INHOUDSOPGAVE
01
Hoofdstuk
0. 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7
Inleiding Doelen van het plan Functies van het plan Procedure voor het opstellen en vaststellen van het plan Verwijzingen Bronnen Status van het plan Evaluatie van het plan
03 03 03 03 03 04 04 04
Hoofdstuk
1 1.1 1.2.
Het bestuur Huidige stand van zaken Beleidsvoornemens
05 05 05
Hoofdstuk
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Onze school Huidige situatie De leerlingen De ouders Het personeel De medezeggenschapsraad De ouderraad De schoolregels Schoolplan 2008-2012 Omstandigheden die de beleidskeuzen beïnvloeden
07 07 07 10 11 11 12 12 13 14
Hoofdstuk
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
De opdracht van onze school De pedagogische visie De onderwijskundige visie De maatschappelijke visie De externe ontwikkelingen Wat wij kunnen. De interne sterkte/zwakte analyse Beleidsvoornemens
15 15 15 16 17 18 20
Hoofdstuk
4. 4.1 4.2 4.2.1. 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.5
De onderwijskundige vormgeving van onze school De onderwijskundige doelen De huidige organisatie en het beleid De indeling van de leerlingen in groepen De overlegstructuren De ordening van de inhoud van het onderwijs De ordening van de onderwijsinhoud De instructievormen en de didactische werkwijze De evaluatievormen De leerstofgebieden Beleidsvoornemens
22 22 23 23 24 25 25 26 27 28 28
Hoofdstuk
5. 5.1 5.2
De inzet en ontwikkeling van het personeel Huidige situatie Beleidsvoornemens
30 30 32
Hoofdstuk
6. 6.1 6.2
Overige beleidsterreinen Algemeen strategisch beleid Ons financieel beleid
33 33 33 1
6.3 6.4
Ons materieel beleid Beleidsvoornemens
34 35
Hoofdstuk
7. 7.1 7.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.3.5 7.3.6 7.3.7 7.3.8 7.3.9 7.3.10
Onze zorg voor kwaliteit Inleiding De doelen van onze kwaliteitszorg De inrichting van onze kwaliteitszorg Het schoolplan en de schoolgids Het gebouw en het terrein De uitgangspunten en de algemene doelstellingen De leerlingen De ouders Het personeel De schooltijden en de weekplannen Het samenwerkingsverband Medezeggenschapsraad Overige beleidsterreinen
36 36 36 36 36 36 37 37 37 37 38 38 38 38
Hoofdstuk
8.
Onze beleidsvoornemens, totaaloverzicht en planning
39
Bijlagen
1. 2.
Formulier 'Instemming met schoolplan' Formulier 'Vaststelling van schoolplan' Leerstofgebieden Vak: Werken in de kleutergroep Taallezen Mondeling en schriftelijk taalgebruik Technisch lezen Begrijpend lezen Informatief lezen, vrij lezen en voorlezen Spelling Schrijven Rekenen Rekenvoorwaarden Rekenen kern Oriëntatie op mens en wereld Aardrijkskunde Geschiedenis Kennis der natuur Techniek Engels Sociaal-emotionele vorming en gezond en redzaam gedrag Verkeer Lichamelijke oefening Kunstzinnige vorming Handvaardigheid Muziek Tekenen Beweging, dans en drama
44 45 46 46 47 47 48 49 50 50 51 52 52 53 54 54 55 56 57 57 58 59 60 61 61 62 63 64
2
INLEIDING
0.1 DOELEN VAN HET SCHOOLPLAN De doelen van dit schoolplan zijn: - als school (bestuur, directie, team en medezeggenschapsraad) vaststellen wat voor de periode van 1 augustus 2012 t/m 31 juli 2016 voor de Hertog van Brabantschool het onderwijskundig beleid, personeelsbeleid, algemeen strategisch beleid, financieel beleid, materieel beleid, relationeel beleid en het beleid ten aanzien van de kwaliteitszorg is en van deze beleidsterreinen een samenhangend geheel maken; - dit beleid zo vast te stellen dat het gebruikt kan worden voor planmatige schoolontwikkeling; - voldoen aan de wettelijke verplichting te beschikken over een schoolplan.
0.2 FUNCTIES VAN HET SCHOOLPLAN. Dit schoolplan zal fungeren als: - uitgangspunt voor de operationele planning per schooljaar; - verantwoordingsdocument in de richting van de landelijke overheid.
0.3 PROCEDURE VOOR HET OPSTELLEN EN VASTSTELLEN VAN HET SCHOOLPLAN. Dit schoolplan is opgesteld door de directeur Erna Verstraete in samenwerking met het team van de Hertog van Brabantschool, in de tweede helft van het schooljaar 2011-2012. De directeur heeft de algemene gedeelten opgesteld, de teamleden hebben de meeste onderdelen uit hoofdstuk 3 uitgewerkt. Dit schoolplan is besproken binnen het team, daarna in het bestuur en de MR, om tot vaststelling te komen. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht. De procedure zal afgesloten worden in juni 2012.
0.4 VERWIJZINGEN. In dit schoolplan wordt verwezen naar - De schoolgids van de Hertog van Brabantschool. - Sociaal statuut. - Managementstatuut. - Gegevens uit de Kwaliteitsmeter PO, afgenomen in oktober 2011 bij het personeel, ouders en leerlingen in eindgroepen. - Zorgplan samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. - Inspectierapport d.d. april 2012. - Jaarverslagen Hertog van Brabantschool 2008-2012. - De methoden per vakgebied. - Werkdocument: ontwikkelingsperspectief en zorgniveaus binnen de Hertog van Brabantschool.
3
0.5 BRONNEN. Bij het maken van dit schoolpan zijn de volgende bronnen gebruikt: - schoolplan 2008-2012. - zorgplan WSNS schooljaar 2012-2013. - Schoolgids Hertog van Brabantschool. - Kwaliteitsmeter PO, Beekveld & Terpstra. - Inspectierapporten maart 2010 en maart 2012. - Klimaatonderzoek november 2011. - Bevindingen studiemiddagen over bevindingen kwaliteitsmeter PO Beekveld en Terpstra, studiedag 6 december 2011 over de visie van school en het referentiekader Passend Onderwijs. - Studiemiddag over rekenonderwijs. - Jaarverslagen Hertog van Brabantschool 2008-2012 en verslag opbrengsten 2010-2011. 0.6 STATUS VAN HET SCHOOLPLAN. Dit schoolplan moet vastgesteld worden door het bevoegd gezag met instemming van de Medezeggenschapsraad.
0.7 EVALUATIE VAN HET SCHOOLPLAN De geformuleerde beleidsvoornemens en planning in hoofdstuk 7 en de evaluatie van de concreet beschreven verbetertrajecten van het lopende schooljaar zullen ieder schooljaar in juni als uitgangspunt dienen voor de meer smart te formuleren verbetertrajecten voor het volgende schooljaar. Er zal mogelijk een hernieuwde afname plaats vinden in het schooljaar 2015-2016 van een kwaliteitsmeter PO voor personeel, ouders en voor enkele groepen leerlingen.
4
Hoofdstuk 1 : HET BESTUUR VAN DE HERTOG VAN BRABANTSCHOOL
1.1
HUIDIGE STAND VAN ZAKEN.
Het bevoegd gezag van de Hertog van Brabantschool wordt gevormd door de Stichting Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School Vught e.o. Het bevoegd gezag telt vier leden. Zij vertegenwoordigen ieder één van de vier schoolbesturen die deel uit maken van het samenwerkingsverband WSNS e.o. Het bevoegd gezag heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van de school, de kwaliteit van het onderwijs en de bedrijfsvoering van de school. Er is sprake van een gemandateerde bestuursvorm. De directeur van het samenwerkingsverband, tevens algemeen directeur van de school, oefent de taken en bevoegdheden uit die door het bestuur aan deze persoon gemandateerd zijn. Deze is belast met de beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende werkzaamheden. In het managementstatuut is vastgelegd op welke wijze de taken en bevoegdheden van en tussen schoolbestuur, directeur samenwerkingsverband en de directeur van de school zijn geregeld. Het schoolbestuur en het bestuur van de Stichting Centrale Dienst Vught en omstreken, dat wil zeggen het bestuur van het samenwerkingsverband WSNS Vught, bestaat uit dezelfde vertegenwoordigers van de vier schoolbesturen binnen WSNS Vught e.o. In 2012 wordt de wet Passend onderwijs ingevoerd. Dit kan consequenties hebben voor de huidige managementstructuur. In 2014, als het samenwerkingsverband Vught e.o. opgeheven zal worden, zal bekeken moeten worden wat dit betekent voor het bevoegd gezag en de management. Het huidige beleid van het bevoegd gezag is erop gericht de school te stabiliseren op 8 tot maximaal 9 groepen (ongeveer 120 leerlingen). Dit heeft consequenties voor het personeel. Zoals het er nu uitziet, lossen knelpunten in de formatie zich op via natuurlijk verloop bij deze ingeschatte grootte van de school. Bij de vorming van een nieuw groter samenwerkingsverband Passend Onderwijs zal bekeken moeten worden hoe de personeelsleden die voor het huidige samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. binnen het loket werkzaam zijn en de eventueel boventallige personeelsleden van de school op een passende werkplek terecht komen. Het personeelsbeleidsplan is opgesteld en op onderdelen verder uitgewerkt. Door de kleinschaligheid van dit bestuur, een éénpitter met een school van ongeveer 120 leerlingen bevindt de school zich in een kwetsbare positie Het bestuur zal mede daarom in de nabije toekomst contact leggen met de besturen van de andere SBO scholen in het nieuw te vormen samenwerkingsverband Passend Onderwijs. Door de geplande terugloop van het aantal leerlingen en het ongewisse beleid van het nieuw te vormen samenwerkingsverband kan de meerjarenbegroting van de school onder druk komen te staan. Het bestuur streeft ernaar bij de jaarbegrotingen de inkomsten en uitgaven betreffende personeel in evenwicht te houden. Extra financiële middelen kunnen ingezet worden om de expertise van het team te vergroten voor uitbreiding van bepaalde doelgroepen binnen de school. Het schoolbestuur onderhoudt contacten met diverse externe organisaties zoals: de gemeenten, de inspectie, andere schoolbesturen, partners van Passend Samenwerken, VOS/ABB, Arbo-Unie Oost Brabant en de landelijke klachtencommissie. Het schoolbestuur kent een voorzitter en een combinatie penningmeester/secretaris. Leden van het bestuur hebben geen specifieke aandachtgebieden. 1.2.
BELEIDSVOORNEMENS VAN HET BESTUUR.
* In 2013 beoordelen of de school onder hetzelfde bevoegd gezag kan blijven. * De consequenties bekijken van de opheffing van het samenwerkingsverband SWV WSNS Vught e.o voor het bestuur en het managementstatuut. 5
* In samenspraak met betrokkenen de directiewisseling voorbereiden . * Verdere uitwerking van het personeelsbeleidsplan op de onderdelen. * Extra inzet van middelen om de expertise van het team te vergroten door bepaalde doelgroepen leerlingen op de school te plaatsen of de grenzen wat te verleggen en uitbreiding van kwaliteit. * Het in beeld laten brengen van de competenties van het team en er zorg voor dragen dat de competenties passend worden gemaakt voor de mogelijk nieuwe doelgroepen.
6
Hoofdstuk 2: ONZE SCHOOL: HERTOG VAN BRABANTSCHOOL.
2.1.
HUIDIGE SITUATIE.
De school is op 1 januari 1973 gesticht als bijzondere neutrale LOM-school door het stichtingsbestuur Stichting Samenwerkingsschool voor LOM-onderwijs te Vught e.o. In de loop der jaren is er een IOBK-afdeling opgericht, die een grote regionale functie had. In oktober 1998 is de school van nominatie veranderd en werd het een openbare School voor Speciaal Basisonderwijs (SBO) geworden, vallend onder het bestuur: Stichting Samenwerkende Scholen voor Openbaar Primair Onderwijs Vught. Op 1 augustus 2006 is de school komen vallen onder het bestuur van Stichting Samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. De school is sinds die tijd een algemeen bijzondere school voor Speciaal Basisonderwijs. Zoals eerder vermeld is de school de enige school onder het bevoegd gezag. De school is gehuisvest in een gebouw aan de Brabantlaan 75 in Vught. De school is goed toegankelijk voor het vervoer van leerlingen en voor leerlingen te voet of met de fiets en voor rolstoelgebruikers. Er is een nieuwe gymzaal gebouwd worden op het terrein, verbonden met een vleugel van de school. Het volledige onderhoud en beheer van de gymzaal ligt bij de gemeente. Er is een aparte ingang en beveiligingscode voor de gymzaal. De centrale dienst van WSNS Vught is ook in het gebouw gehuisvest. Deze heeft ook een aparte ingang en een eigen beveiligingscode. Jaarlijks worden door de school betaalde kosten doorberekend aan de gemeente en aan het samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. middels een factuur volgens een vastgestelde verdeelsleutel voor energiekosten, water, beveiliging en onderhoudscontracten voor de alarminstallatie en brandbeveiliging en incidentele kosten.
2.2.
DE LEERLINGEN.
Sinds 1 augustus 1998 is de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) in werking getreden, wat consequenties had voor de Hertog van Brabantschool. Voorheen een school voor kinderen met leer- en opvoedingsproblemen, LOM, met een afdeling voor in ontwikkeling bedreigde kleuters, I.O.B.K. en de laatste jaren ervan met verbrede toelating naar de doelgroep moeilijk lerende kinderen, M.L.K., is de school nu een school voor Speciaal Basisonderwijs, in dit stuk verder vermeld als SBO. Kinderen kunnen onder bepaalde voorwaarden geplaatst worden vanaf 4 tot en met 13 jaar. De Hertog van Brabantschool heeft een streekfunctie. Het is de enige SBO in het samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. De leerlingen komen bijna allemaal uit de gemeenten Vught, Sint Michielsgestel en Haaren, vallend binnen het SWV Vught e.o. Enkele leerlingen komen uit een aangrenzend samenwerkingsverband. Een leerling kan op de school geplaatst worden als er een toelaatbaarheidverklaring is opgesteld, de PCL-beschikking, door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het samenwerkingsverband. De school heeft 4 instroommomenten, vermeld in de schoolgids. Leerlingen met een CvIindicatie kunnen ook geplaatst worden, mits deze een PCL-verklaring hebben gekregen van het samenwerkingsverband. De geplaatste leerlingen kunnen kinderen zijn die cognitief een beneden gemiddelde intelligentie hebben en/of sociaal-emotionele problemen vertonen, zodanig dat zij op het basisonderwijs niet voldoende adequaat meer begeleid kunnen worden. Ook leerlingen met een gemiddelde intelligentie kunnen geplaatst worden, maar dan is er meestal sprake van persoonlijkheidsproblematiek of een psychiatrische stoornis. De ernst van de problemen spelen mee bij het toelaten van leerlingen. De kinderen vertonen problemen vaak op meer gebieden: taak/werkhouding, concentratie, informatieverwerking, geheugen, leergebieden lezen/ taal/ 7
rekenen en sociale omgang met anderen, geringer sociaal inzicht, een gering zelfvertrouwen en matig zelfbeeld. De toelaatbaarheidcriteria zijn in het zorgplan van het samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. opgenomen. De grootte van de school is afhankelijk van de handelingsbekwaamheid binnen de basisscholen in het SWV Vught e.o. Het samenwerkingsverband Vught e.o. heeft een zorgbudget ingevoerd voor leerlingen op de basisschool die met extra financiële middelen daar kunnen blijven. Dit bedrag is op dit moment iets minder dan het zorgbudget dat een SBOleerling krijgt. Tot vorig schooljaar moest de PCL hierover een beschikking afgeven, maar nu ligt de beslissing voor toebedeling van het zorgbudget bij het zorgloket WSNS Vught e.o. Dit beleid heeft grote invloed op de terugloop van het aantal leerlingen op de SBO de laatste 8 jaar. Het aantal leerlingen met een zorgbudget was per 1 oktober 2011 73 en is gedurende het schooljaar verder gegroeid. Nadat er 5 jaren een geringe terugloop was, was er vorig schooljaar sprake van een forse terugloop van 20 leerlingen op de teldatum 1 oktober. Er was een grote uitstroom van leerlingen per 31 juli 2011, namelijk 44 leerlingen, die naar het voortgezet onderwijs gingen. Tussentijds waren er 5 leerlingen uitgestroomd naar andere scholen, 1 naar het basisonderwijs, 2 naar de REC 3 ZML, en 2 naar REC 4. Hierdoor is het aantal leerlingen op de SBO-school gedaald is tot 1,75 % van het totaal aantal leerlingen van het samenwerkingsverband. Dit percentage ligt beduidend onder het landelijke gemiddelde. De voorafgaande 5 jaren lag dit op 2 %. Bij 21 leerlingen liep de tijdelijke beschikking af en is een nieuwe PCL-beschikking afgegeven. Dit aantal schommelt nogal sinds 2005. In totaal werden 33 leerlingen vanaf het begin tot het einde van het schooljaar geplaatst. Het aantal geplaatste leerlingen lag net iets hoger dan voorafgaande jaren. De laatste jaren ligt dat ongeveer op 30 leerlingen. De gemiddelde groepsgrootte is meestal ongeveer 16 leerlingen. Aan het begin van het schooljaar kan dit lager zijn, aan het eind hoger. De grootte van de groep hangt af van de leeftijd en de problematiek van de leerlingen in de groep. In de laagste 2 groepen wordt gestreefd naar een grootte van ongeveer 12 leerlingen met een uitloop naar 17 gedurende het schooljaar. In de groep jonge risicoleerlingen kan er naast een groepsleerkracht een onderwijsassistente aanwezig zijn, afhankelijk van de groepsgrootte. Dit kan gedurende een schooljaar wijzigen. Eind vorig schooljaar zaten in 6 van de 9 groepen 17 leerlingen, in 2 groepen 15 en in 1 groep 12 leerlingen. Dit schooljaar waren de groepen kleiner, door de grote uitstroom vorig schooljaar: 1 groep van 10, 1 groep van 11, 3 groepen van 13 (waaronder 1 kleutergroep), 1 van 14 en 3 van 16 leerlingen. De drie grootste groepen zaten in de middenbouw en begin bovenbouw. De laatste jaren is het aantal geplaatste kleuters weer wat gegroeid, zodat er meestal 1 groep geformeerd kon worden. Het aantal leerlingen in de groep erna, waarbij het aanvankelijk lees- en rekenproces gestart wordt, is echter de laatste jaren erg klein, zodat hier een combinatiegroep gemaakt moest worden, zonder assistentie. De eerste 7 maanden van een schooljaar is dit een ongunstige onderwijsleersituatie voor deze leerlingen, vooral voor het kernvakken taal, rekenen en de wereldoriënterende vakken. Begin december 2011 heeft een groepsverschuiving van een aantal leerlingen in 4 groepen plaats gevonden, omdat in de combinatiegroep onvoldoende begeleiding gegeven kon worden aan de leerlingen van de groep door de vervangende groepsleerkracht (vanwege langdurige ziekte van beide duoleerkrachten) en nieuw te plaatsen leerlingen in enkele groepen. Bij plaatsing wordt voor iedere leerling een startbegeleidingplan opgesteld, vanuit de gegevens van het dossier, aangeleverd door het samenwerkingsverband. In dit plan staan de bevorderende en belemmerende factoren. Afhankelijk van de leeftijd wordt dit gemaakt door de orthopedagoge, de maatschappelijk werkster en de interne begeleider. Hierin wordt het ontwikkelingsperspectief, doelen en adviezen geformuleerd, behalve bij de jongere leerlingen. Voor hen worden alleen adviezen en doelen geformuleerd. Bij de didactische leeftijd van 15 wordt er een ontwikkelingsperspectief opgesteld met een leerrendementsverwachting of dit perspectief wordt bijgesteld vanuit het startbegeleidingplan. Bij een didactische leeftijd van 35 wordt er ook een uitstroomprofiel aangegeven in leerrendementsverwachting en in type VO school. In het document “opstellen ontwikkelingsperspectief” is het opstellen van het ontwikkelingsperspectief, de zorgniveaus en de uitstroomprofielen beschreven. Tijdens het gesprek met de inspectie werd door deze aangegeven dat de marge van het uitstroomprofiel te ruim aangegeven wordt. Het uitstroomprofiel zou eerst opgesteld moeten 8
worden, bijv. in DLE of functieniveau per leeronderdeel en daarna zou terugredenerend het ontwikkelingsperspectief ervan afgeleid moeten worden. Het onderwijskundig rapport voor de schoolverlaters is dit schooljaar afgestemd op de 1 zorgroute. Bij alle schoolverlaters wordt een groepspsychologisch onderzoek afgenomen en de bevindingen ervan worden meegenomen in het schooladvies, naast de didactische bevindingen, de taakwerkhouding en de gedragsaspecten en overige belangrijke aspecten. De 1-zorgroute is twee jaar geleden stapsgewijs ingevoerd. Het eerste half jaar vanaf februari 2010 is de aandacht op technisch lezen gericht, daarna op de andere kernvakken, spelling, begrijpend lezen en rekenen. Er zijn aanpassingen gedaan op het algemene format, met name de wijze van inventarisatie van onderwijsbehoeften, de tijdpad van een groepsplan en de gesprekkencyclus. Er is veel aandacht besteed aan het formuleren van individuele onderwijsbehoeften en de leerdoelen tijdens teambijeenkomsten, ook aan de hand van ingevulde formulieren. Voor het leren opstellen van groepsplannen zijn er extra teambijeenkomsten ingelast. Ingevulde groepsplannen zijn gezamenlijk besproken om meer afstemming te verkrijgen en verbeterpunten erin aan te brengen. De school heeft gekozen voor het opstellen van de groepsplannen voor een half jaar. Ieder half jaar wordt door de leerkracht plannend een individueel didactisch leerling-overzicht voor technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen (DLO‟s) gemaakt, met doelen op niveau en leerstof, het formuleren van onderwijsbehoeften t.a.v. leerstof, instructie en leertijd, aanpak, leeromgeving en psychologische maatregelen. Er worden zorgniveaus vastgesteld per leerling per leerstofonderdeel. Vanuit deze DLO‟s worden ieder half jaar groepsplannen opgesteld voor technisch lezen, begrijpend lezen spelling en rekenen. Dit wordt nog niet gedaan voor gedrag. De groepsplannen worden ieder half jaar geëvalueerd op niveau, doel en aanpak, nadat niet-methode gebonden toetsen zijn afgenomen. Deze toetsgegevens worden ingevuld in Parnassys en ook ingevuld op het formulier ontwikkelingsperspectief. Er is een format gemaakt voor een individueel handelingsplan wat te gebruiken is bij de leervakken, maar ook voor gedrag. De logopediste maakt voor elke leerling, die behandeld wordt, een handelingsplan. Zij heeft vorig jaar een bestand gemaakt, waarbij ze doelen heeft geformuleerd als een opbouwende leerlijn en deze doelen gemakkelijk in het format handelingsplan ingepast kunnen worden. Het handelingsplan wordt getekend als de behandeling na een half jaar of een jaar afgerond is door ouders en behandelaar. Sinds vorig schooljaar wordt de leerling-populatie van de school in beeld gebracht. Uit analyse van deze leerling-gegevens blijkt dat het 64 % van de leerlingen op onze school in het schooljaar 2010-2011 een gediagnosticeerde leer- en/of gedragstoornis, (dyslexie, dyscalculie, AD(H)D, autisme) of ernstige omgevingsproblemen (hechtingsproblematiek, gezinsproblematiek) ofdaarvoor in onderzoek zijn. Ieder schooljaar wordt een aantal leerlingen verwezen voor verder diagnostisch onderzoek bij gespecialiseerde multidisciplinaire teams, zoals GGZ Herlaarhof. 30 % van de leerlingen hadden een intelligentiequotiënt (IQ) kleiner dan 75, 48 % tussen 75 en 90, en 20 % boven de 90. Wel moet hierbij opgemerkt worden dan veel IQ gegevens ouder zijn dan 2 jaar. Er lijkt sprake van een verdichting van de problematiek, maar verdere gegevens moeten de komende jaren nog verzameld worden. Voor alle leerlingen geldt een onderwijstijd per schooljaar (van 1 okt tot 1 okt) van ongeveer 946 uur. Per week hebben de leerlingen 24,75 lesuren. Op woensdag- en vrijdagmiddag zijn alle leerlingen vrij. Kinderen blijven (bijna) allemaal op school over. Voor de ochtendpauze en de middagpauze vullen de leerkrachten de onderwijstijd in, onderdeel van of aansluitend bij het onderwijsprogramma in de groep. Zij noteren die activiteiten in het dagprogramma. De leerlingen spelen in de pauze onder toezicht van het personeel op de speelplaats. Er is geen sprake van een continurooster. Aan het overblijven zijn beperkte kosten verbonden, die door de ouders betaald moeten worden. Dit staat in de schoolgids uitgewerkt. Voor en na school is er ook surveillance van het team, ongeveer 15 minuten. De surveillant na school blijft bij de leerlingen tot deze allemaal naar huis zijn. 9
Kinderen komen naar school per eigen gelegenheid (te voet of met de fiets) of met speciaal vervoer. Dit wordt door de gemeenten geregeld. Bij de aanmelding van een leerling wordt deze mogelijkheid met de ouders besproken. De aanmeldprocedure wordt in de schoolgids beschreven. Het leerlingenvervoer per taxibusje staat onder druk doordat de omliggende gemeenten ander beleid willen gaan voeren, vanwege de hoge vervoerskosten per leerling. Nu heeft 1 gemeente al een begrenzing van 6 km aangegeven naar onze school om voor dit vervoer in aanmerking te komen.
2.3.
DE OUDERS.
Goede contacten tussen ouders/verzorgers en de school worden als belangrijk ervaren. De inzetbaarheid van ouders voor ondersteunende activiteiten wordt steeds kritisch bekeken door het team in verband met de kindkenmerken van de schoolpopulatie en de specifieke aansturing en ondersteuningsbehoefte van de leerlingen. Vanaf het moment dat de ouders/verzorgers hun kind aanmelden op de SBO is samenwerking van grote waarde. Door middel van contacten met leerkrachten of andere deskundigen binnen de school kan duidelijk gemaakt worden hoe het kind in zijn ontwikkeling begeleid kan worden. De contactmogelijkheden van personeelsleden van de school met de ouders worden in de schoolgids beschreven en hier kort vermeld: Aanmeldingsgesprek of informatiegesprek voor plaatsing van een leerling; het kennismakingsuurtje van de leerling met de school. Ouders maken kennis met leden van de commissie van begeleiding voor zover aanwezig op die dag; de startbegeleidingplanbespreking ongeveer 4 weken na plaatsing van de leerling op school; de eerste schooldag; bij het wegbrengen of ophalen van leerlingen; het huisbezoek bij alle nieuwe leerlingen door de groepsleerkracht in de eerste maanden na plaatsing; de algemene ouderavond/ groepsouderavond; de begeleidingsplanbespreking met de ouders 2x per jaar in januari en juni; de kinderrapportmiddagen in november en maart/april en op het eind van het schooljaar met daarbij de optredens van de leerlingen in de aula; het contact met de groepsleerkracht na de lesgebonden tijden; het bespreken van het ontwikkelingsperspectief en uitstroomniveau; het bespreken van interne onderzoeken door de orthopedagoge, de logopediste en de IB-er/ RT-er en verwijzingsrapportage; het contact met de directeur na (telefonische of schriftelijke) afspraak; het contact met andere deskundigen na (telefonische of schriftelijke) afspraak; de schriftelijke informatie: schoolgids, nieuwsbrief of schriftelijke mededelingen, de website; activiteiten die georganiseerd worden, zoals een open avond, kerstviering, thema-activiteiten, excursies, spelletjesmiddagen etc. In het tevredenheidsonderzoek, afgenomen in oktober 2011 middels een ouderenquête, geven de ouders op alle aspecten aan, heel tevreden te zijn over de gang van zaken op school, het schoolklimaat en de veiligheid, de wijze waarop de leerkrachten omgaan met de leerlingen, aandacht voor sfeer en het welzijn, omgaan met allerlei gedrag, het aanbieden en uitleggen van leerstof en het afstemmen ervan op de leerling, het aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, het betrekken van de leerlingen bij het leerproces, de zorg en begeleiding op schoolniveau, het hebben van realistische verwachtingen van de leerkracht, het opstellen van een ontwikkelingsperspectief, het gebruik van ICT middelen en de communicatie en inspraak. Ouders geven aan dat ze voldoende op de hoogte en betrokken zijn bij het onderwijs op school. Ouders zijn tevreden over het management, de beschikbaarheid ervan en het optreden bij incidenten. Verder is de tevredenheid hoog over de huisvesting en de informatievoorziening, behalve de website. Deze is intussen vernieuwd. 10
Sommige ouders geven aan dat de rapporten beter leesbaar zouden moeten zijn en dat zij liever vaker de vorderingen willen bespreken met de leerkracht. Ook geven enkele ouders aan dat hun kinderen meer huiswerk zouden mogen krijgen. Ouders geven bijna unaniem aan dat de SBO als instelling moet blijven bestaan om aan leerlingen met speciale zorg aangepast onderwijs te bieden. Uit de gegevens van de kwaliteitswijzer bleek dat de teamleden een grotere ouderbetrokkenheid zou willen zien. In de studiedag van het personeel op 6 december is besproken op welke wijze dit vorm zou kunnen krijgen. Aangegeven werd: - uitdragen naar ouders dat ouders en school samen verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van hun kind, zowel didactisch als op sociaal-emotionele vorming. Dit kan bij het informatiegesprek met ouders, het bespreken van het startbegeleidingplan, op algemene ouderavonden en in individuele gesprekken. - eerder communiceren met ouders over het (buitensporig) gedrag, de verwachtingen en de normen en waarden. Neem ook telefonisch contact op als het goed gaat. Als communicatiemiddel kan de mail gebruikt worden, als dit met ouders afgesproken is. - meer gelegenheid bieden tot spontaan contact. - structureel een open dag blijven plannen voor ouders en familie per schooljaar.
2.4.
HET PERSONEEL.
De meeste personeelsleden, in dienst van het bestuur, werken op de school. Een klein gedeelte werkt volledig of gedeeltelijk voor de centrale dienst van het samenwerkingsverband Vught e.o. In hoofdstuk 5 wordt de huidige situatie en beleidsvoornemens beschreven t.a.v. het personeel.
2.5
DE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
In de Medezeggenschapsraad (MR) hebben zitting: twee personeelsleden uit het onderwijzend personeel, een personeelslid uit het onderwijsondersteunend personeel, en drie ouders uit de oudergeleding. De taken en bevoegdheden van de MR zijn geregeld in de Wet Medezeggenschap op scholen van november 2006 (WMS). Er is een medezeggenschapsstatuut en medezeggenschapsreglement, opnieuw vastgesteld in 2011. Ten opzichte van het schoolbestuur heeft de MR een adviserende en stimulerende functie naast een controlerende en toetsende functie voor het schoolbeleid. Tijdens de MR-vergadering is de directeur als adviseur van het bestuur aanwezig, behalve bij het bespreken van het zorgplan van het samenwerkingsverband WSNS Vught e.o. De medezeggenschapsraad kan gevraagd of ongevraagd advies uitbrengen aan het bestuur over alles wat met de school te maken heeft. Ze kan zich dus actief opstellen door het doen van voorstellen naar het bevoegd gezag t.a.v. schoolbeleidskeuzen. De MR heeft adviesrecht en instemmingsrecht, vastgelegd in het MR-reglement. In principe wordt zes keer per jaar een bijeenkomst belegd. De notulen van de MR-vergadering worden aan alle personeelsleden per mail verstuurd en liggen ter inzage in de personeelskamer. In de schoolnieuwsbrief, bestemd voor ouders, wordt na iedere vergadering in het kort de besproken punten vermeld. In de schoolgids is de naam van de voorzitter vermeld. De laatste jaren zijn er ouders benaderd, die willen meedenken en meebeslissen in de medezeggenschapsraad, omdat via een open inschrijving geen ouders zich ter beschikking stelden. Hierin wordt een actief beleid gevoerd door de MR-leden. Wanneer er sprake is van een conflict tussen het bestuur en de MR, dan kan dit voorgelegd worden aan de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS, ondergebracht in de Stichting onderwijsgeschillen. Verder heeft de MR een MR servicepakket bij de algemene onderwijsbond, zodat men daar ondersteuning kan vragen. 11
Het personeel dat voor de centrale dienst werkt, valt ook onder het personeelsbeleid van het bestuur. Zij hebben aangegeven geen prijs te stellen op vertegenwoordiging in de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad.
2.6.
DE OUDERRAAD.
De ouderraad is een vereniging: Ouderraad Hertog van Brabantschool. De ouderraad ondersteunt het personeel van de school bij het organiseren van activiteiten. Zij verricht de volgende activiteiten: - mede voorbereiden en begeleiden van excursies en theaterbezoek etc. - mede voorbereiden en begeleiden van festiviteiten, vieringen en feesten. - sporadische inzet bij controle van leerprocessen in de groep. - deelname aan de verkeersgroep van de gemeente Vught. - ondersteuning of begeleiding bij sportactiviteiten buiten school. - luizencontrole na iedere vakantie. De naam van de voorzitter wordt vermeld in de schoolgids. In iedere klas wordt er gestreefd naar een klassenouder, die de aanspreekbare ouder is voor een aantal van bovengenoemde zaken door de groepsleerkracht. Deze hoeft geen lid van de ouderraad te zijn. De ouderraad vraagt aan de ouders een vrijwillige bijdrage, vermeld in de schoolgids. In een ouderbijeenkomst wordt het jaarverslag toegelicht en er goedkeuring voorgelegd en worden de plannen voor het nieuwe schooljaar besproken. De kascommissie controleert ieder jaar de kas.
2.7.
DE SCHOOLAFSPRAKEN.
Voor het goed laten verlopen van een aantal schoolorganisatorische zaken zijn regels/afspraken opgesteld voor personeel en leerlingen: Het betreft hier vooral: afspraken voor het bijhouden van het leerlingendossier, de klassenmap en planning week/dagrooster; afspraken rondom 1-zorgroute; afspraken opstellen ontwikkelingsperspectief; afspraken rondom klassenmanagement; afspraken over leerling- en groepsbespreking; afspraken over orde en netheid; lesroosters, surveillance roosters, jaaractiviteitenrooster; afspraken over schoolregels, buitenspelen en klassenregels; afspraken over gymnastiek (en douchen); afspraken over afwezigheid en ziekmelding van personeel en leerlingen; afspraken over overblijven, vervoer, surveillance voor en na school; afspraken over medicijngebruik, middels een protocol; afspraken over digitale communicatie op school; afspraken over omgangsgedragsregels en omgaan met onaangepast gedrag middels protocol; afspraken rondom veiligheid van speelterrein, speeltoestellen, gymzaal en ontruiming school bij calamiteiten; afspraken rondom rapportage en overleg gescheiden ouders; afspraken rondom stagiaires; afspraken rondom invallers. In de schoolgids zijn een aantal afspraken en regels nader omschreven. 12
2.8.
SCHOOLPLAN 2008-2012
In dit subonderdeel worden de verschillende beleidsvoornemens van de afgelopen 4 jaar beschreven. A. Integraal personeelsbeleidsplan. Afgerond: informatie opvragen van plannen bij andere besturen en plan maken voor aanpassen en aanvullen van het IPB plan; aanvullen en aanpassen van het IPB-plan; informatie directeur specifiek gedeelte BIO-format; informatie ARBO-aspecten begin schooljaar aan team; scholing lezen personeel; scholing techniek personeel. Gedeeltelijk afgerond: alle teamleden maken POP; invullen specifiek gedeelte van BIO-format door teamleden. B. Pedagogisch-didactisch Afgerond: verder invoering Leeslijn, effectieve instructie en oefening observatie; verder afronding groepsgesprek en stellen denkvragen; verder invoering techniekmethode en methode handvaardigheid; spelling knelpunten inventariseren en invoeren nieuwe methode; gedrag: verkennen nieuwe methode; speelplaatsgedrag: aanbevelingen verkennen en invoeren ervan van aspecten; invoering LAS en LVS Parnassys met scholing en uitbouwen onderdelen; Cito adaptieve toetsen; kleutervolgsysteem aanpassen; Gedeeltelijk: Onderwijs op maat: verlengde instructie en differentiatie; Intensiever begeleiden van leerkrachten in de groep (vooral nieuwe leerkrachten en langdurige vervanging); drama en dans in de school versterken, middels methode: Moet je doen. Invoering methode gedrag. C. Financieel beleid: Afgerond: na renovatie is er een onderhoudsplan opgesteld door de gemeente. D. Materieel beleid Afgerond: renovatie gebouw Brabantlaan; buitenterrein en schoolomgeving; afspraken beheer; plan maken aanschaf meubilair, andere materialen; verkennen digitale schoolborden en hiermee leren werken; verhuisplan opzetten en uitvoeren; laten maken onderhoudsplan; Nog niet afgerond: R&I laten uitvoeren. E. Strategisch beleid Afgerond: bespreken en vaststellen schoolplan, team bevoegd gezag en MR; jaarlijks opstellen en evalueren actieplannen; visie/ missie opnieuw bespreken; sterkte-zwakte analyse maken; 13
strategisch plan herformuleren; schoolplan 2012-2016 schrijven. Er is de laatste 4 jaar nog extra aandacht besteed aan: achtergrond spellingsonderwijs, de keuze voor en invoering van een nieuwe methode; verkenning en invoering van de 1-zorgroute met aanpassingen; het ontwerpen van het didactisch leerlingoverzicht (DLO) in het kader van de 1-zorgroute; het ontwerpen van een format ontwikkelingsperspectief, de uitwerking van het ontwikkelingsperspectief en het afstemmen van het startbegeleidingsplan hierop; extra aandacht voor techniek, middels het pilotproject VTB; het invoeren van een nieuwe schrijfmethode; passend onderwijs en het referentiekader; aandacht voor NME (natuur milieu educatie) en de nieuwe bovenschoolse projecten; verkennen van de doelgroepen leerlingen voor de nabije toekomst.
2.9.
OMSTANDIGHEDEN DIE DE BELEIDSKEUZEN BEÏNVLOEDEN.
Het leerlingenaantal is 5 jaar lang redelijk stabiel geweest op de teldatum 1 oktober. Vorig schooljaar was er een grote terugval vanwege het grote aantal schoolverlaters (141-140-138137-135-115). In het samenwerkingsverband is onze school de enige school voor Speciaal Basisonderwijs. Er is een afhankelijkheidspositie t.a.v. de visie, de strategische beleidskeuzen van het SWV Vught e.o. en de financiën. Er is de komende jaren een geringe daling te verwachten van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband, maar deze daling heeft weinig invloed op de grootte van de school. De strategische beleidskeuzen van het samenwerkingsverband, met name de ontwikkelingen t.a.v. de bredere opvang van zorgleerlingen met een zorgcontract op de basisschool, hebben de afgelopen jaren grote invloed gehad op de grootte van de school, zowel wat betreft het aantal leerlingen, de instroomleeftijd, de verdichting van de problematiek, als de personele bezetting en de materiële bekostiging. De basisscholen moeten uitdrukkelijker aangeven dat er handelingsverlegenheid is ontstaan in de begeleiding van een leerling, ondanks de intensieve begeleiding op school. Het gevolg is dat er vooral oudere leerlingen aangemeld worden voor plaatsing op onze school, zodat die vaak minder dan 5 jaar op onze school zitten. De ontwikkelingen rondom passend onderwijs zijn op nog moeilijk te voorspellen, hoewel komend schooljaar dit beleid in een ondersteuningsplan geformuleerd moet worden. Ook kan het nieuwe samenwerkingsverband een opdracht aan de SBO geven om bepaalde type leerlingen te plaatsen, omdat er een dekkend aanbod moet zijn in de regio. De scholen voor speciaal onderwijs zullen ook een rol spelen binnen dit dekkend aanbod. Doordat er geen groei kan plaats vinden op de scholen voor speciaal onderwijs REC 3 en 4 zullen er mogelijk meer leerlingen daar niet meer geplaatst kunnen worden. Uit de cijfers van het ministerie blijkt dat er binnen het nieuwe samenwerkingsverband in vergelijking met het landelijke gemiddelde net iets minder kinderen geplaatst zijn in Rec 3 en Rec 4 of daar een rugzak voor hebben. Door al deze ontwikkelingen is er, naast een grote terugloop, ook een verdichting van leer- en gedragsproblematiek binnen de school opgetreden zonder extra financiële middelen. Een ander probleem kan het leerling-vervoer worden. De omringende gemeenten gaan ander beleid maken vanwege de hoge kosten van het leerling-vervoer. Het is nog niet duidelijk welke uitwerking dit beleid zal hebben op de ouders, die mogelijk zelf voor het vervoer van hun kind zullen moeten zorgen met een financiële tegemoetkoming. Ouders geven nu al aan dat ze dit niet kunnen combineren met het naar school brengen van andere kinderen in het gezin, of met hun werk.
14
Hoofdstuk 3: DE OPDRACHT VAN ONZE SCHOOL 3.1.
DE PEDAGOGISCHE VISIE.
De pedagogische visie van onze school is:
“Ik voel me gezien en gehoord, kan iets en wil vooruit, samen met anderen”. We proberen met de ouders/verzorgers het kind te begeleiden bij de ontwikkeling als een persoon in de gemeenschap. Er wordt veel aandacht besteed aan deze grondhouding en de pedagogische relatie van de leerkracht met het kind en de relaties tussen de kinderen onderling. Het komt tot uiting in onze pedagogische schoolstijl: - ieder kind heeft het recht zich te ontwikkelen in overeenstemming met zijn of haar eigen aanleg en mogelijkheden; - persoonlijke acceptatie en begrip voor de moeilijkheden, dat leidt tot een gevoel van geaccepteerd worden, veiligheid en geborgenheid; - het ontwikkelen van respect naar elkaar voor ieders mogelijkheden en beperkingen; - een positieve, waarderende, stimulerende, uitdagende en bevestigende grondhouding; - het laten opdoen van succeservaringen van de leerlingen, waardoor de motivatie en het zelfvertrouwen van de leerling toenemen en een positief zelfbeeld kan versterken; - het stimuleren van zelfstandigheid; - het creatief en flexibel zijn van het personeel in de aanpak van problemen; - zorgen voor een goed contact met de ouders/verzorgers om een goede afstemming te kunnen krijgen in de ontplooiingsmogelijkheden van hun kind. Dit pedagogisch handelen gebeurt in een schoolomgeving waar rust, orde en regelmaat nagestreefd wordt, geconcretiseerd in het gestructureerde dagprogramma, regels en afspraken. Daarbinnen wordt het zelfstandig en coöperatief leren gestimuleerd. Onze visie is de leidraad voor ons algeheel beleid.
3.2.
DE ONDERWIJSKUNDIGE VISIE.
De onderwijskundige visie is een afgeleide van de pedagogische visie. Het onderwijs sluit aan bij hun mogelijkheden en talenten van onze leerlingen. Ons onderwijs houdt rekening met de verschillen in de ontwikkeling van kinderen. Ons onderwijs wordt zo ingericht dat onze leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. Wij volgen de ontwikkeling van de leerlingen goed. Als wij handelingsverlegenheid hebben, kan het voorkomen dat leerlingen naar het speciaal onderwijs verwezen worden als deze pedagogisch en didactisch niet voldoende meer begeleid kunnen worden door de problematische ontwikkeling op cognitief en/of persoonlijkheidsgebied. Terugplaatsing naar een basisschool is ook mogelijk. Wij brengen onze leerlingen zo ver dat ze op een verantwoorde wijze een goede aansluiting met het vervolgonderwijs kunnen hebben. Het onderwijskundig beleid zal hierop afgestemd dienen te worden: - we betrekken de kinderen actief bij het leerproces; - we besteden veel aandacht aan het versterken van de interesse, de motivatie voor het leren en het opdoen van positieve leerervaringen; - we bevorderen het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van de kinderen; - we geven de leerlingen zicht op hun mogelijkheden, waardoor ze een reëel zelfbeeld ontwikkelen; - we stemmen onze leerdoelen af op de mogelijkheden van de leerlingen, waarbij de kerndoelen als streefdoelen gehanteerd worden voor een groot deel van de leerlingen; 15
-
-
-
we werken zoveel mogelijk met methoden, waarbij de leerstof in kleine stapjes verdeeld kan worden en waarbij de basisstof zo veel mogelijk door iedere leerling verwerkt wordt; we gaan uit van convergente differentiatie. In de hoogste groepen kan ook divergente differentiatie toegepast worden; we gebruiken gevarieerde instructievormen: groepsinstructie, instructie voor subgroepen en/of individuele instructie. De verbale instructie wordt vaak voorzien van visuele ondersteuning; we streven naar een goed afgestemd klassenmanagement; we bevorderen het zelfstandig werken volgens het OOM-principe (onderwijs op maat); we stellen eisen aan de uitvoering en de resultaten van het werk en betrekken de leerlingen in de taakaanpak en de evaluaties; we hebben een leerlingvolgsysteem om de ontwikkeling van de leerling bij te houden en leggen gegevens van leerlingen vast in een historisch overzicht; voor iedere leerling wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld bij plaatsing, een bijstelling bij een DLE van 15. Bij een DLE van 35 wordt ook een uitstroomprofiel geformuleerd; voor de kernvakken wordt een zorgniveau per leerling aangegeven; we werken met individuele didactische groepsoverzichten (DLO‟s), waarin de leerdoelen en het verwacht niveau voor een half jaar bepaald worden en waarbij de onderwijsbehoeften geformuleerd worden. De groepsplannen worden daarna vanuit deze DLO‟s opgesteld. Deze worden in een weekactiviteitenrooster en een dagplan nader geconcretiseerd. er wordt gewerkt vanuit een duidelijke, overzichtelijke structuur en regelmaat, met vaste dagen weekroosters en leerlingenklassenmap; we hebben een team dat zich schoolt, om een goed antwoord te kunnen vinden op de hulpvraag van het kind, waarbij teamscholing het uitgangspunt is; we hebben een multidisciplinair begeleidingsteam dat vooral zorgt voor interne ondersteuning van de groepsleerkrachten in de aanpak van leerlingen en zorg draagt voor een goede afstemming met externe instanties.
3.3.
DE MAATSCHAPPELIJKE VISIE.
Onze leerlingen moeten goed moeten leren samenleven en samenwerken met elkaar en met anderen in onze multiculturele samenleving. Onze leerlingen moeten weerbaar gemaakt worden, om ze zo goed mogelijk in de maatschappij zelfstandig mee te laten functioneren. We laten onze leerlingen een positieve kijk op de samenleving ontwikkelen, met een reële blik op de dagelijkse werkelijkheid. We helpen onze leerlingen een eigen weg te vinden in onze samenleving met de rechten en plichten die ieder heeft. We helpen onze leerlingen om voor de verschillende levensbeschouwelijke en godsdienstige waarden eerbied te hebben. We hechten veel waarde aan de sociaal-emotionele ontwikkeling en vorming van onze leerlingen door: - het leren inzien en omgaan met eigen gevoelens en emoties en die van een ander; - het leren van sociale vaardigheden, die nodig zijn om het omgaan met anderen mogelijk te maken; - het ontwikkelen van zelfvertrouwen, een goed zelfbeeld en zelfwaardering, zelfstandigheid en sociale redzaamheid; - er wordt regelmatig aandacht besteed aan levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden en normen; - we proberen in ons dagelijks omgaan met de leerlingen een model te zijn. De school levert in overleg met de ouders een bijdrage aan de opvoeding van het kind. De school speelt in op de verschillen tussen kinderen. 16
3.4.
DE EXTERNE ONTWIKKELINGEN.
Het team van de Hertog van Brabantschool is van mening dat de school de komende jaren met de volgende zaken te maken krijgt: 1. passend onderwijs, waarbij de scholen in het samenwerkingsverband schoolprofielen moeten vaststellen. De verwachting is dat de meeste basisscholen zullen gaan voor een brede zorgschool; 2. onduidelijkheid over de visie en de koers van het nieuw te vormen samenwerkingsverband in het kader van passend onderwijs en de verdeling van de zorgmiddelen; 3. welke opdracht krijgt onze school vanuit het nieuwe samenwerkingsverband: school en/of expertisecentrum; 4. instroom uit de basisschool op latere leeftijd, snelle wisseling in leerling-populatie; 5. instroom van leerlingen die reeds een zorgcontract hebben gehad op de basisschool; 6. het opheffen van de CvI‟s voor verwijzing naar speciaal onderwijs REC 3 en 4; onduidelijkheid over de nieuwe indicatiecommissie; 7. ontwikkelingen in het vervolgonderwijs, waarbij strengere eisen gesteld worden aan leerlingen in het grensgebied praktijkonderwijs en VMBO basisberoepsgerichte leerweg met leerwegondersteuning; 8. het moeilijk kunnen plaatsen van leerlingen in het voortgezet onderwijs met een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie met een psychiatrische stoornis; 9. de sterke nadruk op opbrengstgericht werken, strengere eisen en minder op pedagogische kwaliteit door de inspectie; 10. het invoeren van de referentieniveaus en passende perspectieven; 11. meer schriftelijk verantwoorden, meer rapportage en verslaglegging; 12. moeilijk te regelen vervanging (bij ziekte) door gebrek aan goede vervangers, minder mannelijke gediplomeerde groepsleerkrachten, negatieve maatschappelijke waardering van het beroep leerkracht; 13. wisselend beleid van het rijk t.a.v. lumpsum en bezuinigingen; 14. mogelijk opheffen van het vervangingsfonds de komende jaren; 15. meer ICT-toepassing bij leermethoden of vervanging van de methoden; 16. deregulering door de overheid, maar desondanks meer regelingen en eisen door andere instanties, als Arbo, beveiliging, zonder financiële vergoedingen; 17. de afstemming onderwijs, jeugdzorg en gemeenten; 18. een samenleving waar ruw taalgebruik, geweld, drugs, alcoholmisbruik en bedreiging zichtbaarder aanwezig zijn; 19. een samenleving waarin ICT en sociale media een belangrijke rol spelen; 20. beleid van gemeenten t.a.v. leerling-vervoer, waardoor de ouders zelf verantwoordelijk worden voor het vervoer. Bijna al deze punten zien we als kans waar ook bedreigende factoren een rol spelen. Doordat steeds meer leerlingen in het basisonderwijs met een zorgcontract blijven, zal de leerlingpopulatie nog meer veranderen en zal het personeel zich daarop verder moeten bekwamen. Met name wordt gedacht aan de uitbreiding van de doelgroep leerlingen met een IQ vanaf 55 en leerlingen met psychiatrische problematiek (geen oppositioneel gedrag). Ook zal verdere bekwaming op teamniveau ingezet moeten worden voor leerlingen met ernstige leerproblematiek. Als meest bedreigend wordt gezien: de verzwaring van de problematiek van de leerling binnen de school, zonder extra personele inzet, moeilijk te regelen vervangingen bij ziekte, andere leerling-populatie. Om de kwaliteit van en de rust in de school te bewaren zal de school, als ze er mee te maken krijgt, proberen de nadelige invloed ervan zo klein mogelijk te houden en de kansen die zich voordoen te grijpen.
17
3.5.
WAT WIJ KUNNEN: DE STERKTE / ZWAKTE ANALYSE
In het schooljaar 2011-2012 heeft het team middels teambijeenkomsten zich bezig gehouden met de herijking van de visie van onze school, de positie van de school binnen SWV Vught e.o., de sterke en zwakteanalyse, kansen en bedreigingen en het aangeven van prioriteiten. Middels de webbased kwaliteitsvragenlijsten, door Beekveld & Terpstra, afgenomen bij het personeel, ouders en leerlingen in de eindgroepen, zijn bevindingen in beeld gebracht over onderwijs en leren, zorg, het pedagogisch klimaat, de interactie, communicatie, het leiderschap en management, de bedrijfsvoering, de organisatie, het personeel en enkele algemene vragen. Deze bevindingen zijn besproken in het team en in de medezeggenschapsraad en in een samenvatting in een nieuwsbrief aan de ouders meegedeeld. De door het team geformuleerde sterke punten: - pedagogisch klimaat: begrip voor gedrag, acceptatie, onderling omgangsvormen; - een goed leerklimaat waarin leerlingen met succes kunnen leren: sfeer, rust, orde, heldere school en groepsregels; - een rode draad in werkwijze en aanpak in de groepen, volgens een stappenplan meer zelfstandig werken; - leerstofaanbod met methoden en materiaal; - controle of de leerling de leerstof begrepen heeft, positieve feedback; - rekening houdend met individuele verschillen tussen leerlingen; - het hebben van realistische verwachten door de leerkrachten; - het aansluiten bij de belevingswereld van de leerling; - het opstellen van een ontwikkelingsperspectief; - het opstellen van groepsplannen volgens het format en het formuleren van onderwijsbehoeften; - leerlingbegeleidingssysteem en -activiteiten op de meeste onderdelen; - de algemene organisatieaspecten van de school; - team: samenwerking, open kritische houding, betrokkenheid; - planmatig werken aan verbeterpunten en kwaliteit en het in beeld brengen van de opbrengsten hiervan; - veiligheid gebouw, gezellige klaslokalen, goed meubilair, een schoon gebouw met sfeer, aantal werkplekken; - goede overblijfmogelijkheden en toezicht tijdens de pauzes en voor en na school; - het veiligheidsbeleid; - communicatie naar ouders over de zorgbehoefte kind, middels gesprekken, rapportage en nieuwsbrief; - een goede teamsfeer; - arbeidsomstandigheden, met name werkklimaat, aandacht bij ziekteverzuim en het zich veilig voelen op school. Zwakkere punten: - te weinig overleg over leerling-zaken; - te weinig achtervang op de werkvloer bij voor leerlingen met sterk verstorend gedrag; - het niet expliciet aangeven van het lesdoel aan het begin van de les en de feedback op het eind van de les; - het niet voldoende actief betrekken van de leerlingen bij hun leerproces; - het luisteren naar de mening van de leerling; - het niet prettig leesbaar zijn voor ouders van de rapportage; - het analyseren van de vorderingen van de groep en de vorderingen van het lesaanbod door trendanalyses; - het niet expliciet inplannen van verlengde instructie in het groepsplan en in de groep; - het geringer aandacht besteden aan verschillende geloven en culturen; - het inzetten van ICT en de ICT-voorzieningen; - geen goede website; 18
-
het niet voldoende bespreken van de vorderingen van de leerlingen met de ouders; onvoldoende mogelijkheden bieden om ouders bij het onderwijs te betrekken; onvoldoende betrokkenheid van de ouders zelf bij de school; de praktijk biedt niet altijd de mogelijkheden om te doen wat groepsleerkrachten willen; arbeidsomstandigheden: verschil in beleving t.a.v. werkbelasting, inzicht in ziekteverzuim en vervanging bij ziekteverzuim; begeleiding nieuw of langdurig vervangend personeel; de werkdruk van het onderwijzend personeel en de orthopedagoge; beleid van het samenwerkingsverband t.a.v. zorgbudgetten en het laat plaatsen van leerlingen op de SBO.
Door de ouders worden op alle gevraagde onderdelen positief gewaardeerd, op of boven de 3,5 van de 4 puntsschaal: - leerklimaat: onderwijsaanbod, leerlingbegeleiding, functioneren personeelsleden, veiligheid; - het rekening houden met individuele verschillen; - leerkrachten hebben voldoende tijd om leerlingen dingen te leren; - de school biedt kwalitatief goed onderwijs aan; - de leerlingen worden uitgedaagd zich te ontwikkelen en hebben altijd wat te doen in de klas; - de leerlingen horen regelmatig hoe hun vorderingen zijn; - communicatie: wijze van communicatie, schoolgids, toegankelijkheid personeel, nakomen afspraken; - ouderparticipatie en betrokkenheid; - de leerkrachten betrekken ouders als partners bij het onderwijsleerproces van hun kind; - het voortbestaan van de SBO school. Als iets zwakker scoren (boven de 3.0): - een onduidelijke website; - enkele ouders geven aan dat zij vaker de vorderingen van hun kind willen doorspreken met de leerkrachten; - onvoldoende zorg en begeleiding in het basisonderwijs voor hun kind. De leerlingen van de laatste drie bovenbouwgroepen geven ook een waardering aan het school. Deze gegevens moeten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden, gezien de doelgroep, en met name het begrijpen van de gestelde vragen. Sterke punten: - goede leer- en hulpmiddelen; - het aansluiten bij de belevingswereld van de leerling; - met problemen bij de leerkracht terecht kunnen; - goed toezicht op de speelplaats; - de school luistert naar leerlingen als zij ontevreden zijn over iets; - de school is opgeruimd, het sanitair is schoon; - het terecht kunnen met hun probleem bij de leerkracht of teamleden; - veilig voelen op school, goede overblijfmogelijkheden, spelen op het schoolplein; - teamleden hebben goede omgang met leerlingen; - goede uitleg van de leerkracht; - het werken met computers. Minder sterk - leerlingen worden minder gestimuleerd zelfstandig te werken; - het gemakkelijk kunnen stellen van vragen in de klas; - het niet voldoende helpen van leerlingen in hun werkwijze; - het niet voldoende feedback geven op het rapport aan de leerling; - leerkrachten staan niet voldoende open voor kritiek; - de website van de school; - veranderingen worden tijdig doorgegeven aan de leerlingen; 19
-
onvoldoende zicht op de realistische verwachtingen van de leerling; het ICT-aanbod; minder vaak samenwerken met andere leerlingen.
Door de inspectie aangegeven sterke punten na het schoolbezoek in maart 2012 en verwerkt in het rapport van april 2012: - het leerstofaanbod op alle onderdelen; - het didactisch handelen; - de afstemming, behalve de afstemming van instructie; - de begeleiding, behalve op het onderdeel het maken van beredeneerde keuzes conform het ontwikkelingsperspectief; - de zorg, behalve het vroegtijdig signaleren ervan; - de kwaliteitszorg, behalve de evaluatie van het onderwijsleerproces; - het in beeld brengen van de veranderende leerlingpopulatie; - het planmatig werken van verbeteringen in de school. Aandachtspunten zijn: - afstemming van instructie, ook vermelden in de groepsplannen en zichtbaar maken in de groep; - het verwachte uitstroomprofiel explicieter formuleren, waardoor ook de zorg er beter op afgestemd kan worden; - het opstellen van criteria voor de zorgniveaus en de zorg explicieter opnemen in de groepsplannen; - het afleiden en vaststellen van het onderwijsaanbod vanuit het ontwikkelingsperspectief en het uitstroomprofiel in het leerstofaanbod; - het vroegtijdig vaststellen van de zorg vanuit het ontwikkelingsperspectief; - het opstellen van een vierjaarlijks cyclus om de onderdelen van het onderwijsleerproces te analyseren en te evalueren; - het tweejaarlijks in kaart brengen van de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel.
3.6.
BELEIDSVOORNEMENS.
Beleidsvoornemens vanuit de verkregen gegevens zijn die hiervoor beschreven zijn: - aandacht voor behoud van de sterkere punten op diverse terreinen; - het basisarrangement geformuleerd door de inspectie blijven behouden en het halen van minimaal een d3 op alle items ervan. - intensievere begeleiding leerkrachten op de werkvloer door de interne begeleiders; - meer aandacht voor de begeleiding voor leerlingen met moeilijk gedrag; - versterken van de differentiatie in instructie en leertijd voor de leerlingen door de groepsleerkrachten; - visie en doelstellingen jaarlijks bespreken in de algemene teamvergadering; - aanpassing ontwikkelingsperspectief en uitstroomprofiel en afstemmen naar het leerstofaanbod; - opstellen van criteria voor de zorgniveaus; - het actief betrekken van de leerkracht bij de commissie van begeleiding bij het bespreken van individuele leerlingen; - het opstellen van een vierjaarlijks cyclus om de onderdelen van het onderwijsleerproces te analyseren en te evalueren; - vergroten van de expertise van het team t.a.v de doelgroep leerlingen met een IQ vanaf 55 en voor leerlingen met psychiatrische problematiek; - blijven zoeken naar en bespreken van de balans in interesse van de leerlingen en kennisaanbod leerkrachten; - leerlingen actiever betrekken bij hun eigen leerproces; 20
-
het bespreken van veranderingen of aanpassingen met de leerlingen door de groepsleerkrachten; de mogelijkheid bekijken voor betere achtervang voor leerlingen met moeilijk gedrag; het verder in kaart brengen van en analyseren van de groepsgegevens op schoolniveau om trendanalyses te kunnen vaststellen; afstemmen en uitspreken verwachting leerkracht t.a.v. leerprestaties en gedrag leerlingen en explicieter bespreken van de gemaakte opdrachten in de bovenbouw; het tweejaarlijks afnemen van een veiligheidsmonitor bij leerlingen en leerkrachten; het nog explicieter inplannen van samenwerken aan opdrachten en taken door leerlingen in de bovenbouwgroepen; het actiever betrekken van ouders bij het ontwikkelingsproces van hun kind door het bespreken van de vorderingen; nieuwe ontwikkelingen in het kader van passend onderwijs pro-actief benaderen.
21
Hoofdstuk 4 : DE ONDERWIJSKUNDIGE VORMGEVING VAN ONZE SCHOOL
4.1
DE ONDERWIJSKUNDIGE DOELEN.
De pedagogische, onderwijskundige en maatschappelijke visie zijn in het vorige hoofdstuk in 3.1, 3.2 en 3.3 beschreven. Deze is gestoeld op de onderwijskundige doelen die beschreven zijn in de Wet op het primair onderwijs: De Speciale School voor Basisonderwijs, bestemd voor kinderen vanaf vier jaar, is verplicht, volgens de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) zich te richten op: - de emotionele ontwikkeling; - de verstandelijke ontwikkeling; - het ontwikkelen van de creativiteit; - het verwerven van noodzakelijke kennis; - het verwerven van sociale vaardigheden; - het verwerven van culturele vaardigheden; - het verwerven van lichamelijke vaardigheden. Wij kiezen voor de term sociaal-emotionele ontwikkeling. Onder sociaal-emotionele ontwikkeling wordt verstaan, dat de kinderen leren omgaan met elkaar en de anderen. Aspecten van sociaal-emotionele ontwikkeling: a. het samenwerken, het samen spelen, het samen kunnen delen, hulpvaardig zijn; b. het ontwikkelen van zelfvertrouwen en een goed zelfbeeld en het komen tot zelfwaardering; b. respect hebben voor ieders mening, inbreng en uitingswijze; c. elkaar de ruimte geven om zelfontdekkend bezig te zijn; d. het kunnen oplossen van conflictsituaties; e. het kunnen inleven in gevoelssituaties en kijk krijgen op sociale situaties; f. anderen accepteren en respecteren in hun anders zijn; g. een gevoel van saamhorigheid; h. sociale redzaamheid. De cognitieve ontwikkeling, het verwerven van noodzakelijke kennis en culturele vaardigheden. De school tracht vaardigheden als kritisch vermogen, zelf denken en oplossingen zoeken, zelfredzaamheid, solidariteit te stimuleren binnen de mogelijkheden die de leerling heeft. Kennis is deels het resultaat van eigen ervaringen opgedaan binnen en buiten school, deels overgedragen door anderen. Door het aanbieden van kennis en denkstrategieën worden de leerlingen voorbereid op de (steeds) veranderende maatschappij. De school begeleidt deze leerprocessen van de kinderen. In de huidige maatschappij veroudert kennis snel. Dit betekent voor de school, dat zij voor de basisleerstof moet uitgaan van de huidige kerndoelen, de referentieniveaus en passende referenties, aangepast aan de doelgroep leerlingen. De leerlingen moeten met hun kennis in de samenleving van morgen kunnen functioneren. Het luisteren, het spreken, het lezen, schrijven en rekenen, het zelf informatie kunnen verzamelen, het zich oriënteren op de maatschappij in zijn verscheidenheid (cultuurhistorisch, geografisch, sociaal, politiek en ecologisch), het respect leren opbrengen voor meningen en overtuigingen van anderen, zijn belangrijke aspecten hierin. Het ontwikkelen van de creativiteit. Creativiteit is niet alléén aangeboren, het kan ook ontwikkeld en aangeleerd worden. Het ontwikkelen van de creativiteit omvat, in ieder geval, alle vak/vormingsgebieden. Aspecten verbonden met de ontwikkeling van de creativiteit zijn onder meer het ontwikkelen van de creativiteit in ruimere zin: 22
- zelfontdekkend bezig zijn; - komen met eigen oplossingen; - experimenteren; - het toepassen van kennis en vaardigheden in uiteenlopende situaties; - het ontwikkelen van creativiteit in de zin van de expressievakken. Het verwerven van lichamelijke vaardigheden. Het verwerven van lichamelijke vaardigheden is behalve doel op zich ook van belang voor de verstandelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Ook gezond gedrag komt hierin aan bod. Een andere onderwijskundige doelstelling van onze school is: het leggen van een basis voor een vorm van voortgezet onderwijs, die past bij het niveau en de interesse van het kind. De kerndoelen zijn voor onze school voor een steeds groter aantal kinderen streefdoelen, gezien cognitieve beperkingen, persoonlijkheidsproblematiek en aandachts- en werkhoudingsproblematiek. Ook zullen een grotere groep leerlingen de geformuleerde referentieniveaus niet halen. Er worden aangepaste referentieniveaus geformuleerd in passende perspectieven. De stand van zaken wat betreft het realiseren van de doelen is beschreven in de paragrafen 4.4.1 t/m 4.4.10 en hierin wordt verder ook verwezen naar de bijlage.
4.2 HUIDIGE ORGANISATIE EN HET BELEID. 4.2.1. DE INDELING VAN DE LEERLINGEN IN GROEPEN. We werken met basisgroepen met een vaste groepsleerkracht, of groepsleerkrachten in deeltijdbanen, in principe maximaal 2 leerkrachten per groep. Voor rekenen werken we met niveaugroepen, die basisgroepdoorbrekend worden gevormd. De gymlessen worden door een vakleerkracht aan de basisgroep gegeven. Daarnaast kan er aan enkele leerlingen motorische remedial teaching gegeven, om hen sterker te maken in hun sociaal-emotioneel functioneren en het plezier in bewegen te vergroten. De school is nu nog verdeeld in twee bouwen: de onderbouw/middenbouw en de bovenbouw. De indeling in de groepen gebeurt jaarlijks op het eind van het schooljaar met het team op advies van de groepsleerkracht, de directie en de interne begeleiders. Tussentijds kunnen er verschuivingen plaats vinden, mede doordat sinds 1 augustus 2001 de school 4 instroomdata hanteert en er geen wachtlijsten meer zijn voor te plaatsen leerlingen. Bij de indeling in groepen wordt rekening gehouden met: 1 de kalenderleeftijd; 2 het didactische niveau vooral op taallezen; 3 de persoonlijkheidskenmerken van een leerling; 4 de sociale contacten van de leerling; 5 de aanwezigheid van jongens en meisjes in de groep. We zorgen voor een soepele doorstroming van de ene naar de andere groep. In de kleutergroep komt het voor dat een leerling meer dan een jaar bij eenzelfde groepsleerkracht blijft. De leerlingen gaan meestal verder waar ze gebleven zijn in de leerlijn. Bij de overgang naar de volgende groep wordt de noodzakelijke informatie mondeling en schriftelijk doorgegeven (de overdrachtsbesprekingen met het overdrachtsformulier). Nieuwe leerlingen kunnen tussentijds instromen. Om de opgebouwde sfeer en onderlinge relaties in de groep niet steeds te doorbreken zijn er in principe vier instroommomenten voor nieuwe leerlingen. Deze staan in de schoolgids vermeld. Er zal de komende jaren bekeken moeten worden of de indeling onderbouw/ middenbouw en bovenbouw op de huidige wijze gehandhaafd blijft. Het zal afhangen van de doelgroep leerlingen en de leeftijdsopbouw binnen de school. 23
4.2.2. DE OVERLEGSTRUCTUREN. Er zijn verschillende soorten besprekingen: (sub) teambesprekingen en leerling-besprekingen. Daarnaast zijn er nog personeelsgesprekken en nascholingsbijeenkomsten. A. (Sub)Teambesprekingen. Personeelsvergadering: ongeveer 10 keer per jaar. Algemene of specifieke onderwerpen, bijv. onderwijskundige verandering, die betrekking hebben op de hele school. Deze worden na de lesgebonden schooltijd gepland. De personeelsvergaderingen worden voorbereid en voorgezeten door de directeur. Het kan zijn dat er maximaal 2 per jaar ingepland worden waarbij ieder personeelslid aanwezig moet zijn. Dit wordt dan aangegeven met algemene vergadering. Deze zijn opgenomen in het jaaractiviteitenoverzicht. Bouwvergaderingen: ongeveer 10 keer per jaar Deze hebben een onderwijskundig en organisatorisch karakter. Deze worden voorbereid en voorgezeten door de bouwcoördinatoren/interne begeleiders. Deze zijn opgenomen in het jaaractiviteitenoverzicht. Hierin worden besproken: afstemmingen van het werken in de groepen; onderwijskundige regelzaken in de bouwen; uitwerkingen van afspraken gemaakt tijdens de personeelsvergaderingen; organisatorische afstemmingszaken m.b.t. schoolse activiteiten, vooral op bouwniveau. Werkgroepbesprekingen: ongeveer 9 keer per jaar. Het doel ervan is om geformuleerde verbeterpunten van de school voor te bereiden en als besluitvormingsvoorstel in de teamvergadering in te brengen of verbeterpunten uitvoeren volgens teambesluit. Deze worden voorgezeten door een daartoe aangewezen personeelslid. Deze besprekingen zijn ingepland in het jaaractiviteitenrooster. Besprekingen tussen personeelsleden onderling: dit zijn werkoverlegbijeenkomsten tussen enkele leerkrachten onderling en zijn niet vastgelegd. Deze geschieden op initiatief van de teamleden zelf en worden na de lesgebonden schooltijd gepland. Ook kunnen het commissies zijn die ieder jaar samengesteld worden rondom een gebeuren, zoals sint, Kerst, carnaval, Pasen, personeelsactiviteit, themadag of schoolkamp. B. Besprekingen rondom leerlingen. - Bespreking van nieuwe leerlingen: het opgestelde startbegeleidingsplan wordt door de orthopedagoge en/of interne begeleider voor plaatsing ter lezing aan de groepsleerkracht gegeven en besproken met de ouders binnen een maand na plaatsing. - Groepsbesprekingen: 2x per jaar, eind oktober/november en maart/april, worden de knelpunten van de groep doorgesproken met de interne begeleider aan de hand van de opgestelde groepsplannen. Dit wordt vastgelegd in een groepsbesprekingsformulier. Daarbij kunnen individuele leerlingen ook besproken worden. Bij het opstellen van de groephandelingsplannen aan het begin van het schooljaar en in februari kan door de groepsleerkracht de hulp ingeroepen worden van de interne begeleider. Met name het opstellen van doelen voor een periode van een half jaar vraagt nog om extra aandacht. - Begeleidingsplanbesprekingen. Deze vinden 2 keer per jaar plaats voor alle groepen in januari en juni. Deze besprekingen worden voorafgegaan door het bundelen van de observatiegegevens, de afname de halfjaarlijkse screeningstoetsen en de evaluatie van de opgestelde DLO‟s (didactische leerling-overzichten). Bij deze bespreking zijn bij de kleutergroep: de orthopedagoge en de groepsleerkracht aanwezig en de logopediste voor die leerlingen die een logopedische behandeling krijgen. De maatschappelijk werkster is alleen aanwezig indien er een specifieke hulpvraag ligt. 24
-
-
-
Bij de andere groepen zijn de orthopedagoog, de interne begeleider, de logopediste (voor zover nodig) en de groepsleerkracht aanwezig. De maatschappelijk werkster, de motorisch remedial teacher en de leesondersteuner leveren gegevens aan. Bij de schoolverlaters zijn de orthopedagoge en de groepsleerkracht aanwezig. Begeleidingsrapportage gesprekken met de ouders door de groepsleerkracht eind januari en in juni/juli. Ook de geëvalueerde individuele handelingsplannen worden besproken en deze worden door de ouders getekend. De bevindingen en afspraken met de ouders worden op de rapportage genoteerd. Er kan een lid van de commissie van begeleiding bij het oudergesprek aanwezig zijn. De schoolverlatersadviesgesprekken: met de ouders door de groepsleerkracht en de orthopedagoge/directeur. Kinderrapportbesprekingen: met de ouders door de groepsleerkracht, in november en maart aan de hand van het kinderrapport (in de vorm van een portfolio in onderbouw en middenbouw), op vrijwillige basis van ouders. Besprekingen in de Commissie van Begeleiding (CvB): maandelijks en indien nodig worden er extra besprekingen ingelast. Hierbij zijn aanwezig: de directeur, de orthopedagoge, de maatschappelijk werkster, de interne leerling-coördinatoren en indien nodig de groepsleerkracht. De schoolarts is 1 keer per maand ook aanwezig, om de medische gegevens door te spreken. In de CvB worden gegevens over een leerling, een groep of de thuissituatie uitgewisseld, de hulpvragen van een leerling, een groep of de thuissituatie verder verkend en waarnodig vragen geformuleerd voor verder onderzoek of overleg met externen.
C. Gemeenschappelijke nascholingsbijeenkomsten. Deze worden op het jaaractiviteitenplan als niet lesgebonden tijd voor het personeel, ingepland als studiedagdeel of na een lesgebonden schooldag. Alle personeelsleden dienen hierbij aanwezig te zijn, tenzij het specifieke onderwerpen zijn voor de groepsleerkrachten. D. Personeelsgesprekken. Deze worden in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt.
4.3
DE ORDENING VAN DE INHOUD VAN HET ONDERWIJS
In artikel 9 van de Wet op het Basisonderwijs is globaal aangegeven wat het onderwijs, waar mogelijk in samenhang, moet omvatten. Wij hebben deze inhoud geordend en afgesproken wat op de weekplannen staat (zie ook de schoolgidsen). Dit heeft de volgende ordening/afspraken opgeleverd.
4.3.1 DE ORDENING VAN DE ONDERWIJSINHOUD Nederlands taal - mondeling:
spreken luisteren
- schriftelijk
technisch lezen begrijpend lezen spelling stellen
taalactiviteiten spreekbeurt taalexpressie taalverhaal technisch lezen begrijpend lezen spelling woorden van de week taalverhaal 25
schrijven Engels rekenen wereldoriëntatie
techniek geestelijke stromingen sociaal-emotionele vorming gezond gedrag beeldende vorming
lichamelijke oefening
schrijven fijne motoriek Engels voorbereidend rekenen rekenen aardrijkskunde geschiedenis biologie/kennis der natuur verkeer nieuwskring techniek
gezond gedrag tekenen handvaardigheid muziek/zang dans/drama gymnastiek motorische remedial teaching (MRT)
4.3.2 DE INSTRUCTIEVORMEN EN DE DIDACTISCHE WERKWIJZE We stemmen het onderwijs zoveel mogelijk af op de onderwijsbehoeften van de leerlingen, waarbij omgaan met verschillen en werken op maat van belang zijn. Afhankelijk van de niveaus in de groep per vakgebeid wordt bekeken hoe de werkwijze en instructie plaats vindt. Voor sommige vakken, vooral bij wereldoriëntatie en de creatieve vakken vindt dit meer klassikaal plaats, bij de kernvakken taal en rekenen hangt het af van de groepssamenstelling. De instructie en organisatie staan in de groepsplannen vermeld. We passen variaties toe van groepsgericht en individueel gericht werken. Instructievormen: a. convergente differentiatie: Dit wordt toegepast groepsgewijs of in 2 subgroepen. De instructie wordt aan de hele groep gegeven, waarbij zoveel mogelijk wordt aangepast aan het gemiddelde van de groep. Er kan na de klassikale instructie nog verdere instructie gegeven worden aan groepjes of individuele leerlingen. Leerlingen die klaar zijn met de taak kunnen extra stof krijgen. Er wordt gewerkt met zelfstandige werkvormen en samenwerken. b. differentiatie in subgroepen of niveaugroepen binnen de groep. Hierbij wordt de klassengroep in subgroepen verdeeld, welke zijn samengesteld rondom gelijksoortige leerstof of didactisch niveau. De instructie gebeurt door de groepsleerkracht. Dit kan aan een instructietafel. Er wordt gewerkt met zelfstandige werkvormen en samenwerken. In de kleutergroep wordt de onderwijsassistente hierbij ingeschakeld. c. individuele begeleiding of aanpassing binnen de groep. Bij specifieke problemen of bij grote achterstand wordt individuele hulp verleend, zoals intensieve verlengde instructie, aangepaste taken of materialen. d. hulp buiten de groep wordt alleen geboden als daar een specifieke hulpvraag voor is en er personele ondersteuning binnen de formatie daar voor mogelijk is. Deze hulp kan verleend worden door een leerkracht, een onderwijsassistente of stagiaire onder supervisie van de groepsleerkracht. In het werkdocument is beschreven welke zorgniveaus er binnen de school zijn en hoe deze toebedeeld worden aan een leerling voor de kernvakken. Er zijn 5 zorgniveaus: 1. De leerling krijgt instructie en verlengde instructie in de (sub)groep. 2a. De leerling heeft een intensieve instructie door de leerkracht in de groep, of uitbreiding van leertijd, intensievere controle, afbakening of selectie van de leerstof uit de leerlijn, 26
een andere methodiek, specifieke aanpak voor gedrag of taakwerkhouding. De leerkracht bepaalt dit zorgniveau, eventueel met de IB-er. 2b. De leerling heeft een individueel handelingsplan, opgesteld door de groepsleerkracht en de IB-er. De zorg wordt in de groep uitgevoerd. 3. De leerling heeft een individueel handelingsplan, pedagogisch en/of didactisch en de uitvoering ervan vindt vooral plaats buiten de groep. 4. Dit is het meest intensieve begeleidingstraject binnen de school, waarbij externe personen de leerling of de groepsleerkracht begeleiden of specifieke behandeling elders plaats vindt. Wanneer ondanks al deze inspanningen een leerling niet voldoende begeleid kan worden binnen de school, dan wordt er een verwijzingstraject ingezet naar het speciaal onderwijs. In het werkdocument wordt aangegeven wie en op welk moment de zorgniveaus vastgesteld worden, maar de criteria zijn nog onvoldoende beschreven in de toewijzing van zorgniveau. Didactische werkvormen: a. instructies worden vaak verbaal, mondeling of schriftelijk gegeven. Voor een bepaalde doelgroep, met name voor kinderen binnen het autistisch spectrum en jongere leerlingen kan de instructie visueel ondersteund worden met pictogrammen. b. interactievormen: hierbij gaat het erom dat kinderen zich verbaal leren en durven uiten, een activiteit die zowel sociaal-emotioneel, cognitief en creatief van groot belang is. Dit kan door vragen stellen, luisteren, kringgesprek, e.d. c. zelfstandig (ver)werken; om leerlingen in de groep extra aandacht te kunnen geven, is het nodig dat de andere leerlingen regelmatig zelfstandig kunnen werken. Hierbij wordt ook gebruikt gemaakt van de computer of andere materialen. Deze vorm heeft zijn concretisering vaak in opdrachten verwerkt. Hierbij wordt het stappenplan OOM (onderwijs op maat) gehanteerd. d. samenwerkingsvormen: werken in allerlei vormen van groepswerk, om het samenwerken en het taak verdelen te bevorderen, in een groepje of als duo. e. spelvormen: vanwege de grote sociaal-emotionele waarde. Per vakgebied worden de instructievormen en didactische werkwijzen verder beschreven. In het inspectierapport van maart 2012 staat aangegeven dat leraren overwegend voldoende afstemmen op de verschillen in ontwikkeling De afstemming van de instructie op de verschillen is nog onvoldoende zichtbaar vanuit de geformuleerde groepsplannen. De school signaleert nog niet vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben, De criteria voor uitval zijn nog onvoldoende geformuleerd. Er is niet helder vastgelegd wanneer er sprake is van begeleiding of zorg. Het ontwikkelingsperspectief en de leerrendementsverwachtingen bepalen nog onvoldoende de zorgbehoefte in de DLO‟s en de groepsplannen die uitgevoerd worden door de groepsleerkrachten.
4.3.3. DE EVALUATIEVORMEN De procesevaluatie geschiedt door het vragen stellen in mondelinge vorm, onmiddellijke feedback, het laten uitleggen of navertellen door de leerlingen, het bespreken van gemaakte fouten in de taak. In het team is uitgebreid gesproken over de (niet) haalbaarheid van de procesevaluatie na iedere les, omdat dit veel onderwijstijd vergt. De productevaluatie geschiedt door het beoordelen van het gemaakte werk, het analyseren van de fouten, het maken van foutenanalyses, toetsen en proefwerken. In de evaluatie worden de leerlingen, voor zover mogelijk, betrokken. De didactische ontwikkeling van de leerling wordt verder gevolgd middels het leerlingvolgsysteem Parnassys. Voor sociaal-emotionele ontwikkeling moet er nog een leerlingvolgsysteem bekeken worden. De evaluatievormen worden verder per vakgebied beschreven.
27
4.4
LEERSTOFGEBIEDEN
In bijlage 3 zijn de leerstofgebieden opgenomen. Per vakgebied wordt kort beschreven de inleiding, de doelen, de methodische materialen en middelen, de didactische werkvormen, evaluatie en toetsing en de kwaliteitszorg. De volgende vakgebieden worden beschreven: 1. werken in de kleutergroep 2. taallezen: - mondeling en schriftelijk taalgebruik - technisch lezen - begrijpend lezen - informatief lezen, vrij lezen en voorlezen - spelling. 3. schrijven 4. rekenen: - rekenvoorwaarden - rekenen kern 5. oriëntatie op mens en wereld: - aardrijkskunde - geschiedenis - kennis der natuur 6. techniek 7. Engels 8. sociaal-emotionele vorming en gezond en redzaam gedrag 9. verkeer 10. lichamelijke oefening 11. kunstzinnige vorming: - handvaardigheid - muziek. - tekenen. - beweging, dans en drama
4.5.
BELEIDSVOORNEMENS.
De komende jaren: - binnen het model klassenmanagement/ onderwijs op maat: expliciet geplande verlengde instructie, verlengde leertijd en meer of minder leerstof aanbod; - het invoeren van de nieuwe rekenmethode volgens het invoeringsplan, met externe begeleiding; - het invoeren van de nieuwe methode sociaal-emotionele ontwikkeling; - het inzetten van compenserende computerprogramma‟s voor taallezen inzetten voor meer leerlingen; - het toepassen van begrijpend leesstrategieën bij de wereldoriëntatievakken; - het vergelijken van het leerlingvolgsysteem Zien en de gedragslijsten uit de nieuwe methode als leidraad voor het actief plannen van gedragsinterventies; - het opstellen van groepsplannen voor gedrag een jaar na invoering van de methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling; - cruciale leermomenten vaststellen in de leerlijnen voor de kernvakken rekenen en taal en de leerlijnen verdelen naar het verwacht uitstroomniveau; - systematische vierjaarlijkse cyclische observatie in de groepen door het managementteam op de verschillende aspecten van de onderwijsleersituatie, volgens het onderwijs op maat (OOM) format; 28
-
opstellen van criteria te gebruiken handschrift en ondersteuning typvaardigheid hierin; verdieping van kennis in het werken met het digiboard; het handvaardigheidprogramma in de bouwen bespreken (gekoppeld aan techniek); drama en dans explicieter inbouwen in het lesprogramma middels de methode Moet je doen; explicieter inplannen muziekonderwijs in de groepen.
29
Hoofdstuk 5. DE INZET EN ONTWIKKELING VAN HET PERSONEEL. 5.1
HUIDIGE SITUATIE
A. Personeelsbeleidsplan. In 2011 is er een nieuw algemeen personeelsbeleidsplan opgesteld. De medezeggenschapsraad instemming verleend. Hierin is opgenomen: a. personeelsbeheer; waaronder werving en selectie, mobiliteitsbeleid,deeltijdbeleid; formatieplan, taaktoebedeling, functiehuis; b. loopbaanbegeleiding waaronder benoeming, deskundigheidsbevordering, functiemix, beloningsbeleid, personeelszorg, Arbobeleid, klachtenregeling; c. arbeidsvoorwaarden, waaronder verlof, arbeidsverhoudingen; d. personeelsadministratie waaronder personeelsgegevens en beheer; e. informatievoorziening. In bijlagen zijn de volgende onderdelen reeds verder uitgewerkt: benoemingsbeleid, mobiliteitsbeleid, deeltijdarbeid, beloningsbeleid, functiehuis en functiemix, nascholingsbeleid en Arbobeleidsplan. De onderdelen gesprekkencyclus, wet BIO en POP, en het taakbeleid moeten nog verder uitgewerkt worden, hoewel dit in de praktijk uitgevoerd wordt volgens het vorige personeelbeleidsplan. B. Meerjarenformatiebeleidsplan. Ieder jaar wordt er een meerjarenformatiebeleidsplan opgesteld, waarin de verwachtingen t.a.v. het personeelsbeleid voor de komende jaren beschreven is, op grond van de leerlingprognoses voor de komende jaren. Hierin wordt ook het jaarlijkse formatieplan beschreven. Verder staat er in beschreven hoe om te gaan met eventueel boventallig geworden personeel op de school door terugloop van leerlingen. Er is een sociaal statuut. Uitgangspunt is werkgelegenheidsgarantie. Verder is daarin de wijze van afvloeiing bepaald. Het samenwerkingsverband heeft een inspanningsverplichting om boventallig personeel zo goed mogelijk te herplaatsen binnen de centrale dienst of op scholen binnen het samenwerkingsverband. C. Leeftijdsopbouw personeel. Het personeel heeft op dit moment een gemiddelde leeftijd net boven de 49 jaar met jarenlange ervaring op onze SBO school. De verdeling in leeftijd is als volgt: 1 onder de 30 jaar, 4 tussen de 30 en 40 jaar, 10 tussen de 40 en 50 jaar, 8 tussen de 50 en 60 jaar, 6 boven de 60 jaar. 10 personeelsleden maken gebruik van de volledige of gedeeltelijke BAPO. Te verwachten is dat door natuurlijke afvloeiing vanwege pensionering of FPU komend schooljaar geen boventalligheid bij de groepsleerkrachten zal zijn, ondanks de terugloop van het aantal leerlingen. Bij andere functies binnen de school is er wat boventalligheid. Komend schooljaar zal dit niet ingezet worden voor het samenwerkingsverband. D. Inzet en taakverdeling. De directeur is nog fulltime werkend binnen de school. Alle andere personeelsleden hebben ofwel BAPO, ofwel een parttime baan. Er zijn 5 mannelijke personeelsleden en 24 vrouwelijke werkzaam op school. 5 personeelsleden zijn volledig werkzaam voor het zorgloket van WSNS, 2 personeelsleden gedeeltelijk. De algemeen directeur staat voor 0,1 fte op de formatie van de school. De directeur vormt samen met 2 personeelsleden het managementteam van de school. De directeur zet meer de algemene beleidslijnen uit, het team gehoord hebbende, en houdt zich bezig met het personeelsbeleid en de uitvoering ervan, onderwijsinhoudelijke aspecten op hoofdlijnen, organisatorische zaken op hoofdlijnen, huisvesting en onderhoudsplanning, financiën, informatiegesprekken met ouders voor de aanmelding/ plaatsing en indien nodig andere oudergesprekken. Ook heeft deze de laatste 3 jaar het traject van de schoolverlaters begeleid. De twee andere leden van het management team hebben bouwcoördinerende en 30
bouwbegeleidende taken voor een deel van hun benoeming. Deze zijn tevens interne begeleider voor een aantal groepen. Daarnaast hebben deze een groepstaak of groepsondersteunende taak. Beiden hebben de functie groepsleerkracht. Het onderwijzend personeel omvat 17 groepsleerkrachten en 1 vakleerkracht gymnastiek. Tijdens de gymles heeft de groepsleerkracht niet-lesgebonden activiteiten voor zijn groep. Deze is ingezet op 30 minuten per gymles. Onder het onderwijsondersteunend personeel met lesgevende taken vallen: 1 logopedist, 2 onderwijsassistenten. Onder het personeel zonder lesgevende taken vallen: 1 orthopedagoge, 1 maatschappelijk werkster, 1 administratief medewerkster, tevens psychologisch assistente, 2 conciërges en 2 interieurverzorgsters. Allen werken parttime. Voor de ICT-werkzaamheden is momenteel een bedrijf ingehuurd. De commissie van begeleiding bestaat uit: de directeur, de interne begeleiders (tevens bouwcoördinatoren), de orthopedagoge en de maatschappelijk werkster. De schoolarts verbonden aan de GGD, maakt weer deel meer uit van de begeleidingscommissie sinds vorig schooljaar. Deze probeert voor of kort na plaatsing van een leerling op onze school het kind medisch gezien te hebben. Bevindingen, relevant voor het functioneren van de leerling, worden door de arts ingebracht in de commissie van begeleiding 1x per maand. De namen van de teamleden worden in de schoolgids vermeld, met de dagen waarop zij werkzaam zijn. Bij de groepsbezetting wordt gestreefd niet meer dan 2 groepsleerkrachten in 1 groep te hebben. Gezien de vele parttime werkende personeelsleden op school is dit mogelijk in de nabije toekomst moeilijk te realiseren. Op 1 oktober 2011 was er sprake van 18,2377 fte op school, waarvan 0,1000 fte voor de algemeen directeur, 1,000 fte directeur, 12,6192 fte groepsleerkrachten, 3,7787 onderwijsondersteunend personeel en 0,7398 fte interieurverzorgsters (bij de centrale dienst van WSNS Vught e.a. was er 3,5244 fte personeel). E. Ziekteverzuim. De laatste 3 jaar is het ziekteverzuim en de afwezigheid van het personeel hoog, veelal door niet werkgerelateerde oorzaken, vooral fysieke problemen en psychosomatische problematiek, zwangerschap- en ouderschapsverlof. De werkdruk van het aanwezige personeel wordt daardoor verzwaard, omdat de vervangende personeelsleden zich moeten inwerken en niet alle taken behorend bij de functie uitvoeren. De druk vooral op de duo-leerkrachten, maar ook bij andere personeelsleden, wordt daardoor zwaarder. De taken binnen de verbeterprojecten worden vaak niet overgenomen door de vervangers van ziekteverlof, omdat niet bekend is hoe lang een ziekteproces duurt. Dit is gemakkelijker in te schatten bij zwangerschap- en ouderschapverlof. Het hoge verzuim is daarom een zorg binnen de continuïteit en de kwaliteit van de processen binnen de school. De medische begeleiding wordt via de bedrijfsarts van de Arbo-dienst Zuid-Oost Nederland verzorgd. Deze roept de personeelsleden bij verwacht langdurige afwezigheid door ziekte de personeelsleden op en geeft adviezen voor reïntegratie en eventuele werkaanpassingen. Minimaal een keer per jaar vindt er een overleg plaats met de directeur en de algemeen directeur om de bevindingen af te stemmen of aandachtspunten te bespreken. F. Personeelsgesprekken. Dit kunnen functioneringsgesprekken, beoordelinggesprekken en gesprekken rondom het persoonlijk ontwikkelingsplan zijn. Eenmaal per jaar vindt er een functionering- of beoordelingsgesprek plaats. Hierin komende volgende onderwerpen aan bod: het welbevinden, het functioneren binnen de taak, het samenwerken met anderen, het werken aan de persoonlijke veranderingsdoelen en de evaluatie ervan, het bespreken van loopbaanontwikkeling en andere meer individuele punten. Bij het functioneringsgesprek vult het teamlid het formulier zelf zoveel mogelijk in en noteert de directeur de bevindingen van het gesprek met eventuele aandachtspunten. Bij het beoordelingsgesprek observeert de directeur minimaal eenmaal voor dit gesprek het personeelslid bij de uitvoering van de taak en vult het beoordelingsformulier in, gebruikt makend van de competentiecheck (groepsleerkracht). 31
De afgelopen jaren zijn de individuele competenties in kaart gevraag tijdens de gesprekkencyclus middels een competentiecheck opgesteld vanuit het IPB van het vorige bestuur. Deze lijst is echter niet meer toereikend voor de huidige en toekomstige invulling van de taken. G. Kwaliteitsverbetering en scholing. Na invoering van de wet BIO (beroepen in ontwikkeling) per 1 augustus 2007 is er een format opgesteld, met een algemeen en een specifiek gedeelte. De personeelsleden hebben het algemeen gedeelte ingevuld en vullen de verworven competenties verder aan. Ieder personeelslid maakt jaarlijks een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) in smart geformuleerde doelen. De meeste personeelsleden hebben de laatste jaren hun ontwikkelingspunten gericht op verbeteractiviteiten op de werkvloer, zoals het werken met digi-bord en computerprogramma‟s, het verbreden van kennis en vaardigheden van het taallezen of rekenen, het opstellen van DLO‟s en groepsplannen en het afstemmen van het weekprogramma hierop, het maken van nieuwe formats voor de kleuterrapportage etc. Binnen het team hebben 2 personeelsleden een universitaire studie gedaan, 1 personeelslid een masteropleiding SEN en 1 personeelslid is bezig met een studie psychologie. De meeste personeelsleden verwerven hun kennis en vaardigheden door teamscholing of een cursus bij het samenwerkingsverband. De meeste groepsleerkrachten hebben in het verleden de nascholingsopleiding BO vakstudie/ gespecialiseerd groepsleerkracht afgerond (2 groepsleerkrachten niet). Scholing vindt op dit moment vooral via verplichte teamscholing plaats in het kader van verbetertrajecten binnen de school. In het team is er op dit moment geringe ambitie voor individuele scholing (met bijv. financiële ondersteuning van de lerarenbeurs). Door meerdere personeelsleden wordt aangegeven dat dit niet te combineren is met de huidige levensfase of de privé-situatie. Ieder jaar wordt de scholingsbehoefte van personeel geïnventariseerd. In het kader van de nieuwe ontwikkelingen rondom passend onderwijs wordt nu een traject verkend om personeelsleden meer bekwaam te maken voor een uitbreiding van de doelgroep leerlingen binnen de school. Het is de vraag of de huidige competenties en ambities van de personeelsleden toereikend zijn voor deze nieuwe doelgroepen 5.2. BELEIDSVOORNEMENS. - Het uitwerken van de laatste onderdelen van het algemene personeelsbeleidsplan; - het nadrukkelijker formuleren van het persoonlijk ontwikkelingsplan en het evalueren ervan; - het specifieke gedeelte van het BIO-format zal door het personeel verder ingevuld moeten worden met hun verworven competenties en het jaarlijks bespreken ervan; - het in kaart brengen van de competenties van teamleden aan de hand van een competentiecheck en ambitiegesprekken; - het concretiseren van LC-functie voor onze school en het invoeren ervan; - kwaliteitsverbetering door teamscholing en individuele scholing leerkrachten; - bij vrijkomende formatie bij het personeel aantrekken van jongere mensen gezien de leeftijdsopbouw en van fulltimers; - het ondersteunen van aanwezig personeel bij ziekte van personeelsleden; - het tijdelijk inhuren van specifiek personeel als ondersteuning bij de uitbreiding van de doelgroep SBO leerlingen.
32
Hoofdstuk 6. OVERIGE BELEIDSTERREINEN
6.1
ALGEMEEN STRATEGISCH BELEID
De SBO vervult tot nu toe een diagnostische en onderwijsfunctie voor leerlingen die geplaatst zijn op de school en geen expertisefunctie naar basisscholen binnen het samenwerkingsverband. De expertisefunctie wordt verzorgd door de centrale dienst van het samenwerkingsverband, die vooral bestaat uit personeel vallend onder het bestuur van de school en voortkomend uit de school. Een goede kwalitatieve onderwijsvoorziening binnen het samenwerkingsverband t.a.v. de diagnostiek, de behandeling en de aanpassingen in de onderwijsleersituatie van kinderen met leer- en persoonlijkheidsproblemen zal een belangrijke component blijven van de huidige SBO. Doordat in het samenwerkingsverband Vught e.o veel leerlingen op de basisschool blijven met een zorgcontract en het samenwerkingsverband dit beleid sterk ondersteunt, zal de SBO zijn positie in het samenwerkingsverband meer moeten uitbreiden naar andere doelgroepen. In het meerjarenformatieplan is uitgegaan van een grootte van de school van ongeveer 120 leerlingen op de teldatum. Uit de bevindingen van een brainstormsessie in het team is de voorkeur uitgesproken naar uitbreiding van de doelgroep leerlingen grensgebied ZML MLK leerlingen ( IQ vanaf 55) en leerlingen met een psychiatrische stoornis. In het perspectief van passend onderwijs kunnen er leerlingen met een CvI beschikking geplaatst worden, mits er nu ook nog een PCL-beschikking van het samenwerkingsverband afgegeven is. Verder zal in het kader van passend onderwijs binnen het nieuwe samenwerkingsverband intensiever overleg met andere scholen, met name SBO- en SO scholen nodig zijn. De komende jaren zullen de ontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs pro-actief gevolgd moeten worden (zie ook H 1). Daarnaast kan er een pro-actief beleid gevoerd t.a.v. gespecialiseerde buitenschoolse opvang van leerlingen in het gebouw. Er zal overleg gevoerd dienen te worden met zorgaanbieders in de regio. Ook moet nagegaan worden hoe groot de behoefte is van ouders hierin.
6.2. ONS FINANCIEEL BELEID De personele en financiële administratie wordt in opdracht van het schoolbestuur uitgevoerd door de Onderwijs Service Groep (OSG) in St. Oedenrode. Huidige financieringsstromen voor de personele en materiële instandhouding: - Het Rijk: sinds 1998 krijgt de SBO school het grootste gedeelte van de vergoeding rechtstreeks door het Rijk gefinancierd. - Het SWV Vught moet volgens wettelijke verplichtingen binnen de WPO voor leerlingen boven de 2% van het aantal leerlingen binnen het SWV Vught een bedrag per leerling overmaken aan de SBO. - Het SWV vergoedt de materiële instandhouding van de leerlingen die geplaatst zijn vanaf de 2e teldatum, zijnde 15 januari (als het aantal leelringen boven de 2 % ligt). De materiële vergoeding loopt per jaar. Sinds 1 augustus 2006 is de lumpsum ingevoerd waarbij de personele baten in euro‟s vergoed wordt door het Rijk. De vergoeding van het personeel is volgens een t-1 systeem, d.w.z. het aantal leerlingen op de teldatum van het voorgaande schooljaar. De personele vergoeding wordt berekend per schooljaar en verdeeld in 5/12 en 7/12 voor de beide jaren. Voor het aantal leerlingen boven de 2 % ontvangt de school eenzelfde vergoeding van het samenwerkingsverband als van het rijk. Ook het aantal leerlingen op de 2e teldatum wordt meegenomen in deze vergoeding van het samenwerkingsverband. Naast deze baten zijn er nog baten van het rijk voor Personeel en Arbeid, die ingezet kunnen worden voor zaken als ARBO, nascholing, managementondersteuning, betaald ouderschapsverlof, uitgestelde BAPO en BAPO-tekorten. 33
Vanaf dit jaar wordt er de komende jaren gelden verkregen vanuit het rijk voor verdere bekwaming van het personeel, de zogenaamde prestatiebox. Het samenwerkingsverband maakt de vergoeding over van het personeel wat voor de centrale dienst werkt naar het bestuur. Dit wordt door de directeur van het samenwerkings-verband rechtstreeks geregeld met het onderwijsbureau. Het personeel wat voor de centrale dienst werkt, staan bij het OSG geboekt onder een aparte code. Ook worden andere personele lasten van personeel van de centrale dienst vergoed, zoals kosten voor ARBO, het onderwijsbureau. Voor deze kosten stuurt de school een factuur naar het samenwerkingsverband. Door de lumpsumvergoeding zijn de schotten uit de financiering gehaald en kan het bestuur aan de verschillende lasten zelf bedragen toeschrijven, afhankelijk wat nodig is voor de organisatie. Het grootste gedeelte van de financiële middelen gaat naar de post personeel (ongeveer 90 %). Ieder jaar wordt er een meerjarenbegroting opgesteld door de algemeen directeur en de directeur van de school in samenwerking met het OSG. Deze wordt ieder jaar bijgesteld op de nieuw verkregen gegevens t.a.v. de verwachte leerlingenstroom. Ook wordt de schoolbegroting door de directeur met de algemeen directeur en iemand van het OSG opgesteld. Alle personele en materiële baten en lasten zijn in beide begrotingen opgenomen. Ook wordt de boekwaarde van de materialen (boven de € 500) en het meubilair er in opgenomen en de voorzieningen en investeringen. Het OSG stelt het financiële jaarverslag op, de algemeen directeur schrijft de verantwoording bij het jaarverslag. De directeur van de school maakt een jaarverslag per schooljaar. De facturen van de school worden door de directeur van de school, na invulling op een factuurstaat naar het onderwijsbureau gestuurd ter betaling. In een document is vastgelegd tot welke bedragen de algemeen directeur en directeur tekeningbevoegdheid hebben t.a.v. financiën. De financiële situatie van de school is gezond. Afgelopen schooljaar is de prestatiebox ingevoerd door het rijk, waarbij de school een bedrag krijgt per school en per leerling, om een kwaliteitslag bij het personeel te kunnen maken. De inzet van deze bedragen moeten verantwoord worden. Sponsoring. De school neemt ieder jaar deel aan de actie van Jantje Beton. Van het geld wat de school hiermee verwerft, wordt jaarlijks iets voor de leerlingen of de school gedaan in het kader van bewegen, speelplaats of andere activiteiten.
6.3
ONS MATERIEEL BELEID
In december 2009 was de renovatie van het gebouw aan de Brabantlaan klaar en is de school net voor de kerstvakantie weer verhuisd van de Irenelaan naar de Brabantlaan. In de onderhandelingen met de gemeente in 2006 is voor de renovatie van het gebouw door het bestuur ingestemd met een bedrag van € 180.000 uit de voorziening onderhoud. Daarnaast heeft de gemeente een renteloze lening verschaft van € 55.000, welke in 15 jaar afbetaald dient te worden. Ook heeft de gemeente een bedrag van € 99.000 voorgeschoten, waarbij in 2016 bekeken zal worden hoe en wanneer dit terugbetaald dient te worden. Het bestuur heeft in de renovatie nog een bedrag van € 250.000, uit eigen middelen uitgetrokken om de renovatie voor de binnenkant van het gebouw ook te kunnen uitvoeren, met name nieuwe toiletten, vloerbedekking, verven van deuren en muren en het vervangen van enkele wanden. Het door de gemeente opgestelde onderhoudsplan is vastgesteld. Er is in 2010 en 2011 voor ongeveer € 100.000 nieuw meubilair aangeschaft voor de leerkrachten, kasten en computertafels voor de groepen, stoelen voor enkele groepen en kasten en meubilair voor werkkamers. Alle klaslokalen zijn voorzien van digiborden en er is een nieuwe server geplaatst, samen voor ongeveer € 45.000. 34
Er is een afschrijvingscyclus opgesteld voor de verschillende materialen en het meubilair. Voor onderhoud is er een post voorzieningen in de begroting opgenomen. Er is een beheersplan voor het gebouw aan de Brabantlaan opgesteld met het samenwerkingsverband en de gemeente. De gymzaal wordt beheerd door de gemeente. In het kader van de verkeersveiligheid is er een strook aangelegd op de speelplaats, waarop de taxi‟s aan en afrijden voor en na school. In 2011 is door de ARBO-dienst een luchtkwaliteitonderzoek gedaan, mede doordat in korte tijd een aantal leerkrachten ziek werden. In het onderzoek is de luchtkwaliteit en een onderzoek naar bacteriën, virussen en schimmels uitgevoerd. Uit het onderzoek werden er geen aanwijsbare oorzaken van het ziekteverzuim gevonden. Wel bleek dat de luchtkwaliteit gedurende een schooldag nogal verschilde. Aandacht voor luchtverversing in de klassen blijft een aandachtspunt van de groepsleerkrachten en de school. Minimaal 1 keer per jaar zullen de luchtroosters in de buitenmuren van de lokalen schoongemaakt moeten worden na de herfst. Jaarlijks worden ook door externe bedrijven de beveiliging-, brandmeld-, de verwarming- en luchtcirculatieinstallatie(s) gecontroleerd. De methoden voor taal, technisch en begrijpend lezen, wereldoriëntatie, verkeer, techniek, engels, creatieve vakken zijn nu meer dan 6 jaar oud, de methode spelling ruim 1 jaar. De methode voor rekenen en sociaal-emotionele vorming zullen voor aanvang schooljaar 2012-2013 geheel of gedeeltelijk ingevoerd worden. ICT-materiaal wordt zoveel mogelijk volgens het afschrijvingssysteem vervangen.
6.4.
BELEIDSVOORNEMENS
Proactief beleid t.a.v. passend onderwijs voeren met het samenwerkingsverband en met scholen uit d e omgeving.. Uitbreiding van doelgroep leerlingen binnen de school, zodat de school een grootte van ongeveer 120 leerlingen blijft behouden. Het goed in beeld blijven houden van de baten en lasten van personeel en materieel, i.v.m. de verwachte terugloop van het aantal leerlingen en de consequenties voor personeelsbeleid. Het inzetten van de middelen van de prestatiebox voor verdere bekwaming personeel.
35
Hoofdstuk 7: ONZE ZORG VOOR KWALITEIT 7.1
INLEIDING
Binnen kwaliteitszorg is het belangrijk om na te gaan wat de resultaten zijn van ons onderwijs : ”doen we de goede dingen en doen we de dingen goed”. Op school wordt: - iets (wat) - met een bepaald doel (waarom) - met bepaalde materialen (waarmee) - op een bepaalde manier (hoe) - door bepaalde mensen (wie) - op een bepaalde tijd (wanneer) gedaan. Alles afzonderlijk, de school als geheel en de afstemming met algemeen strategisch bestuursbeleid heeft een bepaalde kwaliteit. Als je samen ten aanzien van alles wat er gebeurt afspreekt en vastlegt waarom, waarmee, hoe, door wie en wanneer het gebeurt, kun je aan de hand van deze afspraken zicht krijgen op de kwaliteit, en een uitspraak doen over de kwaliteit en de kwaliteit behouden dan wel verbeteren. 7.2
DE DOELEN VAN ONZE KWALITEITSZORG
1. Zicht krijgen en houden op de kwaliteit van alles wat er gebeurt, waarmee en hoe. 2. Goede kwaliteit behouden. 3. Kwaliteit die niet goed genoeg is verbeteren. 7.3
DE INRICHTING VAN ONZE KWALITEITSZORG
7.3.1. HET SCHOOLPLAN EN DE SCHOOLGIDS. De doelen en functies van het schoolplan zijn in het schoolplan vastgelegd en worden een keer per 4 jaar met het team en de MR besproken en door het bestuur vastgesteld. Het jaar voorafgaande aan het nieuw te formuleren schoolplan, zal een scan gemaakt worden met een kwaliteitsmeter (mogelijke keuze Kwaliteitsmeter PO. Van Beekveld & Terpstra) In de komende vier jaar zal er op verschillende gebieden gewerkt worden op verschillende niveaus aan het realiseren van kwaliteitsverbeteringen, aangeven in de planning van de beleidsvoornemens Ook zullen omstandigheden en externe ontwikkelingen steeds geïnventariseerd worden in bestuurs-, team, ouderraad- en MR-vergaderingen. Er kunnen tussentijdse aanpassingen nodig zijn van de plannen op grond van verkregen nieuwe informatie of ontwikkelingen. De schoolgids zal ieder jaar bijgesteld worden en aan het begin van een nieuw schooljaar uitgereikt worden aan de ouders. Ouders van nieuwe leerlingen krijgen deze bij de aanmelding van hun kind op school of bij een informatiegesprek over onze school.
7.3.2. HET GEBOUW EN HET TERREIN. De veiligheid in en rondom het gebouw en op het terrein is een aspect wat steeds de aandacht vraagt. Twee speelplaatsen willen we de komende jaren handhaven vanwege de overzichtelijkheid en de speelruimte voor de kinderen. De schooltuin en het netjes houden van het hele terrein zal een gezamenlijke inspanning van het team blijven vergen. Een onderhoudsplan is opgezet. Jaarlijks zal bekeken worden met de gemeente welke onderdelen volgens het plan aan uitvoering toe zijn en welke extra activiteiten ondernomen moeten worden.. 36
7.3.3. DE UITGANGSPUNTEN EN ALGEMENE DOELSTELLINGEN. In de schoolgids en het schoolplan zijn deze beschreven en zullen iedere vier jaar kritisch bekeken en zonodig bijgesteld worden, op grond van bevindingen in enkele teamreflectie en koersbepalende bijeenkomsten, de uitkomsten van de kwaliteitsmeter PO, interne en externe andere bronnen. 7.3.4. DE LEERLINGEN. De kwaliteit van het onderwijs naar de leerlingen willen we bewaken en steeds aanpassen en verbeteren. Dit geschiedt op de volgende wijzen: De afstemming in de pedagogische en didactische aanpak, de interactie, de instructie, de groepsregels en het klassenmanagement van de groepsleerkrachten; De begeleiding van leerlingen en leerkrachten door de begeleidingscommissie, vanaf de start tot het vertrek van de school, middels start-, groepsplanbegeleiding en individuele handelingsplannen; Een goed leerlingvolgsysteem en het nog beter afstemmen van het ontwikkelingsperspectief (met uitstroomprofiel) met de didactische leerlingrapportage (DLO) en de groepsplannen; Aangepaste leerlijnen en methoden voor de doelgroep; Overleg en verwijzing naar andere hulpinstellingen voor onderzoek of begeleiding; Bieden van veiligheid op de speelplaats en in de groep; Tweejaarlijkse afname van een veiligheidsscan. 7.3.5. DE OUDERS. De kwaliteitszorg naar ouders, die deelgenoot zijn in het ontwikkelingsproces van hun kind, komt naar voren in: Informatie verschaffen over alle facetten van de school aan de ouders voor plaatsing en na plaatsing op school door directie en ander personeel; Het halfjaarlijks bespreken van de uitgebreide begeleidingsrapportage; Het adviseren van ouders naar het vervolgonderwijs, ander onderwijs of andere begeleidingsinstellingen; Het wekelijks verstrekken van informatie over het groepsgebeuren middels de schoolnieuwsbrief; Het actief betrekken van ouders bij activiteiten op school, via ouderraad, de klassenouder of rechtstreekse benadering; Vierjaarlijkse ouderenquête t.a.v hun bevindingen over de school middels de kwaliteitsscan. 7.3.6. HET PERSONEEL. De kwaliteitszorg naar het personeel komt tot uiting in: Samenwerken en openheid naar elkaar in een positief kritische houding en ondersteuning van elkaar Het integraal personeelsbeleidplan afronden en aanpassen aan veranderingen; Zichtbaar maken van normjaartaak, taakverdeling en taakbelasting; Gesprekkencyclus; Scholing gericht op bekwaamheidsverhoging; Begeleiding nieuw personeel; Goede ziekteverzuimbegeleiding en preventieve maatregelen; Verschaffen van informatie over personeelsbeleid en ander personeelsaangelegenheden; Tweejaarlijkse afname van en veiligheidsscan.
37
7.3.7. DE SCHOOLTIJDEN EN DE WEEKPLANNEN. De kwaliteitszorg komt tot uiting in: de schooltijden die voldoen aan de wettelijke verplichtingen; het afstemmen van de vakantieroosters met zoveel mogelijk scholen in het samenwerkingsverband; het goed verdelen van de verschillende vakgebieden in het weekplan; het bewaken van voldoende onderwijstijd voor de kernvakken en de effectieve leertijd van de leerlingen door het managementteam. 7.3.8. HET SAMENWERKINGSVERBAND. De kwaliteitszorg is geconcretiseerd in: het voeren van regelmatig overleg met de directeur van het samenwerkingsverband en de directeuren van de scholen van het samenwerkingsverband t.a.v. ervaren knelpunten en de te verwachten ontwikkelingen; het kwalitatief personeel wat indien nodig ingezet kan worden voor het samenwerkingsverband; de actieve betrokkenheid en inzet van een IB-er in de stuurgroep en werkgroep interne begeleiding van het samenwerkingsverband. 7.3.9. MEDEZEGGENSCHAPSRAAD De medezeggenschapsraad van de school heeft ook een functie in de bewaking van de kwaliteitszorg. Deze beoordeelt het beleid op grote lijnen binnen de school. De leden hebben een adviserende of instemmende rol volgens afspraken in het MR-reglement vastgelegd. MR-leden zullen zich kunnen professionaliseren op hun taak d.m.v. cursus. In het traject van het ontwikkelen van beleid, beleidsplannen of beleidsveranderingen worden de leden van de MR geïnformeerd en gehoord, zodat de visie van de leden van de MR in deze fase van beleidsontwikkeling of -veranderingen meegenomen wordt. Daarnaast is er ook advies- of instemmingsrecht bij de afronding van beleidsvoornemens. Hierin is de afvaardiging van de ouder- en personeelsgeleding vertegenwoordigd. 7.3.10. OVERIGE BELEIDSTERREINEN. Er wordt tweewekelijks overleg gepland met de algemeen directeur, die tevens directeur van het samenwerkingsverband is. In dit overleg wordt het strategisch en operationeel beleid besproken. T.a.v. het financieel gedeelte wordt er jaarlijks een meerjarenbegroting opgesteld, om financieel inzicht te krijgen in de baten en lasten en de middelen voor de komende jaren.
38
Hoofdstuk 8: ONZE BELEIDSVOORNEMENS, TOTAALOVERZICHT EN PLANNING De beleidsvoornemens na ieder hoofdstuk beschreven, worden in dit hoofdstuk in een planning verwerkt. Ieder schooljaar zullen er concrete actieplannen opgesteld worden vanuit deze meer algemeen geformuleerde beleidsvoornemens. Daarin worden de meetbare doelen aangegeven, hoe het plan aangepakt wordt, door wie, met of zonder specifieke ondersteuning, hoe de uitvoering teruggekoppeld wordt en de financiën. Er kunnen tussendoor bijstellingen plaats vinden door nieuwe ontwikkelingen of verkregen nieuwe informatie. A. Integraal personeelsbeleid. 2012 - 2013 1. Het afronden van onderdelen van het integraal personeelsbeleidsplan met name het beschrijven van het taakbeleid, het herformuleren van de gesprekkencyclus, het afronden van het scholingsbeleid. 2. Door iedereen nadrukkelijker formuleren van het persoonlijk ontwikkelingsplan, het bespreken ervan door de directeur met het teamlid en het evalueren ervan, door alle personeelsleden 3. Het goed invullen van het specifiek BIO gedeelte, door alle personeelsleden en het jaarlijks bespreken ervan tijdens het personeelsgesprek. 4. Het in kaart brengen van de competenties van leerkrachten aan de hand van een competentiecheck en ambitiegesprekken. Hiervoor wordt een extern bureau ingehuurd. 5. Het concretiseren van de LC-functie binnen de school en het invoeren ervan, volgens de afspraken in de functiemix. 2013 - 2016 1. Het blijven aanvullen van het specifiek BIO- gedeelte in het kader van de toekomstige registratie lerarenregister, maar ook voor de andere teamleden, om hun eigen verworven competenties te blijven vastleggen. 2. Het invoeren of uitvoeren van het vastgestelde het taakbeleid in de periode 2013-2015. 3. Het invoeren van de aanpassingen van de gesprekkencyclus. 4. Bij vrijkomende formatie bij het personeel aantrekken van jonger personeel, gezien de leeftijdsopbouw en fulltimers in de periode 2012-2016. 5. Het ondersteunen van het aanwezig personeel bij ziekte van personeelsleden in de periode 2012-2016. 6. Kwaliteitsverbetering bewerkstelligen door teamscholing en het stimuleren van individuele scholing voor teamleden. 7. Het jaarlijks bespreken van ARBO-beleid en eventuele aanpassingen in de 1e teamvergadering. Aandacht voor werkklimaat, werkdruk en uitspreken waardering en het behouden van een goed team(ver)band. 8. Aandacht voor respect voor teamleden door leerlingen en ouders 9. Jaarlijks blijven oefenen van de DDG technieken, eventueel met een externe deskundige (2012-2016)
Wie Dir, alg dir
financiën -
Team directeur
-
team
-
Edux
€ 7645
Dir/ alg dir
team
Directeur directeur directeur
MT directeur Directeur / Preventie medewerker Directie/ team team
€ 1000
39
B. Pedagogiach-didactisch: Jaarlijks 1. Het behoud van sterke punten op diverse gebieden door inbrengen van die punten in de vergaderingen en besprekingen. 2. Het tweejaarlijks afnemen van de veiligheidsmonitor bij leerlingen en teamleden door een externe organisatie. 3. Het vierjaarlijks cyclisch terug laten komen van het observeren, analyseren en evalueren van het onderwijsleerproces aan de hand van het format OOM. 4. Het jaarlijks bespreken van het techniekprogramma in een teamvergadering en de controle hierop. 5. Het jaarlijks inplannen van een NME wandeling voor de groep. 6. Het jaarlijks afstemmen van het cultuureducatieprogramma KIDS met schoolse activiteiten door het team in een teamvergadering. 7. Het actief betrekken van leerkrachten bij het bespreken van leerlingen in de commissie van begeleiding. 8. Het actief betrekken van leerlingen bij hun leerproces door het explicieter bespreken van de doelen uit de DLO‟s bij de bovenbouwleerlingen en het uitspreken van de verwachtingen. 9. Het verder in kaart brengen van en analyseren van de leerlinggevens per groep op schoolniveau om mogelijke trendanalyses te kunnen vaststellen. 10.
directie directie directie
Directie/ team team Directie/ team IB-ers leerkracht
directie
2012 - 2013 1. Het invoeren van de rekenmethode onder begeleiding van een externe deskundige, waarbij deskundigheidsvergroting van de teamleden meegenomen wordt in studiedagdelen. Verder vindt er observatie in de groep plaats tijdens instructie met behulp van video-opnamen. 2. Het invoeren van de methode Goed Gedaan. 3. het vergelijken van het leerlingvolgsysteem Zien en de gedragsvragenlijst uit de methode Goed Gedaan om te komen tot besluitvorming over een volgsysteem gedrag. 4. Het opstellen van de criteria voor zorg, gekoppeld aan het herformuleren van het format ontwikkelingsperspectief met uitstroomniveau. 5. In het groepsplan de differentiatie in instructiewijzen explicieter opnemen aan de hand van zorgniveaus en het toepassen ervan in de groep 6. Meer aandacht voor de begeleiding van leerlingen met moeilijk gedrag, waarbij externe deskundige ondersteuning kan bieden en bekijken of achtervang voldoende gerealiseerd kan worden.
Wie werkgroep met Avans +
7. Het inzetten van compenserende ICT programma‟s voor lezen voor meer leerlingen. Bekeken moet worden of hierbij externe ondersteuning nodig is (Lexima). Deskundigheidsbevordering voor het team en mogelijk specifiek voor 1 leerkracht. 8. Verdieping kennis digibord, door uitwisseling van de interne opgedane ervaringen en toepassingen.
IB-ers
werk-groep Werkgroep gedrag
financiën € 4000
€ 1500
CvB
Leerkracht/ IB CvB
Nog niet bekend wat dit kost. € 1000
team
40
2013 - 2016 1. Visie en doelstellingen jaarlijks bespreken in de teamvergadering. 2. Verdere implementatie van de rekenmethode vanuit de verkregen evaluatie in mei 2013. Bekeken wordt of externe ondersteuning in dit proces nodig is. 3. Het vaststellen van minimale leerlijnen voor de taalleesvakken en rekenen voor de verschillende uitstroomprofielen. 2013-2015 4. Explicieter inplannen van muziek in de groepen, gekoppeld aan het programma KIDS in schooljaar 2013-2014. Bekeken moet worden of teamscholing hierin een optie is. 5. Het afstemmen van het handenarbeidprogramma aan het techniekprogramma 6. Het opstellen van criteria voor het gebruik van type handschrift, met name wanneer gebruik van blijvend blokschrift ( blo0kschriftmethode) voor een leerling en de ondersteuning van de typevaardigheid hierbij. 7. Het explicieter inplannen van samenwerken aan opdrachten en taken door leerlingen bovenbouw. 8. Het afstemmen van begrijpend leesstrategieën bij wereldoriëntatievakken in 2014-2015 en het nagaan of de methode begrijpend lezen aan vervanging toe is. 9. In het kader van het nieuwe schoolplan 2016-2020 het kritisch bekijken van de leervakken volgens het format in de bijlage van het schoolplan in 2015-2016. 10. In het kader van het nieuwe schoolplan het bespreken van de algemene visie/ missie van de school en het bespreken van de visies rekenen, techniek, cultuureducatie, NME, middels studiedagdelen. 11. Indien nodig het formuleren van een concretere visie voor het taalleesonderdelen en het bekijken van een mogelijke vernieuwing of aanvulling van de methoden. 12. Nieuw te formuleren verbeterpunten door jaarlijkse evaluatie van de verbetertrajecen 13.Mogelijkheden van Panassys op het verder uitbouwen ervan bekijken 2013-2015
directie Werkgroep/ directie Werkgroepen team
Team IB-ers
IB-er/ leerkracht Team/ werkgroep Werkgroep
Directie/ team
werkgroep
directie MT
C. Financieel Beleid 2012 - 2016 1. Het opstellen meerjarenbegroting met ondersteuning van het OSG. 2. Het opstellen van jaarbegroting met ondersteuning van het OSG. 2. Het opstellen jaarverslag, waarbij het OSG de financiële gegevens aanlevert. 4. Het bekijken hoe middelen de komende 4 jaar extra ingezet kunnen worden in het onderwijsleerproces.
Wie Alg dir en directeur Directeur, alg dir Directeur/ alg dir directeur
financiën
Wie directeur
financiën
D. Materieel beleid 2012 - 2016 1. Het vervangen van materiaal volgens de afschrijvingscyclus (indien
41
nodig. 2. Het vervangen van ICT-hardware en software (indien nodig). 3. Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden volgens het onderhoudsplan. 4. De aanschaf van extra leesboeken in sets van 4 om het groepslezen te ondersteunen in 2013-2014 5. Het uitbouwen van compenserende ICT materialen voor technisch lezen, 2012-2015. 6. Het zoeken van een nieuw klimtoestel voor de grote speelplaats in 2015-2016 en het organiseren van activiteiten om dit aan te kunnen schaffen.
Directeur /ICT directeur
€ 94.111
MT
€ 1500
MT
€ 2000
team
€ 10.000
Wie MT directeur
financiën
E. Strategisch beleid 2012 - 2013 1. Ontwikkelingen in het kader van passend onderwijs actief volgen. 2. Oerleg met SBO en SO directeuren in het nieuw te vormen Samenwerkingsverband. 3. Beoordelen of de school onder het bevoegd gezag kan blijven in 2013. 4. De directiewisseling van de school voorbereiden met betrokkenen. 5. Het jaarlijks opstellen van de actieplannen aan de hand van de beleidsplanning in het schoolplan 2012-2016. 6. Het jaarlijks maken van een jaarverslag over een schooljaar aan de hand van een format en het toevoegen van de gegevens leerlingpopulatie en het beoordelen van het opbrengstgericht werken. 7. Het verkennen van de mogelijkheden voor gespecialiseerde naschool opvang in het schoolgebouw, door een verkenning van de vraag van ouders en het bespreken met andere instellingen ervan in 2013. 8. Het verder uitbouwen en bijhouden van de website van de school door het team te betrekken bij het opzetten van informatie op de website en het bijstellen van de schoolinformatie. 9. Consequenties bekijken bij het opheffen van het samenwerkingsverband Vught e,o (2012-2014)
2013 - 2016 1. Het goed in beeld blijven houden van baten en lasten van personeel en materieel, om beleid hierop te formuleren, mede in het kader van het leerlingaantal van de school. 2. De ontwikkelingen in het kader van passend onderwijs actief volgen, t.a.v het schoolprofiel van onze school door het bijwonen van bijeenkomsten en het verzamelen van informatie. 3. Landelijke ontwikkelingen van het SBO-werkverband actief volgen. 4. Bestuurlijk overleg met andere SBO scholen in het kader van ontwikkelingen binnen passend onderwijs. 5. Actief beleid t.a.v het uitbreiden van de doelgroep leerlingen
Bestuur / MR Bestuur/ MR/ team directeur
€ 10.000
directeur
directeur
team
besuur alg dir/ directeur
directeur
directeur
Directeur bestuur Directeur en 42
binnen onze school en het nadrukkelijk bekijken welke aanpassingen plaats moeten vinden. 6. Het opstellen/ bijstellen van de visie van de school 2015-2016 in het kader van het opstellen van het nieuwe schoolplan 2016-2020. 7. Het opnieuw bekijken van het ARBO-beleidsplan en het eventueel bijstellen ervan in 2015-2016. 8. Het bespreken van het beleidsplan culturele vorming en het eventueel bijstellen ervan in 2015-2016. 9. Het bespreken en eventueel bijstellen van beleidsplan techniek en het eventueel bijstellen ervan in 2015-2016. 10.Het bespreken en eventueel bijstellen van NME activiteiten en het eventueel bijstellen ervan in 2015-2016.
alg. dir directeur
€ 7000
Directeur/ prev medew team team team
43
Bijlage 1.: FORMULIER 'INSTEMMING MET SCHOOLPLAN'
FORMULIER "Instemming met schoolplan"
School:
Hertog van Brabantschool
Adres:
Brabantlaan 75
Postcode/plaats:
5262 JH Vught
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
VERKLARING
Hierbij verklaart de medezeggenschapsraad van bovengenoemde school in te stemmen met het van 01-08-2012 tot 01-08-2016 geldende schoolplan van deze school.
Namens de MR,
________________________
plaats
________________________
datum
________________________
handtekening
________________________
naam
________________________
functie
*) maximaal vier jaar
44
Bijlage 2: FORMULIER 'VASTSTELLING VAN SCHOOLPLAN'
FORMULIER "Vaststelling van schoolplan"
School:
Hertog van Brabantschool
Adres:
Brabantlaan 75
Postcode/plaats:
5262 JH Vught
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het bevoegd gezag van bovengenoemde school heeft het
van 01-08-2012 tot 01-08-2016
geldende schoolplan van deze school vastgesteld.
Namens het bevoegd gezag,
________________________ plaats
________________________ datum
________________________ handtekening
________________________ naam
________________________ functie *) maximaal vier jaar
45
Bijlage 1.
LEERSTOFGEBIEDEN Vak: Werken in de kleutergroep
1. Inleiding Uitgangspunt bij het werken in de kleutergroep is het principe van de basisontwikkeling, waarbij betrokkenheid en uitdaging belangrijke aspecten zijn binnen een structuurvolle omgeving. Thema‟s worden vaak gebruikt om de verschillende ontwikkelingsaspecten aan te bieden en te oefenen. Er wordt gewerkt met ontwikkelingsmateriaal, wat verwerkt zit in vrijwel alle activiteiten, zowel bij het werken met opdrachten als in het vrije spel. De kinderen worden zoveel mogelijk gestimuleerd en zonodig gestuurd in het gebruik van allerlei verschillende materialen, om hun ontwikkeling zo goed mogelijk te laten verlopen. 3. Doelen Deze kunnen verdeeld worden in verschillende aspecten. Ontwikkeling van de motorische vaardigheden Ontwikkeling van de visueel-ruimtelijke functies Ontwikkeling van de auditieve functies Ontwikkeling van de algemene en specifieke rekenvoorwaarden Ontwikkeling van de algemene en specifieke leesvoorwaarden Ontwikkeling van het taaldenken Ontwikkeling van het sociaal- emotionele aspect door samenspelen en samenwerken Ontwikkeling van het creatieve aspect Vergroten van de taakwerkhouding: concentratie, doorzettingsvermogen, nauwkeurigheid, kwaliteit van het werk. 3. Methodische materialen en middelen Bouwmateriaal Constructiemateriaal Poppenhoekmateriaal Ongevormd materiaal Materiaal voor het taaldenken Specifieke materialen voor de lees- en rekenvoorwaarden Teken- en verfmateriaal Prentenboeken/voorleesboeken Tv- programma's Schatkist rekenen Maatwerk Computerprogramma‟s Methode Leeslijn Methode schrijven in de basisschool Methode schrijfdans 4. Didactische werkvormen De verwerking vindt op verschillende manieren plaats: individueel, in kleine groepjes of groepsgewijs. Er wordt vooral ondersteunend of begeleidend gewerkt met het materiaal. Er wordt vaak in thema‟s gewerkt, maar ook kunnen ontwikkelingsmaterialen specifiek aangeboden worden. 5. Evaluatie en toetsing In principe wordt tweemaal per schooljaar, afhankelijk van het instroommoment van een leerling, door de groepsleerkracht een begeleidingsplan geschreven, gebaseerd op het starthandelingsplan, de dagelijkse registratie van klassenactiviteiten, de observatielijsten en de toetsen, die afgenomen worden. Dit begeleidingsplan wordt besproken met het begeleidend team om verdere handelingsadviezen te formuleren. Daarnaast wordt door de groepsleerkracht een (ontwikkeling)lijst bijgehouden van de wel of niet nog beheerste vaardigheden op de verschillende ontwikkelingsaspecten. 6. Kwaliteitszorg 46
Dagelijks worden de klassenactiviteiten geregistreerd in de klassenmap. Er is een wekelijks heen- en weerschrift tussen school en ouders ter informatie. Daarnaast wordt er tweewekelijks een nieuwsbrief meegegeven, waarin de activiteiten van die weken in de groep beschreven worden. Halfjaarlijks worden de ontwikkelingslijsten ingevuld en toetsen afgenomen. Twee keer per jaar wordt iedere leerling in het begeleidingsteam besproken. Daarna zijn de oudergesprekken door de groepsleerkracht, indien nodig samen met de orthopedagoge. De groepsbegeleidingsgesprekken met de groepsleerkracht dienen expliciet ingepland te worden, minimaal twee keer per schooljaar. Afgelopen jaar zijn er nieuwe formulieren gemaakt waarin de ontwikkelingslijn van de leerling in kaart gebracht wordt en de doelen voor verschillende onderdelen geformuleerd en geëvalueerd worden na een half jaar. Dit is te vergelijken met de DLO‟s in de rest van de school.
2
Vak : Taallezen.
Onderdeel:
Mondeling en schriftelijk taalgebruik.
1. Inleiding Mondeling taalgebruik is belangrijk om met anderen in de wereld om je heen in contact te treden. Niet alleen taalinhoud (semantiek) en taalvorm,(de morfologie, de syntaxis en de articulatie) zijn belangrijk, maar vooral ook het taalgebruik (communicatieve aspect). Vooral binnen onze doelgroep blijken er steeds meer kinderen te zijn die met dit laatste aspect moeite hebben, met name de kinderen die binnen het autistisch spectrum vallen. 2. Streefdoelen het verbeteren van de mondelinge taalvaardigheid, wat betreft taalinhoud, taalvorm en taalgebruik. het taalonderwijs is gericht op ontplooiing, ontwikkeling, stimulering en activering van het receptief en expressief taalgebruik, het kritisch waarnemingsvermogen, het denkvermogen. het luisteren naar anderen. een creatief en expressief taalgedrag, een persoonlijk taalgebruik en schriftelijke taalvaardigheden. 3. Methodische materialen en middelen Methode Taalverhaal Methode Leeslijn Computerprogramma‟s: vooral taalverhaal, woordenstart, ambrasoft Slagwerk Taal 4. Didactische werkvormen De meeste gebruikte werkvormen zijn: doceren, demonstreren, gestructureerd gesprek, groepsgesprek, kringgesprek, luisteren, spreken, non-verbale activiteiten, schriftelijke verwerking, gesprek volgens de denkstimulerende gespreksmethode, stellen, computergebruik met o.a. luisterteksten, woordenschatoefeningen, e.d. 5. Evaluatie en toetsing Methodegebonden toetsen De registratiegegevens van de verwerkingsstof De informatie verzamelen middels observatie Logopedie: Onderdelen van T.A.K , T.v.K. en CELF 4 NL. Afname woordenschattoetsen Cito leerlingvolgsysteem 2x per jaar.. 6. Kwaliteitszorg * Taalverhaal en Leeslijn bieden mogelijkheden om te differentiëren, te herhalen of te verbreden op het gebied van tempo, niveau en NT2 leerlingen. De mondelinge 47
taalontwikkeling is een belangrijk aspect. * met de methode Taalverhaal wordt in de groepen veelal interactief gewerkt. Er wordt minder schriftelijke verwerkingsopdrachten gegeven. * Woordenschatuitbreiding en taaluiting vinden ook plaats middels de lessen wereldoriëntatie en techniek. * Na plaatsing van een leerling kan er een opdracht liggen voor de logopedist om een kind te onderzoeken, waarbij er vragen zijn t.a.v. de spraaktaalontwikkeling op basis van de dossiergegevens. Op grond van de verkregen gegevens worden de bevindingen doorgesproken met de groepsleerkracht, ouders en leden van de begeleidingscommissie en kan logopedische behandeling ingezet worden, individueel of in een groepje. De logopedist kan ook bij leerlingen, die al langer op school zitten, ingeschakeld worden voor logopedisch onderzoek en behandeling. De logopedist besteedt de meeste behandeltijd aan leerlingen in de onderbouw. De logopedist begeleidt daarnaast het groepsgesprek in de klas en de d.g.m-lessen in de kleutergroep. Onderdeel
: Technisch lezen.
1. Inleiding Het technisch lezen is een leesproces dat opgestart wordt bij het aanvankelijk lezen en doorloopt in het voortgezet lezen. In de kleutergroep wordt al gewerkt aan ontluikende geletterdheid. In de kleutergroep wordt al specifieke training gedaan als ondersteuning van het aanvankelijk leesproces: aandacht voor letters, woorden, zinnen, verhaal. Het voorlezen en vertellen van een leesboek, stempelen van letters, visuele en auditieve syntheseoefeningen. 2. Streefdoelen In het aanvankelijke proces: het leren lezen van letters, woorden en zinnen en het begrijpen wat lezen is. In het voortgezet proces: het vlot leren lezen van langere woorden en teksten, het vergroten van de leessnelheid zonder dat er begripsverlies optreedt. Subdoelstellingen hierbij zijn: - woorden structureren: woorden snel en nauwkeurig decoderen, los en in teksten - controleren op de betekenis - lezen op basis van de zinsstructuur: een zin lezen met inachtneming van de woordgroepen, leestekens en accenten. 3. Methodische materialen en middelen Aanvankelijk proces: De Leeslijn Curriculum schoolrijpheid Groeps- / Niveauleesboeken Computerprogramma‟s Zelfstandig en zelfcorrigerend materiaal Voortgezet proces : Goed Gelezen Zuid-Vallei Stenverts bloks Zinsgericht lezen Luc Koning Speciale Leesbegeleiding Luc Koning Groeps- / niveauleesboeken Zelfstandig en zelfcorrigerend materiaal Oefenstof op de computer Computerprogramma Claroread. 4. Didactische werkvormen De verschillende werkvormen uit de methoden Leeslijn en Goed Gelezen, met de boeken baklessen, het stappenmodel volgens Ralfilezen. Individueel lezen, groepslezen, duolezen. Visuele en auditieve aanbieding met motorische ondersteuning. 48
5. Evaluatie en toetsing Bij Leeslijn en bij Goed Gelezen zijn er methodegebonden toetsen (na ieder niveau / blok). Twee keer per jaar de Cito DMT toetsen en de vernieuwde AVI teksttoetsen voor het leerlingvolgsysteem. Intensiever volgen bij leerlingen, waarbij het technisch leesproces moeizaam verloopt, middels de onderzoeksmethode Struiksma. Verder: controle door de leerkracht van de gelezen of geoefende tekst en het vastleggen van bevindingen. 6. Kwaliteitszorg In 2001 is de methode Goed Gelezen ingevoerd. In 2007 is de methode Leeslijn voor groep 3 / 4 aangeschaft; deze sluit aan op groep 5 van Goed Gelezen. Kinderen met leesproblemen krijgen extra leeshuiswerk mee, dat gecontroleerd wordt op school. Ook wordt het leesplezier gestimuleerd en bevorderd door de schoolbibliotheekboeken. In de groepen worden het duolezen en groepslezen toegepast, waardoor leerlingen actiever meedoen tijdens het leesproces. Extra begeleiding voor kinderen met leesproblemen, intern of met onderzoek en ondersteuning van externen, zoals GGZ Herlaarhof, RID. Er is een personeelslid dat binnen de taak de leesondersteuning van leerlingen, waarbij het proces moeizaam verloopt, begeleidt, zowel op leerling- als op leerkrachtniveau. De logopedist kan het leesproces ondersteunen door het geven van auditieve training. Ondanks extra scholing bij het samenwerkingsverband van leerkrachten en invoering van het Ralfi-lezen, blijkt uit toetsgegevens nog steeds dat er binnen de school redelijk wat leerlingen veel problemen hebben met het zich eigen maken van het technisch leesproces. Dit blijft een punt van specifieke aandacht. Er wordt in de onderbouw en middenbouw veel onderwijstijd besteed in de groep aan het technisch leren lezen. Voor een aantal leerlingen worden compenserende computerprogramma ingezet ter ondersteuning van het lezen van teksten. Dit vraagt om extra uitbreiding binnen de school.
Onderdeel:
Begrijpend lezen
1. Inleiding Het uitgangspunt bij begrijpend lezen is het achterhalen van de betekenis of de bedoeling van de tekst. 2. Streefdoelen - Het ontwikkelen van vaardigheden waarmee leerlingen taal doelmatig leren gebruiken in situaties die zich voordoen in het dagelijks leven. - Het verwerven van kennis en inzicht omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal. 3. Methodische materialen en middelen De Leeslijn Goed Gelezen Begrijpend Lezen Zuid Vallei Computerprogramma‟s Informatieve losse teksten Zelfstandig en zelfcorrigerend materiaal 4. Didactische werkvormen Het stappenplan in de methode Goed Gelezen en de baklessen, met de verschillende aangegeven werkvormen. Uit de methodes, klassikaal, individueel en in duo's met mondelinge en/of schriftelijke verwerking. 5. Evaluatie en toetsing Controle op de verwerking van vragen en opdrachten of zelfcontrole en methodegebonden 49
toetsen. Bespreken van teksten. Toetsing met Cito-toetsen 2x per jaar Vastleggen van de gegevens in het leerlingvolgsysteem. 6. Kwaliteitszorg Leerlingen met problemen kunnen extra begeleiding krijgen, bijvoorbeeld in de mondelinge taalontwikkeling, door de leerkracht of de logopediste. In 2003 is de methode Goed Gelezen ingevoerd volgens een invoeringstraject. In 2007 is de methode Leeslijn ingevoerd, waarin ook begrijpend leesopdrachten opgenomen zijn. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben kunnen onderdelen uit de methode ZuidVallei aangereikt krijgen. In de wereldoriëntatielessen begrijpend leesstrategieën toegepast. Er dient echter nog een betere afstemming te komen hiervan op schoolniveau.
Onderdeel:
Informatief lezen, vrij lezen en voorlezen.
1. Inleiding Het uitgangspunt bij het informatief lezen, het vrij lezen en het voorlezen is het bevorderen van het leesplezier van de leerling. 2. Streefdoelen Het stimuleren van lezen in het algemeen. Het stimuleren van het leesgenot. Het stimuleren van de beleving. Het stimuleren van het functioneel lezen: informatieverwerking en kennisuitbreiding. 3. Methodische materialen en middelen Eigen verhalen en boekenkeuze door leerlingen, bibliotheekboeken, prentenboeken Informatiereeks junior Voorleesboeken. Rode draad project van de bibliotheek 4. Didactische werkvormen Lezen, voorlezen, samen lezen. Leerlingen lezen soms verhalen voor aan een andere groep (vaak onderbouw). 5. Evaluatie en toetsing De boeken die gelezen en/of voorgelezen worden, kunnen besproken worden in de groep. Het maken van een boekverslag. 6. Kwaliteitszorg Het stimuleren van lezen en het verwerken van teksten op niveau, zowel individueel, in duo‟s als in kleine groepen. De school probeert door regelmatig aanschaf van nieuwe boeken de schoolbibliotheek aantrekkelijk te houden. Onderdeel:
Spelling.
1. Inleiding Spellingonderwijs is een deel van het taalonderwijs. Voor een begrijpelijk schriftelijk taalgebruik vinden wij het belangrijk dat de leerlingen de woorden zo goed mogelijk schrijven en de spellingregels zoveel mogelijk beheersen. 2. Streefdoelen Met het aanleren van de spelling van de Nederlandse taal proberen wij de kinderen de schrijfwijze van veel voorkomende Nederlandse woorden te leren, zodat ze die in hun schriftelijk taalgebruik kunnen toepassen. Het aanleren van de spellingregels 50
en de regels bij werkwoordsvorming zijn een onderdeel hiervan. Tevens proberen we het goed gebruik van leestekens aan te leren. Bovendien proberen we via woordenboekoefeningen de leerlingen vaardigheden aan te leren, waardoor ze de juiste schrijfwijze van onbekende woorden kunnen opzoeken. 3. Methodische materialen en middelen Leeslijn: waarin spellingsoefeningen gekoppeld zijn aan leesoefeningen. Dit zijn zowel auditieve als schriftelijke oefeningen. Taal op maat Woorden van de week Computerprogramma‟s Zelfstandig en zelfcorrigerend materiaal 4. Didactische werkvormen Expliciteren van het spellingsprobleem, benoemen van de spellingscategorie, analogieën zoeken, los inoefenen, herhalen en trainen van woorden, toepassen in zinnen. De werkvormen zijn gevarieerd en de stof wordt in kleine stappen aangeboden. Aansluitend bij het niveau van de leerling. 5. Evaluatie en toetsing Ieder onderdeel dat is aangeleerd, wordt via dictees getoetst en door de leerkracht geëvalueerd. De gegevens worden bijgehouden in een digitaal overzicht, behorend bij de methode. Tweemaal per jaar (in december en mei/juni) toetsing door middel van methodeonafhankelijke toetsen van het CITO: SVS. 6. Kwaliteitszorg Door middel van het leerlingvolgsysteem worden de vorderingen en problemen systematisch gevolgd door de groepsleerkrachten en IB-ers. Op die manier worden problemen en groei snel gesignaleerd en wordt de kwaliteit van het spellingsonderwijs bewaakt en eventueel bijgestuurd. Ook wordt tijdens de halfjaarlijkse groepsbespreking dit onderdeel besproken. Een punt van aandacht is het invoeren van het ondersteunende computerprogramma van Taal op Maat. Verder moeten er nog afspraken gemaakt worden over cruciale leermomenten binnen het spellingonderwijs. Voor kinderen met een zeer zwakke schrijfmotoriek, kan het een optie zijn om de computer te gebruiken tijdens het spellingonderwijs.
3.
Vak : Schrijven.
1.
Inleiding Bij het aanvankelijk schrijven worden de schrijfvoorwaarden extra geoefend, zoals de ooghandcoördinatie, de lichaamshouding, de ruimtelijke oriëntatie, de schrijfhouding, de potloodpenvoering. Dit gebeurt in de onderbouwgroepen. In de overige groepen blijft hier aandacht aan besteed worden. 2. Streefdoelen Door middel van de methodische ontwikkeling en begeleiding van de schrijfmotoriek, de schrijftechniek en de schrijfexpressie maken de leerlingen zich de technische vaardigheden eigen, die noodzakelijk zijn om in een vlot tempo en in een persoonlijk handschrift duidelijk en moeiteloos te kunnen schrijven. We kunnen schrijven zien als: technische vaardigheid/communicatiemiddel/uitdrukking. 3. Methodische materialen en middelen Schrijven in de basisschool: groep 1/2-8, per leerjaar een groepshandleiding, schrijfschriften en kopieerbladen. Extra oefenstof: vanaf gr 3 specifiek begeleidingsmateriaal: klassikale letterkaart, met linkshellend alfabet, cijfers, leestekens, Individuele letter- en cijferkaarten. 51
Richtingkaarten met 2 verschillende lijnafstanden. Zelfontwikkeld materiaal voor de schrijfvoorwaarden. Schrijfdans voor groep 1-2-3 gericht op lateralisatie- en symmetrieoefeningen (2007) Schrijfkriebels voor groep 1-2-3 (2007) Als schrijfmaterialen gebruiken we: potloden, vulpennen, rollerpennen en gelpennen. 4. Didactische werkvormen De methode probeert via werkvormen het schrijven aantrekkelijker te maken; zowel teksten en lay-out zijn daarop gebaseerd. Na de klassikale- groeps- of individuele instructie, vooral op het digibord (met dr. Digi), volgt een ontspanningsoefening en daarna gaan de leerlingen aan het werk. Nadruk wordt gelegd op: schrijfhouding/ pengreep/ werkverzorging/ lettervorm/ letterverbinding/ handschrift. 5. Evaluatie en toetsing tussentijds wordt gecontroleerd en gecorrigeerd of iedereen het goed doet d.m.v. observaties. 2 maal per jaar wordt de ontwikkeling in het begeleidingsplan beschreven. 6. Kwaliteitszorg Er wordt getracht te bereiken dat iedere leerling vlot en netjes aan elkaar kan schrijven, maar voor een aantal leerlingen is dit te hoog gegrepen. Voor deze groep kinderen met een zeer zwakke schrijfmotoriek, kan het een optie zijn in blokschrift te schrijven of om gebruik te maken van een computer. Op school bestaat de mogelijkheid om een typecursus te volgen op, na schooltijd. Er is op school gekozen om voor de leerlingen de rechtshellende schriften en materialen te gebruiken. Er worden wel linkshandige vulpennen gebruikt.
4. Vak :Rekenen Onderdeel:
Rekenvoorwaarden.
1. Inleiding De gehanteerde methode Zo reken ik ook dient als leidraad en is ontwikkeld voor moeilijk lerende kinderen. Er wordt uitgegaan van concrete handelingen, rekening houdend met ontwikkelings- en leerlingkenmerken. Verder kijken we wat we de kinderen nog meer aan kunnen bieden, waarbij we kijken naar de mogelijkheden van de kinderen. 2. Streefdoelen Het verkrijgen van getalsinzicht. Het kunnen hanteren en toepassen van de meeste voorkomende rekentaalbegrippen. Het kunnen uitvoeren van elementaire bewerkingen. Het aftellen en resultatief tellen tot 10. Het beheersen van de koppeling van cijferhoeveelheid tot en met 10. Het beheersen van begrippen en vaardigheden rond meten en wegen, ruimte, tijd, kleur en vormen. 3. Methodische materialen en middelen Zo Reken ik ook. Schatkist rekenen wordt niet als leidraad gebruikt. Maatwerk Diverse ontwikkelingsmaterialen zoals: rekenlotto‟s, rekenkist, fiches, telcijfer lotto‟s en Logiblocs. Verder wordt er gewerkt met computerprogramma‟s, MAB materiaal en vanuit thema‟s. 4. Didactische werkvormen Kringgesprek, werken met concreet materiaal, schriftelijke verwerking met werkbladen, 52
activiteiten op het digitaal schoolbord.
5. Evaluatie en toetsing Observaties tijdens het leerproces aan de hand van een observatielijst. Afname van de Cito-toets ordenen, Cito-toets Ruimte en Tijd vanaf de vijfjarigen, 2x per jaar. Incidenteel aanvullend onderzoek middels Borghouts van Erp of een andere instrument. 6. Kwaliteitszorg De gehanteerde methode zal kritisch bekeken moeten worden op aanvulling of vernieuwing. Bij de vervanging van de rekenmethode op school zal meegenomen worden of deze de leerlijn aanbiedt van groep 1//2 tot groep 8. Op dit moment is de kleuterlijn van Rekenrijk nog niet beschikbaar. Twee maal per jaar wordt de voortgang tijdens de leerling-bespreking geëvalueerd en vastgelegd in het individueel begeleidingsplan. Dit schooljaar is het format begeleidingsplan aangepast en geeft een duidelijker beeld van de leerstappen weer. Ook worden de doelen voor het komend half jaar geformuleerd.
Onderdeel:
Rekenen kern.
1. Inleiding Er is een nieuwe rekenmethode gekozen Rekenrijk. De invoering vindt plaats vanaf schooljaar 2012-2013.Er is een heldere leerlijn beschreven. Naast het contextrijk leren wordt er ook vele aandacht besteed aan automatiseren en inoefenen. Uitgegaan wordt van 1 basisstrategie. Ook worden handige manier aangeboden (variastrategieën). Een leerjaar is verdeeld in 12 blokken van 3 weken. Elk blok bestaat uit 10 basislessen. 2. Streefdoelen De opbouw en de inhoud van het rekenwiskundeonderwijs in Rekenrijk zijn conform de geformuleerde kerndoelen van het basisonderwijs en de referentieniveaus. Gestreefd wordt om minimaal iedere leerling de leerstof aan te bieden tot een niveau van eind groep 5 met weglating van een aantal onderdelen bij de overstap naar het voortgezet onderwijs. 3. Methodische materialen en middelen Naast de handleiding, leerling- en werkboeken moeten verder nog uitgezocht worden welke materialen er op school al aanwezig zijn en welke materialen er besteld moeten worden. 4. Didactische werkvormen Leerkrachtgebonden lessen met vooraf, lesdoel- en materiaalbeschrijving, afronding van de les, Zelfstandige werklessen. Verlengde instructie en differentiatiemogelijkheden Toegepaste rekenen 5. Evaluatie en toetsing In ieder blok is er een toets, waarna hulp, weer en meer leerstof aangeboden kan worden. Daarnaast zijn er contexttoetsen en tempotoetsen, facultatief in de kopieermap Evaluatie vindt ook plaats door het analyseren van het schriftelijk werk van leerlingen en nagaan welke strategie gehanteerd wordt in het oplossen van rekenproblemen. 6. Kwaliteitszorg Periodieke toetsing en evaluatie in de methode. Tweemaal per jaar wordt de voortgang met de interne begeleiding besproken, geëvalueerd en vastgelegd. Ook worden twee maal per jaar de CITO-rekentoetsen afgenomen en de gegevens verwerkt in het begeleidingsplan. Er kan door de interne begeleider een nader individueel onderzoek afgenomen worden. kinderen met een gering getalinzicht blijken ook met Talrijk problemen te hebben om de rekenleerstof zich eigen te maken. 53
De huidige methode Talrijk zal vervangen worden, omdat er geen materialen meer verkrijgbaar zijn bij de uitgever. Een werkgroep, met externe ondersteuning, heeft een nieuwe visie geformuleerd. De methoden Wereld in getallen en Rekenrijk zijn in de groepen uitgeprobeerd en geëvalueerd. Op grond van de bevindingen en een discussie in een teambijeenkomst op 30 mei 2012 is besloten de methode Rekenrijk in te voeren in het schooljaar 2012-2013. Cruciale leermomenten in de leerlijn zullen komende jaren geformuleerd moeten worden. Er moet een invoeringstraject opgesteld worden. Ook wordt tijdens de invoering externe ondersteuning ingekocht.
5. Vak : Oriëntatie op mens en wereld. Onderdeel:
Aardrijkskunde.
1. Inleiding Kinderen oriënteren zich in de wereld om hen heen, dichtbij huis, maar ook ver weg. Met die wereld komen ze in aanraking door eigen observatie, ervaringen, via boeken, tijdschriften, door vakantie en televisie. Aardrijkskunde helpt kinderen bij deze oriëntatie. 2. Streefdoelen (binnen de methode) het centraal stellen van de mens in zijn omgeving. het bekijken van natuurlijke verschijnselen. het bekijken van menselijk handelen vanuit verschillende perspectieven. het kunnen vergelijken van situaties hier en elders in de wereld. het stimuleren van begrippenkennis. het aanreiken van functionele topografische kennis. 3. Methodische materialen en middelen Methode: Een wereld van verschil De methode loopt van groep 3 t/m 8 van het basisonderwijs. De ruimtelijke aspecten van het menselijk bestaan staan centraal, bekeken vanuit twee geografische grondhoudingen: de geografische vierslag en de multiperspectiviteit, met de invalshoeken: economie, sociaal, politiek, cultureel, individueel, natuur. De verhalen zijn realistisch. Er wordt gewerkt vanuit een thematisch-concentrisch. gebeuren en indien mogelijk vanuit een historisch perspectief. Voor groep 3-4: per leerjaar: een handleiding, leerling-boek en kopieermap Voor groep 5-8: per leerjaar: een handleiding, leerlingenboek, werkboek, antwoordenboek, miniatlas en toetsboekje (is door CITO ontwikkeld). 4. Didactische werkvormen en methodieken Bij de geografische vierslag: waarnemen, herkennen, verklaren en waarderen, d.m.v. vragen en leergesprekken, waardoor de kinderen uitgedaagd worden om na te denken. Klassikale behandeling van de onderwerpen aan de hand van het methodeboek. Verwerking in werkboeken, individueel en in groepjes. Opzoeken in miniatlas. Ondersteuning van het digibord door bijv. Klokhuis, google earth, etc. 5. Evaluatie en toetsing De wijze waarop de leerling de lesstof zowel mondeling als schriftelijk verwoordt en verwerkt, wordt hoofdzakelijk beoordeeld (waarbij ook de betrokkenheid wordt beoordeeld). Daarnaast kan er ook per blok een methodegebonden toets afgenomen worden. Dit wordt alleen in de eindgroepen afgenomen. 6. Kwaliteitszorg De mondelinge interactie staat centraal. Ieder schooljaar zal per nieuw gevormde groep bekeken moeten worden waar gestart 54
wordt binnen de methode. Dit in het kader van afstemming in- en tussen de groepen en de instroom van nieuwe leerlingen. In de bovenbouw besteedt men explicieter aandacht aan topografie.
Onderdeel:
Geschiedenis.
1. Inleiding Het onderwijs in geschiedenis is er erop gericht dat de leerlingen: - zich beelden vormen van in tijd geordende verschijnselen en ontwikkelingen. - besef krijgen van continuïteit en verandering in het eigen leven en in de geschiedenis van de samenleving. - zich enige historische basisvaardigheden eigen maken. 2. Streefdoelen het leren ordenen van tijd, leidend tot chronologische kennis. het verwerven van begrippen heden, verleden en toekomst en de onderlinge samenhang. inzicht krijgen in het functioneren van menselijke samenlevingen en hedendaagse culturen. het leren vergelijken van historische perioden en zetten op een tijdsbalk. sporen uit het verleden leren herkennen en duiden. enig zicht krijgen op de ontstaansgeschiedenis van de moderne samenleving en de aspecten. het schenken van aandacht aan de relatie mens en omgeving. 3. Methodische materialen en middelen Methode: Een zee van tijd. Het is een semiconcentrische methode voor de basisschoolgroepen van 5 - 8, die voldoet aan de kerndoelen. Voor groep 5-8 is er een handleiding, een leerlingenboek, een antwoordenboek en een toetsboek . 4. Didactische werkvormen - klassikale behandeling van thema‟s en lessen. - het vertellen van verhalen. - het nabouwen of naspelen van situaties. - het zelf zoeken naar kennis over het verleden en vragen leren stellen over het gevondene. - het verwerken van vragen en opdrachten, individueel of in groepjes. - differentiatieopdrachten naar niveau. - excursies naar musea. - Ondersteuning van het digibord voor zover van toepassing ( b.v. Klokhuis). 5. Evaluatie en toetsing De wijze waarop de leerling de lesstof zowel mondeling als schriftelijk verwoordt en verwerkt, wordt hoofdzakelijk beoordeeld (waarbij ook de betrokkenheid wordt beoordeeld). Daarnaast kan elk thema worden afgesloten met een toets van 30 min. Dit wordt beperkt op school gedaan. 6. Kwaliteitszorg De mondelinge interactie met ondersteuning van digitaal beeldmateriaal staat centraal. Ieder schooljaar zal per nieuw gevormde groep bekeken moeten worden waar gestart wordt binnen de methode.
55
Onderdeel:
Kennis der natuur.
1. Inleiding In dit vakgebied is het van belang dat de kinderen plezier beleven aan het verkennen van de natuur en de omgeving. De kinderen worden daarbij uitgedaagd een onderzoekende en respecterende houding te ontwikkelen. De leerlingen dienen leeftijdsadequaat aangesproken en onderwezen te worden, aangepast aan hun mogelijkheden. 4. Streefdoelen De doelen in de methoden: het vergroten van de betrokkenheid bij de natuur. het leren beleven, verzorgen en zo gevarieerd mogelijk waarnemen van de natuur. het leren ontdekken en structureren en formuleren van patronen. het leren zoeken naar, het vergelijken en ordenen van eigenschappen en kenmerken van de natuurlijke verschijnselen. het leren onderzoeken en zoeken naar samenhang van natuurverschijnselen. 3. Methodische materialen en middelen De methode Leefwereld, groep 1-8 van de basisschool die cyclisch-concentrisch is opgebouwd met vijf domeinen: eigen lichaam, planten en dieren, niet-levende natuur, milieu en techniek. Er wordt gewerkt vanuit thema‟s. Materialen: handleiding per leerjaar, een leerlingenboek,een kopieermap en het digibord. 4. Didactische werkvormen - Klassikale introductie van thema‟s en lessen. - Praatopdrachten met gebruikmaking van „denk stimulerende vaardigheden‟. - Klassikale opdrachten die ingeleid worden in de les en aansluiten bij de (aangepaste) werkopdrachten. - Verwerking m.b.v. de werkbladen, al dan niet zelfstandig. - Ondersteuning met gebruikmaking van het Digibord in combinatie met multimedia mogelijkheden. - Excursies afgestemd op het NME- programma. - Seizoenswandelingen in de schoolomgeving. - Zorgactiviteiten in en buiten de school, zoals afvalscheiding (batterijen, papier en etensresten), schoonhouden speelplaats en activiteiten in de schooltuin.. - Werken met concreet en aanschouwelijk materiaal. 5. Evaluatie en toetsing De lesstof wordt door de leerling zowel mondeling als schriftelijk verwerkt, waarbij ook de betrokkenheid wordt beoordeeld. 6. Kwaliteitszorg De methode is in december 2003 aangeschaft en is volledig ingevoerd vanaf augustus 2004. Moeilijkheden bij de schriftelijke verwerking worden voor een deel ondervangen door de compenserende mogelijkheden op het digibord en het aanbieden van invuloefeningen. Daarbij hoeft slechts weinig geschreven te worden. Mondelinge interactie en onderzoeksactiviteiten staan daarbij centraal. Om tegemoet te komen aan de praktisch ingestelde leerlingen van onze school, biedt het werken in de schooltuin en op de speelplaats goede mogelijkheden. Ieder schooljaar zal bekeken worden welke leerstof in een groep behandeld zal worden.
56
6.
Vak: Techniek
1. Inleiding Huidige visie is: wij vinden het belangrijk dat onze kinderen vertrouwd raken met techniek. Naast techniek, als ingeroosterd vak, willen wij techniek integreren in ons algehele onderwijsaanbod, waarbij wij een link willen leggen tussen theorie en praktijk, zodat kinderen beter voorbereid zijn op hun toekomst. 2. Streefdoelen (binnen de methode) het aanleren en verder ontwikkelen van het omgaan met materialen, gereedschappen en technieken. plezier beleven in het bezig zijn met materialen en gereedschappen. het intensiveren van de waarneming. het leren nadenken en praten over die waarneming m.b.t. de uitvoering van de opdracht bevorderen van de persoonlijkheidsontwikkeling door proberen bezig te zijn met stimuleren, het prikkelen van de fantasie en het doorzettingsvermogen. het leren bekijken en waarderen van eigen en andermans werk. 3. Methodische materialen en middelen Methode: “Leefwereld Techniek” , “Maak ‟t maar”, de “Techniektorens”. Diverse constructiematerialen zoals K‟nex , Lego, Technico, Duplo, etc. Audiovisueel materiaal, werken met constructiemateriaal, werken met bouwtekeningen. 4. Didactische werkvormen en methodieken klassikale introductie van thema‟s en lessen individuele opdrachten samenwerkopdrachten audiovisuele ondersteuning werken met concreet materiaal en buitenopdrachten onderzoeks- en experimenteeropdrachten. ondersteuning met gebruikmaking van het Digibord in combinatie met multimedia mogelijkheden. 5. Evaluatie en toetsing De lesstof wordt door de leerling zowel mondeling als schriftelijk verwerkt, waarbij ook de betrokkenheid wordt beoordeeld. 6. Kwaliteitszorg Het invoeringstraject van het VTB is afgerond. Het team heeft scholing gehad in techniekonderwijs. De lessen van de techniektorens zijn gelinkt aan de methode “Leefwereld‟. Alle groepen geven techniekles Dit staat als onderdeel op het weekrooster.
7.
Vak: Engels
1. Inleiding Het vak Engels op school moet beschouwd worden als een kennismaking met deze taal op een speelse manier en het belang van de taal in de wereld en in de Nederlandse samenleving. In de bovenbouw wordt gestart met Engels, mits de taalvaardigheid van de groep op medio groep 5 niveau is. 2. Streefdoelen een positieve houding t.a.v het leren van Engels bijbrengen. het gericht leren focussen op de luistervaardigheid. de uitdrukkingsvaardigheid in het Engels stimuleren. laten ervaren dat ze Engels beeldmateriaal en Engelse programma‟s kunnen volgen en 57
er de taal door kunnen leren. bewust maken van de rol die Engels speelt in de Nederlandse samenleving. in aanraking laten komen met Engelse teksten en filmmateriaal over onderwerpen in hun belevingswereld. 3. Methodische materialen en middelen Bubbles, docentenhandleiding, cd bij ieder deel (deel 1 en 2), voor iedere leerling een praatboek en werkboek. Bubbles: per leerjaar 5 (units)hoofdstukken met ieder 7 lessen.
4. Didactische werkvormen * inleiding op programma, cd., werk- en leerlingenboek. * iedere unit begint met praatplaat, waarbij voorkennis wordt geactiveerd. * in lessen 3, 5 en 7 worden “Speech-bubbles” (praatwolken) behandeld. * achter in het werkboek ontstaat, gestuurd door de oefeningen, een woordenlijst welke leerlingen productief moeten beheersen. * verder wordt er gewerkt met dialogen, luisteroefeningen, naspreekoefeningen, leesoefeningen, schriftelijke opdrachten, puzzels, spelelementen, schriftelijke opdrachten. 5. Evaluatie en toetsing In iedere unit wordt een leertip behandeld en wordt een toets afgenomen. Daarbij wordt gedifferentieerd op spelling gelet. 6. Kwaliteitszorg De methode geeft in de handleidingen uitgewerkte lessen. Steeds wordt bekeken of de verwerking aangepast kan of dient te worden aan het niveau van de leerlingen.
8.
Vak: Sociaal-emotionele vorming en gezond en redzaam gedrag
1. Inleiding Sociale vorming (sociale redzaamheid) zit in ieder vormingsgebied verweven. Daarnaast wordt er ook planmatig en programmatisch aan gewerkt. Gezien de toenemende problematiek op sociaal-emotioneel terrein is gekozen voor verschillende speerpunten om vanuit meerdere invalshoeken die problematiek aan te pakken. De methode Goed Gedaan is net aangeschaft en zal vanaf het schooljaar 2012-2013 ingevoerd worden. Het is een concentrisch opgebouwde methode vanuit de gedachte: ikjij- wij- zij. 2. Streefdoelen Het vergroten van de zelfkennis, leren relativeren, het zelfvertrouwen vergroten, werken aan zelfbeheersing en bewust keuzes leren maken en er verantwoordelijk voor zijn leerlingen bewust maken van de ander, zich leren verplaatsen in die ander leerlingen zich bewust maken van de invloed van zichzelf op de ander en die van de ander op hemzelf kinderen leren om te gaan met verschillen, rekening houden met de ander, weerbaar worden, samen spelen en werken, samen op internet omgaan met media-informatie Leerlingen bewust maken wat gezond gedrag is en dit toepassen in praktische situaties, zowel qua eten als actief bewegen. 3. Methodische materialen en middelen Methode: Goed Gedaan. Er zijn 16 lessen per schooljaar. De methode moet nog ingevoerd worden. Aanvullende materialen: 58
Doos vol gevoelens. Werkkist met lesmaterialen voor de bovenbouw. Werkmap met materiaal: pesten Speel-/praatgroep: handleiding, klusmap voor de kinderen en aangepaste methode Tim en Flapoor. Speelplaatsomgangsgedrag middels voorafgaande afspraken per kind, subgroep of groep en concentrisch project rondom regels met verhalen, behorend bij die regels. Eetgewoonteregels aanleren, communicatie en verhalen en projecten rondom gezond eten en bewegen (ook tijdens wereldoriëntatie). 4. Didactische werkvormen directe introductie: doel verhelderen, bespreken, beschrijven gedrag, rollenspelen, mening vragen, non-verbale beeldende expressie en verwerkingsopdrachten, samenwerken, knutselen, Indirecte introductie: d.m.v. verhaal, video‟s, geluidband, foto‟s en de Zo-…. kaarten in de methode. 5. Evaluatie en toetsing Voor alle kinderen: in de methode is een observatielijst per leerling. Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van een zorgformulier, procesevaluatie op de vastgestelde tijdstippen van de HP-rapportage. Voor deelnemers aan de speel-/praatgroep: halverwege en aan het einde van de bijeenkomsten. 6. Kwaliteitszorg Methode: Goed Gedaan wordt ingevoerd in het schooljaar 2012-2013. Bekeken gaat worden in hoeverre het observatieformulier onderdeel kan worden van de DLOrapportage. Bij elke les is een ouderbrief met een korte beschrijving van de les en met tips voor ouders. SPG (speelpraatgroep) buiten de groep wordt gegeven als er voldoende kinderen voor aangemeld zijn en dit ingeroosterd kan worden in het takenpakket. Ook kan groepsondersteunde sociale vaardigheidstraining ingezet worden. Schoolregels en afstemming groepsregels worden in team/bouwoverleg minimaal jaarlijks besproken en zonodig bijgesteld en in de schoolgids opgenomen. Ook worden daarin richtlijnen opgenomen voor het goed leren omgaan met internetverkeer, om pestgedrag bespreekbaar te maken. Bewaken van het ingevoerde protocol medicijngebruik en jaarlijks bekijken protocol “omgaan met niet te tolereren gedrag”, beiden in de schoolgids opgenomen. Twee personeelsleden zijn aangesteld als vertrouwenspersoon voor de leerlingen in het kader van preventie seksuele intimidatie en machtsmisbruik. Het spelen op de speelplaats is en blijft een aandachtspunt. Gezien het feit dat (bijna) alle leerlingen op school overblijven en lang van huis zijn op een dag, is aandacht voor en controle op gezond eten, voldoende eten, eetgewoonten en medicijngebruik een belangrijk aspect. Ook aandacht voor actief bewegen en samen buiten spelen op de speelplaats door de leerlingen vraagt om een actieve, intensieve begeleiding van het personeel gedurende deze (pauze)tijden. Het bewegen en goed samenspelen wordt ook gestimuleerd, inrichting van speelplaats, speelplaatsregels en aanleren van buitenspelen. Tijdens de gymlessen kunnen spelen aangeleerd worden, die leerlingen buiten kunnen uitvoeren tijdens de pauzes.
9.
Verkeer
1. Inleiding Wegwijs is een compacte, eenvoudige, gebruiksvriendelijke methode waarin een duidelijke koppeling is gemaakt tussen de verkeerstheorie (regels en borden) en de 59
dagelijkse verkeerspraktijk. 2. Streefdoelen (binnen de methode) kinderen in het verkeer veilig gedrag aan te leren voorbereiding op de landelijke verkeersproef aandacht voor de rollen die kinderen spelen in het verkeer borden en tekens aanleren voorbereiding op de brugklas (groep 8) 3. Methodische materialen en middelen Methode: Wegwijs De methode loopt van groep 3 t/m 7 van het basisonderwijs Deze jaargroepen werken aan 5 dezelfde hoofdthema‟s. Deze 5 thema‟s zijn: School en verkeer. Weer en verkeer. Beroepen en verkeer. Buurt en verkeer. Reizen en verkeer. Deze zijn concentrisch van opzet. Groep 3 t/m 7 hebben per kind een werkboek en een leerkrachtenmap. Voor groep 5 tot en met 7 zijn er toetsen en ondersteunende leerstof voor het digibord. Groep 8 werkt aan de voorbereiding voor het theoretisch en praktisch verkeersexamen. 4. Didactische werkvormen en methodieken Klassikale behandeling van de onderwerpen aan de hand van het methodeboek. Verwerking in werkboeken, individueel,in tweetallen of groepjes. Kopieerbladen voor tempodifferentiatie. Extra praktijkopdrachten. Oefen- verkeersexamens. Voorbereiding praktisch verkeersexamen. 5. Evaluatie en toetsing De lesstof wordt door de leerling zowel mondeling als schriftelijk verwerkt, waarbij ook de betrokkenheid wordt beoordeeld. Schoolverlaters doen mee aan het landelijke verkeersexamen (theorie en praktijk). 6. Kwaliteitszorg De methode is ingevoerd in augustus 2007 en wordt nu in de gehele school gebruikt. Moeilijkheden bij de schriftelijke verwerking worden ondervangen door de compenserende mogelijkheden op het digibord en het aanbieden van invuloefeningen.
10.
Vak: Lichamelijke oefening
1. Inleiding Het gymnastiekonderwijs is erop gericht kinderen door middel van en met behulp van lichamelijke oefening een optimale begeleiding te geven in hun lichamelijke en sportieve ontwikkeling. Het vak wordt bijna volledig gegeven door de vakleerkracht. 2. Streefdoelen Doelstellingen van bewegen: het leren over bewegen; het (aan)leren van bewegen; het leren samen- met bewegen; Dit alles m.b.v. de volgende disciplines: gymnastiek en turnen, (sport)spelen, atletiek, bewegen en muziek. 3. Methodische materialen en middelen Het schoolwerkplan gymnastiek is in periodes ingedeeld (bijv. vanaf de zomervakantie tot de herfstvakantie ) Aan het begin van iedere periode stelt de 60
vakleerkracht vast welke disciplines van bewegen het beste kunnen worden behandeld, rekening houdend met eventueel specifieke bewegingsvragen van de leerlingen. De onderwijsleermiddelen die de leerkracht daarbij gebruikt zijn materieel; een gymzaal met bijbehorend materiaal (zie inventarisatie gymzaal), maar kunnen ook verbaal, optisch, akoestisch, of tactiel van aard zijn. 4. Didactische werkvormen Opdrachtvormen, spelvormen en oefenvormen die tactiel van aard zijn. De organisatie moet in de eerste plaats veilig zijn, daarnaast uitnodigen tot bewegen en intensief en speelbaar zijn voor de leerlingen. 5. Evaluatie en toetsing Na elke les houdt de vakleerkracht bij welke leerstof daadwerkelijk behandeld is. Ook noteert deze bepaalde gedragingen van leerlingen. Regelmatig wordt er overleg gepleegd tussen de vakleerkracht en de groepsleerkracht over het bewegen en het gedrag van de leerlingen uit de groep. Daarnaast wordt tweemaal per jaar verslag gedaan in het rapport van de gymnastische prestatie en het gedrag/sportiviteit binnen het vak gymnastiek. 6. Kwaliteitszorg De vakleerkracht houdt d.m.v. studiedagen en vakliteratuur of publicaties over bewegen het vak bij. Daarnaast bekijkt de vakleerkracht met de directie, de commissie van begeleiding en de groepsleerkracht de mogelijkheden, hoe een kind met specifieke problematiek het beste begeleid kan worden. Binnen de school proberen we ieder schooljaar ruimte te creëren voor een groepje leerlingen die (psycho)motorische remedial teaching nodig hebben. Leerlingen worden in de gelegenheid gesteld mee te doen met bovenschools georganiseerde sporttoernooien in Vught, bijvoorbeeld het schoolzwemtoernooi, maar ook de voetbaltoernooien en het atletiektoernooi.
11.
Vak: Kunstzinnige vorming
Er is een cultuureducatieplan opgesteld en vastgesteld voor de komende 4 jaar. Hierin staat de visie verwerkt en de meer algemene doelen voor de komende jaren. Onderdeel:
Handvaardigheid.
1. Inleiding Handvaardigheid is het tastbaar maken van de visuele en/of gevoelswereld d.m.v. driedimensionale beelden m.b.v. gereedschappen en materialen. Via concrete opdrachten worden de beeldende en technische doelen gerealiseerd: het lesonderwerp is de verpakking van beide doelen. Het onderdeel techniek is nauw verweven met handenarbeid, maar apart beschreven. 2. Streefdoelen Beeldend doel: door het centraal stellen van een of meerdere beeldaspecten: (vorm, kleur, functie, constructie, kleur, ornament) Technisch doel: het aanleren en verder ontwikkelen van het omgaan met materialen, gereedschappen en technieken plezier beleven in het bezig zijn met materialen en gereedschappen het intensiveren van de waarneming het leren nadenken en praten over die waarneming m.b.t. de uitvoering van de opdracht het leren bekijken en waarderen van eigen en andermans werk het bevorderen van de persoonlijkheidsontwikkeling door proberen bezig te zijn met stimuleren, de fantasie prikkelen en het doorzettingsvermogen bevorderen. 3. Methodische materialen en middelen 61
We gebruiken de methode: Moet je doen/handvaardigheid. Diverse ideeënboeken zijn op school en staan in diverse groepen, waaruit opdrachten gekozen kunnen worden. Verder wordt internet ingeschakeld voor opdrachten. Gereedschap ligt in het handenarbeidlokaal, het materiaal in klas en het handenarbeidlokaal. 4. Didactische werkvormen De didactische werkvormen zijn gevarieerd en voor de leerlingen motiverend. Er wordt klassikaal gewerkt, maar ook in subgroepjes, met eenzelfde techniek of met een verschillende techniek. In de onderbouw is men voornamelijk tactiel ontdekkend bezig met de motoriek, vervolgens komt er meer ruimte voor expressie. In de bovenbouw wordt steeds meer de koppeling met de techniek gelegd. 5. Evaluatie en toetsing Na afronding van een opdracht volgt er een evaluatie om te zien of de beeldaspecten goed gevat zijn om technische uitvoering te beoordelen: creativiteit, accent op relatie : leeftijd en inzet/afwerking. Gezien de grote individuele verschillen in motorische vaardigheden, waarnemingsvermogen en materialenkennis, ligt de nadruk het meest op het proces. Inzet, doorzettingsvermogen en plezier staan centraal. Indien mogelijk worden de werkstukken geëxposeerd. 6. Kwaliteitszorg Handenarbeid wordt in principe in het handenarbeidlokaal verricht, behalve bij de kleuters. Omdat een aantal leerlingen meer praktisch gericht zijn, zal in de ene groep het accent meer gelegd worden op handenarbeid, gekoppeld aan techniek. Uit de methode “Moet je doen” worden veel opdrachten gehaald. Onderdeel:
Muziek.
1. Inleiding Muziek bestaat uit klank, vorm en betekenis. Klank is de grondstof voor muziek. Klank heeft vier eigenschappen: sterkte, duur, hoogte en kleur. Klank wordt d.m.v. vormprincipes tot muziek gemaakt: herhaling, contrast en variatie. Muziek heeft invloed op mensen. Inzicht in muziek betekent ook leren ontdekken dat muziek iets voor je kan betekenen. 2. Streefdoelen Het vergroten van het vermogen te genieten van muziek door het vergroten van de muzikale kennis en vaardigheden door: naar muziek luisteren, muziek maken, maat en ritme, liedjes, repertoire, improvisatie. 3. Methodische materialen en middelen - Muziekmethode: Moet je doen. - BISK en KIDS programma - The songmachine, Liedmachine - Instrumenten - Cd‟s met muziek 4 . Didactische werkvormen Klassikale aanpak, veelal in de vorm van luisteren en meedoen. De leerlingen worden ook actief betrokken bijv. bij de opbouw van ritmische begeleiding van een lied. 5. Evaluatie en toetsing De nadruk wordt gelegd op motivatie, plezier en het samen bezig zijn en niet op de techniek. 6. Kwaliteitszorg De methode „Moet je doen‟ is aangeschaft en ingevoerd. De bijhorende materialen, zoals 62
een aantal instrumenten zijn aangeschaft in 2008. In 2008 heeft een LIO-stagiaire aanbevelingen opgesteld om de methode meer aan te passen aan de doelgroep leerlingen met name t.a.v. de werkvormen. Muziek is een vakgebied waar te weinig aandacht aan besteed wordt in de groepen. De groepsleerkrachten zijn niet tevreden over de methode “Moet je doen”. Er wordt teveel aandacht besteed aan ritme en te weinig aan het zingen van liedjes. Op teamniveau is de eigen muzikale vaardigheid iook minder aanwezig. Onderdeel:
Tekenen.
1. Inleiding Bij tekenen gaat het om datgene wat je waarneemt (hoort, ziet, voelt, ruikt, beleeft en ervaart) om te zetten in tweedimensionale beelden door middel van uiteenlopende technieken en materialen. Onderwijs in expressievakken leert kinderen hun weg te vinden in het brede scala van kunst- en cognitieve, sociaal-emotionele, zintuiglijke en motorische competentie. Het doet een beroep op uiteenlopende vermogens van kinderen door een combinatie van spelen, ontdekken, beheersen, gevoelens uiten, bewust kiezen, vormgeven, nadenken over en in de vorm van producten of activiteiten aan anderen laten horen of zien. Dat geeft kinderen plezier, ontspanning, voldoening en meer kennis over het inzicht in de wereld om hen heen. 2. Streefdoelen - Kinderen leren materialen, technieken en beeldaspecten zo te gebruiken, dat ze de zeggingskracht van hun werkstuk vergroten - Kinderen leren goed te kijken, bijvoorbeeld naar vormen en details, en daarop ook te reflecteren - Kinderen leren verwoorden wat ze hebben gedaan, hoe ze een bepaald effect wel of niet hebben bereikt, hoe een werkstuk op hen overkomt enz. Ze zien ook hoe hun groepsgenoten problemen hebben opgelost. Dat verruimt hun blik en leert ze andere uitingen op hun waarde te schatten. 3. Methodische materialen en middelen We gebruiken de methode “Moet je doen”. Daarnaast zijn er in de groepen verschillende bronnenboeken aanwezig. We hebben een handvaardigheidlokaal waar allerlei materiaal aanwezig is. Ook wordt internet gebruikt voor tekenopdrachten. 4. Didactische werkvormen We hanteren de didactische werkvormen zoals deze in de methode “Moet je doen” beschreven worden. Daarnaast wordt er in de groepen ook getekend naar aanleiding van bijvoorbeeld feestdagen, thema‟s en seizoenen. Sommige leerkrachten laten in schriften werken, terwijl anderen op steeds wisselende ondergronden/materialen laten werken. 5. Evaluatie en toetsing Na afloop van de les bekijken de kinderen hun resultaat en dat van anderen. Werkstukken worden opgehangen of op andere wijze tentoongesteld. Sommige leerkrachten evalueren de les door na te vragen hoe deze bevonden werd en wat de moeilijkheden waren en hoe het werken met betrokken materialen werd ervaren. Ook wordt geëvalueerd in kleine groepjes (2 leerlingen) die elkaars werk bespreken. Een enkele keer wordt werk in de hal en/of de schoolgangen geëxposeerd. 6. Kwaliteitszorg Tekenen staat op het weekrooster en hieraan wordt voldoende tijd besteed.
63
Onderdeel:
Beweging, dans en drama
1. Inleiding Bij “dans“ staat beweging in de breedste zin van het woord centraal. Met muziekattributen en hulpmiddelen leren experimenteren met de uitdrukkingskracht van beweging. Samen dansen op verschillende soorten muziek sluit aan bij de natuurlijke drang tot bewegen van kinderen. Bij het onderwijs in drama gaat het erom dat kinderen de expressieve mogelijkheden van stem, taal, houding, beweging en mimiek leren kennen en toepassen. Drama bestaat uit het verbeelden van gevoelens, ideeën, personages, gebeurtenissen en omstandigheden door te doen alsof: de gespeelde werkelijkheid. Durven uiten voor anderen. 2. Streefdoelen Dans: - leren om ervaringen, belevingen, ideeën, gevoelens, situaties en gebeurtenissen in dans te uiten en vorm te geven - greep krijgen op hun eigen dansmogelijkheden - leren reflecteren op de manier waarop zijzelf en anderen dansen. Drama: - kennis maken met de expressieve mogelijkheden van anderen - leren reflecteren op het spel van henzelf en anderen. - inzicht krijgen in de opbouw van een rol en verhaal - het gebruik van decor en kleding en de overdracht naar een publiek - kennis maken met gespeeld theater en de manier waarop een voorstelling tot stand komt. 3. Methodische materialen en middelen ritmieklessen in de kleutergroepen: eigen projecten/stencils onderdelen in de projecten van sociale –emotionele vorming ondersteunend bij liedjes of muziek. uitbeelding van gelezen verhalen of uitvoering bij verhalen die gelezen worden. projecten van KIDS (kunst in de school). Methode “Moet je doen” onderdeel dans en drama. 4. Didactische werkvormen. De verwerking is een groepsgebeuren en komt op verschillende wijzen tot uiting in de verschillende vakgebieden: mondelinge taalontwikkeling, sociaal-emotionele vorming, muziek. Drama: - kinderen werken in subgroepjes een spelopdracht uit. Ze bespreken het spelthema en verdelen de rollen en gaan het spel oefenen. - ze vertonen in subgroepjes hun spel aan elkaar. - evaluatie met de groep Dans: - introductie van het lesthema d.m.v. verschillende aspecten (verhaal, videofragment, voorwerp etc.) . - opdrachten die de kinderen alleen, in tweetallen of in kleine groepjes uitwerken. - leerkracht heeft een begeleidende en stimulerende rol. - alleen of in groepjes de dans aan en voor elkaar laten zien. 5. Evaluatie en toetsing. Met de groep wordt het spel besproken in een positieve toon. Het ontwerp, de voorbereiding en het oefenen van het spel is net zo belangrijk als het spelen zelf. Dit onderdeel wordt niet apart beschreven door de groepsleerkracht in de rapportage, maar kan wel besproken worden in de individuele handelingsplanbesprekingen, zeker als blijkt dat een kind zich onzeker of angstig voelt in het zich uiten en vrij bewegen. 64
6. Kwaliteitszorg We hebben de methode “Moet je doen” aangeschaft. De onderdelen drama en dans zijn uitgewerkt voor de verschillende jaargroepen. Een aandachtspunt blijft om dit structureel in het weekprogramma op te nemen en vooral uit te voeren in alle groepen op school.
65