inhoud Colofon FORUM, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen issn 0779-7397 Hoofdredactie Lieve Eeckhaut Redactie Pascale De Groote, Hans Dowit, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Kevin Voets Tekstredactie Roger Quadflieg, Wilma Schneider Werkten mee Dafne Maes, Roger Quadflieg, Nina Herbosch, Claire Swyzen Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17 e-mail:
[email protected] website: www.conservatorium.be Vormgeving Liese Stuer Foto cover Frederik Beyens Forum thuis ontvangen? neem contact via
[email protected]
wie is wie
O&O
3
Danseducatie herbekeken
INTERVIEW
Jongeren voor of op het podium
Recensie Midwinternachtsdroom
9
20
25
woord schrijft
Kalm met zon
28
O&O Theater zonder verloop?
30
Sanctorum Kreeft op zijn Japans
36
Kort
42
Agenda
46
Drukwerk Albatros Printing Overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
1
De directie van het conservatorium heeft samen met de Antwerpse economische, politieke, academische en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van de Stichting is Gouverneur Cathy Berx. De Stichting stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de nodige middelen ter beschikking voor masterclasses, studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken van de titel ‘maestro honoris causa’.
Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn: 10 Advertising - BNP Paribas Fortis Private Banking - Cegelec Delta Lloyd Bank - KBC - Laboratoria Wolfs - Leasinvest Real Estate Lions Club Antwerpen Ter Beke - Maintenance Partners - PearlChain.net SD Worx - Sibelco - Soudal - Yamaha Music Europe - Zurich Insurance
Inlichtingen: Ann Lommelen Tel.: 03/244.18.06
[email protected]
2
wie is wie? Aan het roer van het Koninklijk Conservatorium
Om zijn missie zo goed mogelijk ten uitvoer te kunnen brengen, is de actuele werking van het KCA opgebouwd rond drie pijlers: onderwijs, onderzoek en artistieke praxis. Deze ontwikkelen zich in een intense verwevenheid, op basis van een voortdurende dialoog. Deze verwevenheid kan zich enkel ontplooien indien ze zich weerspiegelt in een aangepast organigram. De cohabitatie van al onze opleidingen op de Internationale Kunstcampus deSingel creëerde de mogelijkheid om het organigram te herbekijken en zoveel mogelijk op de beoogde werking af te stemmen. In de staf van het KCA worden de drie pijlers geïncarneerd door 5 personen. Het onderzoek en de artistieke praxis hebben elk één departementaal verantwoordelijke, respectievelijk Kevin Voets en Hans Dowit. De verantwoordelijkheid voor het onderwijs is opgesplitst naar de specificiteit van de opleidingen: Inge Simoens voor muziek, Herman Mariën voor podiumkunsten en Annouk Van Moorsel voor de specifieke lerarenopleidingen. Als departementshoofd heb ikzelf het voorrecht om de lijm te zijn tussen deze stafleden en om de kruisbestuiving te helpen verzekeren tussen de domeinen waar zij voor staan. Omwille van de enorme toename aan evoluties in het landschap van muziek en podiumkunsten en wegens de vervaging van de grenzen tussen de verschillende disciplines, wordt de staf omringd door een 9-koppige artistieke directie. Deze zorgt ervoor dat alle activiteiten in ons huis inderdaad worden afgestemd op de relevante ontwikkelingen in het brede socio-culturele en artistieke veld. Ze waakt er bovendien over dat inhoudelijke noden niet ten ondergaan aan bureaucratische problemen. Om de vinger aan de pols te houden, omringen de leden van de artistieke directie zich bovendien per discipline – muziek, dans, drama – met een artistieke raad, die voor hen functioneert als klankbordgroep en inspiratiebron. In deze editie van Forum stellen we staf en artistieke directie aan u voor. Pascale De Groote
3
Inge Simoens studeerde af als Master in de Muziek - piano aan het KCA en bouwde sindsdien een meersporig professioneel parcours uit binnen het brede culturele werkveld. Zo was zij verantwoordelijk voor de productiewerking van het KCA. Aansluitend werkte ze bij deFilhamonie, waar ze naast het coördineren van projecten en evenementen, een aantal socio-culturele toeleidingstrajecten uitwerkte en beheerde. Later vormde zij als zakelijk leider samen met Francis Pollet de sturende tandem van het blazersensemble I Solisti del Vento. Op muziekpedagogisch vlak is zij reeds 15 jaar actief en doceert ze piano in het DKO. Als voorzitter van Jeugd en Muziek België tenslotte bundelt zij de belangen van Jeugd en Muziek Vlaanderen en Jeunesses Musicales de la Communauté Française en vertegenwoordigt ze beide op het mondiale forum Jeunesses Musicales International. Sinds 1 juni 2010 is zij opleidingshoofd muziek aan het KCA. Kevin Voets is master Geschiedenis en Cultuurmanagement, en actief binnen het HERMESensemble voor hedendaagse muziek. Daarnaast verzorgt hij regelmatig inleidingen en lezingen voor diverse culturele instellingen, in de eerste plaats voor de Kunstcampus deSingel. Hij is als Coördinator Onderzoek & Maatschappelijke Dienstverlening betrokken bij de onderzoeksactiviteiten van de drie opleidingen, zowel die van docenten als van studenten en doctorandi, en het beleid rond de algemene culturele vorming. Daarnaast behandelt hij de overeenkomsten tussen het conservatorium en derden. Hij is lid van de departementsraad van het KCA.
4
Herman Mariën is laureaat kleinkunst aan de Studio Herman Teirlinck, en behaalde aan het KCA de diploma’s contrapunt, muziekgeschiedenis en fuga. Hij werd gelauwerd met de Annie Rutzky-prijs. Hij werd directeur aan de Academie voor Muziek en Woord te Hemiksem en combineerde dit met een docentschap aan het conservatorium. Later werd hij hoofd van het departement Dramatische Kunst, Muziek en Dans van de Hogeschool Antwerpen, een functie die hij tot eind 2001 bekleedde. In 2002 werd hij secretaris-generaal van Jeugd en Muziek Vlaanderen, dat onder zijn leiding een bijzondere groei kende. Hij maakte en speelde ook muziekvoorstellingen voor kinderen en schreef samen met Fred Brouwers ‘Prima la Musica’, een jeugdboek over componisten. Bij zijn terugkeer naar het conservatorium in 2009 aanvaardde hij, na een korte overgangsperdiode, een nieuwe opdracht: Opleidingshoofd Podiumkunsten (drama en dans). Annouk Van Moorsel is bachelor in de Lichamelijke Opvoeding, Dans, Leraar Dans en master in de klinische psychologie. Zij heeft een ruime praktijkervaring als danser, leraar, choreograaf, psycholoog en therapeut, wat haar gevarieerd takenpakket verklaart. Zo doceerde zij dans en was coördinator van de lerarenopleiding dans. Daarnaast danste ze mee in producties, gaf les in het DKO en leidde een eigen dansgroep. Ze had ook een eigen praktijk als psycholoog. Zij is coördinator lerarenopleiding dans, en docent algemene psychologie, ontwikkelingspsychologie en vakdidactiek dansinitiatie. Sinds 2007 is
zij hoofd van de lerarenopleidingen dans, drama en muziek en mag ze samen met haar collega’s coördinatoren drama en muziek een pad uittekenen voor interdisciplinaire kruisbestuiving van het onderwijs in de muziek en podiumkunsten. Hans Dowit is dertig jaar werkzaam geweest in leidinggevende functies in professioneel ballet en theater, als verantwoordelijke voor productie en artistieke organisatie. Hij was de afgelopen vier academiejaren algemeen coördinator van de dramaopleiding, alvorens vanaf de opening van de vernieuwde campus de leiding op zich te nemen van de nieuwe afdeling Departementale Artistieke Planning en Productie. De DAPP staat in voor de logistieke en organisatorische realisatie van alle toonmomenten, masterclasses, concerten en voorstellingen van het Koninklijk Conservatorium en biedt faciliteiten voor de vele samenwerkingsprojecten met partnerinstellingen. Aldo Baerten behaalde zijn diploma solist fluit bij Prof.PeterLukas Graf en Philippe Boucly en behaalde verschillende internationale prijzen. Als concertist en uitvoerend musicus houdt hij zich intens bezig met de serie Middagconcerten en de kersverse “Conservatoria verbroederen”-reeks te Herkenrode nabij Hasselt, een ideale gelegenheid voor studenten om hun ervaring op het concertpodium te verruimen.
Hij stelt zijn jarenlange ervaring als fluitsolist (bij onder andere deFilharmonie, het Jeugdorkest van de EU, Schleswig HolsteinFestival Orkest
en het WereldJeugdorkest) ter beschikking van de net opgerichte Orkestacademie, waar hij de jonge musici coacht en verantwoordelijk is voor de organisatie en coördinatie. Hij geeft masterclasses in België, Nederland, Frankrijk, Mexico en de Verenigde Staten. Hij is als docent fluit en lid van de artistieke directie muziek verantwoordelijk voor de hout-en koperblazers van het KCA. Els Smedts studeerde altviool, zang, toneel en voordracht aan de Academie voor Muziek, Woord en Dans van Heist-op-den-Berg, waarna zij haar studie altviool en zang verder zette aan het Lemmensinstituut te Leuven. Een jaar eerder was ze gestart met saxles en had ze de liefde voor jazz ontdekt. Na het behalen van een bachelor saxofoon bij Ed Bogaard, studeerde ze verder bij Frank Vanganée. In 2005 behaalde ze als altvioliste een master in de muziek en vervolgde ze haar saxofoonstudie aan het KCA bij Ben Sluijs. Intussen werkte ze freelance als altvioliste voor de VRT, voor muziektheaterproducties en was actief in het popcircuit. Daarnaast gaf ze ook les in het DKO. Haar brede muzikale vooropleiding zorgde ervoor dat zij vanaf 2007 aan de slag kon als coördinator van de afdeling jazz/lichte muziek. Koen Kessels is sinds september 2010 voor 5 jaar Muziekdirecteur van The Birmingham Royal Ballet en artistiek directeur van het HERMESensemble. Hij is sinds 2005 gastdirigent bij de Opera National de Paris en sinds 2008 bij The Royal Ballet Opera House Covent Garden. Dit seizoen werd
5
hij opnieuw uitgenodigd in de Vlaamse Opera en De Munt met L’Amour de Loin (Kajia Saariaho) en Hanjo (Toshio Hosokawa) en maakt hij zijn debuut bij de nederlandse Radio Kamer Filharmonie, Wiener Staatsoper en Bolshoj Theater. Zijn operarepertoire bevat de belangrijkste opera’s van Mozart, Verdi, Puccini en Wagner, naast werken van de XXste eeuw. Hij is bovendien muziekdirecteur van het Zomeroperafestival Alden Biesen en artistiek directeur Inspiratum. Aan het KCA (waar hij o.a piano studeerde bij Levente Kende) is hij lid van de artistieke directie, verantwoordelijk voor de zang-, strijkers- en directieafdelingen en de artistieke producties. Hij verzorgt ook de coaching van het vocale repertoire. Levente Kende studeerde aan het Bartók Conservatorium, de Liszt-Academie en later ook het Tsjaikovsky-Conservatorium van Moskou. Hij behaalde naast het Speciaal Hoger Diploma aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel o.a. de “Alex De Vriesprijs”. Hij was assistent van Maestro C. Zecchi in Salzburg, concerteerde in alle landen van Europa, nam verschillende Cd’s en platen op en is actief als begeleider van zangers en kamermuziekensembles. In 2010 voerde hij met deFilharmonie van Antwerpen de wereldcreatie uit van het 2de pianoconcerto van Luc Van Hove. Naast zijn solistische loopbaan vormde hij, samen met zijn vrouw Heidi Hendrickx, een bekend pianoduo dat regelmatig wereldcreaties bracht en festivalconcerten gaf in alle landen van Europa en in de USA. Voor hun inzet ter verspreiding van Belgische muziek kregen zij de trofee “Fuga” van S.A.B.A.M. Kende is lid van de artistiek directie en docent piano aan het KCA.
6
Alain Craens studeerde aan de conservatoria van Antwerpen en Brussel, waar hij verschillende diploma’s behaalde waaronder master in muziek (compositie). Hij ontving de prijs Paul Gilson voor harmonie, de prijs A. De Vleeshouwer en tweemaal de Cantabile-prijs voor compositie (piano). Als praktiserend musicus was hij solo hoboïst in de Vlaamse Kameropera en het Vlaams Kamerorkest en gaf hij met verschillende ensembles en orkesten concerten in binnen- en buitenland. Alain Craens heeft reeds een heel aantal compositieopdrachten gekregen. Vele daarvan zijn verschenen op cd of werden opgenomen door de radio. Hij doceert muziekschriftuur en arrangement en coördineert de AMV-vakken aan het KCA en maakt deel uit van de artistieke directie Muziek.
Patricia Beysens is als vocaliste en instrumentaliste een muzikaal veelzijdige vrouw en dit in zeer uiteenlopende genres: van middeleeuwse- en renaissanceliederen, over New Orleans-, en moderne jazz, tot vooral het Duitse chanson. Zij schrijft ook liedteksten, zowel Nederlands- als Engelstalig en werkt mee in muziektheater- en dansproducties. Zij heeft verscheidene LP’s en cd’s op haar naam. Zij gaf les in de Jazzstudio en is actief in de afstudeerrichting Kleinkunst aan het conservatorium. Samen met pianist Jan Van Looy, is zij coördinatrice van diverse muziek- en spelprojecten. Haar jarenlange ervaring in de opleiding en een brede interesse voor het werkveld, onderzoek en de kunstopleidingen (Associatie Faculteitsraad Kunsten) verlenen haar de
perfecte achtergrond om als lid van de artistieke directie mee te denken over de invulling van de huidige opleiding(en). Johan Van Assche is oud-student van het conservatorium. Hij studeerde af in 1979. Hij behoorde tot de mede-oprichters van “het gezelschap van de witte kraai” samen met Sam Bogaerts, Lucas Vandervost en Warre Borgmans. In 1987 werd hij zakelijk leider van De Tijd. (fusie “witte kraai” en “act vertikaal”) Sinds 1983 is Van Assche verbonden aan het KCA: eerst als lesgever, later als coördinator acteren, artistiek directeur van de opleiding Dora van der Groen en de opleiding Studio, en sinds enkele jaren als lid van de artistieke directie drama. Al die tijd was hij ook artistiek bedrijvig als acteur en regisseur. Marleen Vertongen behaalde een 1e prijs Voordracht in 1990 en een Meestergraad Woordkunst in 2000. In de tussentijd speelde ze voorstellingen bij o.a. Froe Froe, coachte ze kinderacteurs voor de Blauwe Maandag Cie en het Toneelhuis en was ze coördinator Woord/Drama in Dè Kunsthumaniora Antwerpen waar ze nog steeds leraar Voordracht is. Marleen is docent en coördinator Drama/Woordkunst en maakt deel uit van de artistieke directie.
Op het jaarlijkse congres van de Association Européenne des Conservatoires, Académies de Musique et Musikhochschulen (AEC) werd Pascale De Groote als eerste vrouw en als eerste Belg verkozen tot president. De AEC werd in 1953 opgericht als koepelorganisatie voor alle Europese conservatoria, vooral om de band tussen de opleidingen in Oost- en West-Europa te verzekeren. Op dit moment zijn er bijna 300 instellingen aangesloten en is de AEC uitgegroeid tot een proactieve organisatie die de positie van het hoger muziekonderwijs in de Europese Hoger Onderwijs Ruimte effectief verzekert en verdedigt. Kiyotaka Izumi, afgestudeerd master piano bij Levente en student postgraduaat begeleiding heeft een nieuwe cd opgenomen: “Lyric Pieces” van E. Grieg. Emma Wauters, studente harp bij Sophie Hallynck, behaalde de eerste prijs in de categorie ‘Excellence’ op het internationaal harpconcours Godefroid in Doornik. Op het internationaal harpconcours “Martine Géliot” in Fontainebleau dat plaatsvond op 9-10 november werd ze finaliste en behaalde ze de derde prijs. Karen Lamberts werkte mee aan de verfilming van Ann Van den Broeks Co(te)lette als back up danser en werkt op dit moment aan 2 projecten in Kortrijk met Thomas Devens en Nicolas Vladyslav. De Raad van bestuur van de Unie van Belgische Componisten besloot de FUGA-Trofee 2010 toe te kennen aan basklarinettist Jan Guns. De Unie onderscheidt met deze trofee Lees verder op p. 24
7
8
o&o Danseducatie herbekeken door Dafne Maes
Dafne Maes is almunus van het Hoger Instituut voor Dans en Master Culturele Agogische Wetenschappen (Vrije Universiteit Brussel). Ze studeerde af met een thesis over danseducatie in het secundair onderwijs in Vlaanderen. Sinds januari 2010 is ze verbonden aan het Koninklijk Conservatorium als onderzoeksmedewerker, en werkt ze aan het onderzoeksproject Kwalitatief onderzoek naar een algemene methodiek voor danseducatie (promotor Pascale De Groote)
‘Vanwaar komen de bewegingen?’ ‘Als je een foute beweging maakt op de scène, word je dan ontslagen?’ ‘De dansers raken elkaar aan op verschillende intieme plaatsen, word je dan niet verliefd op elkaar?’ ‘Waarom al dat naakt?’ ‘Is dit wel dans?’ Dit zijn maar enkele vragen die jongeren uit een 5de middelbaar stelden na de hedendaagse dansvoorstelling ‘Spiegel’ van Wim Vandekeybus en zijn danscompagnie Ultima Vez. Dans vindt weerklank in alle lagen van de samenleving, is zeer wijdverspreid en wordt door vele mensen beoefend. Toch lijkt er bij vele mensen een grote afstand te bestaan ten opzichte van podiumdans nl. dans als kunstvorm. Dans wordt vaak geassocieerd met salsa, hiphop en de dans uit de videoclips van Madonna en Michael Jackson. Hedendaagse, internationaal gerenommeerde choreografen zoals Wim Vandekeybus, Anne Teresa de Keersmaeker en Jan Fabre daarentegen zijn echter minder bekend, om nog maar te zwijgen van de kleinere gezelschappen of formaties die hun weg proberen te zoeken in het danslandschap. Vlaanderen is
9
een toonaangevend plateau voor het internationale dansgebeuren, maar toch heerst hierover een grote onwetendheid, gepaard gaande met een begripsverwarring. Hedendaagse dans definiëren is geen sinecure. De oorzaak hiervan is historisch gegroeid. In de dansgeschiedenis is er sprake van een aantal belangrijke breuken die uitdrukkelijke gevolgen meebrachten voor de interpretatie van dans. Van groot belang is de barokperiode wanneer Lodewijk de XIVde ‘De Zonnekoning’ Foto uit danseducatief project ‘RondOmDans’ van Rosas ism verschillende middelbare scholen in Brussel zich gaat moeien met dans. Zijn © Anne Van Aerschot dansmeester Pierre Beauchamp legt in de Académie Royale de la Danse de 5 standen van de voeten met principes van ‘en De schoonheid van het klassiek ballet wordt aan dehors’, de standen van de armen en de houdingsre- het einde van de 19de eeuw in vraag gesteld door gels vast. Het ‘academische of klassieke ballet’ is gebo- (moderne) expressionistische pioniers zoals Isadora ren en zal zegevieren tot het begin van de 20ste eeuw.1 Duncan, Loïe Fuller, Ted Shawn en Ruth St. DeEr is een definitieve scheiding tussen gezelschapsdans nis. Ze zetten zich als eerste af tegen de onverschilen theaterdans. Dans krijgt een artistieke functie waar- ligheid van het klassiek ballet als kopiërend naturabij speciaal getrainde dansers, vaak in de opera of the- lisme, haar gebrek aan menselijke betekenis en uit ater, optreden voor een publiek. De klassieke dansen afkeer voor de verstarde en virtuoze bewegingscode. worden ontworpen door choreografen vanuit vooral In tegenstelling tot de klassiek-technische ballerina’s esthetische uitgangspunten en staan in functie van de speelden deze revolutionaire helden het klaar om adel. Als zuiver virtuoze techniek met specifieke canon zonder enige danstechniek de (dans)wereld te verwordt hij bedacht om te ontsnappen aan de werkelijk- overen. Deze pioniers zorgen voor een (eerste) breuk heid, om het ideale, het schone te kunnen bereiken. De in de geschiedenis met een verschuiving van het acaballetten beelden sprookjes en verhalen over geesten demisme naar het modernisme, de avant-garde. De en onbereikbare liefdes uit. Dit maakt een eenvoudige onthutsende première van ‘Le Sacre du Printemps’, interpretatie van het danswerk mogelijk. een ballet van Les Ballets Russes met componist Igor Stravinsky, choreograaf Vaslav Nijinsky en vormgever 1 Utrecht, L. (1988). Van hofballet tot postmoderne dans: de geschiedenis Nikolaj Rjorich in 1913, maakt de breuk onomkeervan het academische ballet en de moderne dans. Zutphen: De Walburg Pers.
10
baar. Deze voorstelling wordt onthaald als een groot schandaal door Stravinsky’s als woest en barbaars ervaren muziek en Nijinsky’s revolutionaire choreografie. De etiquette voor ballet werd in het werk volledig geschonden op meerdere gebieden: de manier van dansen, de kostuums, het decor en vooral de muziek. Het modernisme vervangt het ‘schone’ door het ‘nieuwe’. De nieuwheid van de modernistische cultuur bestond erin nieuwe regels voor de kunst uit te vinden.2 De belangrijkste vertegenwoordigers van het modernisme in de dans zijn Martha Graham, Rudolf Laban en later Merce Cunningham. Elk op zich breken ze met de klassieke canon en creëren een eigen code, een welbepaalde techniek en eigen scholen. De moderne dans verschilt sterk met het klassieke ballet. De mens staat centraal, men wil tegemoet treden aan de werkelijkheid om menselijke orde te scheppen en men zoekt methoden om aan het lichaam nieuwe uitdrukkingsmiddelen te geven. Men wil de angsten en beloften van de moderne wereld beleven, waar de mens zich richt op zijn eigen diepste wezen, waar het lichaam met al zijn zintuigen centraal staat, niet ten dienste van vermaak. Via beweging wil men een verwezenlijking van eenmaking tussen het innerlijke en uiterlijke leven in één enkele handeling. Dit betekent het radicale einde van het dualisme tussen geest en lichaam. Kunst en dans is sinds het einde van de 19de eeuw ‘als de variërende visie van individuen die voorbeelden (goede, slechte en vice versa) maken als reflectiesymbolen om onze maatschappij beter te begrijpen en anders te beleven.’3 De kunstenaar verlaat zijn functie als ambachtsman in functie van het gedachte2 Elias, W. (2008). Aspecten van de Belgische kunst na ‘45. Deel II. Gent: Snoeck. 3 Elias, W. (2001). Het maatschappelijk belang van culturele en kunstzinnige educatie. In J. De Groof, W. Scheck, & H. Penneman (Eds.), Cultuur en participatie: opleidingvorming-begeleiding (pp. 49-74). Leuven: Garant. Pg. 55.
goed en wordt een genie, een Messias die zijn eigen boodschap in een eigen stijl brengt.4 Hij staat niet meer ‘in’ de gemeenschap, maar creëert zich er zelf een en zijn kunst wordt maatschappijkritisch.5 Door het verwerpen van de traditionele schoonheidscriteria die vervangen worden door privé-schoonheidscriteria worden de banaal gecodeerde waarnemingsgewoonten doorbroken.6 ‘Het kunstwerk wordt niet meer begrepen door alle leden van de gemeenschap. Het vergt een bijzondere inspanning, een studie en opgave voor het denken. Wat niet iedereen bereid is te doen.’7 Het zijn de ontwikkelingen in de jaren 1980 die een tweede breuk doen ontstaan in het (inter)nationale danslandschap. Het epicentrum verschuift van de VS naar Europa, meer bepaald naar Vlaanderen. Brussel wordt het mekka van de dans. Naast de klassieke dansinstituten (Ballet van de XXste eeuw van Maurice Béjart, het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en het Ballet Royal de Wallonie) zorgt de Vlaamse golf met choreografen zoals Anne Teresa de Keersmaeker, Jan Fabre, Wim Vandekeybus… voor een nieuwe schwung in de dansgeschiedenis. In plaats van zich af te zetten tegen het klassiek ballet stellen ze de klassieke definitie van dans tout court in vraag. Werkelijk alles kan op scène: alledaagse bewegingen, naakt, niet-dansers, spektakel… De makers creëren ook geen eenduidige canon meer. Elke choreograaf heeft wel zijn herkenbare ‘stijl’, maar kan niet los van deze persoon gekoppeld 4 Ibid. 2 5 Gadamer, (1993). De actualiteit van het schone, Kunst als spel, symbool en feest. Amsterdam: Baam. Elias, W. (2000). Kunst – educatie – maatschappij. Persoon en Gemeenschap, 52 (5), 311-325. Elias, W. (2002). Kunst als koevoet.aspecten van de relatie tussen kunsteducatie en agogiek. In W. Elias, & T. Vanwing (Eds.). (2002). Vizier op agogiek. (pp. 318-343). Leuven-Apeldoorn: Garant. 6 Ibid. 2 7 Ibid. 5, p. 22.
11
worden en er is geen school die hun technieken volgt. ‘Hedendaagse dans is een zeer geïndividualiseerde praktijk, waarin vele invloeden en tendensen terug te vinden zijn, maar geen enkele bepalend is.’8 In de dans praktijk anno 2010 zijn er geen klassieke compagnie structuren meer, maar is er sprake van een versnipperd veld met vele individuele makers. Hedendaagse dans is een verzamelnaam voor heel veel uiteenlopende artistieke praktijken met drang naar constante vernieuwing en hybridisering.9 Aan het productiewerk wordt een uiteenlopend arsenaal aan termen gekoppeld zoals bewegingstheater, performance, danstheater… Naast het dubbelzinnige begrip zorgt ook de versnippering van het productiewerk voor een gebrekkige zichtbaarheid van hedendaagse dans.10Deze postmoderne benadering van dans vraagt aan het publiek een andere omgang met een voorstelling, meer bepaald een expliciete medewerking. Hedendaagse dansvoorstellingen vallen niet meer op een eenduidige manier te lezen. De kijker moet als het ware participeren aan de voorstelling om er zijn of haar eigen interpretatie in te leggen. ‘Hij [de toeschouwer] is een actieve deelnemer in de creatie van een voorstelling, in de productie van associaties en betekenissen, in de verbeelding van zijn eigen voorstelling in zijn hoofd.’11 Hoe je als individu naar dans kijkt, kan heel verschillend zijn en er zijn verschillende betekenissen mogelijk. 8 Vlaams Theater instituut (VTi) (2007, December). Kanaries in de koolmijn. Masterplan voor dans in Vlaanderen en Brussel. Brussel: Auteur. Pg. 31. 9 Baeten, E., Janssens, J., & Moreels, D. (VTi) (2006, Juni). Dinsdag Dansdag. Brussel: VTi. Vlaams Theater instituut (VTi) (2007, Juni). Metamorfose in podiumland. Een veldanalyse. Brussel: Auteur. Ibid. 8. 10 De Belder, S. (2006, Mei-Juli). Een huis met vele kamers en een glazen plafond. Status quaestionis van de hedendaagse dans in Vlaanderen. Courant #77, (77), 5-10. 11 Van Campenhout, E. (2009). De (meervoudig) (singuliere) toeschouwer: of alles wat je zegt, zijn we zelf. In C. Vandevyver (Eds.). Concertgebouwcahier: Dans in Vlaanderen (pp. 31-40). Gent: Borgerhoff & Lamberigts. Pg. 32.
12
Wat is danseducatie? Hoe kan het publiek zich een weg vinden bij een ontbrekende gedeelde basis voor een gesprek parallel aan de versnipperde vernieuwingsdrift? Het begrip of gevoel van kunst en dans is geen evidentie, maar een leerproces met dynamiek en crisissen, al dan niet onder (educatieve) begeleiding.12 Danseducatie kunnen we in dit verhaal bekijken als een toeleiding tot iets wat moeilijk of niet meer begrijpbaar is voor de modale mens. Volgens Anne Bamford spreken we van ‘education in the arts’. Dit is danseducatie met als finaliteit een stevige (actieve en receptieve/reflectieve) inwijding in de wereld van de dans.13 Dit wil niet zeggen dat danseducatie enkel noodzakelijk is bij moeilijk begrijpbare dans(voorstellingen). De noodzaak van danseducatie heeft een diepere aard, onafhankelijk van de inhoud van bepaalde voorstellingen. Door mensen voeling te doen krijgen met hedendaagse dans, hen te sensibiliseren, hen te prikkelen, te leren kijken naar een divers dansaanbod en hen hieraan te laten participeren, ontwikkelt men impliciet ook culturele competenties en cultureel kapitaal. De doelstelling van danseducatie vertaalt zich dan niet meer in het kunnen dansen of veel naar dansvoorstellingen gaan, maar eerder in het contact met een kunstvorm (dans) waardoor mensen de maximale toegang vinden tot het aanbod en zoeken naar wat ze eraan hebben. Hierdoor krijgen ze voldoende mogelijkheden om zich te ontplooien 12 Elias, W. (1999). Stromingen in de theorie van de kunsteducatie. In G. Pas. En waarover spreekt het kunstwerk? (pp. 34-47). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Ibid. 3. Vanderstichelen, S. (2002). Kunsteducatie, de hedendaagse troubadour. In W. Elias, & T. Vanwing (Eds). (2002). Vizier op agogiek. Leuven-Apeldoorn: Garant, pp. 312-317. 13 Bamford, A. (2006). The Wow Factor. Global research compendium on the impact of the arts in education. Berlijn: Waxmann Verlag.
in een veranderende samenleving. We kunnen hier spreken van ‘education through the arts’.14 Dit is danseducatie als middel tot verdieping van de gehele mens, namelijk persoonsvorming en maatschappelijke bewustwording of weerbaarheid. Danseducatie zou een combinatie moeten zijn van “education in and through the arts”. Dit levert immers een win-win situatie op, waarbij mensen inzicht krijgen in de hybride danswereld (education in the arts) en sterkere kwalificaties verkrijgen om zich door het leven te ‘bewegen’ (education through the arts), maar eventueel ook meer participeren. Moet danseducatie dan verplicht worden? Niets moet, alles mag. Je moet mensen zoveel mogelijk de kans geven om dingen te onderzoeken, maar je moet ze ook de kans geven om te zeggen ‘dit is nu niets voor mij’.15 Het is een goed middel, maar het mag geen dwangbuis worden.
Huidige standpunten ten opzichte van danseducatie: verschillende accenten in verschillende contexten Omwille van de globalisering en individualisering met zijn uitdrukkelijke gevolgen staat men (inter)nationaal voor een groot aantal uitdagingen. Iedere burger moet over bepaalde competenties - vaardigheden, kennis en attitudes - beschikken die het mogelijk maken om in deze informatiemaatschappij te leven en te werken. Naast technische en maatschappelijk-economische competenties winnen cultureel-artistieke competenties meer en meer aan belang. Anno 2010 groeit dan ook de aandacht voor kunst- en cultuuredu14 Ibid. 13. 15 Caron, B. (2006). Een dozijn misverstanden over cultuurparticipatie. In M. Leye (Eds). Over (cultuur)participatie (230-251). Demos vzw: Brussel.
catie aanzienlijk op verschillende (inter)nationale (beleids)niveau’s en in uiteenlopende contexten. Cultuur-, kunst- en danseducatie is een verhaal van verschillende sectoren, settings en werkvelden waarin ieder zijn specifieke knowhow heeft. Enerzijds door de sociale, culturele en maatschappelijk historische context, anderzijds door de gekozen standpunten leggen de huidige (formele, informele, nonformele) (leer)contexten verschillende en soms overeenkomstige accenten.16
Onderwijs Verschillende studies (o.a. Programme for International Student Assessment (PISA), Global Research Compendium on the Impact of the Arts in Education17) hebben uitgewezen dat de mate waarin een kind in aanraking komt met cultuur niet alleen leidt tot betere sociale, culturele en creatieve competenties, maar ook een positieve invloed heeft op de schoolprestaties. Daarnaast vervult de school een zeer belangrijke rol bij de inclusiegedachte. Ze kunnen kunst en cultuur aanbieden aan álle leerlingen en creëren hiervoor gelijke kansen. Het onderwijs is dus een uitstekende plek om voorspelbare en afwijzende reacties tegenover een vreemde kunstvorm, wat dans voor vele jongeren zeker is, te tackelen. Sinds enkele jaren groeit de aandacht voor kunsten cultuureducatie in het Vlaamse onderwijsbeleid. 16 De Braekeleer, J. (2003). Kunsteducatie in deeltijds kunstonderwijs, amateurkunsten en sociaal-cultureel werk. Verschillen en complementariteiten. A-magazine, 4 (4),2-6. Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming, werkgroep Inhoudelijke Vernieuwing DKO (2008). Verdieping/Verbreding. Perspectieven voor inhoudelijke vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs. Brussel: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. 17 Ibid. 13.
13
Hiervan getuigen onder andere de verschillende onderzoeken en rapporten zoals ‘Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen’ van Anne Bamford in 2007 en de daaruit volgende rapporten ‘Gedeeld/Verbeeld’ (2008) met beleidsvoorstellen en aanbevelingen voor een betere cultuur- en kunsteducatie in Vlaanderen en het rapport ‘Verdieping/ Verbreding’ (2008) dat zich buigt over de inhoudelijke vernieuwing van het Deeltijds Kunstonderwijs. Ondanks de benadrukking van kunst- en cultuureducatie in het onderwijs door de beleidsverklaringen, is de status en voorziening van kunst in educatie in de praktijk aanzienlijk minder op de voorgrond.18 Dans is een volwaardige kunstdiscipline naast theater, muziek, beeldende kunsten… maar toch is gebleken dat muziek of theater gemakkelijker geïntroduceerd worden in het onderwijs dan dans. De dimensie kunsteducatie is decretaal alleen in het basisonderwijs verankerd door de invoering van muzische vorming als leergebied dat bestaat uit vijf domeinen; drama, beweging, beeld, media en muziek.19 Aangezien we het onderzoek toespitsen op het secundair onderwijs gaan we niet verder in op muzische vorming. In het secundair onderwijs wordt dans opgenomen in de vakspecifieke eindtermen van het vak lichamelijke opvoeding. Omdat sport en gymnastiek in het algemeen nog steeds de belangrijkste activiteiten zijn, is dans slechts zeer sporadisch en 18 Ibid. 13. Eurydice (2009). Arts and Cultural Education at School in Europe. Brussels: auteur. 19 Elias, W., & Duquenne, E. (1998). Onderzoeksrapport: Clusterproject: Onderwijs, Cultuur, Creativiteit en Kunst. Brussel: FeVeCC. De Smet, C. (2005). Kunsteducatie. In R. Dillemans, & A. Schramme (Eds.), Wegwijs Cultuur (pp. 335-336). Leuven: Davidsfonds. Staes, J. (2006). Bewegen na half negen. Dans en beweging in het onderwijs. In A. De Waele, J. Staes, & P. T’Jonk, Van de dans af/gezien. Een kijk op kinderen, jongeren en dans in Vlaanderen. (pp. 54 -57). Brussel: CANON Cultuurcel.
14
op ‘conservatieve’ wijze aanwezig. In het Kunst Secundair Onderwijs kan men binnen het studiegebied podiumkunsten kiezen voor de optie dans. Naast algemene vakken en kunsttheoretische vakken krijgen de leerlingen klassieke dans en hedendaagse dans. De nadruk ligt hier op ‘education in the arts’ als toeleiding tot het Hoger Kunstonderwijs (HKO). Dans(educatie) kan ook benaderd worden vanuit de vakoverschrijdende eindtermen (VOET). De VOET muzisch-creatieve vorming werden na grondig onderzoek vervangen door nieuwe VOET 2010. Deze stemmen af op een geïntegreerde cultuuropvoeding.20 Bij de VOET 2010
Foto uit het project ‘De Kleine Prins’, een danstheatervoorstelling van het Xaveriuscollege te Borgerhout © Edwig Van Elsen
is het aanleren van specifieke kunstvormen of artistieke vaardigheden geen prioritair aandachtspunt, maar focust men vooral op de ontwikkeling van de sociale identiteit, sociale interactie en maatschappelijke participatie. Deze benadering wordt benoemd als ‘kunstgerelateerde kunsteducatie’ waarin de focus ligt op ‘education through the arts’. De VOET hebben in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen geen re20 Dejaeghere, A., & Desloovere, K. (2010, Mei). Kunstgerelateerde cultuureducatie in het perspectief van een geïntegreerde cultuureducatie. School en Samenleving, (23), 19-44.
sultaatsverplichting. Het zijn immers miminumdoelen waarbij de inspectie enkel evalueert of de scholen voldoende inspanningen leveren om ze te behalen.21 Doordat ze niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar onder meer worden nagestreefd door middel van meerdere vakken of onderwijsprojecten vragen de VOET aan ‘elke’ vakleerkracht om zich afzonderlijk in te zetten voor kwalitatieve kunst- en danseducatieve programma’s in samenwerking met andere collega’s. In de praktijk is deze opdracht niet altijd haalbaar.22 Sporadisch wordt er binnen de vakken Nederlands en esthetica in de hogere graden van het secundair onderwijs wel aandacht besteed aan dans, maar een globale aandacht en ook een ‘grammaticale’ verdieping – het leren (her)kennen – binnen diverse vakken ontbreekt.
Momenteel focust huidig minister van onderwijs Pascal Smet op een hervorming van het secundair onderwijs. Men wil de huidige toppositie voor wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid behouden, maar wil meer ruimte bieden voor kunst en cultuur, techniek en media.23 Smet wil evolueren naar ‘competentieontwikkelend onderwijs’ en een meer geïntegreerde benadering, zoals de VOET 2010, met aandacht voor de culturele context, in plaats van de verschillende kunstvormen als geïsoleerde uitingen te behandelen. Zal het toekomstig secundair onderwijs zo evolueren in de richting van ‘education through the arts’?
Zoals we merken bepaalt de overheid via (vakoverschrijdende) eindtermen wat er gegeven wordt, maar conform de autonomie van het Vlaams onderwijs bepalen in principe de leerkrachten en het pedagogische team van de school hoe de inhoud wordt gegeven. Hierdoor is het Vlaams onderwijs op vlak van danseducatie zeer divers. Vaak integreren alleen de gepassioneerde leerkrachten occasioneel danseducatie in hun lessen, en soms op een conservatieve wijze. Wegens gebrek aan langetermijnvisie (zowel in de overgang van lager naar secundair onderwijs als in het secundair onderwijs) ontstaan er voornamelijk ad hoc- en kortetermijnprojecten en blijft dans(educatie) een extraatje in plaats van een essentieel onderdeel van de opleiding.
Sinds het aantreden van de eerste Vlaamse minister van Cultuur is participatie de belangrijkste doelstelling van het Vlaams cultuurbeleid. De nieuwe minister van Cultuur Joke Schauvlieghe legt momenteel de focus op de ontwikkeling van culturele competenties en talentontwikkeling. Participatie benadert ze vanuit de kwantitatieve benadering waarbij ze wil inzetten op het stimuleren van zoveel mogelijk mensen en doelgroepen tot een actieve en creatieve cultuurbeleving en –deelname.24
21 Bamford, A. (2007). Kwaliteit en Consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Brussel: CANON Cultuurcel. De Commissie Onderwijs Cultuur (2008). Gedeeld Verbeeld. Eindrapport Commissie Onderwijs Cultuur. Brussel: Agentschap voor Onderwijscommunicatie. 22 Elchardus, M., Op de Beeck, S., Duquet, F. & Roggemans, L. (2008). Vakoverschrijdende eindtermen in het secundair onderwijs. Een onderzoek naar de relevantie en de haalbaarheid van de vakoverschrijdende eindtermen in het secundair onderwijs. In opdracht van de Vlaamse Ministerie voor Onderwijs en Vorming, in het kader van het ‘OBPWO-programma’. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
Culturele sector
Cultuurcentra, kunsteducatieve organisaties, de educatieve werking van artistieke organisaties en verschillende kleinere vzw’s spelen een actieve rol in het danseducatieve verhaal, maar geen enkele organisatie focust uitsluitend op danseducatie. De kunsteducatieve organisaties zijn voornamelijk bemiddelaars en 23 Smet, P. (2009). Beleidsnota Onderwijs 2009-2014. Samen grenzen verleggen voor elk talent. Brussel: Vlaamse overheid, Ministerie van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel. 24 Schauvlieghe, J. (2009). Beleidsnota Cultuur 2009-2014. Brussel: Vlaamse Overheid, Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Cultuur.
15
aanbieders van danseducatieve tools en (vooral actieve) cursussen. Ze ervaren soms moeilijkheden doordat ze onder verschillende decreten resideren. De taak van de cultuurcentra omtrent publieksbemiddeling groeit gestaag. De hoeveelheid en de wijze waarop de educatieve omkaderingen gebeuren, verschillen per cultuurcentrum en de aangewezen cultuurfunctionarissen. Het danseducatieve aanbod vanuit de gezelschappen is vrij klein, maar we mogen niet vergeten dat hun hoofddoelstelling creatie en programmering inhoudt. Toch zien we ook een groeiende aandacht voor danseducatieve projecten. Omwille van besparingen wordt bij hen danseducatie vaak als eerste van de lijst geschrapt. Daarnaast zijn er verschillende ‘kleinere’ spelers in de danssector die naast het produceren van dansvoorstellingen occasionele kwalitatieve danseducatie aanbieden zoals Passerelle, Retina Dance Company, Inti, Nat Gras, keski.e.space, Cacao Bleu… Deze verschillende danseducatieve projecten zijn nog te onzichtbaar, krijgen te weinig ondersteuning en worden daardoor onvoldoende gewaardeerd. In dit verhaal mogen we ook de jeugdtheaters en -gezelschappen zoals BRONKS, Kopergietery, HETPALEIS en fABULEUS niet uit het oog verliezen. Ze investeren reeds geruime tijd in kunsteducatie. Slechts enkele hiervan focussen ook op danseducatie via omkaderingen van dansvoorstellingen, danscursussen… en dit niet noodzakelijk om hun zalen vol te krijgen. Het kunsteducatieve aanbod dat specifiek gericht is op dans is een klein, vooral actief aanbod dat achterstand heeft tegenover andere kunsten (theater, muziek) in de educatie. Het danseducatieve aanbod is zo verspreid en versnipperd over verschillende werkingen heen dat er geen zicht is over het geheel. De mentaliteit van ‘wij weten het en wij doen het goed’ schept een cultureel klimaat waar iedereen op zijn eigen eilandje werkt, zodat ad hoc-projecten de over-
16
hand krijgen. Er is dus een gebrek aan afstemming en (h)erkenning. Wat voornamelijk opvalt, zowel in het cultuurbeleid als in de praktijk (onder andere in ‘Kanaries in de koolmijn/ Masterplan voor dans in Vlaanderen en Brussel’ 2007), is de focus op danseducatie als middel tot publieksverbreding in plaats van -verdieping. Men opteert voor kwantitatieve dansparticipatie, waarbij men focust op het publiek als consument met als doel ‘de strijd om de kijkcijfers’. Dit verbreden van het publiek is een verantwoordelijkheid van de communicatiemedewerkers in de culturele sector. In het verhaal van kwalitatieve danseducatie, waar het ontwikkelen van culturele competenties van belang is, is niet de communicatie, maar vooral de educatie belangrijk. Vaak wordt de verantwoordelijkheid voor danseducatie ook doorgeschoven naar het onderwijs, niettegenstaande deze sector nauwelijks aanwezig is op de door cultuur georganiseerde studiedagen.
Het belang van een kwalitatieve opleiding voor danseducatieve begeleiders Een van de meest doorslaggevende factoren voor kwalitatieve danseducatie is het enthousiasme en de expertise van de danseducatieve begeleiders. Kwaliteit hangt dus nauw samen met vorming. Verschillende (inter)nationale rapporten en onderzoeken benadrukken de beperktheid van de expertise en het vaak ontbreken van mogelijkheden voor professionele ontwikkeling in kunst- en cultuureducatie voor leerkrachten en mensen uit de kunst- en cultuureducatieve sector. Deze verschillende actoren krijgen onvoldoende competenties aangereikt in hun opleiding en vorming om
kwaliteitsvol met dans(educatie) aan de slag te gaan. De beroepsprofielen voor de lerarenopleiding secundair onderwijs, dat wat een leerkracht moet kennen en kunnen om zijn beroep te kunnen uitoefenen, voorzien in de functie van de leraar als cultuurparticipant. Als we kijken naar de concrete invulling hiervan blijkt beweging en dans achteraan het toch al dunne eindje cultuuruitingen te staan.25 In geïntegreerde lerarenopleidingen secundair onderwijs georganiseerd door hogescholen en universiteiten verwatert de aandacht voor dans tot een absoluut minimum waarbij de kennis van de dansscène of de reflectie op lichamelijkheid enkel in een sporadisch eindwerk of paper opduikt.26 Sedert 2007 werd een nieuwe richting geïntroduceerd ‘Project Kunstvakken’ (PKV) om tegemoet te komen aan het probleem dat kunst- en cultuureducatie ondermaats aanwezig waren in het secundair onderwijs. De verschillende hogescholen kregen een enorme autonomie. Er was geen sprake van een algemene visie en doelstelling(en), er waren geen eindtermen noch eisen in verband met de combinatie van PKV met bepaalde vakken. Dit leidt tot een zeer diverse invulling van de opleiding en (dubbelzinnige) uitstroming (naar Deeltijds Kunstonderwijs en regulier onderwijs). Bij de opleiding die leidt tot leraar Lichamelijke Opvoeding blijft dans het kleine broertje. (Uitstromende) leerkrachten secundair onderwijs ontberen vaak artistieke vaardigheden om dans te integreren in het klasgebeuren. Men is weinig vertrouwd met het creatieve en artistieke proces en amper bewust van de doelstellingen en voordelen van danseducatie. Er is ook geen enkele notie van een the25 Staes, J. (2006). Bewegen na half negen. Dans en beweging in het onderwijs. In A. De Waele, J. Staes, & P. T’Jonk, Van de dans af/gezien. Een kijk op kinderen, jongeren en dans in Vlaanderen. (pp. 54 -57). Brussel: CANON Cultuurcel. 26 Ibid. 25.
oretische fundering of filosofische basis met betrekking tot danseducatie.27 Leerkrachten kunnen maar over de nodige competenties beschikken als zij deze aangeleerd krijgen in hun opleiding of nascholing. De verschillende lerarenopleidingen focussen voldoende op de pedagogische en didactische competenties, maar zouden meer oog moeten hebben voor artistieke competenties en creatieve methodieken. De artistieke arbeidsmarkt van de danser is zeer divers. Dansers combineren uit cultuurpolitieke, economische en artistieke motieven (zoals een kleine afzetmarkt, weinig spreiding en speelplekken) vaak verschillende jobs en projecten in verschillende contexten. Men spreekt van ‘multiple-job holding’.28 Ze wisselen hun job als danser bij een (tijdelijk) gezelschap af met eigen dansprojecten, combineren dit met lesgeven in het onderwijs (Kunst Secundair Onderwijs en/of Deeltijds Kunstonderwijs) en werken als freelancer voor kunsteducatieve organisaties, educatieve organisaties van culturele instellingen en het regulier onderwijs. In deze verschillende contexten moeten ze terugvallen op telkens een andere mix van artistieke, pedagogische en didactische competenties om de projecten zo kwaliteitsvol mogelijk in te vullen. Het Hoger Kunst Onderwijs met de enige erkende driejarige bacheloropleiding Dans aan het Koninklijk Conservatorium van de Artesis Hogeschool Antwerpen en de (nog) niet erkende dansopleiding P.A.R.T.S (Performing Arts Research and Training Studios) van Anne Teresa de Keersmaeker leiden niet op tot danseducatoren, maar tot dansers en focussen op education in the arts. De enige lerarenopleiding in Vlaanderen, nl. de specifieke lerarenopleiding (SLO) dans aan het conservatorium vormt danspedagogen en -leerkrachten. Hoewel de op27 Ibid. 21. 28 Menger, P.M. (1999). Artists labor markets and careers. Annual reviews of sociology. (25), 541-574.
17
leidingen reeds verdieping aanbrengen, ontbreekt het de afgestudeerden vaak nog aan de gepaste methodiek om hen op een kwaliteitsvolle manier te werk te stellen in de cultuur- en kunsteducatieve organisaties.29 De opleidingen en cursussen die worden georganiseerd in de culturele sector focussen voornamelijk op algemene kunst- en cultuureducatie, waarbij de verschillende kunsttakken (onder andere dans) aan bod komen. De bestaande cursussen dans(educatie) zijn vooral gericht op de actieve component, minder op de receptieve/reflectieve component. Vaak wordt deze keuze (en de doelstellingen) bepaald door het decreet waaronder deze organisaties vallen.
niet, want iedereen leert op verschillende manieren.31 Een goed leerproces vereist de samenwerking van verscheidene methodes en elke keer moet men opnieuw bekijken welke mix van verschillende methodes het beste werkt voor die bepaalde context en situatie. In de verschillende opleidingen benadrukt men momenteel nog te veel een traditionele overdracht van kennis en techniek in plaats van het prikkelen van creativiteit en zelfexpressie van de leerlingen.32 Doordat jongeren een stuk mondiger zijn geworden, minder faalangst hebben en minder conformistisch zijn, is het nodig de bestaande methodieken door te lichten en aan te passen. Er is nood aan een nieuw (universeel?) methodisch kader voor danseducatie dat niet gekopieerd moet worden, maar als houvast kan dienen voor elke gebruiker en participant van danseducatie.
Danseducatieve methodieken Het is niet voldoende dat danseducatieve begeleiders beschikken over uiteenlopende competenties. Men moet ook in staat zijn om verschillende methodieken aan te wenden om kennis en vaardigheden door te geven aan de leerlingen. Momenteel ligt de (inter)nationale focus meer op hoe iets wordt gedaan in plaats van wat er wordt gedaan.30 De verschillende sectoren (onderwijs en cultuur) ontwikkel(d)en verschillende methodieken voor uiteenlopende doelstellingen. Aan goede initiatieven is er dus geen gebrek, maar het loopt mank in de spreiding en communicatie van deze good practices. Eén methodiek werkt
29 De Commissie Onderwijs Cultuur (2008). Gedeeld Verbeeld. Eindrapport Commissie Onderwijs Cultuur. Brussel: Agentschap voor Onderwijscommunicatie. 30 Warburton, E.C. (2008). Beyond steps. The Need for Pedagogical Knowledge in Dance. Journal of Dance Education. 8 (1), 7-12. Bannerman, C. (2009, November). Viewing a/new: the landscape of dance in 2009. Research in Dance Education, 10 (3), 231-240.
18
Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek Het Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek (PWO) wil gedurende drie jaar focussen op de competenties van de danseducatieve begeleider en verschillende creatieve methodieken voor kwaliteitsvolle danseducatie. Het eerste onderzoeksjaar (2010) worden de curricula van de verschillende lerarenopleidingen (geïntegreerde lerarenopleidingen secundair onderwijs en specifieke lerarenopleiding dans Koninklijk Conservatorium) en cursussen (danseducatie georga31 Vandelacluze, S., Van Esch, J., Waerts, J. (2009). Methodiek: kunst- en erfgoededucatie, theorie en praktijk. Leuven: Mooss. 32 Bamford, A. (2007). Kwaliteit en Consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Brussel: CANON Cultuurcel. Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming, werkgroep Inhoudelijke Vernieuwing DKO (2008). Verdieping/Verbreding. Perspectieven voor inhoudelijke vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs. Brussel: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
niseerd door culturele sector) onder de loep genomen. Op welke competenties focussen ze en waar liggen de hiaten? Op basis van een grondige literatuurstudie en interviews met belanghebbenden uit het onderwijs en de culturele sector wordt een basiscompetentieprofiel opgesteld voor een danseducatieve begeleider. Daarnaast worden (inter)nationale leermethodieken voor danseducatie onderzocht, om te komen tot een universele methodiek voor danseducatie wat een primeur is op dans(educatief)vlak. In 2011 worden verschillende danseducatieve tools/projecten ontwikkeld en ingezet in verschillende sectoren (onderwijs en cultuur) als experimentfase om het competentieprofiel en de methodiek te verfijnen. Hiervoor wordt er samengewerkt met dansgezelschappen Ultima Vez/Wim Vandekeybus en Rosas/ Anne Teresa de Keersmaeker, verschillende lerarenopleidingen en middelbare scholen in Vlaanderen. Op het einde van het onderzoek (2012) gaan we na hoe dit competentieprofiel en de methodiek in bestaande opleidingen kan ingebed worden. Wat is de ‘ideale opleiding’ voor de danseducatieve begeleider? Moeten de bestaande opleidingen aangepast worden of moeten we een nieuwe opleiding starten? De inbedding van het competentieprofiel en de methodiek in bestaande opleidingen heeft als doel een sterkere integratie van dans in de maatschappij. Het Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek wordt uitgevoerd door Dafne Maes in opdracht van het Koninklijk Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen met als promotor Pascale De Groote, departementshoofd Koninklijk Conservatorium. Voor dit onderzoek werd een klankbordgroep samengesteld met volgende partners: Artesis Hogeschool Antwerpen (Koninklijk Conservatorium, Geïntegreerde Lerarenopleiding, Sociaal Werk), Departement Cultuur, Departement Onderwijs, Vrije Universiteit Brussel, CANON Cultuurcel, Vlaams Theater instituut, Retina Dance Company, Wisper en de Veerman.
19
Interview Jongeren voor of op het podium Roger Quadflieg in gesprek met Roel Vanhoeck, directeur van Jeugd en Muziek Vlaanderen
Jeugd en Muziek werd gesticht in het PSK te Brussel in 1940 en viert dus dit jaar zijn 70ste verjaardag. Intussen is de vereniging uitgegroeid tot een internationale beweging waarvan 45 landen lid zijn en nog eens 35 landen ‘associated member’, dit alles verspreid over 4 continenten. In Vlaanderen zijn er een dertigtal afdelingen actief onder de koepelorganisatie ‘Jeugd en Muziek Vlaanderen’. Tot vorig jaar was Herman Mariën (ex-departementshoofd, nu opleidingshoofd muziek en drama van het conservatorium) er de big boss. Hij werd opgevolgd door Roel Vanhoeck. Nu zijn kennismakingsronde zowat voorbij moet zijn, is het tijd voor een gesprek over verwachtingen en dromen, over realisaties en plannen, over luisteren en spelen, over de jeugd en vooral over de muziek.
Wat zijn je antecedenten en hoe ben je bij J&M terechtgekomen? Ik ben afgestudeerd aan de jazzafdeling van het Lemmensinstituut en heb rechten gedaan aan de UA. Daarna ben ik in dienst getreden bij het Muziekcentrum Vlaanderen, waar ik o.a. projectcoördinator van ‘Gouden Vleugels’ was. Langs dit project leerde ik de werking van J&M kennen. Ik ben dan lid geworden van de Raad van Bestuur en sinds april 2009 ben ik er directeur. Klopt het beeld dat je van J&M had bij aanvang nog met je perceptie vandaag? Ik ben vooral verrast door het enorme aantal activiteiten. Het heeft echt wel een tijdje geduurd vooraleer ik een zicht kreeg op al de aspecten, zowel op Vlaams als Belgisch en internationaal niveau. Tussen haakjes: onze Waalse collega’s organiseren nog veel meer, het beeld van de ‘luie Waal’ klopt hier alvast niet. Ze hebben wel een centralistische structuur terwijl de afdelingen in Vlaanderen een grote autonomie hebben. Wat houden die activiteiten zoal in? Er is een groot luik dat zich afspeelt binnen de schoolmuren of binnen de schooltijd, zowel actief als passief. In de vrije tijd zijn er concerten van verschillende genres, muziektheatervoorstellingen,
20
workshops, muziekkampen, musiceerdagen enz. Daarnaast zijn er nog 6 permanente jeugdorkesten actief en gaat Antwerpen nog een bigband opstarten.
Als kunsteducatieve instelling moet J&M toch meer doen dan concerten of allerlei vormen van actieve muziekbeoefening organiseren?
Wat zijn je verwachtingen of ambities?
Voor de activiteiten in schoolverband worden educatieve mappen on line ter beschikking gesteld van de leerkrachten. We geven boeken en cd’s uit of bieden hiervoor ondersteuning. We helpen jonge programmamakers die een eigen project op poten willen zetten, zowel organisatorisch als financieel. Maar we willen toch waken over onze core business, jongeren laten kennis maken met kwaliteitsvolle muziek, wat dat ook moge betekenen. En vermits de middelen beperkt(er) zijn moeten we die zo efficiënt mogelijk gebruiken. Zo is spijtig genoeg ons tijdschrift “dzJeM’ al moeten sneuvelen.
Ik wil nog meer het accent liggen op de notie ‘jeugd’. Ik moet eerlijk zeggen dat ik bij sommige gelegenheden moeite heb om dit aspect te verbinden met activiteiten door ons ingericht. J&M mag niet de zoveelste concertorganisatie zijn, maar moet zich uitsluitend richten tot een jong publiek. Ofwel moeten jonge getalenteerde uitvoerders gepromoot worden, dat behoort natuurlijk ook tot onze opdracht. Jongeren voor of op het podium, dat moet het motto zijn.
21
Hoe gaat dan de communicatie naar de jongeren verlopen? Het zal vooral zaak zijn om gebruik te maken van de mogelijkheden van de digitale wereld en voldoende aanwezig te zijn op de on line - fora die door jongeren zo frequent gebruikt worden. Sedert 2007 is J&M in het Kunstendecreet opgenomen als Kunsteducatieve organisatie, terwijl het voorheen erkend was als concertorganisatie. Zie je hierin nog verdere evoluties of consequenties? Dit heeft twee duidelijke gevolgen. Eén: we vertrekken altijd vanuit de kunst, het artistieke staat centraal. Dit belet niet dat we rekening kunnen houden met sociale of bredere culturele aspecten. En twee: wij verzorgen de educatieve omkadering rond muziekuitvoeringen - op welke manier dan ook - maar steeds met de bedoeling om jongeren of kinderen een muzikale prikkel te geven die hen doet verlangen naar meer van dat. Moet dit altijd live muziek zijn? Bij voorkeur wel, maar dit hoeft geen uitsluitsel te zijn voor bv. sampling. Jongeren zijn erg creatief bezig met het ganse digitale gebeuren, ook daar willen we graag in mee gaan. Multimediale elementen komen trouwens dikwijls aan bod in allerlei voorstellingen. Traditioneel heeft J&M een intense samenwerking met het net van muziekacademies. Maar worden andere doelpublieken wel voldoende bereikt? Op de Dag van de Schoolmuziek bleek toch dat bv. bij leraars Muzische Vorming in het leerplichtonder-
22
wijs de naam Jeugd en Muziek toch steeds een belletje doet rinkelen, maar dikwijls zijn er barrières zoals de maximumfactuur of een gebrekkige accommodatie die een verdere uitbouw beletten. Een ‘puur concert’, waarop de muziek ‘an sich’ centraal staat, schrikt toch nog altijd af, vooral de leerkrachten dan. Maar we blijven hiervoor gaan. En of dit nu binnen of buiten de schoolmuren gebeurt maakt niet uit. We willen ook wel een ‘meerjarencontract’ met een aantal scholen afsluiten, waarbij rond de concerten een uitgewerkt educatief traject aangeboden wordt waarmee de leerkrachten aan de slag kunnen. Maar dit mag niet ten koste gaan van de spreiding. Elke leerling heeft recht op muziek. En je denkt dat dit kan lukken? Wel, ik denk het meer en meer, net omdat we er dikwijls in slagen om -met minimale middelen- de muziek die beantwoordt aan onze kwaliteitscriteria te laten overkomen bij kinderen of jongeren. En daar waren best ‘gewaagde’ concerten bij. Hier is de educatieve omkadering uiteraard extra van belang. Bij J&M Antwerpen hebben we al enkele pogingen ondernomen om ook allochtonen te bereiken, maar het resultaat was klein en de inspanning groot. Ik moet toegeven dat ik hierop geen klaar en duidelijk antwoord kan geven. Het probleem is zeer complex, o.a. omdat muziek in veel culturen een andere maatschappelijke context en beleving heeft. En daar komen nog eens de financiële en organisatorische moeilijkheden bij. Het heeft natuurlijk ook geen zin om concerten te gaan organiseren voor bv. een exclusief Turks of Marokkaans publiek, dat is m.i. ook geen antwoord op de terechte vraag hoe kunstenorganisaties kunnen omgaan met interculturaliteit. Maar we
willen er aan werken, het is een absolute must. Hoe zie je de rol van de Jeugd en Muziekorkesten? Ik ben erg onder de indruk van hun werking. Als ik zie welk niveau bv. het Jeugd en Muziekorkest van Antwerpen o.l.v. Ivo Venkov haalt, met een mengeling van preprofessionele conservatoriumstudenten en de betere muziekacademieleerlingen, vind ik dat ongelooflijk knap. Bovendien besturen deze jonge mensen in hoge mate zichzelf en slagen zij er in om een tournee naar ZuidAfrika te organiseren, en deze ook nog grotendeels zelf te financieren. Antwerpen heeft daarenboven nog een Juniorenorkest en zopas werd gestart met een strijkersensemble en een Bigband. Als ik nu één frustratie heb, dan is het wel dat dergelijke initiatieven geen enkele lokale overheidssteun krijgen. Daar wil ik me absoluut voor inzetten. J&M tracht om jongeren op te nemen in de organisatie, met een gewaarborgde aanzienlijke vertegenwoordiging, tot in de Raad van Bestuur toe. Merk je hierin enige evolutie?
Roel Van Hoeck
Omdat we trachten in te spelen op hun leefwereld stellen we vooral in de afdelingen vast dat steeds meer jongeren terug engagement willen opnemen. In eerste instantie is dat meestal projectgebonden, maar sommigen groeien door en willen ook bestuurlijke functies bekleden. Veel leidende figuren in het muziekleven zijn trouwens zo bij J&M begonnen.
Het Kunstendecreet stimuleert niet alleen de geëigende organisaties tot kunsteducatie, maar legt die ook quasi op aan de uitvoerende instellingen (opera, orkesten, ensembles enz.) Lopen al die organisaties elkaar niet voor de voeten? Samenwerking is altijd beter natuurlijk, maar de facto valt het nog redelijk mee. J&M heeft wel een enorme troef, nl. de spreiding over gans Vlaanderen. Daarin zijn we waarschijnlijk uniek. En we hebben ook een zeer ruim aanbod. Biedt de internationale structuur een meerwaarde? Via de internationale koepel ‘JMI’ kunnen internationale projecten relatief gemakkelijk opgezet worden. We trachten voornamelijk om jong Vlaams talent een podium te geven of een stage te laten volgen in het buitenland. Mits auditie kunnen jongeren deel uitmaken van het Wereldkoor, het Wereldorkest of de World Big Band. Via J&M Spanje hebben we bv. een tournee van een week kunnen aanbieden aan Houthandel Antwerpen. Dit blazersensemble – afkomstig van het Antwerps conservatorium trouwens – was laureaat van de J&M-prijs Kamermuziek. Zie je nog uitbreiding in de samenwerking met de conservatoria in het algemeen, en met Antwerpen in het bijzonder? Kampen, musiceerdagen, orkesten en stages wijzen nu al veel jongeren de weg naar een conservato-
23
riumopleiding. J&M kan alleszins zijn knowhow ter beschikking stellen van bv. studenten uit de lerarenopleiding die eens een project willen realiseren. Dankzij ons netwerk kan dit meerdere malen uitgevoerd worden. Ook afstudeerprojecten in het kader van de academisering kunnen ondersteund worden. We zijn ook beschikbaar voor bij- of nascholingen. Het is niet iedereen gegeven om voor een school- of jongerenpubliek op te treden, ook daar kunnen wij coachen. En niet te versmaden voor beginnende professionelen: hier ligt een zeer grote arbeidsmarkt open. J&M heeft een goede relatie met alle Vlaamse conservatoria, maar de samenwerking is overal erg verschillend, afhankelijk van allerlei factoren. In Antwerpen is J&M altijd zeer sterk ingebed geweest en was de samenwerking haast organisch. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om het conservatorium hiervoor ten zeerste te danken. Wil je nog iets kwijt aan de conservatoriumstudenten? Jeugd en Muziek is een vat vol kansen. Grijp ze!
Vervolg van p. 7
artiesten die met talent en overtuging repertoire van eigen bodem ten gehore brengen. Jan de Boom startte op 20/09/10 met Q61, een nieuwe choreografie van Ann Van den Broek en tourt op dit moment met haar stuk We Solo Men. Verder is hij understudy voor de productie Ohmen en was hij figurant in de film van Co(te)lette. www.wardward.be Wies Van Houplines volgt op dit moment een dansprogramma genaamd “Dance Journey to Israel” (MASA) dat georganiseerd wordt door de Kibbutz Contemporary Dance Company. Zij volgt daar uiteenlopende lessen (klassiek, modern, floor, impro, repertoire,...) van dansers en leerkrachten van de company en leert het repertoire van Rami Be’er aan. http://www.masaisrael.org/Masa/English/ Programs/Dance+Journey.htm Karen Gleeson behaalde een Master in Contemporary Dance Performance aan de Universiteit of Limerick, Ierland en gaat binnenkort werken met Shakram Dance Company en Rex Levitates Dance Company. http://www. shakramdance.com/ http://www.rexlevitates. com/text.htm Min Hee Bervoets startte haar eigen danscompagnie ‘Company Cues’. De eerste audities zijn achter de rug. www.companycues.be Gert Gijbels danst momenteel bij Le Ballet National de Marseille, Frankrijk na anderhalf jaar gedanst te hebben voor IL Balletto Teatro di Torino, Italië. http://www.ballet-de-marseille.com/
Lees verder op p. 29
24
Recensie Midwinternachtsdroom door Lieve Eeckhaut
Op dinsdag 16 november 2010 vond naar jaarlijkse gewoonte het galaconcert plaats van de Stichting Conservatorium. Het Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen bracht o.l.v. Frank Agsteribbe ‘Midzomernachtsdroom’ van Mendelssohn. Koor, zangers, acteurs en dansers werden geregisseerd door Steven Van Watermeulen. Natalie Gordon coachte de dansers.
Een avond met een gouden stip. Muziek, een tikkeltje glamour, een lekker glas in goed gezelschap van vrienden en jonge getalenteerde artiesten. Dè Gala-avond van de Stichting Conservatorium Antwerpen. Cathy Berx, gouverneur van de Provincie Antwerpen en voorzitter van de Stichting opende de avond met een lichtvoetige toespraak. Naar aanleiding van de uitreiking Maestro Honoris Causa belichtte zij de artieste Dora Van der Groen. Zij sprak over haar veelzijdigheid, een veelzijdigheid die ook centraal staat in de nieuwe Kunstcampus waar niet aan vakjesdenken wordt gedaan maar waar de interactie tussen studenten en gevestigde professionelen voor een unieke dynamiek zorgt. Zij wees ook op de broodnodige steun van de Stichting aan de nu drie disciplines van het conservatorium voor o.a. de aankoop van instrumenten, het uitreiken van studiebeurzen, het financieren van masterclasses. Volgde de uitreiking Maestro Honoris Causa, voor de eerste keer aan een vrouw, voor de eerste keer aan iemand uit de theaterwereld. Pascale De Groote sprak in haar laudatio over Dora als actrice, regisseur en moeder van de theaterafdeling, waar zij jaren de plak zwaaide. Over de passie die zij genereus heeft doorgegeven. Over hoe zij streng en rechtvaardig oordeelde over een vermoeden van talent. En over hoe dit resulteerde in enerzijds soms academiejaren zonder afstuderenden en anderzijds vruchtbare lichtingen van door haar gevormde en geknede acteurs die het theaterlandschap bepalen in binnen- en buitenland.
25
© Frederik Beyens
Dora Van der Groen dankte voor al dat eerbetoon met de vertelling van ‘De Oosterse wijze en het geheim van de oorspronkelijke geest’. Het theatericoon, de ‘Grande Dame’ van het theater kreeg een minutenlang applaus dat zij als een echte diva in ontvangst nam. Het officiële gedeelte eindigde met een dankwoord aan de partners, particuliere donateurs en aan de altijd even gemotiveerde raad van bestuur voor de extra’s die dankzij hen aan de studenten kunnen worden verstrekt en mondde uit in een oproep naar potentiële nieuwe partners. Lut Van der Eycken leidde het concert in met een situering van Mendelssohns ‘Midzomernachtsdroom’, een werk dat hij op jonge leeftijd componeerde, waarmee de toon voor de avond was gezet: een confrontatie tussen wat is en wat zal zijn. En dan brak het voor mij altijd magische moment aan! Het stemmen van de instrumenten, het zaallicht dat dooft, het scènelicht dat opkomt op musici en dirigent. Ik hield mijn adem in en wachtte op die eerste noot. Maar het liep totaal anders. Een jongeman
26
zong/sprak een lied voor Dora. Aanvankelijk geschokt sprongen mijn zintuigen op hoogste stand van alertheid. Hier stond iets te gebeuren een totaal onverwacht iets. Geen zinnenstrelende Mendelssohn muziek maar pittig gedebiteerde Shakespeare-dialogen vertelden het verhaal. Eens in de ban van het sprookje barstte het orkest los en ontvouwde zich een totaalspektakel waarbij symbiose geen ijdel woord bleek want muziek, theater en dans vloeiden naadloos in elkaar. Een vrouwenkoor en twee solisten bezongen onvermoede emoties. Oberon en Puck leidden ons door een geënsceneerde concertante uitvoering. Dansers creëerden een fascinerende schimmenwereld. De dirigent voerde met zijn musici het publiek naar een mysterieuze wereld van tover en dromen. En dan volgde het feest. Na het kijken en luisteren kwam het zien en gezien worden. Er werd gezwaaid en gekust en gepraat over het gezamenlijk project van professionelen, docenten, studenten en afgestudeerden, over de artistieke kruisbestuiving. En we hoorden dat het zeer gesmaakt werd. Toen we later via de typische conservatoriumtrappen naar buiten liepen, stonden ze daar, de toekomstige acteurs, dansers, zangers en musici. De sfeer was levendig en verhit, nog niet vereelt door desillusie. Discussies over een verkeerd aangestreken of net meesterlijk gespeelde toon, een uitzonderlijke tekstinterpretatie, een perfect uitgevoerde dansbeweging. De sérieux waarmee deze studenten hun vak benaderen, de bevlogenheid waarmee ze tegen de wereld aankijken, het verwarmt en zindert na. En zo was onze laatste indruk van deze gala-avond er één van onstuitbaar geloof in en liefde voor kunst. En zo is het goed!
27
Woord schrijft Kalm met zon door Nina Herbosch
Bart Moeyaert, auteur en docent Schrijven, reserveert telkens enkele pagina’s in dit tijdschrift voor een jonge auteur uit de afstudeerrichting Woordkunst. Nina Herbosch (20) is derdejaarsstudente Woordkunst. Het schrijven en de foto’s van Liesje Reyskens (www.liesjereyskens.com) helpen haar om de lichte kant van het leven te zien. Er zijn situaties die ze graag zelf zou meemaken. Om die toch een beetje te beleven schrijft ze erover, zoals in ‘Kalm met zon’.
Het is een donkergroen, beduimeld schriftje met aan de voorkant bovenaan twee zwarte lijntjes. Op die lijntjes staat in een priegelig handschrift Recepten en daaronder van Rosa. Het schriftje ligt eenzaam op het perron. Ik raap het op en neem het mee. Thuis ga ik aan tafel zitten en sla het schriftje open. Enkel de laatste twee bladzijden zijn leeg. Het eerste recept is Tomatensoep met pasta, 19 december 1989. Op de laatste volgeschreven pagina staat Konijn van Mieke, 13 november 2009. Als ik de recepten aandachtiger lees, zie ik dat er overal een persoonlijke instructie bij staat. Bij Pruimenconfituur, 5 mei 2001 staat Miezerig, zondaggevoel. Bij Pittige bonensaus, 30 maart 2008 staat Kalm, met zon. Bij Hutsepot, 27 januari 1990 staat Drukte, sneeuw. Dit is niet zomaar een vervangbaar receptenboekje. Ik wil weten wat de aantekeningen willen zeggen. En bovenal: ik wil het schriftje terugbrengen naar waar het hoort. Ik stel me een oud omaatje voor dat huilend naar haar dochter belt om het verlies te melden. Ik doorblader het schriftje, maar kan nergens een naam vinden. Als ik het voor de zevende keer opensla, zie ik dat aan de binnenkant van het donkergroene kaft met blauwe inkt onduidelijk iets geschreven is. Rosa Vannieuwkerke. Ik wil haar googelen maar
28
verwerp het idee omdat oude vrouwtjes niet passen bij het internet. In het telefoonboek ontdek ik drie Vannieuwkerke R.’s, maar er is er maar eentje die in hetzelfde dorp woont als ik. De straat ligt aan de andere kant van het dorp, ik gok op een kwartiertje fietsen. Ik schrijf het adres op, steek het schriftje in mijn tas en vertrek. Als ik aanbel hoor ik niets. Ik wacht. Ik bel nog eens aan. Ik hoor binnen een deur open- en dichtgaan. Een vrouw met rood haar en opvallende gouden oorbellen opent de voordeur. Wel oud en een beetje verrimpeld, maar niet het verschrompelde, weerloze omaatje dat ik me had voorgesteld. Ik toon het schriftje. Ze neemt het uit mijn handen, zegt ‘heel erg bedankt’, glimlacht nog eens naar me en sluit de deur.
Vervolg van p. 24
Valentine Jaumot startte op 2 oktober 2010 het Modem studio atelier van de compagnia zappalà danza in Sicilië, Italië. http://www. modemstudioatelier.com/ Femke Ghyselinck werkt op dit moment als freelance medewerker/repetitor bij Rosas A.T. Dekeersmaeker. www.rosas.be Sandra Delgadillo is als danseres verbonden bij Eastman/Sidi Larbi Cherkaoui en danst op dit moment in de voorstelling ‘Babel’. http:// www.east-man.be De Raad van Bestuur van de Unie van Belgische Componisten besloot de FUGA-Trofee 2010 toe te kennen aan basklarinettist en conservatoriumstudent Jan Guns. De Unie onderscheidt met deze trofee artiesten die met talent en overtuging repertoire van eigen bodem ten gehore brengen. Tijdens de Staten-Generaal van de Klassieke Muziek besliste Klara de Carrièreprijs 2010 toe te kennen aan Jozef De Beenhouwer. Jozef De Beenhouwer is sedert jaren docent aan het KCA en officieel begeleider en raadgever van de programmacommissie bij de Koningin Elisabethwedstrijd. Hij geldt als een autoriteit, niet alleen van de Belgische muziek, maar ook van het werk van componisten zoals Brahms, Robert en Clara Schumann. Zijn inspanningen voor het werk van Robert en Clara Schumann leverden hem in 1993 de Robert SchumannPreis van de Stadt Zwickau op.
Meer nieuws in de volgende Forum
29
o&o Theater zonder verloop? Het statuut van de tekst in het postdramatische theater door Claire Swyzen
Claire Swyzen (1973) studeerde Germaanse taal- en letterkunde, Lerarenopleiding en de aanvullende gespecialiseerde studie GGS Theaterwetenschap. Van 1999 tot 2010 was ze gezelschapsdramaturg van De Tijd. Daarnaast was ze redactielid van het literaire tijdschrift Sampel, gaf ze les in de schrijfopleiding van het RITS en schreef ze theaterteksten in opdracht van Het Zuidelijk Toneel (Tirannie van de tijd, met S. Hertmans en P.Pourveur) en De Tijd (Eén uur, 4 zusters). Momenteel is ze als onderzoeker verbonden aan de opleiding Drama van het Lemmensinstituut en de Faculteit Architectuur en Kunsten (FAK) van de KUL.
Welke rol kan tekst in het theater spelen wanneer hij, eerder dan verhaal, ‘materiaal’ wordt, net als licht, geluid, ruimte, het visuele, lichaamstaal, stem enz.? Hoe werkt taal in deze nieuwe context, welk effect heeft ze op de toeschouwer? Die vragen waren het uitgangspunt van ‘Theater zonder verloop? Het statuut van de tekst in het postdramatische theater’, een samenwerking van de opleiding Theaterwetenschap van de Universiteit Antwerpen, de afstudeerrichting Woordkunst van het conservatorium en theatergezelschap De Tijd. Dit onderzoek ‘in’ en ‘over’ de kunsten gaat de veranderde rol van tekst in het postdramatische theater na. Tussen april en december 2009 vond, na een theoretische voorstudie, een workshop met studenten Woord plaats. Het onderzoek wordt in de loop van 2011 afgerond met een breed opgezette publicatie omtrent het statuut van de tekst in het postdramatische theater in Vlaanderen.
Woord, Theaterwetenschap en De Tijd ‘Theater zonder verloop? Het statuut van de tekst in het postdramatische theater’ ontstond als initiatief van prof. Dr. Kurt Vanhoutte binnen een ruimere opdracht in het teken van de academisering van het Departement Drama. Het werd als zogenaamd ‘zaaiproject’ gefinancierd door het Bijzonder Onderzoeksfonds
30
(BOF) van de associatie AUHA, met Kurt Vanhoutte als promotor aan de universiteit en Yves Senden (inmiddels Dr. in de Kunsten) als copromotor aan het conservatorium. Vanuit het perspectief van De Tijd liet het project toe een bepaald aspect van het informele onderzoek dat Lucas Vandervost en ik voerden in het kunstonderwijs en in de artistieke praktijk als regisseur/acteur resp. dramaturg systematischer te bekijken. Reflectie maakt voor Lucas Vandervost meer en meer vanzelfsprekend deel uit van ‘de praktijk’. Voor Kurt Vanhoutte was het project een instrument om verder te peilen naar de relatie woordbeeld in inter-mediale praktijken, een centraal onderzoeksdomein van het recent opgerichte Research Centre for Visual Poetics (UA). Het centrum bestudeert de innige vervlechting van representatie en discours, het visuele en het verbale in de creatie en ervaring van theater, performance en cinema.
‘Postdramatisch’? De spanning tussen drama en theater Het postdramatische theater is sinds Hans-Thies Lehmanns gelijknamige publicatie een referentiepunt in het internationale discours over de podiumkunsten. De auteur bestudeert de nieuwe theatervormen die zich in de twintigste eeuw hebben ontwikkeld. Ondanks hun diversiteit hebben ze gemeen dat ze de tekst, of beter gezegd, de ‘logos’ (de rede, die zich manifesteert via de taal) niet langer centraal stellen. Lehmann omschrijft deze verschuiving als een overgang van een ‘dramatisch’ naar een ‘postdramatisch’ theater. In het ‘drama’ is de tekst in de eerste plaats een
vehikel voor een plot. Niet enkel de tekst, ook de andere elementen van het theater staan in functie van het over te brengen verhaal of drama. In het postdramatische theater wordt het theatrale even belangrijk, zoniet belangrijker dan het dramatische. Tekst wordt net als beeld, geluid, ruimte en het lichaam van de acteur - één van een reeks gelijkwaardige uitdrukkingsmogelijkheden in het theater. Meer dan eens echter werden Lehmanns ideeën in een Vlaamse context eenzijdig geïnterpreteerd en werd lichamelijkheid ten onrechte als voorwaarde voor het postdrama gezien, terwijl ze, net als tekst, hierin een middel is. De geringe aandacht voor taal in het postdrama lijkt samen te hangen met een te beperkt begrip van tekst. Taal heeft niet enkel een communicatieve functie, maar in het postdrama vooral ook een ‘poëtische’ functie (Kristeva): taal als materie, ritme en choreografie. Het is een theater dat de ‘materialiteit’ van de theatermiddelen in de verf zet - of het nu gaat om de acteur, de tekst dan wel de ruimte – en daardoor de ervaring bij de toeschouwer van het hier-en-nu van het medium intensifieert. Waar beschouwingen over het postdramatische doorgaans vertrekken van een praktijk die het zinnelijke van het beeld centraal stelt (a.h.v. werk van Fabre, Lauwers, Stuart, Castellucci,...), werd in dit onderzoek het perspectief van de zinnelijkheid van het woord gehanteerd. Via theoretisch en praktijkgericht onderzoek wou dit project de werking van tekst in het theater benoemen en het effect ervan op de toeschouwer nagaan.
Mogelijke verhalen Het theater van Lucas Vandervost van De Tijd
31
wordt bepaald door de paradox te streven naar de minimalisering van verloop in een medium bepaald door tijdsverloop en lineariteit. In zijn woorden heet het een streven naar “het effect van de seconde van het Proust-madeleintje, maar dan twee uur lang”. In ‘Peter Handke en de wolf’ (2004) en ‘Elk wat wils. Iets van Shakespeare’ (2007) onderzochten Lucas Vandervost en ik al op informele wijze het effect van de combinatie van verhalende tekstsoorten (d.w.z. met een verloop) met een enscenering ‘zonder verloop’, d.w.z. zonder de lineair-causale structuur van een plot. Beide montagevoorstellingen waren theater zonder drama: de spanning was niet die van ‘een spannende plot’ of van de evolutie van gebeurtenissen of van de psychologie van personages. Het ging om de spanning van het voor je ogen live zien ontstaan – onder meer via toevalsfactoren – van mogelijke verhalen en hun ingrediënten, zonder dat die effectief werden uitgewerkt en afgerond. De wolf was als het ware op zoek naar een verhaal. Anders gezegd, het uitgangspunt was niet ‘hoe loopt het verhaal af?’, maar ‘(hoe) zou het een verhaal kunnen worden?’ Het onderzoek waar dit artikel verslag van uitbrengt, wou het omgekeerde onderzoeken, nl. het effect van de combinatie van tekst ‘zonder verloop’ met een enscenering ‘met verloop’. In een workshop met studenten Woord van de 2de en 3de bachelor (Koen De Smet, Rebekka de Wit, Kaat Haest, Maarten Ketels en Babette Moonen) werden in verschillende experimentele mise-en-scènes telkens parameters veranderd of toegevoegd. Een observatie van de steeds wijzigende verhouding tussen taal, beeld en tijd maakte het mogelijk uitspraken te doen over de werking van de tekst. Om die wijzigende verhoudingen en hun effect in kaart te brengen, werd Ivo Kuyl (dramaturg KVS, essayist en onderzoeker) aangetrokken als onafhankelijk waarnemer.
32
Het publiek bestond niet enkel uit ‘specialisten’ (twee dramaturgen, een theaterwetenschapper en een theatercriticus), maar vooral uit studenten ‘Theaterkritiek’ van de opleiding Theaterwetenschap van de UA. Van docent Wouter Hillaert kregen ze de opdracht om hun bevindingen te noteren en vanuit die waarnemingsoefeningen een beschouwende tekst te schrijven. De studenten Woord en Theaterkritiek waren elk actief in hun praktijk en werden ook geconfronteerd met de moeilijkheid en het belang om over die praktijk te praten. Elke dag van de workshop werd immers afgesloten met een nabespreking. Een methodologische vraag in een academiseringscontext is: hoe brengt men een onderzoek in beeld? Relevant is niet enkel het in beeld brengen van wat tijdens een workshop op de scène te zien is, maar ook het in beeld brengen van het beeld dat waarnemers hebben van wat op scène te zien is.
Het beeld van het onderzoek Het gebruikte tekstmateriaal bestond voornamelijk uit haiku’s, omdat dit genre geen of amper een tijdsverloop kent. De studenten moesten de haiku’s verknipt instuderen, zodat die niet langer rationeel te begrijpen zouden zijn. In de vier dagen van de workshop deed Lucas Vandervost stelselmatig ingrepen die het gebeuren op scène een toenemend verhalend, eventueel dramatisch karakter zouden geven. Belangrijk om weten is dat de acteurs van hem enkel technische opdrachten kregen m.b.t. het gebruik van de ruimte en de tekst. A.h.v. drie tijdniveaus in het theater (Schechner) bracht Ivo Kuyl de ingrepen van de mise-en-scène in drie categorieën onder. Daarmee zijn meteen de belangrijkste onderzoeksvragen van de workshop vermeld:
1) Elementen op het niveau van de linguïstische tekst: hoe beïnvloeden bepaalde eigenschappen en manipulaties van de tekst de enscenering, de manier van spelen en de receptie door de toeschouwer? Wat is bijv. het verschil in effect tussen een nonsensicale en een niet-nonsensicale (poëtische) tekst; tussen een poëtische tekst versus een tekst behorende tot een ander genre?
De lentezon trapt de koperfazant op zijn staart, eer hij ondergaat. Een haiku bouwt steeds een spanning op tussen het eeuwige (van de seizoenen) en het tijdelijke.
2) Elementen op het niveau van de enscenering: hoe worden het spelen en het recipiëren van de poëtische tekst beïnvloed door afspraken i.v.m. de positie van de spelers (op- en afgangen; links/rechts; verschillende plans, driehoeken, diagonalen, posities binnen/ buiten het speelvlak), afspraken i.v.m. de tekst (volgorde, citeren of van het blad lezen, combinaties met andere tekst) en keuzes qua decor (gebruik van een achterwand, twee houten zuiltjes, een lichtblauw doek, twee opgezette ganzen; iemand die op- en af het speelvlak fietst,...)? 3) Elementen op het niveau van de performance: in welke mate wordt het publiek door het dramatische theater geconditioneerd en hoe beïnvloedt dat het kijken? In welke mate constitueert het zelf zijn waarnemingsobject of gaat het op zoek naar vooraf gegeven betekenissen?
De spanning tussen woord en beeld De belangrijkste conclusie uit dit praktijkluik van het onderzoek is dat bij het ontstaan van de illusie dat zich een verhaal of drama ontwikkelt de tekst minder bepalend blijkt dan de enscenering. Met een boutade kan men zeggen dat om een dramatisch effect te bekomen de inhoud van de tekst er niet toe doet. Hoe komt het dat toeschouwers een verhaal – hoe embryonaal ook – ervaren? Wanneer een blauw doek ter grootte van de speelvloer wordt opengevouwen, daar twee opgezette ganzen op worden geplaatst en een acteur en actrice daar in een bepaalde ruimtelijke verhouding tot elkaar plaatsnemen en om beurten haiku’s uitspreken, wordt die opstelling geïnterpreteerd als de idyllische setting van een tafereel met twee geliefden. Een derde acteur die op de scène komt, wordt als ‘de indringer’ gelezen. Nochtans werden er geen regieaanwijzingen in die richting gegeven en evenmin konden de tot onbegrijpelijkheid verknipte haiku’s daarin erg sturend zijn. De toeschouwer projecteert m.a.w. zijn verbeelding op de scène en verbindt zo de elementen van de theaterruimte (ruimtelijke standpunten, objecten, tekst...) tot een dramatische ruimte bestaande uit een setting, personages en een potentiële plot. Kurt Vanhoutte wees als promotor zeer gericht op relevant theoretisch materiaal i.v.m. de voorstudie die ik maakte. In ‘Conditions of Illusion’ (in Art and Illusion) stelt E.H. Gombrich zich in het domein van het picturale de vraag welke voorwaarden nodig zijn opdat iemand een beeld begrijpt, d.w.z. er betekenis aan toekent. Gombrich’ stelling luidt dat om een beeld te kunnen interpreteren het beeld ons altijd en als vanzelf een kader aanreikt dat onze verbeelding en kennis activeert en stuurt. In omgekeerde richting, projecteren we als toeschouwer vanuit de eigen belevingshorizon een aantal hypotheses op de theatervoorstelling,
33
die voldoende hints geeft, maar tegelijk voldoende vaag laat. De verschillende mogelijkheden van wat we op scène zien worden onbewust getest en de meest ‘kloppende’ wordt weerhouden, in Gombrich’ termen de ‘consistency-test’. Zo is het niet verwonderlijk dat men, geconditioneerd door het dramatische theater, zijn verwachtingen rond dat soort theater (personages en hun evolutie, relaties, drama, een ontknoping, een setting) projecteert op een theatraal gebeuren, zelfs wanneer dat signalen geeft dat het geen drama is. Hoe meer men iets gekends denkt te zien (bijv. een liefdesscène), hoe minder men werkelijk kijkt en hoe meer men zijn verwachtingen projecteert. De ervaring van de toeschouwer is nooit onbevangen, maar zit altijd al geïmpliceerd in de structuur van het beeld. Vanuit de theorie van Gombrich kan een dubbele vraag geformuleerd worden: aan welke voorwaarden moet het kader voldoen om bij de toeschouwer de hypothese ‘drama’ uit te lokken? Voor ons is de vraag: ‘welke hints zou het kader kunnen bevatten om te verhinderen dat de hypothese ‘drama’ wordt geactiveerd of domineert?’ relevanter. Wat moet het kader aangeven opdat de toeschouwer andere mogelijkheden ziet, bijv. tekst als een muzikale partituur, waarin ritme en klank primeren, i.p.v. als een communicatiemiddel in functie van een rationeel te begrijpen verhaal?
Academisering in de praktijk Om meerdere redenen is de samenwerking tussen de opleidingen Woord en Theaterwetenschap een goede beslissing geweest: methodologisch konden de waarnemingen van geoefende en minder geoefende kijkers (ervaren dramaturgen en theaterwetenschappers vs. studenten) aan elkaar getoetst worden. Pedagogisch leidde het tot een beter besef van het perspec-
34
tief op theater al naargelang men aan deze of gene zijde van de scène staat. Voor de studenten Woord was het leerrijk om te horen wat het (emotionele) effect was van wat zij op de vloer in de eerste plaats als technisch ervoeren. De studenten Theaterkritiek werden zich door de dialoog met de makers bewust van de mate waarin hun esthetische ervaring - met Gombrich gesproken - altijd een ontmoeting is halverwege het kunstwerk en hun eigen geprojecteerde verbeelding. De samenwerking bracht zo een discours op gang dat inzichten opleverde over het eigen vak en dat van de ander - ‘academisering’ in de praktijk. Gesteund door een audiovisuele opname schreef Ivo Kuyl een meticuleus protocol van de workshop, gekoppeld aan een aantal pertinente conclusies over de manier waarop we theater beleven. Er volgde op de UA een nagesprek met de studenten Theaterkritiek en Lucas Vandervost koppelde ook in zijn lessen bij Woord terug naar de ervaringen opgedaan tijdens de workshop, een formule die hij voor herhaling vatbaar vond. Ook dit academiejaar waren Ivo Kuyl, Lucas Vandervost en ik te gast bij Theaterwetenschap in een lessenreeks over het statuut van de tekst. Steeds werden de studenten van het Conservatorium uitgenodigd. Enkele studenten Theaterwetenschap en Woord die de workshop bijwoonden, werden of worden betrokken bij de werking van theatergezelschap De Tijd. In de loop van 2011 verschijnt bij University Press Antwerpen een publicatie rond het statuut van de tekst in het postdramatische theater in Vlaanderen. Aan de hand van een concrete praktijk wordt telkens ingegaan op het gebruik van tekst in het theater in Vlaanderen. Onder de auteurs dramaturgen als Erwin Jans (Toneelhuis) en Ivo Kuyl en theaterwetenschappers uit verscheidene universiteiten en podiumkun-
stenopleidingen (o.m. Ronald Geerts, VUB; Ciska Hoet, UA; Bart Philipsen, KUL; Christel Stalpaert, UG; Luk Van den Dries, UA; Karel Van Haesebrouck, RITS,Univ. Maastricht, Nele Wijnants, UA). Ingeleid door Kurt Vanhoutte en mezelf en met een vertaalde tekst van Hans-Thies Lehmann (Univ. Frankfurt) wordt deze uitgebreide essaybundel tegelijk ook als handboek opgevat voor toekomstige studenten Theaterwetenschap, meer bepaald voor ‘Grondslagen’, een collegereeks voor tweedejaarsen van de opleiding Theater, Film en Literatuurwetenschap.
Contact:
[email protected] [email protected] www.ua.ac.be/kurtvanhoutte
35
sANCTORUM Kreeft op zijn Japans Lekker eten en mooie muziek gaan perfect samen door Johan Sanctorum
Johan Sanctorum is cultuurfilosoof. Hij diept voor Forum telkens een thema uit rond kunst, cultuur en samenleving. www.visionair-belgie.be
36
Ze haalden een kreeft uit de bak en sneden haar levend in twee. Nu weet ik niet hoe zo’n beest in elkaar zit, maar de twee helften begonnen verwoed te spartelen, niet om zich te herenigen,- dat zat er niet meer in -, maar om van die schotel af te geraken, elk naar een kant. Die kans kregen ze niet: de kok nam het stel aan en gooide ze op de gloeiend hete bakplaat in het midden van het restaurant. De gasten keken geamuseerd toe hoe de twee halve kreeften kronkelend over de plaat geoliede plaat gleden en met peper en zout werden bewerkt. Tussen het sissen kon je een soort gepiep horen, waarbij de poten en scharen trager en trager bewogen als in een ballet. Ik dacht: nu is het voorbij, maar toen de kok er onder bewonderende waw-zuchtjes van de omzittenden een kannetje brandende cognac overheen goot begon het stuiptrekken opnieuw. Na een minuut of vijf werd ons het geroosterde schaaldier opgediend met saus en groentjes, smakelijk. Naast ons werd er in de kreeftenbak vredig rondgescharreld, in afwachting van de volgende sessie. Restaurant Tokyo in Overijse. “Lasciate ogne speranza voi ch’intrate” had er boven de ingang moeten staan. Thuis alles uitgekotst en wat muziek opgezet. Hoe kan men muizenissen beter verdrijven dan met zoetgevooisde klanken die de betere mens in ons oproepen. Zoals:
1) W.A. Mozart: Strijkkwartet KV 458, “De jacht” Wat zit er nog in ons, vleeseters, van de archaische jager? Wellicht meer dan we denken. Een vervelende vaststelling is vooral, dat het jagen ons slim heeft gemaakt en het ombrengen van het opgejaagde wild een kick geeft. De dood van de prooi, en liefst een gewelddadige, pijnlijke, vernederende dood, is altijd de lustvolle bekroning van het jachttafereel. Het is de drijfveer achter de prehistorische rotstekeningen van Altamira en Lascaux,- de Spaanse stierengevechten herinneren nog aan die bloeddorstigheid. Ik denk trouwens dat toen al, 10.000 jaar geleden, honger niet meer dé impuls tot de jacht was. Ik zie in die rotstekeningen iets anders: een goed onderbouwd actieplan vanwege de jager-met-tekentalent, een killer met voorbedachten rade, als absoluut prototype van de homo sapiens. Eerst denken, dan uitbeelden, dan doen. Kunst… als proloog tot de slachting?
Cultuur is de feestelijke celebratie van het menselijk intellect, maar dat intellect blijkt archaïsch verbonden met jagerslist en moordzucht. De tekeningen, die ondertussen tot het UNESCOwerelderfgoed behoren, wijzen zonder meer op een beslissende stap in de menselijke evolutie van roofdier naar jager, en zo verder naar seriemoordenaar, zelfs beul. De fysische antropologie heeft exact gelokaliseerd waar de homo sapiens zijn plannetjes leerde uitbroeden: in de neocortex, het jongste deel van onze hersenen, verantwoordelijk voor geheugen, concentratie, bewustzijn, ik-besef, rationaliteit, strategisch denken.
Dat ons verstand scherper wordt, naarmate we sneller en efficiënter doden, stelt ons in staat om de geweldakte te sublimeren tot een cultureel topmoment. Cultuur is de feestelijke celebratie van het menselijk intellect, maar dat intellect blijkt archaïsch verbonden met jagerslist en moordzucht. Meteen krijgt dat jachtkwartet van Mozart, dat mij de Japanse kreeft moest doen vergeten, zelf een makabere naklank. Hoort men hier, in de inleidende triomfantelijke drietonen, niet de lustmoordenaar die sinds zowat 10000 jaar onze geschiedenis bepaalt? En, straffer nog, is het zoetgevooisde Adagio, zogezegd als contrast tegenover het hitsige getoeter, niet het lied van de verleider, de slimme jager die zijn prooi weet te verschalken? Dit contrapunt van geweld en vernunft behoort tot hetzelfde register als de aria “La ci darem la mano” uit Don Giovanni: sluwe, ingehouden begeerte,- genotzucht getemperd door geduldig, strategisch bekokstoven,- het lustprincipe dat zich geassocieerd heeft met het rekenend denken. Seriemoordenaars en pedofielen,- ze zijn het prototype van de homo sapiens, niet zijn ontaarde vorm. Pedofielen gaan buitengewoon listig te werk: hun zoektocht naar genot verloopt langs indrukwekkende algoritmes en kronkelpaden,- allemaal heel uitgekiende strategieën die Roodkapje bij de wolf moeten brengen. Niet te vergeten ook de opslagtechnieken en de architectuur rond de gevangen prooi: complete huizen, kelders, kastelen, ingericht als bewaardepot voor het vlees. Soms makaber, soms gezellig en comfortabel, zoals de meisjeskamer van Marc Dutroux in Marcinelle. De goede smaak van pedofielen staat dan ook buiten kijf: verkiezen we niet allemaal een mals hennetje boven een taaie soepkip? Ook Peter Goossens van het Hof van Cleve heeft het voor zeer jong vlees. “Mel-
37
klam uit de Pyreneeën”, en Roulade “van een kalf dat nooit buitengelopen heeft” behoren tot zijn favoriete gerechten. Piet Huysentruyt serveert dan weer met graagte “Piepkuiken op grootmoeders wijze”. Pasgeboren baby’s, voorwaar, gesmoord in hun eigen bloed. TV-kok en chemieprofessor Herwig Van Hove zag ik ooit eens met een sardonische grijns levende paling villen en in hete olie gooien. Pure lustcriminelen zijn het, die een koksmuts over zich hebben getrokken om aan het gerecht te ontsnappen. Men kan die travestie probleemloos veralgemenen: het verschil tussen levenslang krijgen en bewonderd worden als cultuuricoon: het is een kwestie van zich te kunnen vermommen en de “plot” te sublimeren. Het is zeer waarschijnlijk dat W.A. Mozart het brein van een crimineel en sexuele pervert bezat, dat hij, gelukkig voor hem, wist te transformeren tot een talent om verleidingsmuziek te schrijven. Zo wordt het moordplan, het recept, de vernunftig uitgesponnen strategie, een kunstwerk op zich, los van de uitvoering. Doorgaans hebben wij, het publiek, de consument, dan nichts gewusst, en cultiveren de goede smaak met een fijn diner en bijpassende muziek.
2. “O Lamm Gottes, unschuldig, am Stamm des Kreuzes geschlachtet…” (J.S. Bach: Matthäus-passion). Overal is de man prominent aanwezig in dit sadistisch-intellectueel Vergnügen. Maar wat doen de vrouwen ondertussen? Zij gaan niet op jacht, doden niet voor de fun (wel passiemoord, maar vrijwel nooit lustmoord), lokken geen kindjes in hun kelder, gloriëren haast nooit als TV-kok, schrijven geen strijkkwartetten, en hebben kleinere hersenen. Zijn ze
38
dommer? Neen, het begrip “intelligentie” zelf is een mannelijk concept, zoals ook Cultuur (met grote C) een mannelijke logica van de dood celebreert. Wat doen vrouwen dan wel? Net het omgekeerde: leven creëren en in stand houden, zo simpel is het. Daarmee komen ze echter in tegenspraak met de ideologie van het roofdier, inbegrepen heel de morbide esthetica erachter. Vrouwen snappen dus niets van cultuur, ze behoren er niet toe. In een volgende fase wordt de vrouw gelijk gesteld met het dier, het lam, het kalf, waarop dezelfde machtslogica van toepassing is. De uitzichtloze, ongelijke oorlog der sexen is daarmee begonnen.
In december oordeelde de vrederechter dat Alexandra Vercammen de genaamde Flurk uit haar Mechels appartement moest verwijderen. Het ging om een hangbuikzwijn dat ze als jong beestje geadopteerd had, en dat nu zogezegd “overlast” veroorzaakte. Klachten van de buren, dezelfde mensen wellicht die processen inspannen tegen spelende kinderen. Uiteindelijk kon Alexandra niets anders dan Flurk een spuitje laten geven, waarna ze in een toestand van zware depressie verzeild geraakte.
Het verhaal roept uitgebreide associaties op met de middeleeuwse heksenjacht, allerlei uitdrijvingsrituelen, zondebokmechanismen, opgekropte agressie die zich ontlaadt tegen marginalen. Dat het ging om een alleenstaande moeder aan het OCMW, is niet toevallig. Dat de lelijkheid van dat dier voor de goegemeente de duivel en het kwaad opriep, al evenmin. Maar in essentie zie ik dit vooral als een neurotische reflex van flatbewoners die zo afgestompt, gesocialiseerd, gemassificeerd, en van de natuur vervreemd zijn, dat ze die natuur in al haar vormen ook haten, maar ook de medemens en zichzelf.
Het wordt moeilijk luisteren naar Bach. De passiemuziek is obsceen, ze geeft het zinloze lijden een plaats, een redelijkheid, zoals ook dierproeven worden uitgelegd als noodzakelijk voor de medische vooruitgang. Door een individu of een groep uit te kiezen als mikpunt, verplaatst de interne agressie van de massa zich naar buiten, zoals Freud beschreef in “Totem und Tabu” (1913). De uitdrijving is dus sociaal terapeutisch, zodanig zelfs dat het een Musikalisches Opfer wordt, een constructief cultuurelement dat de maatschappij stabiliseert. Hoort u de bok alreeds stinken? Heel het christelijke lijdensverhaal is in al zijn bedrieglijke vroomheid een rechtvaardiging van het sociaal geweld. Iemand moet de pineut zijn, we nagelen hem aan het kruis
en zijn hem vervolgens eeuwig dankbaar. We kunnen niet overleven in deze maatschappij zonder uit te sluiten (In deurwaarderstaal spreekt men nog steeds van een “uitdrijving” als iemand op straat wordt gezet), waarna het in de krant komt. De media hebben de religie vervangen. Het koor is de publieke opinie, de evangelist een journalist, de “passie” een journaal. Het wordt moeilijk luisteren naar Bach. De passiemuziek is obsceen, ze geeft het zinloze lijden een plaats, een redelijkheid, zoals ook dierproeven worden uitgelegd als noodzakelijk voor de medische vooruitgang, ja zelfs een zegen voor de mensheid. Terwijl het dierlabo, zoals de keuken, gewoon een van die plekken is waar het geculturaliseerd sadisme wordt beoefend. Het roofdier zingt de passie, de schapen blaten mee, zoveel is zeker, terwijl ze een soortgenoot naar de slachtbank leiden. Jezus is Flurk, Maria is Alexandra, zo luidt mijn passie. Het “lam Gods” is menselijk, vrouwelijk, dierlijk,- maar door zijn vergoddelijking valt elke mogelijkheid weg om het offer te contesteren en een cultuur van het legitieme geweld te ontmaskeren.
3. Kindertotenlieder “Ik snap niet, hoe iemand de dood van zijn kinderen kan bezingen, wanneer hij hen nog een half uur daarvoor geknuffeld en gekust heeft”, zo schreef Alma Mahler-Schindler, vrouw van Gustav Mahler, anno 1904 geërgerd in haar dagboek. De componist werkte toen inderdaad aan zijn Kindertotenlieder, een tamelijk morbide fantasie rond het ergste wat iemand kan overkomen, gedrenkt in een dubbelzinnige sfeer van verdriet, aanvaarding en tenslotte zelfs religieuze euforie.
39
Niemand zal het accepteren als ik deze liedcyclus een koelbloedig gepland geval van kindermoord noem. Toch was Alma’s intuïtie juist: Mahler fantaseerde zijn eigen kinderen de dood in om mooie muziek te schrijven, waarna het ongelooflijke gebeurde: drie jaar later stierf hun dochtertje Maria Anna. Toeval? Noodlot? Of was er echt een levensbedreigende kracht die uitging van dit soort hyperromantische necrofilie, waar Alma van walgde, en die hun samenzijn vergiftigde?
Gustav en Alma Mahler met kinderen (let vooral op Gustavs blik)
Oorlog was het zeker tussen Alma en Gustav. In deze groteske tegenstelling van moederlijk levensinstinct versus vaderlijk kannibalisme gedroeg Gustav Mahler zich als een tirannieke patriarch. Alma, zelf een begaafd kunstschilderes en componiste, moest schriftelijk beloven, al haar artistieke ambities te begraven en uitsluitend het genie van haar echtgenoot toegewijd te zijn. Voor meer details rond dit artistieke Kronos-complex, en het statuut van de vrouw-van-dekunstenaar als muze/verpleegster/voetveeg/hoer, zie
40
„Zut, on a encore oublié Madame Freud... „ van Françoise Xenakis, een ervaringsdeskundige want ook getrouwd met een bekend componist. Modern kannibalisme, zei u? Voor mij vormen de „Kindertotenlieder“ het sluitstuk van een antropologische evolutie, waarin de homo sapiens eerst doodt om zijn vernunft te ontwikkelen, vervolgens een maatschappelijk systeem grondvest waarin dat vernunft religieus en ideologisch wordt geregisseerd ten nadele van de natuur en het leven, om te eindigen in een apocalyps waar vaders hun kinderen opeten. Denk vooral niet dat we dat metaforisch bedoelen. De vereenzaming van het mannelijk roofdier, opgesloten in zijn eigen waandenkbeelden, leidt tot échte slachtpartijen. De moderne 20ste eeuw, door Mahler en nog een hele rist genieën (waaronder Freud) met verve ingeluid, zou de bloedigste van alle blijken, tot dan toe wel te verstaan. Tien jaar na de première van de Kindertotenlieder, in 1914, is het al prijs. In deze Totalkrieg laten vaders hun zonen afslachten, jagen generaals het kanonnenvlees doorheen een regen van mitrailleurvuur, als in een hedendaags videogame. Op 31 juli 1917 besluit de Britse veldmaarschalk sir Douglas Haig dat het tijd is voor een standbeeld op Trafalgar Square. In de slag bij Passchendale, nabij Ieper, sterven uiteindelijk zo’n 100.000 man, haast allemaal jongetjes van een jaar of 18, voor een paar meter terreinwinst. Een maand later besluit een ander strategisch genie, generaal Herbert Plumer, het exploot nog eens over te doen. Balans: nog eens 100.000 lijken, resultaat idem dito. De herhaling is de vader van de kunst, inderdaad. Het zou ongepast zijn om hier ten teken van rouw de Kindertotenlieder te spelen: ik verklaar Gustav Mahler minstens medeplichtig, en alleszins moreel
schuldig aan dit jeu de massacre. De idee om zijn kind muzikaal te laten sterven, teneinde zelf onsterfelijk te worden, is in wezen niet verschillend van Passchendale,- integendeel, ze vormt er haast een protocol toe. Het veralgemeend kannibalisme maakt de genocide haast banaal. Maar nog erger dan deze banalisering is de poging om ze opnieuw te verabsoluteren vanuit een semi-sacrale slachtofferstatus, zoals de joden het met de holocaust doen. Elke duiding, elke poging om dit een zin te geven is pervers, elke esthetiek is obsceen, elke muziek klinkt hol. Hier past alleen stilte, en zelfs die is verschrikkelijk, een echo van het slachttumult, the silence of the lambs.
wel integendeel: elk van deze genieën opent een stinkende beerput die met even geniale middelen is geparfumeerd. Dus wordt luisteren ook steeds ontluisteren, en krijgt cultuur, kunst, muziek, voor ons, barbaren, steeds meer het aspect van tumult dat een ander lawaai moet wegdrukken: het geluid van de overkill zelf.
Aan een indrukwekkend tempo stuikt de biosfeer ineen en verdwijnen de diersoorten, elke dag een kleine honderd naar het schijnt. De lont loopt af in de richting van een radeloze monocultuur waarin wij elkaar consumeren tot er nog één ontaard exemplaar overblijft, dat zichzelf van kant maakt uit walg en verveling. Al de rest is franDus wordt luisteren ook steeds je, voorwendsel, verbloeWat is nu de conclusie? Dat het roofdier veel ming. En daarna kan het ont-luisteren, en krijgt cultuur, dieper in de menselijke op deze gereinigde plakunst, muziek, voor ons, barbaren, neet van vooraf aan benatuur zit dan we denken of wellicht hopen. En dat Maar misschien steeds meer het aspect van tumult ginnen. “cultuur” toutcourt niet met minieme verschillen veel meer is dan gesubli- dat een ander lawaai moet wegdruk- die grote gevolgen kunmeerd sadisme. En,- het nen hebben. Het planken: het geluid van de overkill zelf. tenetend ergste nog, althans voor matriarchaat de weldenkende melovan de bonobo’s zou het manen onder u: dat zelfs de Mattheuspassie het lijden bijvoorbeeld eens kunnen halen van de vleesetende esthetiseert en de dood ritualiseert, voor herhaling chimpansees, de agressief-psychotische apensoort vatbaar maakt. Deze meta-rationaliteit van de bewus- waaruit de actuele homo sapiens zich ontwikkelde. te, denkende, wikkende en wegende seriemoordenaar blijft de geschiedenis bepalen. Ja, laat dit onze hoop zijn: dat de Ewige Wiederkehr des Gleichen toch ergens afwijkt, door toeval, waarZopas verscheen de Nederlandse vertaling van door in een volgende beschaving de Kindertotenlie“Beauty” van Roger Scruton, filosoof van de goede der niét geschreven worden en we Mahler gewoon in smaak en schoonheid als absoluut begrip, verbonden de moestuin vinden. Sorry, geen diner-bij-laarslicht, met de menselijke rede. Nooit zo hard gegeeuwd bij geen muziek. Gustav, kom uit uw piano en ga bloemeen boek. Natuurlijk is de muziek van Bach, Mozart, kolen planten. Te gek? Alleen een gespleten kreeft en Mahler universeel. Maar niet omdat ze de ultieme kan op zo’n idee komen. menselijke waardigheid (en superioriteit) evoceert,
41
KORT Masterclasses De masterclasses worden mogelijk gemaakt dankzij de steun van Stichting Conservatorium Antwerpen. Jane Henschel, zang (operarepertoire)
Vrijdag 21 en zaterdag 22 januari 2011 van 10u30 tot 17u30, Witte Zaal conservatorium Doelgroep: Studenten KCA Toehoorders gratis welkom
Jane Henschel (° Wisconsin, USA) studeerde aan de universiteit van Zuid-Californië en verhuisde nadien naar Duitsland. Zij gaf concerten met de Berliner Philharmoniker, het London Symphony en BBC Symphony Orchestra en vele andere belangrijke orkesten, waarmee ze meerdere opnames maakte. In de opera zong zij Baba the Turk op de festivals van Glyndebourne, Saito Kinen en Salzburg; Brangäne in de opera’s van Los Angeles en Parijs; Klytemnestra in de opera van San Francisco; de Principessa (“Suor Angelica”) met het Concertgebouworkest en Chailly (“Dialogues des Carmélites”) in Amsterdam; Kostelnicka (“Jenufa”) o.l.v. Ozawa in Japan en Kabanicka (“Katya Kabanova”) op het festival van Salzburg. In The Royal Opera, Covent Garden, heeft zij Fricka en
42
Waltraute gezongen o.l.v. Haitink, Ulrica (“Un ballo in maschera”) o.l.v. Gatti, Klytemnestra en Mrs Grose (“The Turn of the Screw”). In de Scala van Milaan heeft zij Herodias, Cassandre (“Les Troyens”) gezongen o.l.v. Colin Davis en Waltraute o.l.v. Muti. Onder haar rollen in de Bayerisches Staatsoper, Munchen zijn het vermelden waard: Herodias, Klytemnestra, Ulrica, Mistress Quickly en Ortrud, in de Deutsche Oper Berlin Klytemnestra, Herodias en Ortrud en in de Wiener Staatsoper Klytemnestra, Fricka en Mistress Quickly. Het is de rol Amme (Die Frau ohne Schatten) die haar op het lijf was geschreven en die ze gezongen heeft in Amsterdam, London, Los Angeles, Munchen, Parijs, Wenen, Berlijn en in de Metropolitan Opera. Jane Henschel zong Erda in de nieuwe “Ring” voor de Royal Opera, Covent Garden (o.l.v. Pappano), Auntie (“Peter Grimes”) in Salzburg o.l.v. Rattle en Mistress Quickly o.l.v. Nagano in de opera van Los Angeles. Jeroen Berwaerts, trompet
vrijdag 4 februari 2011 van 10u tot 13u en van 14u tot 18u, Gele zaal conservatorium Doelgroep: Zowel conservatoriumstudenten, kandidaatconservatoriumstudenten, hogere graden van het DKO en enthousiaste, gevorderde liefhebbers. Toehoorders gratis welkom Inschrijven via www.onlybrass.be
Jeroen Berwaerts (°1975) viel tijdens zijn studies te Brussel en Gent en later aan de “Hochschule für Musik” te Karlsruhe bij Prof. Reinhold Friedrich al snel op door zijn buitengewone muzikaliteit en virtuositeit. Reeds op jonge leeftijd was hij laureaat van heel wat wedstrijden, waaronder het “Concours Maurice André” te Albert (Frankrijk) en won hij het “Concours Européen du Jeune Trompettiste” te Nancy (Frankrijk). In 1997 was hij bij laureaat van zowel de internationale wedstrijd “Praagse Lente” als van het prestigieuze “Concours International Maurice André de la
ville de Paris”, waar hij tevens de “Prix Feeling” kreeg voor de beste muzikale interpretatie. Jeroens ontvankelijkheid voor de muziek uit zich in zijn repertoire, waarin elk muzikaal tijdperk aan bod komt. Zijn uitstekend technisch en muzikaal talent maakt hem tot een graag geziene gast op internationale festivals. Het was naar aanleiding van het Schleswig-Holstein Musik Festival dat hij in juli 2005 te Hamburg de creatie bracht van “Voyage VII voor trompet en ensemble” van de hedendaagse Japanse componist Toshio Hosokawa. Hij concerteerde als solist op de grote Europese podia. Na studies jazzzang te Gent treedt hij bovendien als zanger en als trompettist op met diverse ensembles. Sedert april 2006 maakt hij tevens deel uit van ’s werelds meest befaamde koperensemble: “ Canadian Brass “ Zijn solo cd “ In the Limelight “ is een staalkaart van het romantisch repertoire voor trompet. Met de befaamde dirigent Gunter Wand soleerde hij in de “ Posthoornserenade” van Mozart, waarvan door RCA een live cd werd uitgebracht. Jeroen Berwaerts geeft masterclasses in Europa, Azië en Noord- en Zuid-Amerika. Hij is sinds 1999 solotrompettist bij het “NDR Symphonieorchester“ te Hamburg en is professor aan de “Hochschule für Musik und Theater” te Hannover. Peter-Lukas Graf, masterclass fluit
Maandag 14 februari 2011 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u, Lokaal 58 Doelgroep: Studenten KCA Toehoorders gratis welkom
Peter-Lukas Graf – vandaag de doyen van internationaal gerenommeerde fluitisten – studeerde bij André Jaunet in Zürich en in Parijs bij Marcel Moyse en Roger Cortet. Aan het Conservatoire National behaalde hij een Eerste Prijs voor fluit en ook een diploma in de directieklas van Eugène Bigot.
Hij begon zijn carrière als eerste fluitist bij het Winterthur Symphony Orchestra en het Lucerne Festival Orchestra. Als 21-jarige kreeg hij voor zijn uitvoering van het Concerto voor Fluit van Jacques Ibert een overweldigende internationale erkenning, bevestigd door een eerste prijs in de muziekwedstrijd van de ARD in München. Meer dan tien jaar lang was hij vooral actief als opera- en symfoniedirigent, waarna hij ging doceren aan de Baseler Musikakademie. Peter-Lukas Graf verblijft momenteel in Basel. Hij combineert een internationale carrière als solist en gastdirigent van symfonische en kamerorkesten. Hij geeft masterclasses overal ter wereld en wordt gevraagd als jurylid bij de meest vooraanstaande muziekwedstrijden. Hij publiceerde bij Schott o.a. Check-up, Interpretation, The Singing Flute. Zijn talrijke opnamen kwamen vooral uit bij Claves Records. Hij ontving in Polen de titel van doctor honoris causa van de Akademia Muzykzcna Krakow. Van de Italiaanse Falaut-vereniging kreeg hij de premio di carriera flauto d’oro en de USA National Flute Association vereerde hem met een Lifetime Achievement Award. ism. Philippe Geiss, masterclass saxofoon
Donderdag 17 en vrijdag 18 februari 2011 van 9u tot 13u en van 14u tot 18u, Lokaal 57 op 17.02 en Gele Zaal, conservatorium op18.02 Doelgroep: studenten saxofoon KCA klassiek en jazz Toehoorders gratis welkom.
Saxofonist Philippe Geiss heeft tijdens de laatste twee decennia een reputatie opgebouwd als uitmuntend crossover virtuoos. Hij musiceerde in een verscheidenheid aan stijlen als solist en met ensembles in Europa, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten. Zijn discografie omvat meer dan 20 cd’s, waarop hij
43
zowel als solist speelt als in groep. In 1995 vormde hij met Jerry Bergonzi het ‘Two to saxes’-duo. Samen treden zij op in gans Europa en in de V.S. Hij richtte de ‘SAX & Co’ op, een organisatie die jaarlijks vele grote saxofoonconcerten en een bekend saxofoonfestival organiseert in Straatsburg. Philippe Geiss doceert saxofoon aan het conservatorium van Straatsburg.
Only Brass Vrijdag 4 februari: 20u, Concert MA’GO Witte Zaal conservatorium Toegang gratis, geen reservatie Zaterdag 5 februari: 9u30 en 15u, contest Trompet, respectievelijk 1e en 2e ronde 10u, masterclasses docenten conservatorium 14u, repetitie Play-In 20u, recital studenten koper Witte Zaal conservatorium Toegang gratis, geen reservatie Zondag 6 februari: 9u30, contest Trompet, 3e ronde 10u, masterclasses docenten conservatorium 11u30 en 18u, repetitie Play-In 14u, recital docenten koper Witte Zaal conservatorium Toegang gratis, geen reservatie 20u, festivalconcert Blauwe Zaal deSingel Toegang €15 (VVK en studenten) / €12 (65+) / gratis (-12) Reservatie: www.onlybrass.be
Op 4,5 en 6 februari zal het in het conservatorium geenszins ‘wind’stil zijn! Het Koninklijk Conservatorium Antwerpen organiseert namelijk in samenwerking met KKF Eendracht Burcht een weekend vol ‘kopergeluid’. Het geheel kreeg de titel ‘ONLY BRASS’. Jeroen Berwaerts, internationaal gerenommeerd trompetsolist, is de centrale figuur van dit Festival en geeft op 4/2/2011 een volledige dag masterclasses. Op zaterdag en zondag vindt er een internationale trom-
44
petwedstrijd plaats met een gerenommeerde jury en een interessante prijzenpot. Het openingsconcert op vrijdagavond wordt verzorgd door A.M. Brassband van de MA’GO! Antwerpen en het Koperensemble van de Gemeentelijke Muziekacademie ‘Zoltan Kodaly’ van Wijnegem, beiden o.l.v. Arthur Van der Hoeft. Op zaterdag krijgen onze eigen studenten een podium en richten zijn een studentenconcert in waar zowel kamermuziek als solo’s een plaats hebben. Het slotconcert (Festival Concert) op zondagavond wordt voornamelijk verzorgd door de Brassband Burgjipa o.l.v. Jan Rypens (alumnus van ons conservatorium). Maar ook onze studenten, participanten van het hele weekend en onze docenten zullen hieraan deelnemen, dit in de vorm van een groot koperensemble o.l.v. Ivo Hadermann. Op dit concert zal Jeroen Berwaerts als solist optreden en tevens de proclamatie van de internationale trompetwedstrijd voor zijn rekening nemen. Tijdens dit weekend (zaterdag en zondag) geven de docenten van ons conservatorium, Rik Vercruysse, Hendrik Jan Renes, Jan Smets, Frans Violet en Alain De Rudder, masterclasses en solorecitals. Alle muzikanten die deelnemen aan de masterclasses spelen ook mee met de Play-Ins onder leiding van Ivo Hadermann. De doelgroep voor actieve deelnemers van de masterclasses en koperensemble is zeer breed. Uiteraard zijn toehoorders gratis welkom op het openingsconcert, de masterclasses, de recitals, het studentenconcert en de internationale trompetwedstrijd.
Research Symposium 2011 Maandag 21 en dinsdag 22 febuari 2011
Elk jaar worden de studenten in het laatste masterjaar Muziek, in kader van het opleidingsonderdeel
Onderzoeksproject, verwacht op het Research Symposium. Het tweedaags symposium is onderverdeeld in drie sessies, overeenkomstig de onderzoeksdomeinen van het Koninklijk Conservatorium: creatie, kritische uitvoeringspraktijk en muziekagogiek. Studenten verzorgen er korte presentaties over hun onderzoeksproject, waarna een gesprek met hun sessiegenoten en de aanwezige promotoren volgt. Mutations
& Interventions
HERMESensemble en Vijay Iyer Woensdag 16 februari 2011 om 20 uur Info en reservatie: www.desingel.be of 03.248.28.28
Het HERMESensemble slaat voor de tweede keer dit seizoen de handen in elkaar met een vermaarde jazzpianist. Na Bobo Stenson in november is het nu de beurt aan de Indische revelatie Vijay Iyer. Iyer is een zuiver autodidact. Hij behoort tot het nec plus ultra in het wereldje van jazzpianisten. Vermetel, origineel en met milde ironie weet hij, via het minste geluid dat tussen twee noten kan zitten, zijn luisteraars te verblinden. Hij creëert magische, hypnotische zones waarin Karnatische muziek met jazz versmelt, Beethoven en Ligeti tegen Prince en The Police aanlopen. Zo ontstaat een provocerende, hybride soundscape. Ritmisch complex, mysterieus georkestreerd en innovatief qua textuur. ‘Interventions’ schreef Iyer in opdracht van Russell Davies’ American Composers Orchestra. Het werk alterneert tussen genoteerde secties en groepsimprovisaties. De uitvoerders beslissen in realtime over acties die zich contrapuntisch tot elkaar verhouden. ‘Mutations’ is een suite in tien bewegingen voor strijkkwartet, piano en laptop. Als solist levert Iyer commentaar vanaf de zijlijn, conform Ellington: de pianist als stand-in voor
het publiek op het podium. Truman Capote parafraserend, dringt Iyers muziek op slinkse wijze “into a little corner of your soul”. Iyer werkt voor de Belgische creatie van ‘Mutations’ en ‘Interventions’ samen met HERMESensemble o.l.v. Steven Verhaert. In het ensemblewerk ‘Interventions’ wordt het studentenensemble van het Koninklijk Conservatorium E-XXI betrokken.
Nascholingsinitiatieven leraars kunstonderwijs ‘drama intitiatie’ op 21 januari 2011 ‘muziekinitiatie’ op 8 februari 2011 Voor meer info: www.ua.ac.be/cno, onder ‘cursussen’
Het team van de lerarenopleidingen dans, drama en muziek wil graag zijn afgestudeerde leraren, maar eigenlijk alle leraren, informeren over de vernieuwingen in de actuele programma’s van de lerarenopleidingen zodat (nieuwe) methoden, rechtstreeks doorstromen naar het kunstonderwijs. Vanuit die idee werd het initiatief genomen om een nascholingsaanbod uit te werken vanuit het Koninklijk Conservatorium in samenwerking met het Centrum voor Nascholing Onderwijs van de Universiteit Antwerpen. Er wordt gestart met twee nascholingen: “drama initiatie” en “muziekinitiatie: van geïnspireerd idee tot uitgebalanceerde les”. Voor feedback hierover of inspirerende ideeën kan iedereen een van de leden aanspreken of mailen.
45
AGENDA
46
13.01.2011, 16u Witte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Toonmoment hedendaagse muziek “The unknown Frederic Rzewski” Programma: Rzewski-composities zelden of nooit uitgevoerd in België Tobias Ertmann, Louis Evrard, Ellen Schepers, Ellen Sjo, Kathleen Hadermann, Hans Vercauteren en Nathan Vandenbulcke
17.01.2011, 20u Blauwe Zaal, deSingel Tickets: €20 / €15 Reservatie: 03/248.28.28 of
[email protected] CCA i.s.m. Consulaat-Generaal der Nederlanden
Verloren Maandag Concert Programma: Rachmaninov pianoconcerto nr. 2, Sjostakovitsj symfonie nr. 11 De Nederlandse Orkest-en Ensemble-Academie (Nationaal Jeugdorkest Nederland) o.l.v. Martin Sieghart Solist: Nino Gvetodze, piano
18.01.2011, 20u Blauwe Zaal, deSingel Toegang enkel op uitnodiging van Artesis Hogeschool Antwerpen
Nieuwjaarsconcert Artesis Hogeschool Antwerpen Programma: F.Mendelssohn-Bartholdy’s scènemuziek bij Shakespeares’ Midzomernachtsdroom Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen o.l.v. Frank Agsteribbe imet studenten Dans en Drama en oud-studenten Dora van der Groen
19.01.2011, 13u Witte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Middagconcert celloklas France Springuel
23.01.2011, 11u Witte Zaal, conservatorium Tickets: €10 / €7 (incl.aperitief) Reservatie: 03/248.28.28 of aan de ingang van de zaal
Meesters: Levente & Nikolaas Kende, piano Programma: Brahms, Kodaly, Bartok
28 en 29.01.2011, 20u Gele Zaal, conservatorium Toegang gratis Reservatie:
[email protected]
Werk ontleend Door studenten Bachelor 2 en 3 dans
04, 05 en 06.02.2011 Info: www.onlybrass.be
Only Brass Lees pagina 44
06.02.2011, 11u Herkenrode Tiendschuur Tickets: €10 / €7 (met uitpas) / €5 (studenten) (incl. aperitief) Info: 011/33.43.70 of
[email protected]
Conservatoria verbroederen Aldo Baerten, Philippe Bogaerts, Anke Lauwers en Eirik Hoel Sandvik (fluit), Stefan De Schepper (piano) en studenten conservatorium Hasselt
08.02.2011, 19u Gele Zaal, conservatorium Reservatie: artesis.be/studiumgenerale
Lezing: “Ubuntu, alle cultuur is intercultuur” Door Ludo Abicht, filosoof en publicist In het kader van de lezingenreeks ‘interculturaliteit’ - Leerstoel Kinsbergen - Studium Generale van de Artesis Hogeschool Antwerpen
09.02.2011, 13u Witte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Middagconcert pianoklas Irene Russo
10, 11 en 12.02.2011, 20u Zwarte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Toonmoment Bachelor 3 Acteren ‘Kleine Teun’ van Alex van Warmerdam Joke Emmers, Phedra Vandenberghe, Reindert Vermeire Begeleid door Steven Van Watermeulen
13.02.2011, 11u Witte Zaal, conservatorium Tickets: €10 / €7 (incl.aperitief) Reservatie: 03/248.28.28 of aan de ingang van de zaal
Sporen: Sophie Hallynck en Katarzyna Miernik, harp Programma: Thomas, Debussy, Albéniz, Andres en Tournier
16.02.2011, 13u Witte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Middagconcert celloklas Justus Grimm
16.02.2011, 20u Muziekstudio deSingel Reservatie en info: 03/248.28.28 of
[email protected]
HermesEnsemble, Vijay Iyer Programma: Interventions, Mutations I-X en Piano Solo HermesEnsemble o.l.v. Steven Verhaert, Vijay Iyer (piano) en E-XXI,
17.02.2011, 20u Erfgoedbibliotheek, Nottebohmzaal Conscienceplein 4, Antwerpen Tickets: €5, geen reservatie
Artistieke Ontmoeting Gespreksconcert met Kamiel Cooremans Gitaarkwartet Vrienden Conservatorium Antwerpen i.s.m. Middelheim Pomotors, Bestendig Dotatiefonds voor de Stadsbibliotheek en Museum Plantin en Moretus
studentenensemble van het Koninklijk Conservatorium Lees pagina 45
47
48
22.02.2011, 19u Gele Zaal, conservatorium Reservatie: artesis.be/studiumgenerale
Lezing:”Interculturalité et histoire” Door Ann Morelli, historica, gespecialiseerd in religie en minderheden In het kader van de lezingenreeks ‘interculturaliteit’ - Leerstoel Kinsbergen - Studium Generale van de Artesis Hogeschool Antwerpen
23.02.2011, 13u Witte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Middagconcert marimbaklas Ludwig Albert
23.02.2011, 20u Witte Zaal, conservatorium Toegang: gratis Reservatie:
[email protected]
Pocket Jazz Orchestra o.l.v. Kurt Van Herck Programma: muziek van Duke Ellington gearrangeerd door Pierre Drevet
27.02.2010, 11u Witte Zaal, conservatorium Tickets: €10 /7 (incl.aperitief) Reservatie: 03/248.28.28 of aan de ingang van de zaal
Meesters: Tatiana Samouil (viool), Justus Grimm (cello) en Filipe Pinto Ribeiro (piano) Programma: Brahms, Gershwin
28.02 en 01.03.2011, 20u 02.03.2011, 11u Zwarte Zaal, conservatorium Toegang gratis, geen reservatie
Toonmoment Bachelor 3 Woordkunst Naar ‘Stil de Tijd’ van Joke Hermers Begeleid door Lucas Vandervost