasury Sinds 2003 participeert de RDW in het zogeheten schatkistbankieren. Hierbij roomt het ministerie van Financiën dagelijks de standen op de bankrekeningen van de RDW af. De RDW ontvangt interest over het positieve saldo. In 2010 werd een leencapaciteit van € 5,0 miljoen overeengekomen met het 35
ministerie van Financiën. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu gaf een garantie af voor de nakoming van de rente- en aflossingsverplichtingen uit deze overeenkomst. Aanvullend werd een leencapaciteit van € 9 miljoen overeengekomen met de Rabobank, waarvan € 5 miljoen voorwaardelijk. De liquiditeit daalde in 2011 met € 2,4 miljoen naar € 11,2 miljoen. FINANCIËLE VOORUITZICHTEN In het FMB 2012 is rekening gehouden met het herstel dat in 2011 heeft plaatsgevonden. Cumulatief wordt in 2012 met een nagenoeg gelijke omzet gerekend, als was geprognosticeerd voor 2011. De kostenbesparingen door inkrimping van de personele bezetting werken ook in 2012 door. Het verwachte exploitatietekort voor 2012 komt hiermee uit op € 2,0 miljoen. Deze verwachting dateert van juni 2011. Daarbij was nog geen rekening gehouden met de verwachte voorspellingen van het CPB voor BBP en werkeloosheid in 2012. De economische ontwikkelingen zijn onzeker. Om tijdig te kunnen anticiperen, werkt de RDW continu scenario’s uit waarin de effecten van daling van het BBP worden uitgewerkt. Deze scenario’s worden gekoppeld aan besparingsvoorstellen per wettelijk taakcluster. Omzet en tariefontwikkeling Voor 2012 wordt een omzetdaling van € 2 miljoen verwacht ten opzichte van 2011. In het FMB 2012 is gerekend met een tariefswijziging van gemiddeld genomen -1,4%. Dit is inclusief het vervallen tarief voor de uitvoerverklaring. Kostenontwikkeling In het FMB 2012 is voorzien in een kleine en vooral tijdelijke groei van het personeelsbestand met minder dan 1% tot 1.408,2 fte. De stijging van het personeelsbestand in combinatie met kosten voor loonindexeringen en periodieken leiden tot een stijging van de personele kosten met € 1,0 miljoen ten opzichte van 31 december 2011. In 2012 stijgen de kosten voor vorming en opleiding ten opzichte van de prognose 2011. Dit komt door de invulling van het ontwikkelings- en professionaliseringstraject (O&P), kosten van het persoonsgebonden budget volgens de CAO en door de onderuitputting in 2011 in afwachting van het O&P-traject. De variabele kosten dalen, omdat de rijbewijscyclus zich in de jaren van een lagere afgifte dan gemiddeld bevind. De projectkosten stijgen vooral door kosten waar ook omzet tegenover staat (€ 2,3 miljoen). Lagere afschrijvingskosten (€ 1,1 miljoen) ontstaan vooral doordat de oude machines van het mainframe halverwege 2011 werden afgeschreven. Reserves De in het FMB 2012 verwachte eindwaarde van het eigen vermogen per eind 2011 was € 43,8 miljoen. Na de definitieve vaststelling van het resultaat zal deze in 2011 uitkomen op € 43,6 miljoen. De structurele reserve bedraagt circa 17,1% van het balanstotaal. De verwachting is dat de reserve ook bij krimpende of negatieve groei van het BBP, in 2012 toereikend is. De conjunctuurreserve daalt conform het FMB 2012 met € 0,6 miljoen. Uitgaande van de reserve per 31 december 2011 daalt deze reserve daardoor tot € 8,5 miljoen per eind 2012. De bestemmingsreserve Rijbewijzen daalt conform het FMB 2012 met € 1,5 miljoen naar € 9,5 miljoen. De reserve Flankerend beleid was voorzien voor de effecten van de verdere uitwerking van de Vernieuwing Rijksdienst. De resterende reserve Flankerend beleid is nu bestemd voor maatregelen om te groeien naar een High Performance Organisatie. Hiervoor maakt de RDW een voorstel. De reserve Beleidsinitiatieven is gecreëerd voor de uitvoering van nieuw beleid en is voorlopig bestemd voor kosten die volgen uit de vernieuwing van het kentekendocument. Investeringen en financiering De investeringen groeien van € 5,6 miljoen naar € 15,5 miljoen in 2012. Voor de immateriële investeringen is € 2,0 miljoen begroot. De begroting voor investeringen in materiële vaste activa bedraagt € 12,9 miljoen. Hierin is onder meer is € 3,7 miljoen opgenomen voor de renovatie in Veendam. Er moet groot onderhoud plaatsvinden en diverse inventarissen en de verplaatsbare 36
kantooreenheden zijn aan vervanging toe. Om de ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten , vindt een herindeling plaats op basis van het concept ‘Het Nieuwe Werken’. De totale investeringen bedragen circa € 10 miljoen verdeeld over 3 jaar. Daarnaast wordt er onder meer € 1,6 miljoen geïnvesteerd in periodiek onderhoud aan de keuringstations en € 2,6 miljoen in apparatuur voor de productie van documenten en in hardware. Met het begrote exploitatieverlies en onder druk van de investeringen komt de liquiditeit per eind 2012 lager uit dan per eind 2011.
37
1.7
In control verklaring
I. Visie en ambities ten aanzien van de bestuursmededeling en het in control zijn De directie van de RDW ziet risicomanagement als een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering. Het risicobeheersingsplan wordt jaarlijks geactualiseerd door het management van de RDW, waarna het wordt afgestemd met de auditcommissie en de Raad van Toezicht. Op basis van de risicoanalyse zijn strategische restrisico’s gedefinieerd, oorzaak en gevolg in kaart gebracht en zijn preventieve actieplannen opgesteld. Deze plannen zijn geïntegreerd in de afdelingsplannen van de divisies en afdelingen. In 2011 zijn deze voortvarend opgepakt. II. Toelichting op het door de organisatie gehanteerde risicomanagementraamwerk Risicoanalyse De RDW beschikt over een actuele risicoanalyse die door het management is opgesteld. Op basis van deze analyse zijn strategische restrisico’s gedefinieerd, zijn oorzaak en gevolg in kaart gebracht en zijn preventieve actieplannen opgesteld. Deze plannen zijn geïntegreerd in de afdelingsplannen van de divisies en afdelingen. In het laatste kwartaal van het jaar wordt de risicoanalyse voor het volgend jaar geactualiseerd. Interne beheersmaatregelen Op basis van de bestaansgrond en de missie van de RDW is de strategie opgesteld. In dit plan zijn strategische doelstellingen geformuleerd waarmee de RDW aangeeft via welke weg het op langere termijn de missie wil realiseren. De strategie wordt jaarlijks op actualiteit bezien en eens per drie jaar vernieuwd. Daarbij vindt afstemming plaats met de Raad van Toezicht, het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de ondernemingsraad (OR) en medewerkers van de RDW. Vervolgens wordt het plan nog aangepast en eind januari verspreid binnen de organisatie, aan de OR en aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De verschillende projecten en activiteiten die we bij de RDW uitvoeren om de dienstverlening te verbeteren en de organisatie op een hoger plan te brengen, zijn terug te vinden in de jaaragenda. Deze zijn dus de concrete invulling van hoe de strategische doelstellingen worden gerealiseerd in het betreffende jaar. Op basis van de strategie en de jaaragenda worden de divisie- en afdelingsplannen opgesteld. In deze plannen staat hoe de verschillende divisies en afdelingen bijdragen aan het realiseren van de jaaragenda, en daarmee aan de strategie. Afspraken uit die divisie- en afdelingsplannen worden opgenomen in zogenoemde managementcontracten. Deze dienen om gedurende het jaar goed te kunnen bekijken of en hoe de activiteiten worden uitgevoerd. Per kwartaal bespreekt de directie de voortgang met de divisie- en afdelingsmanagers. Er zijn interne beheersmaatregelen (zoals procedures) voor het maken van de begroting, de financiële administratie en verslaglegging, voor primaire en ondersteunende processen en voor geprogrammeerde controles en logische toegangsbeveiliging. De interne controleafdeling van de RDW ziet toe op de naleving van deze beheersmaatregelen. In een enkel geval gebeurt dat in samenwerking met de externe accountant. Jaarlijks wordt hierover gerapporteerd aan de directie en de Raad van Toezicht. Zo nodig volgen verbeteracties. De voortgang van de verbeteracties wordt met de directie en de Raad van Toezicht besproken. Binnen de RDW wordt de Prince2-methodiek toegepast voor projectbeheersing. Per kwartaal wordt gerapporteerd over de voortgang van de projecten aan het MT, de directie en de Raad van Toezicht. Handvest Publieke Verantwoording In het kader van het Handvest Publieke Verantwoording wordt de RDW periodiek gevisiteerd door het Visitatiecollege. Het object is de manier waarop de RDW zijn publieke verantwoording organiseert en daaraan invulling geeft. De aandachtspunten uit deze Visitatie worden verwerkt in de managementcontracten van het MT. De voortgang wordt elk kwartaal besproken met de directie.
38
Betrouwbaarheidsmanagement Vele partijen maken gebruik van de gegevens die bij de RDW zijn opgeslagen. Betrouwbaarheid van deze gegevens is dus uitermate belangrijk. Een goede beveiliging van de systemen en van de communicatie met andere organisaties is een vereiste. Betrouwbaarheidsmanagement bij de RDW bestaat uit verschillende elementen. Audits De RDW voert diverse audits uit. Een daarvan is de audit waarbij wordt gekeken of de registers, processen en beheersingsmaatregelen voldoen aan het door de directie geaccordeerde normenkader. In 2011 zijn drie audits uitgevoerd: één op het Basis Kenteken Register (BKR), één op het Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificaten Register (CRB) en één op het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR). De audits hebben aangetoond dat de systemen voldoen aan de daaraan gestelde normen. Ook in 2012 zullen audits plaatsvinden, in ieder geval op het BKR en het CRB. BKR en CRB Door de externe accountant is in 2011 vastgesteld dat het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevensverwerking in en rondom deze registers voldeed aan de in opzet, bestaan en werking gestelde normen. Nieuw beveiligingsconcept In 2010 is het ICT Bedrijf van RDW gecertificeerd conform ISO 27001, een internationale standaard voor informatiebeveiliging. Belangrijk aspect is het kwantificeren van risico’s en op basis hiervan beheersmaatregelen te implementeren. In 2011 is gewerkt aan het gereed maken voor certificering van de rest van de RDW. De verwachting is dat de RDW in 2012 als geheel gecertificeerd zal worden voor ISO 27001. VIR De RDW moet voldoen aan het VIR, het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid. Onderdeel van het VIR is het evalueren en zo nodig aanpassen van het beveiligingsbeleid. In 2011 heeft de externe accountant als onafhankelijke auditor vastgesteld dat de RDW voldoet aan het VIR, waarmee de RDW dus ‘VIR-proof’ is. De verwachting is dat het VIR-voorschrift op termijn uit het nieuwe Toezichtsarrangement verdwijnt.
III. Risico’s en voorgestelde beheersingsmaatregelen Het risicobeheersingplan van de RDW geeft twee aandachtsgebieden aan voor mogelijke risico’s: politiek en slagvaardigheid. Politiek: De RDW is voor de taakuitvoering afhankelijk van besluitvorming in ‘Den Haag’ en in toenemende mate van ‘Brussel’. Deze afhankelijkheid van de politiek beïnvloedt onze bedrijfsvoering en daarmee de dienstverlening aan de verschillende doelgroepen. De RDW hecht daarom aan goede samenwerking en overleg met verantwoordelijke ministeries. Transparante communicatie en verantwoording over meerjarenplannen en bedrijfsvoering hoort daarbij. -
Bezuinigingen nieuwe Kabinet: Het kabinet Rutte heeft in het Regeerakkoord de intentie uitgesproken om tot meer samenwerking te komen tussen overheidsorganisaties. Los van de eigen ambitie om meer met en voor andere publieke organisaties te werken, gaat de RDW op zoek naar mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan een compactere rijksdienst.
Slagvaardigheid: Het is belangrijk dat de RDW tijdig en slagvaardig inspeelt op veranderingen in zijn omgeving. Om dit goed te kunnen doen moeten de interne organisatie, de IT-systemen, de personele kwantiteit en kwaliteit afgestemd zijn op de marktbehoefte. Voorwaarden zijn onder meer een goede financiële basis en innovatief vermogen op het gebied van proces- en ICT-vernieuwing.
39
-
Stagnerende of negatieve groei (recessie) In augustus 2011 is de eurocrisis verdiept door discussie over de kredietstatus van de Verenigde Staten en de zorgen over de financiële situatie van Griekenland en andere Europese lidstaten. Het risico is groot dat de economische groei opnieuw stagneert of krimpt en de lang gevreesde dubbele recessie plaats vindt. In de MEV van september 2011 heeft het CPB de voorspellingen voor het BBP, de werkeloosheid en de koopkracht voor 2012 bijgesteld van 1,5 naar 1 %; van 4 naar 4,25 % en van -0,75 naar -1 %. Deze bijstelling leidt in 2012 tot een € 1,8 miljoen lagere omzet bij afgifte van documenten. Tekorten uit de lagere afgifte van kentekendocumenten kan de RDW uit de conjunctuurreserve dekken. Tekorten bij overige taakclusters uit de flexibele schil van overwerk, tijdelijk personeel en aanvullende kostenbesparingen. Het weerstandsvermogen van RDW is op peil.
-
Vergrijzing RDW personeel De gemiddelde leeftijd van de vaste personele bezetting van RDW was in 2011 47,3 jaar en stijgt jaarlijks. Uit analyse van het personeelsbestand blijkt dat tot en met 2020; 331,1 fte zal uitstromen als gevolg van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit is 23,9% van het huidige personeelsbestand. Het is essentieel om na te denken over noodzakelijke acties om verlies van capaciteit en (ervarings)kennis op te vangen en te borgen. Tegelijkertijd heeft de RDW de ambitie door te groeien naar een ‘High Performance’ organisatie. Dit doet een kwalitatief beroep op de medewerkers van de RDW. In 2011 is de strategische personeelplanning RDW opgeleverd. Daarmee is de basis gelegd voor planmatige opvang van de verwachte uitstroom. Ook de herstructurering van VT (V10) levert hier aan een bijdrage. In het strategisch HR-plan van de RDW staan meerdere activiteiten gepland om capaciteit en kennis op peil te houden.
-
Open data De RDW is voorstander van ‘open data’. Het is noodzakelijk de effecten daarvan op het businessmodel van de RDW tijdig in kaart te brengen. Het gaat dan met name om de vraag of overheidsdata gratis aan andere overheden en de samenleving geleverd gaan worden. Of dat er ook een financiële vergoeding tegenover mag staan. Deze discussie speelt zowel op EU-niveau als binnen Nederland. Waarschijnlijk vindt in 2012 de herziening van de richtlijn van de Europese Commissie ‘Public Sector Information’ plaats. Vooruitlopend op deze ontwikkeling heeft de RDW besloten te onderzoeken hoe met de effecten van ‘gratis’ informatieverstrekking in een tariefgefinancierd model om te gaan. Dat vindt plaats in 2012.
De RDW houdt, naast specifieke reserves en/of voorzieningen, een structurele reservepositie van maximaal 20% van het balanstotaal aan voor het geval de risico’s zich manifesteren. IV In control statement Verantwoordelijkheden en toetsingen De directie is verantwoordelijk voor de opzet en werking van de op de RDW toegesneden interne risicobeheersings- en controlesystemen. Deze systemen zijn ingericht om significante risico’s te beheersen en om de realisatie van operationele en financiële doelstellingen te waarborgen. De interne risicobeheersings- en controlesystemen van de RDW kunnen echter geen absolute zekerheid bieden tegen het niet realiseren van de doelstellingen van het bedrijf; noch kunnen deze systemen alle onjuistheden van materieel belang, verlies en fraude geheel voorkomen. In 2004 is de ‘Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners’ door de Handvestgroep Publiek Verantwoorden opgesteld. Om zijn verantwoordelijkheden te kunnen dragen, heeft de directie de interne risicobeheersings- en controlesystemen van de RDW gedurende het verslagjaar op systematische wijze geanalyseerd, geëvalueerd en bewaakt. De directie heeft de effectieve werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen vastgesteld. Zowel de opzet, de werking en de aangebrachte significante verbeteringen zijn besproken met de Auditcommissie en de Raad van Toezicht.
40
Conclusie De directie is van mening dat de risicobeheersings- en controlesystemen adequaat zijn ingericht en effectief hebben gewerkt. Het geheel van de hierboven bedoelde werkzaamheden heeft geen indicaties opgeleverd die afbreuk doen of zouden moeten doen aan onze conclusie. De directie Zoetermeer, 9 maart 2012
41
1.8
Governance
RDW De RDW is een tariefgefinancierd, zelfstandig bestuursorgaan dat op basis van de Wegenverkeerswet wettelijke, en door de minister van Infrastructuur en Milieu opgedragen taken uitvoert. Het bestaande Toezichtsarrangement van de RDW wordt op dit moment geëvalueerd in de context van de Kaderwet ZBO’s. Hieronder een overzicht van de taken en bevoegdheden van de diverse partijen: Minister van Infrastructuur en Milieu > Heeft ministeriële eindverantwoordelijkheid over de RDW. > Houdt toezicht op hoofdlijnen op het functioneren van de RDW. > Wordt geïnformeerd door de Raad van Toezicht en de directie van de RDW. > Geeft goedkeuring aan onder meer de begroting en de tarieven. > Benoemt de leden van de Raad van Toezicht. > Keurt de bezoldiging van de directie goed. Raad van Toezicht > Ziet toe op de werkzaamheden van de directie en staat die met raad ter zijde. > Geeft goedkeuring aan onder meer de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening, het rechtspositiereglement van het personeel, de bezoldiging van de directie en investeringen. > Legt verantwoording af aan de Minister over het eigen functioneren. > Heeft een Auditcommissie en een Remuneratiecommissie. > Benoemt de leden van de directie. > Bestaat uit vijf leden. Directie RDW > Is belast met de dagelijkse leiding van de RDW. > Is verantwoordelijk voor de uitvoering van de opgedragen taken. > Ziet toe op een correcte naleving van mandaatregelingen, het informatiestatuut, het reglement voor het financiële beheer en van toepassing zijnde wet- en regelgeving. > Laat zich daarbij bijstaan door een managementteam. > Legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht en de Minister over het gevoerde beleid. > Verstrekt de Minister inlichtingen die deze ten behoeve van zijn taakuitoefening nodig oordeelt. > Bestaat uit twee leden. OVERIGE BELANGHEBBENDEN Ter afstemming van (beleids-)ontwikkelingen voeren de RDW en haar belangrijkste opdrachtgever, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, naast het periodieke overleg met de directie en met de Raad van Toezicht, gestructureerd overleg in een aantal overleggremia. Voor een goede uitvoering van de publieke taken onderhoudt de RDW op gestructureerde wijze relaties met diverse ministeries en overheidsinstellingen, verschillende sectoren in de voertuigbranche, verzekeraars, leasemaatschappijen en met individuele branche- en belangenorganisaties. Managementoverleg Implementatie (MOI) Het MOI bewaakt de voortgang en implementatie van regelgeving en richtlijnen. Coördinatieberaad Voertuigbeleid (CBV) Het CBV richt zich op beleidsvoorbereiding, implementatie en uitvoering van (inter)nationale regelgeving op voertuigtechnisch gebied. 42
Coördinatieberaad Documenten en Informatie (CDI) Het CDI richt zich op beleidsvoorbereiding, implementatie en uitvoering van (inter)nationale regelgeving op het gebied van documenten en gegevens van voertuigen en hun eigenaren. Voor rijbewijzen voeren het Ministerie en de RDW daarnaast overleg met de overige ketenpartners binnen de rijbewijsketen in het Coördinatie Overleg Rijbewijzen en Certificaten (CORC). In 2012 zullen CBV en CDI worden samengevoegd om het overleg efficiënter te laten verlopen. Overlegorgaan Centrale Ontheffingsverlening (OCOV) In het OCOV geïnitieerd door de RDW, neemt de overheid deel (KLPD, BVOM, I&M, Rijkswaterstaat, IPO, VNG, Unie van Waterschappen) en belangenorganisaties (TLN, EVO, Cumela, Vereniging Transportbegeleiders (VTB), Vereniging Vertikaal Transport (VVT)). Gebruikersoverleg voertuigbranche Het gebruikersoverleg voertuigbranche bevordert de aansluiting tussen de werkwijze van de voertuigbranche en de RDW. Het bespreekt naast onderwerpen op voertuigtechnisch gebied en regelgeving ook tarieven van de RDW, de strategie en de jaaragenda van de RDW. Deelnemers zijn vertegenwoordigers van de RDW en organisaties uit de voertuigbranche. Branche Begeleidingsgroep (BBG) De Branche Begeleidingsgroep overlegt periodiek over voertuigdocumenten en registratie, en stemt specifieke onderwerpen, nieuwe diensten en voornemens van de RDW af. Deelnemers zijn vertegenwoordigers van de RDW en verschillende brancheorganisaties. Stichting Overlegorgaan APK (SO APK) Deze stichting adviseert de minister van Infrastructuur en Milieu over aangelegenheden in het kader van de APK. Deelnemers zijn alle bij de APK betrokken partijen. Providers Er zijn diverse overleggen met providers. Structureel en regulier vindt overleg plaats met de providers op het gebied van de dienstverlening (communicatiediensten en informatiediensten). Indien wenselijk worden ook thematische bijeenkomsten georganiseerd. Dit laatste is afhankelijk van de wijzigingen die doorgevoerd worden en die de dienstverlening met de providers raken. PUBLIEKE VERANTWOORDING De maatschappelijke positie van de RDW vereist een kwalitatief hoge dienstverlening en een zorgvuldige publieke verantwoording. Om daar invulling aan te geven is de RDW onder meer lid van de Rijksbrede Benchmarkgroep, de Manifestgroep en de Handvestgroep Publiek Verantwoorden. Rijksbrede Benchmarkgroep Deze groep bestaat uit 34 uitvoeringsorganisaties die zich regelmatig met elkaar vergelijken daar waar het de bedrijfsvoering betreft. De aangesloten organisaties hebben als doel gesteld van elkaar te leren om zodoende de bedrijfsvoering te verbeteren. Zie ook www.rbb-groep.nl. Manifestgroep Sinds 2005 is de RDW lid van de Manifestgroep. In totaal doen veertien grote uitvoeringsorganisaties hieraan mee. De leden van de Manifestgroep spannen zich gezamenlijk in om de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren.
43
Handvestgroep Publiek Verantwoorden en Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners De Handvestgroep Publiek Verantwoorden bestaat uit veertien uitvoeringsorganisaties. Ze wil zich naast het afleggen van verantwoording aan de verantwoordelijke minister vanwege diens ministeriële verantwoordelijkheid, tevens publiek verantwoorden over de kwaliteit van dienstverlening. De leden handelen daarbij volgens de thema’s Kwaliteit, Prijs/Prestatie, Transparantie en Responsief handelen en participatie. Toetsing aan deze thema’s vindt plaats via periodieke visitaties door een onafhankelijk visitatiecollege. Bij de RDW is in 2003 en 2009 een dergelijke visitatie uitgevoerd. Daarnaast geven de leden van de Handvestgroep uitvoering aan de ‘Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners’. Deze door de groep opgestelde code bevat regels waar de bedrijfsvoering aan moet voldoen en hoe hierover publiekelijk verantwoording moet worden afgelegd. De RDW onderschrijft de code. Bij de implementatie ervan binnen de RDW zijn de reglementen van directie en raad van toezicht aangepast, zijn de relevante documenten op de website geplaatst en is zowel de reguliere jaarverslaglegging als die van de Raad van Toezicht aangevuld. Dit jaarverslag over 2011 en het hierin als bijlage gevoegd verslag van de Raad van Toezicht bevat de informatie die er ingevolge de Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners in moet zijn opgenomen, zoals de rapportage over de doelstellingen van de RDW, de verklaring over de werking van de interne risicobeheersing- en controlesystemen, en de gegevens van de leden van de directie en de Raad van Toezicht. De RDW handelt volgens de bepalingen van de code en voldoet aan de verschillende uit de code voortvloeiende verplichtingen. Er zijn in 2011 geen besluiten genomen waarbij sprake zou zijn van tegenstrijdig belang van de directie of leden van de Raad van Toezicht. Afwijkingen van de Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners zijn: 1. de Wegenverkeerswet bepaalt dat de leden van de Raad van Toezicht van de RDW slechts eenmaal herbenoembaar zijn voor een periode van vier jaar, en 2. de profielschets van de Raad van Toezicht is niet door de raad zelf opgesteld, maar is bij de verzelfstandiging van de RDW opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat en is niet op de site van de RDW geplaatst. Vanaf 2012 onderzoekt de Handvestgroep jaarlijks met behulp van de monitor Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners aan de hand van de jaarverslagen van de leden van de Handvestgroep de toepassing van de Code. Zie ook www.publiekverantwoorden.nl.
44
1.9
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
De maatschappelijke positie van de RDW vereist een kwalitatief hoge dienstverlening en een zorgvuldige publieke verantwoording. Maatschappelijk verantwoord ondernemen hoort hierbij. De RDW wil verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen die zijn activiteiten en beslissingen hebben op mens, milieu en maatschappij en daar publiek verantwoording over af leggen. In het tweede kwartaal van 2011 is de betekenis en de richting van het MVO-beleid van de RDW vastgesteld. Binnen het primaire proces en de bedrijfsvoering heeft de RDW zich in het bijzonder op CO2- en energiereductie gericht. Daarnaast zijn ook duurzaam inkopen, goed werkgeverschap en internationale kennisuitwisseling aangemerkt als MVO-aandachtsgebieden. De MVO-verslaglegging voor deze vier aandachtsgebieden is dit jaar voor het eerst gebaseerd op de regels van het Global Reporting Initiative (GRI). In 2011 zijn de cijfers opgeleverd door de RDW en door consultant DHV samengesteld en gecontroleerd. Voor de toekomst is het voornemen om een onafhankelijke partij de cijfers te laten controleren. Op het gebied van de bedrijfsvoering wil de RDW in 2012 een CO2-reductie realiseren van 5% ten opzichte van 2011. De ambities voor de jaren daarna formuleert de RDW gedurende 2012. Voor wat betreft duurzaam inkopen gebruikt de RDW structureel de duurzaamheidseisen van Agentschap NL bij aanbestedingen. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap zijn essentiële thema’s die binnen de HR-strategie van de RDW zijn uitgewerkt. De ambitie voor 2012 is dat managers en medewerkers van de RDW zich bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid op deze terreinen. Dit jaar vindt ook weer een medewerkerstevredenheidsonderzoek plaats. Naast MVO in de bedrijfsvoering wil de RDW ook een bijdrage leveren aan de verduurzaming van de samenleving, ter ondersteuning en in opdracht van de centrale overheid. In 2011 heeft de RDW op het gebied van MVO: • een pilot elektrisch rijden en gedragsbeïnvloeding CO2 uitgevoerd • meegewerkt aan mobiliteitsconvenanten in Groningen-Assen en Haaglanden • voertuiggegevens uit het kentekenregister beschikbaar gemaakt voor ondersteuning van het milieubeleid en onderzoek naar de CO2-uitstoot van het Nederlandse wagenpark. In 2012 wil de RDW de mogelijkheden voor MVO afstemmen met zijn stakeholders. CO2-emissies De RDW legt verantwoording af over de CO2-emissie met behulp van de scope-indeling van het GHG Protocol (Greenhouse Gas Protocol). Deze maakt onderscheid tussen drie emissiebronnen (scopes) in twee categorieën: directe emissies en indirecte emissies. Scope 1 De CO2-uitstoot is een direct gevolg van het gebruik van fossiele energiedragers zoals aardgas en benzine. De mate van gebruik van fossiele brandstoffen bepaalt dus de hoeveelheid CO2-uitstoot. In scope 1 betreft het alleen het directe fossiele energiegebruik door de RDW. Ook de uitstoot van overige broeikasgassen (SF6, CH4, N2O, HFCs en PFCs) wordt tot scope 1 emissies gerekend. Scope 2 Scope 2 bevat de indirecte CO2--uitstoot. Dit is uitstoot door elektriciteitsgebruik. Bij de productie van elektriciteit in de elektriciteitscentrale vindt CO2-uitstoot plaats. Door het inkopen van elektriciteit stoot de RDW dus op indirecte wijze CO2 uit. Scope 3 Tenslotte komt er bij de RDW indirecte CO2-uitstoot vrij als gevolg van de activiteiten die voortkomen uit bronnen die geen eigendom van de RDW zijn of die door de RDW worden beheerd. Zo ontstaat er bijvoorbeeld CO2-emissie door woon-werkverkeer van de medewerkers, door verwerking van door de RDW geproduceerd afval en door productie van ingekochte materialen. De RDW heeft geen directe invloed op de emissies die hierbij vrijkomen. Deze indirecte emissies worden scope 3-emissies genoemd.
45
De CO2-footprints van de RDW bevatten alle scope 1 en 2-emissies en een deel van de scope 3emissies. In 2011 bedroeg de totale CO2-uitstoot van RDW 5.281 ton. In 2009 en 2010 was dat respectievelijk 5.247 ton en 5.617 ton. De uitstoot is in 2011 gedaald met 6%. Deze daling heeft vooral plaatsgevonden in scope 1. Onderstaande grafiek geeft weer hoe de scopes zich tot elkaar verhouden.
Emissiebron De CO2-uitstoot wordt voor het grootste deel veroorzaakt door het aardgasverbruik van de RDWlocaties. Dit verbruik is gedaald in 2011 ten opzichte van het jaar ervoor. De totale daling van het aardgasverbruik van de locaties is 23,1%. De belangrijkste oorzaak hiervan is de relatief strenge winter van 2010. In 2011 was een stijging van de CO2-uitstoot door transportbrandstof te zien. Dit is terug te voeren op een gewijzigd leasebeleid en een stijging van het aantal leaseauto’s. De leaseregeling heeft ook geleid tot een vergroening van het wagenpark en toenemend gebruik van de leaseauto voor (betaald) privégebruik. Videoconferencing heeft er aan bijgedragen dat er minder zakelijke kilometers zijn gereden met privéauto’s. Het elektriciteitsverbruik laat een lichte daling zien als gevolg van verschillende energiebesparende maatregelen.
46
Onderstaande grafiek geeft de CO2-uitstoot per emissiebron weer.
Weersinvloeden hebben een direct effect op de CO2-footprint. Daarom is een correctie op het gasverbruik doorgevoerd op basis van graaddagen. De gecorrigeerde CO2-uitstoot1 laat de laatste drie jaren een lichte stijging zien (respectievelijk 4% en 2%). Goed werkgeverschap De laatste drie jaar is de RDW in een onderzoek van Intermediair naar voren gekomen als beste werkgever in de publieke sector. De RDW heeft een integriteitsbeleid en een gedragscode voor alle medewerkers. Daarnaast heeft de RDW een strategisch HR-beleid waarin aandacht is voor de ontwikkeling van medewerkers en de balans tussen werk en privé. Eens in de drie jaar houdt de RDW een medewerkerstevredenheidsonderzoek. Verbeterpunten die daaruit voortkomen worden uitgevoerd. In de CAO voor 2011 is het recht opgenomen dat medewerkers, behoudens uitzonderingen, minimaal 20% van de werktijd thuis kunnen werken. Ook heeft de RDW een begin gemaakt met de inrichting van faciliteiten voor Het Nieuwe Werken (HNW) en is in 2011 een programma gemaakt om HNW integraal te plannen en te implementeren. Daarnaast werkt de RDW samen met universiteiten en hogescholen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Ook vinden regelmatig traineeships en stages plaats. 1
Voor de CO2-gegevens is gebruik gemaakt van de door DHV ontwikkelde CO2-scanner.
47
Duurzaam inkopen De RDW wil het duurzaam inkopen en het gebruik van de duurzaamheidscriteria van het ministerie van Infrastructuur en Milieu verder doorvoeren. In 2011 is een nulmeting uitgevoerd waarbij de toepassing van de duurzaamheidscriteria is vastgesteld. Hierdoor zijn de vorderingen in de verduurzaming van de inkoop de komende jaren bij te houden. Global Reporting Initiative In dit jaarverslag vindt voor het eerst verantwoording plaats op basis van het Global Reporting Initiative (GRI). De huidige verslaglegging is niet voorgedragen voor een GRI application check, de RDW wil dit in de toekomst wel gaan doen. De verkregen data is voornamelijk afkomstig uit het rapport ‘Emissie-inventaris van de RDW 2009 en 2010 volgens ISO 14064-1’. De totale GRI-tabel bevindt zich in de bijlage.
48
2.
RAPPORTAGE RAAD VAN TOEZICHT
De Raad van Toezicht (hierna de Raad) van de RDW rapporteert in dit verslag over zijn toezichthoudende en adviserende taken. Deze taken zijn beschreven in de Wegenverkeerswet 1994. De Raad handelt met inachtneming van de binnen de RDW geïmplementeerde Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners. De leden van de Raad krijgen bij benoeming door de minister een portefeuille toebedeeld, rekening houdend met de aard van de organisatie. Het gaat om de gebieden politiek-bestuurlijk, financiën, informatica, personeel, consument/branche en internationaal. Bij de beoordeling van besluiten en ontwikkelingen neemt de Raad van daaruit de volgende uitgangspunten in acht: a. de uitvoering van de publieke taken, inclusief de kwaliteit van deze uitvoering, moet te allen tijde worden gewaarborgd (continuïteit); b. het totaal van activiteiten en projecten moet, vooral ook in organisatorische zin, beheersbaar zijn. Risico’s moeten zoveel mogelijk worden beheerst; c. de organisatie moet financieel gezond zijn. Bovendien dient een continu proces van efficiencyverbetering te worden nagestreefd; d. de organisatie moet vanuit het perspectief van het personeel gezond zijn; het sociale klimaat binnen de organisatie moet goed zijn; e. de omgeving van de RDW (minister/politiek, stakeholders/klanten, maatschappij, internationaal) dient continu in beschouwing te worden genomen en van invloed te zijn op de strategievorming, taakuitvoering en verantwoording. Hierna wordt per taak, zoals vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en weergegeven in de Toezichtvisie, aangegeven hoe de Raad in 2011 zijn taken heeft uitgevoerd. 1. Het aanstellen, schorsen en ontslaan van de leden van de directie De benoemingstermijn van beide directeuren liep 1 juli 2011 af. Na hierover advies ingewonnen te hebben bij de Ondernemingsraad en na overleg hierover met het ministerie van Infrastructuur en Milieu, zijn beide heren per deze datum voor een nieuwe periode van vijf jaar herbenoemd. Bij deze herbenoeming is in overleg met het ministerie en in lijn met vigerend overheidsbeleid en komende wetgeving (WNT) de structuur van de bezoldiging van de directieleden gewijzigd. Deze wijziging is verwerkt in de jaarrekening 2011. De Raad en directie zijn in 2011 wederom een managementcontract overeengekomen, waarin aan de hand van de RDW-brede doelstellingen de resultaten en doelen voor de directie zijn geformuleerd. In juni en november is de Raad aan de hand van een rapportage geïnformeerd over de voortgang. In november is het functioneren van de directie(-leden) geëvalueerd aan de hand van deze rapportage. Gelet hierop en op de overige resultaten van de RDW, is de Raad van oordeel dat de directieleden zowel individueel als gezamenlijk als team uitstekend hebben gefunctioneerd. 2. Het zorgen voor waarneming van een directielid i.g.v. schorsing of ontstentenis In 2011 heeft deze situatie zich niet voorgedaan. 3. Het houden van toezicht op het door de directie gevoerde beleid en het adviseren van de directie In 2011 heeft de Raad vanuit de toezicht- en adviesrol vooral aandacht besteed aan de hierna volgende onderwerpen. Algemeen: de RDW als ZBO De implementatie van de Kaderwet ZBO zal in 2012 voor de IenM-ZBO’s verder ter hand worden genomen. Het voor de RDW geldende toezichtarrangement zal hierbij worden geüpdatete. Wij zijn verheugd dat de herbenoemingstermijn voor de leden van de Raad niet teruggebracht wordt 49
tot twee jaar, maar vier jaar blijft. De rijksbrede efficiencytaakstelling is eind 2011 afgerond met een goed resultaat waarover het ministerie van Infrastructuur en Milieu in 2011 is geïnformeerd. De Raad is op de hoogte gehouden van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer Publiek Ondernemerschap II waar de RDW bij is betrokken. Het onderzoeksrapport wordt in de loop van dit jaar verwacht. Kwaliteit van dienstverlening en klanttevredenheid Met het oog op het toezicht op de kwaliteit van dienstverlening en de bedrijfsvoering ontvangt de Raad meerdere rapportages, zoals de halfjaarlijkse over de managementafspraken en de kwartaalrapportages over de projecten en klachten. Ondanks het feit dat het zwaartepunt in 2011 lag bij de ICT-vernieuwing, is de RDW in staat gebleken de kwaliteit van dienstverlening zoals deze vastligt in wetgeving, externe service overeenkomsten, managementcontracten e.d. op een goed peil te houden. De Raad heeft bij de bespreking van het jaarverslag 2011 geconstateerd dat de wettelijke en de in de Toezichtvisie van het Ministerie neergelegde prestatie-indicatoren en normen voor het overgrote deel zijn gehaald. Dat is inclusief de steekproefpercentages voor het toezicht op erkende bedrijven (3%-norm voor APK en de 5%-norm voor inbouw LPG, Tachografen en Snelheidsbegrenzers). De normen zullen in 2012 worden geëvalueerd, zowel vanwege de ontwikkeling van het risicogestuurd toezicht van de RDW op erkende bedrijven, als vanwege de update van de Toezichtvisie die zal plaatsvinden. In 2011 zijn totaal 852 klachten bij de RDW binnengekomen. Dat is een daling van 7% ten opzichte van 2010 en ten opzichte van de totale productie een zeer gering aantal (klachtenindex 0,12%). Het aantal ingediende bezwaarschriften is vermoedelijk vanwege een intensivering van toezicht en handhaving ten opzichte van 2010 licht gestegen van 892 naar 910. In 2011 heeft de RDW verder gewerkt aan het Bewijs van Goede Dienst. In dit traject is op basis van input van individuele bedrijven een normenkader opgesteld voor de kwaliteit van dienstverlening van de RDW. Vervolgens is getoetst in hoeverre de normen worden gehaald, en heeft de RDW een verbeterplan opgesteld om daar waar nodig de resultaten verder te verbeteren. Naar verwachting vindt in april van dit jaar met medewerking van het gebruikersoverleg de uitreiking van het Bewijs van Goede Dienst plaats. Mede gelet op het voorgaande is het totaalbeeld ten aanzien van de kwaliteit van dienstverlening naar het oordeel van de Raad in 2011 positief. Strategie, beleid en bedrijfsvoering: Strategie: De Raad is nauw betrokken bij de totstandkoming van de strategie van de organisatie en ontvangt periodiek ter bespreking een update van alle relevante strategische ontwikkelingen op nationaal en internationaal niveau. De RDW wil een moderne, efficiënte en innovatieve overheidsorganisatie zijn, ten dienste van burgers en bedrijfsleven. De ambitie is gericht op het leveren van toegevoegde waarde in de ketens mobiliteit, veiligheid en milieu, zowel nationaal als internationaal. Hiertoe zijn drie strategische doelen geformuleerd: bestaande taken blijven uitvoeren, nieuwe taken uitvoeren die het publieke belang dienen, en intern en extern permanent investeren in relaties. De Raad van Toezicht onderschrijft deze strategische koers en is content met de positieve afstemming die hierover in 2011 met het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft kunnen plaatsvinden. In het jaarverslag wordt uitgebreid ingegaan op de betekenis en uitwerking van deze door de Raad onderschreven strategische koers in de vorm van concrete projecten. 50
Ook op internationaal terrein zette de RDW in 2011 goede stappen. Zo is op voorstel van de RDW EUCARIS opgenomen in de eind vorig jaar tot stand gebrachte zogenoemde Cross-border Richtlijn voor de uitwisseling van gegevens voor verkeershandhaving. De RDW investeert via EReg in de steeds intensiever wordende samenwerking met buitenlandse registratieautoriteiten. Voor de interne organisatie die voor het betreden van het internationale speelveld nodig is, heeft de RDW een visie internationaal ontwikkeld op basis waarvan internationale dossiers in een vroeg stadium binnen de RDW kunnen worden beoordeeld en opgepakt. Zeer bijzonder vond de Raad de Belgische Koninklijke onderscheiding van drie medewerkers van de RDW in 2011 vanwege de inspanningen voor EUCARIS en het Verdrag van Prüm. Personeel: De Raad wordt via de reguliere rapportages op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen op HRgebied, zoals de uitvoering van het strategisch HR-plan en de visie inzake de ontwikkeling van medewerkers. De Raad voert jaarlijks overleg met de ondernemingsraad (OR), ontvangt daarnaast de verslagen van het overleg tussen directie en OR, en het jaarverslag van de OR. De relatie tussen directie en OR was ook in 2011 goed. Het ziekteverzuimpercentage in 2011 bedroeg 4,5%. Evenals de twee jaren hiervoor is de RDW in het kader van het Intermediair werkgeversonderzoek uitgeroepen tot beste werkgever van het jaar in de non-profit sector. De Raad is betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe CAO en de (te zijner tijd door de Raad goed te keuren) personeelsregelingen waarvoor ten tijde van het uitbrengen van deze rapportage de onderhandelingen met de vakbonden gaande zijn. ICT: De Raad van Toezicht is goed betrokken bij de ICT-ontwikkeling binnen de RDW door goedkeuring van belangrijke beslissingen betreffende de ICT en bespreking van ICT-rapportages. Het als “groot ICT-project” aangemerkte programma Platformonafhankelijkheid is eind 2011 met succes afgerond. Dit is een bijzonder mooie prestatie voor allen die hieraan hebben meegewerkt. De directie heeft een belangrijke rol gespeeld in dit succes door te kiezen voor onder meer een gefaseerde aanpak, een duidelijke prioritering van projecten en door te zorgen voor blijvende aandacht van het management en begrip binnen de organisatie. De Diginotar problematiek is goed door de publieke uitvoering, waaronder ook de RDW, opgepakt. Raad en directie hebben geconstateerd dat mede hierdoor het thema beveiliging hoog op de politieke agenda staat. Dit is dan ook een belangrijk onderwerp van aandacht vanuit de Raad. De Raad kan echter geen verantwoordelijkheid nemen voor het toezicht op het deel van de keten betreffende de beveiligingscertificaten die onder het stelsel van PKI Overheid worden uitgegeven. Het resultaat van het toezicht op dit deel, in de vorm van een mededeling van accountants, is niet door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geleverd. De Raad steunt het door de directie gevoerde beleid om vanuit een multichannel benadering door digitalisering de dienstverlening voor burgers en bedrijven moderner, efficiënter en daarmee beter te maken. De rol van de RDW binnen de Manifestgroep en bij Rijksbrede ontwikkelingen op het gebied van e- en i-overheid is nuttig en belangrijk, zowel voor de eigen organisatie als daarbuiten. De Raad wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen. Ter beoordeling van de betrouwbaarheid en integriteit van de registers wordt de Raad jaarlijks geïnformeerd over de EDP-verklaring voor het kentekenregister en het rijbewijzen- en bromfietscertificatenregister, en de verklaring over de toepassing van het Voorschrift Informatievoorziening Rijksdienst. Ook over 2011 zijn verklaringen met positieve strekking afgegeven.
51
Projecten: De Raad houdt toezicht op de inzet voor en realisatie van projecten. De Raad ontving in 2011 na goedkeuring van de projectenbegroting periodieke kwartaalrapportages over de voortgang van de projecten en de budgettaire ontwikkeling. In 2011 lag de nadruk op het migratietraject. Ten behoeve van het welslagen daarvan is de projectenportefeuille 2011 periodiek bijgesteld. Desondanks is de RDW er in geslaagd de wettelijk noodzakelijke projecten waaronder het Alcoholslotprogramma en Begeleid Rijden met goed gevolg af te ronden en een aantal vernieuwingen en verbeteringen van de dienstverlening door te voeren. In november 2011 is de projectenbegroting 2012, met wederom een aantal voor Infrastructuur en Milieu belangrijke projecten zoals INSPIRE, modernisering tenaamstelling, APK kwaliteit en rijbewijsprojecten, goedgekeurd. Financieel beheer: Naast periodieke rapportages over de algemene financiële situatie, is de Raad met medewerking van de interne en externe accountant betrokken bij het financieel beheer door bespreking van onder meer het jaarplan audits, en statusrapportages over de voortgang van lopende actiepunten op dit terrein. De afhandeling van de actiepunten verliep in 2011 goed. Risicobeheersing: De Raad hecht veel belang aan goed risicomanagement. Ook de Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners schrijft een risicobeheersings- en controlesysteem voor en stelt regels hoe het bestuur zich hierover verantwoordt. De risicobeheersingsplannen voor 2011 en 2012 zijn door de Raad goedgekeurd. Het wettelijk jaarverslag 2011 schenkt de nodige aandacht aan de te onderkennen risico’s en hoe hier mee wordt omgegaan. Organisatie: De Raad is geïnformeerd over de herstructurering van de divisie Voertuigtechniek. Deze was nodig om te kunnen blijven voldoen aan de eisen die de veranderende omgeving aan de kwaliteit van de publieke uitvoering stelt. Deze herstructurering is met betrokkenheid van de medewerkers en de ondernemingsraad goed verlopen. De Raad heeft ingestemd met het inrichten van een permanente stationering van een RDWmedewerker in Korea voor het zo efficiënter uitvoeren van de taken in het kader van testen en typegoedkeuren. 4. Goedkeuren van besluiten van de directie betreffende reglementen mbt bedrijfsvoering, personeel, financieel beheer, administratieve organisatie De Raad heeft in 2011 een update van de financiële mandaatregeling goedgekeurd. 5. Goedkeuren van besluiten betreffende investeringen, begroting, jaarverslag, jaarrekening, geldleningen, FMB en uitbreiding van keuringscapaciteit en overige Wettelijk jaarverslag Het wettelijk jaarverslag 2010 is, na een voorbespreking met de Auditcommissie, in maart 2011 door de Raad in aanwezigheid van de externe accountant PwC goedgekeurd. De stukken waren voorzien van de conform de Kaderwet ZBO vereiste controleverklaringen (accountantsverslag, assurance rapport over rechtmatigheid en assurance rapport over doelmatigheid). Het wettelijk jaarverslag 2011 is, eveneens na voorbespreking door de Auditcommissie en in aanwezigheid van de externe accountant PwC, in de vergadering van 9 maart jl. door de Raad besproken en goedgekeurd. Daarbij hebben wij vastgesteld dat de gegevens met betrekking tot de 52
tussen Infrastructuur en Milieu en RDW overeengekomen prestatie-indicatoren in het jaarverslag zijn opgenomen. De jaarstukken zijn wederom voorzien van de vereiste controleverklaringen (zie hiervoor). Bij de goedkeuring is het financieel beeld beoordeeld en goed bevonden. De bedrijfsopbrengsten zijn in 2011 gestegen van € 188,5 in 2010 naar € 194,7 mln. in 2011. De totale bedrijfslasten zijn € 7,6 mln. gestegen naar € 195,6 mln.. Het eigen vermogen is in 2011 licht gedaald naar afgerond € 44 mln.. De structurele reserve blijft onder het met het ministerie overeengekomen maximum van 20% van het balanstotaal. De solvabiliteit lag boven het met de Raad overeengekomen minimum van 30% van het balanstotaal. Het exploitatieresultaat komt in 2011 uit op een tekort van € 0,7 mln.; er was een tekort van € 0,5 mln. begroot. Financieel meerjarenbeleidplan (FMB), begroting, tarieven en investeringen FMB, begroting en tarieven voor 2012 zijn in september 2011 door de Raad goedgekeurd na vooroverleg tussen de directie en de Auditcommissie. In het FMB is geanticipeerd op een eventuele nieuwe crisis en in het document is een duidelijkere koppeling gelegd tussen de strategie van de RDW en de financiën. Wijzigingen van tarieven bleven binnen de overeengekomen bandbreedte en in totaal was er sprake van een gemiddelde tariefontwikkeling van 0% exclusief het vervallen tarief voor de uitvoerverklaring, waarvoor separaat de goedkeuring van de Raad is verkregen. De Raad heeft in 2011 separaat van het FMB met inachtneming van de uitgevoerde studie naar alternatieven de investering goedgekeurd voor de renovatie van de huisvesting van de RDW te Veendam. Daarbij is gekozen voor een kostenneutraal scenario. De Raad heeft ter verdere bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen geadviseerd om op het gebied van duurzaamheid en ‘groen’ zo ambitieus mogelijk te zijn. Overige De Raad heeft de mede-oprichting van de komende vereniging voor het internationale samenwerkingsverband EReg goedgekeurd. Daarmee onderschrijft de Raad het belang van Europese samenwerking en afstemming, zeker op zulk een grensoverschrijdend dossier als voertuigregistratie. Eind 2011 heeft de Raad de verlenging van het contract met Post NL inzake de afgifte van documenten goedgekeurd. Dit contract overbrugt de periode tot aan invoering van het nieuwe systeem van afgifte van kentekenbewijzen in de vorm van een card. Werkwijze Raad van Toezicht en vermeldingen Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners In 2011 heeft de Raad vier maal in aanwezigheid van de directie vergaderd. In november is overleg gevoerd met de ondernemingsraad, waarbij onder meer aandacht is besteed aan de strategie van de RDW en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Voor wat betreft dit laatste is het vermeldenswaard dat de Raad met hulp van een door de RDW verstrekte iPad experimenteert met papierloos vergaderen. De Auditcommissie is in 2011 drie maal bijeen geweest ter bespreking van met name jaarstukken, het concept-FMB, de stukken van de interne en externe accountants, de financiële resultaten en ICT voortgang en verklaringen, en de relatie met de externe accountant PwC. Deze relatie is door de Raad als goed beoordeeld. Raad en directie hebben in september 2011 overleg gevoerd met de minister van Infrastructuur en Milieu. We hebben gesproken over actuele onderwerpen die beide organisaties raken. De Remuneratiecommissie heeft separaat contact met het ministerie gehad over de herbenoeming van de directie. Naast de officiële vergaderingen vindt regelmatig bilateraal overleg plaats tussen de leden van de Raad en de directie. Indien nodig worden onderwerpen tussentijds aan de Raad of leden van de Raad voorgelegd. 53
In het jaarverslag worden de relevante gegevens over de benoeming, beloning en nevenfuncties van de leden van de Raad vermeld. Gelet op de Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners zij verder nog het volgende vermeld. In 2011 zijn geen leden frequent afwezig geweest bij de vergaderingen van de Raad. Door de Raad is voldaan aan het onafhankelijkheidsvereiste, en er was geen sprake van tegenstrijdige belangen. De periodieke scholingsactiviteit van de Raad heeft plaatsgevonden in januari 2011, de verdieping van de RDW-strategie was hierbij het voornaamste onderwerp. Eind 2011 is het functioneren van (de leden en commissies van) de Raad geëvalueerd aan de hand van een checklist. Daarbij is gesproken over de kwaliteiten van de voorzitter en de leden, het functioneren van de Raad in relatie tot de directie, de organisatie en externe omgeving, het gewenste profiel en de samenstelling en de betrokkenheid van de leden. Het resultaat van de zelfevaluatie is positief. Wel is zorg geuit over de continuïteit, gelet op het einde van de herbenoemingstermijn van drie leden van de Raad per 1 juli 2012. Het betreft de voorzitter en de leden met de portefeuilles financiën, consument/branche en internationaal. Eind 2011 is een begin gemaakt met de vacaturevervulling door het opstellen van profielschetsen. De Raad zal in 2012 een voordracht doen aan de minister van Infrastructuur en Milieu, waarbij met name wordt gelet op competenties en ervaring in relatie tot de portefeuilles. Tot slot Concluderend kan worden gezegd dat de Raad van Toezicht, met complimenten voor de prestaties van de RDW in 2011, achter het door de directie gevoerde beleid staat. De Raad heeft de eigen toezicht- en adviestaak in 2011 op goede wijze kunnen vervullen.
Mevrouw T. Netelenbos, voorzitter, portefeuille politiek/bestuurlijk De heer drs. P.P.J.J.M. Van Besouw, plv. voorzitter en vz Auditcommissie, portefeuille financiën Mevrouw dr. P.C. Plooij-Van Gorsel, secretaris, portefeuille consument/branche en internationaal Mevrouw drs. M.P.I. ten Kroode MCM MIM, portefeuille informatica De heer mr. N.Ph. Geelkerken, portefeuille personeel
54
3.
FINANCIEEL VERSLAG
Jaarrekening RDW 3.1
Balans per 31 december 2011
55
3.2
Exploitatierekening 2011
56
3.3
Kasstroomoverzicht 2011
57
3.4
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen Per 1 juli 1996 is de wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet, waar de ‘regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer’ een onderdeel van is, in werking getreden. Vanaf deze datum is de RDW een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) en heet de dienst in het maatschappelijk verkeer: RDW. De RDW, voertuigautoriteit in Nederland, bewaakt de veiligheids- en milieuaspecten van het Nederlandse voertuigpark. Daarnaast registreert de RDW de gegevens van voertuigen, hun eigenaren en de afgegeven documenten zoals kenteken- en rijbewijzen. Ook verstrekt de RDW hierover informatie aan autoriteiten in binnen- en buitenland. Toegepaste standaarden De jaarrekening van de RDW is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de aanbevelingen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Aanvullend zijn in de Gemeenschappelijke verklaring ter gelegenheid van de Verzelfstandiging van de Dienst voor het Wegverkeer (het Vademecum) afspraken met het ministerie van Infrastructuur en Milieu over de samenstelling en omvang van het vermogen vastgelegd. Daarbij is het vermogen geclassificeerd volgens nadere met het ministerie van Infrastructuur en Milieu gemaakte afspraken. Tevens is de verantwoording van het aantal fte’s in detail met het ministerie afgestemd, leidend tot het opnemen van uitsluitend die capaciteit die daadwerkelijk actief voor de RDW werkzaam is. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten. Waarderingsgrondslagen Voor zover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. Een actief wordt in de balans opgenomen als de toekomstige opbrengstwaarde dat rechtvaardigt en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de exploitatierekening opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Als een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, de functionele valuta van de RDW. De opstelling van de jaarrekening vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Grondslagen voor het omrekenen van vreemde valuta Transacties in vreemde valuta worden in euro’s omgerekend tegen op de transactiedatum geldende wisselkoers. In vreemde valuta luidende monetaire activa en verplichtingen worden op balansdatum in de functionele valuta omgerekend tegen de op die datum geldende wisselkoers. Niet-monetaire activa
58
en passiva in vreemde valuta die tegen historische kostprijs worden opgenomen, worden in euro’s omgerekend tegen de geldende wisselkoersen op de transactiedatum. De bij omrekening optredende valutakoersverschillen worden als last in de exploitatierekening opgenomen. Financiële instrumenten Financiële instrumenten omvatten vorderingen, liquide middelen, leningen, handelsschulden en overige te betalen posten. Financiële instrumenten worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde. Na de eerste opname worden financiële instrumenten gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve rentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen. Immateriële vaste activa De zelf ontwikkelde software is, voor zover daar een economisch voordeel tegenover staat, gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen, of tegen het economisch voordeel indien dat lager is. De afschrijvingen zijn lineair berekend en gebaseerd op de geraamde economische levensduur. De restwaarde is op nihil gesteld. De gekochte software is gewaardeerd tegen de aanschafprijs, verminderd met de afschrijvingen, of tegen de bedrijfswaarde indien deze lager is. De afschrijvingen zijn lineair berekend en gebaseerd op de geraamde economische levensduur. Voor zover niet anders is vermeld, is de restwaarde op nihil gesteld. Voor het nog niet afgeschreven deel van de geactiveerde ontwikkelingskosten wordt een wettelijke reserve gevormd. Materiële vaste activa Materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs (voor zover > € 2.500), verminderd met de afschrijvingen, of tegen de bedrijfswaarde indien deze lager is. De afschrijvingen zijn lineair berekend en zijn gebaseerd op de geraamde economische levensduur. Hierbij is rekening gehouden met de restwaarde. Voor zover niet anders is vermeld, is de restwaarde op nihil gesteld. Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd als zij de gebruiksduur van het object verlengen. Bijzondere waardeverminderingen Vaste activa met een lange levensduur dienen te worden beoordeeld op bijzondere waardeverminderingen als wijzigingen of omstandigheden zich voordoen die doen vermoeden dat de boekwaarde van een actief niet terugverdiend zal worden. De terugverdienmogelijkheid van activa die in gebruik zijn, wordt bepaald door de boekwaarde van een actief te vergelijken met de geschatte contante waarde van de toekomstige netto kasstromen die het actief naar verwachting zal genereren. Als de boekwaarde van een actief hoger is dan de geschatte contante waarde van de toekomstige kasstromen, worden bijzondere waardeverminderingen verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Voorraden (Kantoor)voorraden zijn gewaardeerd op historische aanschafwaarde. Onderhanden werk Het onderhanden werk immateriële vaste activa is gewaardeerd tegen de directe kosten inclusief een opslag voor de algemene kosten. Het bedraagt maximaal de verwachte waarde van het economisch voordeel minus de nog te besteden projectkosten. Het onderhanden werk bij de voorraden is gewaardeerd op basis van het aantal lopende opdrachten per balansdatum en het gemiddelde percentage gereedgekomen product. Per balansdatum is 50% van het resultaat genomen. Vorderingen De vorderingen zijn gewaardeerd op de nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor nietinbaar geachte posten.
59
Voorzieningen Voorzieningen zijn getroffen voor bekende verplichtingen en verliezen. Dit gebeurt eveneens voor de risico’s van toekomstige verplichtingen en verliezen, onder de voorwaarden dat hiervan een redelijke schatting kan worden gemaakt en dat de oorsprong moet liggen in het huidige boekjaar. De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte verplichtingen. De gehanteerde rentevoet varieert afhankelijk van de termijnen waarop de voorziening betrekking heeft. Pensioenen Het uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies. Verder wordt op balansdatum een voorziening opgenomen voor bestaande additionele verplichtingen ten opzichte van het fonds en de werknemers, als het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichtingen een uitstroom van middelen zal plaatsvinden en de omvang van de verplichtingen betrouwbaar kan worden geschat. Het al dan niet bestaan van additionele verplichtingen wordt beoordeeld aan de hand van de uitvoeringsovereenkomst met het fonds, de pensioenovereenkomst met de werknemers en andere (expliciete of impliciete) toezeggingen aan de werknemers. De voorziening wordt gewaardeerd tegen de beste schatting van de contante waarde van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen op balansdatum af te wikkelen. Voor een op balansdatum bestaand overschot bij het pensioenfonds wordt een vordering opgenomen als de RDW de beschikkingsmacht heeft over dit overschot, het waarschijnlijk is dat het overschot naar de RDW zal toevloeien en de vordering betrouwbaar kan worden vastgesteld. Resultaatbepaling In de exploitatierekening zijn opbrengsten en kosten verantwoord in het jaar waarop zij betrekking hebben. De omzet omvat de opbrengst van goederen en diensten die gedurende het jaar zijn geleverd, onder aftrek van eventueel over de omzet geheven belastingen. Belastingen De RDW is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting en behoudens een enkele uitzondering ook niet voor de omzetbelasting. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode. Kasstromen in buitenlandse valuta zijn herleid naar euro’s met gebruikmaking van de gewogen gemiddelde omrekeningskoersen voor de betreffende periodes. Bepaling reële waarde Een aantal grondslagen en toelichtingen in de jaarrekening vereist de bepaling van de reële waarde van zowel financiële als niet-financiële activa en verplichtingen. Voor waarderings- en informatieverschaffingsdoeleinden is de reële waarde op basis van de volgende methode bepaald. Niet-afgeleide financiële verplichtingen De reële waarde van niet-afgeleide financiële verplichtingen wordt slechts bepaald ten behoeve van informatieverschaffing en berekend op basis van de contante waarde van toekomstige aflossingen en rentebetalingen, gedisconteerd tegen de marktrente per verslagdatum.
60
3.5
Toelichting behorende tot de jaarrekening
Algemeen De bedragen die in de toelichting zijn opgenomen, zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Vaste activa 1. Immateriële vaste activa
61
De immateriële vaste activa betreffen de kosten van zelf ontwikkelde software en de kosten van aangekochte software met meerjarig gebruiksrecht. Immateriële vaste activa zelf ontwikkeld De kosten van zelf ontwikkelde software worden vanaf het moment van ingebruikname afgeschreven in maximaal vijf jaar. De desinvesteringen betreffen de projecten Excellent opereren en Servicehuis Parkeren, die door lagere opbrengsten of langere terugverdientijd niet langer geactiveerd kunnen (€ 1,5 miljoen) of die inmiddels volledig zijn afgeschreven en vervangen worden (€ 1,4 miljoen). Immateriële vaste activa gekocht De gekochte software wordt in de regel afgeschreven in drie jaar. De software voor het mainframe wordt overeenkomstig de verwachte levensduur over 4 jaar afgeschreven. De investering van € 0,6 miljoen betreft voornamelijk de aanschaf van licenties. Onderzoek en ontwikkeling Kosten voor onderzoek en ontwikkeling maken integraal onderdeel uit van haalbaarheidsonderzoeken en uitvoeringstoetsen en komen rechtstreeks ten laste van de exploitatierekening.
62
2. Materiële vaste activa
Gebouwen en terreinen De gebouwen zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving van 3,33% per jaar en een restwaarde van 20%. De verbouwingen en verbeteringen die in de gebouwen zijn aangebracht, zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving van 10% per jaar. Op de terreinen wordt niet afgeschreven. Op de fundering van de testbaan van het Test Centrum 63
Lelystad (TCL) wordt jaarlijks 3,33% afgeschreven en op de toplaag wordt 10% afgeschreven. De investeringen van betreffen voor € 1,7 miljoen onder meer de verbouwing van de balie van de Klantenservice in Zoetermeer, de verbouwing van het RDW APK-centrum Nederland in Zwolle en de aanpassing van de technische installatie in Zoetermeer voor een verbetering van de luchtkwaliteit in het gebouw. Machines en installaties De categorie ‘machines en installaties’ bestaat hoofdzakelijk uit apparatuur voor het verrichten van keuringen en voor documentverwerking. Deze zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving variërend van 10% tot 20% per jaar. Er heeft slechts een kleine investering plaatsgevonden van € 0,7 miljoen voornamelijk voor investeringen in apparatuur voor diverse keuringsplaatsen. Andere vaste bedrijfsmiddelen De andere vaste bedrijfsmiddelen omvatten informatie verwerkende computerapparatuur, netwerkfaciliteiten, kantoorinventaris en vervoermiddelen. Deze zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving variërend van 10% tot 33,3% per jaar. De investering betreft voor € 2,6 miljoen voornamelijk de uitvoering van het huisvestingsconcept (Het Nieuwe Werken) in Groningen, de vervanging van servers, de aanschaf van een couverteermachine voor het project Begeleid rijden, aanschaffingen voor RDW netwerkapparatuur en de aanschaf van benodigdheden voor dataopslag. De reclassificatie heeft betrekking op investeringen voor het huisvestingsconcept uit 2010.
Vlottende activa 3. Voorraden
De kantoorvoorraden betreffen de voorraad blanco kentekenbewijzen en drukwerk. In het onderhanden werk zijn de opdrachten typegoedkeuringen en testen opgenomen die in behandeling zijn. Deze zijn gewaardeerd op basis van het aantal lopende opdrachten per balansdatum en het gemiddeld percentage (50%) gereedgekomen product. 4. Vorderingen
De vordering op PostNL Retail B.V. bestaat uit de nog te ontvangen gelden uit afgiften van kentekenbewijzen en andere documenten, gesaldeerd met te betalen handelingsvergoeding. De vordering op de gemeenten betreft de nog te ontvangen gelden uit hoofde van de afgifte van rijbewijzen. Het saldo van de overige debiteuren is in 2011 flink gestegen door de vorderingen van € 4,3 miljoen op Logius voor de overdracht van het eigendom van de Berichtenbox en € 1,6 miljoen 64
op het RDC voor reguliere dienstverlening. Beide vorderingen zijn in januari 2012 voldaan. Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan één jaar. 5. Overlopende activa
De nog te factureren diensten/producten bestaan voornamelijk uit reguliere diensten uit december 2011 (€ 7,3 miljoen), een bedrag van € 1,8 miljoen voor de WAM-verzekeringsplicht en € 2,0 miljoen voor de handelingsvergoedingen op de Postkantoren in december 2011. De voorschotten verstrekt aan personeelsleden betreffen een leningsfaciliteit van RDW aan personeelsleden om een personal computer aan te schaffen. De vooruitbetaalde computerkosten betreffen gebruikerslicenties, die voor een langere periode dan een jaar zijn aangeschaft en hierdoor jaarlijks voor een deel vervallen. De overlopende activa hebben een looptijd korter dan één jaar, met uitzondering van gebruikerslicenties (€ 0,1 miljoen). 6. Liquide middelen
De liquide middelen zijn per 31 december 2011 met € 2,4 miljoen gedaald in vergelijking met het voorgaande jaar. De liquide middelen staan vrij ter beschikking aan de organisatie.
65
7. Reserves
Structurele reserve De structurele reserve van het vermogen van de RDW is bestemd voor het opvangen van tegenvallers in de exploitatie die onder het ‘normale’ bedrijfsrisico van de RDW vallen. In het Vademecum is vastgelegd dat de structurele reserve maximaal 20% van het vigerende balanstotaal bedraagt. Het balanstotaal per 31 december 2011 bedraagt afgerond € 87,6 miljoen. De structurele reserve bedraagt 17,1% van het balanstotaal. De stand per ultimo 2011 is € 14,9 miljoen. Conjuncturele reserve De conjuncturele reserve vormt een buffer voor schommelingen in de inkomsten, die rechtstreeks zijn gerelateerd aan de conjunctuurgevoelige verkopen van nieuwe voertuigen en de daaraan gerelateerde afgifte van het kentekendocument deel IA. De reserve wordt berekend met een speciaal ontwikkeld en met het ministerie van Infrastructuur en Milieu afgestemd econometrisch conjunctuurmodel. In overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu is in 2011 afgesproken om naast kentekendocumenten deel IA het gebruik van deze reserve uit te breiden met de eveneens conjunctuurgevoelige producten deel IB en Schorsingen. Voor het aantal producten van Brom- en snorfietsen kan nog geen betrouwbare voorspelling worden gemaakt die in het model te gebruiken is. Deze producten blijven vooralsnog buiten beschouwing. Door de conjunctuur en de fiscale 66
stimuleringsmaatregelen in 2011 zijn de verwachtingen over de autoverkopen in 2011 overtroffen. De hoge afzet van de conjunctuurgevoelige producten leidt ertoe dat de conjunctuurreserve in 2011 met € 3,1 miljoen had moeten stijgen naar € 10 miljoen. Omdat de conjunctuurreserve door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is gemaximeerd op € 9,1 miljoen, is slechts € 2,2 miljoen gedoteerd aan deze reserve. Bestemmingsreserve rijbewijzen De afgifte van rijbewijzen kent een cyclus van tien jaar. De nieuwe cyclus is weer gestart in 2006 met de introductie van het nieuwe rijbewijs document (NRD). Op 1 oktober 2006 is het eerste jaar ingegaan waarbij in de eerste vijf jaar substantieel meer rijbewijzen worden afgegeven dan in de daaropvolgende vijf jaar. Om een tarief voor een langere periode te kunnen vaststellen, is besloten om een bestemmingsreserve te vormen voor overdekkingen die gedurende de eerste vijf jaar ontstaan. Deze reserve wordt vervolgens in de tweede vijf jaar worden afgebouwd door de onderdekking van het taakcluster. De eerste volledige jaren werd gerekend met de uitgifte van rond de 1,9 miljoen rijbewijzen per jaar. In 2011 zijn als gevolg van het omslagpunt in de cyclus 1,6 miljoen rijbewijzen uitgegeven. De dotatie in 2011 aan de rijbewijsreserve bedraagt € 1.257.705 conform de vastgestelde methodiek. In 2011 waren negen maanden met een hogere en drie maanden met een lagere afgifte dan gemiddeld. Reserve flankerend beleid In het kader van de ‘Vernieuwing Rijksdienst’ is de RDW gevraagd zijn personeelsbestand met 10% te reduceren. In het FMB 2010-2013 is afgesproken om deze reserve te vormen uit de reserve beleidsinitiatieven. Deze operatie zou kosten met zich meebrengen. In overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een reservering van € 6,3 miljoen gevormd voor dit doel. Hierbij is dezelfde rekenmethode gebruikt als in de Rijksbegroting. Feitelijke groei van het werk en actief beleid op interne herplaatsing hebben geleid tot minder kosten. In 2011 is € 0,6 miljoen van de reserve voor dit doel gebruikt. Daarmee komt de reserve op € 4,6 miljoen. Over de bestemming van de resterende reserve is met het ministerie van Infrastructuur en Milieu afgesproken om in het eerste halfjaar van 2012 voorstellen te doen voor de uitwerking van het sociaal flankerend beleid uit het strategisch HRplan bij het FMB 2013-2017. Reserve beleidsinitiatieven In de jaarrekening van 2007 is gemeld dat de RDW op een aantal gebieden gevraagd is mee te werken aan nieuwe beleidsinitiatieven. Voor het nog resterende beleidsinitiatief conversie landbouwvoertuigen is tot 2011 € 2,6 miljoen gereserveerd. Bij het FMB 2012-2016 is met het ministerie van Infrastructuur en Milieu afgesproken de reserve niet langer voor dit doel aan te houden, maar om de reserve aan te houden om tegenvallers op te vangen bij de uitvoering van het nieuwe beleid rond de vernieuwing van de kentekencard.
Wettelijke reserve immateriële vaste activa Bij activering van kosten van zelf ontwikkelde software dient een wettelijke reserve ter hoogte van het geactiveerde bedrag te worden opgenomen onder het eigen vermogen. Naar gelang de boekwaarde van dit immaterieel vast actief vermindert, valt deze wettelijke reserve weer vrij.
67
8. Voorzieningen
De voorzieningen hebben voor circa € 10,5 miljoen (2010: € 8,9 miljoen) een langlopend karakter. Voor voorzieningen met een looptijd van 3 jaar is als rentevoet 0,8% gehanteerd, voor 5 jaar 1,5% en voor langere looptijden is 2,4%. (in 2010 was dit respectievelijk 1,4%, 2,3% en 3,3%). Voorziening wachtgeld De RDW is risicodrager uit hoofde van de wachtgeldregeling. De dotatie betreft de toevoeging van nieuwe wachtgeldverplichtingen die ultimo 2011 bestonden en die ten gunste van de voorziening zijn gebracht, uitgaande van de maximale variant als ook vrijval van aflopende verplichtingen. Daarnaast heeft een onttrekking plaatsgevonden door de uitbetaling van wachtgeldverplichtingen. Voorziening sociaal plan De RDW streeft naar een grotere efficiency. Dit heeft gevolgen voor de organisatie. De personele consequenties die hieruit voortvloeien in het kader van het sociaal plan zijn, voor zover het verplichtingen betreft, opgenomen onder deze voorziening. De dotatie van € 1,8 miljoen betreft de nieuwe sociaal planverplichtingen die ultimo 2011 bestonden. De vrijval betreft afgelopen verplichtingen. Daarnaast heeft een onttrekking plaatsgevonden voor de uitbetaalde verplichtingen. Voorziening PAS-regeling De PAS-regeling houdt in dat oudere medewerkers de mogelijkheid hebben om, tegen een korting op het salaris, minder te werken. Het capaciteitsverlies door het gebruik van de regeling is in 2011 gegroeid met 8,3 fte tot 31,1 fte. Voor de capaciteitskosten van deze regeling is er vanaf 2010 een voorziening gevormd voor het verschil van de korting op de werktijd en de korting op het salaris. Deze voorziening wordt jaarlijks geactualiseerd voor de uitstaande PAS-verplichtingen voor medewerkers op balansdatum. Op dit moment vinden de CAO-besprekingen plaats waarbij het de intentie is van een individuele naar een collectieve regeling te migreren. De bestaande PAS-regeling blijft gelden voor medewerkers die voor 1956 geboren zijn. De verplichtingen die daaruit voortkomen kunnen goed berekend worden. In aanvulling op voorgaand jaar is rekening gehouden met toekomstige verwachte instroom, daarom is ten laste van 2011 een aanvullende voorziening van € 2,4 miljoen getroffen. Voorziening ambtsjubilea Deze voorziening is gevormd voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij ambtsjubilea van medewerkers. Er heeft een onttrekking plaatsgevonden door de uitbetaling van ambtsjubilea.
68
Kortlopende Schulden 9. Crediteuren
De crediteuren laten een daling zien van € 3,7 miljoen. De belangrijkste oorzaken zijn de factuurontvangsten in 2012 van geleverde waardedocumenten in 2011 (€ 0,6 miljoen), de afwikkeling van een oude discussie met een energieleverancier (€ 0,3 miljoen), de afronding van het onderhoud van Testcentrum Lelystad in 2011 (€ 0,2 miljoen) en het verwerken van de huurnota Zoetermeer voor het eerste kwartaal van 2012 in 2011 (€ 0,3 miljoen). 10. Overige schulden
De balanspost nog te betalen kosten per ultimo 2011 bestaat voor € 5,6 miljoen uit nagekomen facturen. In het saldo van eind 2010 zijn de te ontvangen facturen voor het NAP-register voor € 2,5 miljoen opgenomen en Servicehuis Parkeren voor € 1,0 miljoen opgenomen. In nog te betalen kosten is € 0,4 miljoen (in 2010: € 0,6 miljoen) opgenomen voor lopende schadeclaims voor bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheid en arbeidsrechtelijke geschillen. De nog te betalen kosten ultimo 2011 zijn gedurende 2012 afgewikkeld. 11. Overlopende passiva
69
De RDW heeft in 2011 grotendeels afscheid genomen van de betaalwijze ‘rekening courant’. Een deel van de klanten betaalde nog vooraf voor door de RDW te leveren diensten. Nu betalen zij achteraf met incasso of op rekening. Deze vorderingen zijn terug te vinden onder de overige debiteuren. De erfpachtverplichting is de contante waarde van toekomstige canonbetalingen. De rekenrente bedraagt 3,5% en de resterende looptijd is 22 jaar. Platformonafhankelijkheid: op 28 december 2011 is de migratie van de database geëffectueerd. Dit betrof de conversie van de Unisys- naar de Wintel-omgeving. Om de conversie voor het aflopen van de oude licenties op 1 januari 2012 te realiseren, is een aantal werkzaamheden over de conversiedatum heen verschoven. Het gaat hier om werkzaamheden voor € 0,9 miljoen, die voorwaardelijk zijn voor de continuïteit van de nieuwe omgeving. Het management van de RDW heeft hier de uitdrukkelijke voorwaarde aan verbonden dat deze werkzaamheden in de eerste twee kwartalen van 2012 uitgevoerd worden. Het gaat bijvoorbeeld om het opruimen van de oude mainframeomgeving en de voor de continuïteit noodzakelijke beheersdocumentatie. De vooruitontvangen bedragen bestaat voor € 5,1 miljoen uit gefactureerde bedragen voor uitvoerverklaringen. Vanaf 1 september 2011 is het tarief voor uitvoerverklaringen vervallen en de afwikkeling hiervan vindt naar verwachting in 2012 plaats. De overlopende passiva hebben voor circa € 0,7 miljoen een langlopend karakter (erfpachtverplichting). 12. Financiële instrumenten Algemeen De RDW maakt in de normale bedrijfsuitoefening gebruik van financiële instrumenten die de onderneming blootstellen aan markt- en/of kredietrisico’s. Het betreft financiële instrumenten die in de balans zijn opgenomen. De RDW handelt niet in deze financiële instrumenten en heeft procedures en gedragslijnen om de omvang van het kredietrisico bij elke tegenpartij of markt te beperken. Bij het door een tegenpartij niet-nakomen van aan de onderneming verschuldigde betalingen blijven eventuele daaruit voortvloeiende verliezen beperkt tot de marktwaarde van de desbetreffende instrumenten. Kredietrisico Gezien de beperkte concentratie en de aard van de debiteuren wordt het kredietrisico beperkt geacht. Renterisico Er zijn in 2011 geen leningen opgenomen en daarmee is er geen renterisico. Marktwaarde De marktwaarde van alle in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen, leningen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde. 13. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Onderstaand zijn de niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen met een materieel financieel belang vermeld.
De langdurige verplichtingen (langer dan 1 jaar) voor Huur gebouwen hebben een looptijd tot 8 jaar. Die voor Telecommunicatie, computer hard- en software en onderhoud hebben een looptijd tot 8,5 jaar. De Overige verplichtingen hebben een looptijd tot 10 jaar. 70
Overig Per 31 december 2011 heeft de RDW de volgende rechten: De RDW heeft bij het ministerie van Financiën een regeling voor de korte termijn financiering (schatkistbankieren) en een rekening-courantfaciliteit van € 5 miljoen tegen dagrente. Aanvullend is een leencapaciteit van € 9 miljoen overeengekomen met de Rabobank, waarvan € 5 miljoen voorwaardelijk. Bedrijfsopbrengsten 14. Omzet
Voor 2011 zette de RDW bij de begroting in op een tariefontwikkeling van gemiddeld 0%. Daarmee trok de RDW ook in 2011 de lijn door die sinds de verzelfstandiging is ingezet op een gematigde tariefontwikkeling. De lijn van de cumulatieve tariefontwikkeling ligt al die tijd ruim onder de inflatieontwikkeling. Typekeuringen De omzet van het taakcluster Typekeuringen is met 3% en € 0,5 miljoen gestegen ten opzichte van 2010. De stijging van de omzet is te danken aan de toename van de certificaten en testrapporten. Dit is het gevolg van het afronden van een groot aantal orders in China. Circa 60% van de omzet van Typekeuringen heeft betrekking op buitenlandse afnemers. De omzet is € 0,3 miljoen lager dan begroot voor 2011. Erkenningsregelingen De omzet van taakcluster Erkenningsregeling is in lijn met 2010. De omzet voor toezicht op technische erkenningen is gedaald. Voor toezicht op administratieve erkenningen is de omzet gestegen door een toename van het aantal erkenninghouders. De omzet is nagenoeg uitgekomen op de begroting. Kentekenonderzoeken De omzet voor kentekenonderzoeken is met 6% en € 0,8 miljoen gedaald in vergelijking met 2010. De lagere import in 2010 wordt beïnvloed door de fiscale stimulering van milieuvriendelijke auto's. Ten opzichte van de begroting was er in 2011 een daling van € 0,5 miljoen. Periodieke keuringen Bij periodieke keuringen is de omzet nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2010 (-2%) en bijna op de begroting uitgekomen.
71
Informatieverstrekking De omzet op informatieverstrekking is € 0,8 miljoen hoger dan in 2010. De stijging van de omzet is vooral het gevolg van de uitbreiding van de abonnementen van de providers. De opbrengsten uit informatieverstrekking zijn € 0,4 miljoen lager dan de begroting 2011. Afgifte rijbewijzen De omzet uit de afgifte rijbewijzen is met € 1,9 miljoen 10% lager uitgekomen dan 2010. Dit wordt volledig veroorzaakt door een lager volume van de omwisseling van rijbewijzen. Het omslagpunt van de cyclus lag in oktober 2011. De omzet is € 1,8 miljoen lager dan de begroting 2011. De reden is dat de aantallen behorend bij de cyclus te hoog waren ingeschat en de afgifte van bromfietsrijbewijzen lager is dan verwacht. Afgifte documenten De omzet uit de afgifte documenten is 1% en € 1,1 miljoen hoger uitgekomen in vergelijking met 2010. De stijging van de omzet komt door de hogere personenautoverkoop dan in 2010. De omzetstijging heeft vooral plaatsgevonden bij delen IA, IB en Schorsingen. De omzet is € 3,9 miljoen hoger uitgekomen dan begroot voor 2011. Dit is onder meer het gevolg van de gunstige fiscale regelingen voor zuinige auto’s met een lage CO2-uitstoot. Daarentegen zijn de overige documenten en spoedafgiftes 65% lager uitgekomen dan de begroting en 63% lager dan 2010, omdat de in 2011 gefactureerde uitvoerverklaringen ter waarde van € 2,7 miljoen niet zijn meegenomen in de omzet. Overige clusters De omzet van de overige clusters is € 2,0 miljoen hoger dan 2010. De omzetstijging is vooral ontstaan door handhaving WAM. In 2011 is handhaving WAM onder de wet Mulder gebracht. Hierdoor wordt de verzekeringsplicht voor 100% gehandhaafd. Dit heeft geleid tot een toename van de geselecteerde overtreders van 63.500 naar ongeveer 300.000. De opbrengsten door de uitgestelde invoering van de Mulder-handhaving zijn € 0,8 miljoen lager dan de begroting 2011. Overige inkomsten Deze omzet bestaat voornamelijk uit omzet van projecten voor derden. De inkomsten zijn fors hoger door met name door de overdracht van de Berichtenbox aan Logius (€ 4,3 miljoen). Tijdens het opstellen van de begroting was dit niet voorzien. Daarnaast is er een incidentele resultaat door de definitieve vaststelling BPM (€ 0,3 miljoen) en BTW-teruggave voor het project Servicehuis Parkeren (€ 0,2 miljoen). Bedrijfslasten 15. Variabele kosten
De totale variabele kosten zijn € 1,3 miljoen lager uitgekomen dan in 2010 en € 1,6 miljoen lager dan begroot. Binnen de variabele kosten zijn de kosten voor waardedocumenten € 0,8 miljoen lager dan begroot door de lagere afgifte van rijbewijsdocumenten. De GBA/KVK-berichten (€ 0,7 miljoen) komen lager uit dan begroot. Hoewel er meer autoverkopen plaatsvonden is de handelingsvergoeding overeenkomstig de begroting. Dit komt doordat er meer afgiftes via de erkende bedrijven plaatsvonden en het contract met de PostNL is herzien.
72
16. Personeelskosten
De Lonen en salarissen zijn in 2011 € 2,3 miljoen hoger dan in 2010. Dit komt vooral door de mutatie in de personele voorzieningen in 2011 (€ 1,6 miljoen), met name voor de PAS-regeling. Het gemiddelde personeelsbestand gecorrigeerd voor de PAS-regeling is in 2011 gedaald ten opzichte van vorig jaar met 22,5 fte. Hierdoor dalen de Lonen en salarissen met € 0,9 miljoen. Deze daling is gedeeltelijk gecompenseerd door de algemene salarisverhoging en jaarlijkse periodieken. Het capaciteitsverlies in fte dat gebruik maakt van de PAS-regeling is in 2011 met 8,3 fte gegroeid. De externe inhuur op projecten stijgt voor een belangrijk deel door de extra inzet voor de migratie van het Mainframe naar het Winframe. De RDW is risicodragend voor aanspraken uit hoofde van werknemersverzekeringen inzake wachtgeld. De RDW is aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De dekkingsgraad en grondslag van het ABP zijn vermeld in onderstaand schema:
De dekkingsgraad van ABP per 31 december 2011 is met 94% te laag om aanvullende maatregelen te voorkomen. Het verlagen van de pensioenaanspraken met ongeveer een half procent in 2013 is een reële optie geworden. De premie om bij te dragen aan het herstel van de financiële positie van ABP gaat van 1% naar 3%. Als de pensioenen (pensioenaanspraken van werkende en pensioenrechten van gepensioneerden) verlaagd moeten worden, zal dat in beginsel ingaan op 1 april 2013.
73
17. Algemene kosten
De algemene kosten zijn per eind 2011 € 3,6 miljoen hoger dan in 2010 en € 1,4 miljoen hoger dan begroot. De verhoging ten opzichte van 2010 komt met name door de Onderhoudskosten en Overige kosten. Bij de Overige kosten zijn de kosten van Inhuur van advies- en organisatiebureaus en de uitbesteding van het Klant Contact Center (€ 0,9 miljoen) hoger dan in 2010. Bij de Onderhoudskosten vallen de kosten van onderhoud aan het mainframe hoger uit door extra kosten voor de verlenging van het mainframecontract voor 2011 met de oude leverancier voor € 1,5 miljoen. Ook de kosten voor onderhoud van software/licenties zijn € 0,8 miljoen hoger uitgekomen. Dit is voornamelijk het gevolg van software voortkomend uit projecten zoals Servicehuis Parkeren, Geomedia (voor Ontheffingen), SAP Pas (planning- en afsprakensysteem voor keuringsafspraken via internet) en Syfact maatwerk. De ruimte in Zoetermeer wordt efficiënter gebruikt door het nieuwe werkplekconcept. Daardoor, maar ook door het samenvoegen van de regiokantoren in een centraal RDW APK-centrum, zijn de huurkosten gedaald met € 0,3 miljoen. 18. Projectkosten
De kosten voor projecten zijn € 0,2 miljoen lager dan in 2010 en € 2,6 miljoen hoger dan begroot. De overschrijding van de begroting wordt vooral veroorzaakt doordat er geen projecten zijn geactiveerd en daarnaast de projecten Excellent opereren en Servicehuis Parkeren zijn gedeactiveerd door lagere opbrengsten of een langere terugverdientijd. De out of pocket kosten dalen ten opzichte van 2010 door de grote uitgaven voor de schadeloosstelling voor het NAP-register en voor Servicehuis Parkeren in 2010. 19. Afschrijvingskosten
De kosten van afschrijvingen zijn in 2011 met € 2,1 miljoen gedaald ten opzichte van 2010. Dit komt doordat delen van het oude Mainframe al afgeschreven waren en lagere vervangingsinvesteringen later in het jaar voor het nieuwe Winframe. Daarnaast is er een daling door de aanpassing in de administratieve verwerking van de kantoorautomatisering (€ 0,9 miljoen) en lagere investeringen in koopsoftware in de afgelopen jaren. Hier was in de begroting onvoldoende rekening mee gehouden. 74
20. Bijzondere baten en lasten In 2010 zijn de capaciteitskosten van de PAS-regeling onderkend en voor € 4,2 miljoen als bijzondere last verantwoord. In 2011 is dit € 2,4 miljoen. De reguliere dotatie is bij de personele kosten gepresenteerd. Daarnaast is inzake de uitvoerverklaringen een last van € 2,4 miljoen samenhangend met restitutieverplichtingen opgenomen. 21. Financiële baten en lasten Doordat de lening van € 12 miljoen in 2010 is afgelost en de liquiditeit in 2011 hoger uitgekomen is dan begroot, zijn de rente-inkomsten in 2011 met € 0,3 miljoen gestegen. 22. Honoraria van de accountant De volgende honoraria van PwC Accountants N.V. en het overige PwC netwerk zijn ten laste gebracht van de RDW, zoals bedoeld in artikel 2:382a BW:
De honoraria van de accountant zijn in 2011 met name toegenomen als gevolg van de door PwC uitgevoerde pre-audits op het winframe. De kosten voor deze eenmalige audits zijn opgenomen onder andere controlegerelateerde opdrachten.
75
23. Beloningen van directie en leden van de Raad van Toezicht
Toelichting tabel en bezoldigingsbeleid In vorenstaande tabel worden de bedragen vermeld die in het boekjaar ten laste zijn gekomen van de RDW ter bezoldiging van de directie en de Raad van Toezicht. Onder ‘overige werkgeverslasten’ wordt de Zorgverzekeringswet-bijdrage voor de werkgever en het werkgeversdeel WAO en UFO verstaan. In de overzichten zijn de beloningen vergelijkbaar gemaakt met het gemiddeld belastbaar jaarloon uit de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT). Voor 2011 vallen de salarissen van de beide directeuren onder de openbaarmakingsregels van de WOPT. Bij de herbenoeming van de directieleden per 1 juli 2011 is, gelet op het prestatieniveau van beiden, besloten ten aanzien van het belastbaar loon het onderscheid tussen vaste en variabele beloning niet meer toe te passen. De hoogte van de totale bezoldiging van beiden is daarbij ongewijzigd gebleven. Deze blijft binnen het maximum van de komende wetgeving voor de normering van de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet Normering Topinkomens). De personeelsregelingen zijn ook van toepassing op de leden van de directie. De nieuwe structuur past binnen het Bezoldigingsreglement van de RDW.
76
De minister van Infrastructuur en Milieu stelt de vergoedingen voor de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht vast. De hoogte van deze vergoeding is gerelateerd aan de omvang van de organisatie en de gemiddelde tijdsbesteding. In het verslagjaar bedroeg de vergoeding € 24.200 voor de Voorzitter en € 18.400 voor de overige leden. De directie Zoetermeer, 9 maart 2012
De Raad van Toezicht Zoetermeer, 9 maart 2012
drs. J.G. Hakkenberg drs. H. van Santen
T. Netelenbos (voorzitter) drs. P.P.J.J.M. van Besouw dr. P.C. Plooij-van Gorsel mr. N.Ph. Geelkerken drs. M.P.I. ten Kroode MCM MIM
77
3.6
Regeling voor bestemming van het exploitatiesaldo
Bij de Gemeenschappelijke verklaring ter gelegenheid van de Verzelfstandiging van de Dienst voor het Wegverkeer is een bijlage opgenomen met specifieke afspraken op financieel en personeel gebied. In deze afspraken is voor de bestemming van het exploitatiesaldo geregeld dat exploitatiesaldi van de RDW te allen tijde worden toegevoegd aan of in mindering gebracht op het eigen vermogen van de RDW. Tevens zijn er afspraken gemaakt over de samenstelling en maximale omvang van het duurzaam aan de RDW verbonden vermogen. In overeenstemming met het bovenstaande is het exploitatiesaldo over 2011 ten laste van de reserves gebracht. Dit voorstel is in de balans per 31 december 2011 verwerkt, en verklaard in de toelichting op de reserves.
78
3.7
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: de directie van Dienst Wegverkeer (RDW)
Controleverklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de winsten-verliesrekening over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van de directie De directie van de RDW is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De directie is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de RDW. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door de directie van de RDW gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de RDW per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
79
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Den Haag, 19 maart 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
M. van Ginkel RA
80
4.
OVERIGE INFORMATIE
4.1
Prestatie-indicatoren
Om onze dienstverlening te beoordelen en zo nodig te verbeteren, werkt de RDW met prestatieindicatoren. Met deze maatstaven checken we of de zaken ook daadwerkelijk verbeterd zijn. De prestatie-indicatoren zijn opgenomen in de managementafspraken die de directie jaarlijks maakt met de divisie- en afdelingshoofden. Ook in de toezichtrelatie met het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden deze indicatoren gehanteerd. Op deze gegevens is geen accountantscontrole toegepast. Hieronder treft u een overzicht aan van de prestatie-indicatoren en resultaten van de RDW.
1. De RDW heeft het afsprakenproces gedigitaliseerd. De klant bepaalt nu zelf waar en op welke termijn de keuringsafspraak plaatsvindt. Ook kan hij voor een ingevoerd voertuig iedere werkdag van 08.00 uur tot 12.00 uur terecht voor een kentekenonderzoek. Dit heeft als gevolg dat de gemiddelde wachttijd tot keuringsafspraak niet meer gemeten wordt.
81
82
83
84
Toelichting realisatie normen 2011 Het 3% steekproefpercentage voor APK voor lichte voertuigen, de naar het oordeel van de RDW meest zwaarwegende wettelijke norm, is gehaald. Dit jaar is ook de 3% voor APK voor zware voertuigen gehaald, evenals de norm van 5% steekproeven voor LPG, snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA). In 2011 heeft de RDW in totaal 26.985 bedrijfsbezoeken afgelegd, per saldo meer dan de norm voor 2011 (23.241). Hiervan vonden 3.663 bezoeken plaats bij bedrijven met een erkenning voor het uitvoeren van de APK en het inbouwen van LPG, snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA). Het betrof zowel periodieke controlebezoeken als bezoeken naar aanleiding van aanvragen voor een nieuwe erkenning. Er is een start gemaakt met risicogeoriënteerd toezicht. Daardoor zijn 15% minder bedrijfsbezoeken afgelegd op het gebied van APK, LPG en snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA). De RDW heeft wel andere toezichtactiviteiten uitgevoerd, zoals de profielontwikkeling van keuringsinstanties en het preventief bezoeken van keuringsinstanties voor adviezen over onder meer noodzakelijke investeringen in nieuwe remmentestbanken. Deze activiteiten hebben echter nog geen plaats gekregen in de systematiek van normen en prestatie-indicatoren, zoals deze binnen de RDW en met het ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn overeengekomen. De ontwikkeling naar risicogeoriënteerd toezicht wordt in 2012 verder doorgezet en zal worden meegenomen in de evaluatie van de Toezichtsvisie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Dit zal gevolgen hebben voor de normen en prestatie-indicatoren en de realisatie ervan.
85
4.2
Mededeling inzake BKR- en CRB-systemen
Opdracht In opdracht van de directie van RDW Centrum voor Voertuigtechniek en Informatie (hierna: RDW) hebben wij een onderzoek uitgevoerd naar het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid (zijnde beschikbaarheid, integriteit, exclusiviteit en controleerbaarheid) van de gegevensverwerking in en rondom de systemen Basis Kenteken Register (hierna: BKR) en Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificaten Register (hierna: CRB). De doelstelling van dit onderzoek was om met een redelijke mate van zekerheid vast te stellen dat door de RDW binnen de geautomatiseerde en handmatige processen voor de invoer, verwerking en verstrekking van gegevens in en uit de BKR- en CRB-systemen in opzet voldoende interne beheersingsmaatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat voldaan wordt aan de gestelde betrouwbaarheidsnormen, dat deze maatregelen hebben bestaan en dat deze maatregelen gedurende het controlejaar effectief werden uitgevoerd. Het onderzoek is gericht op de processen voor de invoer, verwerking en verstrekking van gegevens en niet op de inhoudelijke kwaliteit van de gegevens in de BKR- en CRB-systemen. De beheersingsmaatregelen die de betrouwbaarheid regelen van aanleverende systemen/diensten en van het gebruik door externe partijen behoren niet tot het onderzoeksgebied, met uitzondering van de Third Party Mededelingen die over de verwerking en gebruik door providers worden afgegeven. Deze vallen wel binnen de scope van het onderzoek. Het opzetten en toezien op de effectieve uitvoering van de interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van gegevensverwerking in en rondom de BKR- en CRBsystemen is de verantwoordelijkheid van de directie van de RDW. Het is onze verantwoordelijkheid over de opzet en werking van de beheersingsmaatregelen een oordeel te verstrekken. De in het onderzoek gehanteerde betrouwbaarheidsnormen zijn op te vragen bij de RDW (0900-0739 / € 0,10 p/m). Verrichte werkzaamheden Ons onderzoek is verricht in overeenstemming met de standaarden en richtlijnen van NIVRA en NOREA voor het uitvoeren van Assurance opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (NV COS 3000). Ook zijn op deze opdracht onder andere de Verordening Gedragscode van NIVRA en de Code of Ethics van NOREA van toepassing. Wij hebben de interne beheersingsmaatregelen onderzocht binnen de drie divisies van RDW, te weten Registratie & Informatie (R&I), Voertuigtechniek (VT) en ICT-Bedrijf (ICT). Als onderdeel daarvan is de status van onderhanden actiepunten onderzocht. Binnen ICT zijn onderzocht informatiebeveiligingsbeleid, operationeel beheer/continuïteit, wijzigingenbeheer, fysieke en logische toegangsbeveiliging en service level management leveranciers. Binnen R&I zijn onderzocht het erkenningsproces, het tenaamstellingsproces, persoons- en voertuigregistratieprocessen, afhandeling van rijbewijsaanvragen, processen rondom echtheidsverklaring van rijbewijzen, (de)blokkeringsprocessen van rijbewijzen en de processen voor informatieverstrekking vanuit beide registers. Binnen VT zijn onderzocht de individuele en typegoedkeuringsprocessen die leiden tot mutaties in het kentekenregister. Doordat omstandigheden kunnen wijzigen heeft ons oordeel geen betrekking op het functioneren van deze maatregelen in de toekomst. Oordeel BKR Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevensverwerking in en rondom de BKR-systemen in 2011 in opzet en bestaan in alle van materieel belang zijnde opzichten voldeed aan de gestelde normen. Tevens zijn wij van oordeel dat de maatregelen gedurende 2011 effectief werden uitgevoerd.
86
CRB Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevensverwerking in en rondom de CRB-systemen in 2011 in opzet en bestaan in alle van materieel belang zijnde opzichten voldeed aan de gestelde normen. Tevens zijn wij van oordeel dat de maatregelen gedurende 2011 effectief werden uitgevoerd. Amsterdam, 28 februari 2012 PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. A.J.M. de Bruijn RE RA Partner
87
4.3
Personalia
RAAD VAN TOEZICHT De RDW heeft een Raad van Toezicht. De Raad ziet toe op de werkzaamheden van de directie en geeft haar advies. De samenstelling van de Raad van Toezicht was in 2011 als volgt: Mw. T. Netelenbos, voorzitter Aandachtsgebied ‘politiek/bestuurlijk’ Benoemingstermijn van 01-07-2008 tot 30-06-2012 (2e termijn) Lid Wetenschappelijke Raad Policy Research Voorzitter Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders Voorzitter stichtingsbestuur Museum de Cruquius Lid Nationale Havenraad (tot 1 november 2011) Voorzitter stichting Pro-Sea Lid Raad van Toezicht MARIN Voorzitter Programmaraad Digivaardig/digibewust Lid algemeen bestuur VNO/NCW Dhr. drs. P.P.J.J.M. van Besouw, plaatsvervangend voorzitter Aandachtsgebied ‘financiën’ Benoemingstermijn van 01-07-2008 tot 30-06-2012 (2e termijn) General Manager van SMALLTAILS.COM Lid Raad van Commissarissen Royal Haskoning (tot 1 januari 2012) Lid Beleggingsadviescommissie SPW Bestuurslid Stichting Cordeans Lid Raad van Commissarissen Total Specific Solutions BV Lid Raad van Commissarissen Optiver Holding BV Mw. dr. P.C. Plooij-van Gorsel, secretaris Aandachtsgebied ‘consument/branche’ Benoemingstermijn van 01-07-2008 tot 30-06-2012 (2e termijn) Lid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), adviescollege voor de regering inzake buitenlands beleid, defensie, mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking Voorzitter Raad van Deskundigen voor de nationale meetstandaarden, onafhankelijk adviescollege van regering en parlement over de metrologische infrastructuur in Nederland Lid Euramet Research Council, Supervisory Board of European metrological infrastructure Lid Centrale Commissie Statistiek (CCS), toezichthouder op het CBS (tot 31-12-2011) Commissaris Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL) Bestuurslid INK, Nederlands instituut voor kwaliteitsmanagement Voorzitter Centraal College Deskundigen van Veneca, kwaliteitsbewaking cateringbranche Mw. drs. M.P.I. ten Kroode MCM MIM, lid Aandachtsgebied ‘informatica’ Benoemingstermijn van 01-07-2010 tot 01-07-2014 (1e termijn) Voorzitter Raad van Bestuur Rivierduinen Lid Raad van Commissarissen Sleutelnet BV SIOO - docent Masteropleiding Executive Change Management Lid Beheer en Adviesraad CJIB (tot 1 juli 2011)
88
Dhr. mr. N. Ph. Geelkerken, lid Aandachtsgebied ‘personeel’ Benoemingstermijn van 01-07-2010 tot 01-07-2014 (1e termijn) Directeur CAOP Voorzitter van de Raad van Toezicht Haagsche Scholen, primair en speciaal openbaar onderwijs Covoorzitter van het landelijk Platform Sport, Bewegen en Onderwijs De Raad van Toezicht heeft, gelet op de Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners, uit zijn midden twee commissies samengesteld, met de volgende bezetting: Auditcommisie: Van Besouw (voorzitter) en mw. Ten Kroode (lid) Remuneratiecommissie: Geelkerken (voorzitter) en mw. Netelenbos (lid) Het secretariaat wordt gevoerd door mw. mr. J.C. ten Brug. DIRECTIE Dhr. drs. J.G. Hakkenberg, Algemeen Directeur geboortejaar:1950 tijdstip eerste benoeming: 01-07-1996 benoemingstermijn van 01-07-2011 tot 01-07-2015 dienstverband: voor onbepaalde tijd -
Voorzitter RBB-groep (Rijksbrede Benchmark) Voorzitter Manifestgroep Lid van het Bestuur van de Stichting ICTU Lid Dagelijks Bestuur Regiegroep E-overheid (BZK) Lid van de Raad van Advies van ORMIT Voorzitter van Stichting De Arkduif
Dhr. drs. H. van Santen, Directeur Bedrijfsvoering geboortejaar: 1953 tijdstip eerste benoeming: 01-07-1996 benoemingstermijn van 01-07-2011 tot 01-07-2016 dienstverband: voor onbepaalde tijd -
Lid Programmaraad Logius Extern lidmaatschap Stuurgroep IMAC Lid Manifestgroep
MANAGEMENTTEAM De directie laat zich ten behoeve van de besluitvorming bijstaan door een managementteam waarvan de samenstelling in 2011 was: Manager divisie Voertuigtechniek Dhr. drs. R.G. Labordus Manager divisie Registratie en Informatie Dhr. Z. Baelde RA Manager ICT Bedrijf Dhr. G.J.F. Doll Manager afdeling Strategie en Externe Ontwikkelingen Dhr. Ir. S.A.J. Beckers 89
Manager afdeling Financiën en Control Dhr. drs. J.A. van Aller RC Manager afdeling Juridische en Bestuurlijke Zaken Dhr. mr. H. Pasman Manager afdeling Human Resources Mw. mr. M.A.C. Ruimers Manager afdeling Communicatie Mw. drs. J. Eising Het secretariaat wordt gevoerd door mw. drs. M.J. Stiksma. Daarnaast laat de directie zich adviseren door: Manager afdeling Ontwikkeling Voertuigreglementering Dhr. ir. C. Doornheim Manager Facilitair Bedrijf Dhr. ing. P.H.F. Bom
ONDERNEMINGSRAAD De samenstelling van de OR was in 2011 als volgt: R. Welling – voorzitter (Abvakabo FNV) R. van den Brink – 1e vicevoorzitter (Abvakabo FNV) J. Krol – 2e vicevoorzitter (niet namens een vakbond lid van de ondernemingsraad) H. Korsten – lid dagelijks bestuur (CNV Publieke Zaak) Abvakabo FNV: H.J. Mulder CNV Publieke Zaak: R.J.W.N. Ariaans J. Blokzijl K. Westerhuis Niet namens een vakbond lid van de ondernemingsraad: G. Boukes Mw. M.T. Daniels C.M.M. Didden Mw. M.A.H.C.E.Bik F.G.H. Frielink G.R.J. Post Mw. B. van Rij-van Leeuwen Het secretariaat wordt gevoerd door mw. C. Mooij, ambtelijk secretaris.
90
Bijlage 1: GRI-tabel Nr. G3.1 Indicator Verwijzing Organisatieprofiel 2.1 Naam van de organisatie Hoofdstuk 1.1 (Profiel) 2.2 Voornaamste merken, producten en/of Hoofdstuk 1.1 (Profiel) diensten 2.4 Locatie van het hoofdkantoor Zoetermeer 2.5 Het aantal landen waar de organisatie actief is De RDW voert zijn taken primair in en namen van landen met ofwel grootschalige Nederland uit. Locaties in het buitenland zijn buiten beschouwing gelaten omdat activiteiten, ofwel met specifieke relevantie deze nauwelijks bijdragen aan de impact voor de duurzaamheidskwesties die in het van de RDW op het milieu. verslag aan de orde komen. 2.6 Eigendomsstructuren/ Rechtsvorm Hoofdstuk 1.8 (Governance) 2.7 Afzetmarkten De RDW voert zijn taken primair in Nederland uit. Locaties in het buitenland zijn buiten beschouwing gelaten omdat deze nauwelijks bijdragen aan de impact van de RDW op het milieu.
2.8
Omvang van de verslaggevende organisatie, waaronder: • Aantal werknemers; • Netto-inkomsten; • Hoeveelheid geleverde producten of diensten.
2.9
Significante veranderingen tijdens de verslagperiode wat betreft omvang, structuur of eigendom.
2.10
Onderscheidingen die tijdens de verslagperiode werden toegekend.
3. Verslaglegging Æ Rapportprofiel 3.1 Rapportage periode duurzaamheidsverslaglegging. 3.2 Datum meest recente duurzaamheidverslag.
3.3
Verslagleggingscyclus 91
De RDW werkt voor de volgende doelgroepen: • Overheid • Voertuigketen (fabrikanten, dealers, garagehouders en autosloperijen) • Voertuigbezitters • RDW-medewerkers - Aantal werknemers: hoofdstuk 1.5 (Human Resources: de medewerkers) - Netto inkomsten: hoofdstuk 2.5 (toelichting behorende tot de jaarrekening) onderdeel 14 (Omzet) - Hoeveelheid geleverde producten: hoofdstuk 1.4 (Kerntaken en bedrijfsresultaten) Vanaf 1-1-2012 is de RDW geen huurder meer van het regiokantoor in Den Bosch. De activiteiten van het regiokantoor van Den Bosch en het reeds eerder gesloten regiokantoor in Zoetermeer, zijn ondergebracht in het regiokantoor Zwolle. Daarnaast is in 2011 een kantoor in Seoul geopend. Beste werkgever in non-profit sector. Intermediair Beste Werkgevers Onderzoek, VNU Media Kalenderjaar 2011 De RDW maakt geen afzonderlijk MVO jaarverslag maar neemt verslaglegging omtrent duurzaamheid op in het wettelijk jaarverslag. Het meest recente wettelijk jaarverslag is het wettelijk jaarverslag 2011. Jaarlijks
3.4
Contactpunt voor vragen over het verslag.
3.5
Proces voor bepaling verslag inhoud.
3.6
Afbakening van het duurzaamheidsverslag.
3.7
Beperkingen in de afbakening van het duurzaamheidsverslag. Rapportagebasis
3.8
3.9
De technieken en berekeningsgrondslagen voor gegevensmetingen. GRI Inhoudsopgave 3.12 Tabel waarin staat waar in het verslag de standaardonderdelen van de informatievoorziening te vinden zijn. Economische indicatoren EC1 Gerealiseerde economische waarde voor de samenleving. EC4 Financiële steun overheid.
EC5
Ratio tussen aanvangssalaris uitgesplitst naar geslacht in vergelijking tot salaris of locatie van bedrijfsvoering.
EC6
Beleid, methoden en uitgaven leveranciers.
EC8
Investering in infrastructuur.
EC9
Belangrijke indirecte economische gevolgen.
Milieuprestatie-indicatoren EN3 Direct energieverbruik door primaire energiebron. EN4 Indirect energieverbruik door primaire bron. EN5
Energiebesparingen en efficiëntieverbeteringen. EN16 Totale directe en indirecte emissie van broeikasgassen naar gewicht. Sociale prestatie-indicatoren LA1 Totale personeelsbestand naar type. LA2
Adres: RDW Afdeling Communicatie, Europaweg 205, Zoetermeer. E-mail:
[email protected] Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen) Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen, onderdeel scope CO2-metingen) Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen) Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen, onderdeel scope CO2 -metingen) De RDW maakt gebruik van de door DHV ontwikkelde CO2 -scanner. Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen), betreft deze tabel. Hoofdstuk 1.6 - Financiële resultaten 2011 De RDW voert zijn diensten uit tegen kostendekkende tarieven. Tevens ontvangt de RDW subsidies die worden aangewend voor diverse doeleinden, zoals bijvoorbeeld het alcoholslotprogramma. Hoofdstuk 1.6 - Financiële resultaten 2011 De RDW werkt hoofdzakelijk in Nederland en volgt hierbij de Nederlandse wetgeving. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het aanvangssalaris van mannen en vrouwen. De RDW voert geen voorkeursbeleid t.o.v. lokale leveranciers. De RDW heeft geen publiek beschikbare infrastructuur aangelegd. De RDW heeft door zijn diensten en of producten geen indirecte economische gevolgen teweeg gebracht, maar zal het beleid omtrent openbaarheid in de dataverschaffing continueren. Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen) Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen) Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen) Hoofdstuk 1.9 (Maatschappelijk verantwoord ondernemen) Hoofdstuk 1.5 (Human Resources: de medewerkers) Hoofdstuk 1.5 (Human Resources: de
Personeelsverloop 92
LA7
Verzuimcijfers
LA12 Percentage medewerkers m.b.t. prestatie- en loopbaanontwikkeling.
93
medewerkers) Hoofdstuk 1.5 (Human Resources: de medewerkers) Er vinden jaarlijks functioneringsgesprekken plaats.