Inhoud ICMS
2
Rebus
24
Oh, zit dat zo!
5
Lieve Bouzo
25
Prot goes Science
6
Onderwijszaken
26
BMT on Stage
8
School of Medical Physics and Engineering
28
Nieuws uit de wetenschap
10
Eindhoven
Activiteitencollage
12
Afstuderen bij...
30
BAAT Medical Engineering
16
Column
32
Symposium
18
Protpuzzel
33
Onderzoeksdag & BMT-feest
19
Bij ons in de PH
33
Vroegâh...
20
Van de extern
34
Oh, moet dat zo!
22
Protlied
35
Protprut
23
Colofon
36
Voorwoord De laatste periode van het jaar is een feit. De laatste loodjes van dit jaar wegen, zoals gebruikelijk, het zwaarst. Het weer wordt goed, dus terrassen, grasvelden en zwembaden lonken. Studeren? Mwoah, dat kan morgen ook nog wel... De overdosis aan activiteiten van de studievereniging helpt daarbij ook niet: het Actieve Ledenduitje, de Actieve Ledenbarbecue, de minireis naar Duitsland, Paintballen, BMT Beach Party. Deze Protatype heeft daarom ook een zomers tintje. We geven je bijvoorbeeld informatie over hoe je het beste kan barbecueën en over hoe je een lekkere tomatensalsa
kan maken voor bij de barbecue. Daarnaast kun je in de BMT on Stage lezen hoe het Nadine bevalt in de Sunshine State, Californië. Ook staat er veel informatie voor (aankomende) masterstudenten in deze editie. Buiten de gebruikelijke rubriek Onderwijszaken, waarin bijvoorbeeld de laatste updates over de langstudeerdersregeling te vinden zijn, hebben we ook een artikel over het ICMS, het SMPE/e en een advertorial van BAAT Medical Engineering. Veel succes met de tentamens en fijne vakantie!
1
ICMS
Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen Tekst: Kees Storm
Intro Vanaf 1 April 2008 huisvest de TU/e het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS). Een interdisciplinair onderzoekscentrum, dat opereert op de grenzen en, belangrijker, de raakvlakken van chemie, fysica, wiskunde, informatica, werktuigbouw en biomedische wetenschappen. Niet toevallig allemaal disciplines die sterk vertegenwoordigd zijn op de Eindhovense campus! De insteek van het ICMS is fundamenteel-wetenschappelijk, maar met een duidelijk technisch/technologisch doel voor ogen: het maken van nieuwe, complexe, functionele objecten. Dat klinkt allemaal prachtig, maar wat betekent dat nu concreet? Wie zijn het, wat doen ze, en hoe kan jouw studie er mooier van worden? Hoog tijd om even voor te stellen… Fase 1: Visie en opbouw Wetenschappers – zowel uit aangrenzende als uit afgelegen vakgebieden – kunnen elkaar scherp houden, inspireren en opstuwen. Samen weet je meer, kun je meer en bereik je meer. Wat jij allang begrepen of gedaan hebt, kan de missende sleutel in andermans onderzoek zijn, en omgekeerd natuurlijk. Dit proces verloopt alleen goed, wanneer er aan een aantal randvoorwaarden voldaan is: alle partners moeten tijd investeren om de taal van de ander te leren begrijpen en spreken, en bereid zijn tijd te steken in de ander, om basiskennis waar nodig in- en aan te vullen. Keer op keer zien we dat multidisciplinair onderzoek pas
2
vruchtbaar wordt wanneer er sprake is van een gedeelde basis. Voor een voortdurende levensvatbaarheid is het verder essentieel dat geïnvesteerd wordt in onderwijs. De volgende generatie moet vanaf het eerste begin vakoverstijgend opgeleid worden, zodat die gedeelde basis vanzelfsprekend zal zijn. Multidisciplinariteit is een buzzword. In de praktijk echter moet je uitkijken voor de valkuil van de verdunning: een club waar iedereen overal een beetje van weet kan per definitie nooit de diepte in, een groep van elkaar aanvullende vakexperts kan dat wel. Dit is de basisfilosofie van het ICMS – uitgaande van excellentie in het eigen vakgebied, door discussie en gedeelde projecten, interdisciplinaire doorbraken faciliteren. De afgelopen twee jaar heeft het ICMS zich, in wat intern met “fase 1” aangeduid is, geconcentreerd op het smeden van een interdisciplinaire gemeenschap binnen de TU/e. Daarin is een model gehanteerd waarin het instituut zij aan zij met de faculteiten opereert, maar zelf geen faculteit is. Geen vaste staf in dienst, geen eigen studenten. Associatie met het ICMS gebeurt in de vorm van lidmaatschap – zo’n twintig vaste stafleden, twintig promovendi en twintig postdocs van verschillende faculteiten (TN, ST, BMT, W en W&I) zijn, feitelijk, het ICMS. Daarbij investeert het ICMS in jonge stafleden, die op tenure track (TT) constructies binnen de faculteiten aangesteld worden. Zij worden voor de helft betaald door het ICMS. Zulke gedeelde aanstellingen lijken en blijken een goede
manier om het ICMS stevig te verankeren in de universiteit, en momenteel zijn al TT UD’s werkzaam binnen de faculteiten BMT, ST, W en TN. In lijn met de filosofie wordt in de eerste plaats naar excellente en inspirerende wetenschappers gezocht, wiens interesses zich bij uitstek lenen voor interfacultaire projecten (zie bijvoorbeeld kader 1). Een nieuwe lichting staat al klaar, en er wordt nog steeds zeer actief geworven. Sommige posities zijn zelfs met opzet thematisch nog open gelaten – het ICMS overlegt met de faculteiten over de wijze waarop ze elkaar optimaal kunnen versterken.
gen (faculteits-) Master aanvullen op de terreinen die voor het ICMS onderzoek relevant en belangrijk zijn. Dit pakket is additioneel aan de faculteitsmaster en verschilt van faculteit tot faculteit, maar ook van student tot student. Met jouw wensen en ambities wordt van het begin af rekening gehouden om je zo goed mogelijk te lanceren naar je onderzoekscarrière. Voor een TN-student denk je dan aan vakken als moleculaire (bio-)chemie en niet-lineaire dynamica, voor een BMT-student juist aan reactie-diffusie en statistische fysica.
Fase 2: Jij bent aan de beurt
Het Graduate Program houdt echter niet op na het behalen van de master. De opleiding is, zoals gezegd, niet voor iedereen en betekent een flinke schep werk bovenop je toch al zo volle agenda. Daar staat tegenover dat het ICMS iedereen die de master met goed gevolg aflegt een promotieplaats naar keuze biedt. De leden van het ICMS zorgen dat er ieder jaar minstens tien posities beschikbaar zijn en – anders dan wat gebruikelijk is – is de keus wat je wilt gaan doen, en met wie je dat gaat doen, geheel aan jou. Sterker nog, mocht je bij aanvang al weten welke kant je ongeveer op wilt dan doen we ons best om jouw ICMS masterprogramma daar zo precies mogelijk op af te stemmen. We zoeken nu mensen om het eerste jaar te gaan draaien. Meedoen? In kader 3 lees je hoe.
De opbouw, hoewel nog in volle gang, is sinds kort niet langer het hoofdthema. Het ledenbestand is min of meer geconvergeerd en de onderzoekslijnen zijn helder. De tenure trackers bouwen hard aan hun groepen en de eerste echte interdisciplinaire projecten zijn gestart. Tijd nu voor fase 2, waarin onderwijs en zichtbaarheid centraal staan. De zichtbaarheid moet in eerste plaats voortkomen uit het werk – onder de gedeelde ICMS-TU/e-vlag is er de afgelopen tijd heel wat afgepubliceerd in topbladen als PRL, Nature, Nature Materials, Nature Chemistry, Nature Nanotechnology, JACS, etc. Zichtbaarheid betekent echter ook deel gaan uitmaken van de campus, en eind 2011 zal het instituut haar nieuwe thuis in het huidige CERES gebouw betrekken – een CERES dat voor z’n nieuwe bewoner een grondige update zal krijgen. Leuk, maar veel belangrijker is de aftrap van de onderwijsactiviteiten van het ICMS. Ook hier ligt de verdunning op de loer en moest gezocht worden naar een vorm die past in de filosofie: die van een universiteit die vakspecialisten opleidt, maar de mogelijkheid biedt tot vakoverstijgende, multidisciplinaire ontwikkeling aan hen die goed genoeg zijn om er wat bij te kunnen hebben. Na veel voorbereiding is het dan nu dan zover: in februari 2011 is het ICMS Graduate Program “Complex Molecular Systems” van start gegaan. Dit programma herbergt zowel een ICMS Master program als het PhD program. Concreet biedt het programma het volgende: een pakket vakken die de ei-
Toekomstmuziek… Daar staan we dan. In een aantal opzichten volwassen, in een aantal nog in de dop. Wat het ICMS bindt, is de gedachte dat we iets moois kunnen neerzetten – een multidisciplinaire gemeenschap binnen de eigen Eindhovense muren die onderzoek van wereldklasse doet. Waarom zou dat lukken? Het gebeurt al! De beste groepen in Eindhoven zijn er al bij betrokken en kunnen de nieuwe initiatieven inspireren en meetrekken. Goed voorbeeld doet goed volgen. De toekomstvisie is een sterk en zichtbaar ICMS dat z’n meerwaarde voor de faculteiten en de universiteit blijvend doet gelden. Een herkenbare vlag, waar we met z’n allen trots op kunnen zijn. Het kan nog een aantal kanten op, maar niet meer alle. Een kant gaan we in ieder geval op – vooruit.
3
Kader 1: ICMS: Onderzoek De vijf hoofdthema’s van het interdisciplinaire onderzoek binnen het ICMS: 1) Bilagen, micellen, surfactanten, membraanfusie: Model en experiment 2) Complexe systemen buiten evenwicht 3) Biomaterialen, door het lichaam niet van natuurlijk te onderscheiden 4) Beweging en moleculaire machines 5) Energie Kader 2: Een voorbeeld: Interdisciplinair project Biomimetic Materials Vorig jaar kende de universiteit via haar High Potential Programme 1 M€ toe aan een echt ICMS-project, getiteld Biomimetic Materials. Een ambitieus programma, dat tot doel heeft materialen te maken waarvan de mechanische eigenschappen niet te onderscheiden zijn van die van levende weefsels. Een samenwerking tussen de groepen Supramolecular Polymer Chemistry van Rint Sijbesma in de faculteit ST, Soft Materials van Hans Wyss bij W, Rheology van Gerrit Peters bij MaTe en Function and Soft Mechanics of Biomaterials van Kees Storm bij TN, waarin – kort door de bocht – de gehele kennisketen van begrijpen tot maken en weer terug binnenshuis aanwezig is. Rint’s groep maakt gelen van supramoleculaire polymeren, en kan de architectuur en de stijfheid van deze polymeren controleren. Hoe dat doorwerkt in de mechanische eigenschappen wordt in kaart gebracht door Hans en Gerrit, die – respectievelijk - het mechanisch gedrag op moleculaire/microschaal en op macroschaal karakteriseren. Kees’ groep analyseert en modelleert de samenhang tussen dit micro- en macrogedrag. Samen werken we toe naar een schaaloverspannend begrip van de “faseruimte” van deze materialen. In het ICMS vonden de vier groepen elkaar, en gaandeweg groeide, in discussies, het besef dat samen meer mogelijk was dan alleen. Spannend is het om uit te vinden wat er mogelijk is. Zouden we echt een levensechte weefselvervanger kunnen maken? Kader 3: Meer weten? Levende kunstnier. Wetenschappers zijn op zoek naar alternatieve behandelmethoden voor patienten met nierfalen. Daartoe worden in de groep van dr. Patricia Dankers (BMT en ICMS) niercellen gekweekt op een bioactief nanomateriaal. De illustratie is een frame uit een animatie van dit proces en die werd getoond op de Wereld Expo 2010 in Sjanghai. Bron: ICMS Animatiestudio, TU/e.
4
Wat denk je, is het ICMS Master Program iets voor jou? Wij zoeken uitmuntende studenten. Dat zit deels in je cijferlijst, maar wordt van geval tot geval bekeken. In ieder geval spring je eruit – je bent een enthousiaste, inspirerende, ondernemende, ambitieuze student die durft te kiezen voor de wetenschap, die over de grenzen van de eigen faculteit wil kijken en dat, misschien, al een paar keer gedaan heeft – keuzevakken, minors, noem maar op. We vertellen je er heel graag meer over, want wij kunnen niet wachten om met de eerste lichting ICMS-studenten aan de slag te gaan. Bel of mail naar: Sagitta Peters (
[email protected]) business manager en Graduate Program coordinator, op +31 40 247 3910. Tom de Greef (
[email protected]) op +31 40 247 4427 of Patricia Dankers (
[email protected]) op +31 40 247 5620 Tom en Patricia zijn beide assistant professor binnen BMT en ICMS.
Oh, zit dat zo!
Gijs Hendriks
Barbecueën Barbecueën, toch echt met een C en geen Q, is een van de oudste manieren van koken. Sinds de mens het vuur heeft ontdekt, is men al snel begonnen met het braden boven een kampvuurtje. Nu het weer zomer is, komt bij de meesten dit oerinstinct weer naar boven. We gaan weer buiten ons voedsel bereiden! Daarom in deze ‘Oh zit dat zo’, tips voor de barbecue. Als je wilt gaan BBQ’en is het handig, vooral met het Nederlandse klimaat, om eerst buienradar te checken. Je zult niet de eerste zijn die naar binnen moet vluchten, omdat een zomers buitje besluit zich te legen boven je tuin. Zorg verder voor wat citroenkaarsen om de muggen en andere insecten weg te houden, tenzij je graag insecten eet. Dan moet je de keuze maken wat voor soort barbecue je gaat gebruiken. Het makkelijkste, maar het saaiste, is een elektrische barbecue. Er is geen vuur aanwezig, alleen een plaat die warm wordt. Zelfs een gasfornuis is dan nog spannender om te zien. Een andere optie is een gasbarbecue. Er is vuur aanwezig, dat het koken alweer een stuk leuker maakt. Wel is het wederom een makkelijke optie, een gasbarbecue is eenvoudig te bedienen en de temperatuur is makkelijk te regelen. Dan blijven er twee opties over: de kolenbarbecue of het ouderwetse kampvuurtje met een rooster erboven. De laatste optie kan, maar in een stedelijk gebied is dat niet zo praktisch.
je regelen door de hoeveelheid briketten en de hoogte van het rooster aan te passen, maar ook door te spelen met het ventilatierooster. Heb je geen zin om lang te wachten tot de barbecue goed heet is? Dan kun je een snelstarter gebruiken. Dit nieuwe fancy apparaat is een soort koker met handvat. Op de bodem van de barbecue leg je een paar aanmaakblokjes, daaroverheen zet je deze koker met een roostertje erin. Je gooit de briketten in de koker, door de luchtgaten onderin blijven de aanmaakblokjes aan. In korte tijd zijn je briketten gloeiend heet en kun je de koker omgooien in de barbecue. Als de barbecue goed heet is, kan het vlees op het rooster worden gelegd. Zorg dat het vlees goed gaar wordt, maar draai het niet te vaak om. Het vlees moet namelijk ook de kans krijgen om bruin te worden. Als je gemarineerd vlees gebruikt, dep dan het vocht er een beetje af. Dit voorkomt dat er veel vet en olie op de houtskool valt. Om te zorgen dat je niet lang hoeft te bakken, is het handig om kleine stukken vlees te gebruiken. Het voordeel is ook, dat je meerder soorten vlees kunt roosteren. Op internet staan ook diverse recepten om met groentes of vis te barbecueën. Weer eens wat anders voor de verandering. Dan rest mij te zeggen: ‘Eet smakelijk!’
Dus gaan we voor de kolenbarbecue. Vaak worden geen kolen, maar briketten gebruikt als brandstof. Het voordeel van briketten is dat ze langer meegaan en minder kleine asdeeltjes veroorzaken dan houtskool. Om de barbecue aan te steken verdeel je eerst de briketten over de bodem. Hoe meer stukken je gebruikt, hoe hoger de temperatuur kan worden. Daarna steek je een paar aanmaakblokjes aan, die je verdeeld tussen de briketten plaatst. In plaats van aanmaakblokjes, kun je ook aan recycling en kostenreductie doen door eierdoosjes te gebruiken. Vaak is het een beetje spelen met de briketten tot dat de barbecue goed aan is. Je kunt pas vlees erop gooien als de briketten goed gloeien en de aanmaakblokjes opgebrand zijn. De temperatuur kun
5
Prot goes Science
Bart van Knippenberg
3D-orgaanprinters De techniek van het printen stamt uit de Mesopotamische beschaving, waarbij met gegraveerde cilinders afbeeldingen in klei werden gedrukt. Op deze primitieve methode volgden onder andere de boekdrukkunst, etsen, lithografie, laserprinten en inktjetprinten. In 1986 werd de eerste 3D-techniek ontwikkeld, die gebruik maakte van stereolithografie. Hierbij wordt een vloeistof laagsgewijs met behulp van UV-licht gepolymeriseerd om zo een driedimensionale vorm te verkrijgen. Dit bleek een gat in de markt en al snel verschenen er vele concurrerende technologieën. Een hiervan was de in 1993 gepatenteerde 3DP-techniek, welke veel weg heeft van normale 2D-inktjet printers. Laag voor laag wordt een structuur van polymeer of keramiek opgebouwd om zo tot een driedimensionale structuur te komen. Meestal worden 3Dprinters gebruikt voor rapid prototyping. Bot printen Maar zulke printers kunnen voor meer doeleinden worden gebruikt dan prototyping. Zo zijn tissue engineers uit Tokyo er in 2007 in geslaagd om een methode te bedenken om 3D kunstmatig bot te printen. Hierbij wordt een kleefmiddel op waterbasis laagsgewijs geprint op alfa-tricalciumfosfaat (alfa-TCP), waardoor dit uithardt. Het resultaat is een op maat gemaakt kunstmatig bot, welke net als natuurlijk bot poreus en licht van gewicht is. In 2007 zijn er al succesvolle experimenten geweest waarbij kunstmatige botten in de beschadigde schedel van patiënten zijn geïmplanteerd. De implantaten worden ontworpen op basis van CT-scans, waardoor ze precies passen. Met deze techniek is het echter niet mogelijk om structuren te produceren die gewicht kunnen dragen zoals een dijbeen. Toch zijn deze implantaten tot tienmaal sterker dan de tot dusver gebruikte kunstbotten op basis van hydroxyapetiet. Ook is deze methode vele Geprint botimplantaat. malen goedkoper en sneller.
6
Kraakbeen printen Maar niet alleen structuren kunnen worden geprint, ook het printen van levende cellen is al mogelijk. Een onderzoeksteam van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht is op dit moment bezig een techniek te ontwikkelen waarmee kraakbeen kan worden geprint. Patiënten die lijden aan artrose hebben vaak een kunstknie nodig omdat het kraakbeen niet teruggroeit. Kraakbeen bestaat uit drie lagen met ieder een ander soort cellen. In een aangepaste printer zitten de verschillende typen cellen in cartridges, welke computergestuurd op de juiste plaats de juiste cellen kunnen printen. De techniek is nog niet ver genoeg ontwikkeld om in de praktijk gebruikt te kunnen worden, maar het is de onderzoekers gelukt een gel te ontwikkelen waarin kraakbeencellen kunnen overleven. Wat nog niet gelukt is, is de cellen zover krijgen dat ze kraakbeenweefsel gaan vormen in hetzelfde tempo als waarin de gel wordt afgebroken. Het uiteindelijke doel van dit project is dat een chirurg in de operatiekamer een stuk kraakbeen op maat kan printen en deze direct kan implanteren in de patiënt. Huid printen Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van een huidprinter. Amerikaanse onderzoekers van het Armed Forces Institute of Regenerative Medicine hebben een normale inktjet printer omgebouwd om huidcellen te printen. De huid is opgebouwd uit lagen waarin verschillende celtypen voorkomen. Om een brandwond zo goed mogelijk te behandelen, moet
Scan van een brandwond.
op de juiste diepte de juiste cellen worden geprint. Een scanner analyseert de brandwond, waarna de printer op iedere plaats de juiste cellen kan printen. Aangezien de grootte van een inktdruppel uit een conventionele inktjet printer ruwweg Geprinte huid. overeenkomt met de grootte van een huidcel, kan er cel voor cel geprint worden met een printer die maar weinig aanpassing vereist. Ook gel waarin de cellen kunnen prolifereren kan hiermee geprint worden.
Soortgelijke projecten worden al ondernomen voor hartkleppen, de lever en de blaas. Een toekomstvisie is dat er geen wachtlijsten meer zullen zijn voor donororganen. Een patiënt wordt gescand en op basis daarvan kan vrijwel ieder orgaan gereproduceerd worden met cellen van de patiënt zelf. Maar net als de hiervoor besproken ontwikkelingen is ook deze techniek nog in een experimenteel stadium. Er wordt verwacht dat pas over 15 tot 20 jaar de eerste weefselprinters op de markt zullen komen.
Toekomst Wereldwijd zijn er vele projecten waarbij de techniek van 3D-printen gebruikt wordt om delen van het menselijk lichaam te reproduceren. Een team van het Wake Forest Institute of Regenerative Medicine is er in geslaagd om met een printer op basis van een CT-scan de structuur van een nier na te bouwen. Dit is echter niet met levende cellen, maar als scaffold die de basis kan vormen voor een nieuwe nier.
Nierprinter.
7
BMT on Stage
Nadine Leenders
Hartregeneratie in de Sunshine State Als trouwe lezer van de BMT on Stage vind ik het erg leuk om zelf een stukje te schrijven over mijn ervaringen in het land van de onbegrensde mogelijkheden: de Verenigde Staten van Amerika. De externe stage leek mij de perfecte gelegenheid om eens een kijkje te nemen buiten ons continent. Na een aantal gesprekken met mijn afstudeerhoogleraar kon het geregel beginnen voor mijn American Dream. De maanden in aanloop naar mijn reis vlogen voorbij en voor ik het wist zat ik al in het vliegtuig op weg naar de Sunshine State: Califonië! Hier loop ik veertien weken stage op de University of California, San Diego (UCSD). Ik zit in het Bioengineering gebouw bij de groep van Dr. Karen Christman. Haar groep doet onderzoek naar hartregeneratie met behulp van injecteerbare biomaterialen. Dit is nodig, want na een hartinfarct kan het menselijk lichaam zelf de schade niet repareren. Meestal verslechtert de situatie zelfs na verloop van tijd en is het hart niet meer in staat voldoende bloed rond te pompen.
Links: Het Bioengineering gebouw. Beneden: San Diego down town.
De laatste jaren wordt er veel onderzoek gedaan naar het injecteren van biomaterialen in het hart. Deze materialen bieden niet alleen structurele ondersteuning aan de verzwakte wand, maar kunnen ook gecombineerd worden met stamcellen. De materialen die mijn groep gebruikt zijn gelen gemaakt van gedecellulariseerd weefsel, wat je dan overhoudt is de extracellulaire matrix (ECM). De groep heeft tot nu toe succesvolle gelen gemaakt van myocardium, pericardium, vetweefsel, skeletspier en hersenweefsel. Natuurlijk hebben alleen de eerste twee materialen dezelfde complexe biochemische compositie als de natuurlijke ECM in het hart en de focus van mijn project ligt dan ook op de mycardiumgel. Door de gelstructuur kan het toedienen noninvasief gedaan worden met een katether. De groep heeft in het verleden ontdekt dat deze matrixgel inderdaad de complexe compositie behoudt na het verwijderen van de cellen. Verder is bewezen dat na in-vivo-injectie in ratten endotheelcellen en gladde spiercellen naar de gel toe migreren en is er een significante meerderheid aan nieuwe bloedvaatjes gezien. Kortom: een veelbelovend biomateriaal. Omdat het materiaal wordt gemaakt uit myocardium, kun je natuurlijk geen autologe gel maken en tegelijkertijd het proces non-invasief houden. Daarom heeft mijn opdracht te maken met de immuunreactie van het lichaam op de gel. Macrofagen spelen een belangrijke rol in de reactie van het lichaam op een vreemd materiaal. Bij een immuunreactie kunnen macrofagen worden ingedeeld in twee verschillende fenotypen. Deze onderscheiding is gebaseerd op hun functionele eigenschappen, oppervlaktemarkers en cytokineprofiel. M1-macrofagen zijn cytotoxisch en worden geassocieerd met een chronische ontsteking en M2macrofagen zorgen voor remodellering en tissue repair. Uit literatuur blijkt dat de cellen rondom een gebied waar een gedecellularisserd materiaal in is geplaatst vooral M2macrofagen bevat. Dit zou komen omdat de cellen vaak de immuunreactie sturen en omdat het decellularisatieproces sommige ontstekingsmoleculen hindert. We willen dus graag weten welke immuunreactiereactie (M1 of M2) het lichaam vertoont op de injecteerbare myocardium-
8
matrix. Voor deze studie zijn 72 ratten in het hart geïnjecteerd met verschillende materialen. Na verschillende tijdstippen zijn de ratten opgeofferd en zijn de harten eruit gehaald. Om uit te vinden welke soort immuunreactie er plaatsvindt, gaan we het weefsel kleuren met antilichamen voor M1- en M2-macrofagen. Momenteel ben ik bezig om hematoxylinen eosin- (H&E) kleuringen van de harten te maken. Hierop kunnen we zien in welk deel van het hart de reactie op de injectie is, deze is namelijk lichter van kleur dan de rest. Als we weten in welke regio we moeten zijn, hoeven we niet alle slices (16 per hart) te kleuren voor de macrofagen. Momenteel ben ik nog wel even bezig met de H&E-analyse: 16 slices per hart, voor de slimme rekenaars 1152 in totaal… Gelukkig doet de Sunshine State zijn naam eer aan en kan ik iedere lunchpauze even lekker van het zonnetje genieten buiten het lab. Mijn collega’s zijn erg aardig en omdat we hier niet zo’n luxe hebben als in Eindhoven zitten we met z’n allen gezellig in één ruimte: PhD-studenten, post-docs en de labmanagers. Het lab is ook heel anders dan dat ik in W-Hoog gewend ben, overal ligt rotzooi. Het is dus geen verrassing dat ze hier geen maandelijkse labschoonmaak houden. De reden dat ik deze week tijd genoeg heb om dit stuk te schrijven is omdat de 100% ethanol op is en er pas dingen besteld worden als de fles leeg is. Verder kun je met de labjas de gang oplopen en zijn er zelfs werkplekken voor studenten in het lab. Een voordeel is wel dat het lab om de hoek is van ons kantoor, evenals een van de buitzwembaden van de UCSD. Van die laatste gelegenheid maak ik graag gebruik tijdens mijn lunchpauze. De UCSD-campus is echt heel groot. Er zijn verschillende sportfaciliteiten, restaurants, winkels en een aantal dagen per week is er zelfs een markt.
opkrijgt mee naar huis nemen. Vaak kan ik dus 2 avonden genieten van mijn eenpersoonsportie. Wat geldt voor de grootte van het eten, geldt ook voor de huizen, auto’s, wegen en stoepranden. Er zijn toch wel veel verschillen met Nederland… De komende weken ga ik nog hard aan mijn stage werken en daarna heb ik tijd om rond te reizen en ga ik een aantal steden en nationale parken bezoeken. Het wordt hopelijk een mooie reis maar het is nu al een prachtige tijd!
Links & boven: Strand! Beneden: De prachtige San Diego Zoo.
Doordeweeks ben ik druk met de stage en in het weekend probeer ik zoveel mogelijk (toeristische) dingen te ondernemen. Zo ben ik al naar de beroemde San Diego Zoo geweest, zeker een bezoek waard. Het strand is op loopafstand van mijn huis, evenals het Stratumseind van San Diego. Niet alleen krijg ik mijn tijd hier goed gevuld, dat geldt ook voor mijn maag. De porties hier zijn echt enorm. Gelukkig bestaan er hier ‘doggybags’ en kun je wat je niet
9
Nieuws uit de wetenschap Lisanne van Oppen
Vloeken werkt pijnverzachtend
That’s what she said-computer
Uit onderzoek van de Keele University blijkt dat schelden een pijnverzachtend effect heeft, mits dit met mate gebeeurd. De onderzoekers lieten een aantal vrijwilligers hun hand in een emmer met ijskoud water steken, waarbij ze zich even helemaal mochten laten gaan. Daarna deden ze hetzelfde, maar dan met het uiten van lievere woordjes in plaats van een scheldpartij. De vrijwilligers konden hun handen langer in het ijs houden terwijl ze aan het vloeken waren, waaruit volgens de onderzoekers blijkt dat de scheldwoorden de pijn verzachtten.
Twee wetenschappers van de Universiteit van Washington hebben een computerprogramma ontwikkeld, dat herkent wanneer je de Engelstalige “that’s what she said”-grap kunt maken. Het systeem herkent zinnen waarin potentiële eufemismen zich ophouden, en die een bepaalde structuur volgen met een bepaalde dubbelzinnigheid, welke humoristisch aangevuld kan worden met de bekende grap.
Deze bevinding is niet nieuw. Het Amerikaanse Discoveryprogramma Mythbusters deed vorig jaar precies zo’n test, met dezelfde conclusie. Nieuw is dat het verdovende effect van schelden beter werkt bij wie normaal gesproken niet bekend staat als notoire vloeker. Dit betekent dat wie gewend is veel te vloeken, niet per se een hogere pijngrens heeft. Het effect van vloeken zou zelfs vier keer zo goed werken bij mensen die normaal gesproken weinig krachttermen gebruiken. Dat vloeken verdovend werkt, komt volgens de onderzoekers door het overlevingsinstinct. De snellere hartslag van de vloekende vrijwilligers duidt wellicht op een toename in agressie, wat in een strijd op leven en dood het onderdrukken van zwakheid betekent. Peter van der Ploeg, “Vloeken is soms nodig: het werkt pijnverzachtend”, NRC Handelsblad, 19 april 2011
Voor dit programma zijn eerst 1,5 miljoen erotische zinnen geanalyseerd en 57.000 zinnen uit de normale literatuur. Vervolgens zijn daar de zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden uit gefilterd die een bepaalde vorm van “sexiness” in zich hebben. Woorden als “meat”, “hot” en “wet” doen het goed in het systeem. Het systeem is volgens New Scientists voor 70 procent accuraat. Maar de onderzoekers geven aan dat er nog niet genoeg “that’s what she said’s”zijn toegevoegd aan de database, en dat het programma met meer data het in 99,5 procent van de gevallen goed moet doen. Volgens de twee zou het programma ook ingezet kunnen worden voor andere soorten humor. Dan moet het worden geprogrammeerd om andere typen dubbelzinnigheden te herkennen en meer data worden geanalyseerd. Het systeem is helaas nog niet voor iedereen te gebruiken, dus tot die tijd zul je gewoon nog even moeten blijven oefenen. That’s what she said. Peter van der Ploeg, “Dat zei zij gisteravond ook”, NRC Handelsblad, 30 april 2011
10
Autisten socialer na hun dertigste Eén theorie als oorzaak van autisme wijst naar zogenoemde spiegelneuronen. Dit zijn zenuwcellen die niet alleen “vuren” wanneer we zelf een bepaalde handeling verrichten maar ook wanneer we iemand anders diezelfde handeling zien verrichten. Onder meer dit mechanisme zou ons helpen bij het interpreteren van andermans gezichtsuitdrukkingen. We kopiëren die onbewust in onze hersenen, waardoor we bijbehorende emoties makkelijker begrijpen. Het idee is dat dit spiegelneuronensysteem niet goed werkt bij autisten, wat leidt tot problemen in de omgang met anderen. Een nieuw onderzoek heeft een opmerkelijk verband aan het licht gebracht: hoe ouder een autist is, hoe actiever zijn spiegelneuronen en des te beter hij sociaal functioneert. Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen en van het Universitair Medisch Centrum Groningen kwamen tot deze conclusie door 21 autistische proefpersonen te onderzoeken, en 21 ‘gewone’ proefpersonen met een vergelijkbare leeftijd en IQ. Die moesten allemaal kijken naar filmpjes van mensen met verschillende gezichtsuitdrukkingen. Terwijl ze dit deden, zoomden de wetenschappers met een fMRI-scanner in op het hersengebied inferior frontal gyrus. Uit het onderzoek bleek dat het betreffende hersengebiedje inderdaad onderactief was bij de jongste proefpersonen, maar dat dit verschil wegviel bij de oudere deelnemers. Bovendien bleken die oudere deelnemers op sociaal gebied minder problemen te ondervinden. Het lijkt er dus op dat het spiegelneuronensysteem bij jonge autisten weliswaar niet goed werkt, maar dat het zich in de loop der jaren blijft ontwikkelen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat autisten naarmate ze ouder worden meer leren te letten op de beweeglijke delen van een gezicht: de wangen, de neus en de mond. Met die extra informatie zou het spiegelneuronensysteem beter zijn werk kunnen doen, en de autist dus beter worden in het interpreteren van gezichten.
Utrechtse gynaecoloog wil eerste Nederlandse celbank beginnen Gynaecoloog Bart Fauser van UMC Utrecht wil zo snel mogelijk de eerste eicelbank in Nederland beginnen. Vrouwen kunnen daar tegen een vergoeding anoniem eicellen doneren. Vandaag begon het UMC met het invriezen van eicellen. De eicelbank gaat van start zodra de praktische en juridische aspecten geregeld zijn. Het bestuur van het UMC staat positief tegenover het initiatief en vrouwen zouden tot hun vijftigste terecht kunnen bij de celbank. In 2006 gingen ongeveer twintig Nederlandse vrouwen voor een eicel naar het buitenland. Dat aantal vertienvoudigde in 2009, waarna dat aantal zich vorig weer verdubbelde naar inmiddels vierhonderd. Vruchtbaarheidsklinieken buiten Nederland werken bijna altijd commercieel. In Amerika lagen de prijzen voor een eicel een paar jaar geleden nog rond de vierduizend dollar. Jonge en mooie vrouwen met een universitaire opleiding kunnen inmiddels bedragen tot tienduizend dollar voor hun eicellen krijgen. Eicellen doneren tegen betaling is verboden in Nederland, maar volgens Fauser zijn er geen juridische belemmeringen om vrouwen ongeveer 900 euro te betalen. Minister Schippers van Volksgezondheid zei dat een betaling onder de noemer “onkostenvergoeding”, zoals Spaanse klinieken die nu geven, is toegestaan. Jules Seegers, “Utrechtse gynaecoloog wil als eerste Nederlandse celbank beginnen”, NRC Handelsblad, 3 mei 2011
“Autisten socialer na hun dertigste”, Kijk, 5 mei 2011
11
BMT-feest
“W-Hoog in de wolken”
De borreltocht over de campus was met 10 biertjes erg gezellig.
U B K e n n i s q u i z
12
BMT-feest “Rock around the clock”
Tijdens de
Batavierenrace heeft ons BMT HP-team fantastisch gerend en was het vooral erg gezellig.
13
Sumoworstelen, boerengolfen en het Ik hou van Hollandspel stonden op het programma van het zonovergoten Actieveledenuitje.
Tijdens de Ouderdag maakten alle ouders van de eerstejaars kennis met BMT.
14
wil het je zo voordelig en Jouw studievereniging makkelijk mogelijk maken. wil je zo voordelig en Dushet hebben ze een makkelijk mogelijk maken. boekenleverancier Dus hebbenpast. ze een die daarbij
boekenleverancier die daarbij past.
Jouw studievereniging werkt nauw samen met studystore. En dat heeft zo z’n voordelen. Doordat we snugger te werk gaan, kunnen we jouw complete boekenpakket snel aanbieden tegen een Jouw studievereniging werkt scherpe prijs.
nauw samen met studystore. En dat heeft zo z’n voordelen. Doordat we snugger te werk gaan, kunnen we jouw complete boekenpakket snel aanbieden tegen een
BAAT Medical Engineering Klein ingenieursbureau met grote ambities
Advertorial Tekst: Monique Vaessen
16
BAAT Medical Engineering is een internationaal opererend biomedisch ingenieursbureau dat zich heeft gespecialiseerd in orthopedie. Als een van de weinige Nederlandse bureaus ontwikkelt het nieuwe medische technieken en producten. Een ideale stage- of afstudeerplek voor studenten, omdat ze in aanraking komen met alle facetten van medische productontwikkeling. Van idee, via het CE-markeringstraject, tot eindproduct.
Naamsbekendheid BAAT Medical Engineering groeide in twaalf jaar uit van een eenmanszaak tot een internationaal opererend ingenieursbureau met zestien werknemers. Nijenbanning breidde al gauw het management van het bedrijf uit met twee compagnons. Vervolgens kwam er ieder jaar een werknemer bij. In 2009 had het bedrijf tien werknemers en werd de balans opgemaakt: waar staan we en waar willen we naartoe?
Gert Nijenbanning richtte het bedrijf in 1999 op in Hengelo. “Ik wilde na mijn promotie met medische technologie bezig blijven en er bleken weinig bedrijven in Nederland te zijn waar dat kon. De meeste medische ingenieursbureaus houden zich vooral bezig met vormgeving. Ik wilde me concentreren op nieuwe medische technieken en het ontwikkelen van producten. Daarom ben ik zelf een bedrijf begonnen.” De studieloopbaan van Nijenbanning voerde hem uiteindelijk naar algemene werktuigbouwkunde op de TU, met als specialisatie tribologie, de leer van smering en slijtage. Na zijn afstuderen werd hij door de vakgroep werktuigbouwkunde gevraagd om te komen promoveren op onderzoek naar scoliosecorrectie. Droog: “En zo is het gekomen.” Hij merkte al snel dat de praktische kant hem meer aansprak dan de theorie en het schrijven van artikelen. “Ik was liever met de patiënt bezig: met het aanmeten en aanpassen van de scoliose-orthese die ik had ontworpen. Toen bleek dat patiënten daar daadwerkelijk baat bij hadden, vond ik dat de orthese ook op de markt moest komen. Dat was een extra reden om BAAT op te richten.”
Arthur Aalsma, directeur Research & Development: “We bleken een kleine, maar belangrijke speler te zijn op de Europese markt. We misten alleen naamsbekendheid en slagkracht. We namen ons daarom voor om binnen een aantal jaren het meest gerenommeerde productontwikkelingsbureau binnen Europa te worden op het gebied van orthopedie. De eerste jaren waren we bezig met medische techniek in de breedste zin, dus ook met revalidatie, hart- en bloedvaten en urologie. We besloten ons te specialiseren in orthopedie omdat we daarvan de meeste kennis in huis hadden. Bovendien richten de meeste van onze klanten zich op orthopedie.” Inmiddels heeft het bedrijf zestien medewerkers, die elk zowel een technische als een biomedische achtergrond hebben. In ons klantenbestand bevinden zich grote internationale bedrijven, zoals Stryker, DePuy, Biomet en Össur en wat kleinere Noord-Europese bedrijven en distributeurs. Kwaliteitssysteem “Een belangrijke strategische keuze in onze bedrijfsontwikkeling was om het bedrijf vanaf het begin zodanig
in te richten dat onze producten voldoen aan medische richtlijnen”, vertelt Aalsma. Als je een product op de markt wilt brengen, moet het CE-gemarkeerd zijn. Dat betekent voor een medisch product dat het aan de Europese richtlijn voldoet en dat de fabrikant aan alle wettelijke verplichtingen heeft voldaan om de effectiviteit en de veiligheid van het product zeker te stellen. Vanaf 2010 is BAAT ook Annex 2-gecertificeerd. Daardoor mag het bedrijf nu zelf klasse 2-producten (aangedreven instrumenten en de meeste implantaten) op het gebied van orthopedie certificeren. Aalsma: “Dat heeft als voordeel dat we sneller producten voor onze klanten op de markt kunnen brengen”. Kennisinstellingen De belangrijkste activiteiten van BAAT Medical zijn het ontwikkelen van nieuwe producten voor de medische industrie in opdracht van een klant: implantaten en operatie-instrumentarium, endo- en exoprothesen en orthesen. Daarnaast produceren en leveren ze aan hun klanten CE-gemarkeerde producten. Verder doet BAAT onderzoek in samenwerking met kennisinstellingen zoals universiteiten in binnen- en buitenland. Aalsma: “Dat doen we om onze kennis te vergroten en daar later bij de productontwikkeling weer gebruik van te kunnen maken.” Hij noemt als voorbeelden onderzoek naar gebruik van bio- en nanomaterialen bij gewrichtsvervangende operaties, materiaalonderzoek en onderzoek naar het inbrengen van elektronica en nanotechnologie in orthesen en prothesen. Verder doet BAAT ook onderzoek naar nieuwe procedures die ontwerptechnisch grote inspanningen vereisen, bijvoorbeeld een ingewikkelde procedure om een implantaat minimaal invasief in te brengen. “En in samenwerking met de vakgroep biomedische werktuigbouwkunde van de TU Eindhoven hebben we onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een nieuwe tussenwervelschijfprothese”, vult Nijenbanning aan. Ontwerptraject Nijenbanning is verantwoordelijk voor de marketing & salesactiviteiten van BAAT. “Als ik in gesprek kom met een nieuwe klant, kijken we of we zijn vraag kunnen oplossen met een nieuw product. Iemand wil bijvoorbeeld een chirurgische techniek verfijnen. Die behoefte vertalen wij dan naar nieuw instrumentarium. In sommige gevallen passen we bestaande instrumenten of implantaten aan, maar het grootste gedeelte
van ons werk bestaat uit het ontwerpen van nieuwe producten. De behoefte aan een nieuw product bij onze klant, of dat nu een medisch bedrijf of een distributeur is, is vrijwel altijd terug te voeren op een vraag van een arts of chirurg. Die arts heeft dan het idee dat een bepaalde operatie anders zou kunnen als hij ander gereedschap of een ander implantaat zou hebben. Wat dat precies zou kunnen zijn, vullen wij in. Soms worden we ook rechtstreeks door een arts benaderd met een idee voor een nieuw product.” Een belangrijk onderdeel van een ontwerptraject is onderzoek: literatuur-, markt-, patent-, materiaalonderzoek en eventueel wetenschappelijk onderzoek. Voor het testen van de ontwerpen beschikt BAAT over eigen testfaciliteiten. Voorbeelden van producten die BAAT ontworpen heeft zijn: een bewegingsplatform voor UMC St. Radboud om onderzoek te doen bij patiënten met evenwichtsstoornissen, een scoliose-orthese, een knieorthese, implantaten voor rug- en heup en verschillende operatie-instrumenten. Samenwerking met studenten “We hebben een tijdje niet met studenten gewerkt, maar de laatste tijd is daar weer ruimte voor”, geeft Nijenbanning aan. “Studenten van hbo of universiteit zijn welkom, bijvoorbeeld van studierichtingen als biomedische technologie, industrieel ontwerpen en bewegingswetenschappen, maar ook van niettechnische studies als bedrijfskunde. Als een student bij ons wil afstuderen of stage wil lopen, proberen we dat in te passen in een van onze bestaande projecten. De student mag dan een interessante zijweg inslaan, met een afgepaste hoeveelheid werk. Voor de hoofdlijnen willen we niet afhankelijk zijn van studenten.” Volgens Nijenbanning is BAAT een interessante afstudeerplek voor studenten die echt biomedisch bezig willen zijn. Ze leren er alle facetten van het ontwerpproces kennen, van het ontwerp tot aflevering van het eindproduct. “Ook kom je hier uitgebreid in aanraking met regelgeving: hoe ontwerp je binnen het keurslijf van de CE-markering? Daar is het ontwikkelwerk vanaf het begin van doordrongen.” Bij BAAT krijgen studenten veel vrijheid en verantwoordelijkheid om zelf hun afstudeerproject in te vullen. Nijenbanning: “We krijgen vaak positieve feedback van studenten, omdat ze mogen meewerken aan producten die echt ingrijpen in het functioneren van een patiënt.” Voor meer informatie: www.baatmedical.com
17
Symposium
Khadija Tesaguaguin
Keep it Beating! - Cardiovascular Research Symposium Op 3 mei was het jaarlijkse symposium van Protagoras, met dit jaar het thema cardiovasculair onderzoek. Het symposium was groter dan voorgaande jaren en had een internationaal tintje, dankzij verschillende buitenlandse sprekers en een gedeeltelijk buitenlandse organiserende commissie. Om een idee te geven hoe deze dag eruit zag, volgt nu een korte beschrijving.
Foto: Bart van Overbeeke
18
De dagvoorzitter was dit jaar Bas de Mol. Hij is hoofd van de afdeling thoracale chirurgie in het Academisch Medisch Centrum (AMC) Amsterdam en deeltijdprofessor bij BMT, dus zowel het medische als het technische onderzoek was hem niet vreemd. De eerste lezing werd gegeven door Tammo Delhaas, hoogleraar BMT in Maastricht, en had als onderwerp symmetrie van het lichaam en in het speciaal die van het hart. Bij sommige mensen zijn organen gespiegeld (Situs Inversus Totalis), maar dit betekent niet dat ook al hun vezels gespiegeld zijn of hun hartfunctie slecht is. Later op de dag
ging Alessandro Rossi, post-doc bij BMT in Maastricht, hier verder op in vanuit een ander perspectief, namelijk over een manier om het linkerventrikel te analyseren met behulp van magnetic resonance tagging. De volgende lezing ging over onderzoek op onze eigen faculteit, gegeven door Carlijn Bouten, professor CellMatrix interaction. Zij vertelde meer over cardiovascular regeneration, zowel in vitro als in vivo. De meer commerciële kant van cardiovascular tissue engineering liet Martijn Cox zien. Als medeoprichter van de BMT spin-off QTIS/e werkt hij aan ontwikkeling en het voor commercie geschikt maken van getissue-engineerde hartkleppen. De eerste buitenlandse spreker was Wilhelm Roell van de universiteit van Bonn. Hij vertelde over cellular cardiomyoplasty in muizen. Door in situ cellen aan te brengen bij muizen wordt de groei van nieuw hartweefsel gestimuleerd. In de toekomst zou dit misschien bij kunnen dragen aan verbetering van hartfuncties. De tweede buitenlandse spreker, Charles Taylor, afkomstig van Stanford University, werkt als associate professor of bioand mechanical engineering. Hij vertelde over modellen van het coronaire systeem, die gebaseerd werden op informatie die verkregen is met behulp van beeldvorming. Jos Spaan, emeritus professor aan het AMC, had al een beeld gegeven van het coronaire systeem en Marcel Breeuwer, parttime professor bij Biomedical Imaging en onderzoeker bij Philips, had laten zien hoe deze beeldvorming tot stand kwam. De dag bestond niet alleen uit deze lezingen. Jurgen de Hart, directeur van het HemoLab, gaf naast zijn lezing ook een introductie van het beating heart experiment: in het HemoLab werd via een live-streamverbinding met de zaal een varkenshart gereanimeerd en vervolgens kloppend gehouden. Door de live verbinding konden we niet alleen beelden zien, ook konden we tussen de lezingen communiceren met het team dat de experimenten uitvoerde. Er werd bijvoorbeeld een hartaanval op het varkenshart gesimuleerd. Ook werden allerlei parameters van het hart gemeten, deze kunnen informatie geven over hoe operaties op patiënten beter uitgevoerd kunnen worden of hoe apparatuur verbeterd kan worden. Het hart is de hele dag blijven kloppen.
Onderzoeksdag & BMT-feest
Ellen Schmitz
Op 19 mei vond de jaarlijkse Onderzoeksdag van de faculteit Biomedische Technologie plaats. Vanaf 9.00 uur werd er verzameld in het chique Pullman Hotel, waarna Luc Brunsveld als dagvoorzitter om 9.30 uur de Onderzoeksdag officieel opende.
Tijdens de lunchpauze heeft iedereen eerst genoten van overheerlijke koude en warme broodjes, salade en fruit. Daarna vonden de posterpresentaties van de 96 deelnemers plaats, waarbij een goed overzicht van het onderzoek op onze faculteit gegeven werd.
Peter Hilbers gaf de aftrap met een overzicht van Molecular Modeling and Systems Biology. Hij gaf een overzicht van de ontwikkeling van dit vakgebied in de afgelopen tien jaar, waar we nu staan en wat we kunnen verwachten in de toekomst. Vervolgens vertelde Lieke Cox over mechanoregulated bone adaptation, waarbij ze kon verklaren hoe dit proces het ontstaan en de ontwikkeling van osteoartritis veroorzaakt. Cees Oomens gaf daarna een lezing over de aetology of pressure ulcers, waardoor iedereen een beetje ongemakkelijk op zijn stoel begon te wiebelen. Het kwam dus bijzonder goed uit dat hierna koffiepauze was.
Tijdens het middagprogramma vertelde Katja Petkau over Fluorescent supramolecular polyvalent structures for multitargeting and imaging. Vervolgens gaf Joep Vanlier een lezing over levermetabolisme, waarbij hij uitlegde hoe voorspellingen hierover kunnen worden gedaan, ondanks onzekerheden in het model. Daarna gaf Klaas Nicolay een overzicht van het NMR-onderzoek dat de afgelopen tien jaar op de TU/e gedaan is. Als laatste gaf Gerald Pollack, afkomstig van de University of Washington, een fascinerende lezing getiteld The secret life of water: E=H2O. Hierin legde hij aan de hand van talloze voorbeelden uit dat er misschien een vierde fase van water bestaat: polywater, dat een gelachtige structuur bezit en dus tussen water en ijs in zit.
Na de pauze ging Luc Florak verder over Neuro and Cardio Imaging, uiteraard vanuit het wiskundig perspectief. Hoewel de wiskunde sommigen hier en daar wat boven de pet ging, wist hij ieders aandacht vast te houden met een aantal interessante afbeeldingen. Daarna vertelde Maartje Bastings over Supramolecular Biomaterials: a modular approach toward bioactive polymeric hydrogels en mocht Frans van de Vosse voor de lunchpauze afsluiten met een overzicht van alle activiteiten van onze faculteit – en samenwerkende instellingen – op het gebied van cardiovasculaire biomechanica: Bridging te bench-to-bed gap.
Om 17.15 uur was het tijd om met zijn allen naar de Effenaar te vertrekken, die de hele avond afgehuurd was voor een fantastisch BMT-feest. Allereerst werden we ontvangen met een glaasje Prosecco. In de twee benedenzalen werd vervolgens een overheerlijk buffet geopend, zodat we een goede bodem konden leggen voor de rest van de avond. Rond 20.00 uur werd de concertzaal geopend en kon het feest beginnen. Opgeluisterd door een bandje en dj werd het heel gezellig; een avond die ons nog lang zal heugen!
19
Vroegâh...
Joep Hermans
Horen zoals het hoort Hoortoestellen en andere hoorhulpmiddelen hebben al een lange weg afgelegd in de geschiedenis. Van de grote trompetachtige apparaten tot kleine digitale verwerkingsinstrumenten. De allereerste pogingen om gehoorverlies te compenseren bestonden uit het gebruik van luisterhoorns. Het ontstaan van deze eerste hoortoestellen vindt zijn oorsprong in de 17e eeuw. Matrozen gebruikten een hoorn om te communiceren op lange afstanden. De apparaten werden uiteindelijk gebruikt door personen met gehoorverlies. Deze vroege hulpmiddelen werden gemaakt van de uitgeholde hoorns van runderen, rammen en andere dieren.
konden nemen. De techniek was echter ook geschikt voor de telefoon, zodat woorden over grote afstanden verstuurd konden worden. De eerste elektrische hoortoestellen hadden koolmicrofoons. Deze zorgden voor meer versterking dan luisterhoorns. Het volume kon worden geregeld door meer of minder stroom naar de microfoon te geleiden. De doorgaande ontwikkeling
Pas in de 18e en 19e eeuw werden de luisterhoorns verbeterd op basis van onderzoek naar de specifieke akoestische eigenschappen van verschillende materialen, zoals zilver, schelp, hoorn en uiteindelijk kunststof. De Luisterhoorn uit de 18e hoorns van toen werden ook eeuw. Gemaakt van de afgewerkt met een laagje hard hoorn van een ram, met rubber of zwarte verf, zodat de zilver afgewerkt en met een hoorn wat minder opviel tegen ivoren hoorstuk. de ondergrond van donkere kleding. Veel mensen wilden hun gehoorverlies niet in het openbaar laten zien, met als gevolg dat sommige hoorns werden verstopt in waaiers of verwerkt in wandelstokken. Nieuwe hoortoestellen als oortjes en hoorntjes werden geïntroduceerd om nog minder op te vallen bij de drager. De werking van deze vernieuwde toestellen was wel nog vrijwel hetzelfde als de hoorn. Vanaf 1900 werden elektrische hoortoestellen geïntroduceerd. Dit kwam mede door de uitvinding van de telefoon door Alexander Graham Bell. Bij de ontwikkeling van zijn uitvinding, had Bell als opzet om gesproken woorden om te zetten in elektrische signalen zodat dove mensen ze waar
20
Een aantal oplossingen uit de 19e eeuw om gehoorverlies te compenseren en te verbergen: 1 is de luisterhoorn, die onder een baard verstopt kon worden, 2 is de wandelstok met geïntegreerde luisterhoorn, 3 is de operabril met luisterhoorn in het handvat, 4 is de waaier met het hoortoestel.
van versterkertechnologie zorgt voor de toepassing van vacuümbuizen in hoortoestellen. De hoortoestellen werden ook kleiner. Dit was maar goed ook, want nog steeds schaamden mensen zich voor hun gehoorprobleem. Het verkleinen van de hoortechnologie gaf een wedloop tussen bedrijven. In 1934 werden de eerste hoortoestellen geproduceerd die in een koffer pasten en in 1949 werd het eerste hoortoestel op zakformaat ontwikkeld door Siemens. De uitdaging was nu vooral om de complete technologie zo klein en dicht mogelijk bij het oor te brengen. Door toepassing van transistors konden hoortoestellen nog kleiner worden gemaakt. Zo ontstonden in de jaren 60 de eerste Achter-HetOor-toestellen (AHO). In de jaren 70 ontstonden de eerste In-Het-Oor-toestellen (IHO). Vanaf de jaren 90 werden IHOtoestellen ook individueel op maat gemaakt. Verschillende technologische snufjes worden in de loop van de jaren in het hoortoestel gebracht, zoals ruisonderdrukking en draadloze communicatie tussen het linker- en rechterhoortoestel voor synchronisatie. In de toekomst zijn hoortoestellen misschien niet meer nodig, als het mogelijk wordt om beschadigd gehoor te repareren, onder meer in de vorm van gentherapie. De gangbare problemen ontstaan in het orgaan van Corti, een ruimte in het oor waarin miljoenen minuscule haartjes zitten. Normaal gesproken trillen die haartjes wanneer er geluid door het oor dreunt. Al die haren geven vervolgens via zenuwen aan de hersenen door dat er buiten het lijf wat te horen valt. Bij mensen met gehoorbeschadiging – of dat nu komt door ouderdom of te harde muziek – zijn deze haartjes stuk en wordt er geen geluidssignaal doorgegeven. Wetenschappers hebben bij muizen beschadigde haarcellen weer aan de praat kunnen krijgen. Waarschijnlijk zal bij mensen de therapie ook werken. Een implantaat kan het gehoor ook verbeteren of zelfs vervangen. Een cochleair implantaat zorgt dan dat de gehoorzenuw toch signalen doorkrijgt, indien het eigen gehoororgaan faalt. Een cochleair implantaat (CI) bestaat uit twee delen. Het uitwendige deel vangt met een microfoontje
de geluiden op. De geluiden worden omgezet naar een elektrisch singaal dat via de zendspoel worden doorgegeven aan de ontvanger. Het inwendige deel bevat de ontvanger, die net onder de huid is geplaatst. De ontvanger stuurt door naar de elektroden in het slakkenhuis. De elektroden nemen de functie van de haarcellen over, ze kunnen afzonderlijk door het CI geactiveerd worden. Afhankelijk van de locatie van de actieve elektrode in het slakkenhuis worden gehoorzenuwen voor de hoge frequenties of voor de lage frequenties gestimuleerd. Een gezond menselijk oor kan wel duizenden verschillende toonhoogtes waarnemen. Een CI heeft maximaal 24 elektroden, die dus 24 toonhoogten kunnen doorgeven. Het gehoor met CI is hierdoor eigenlijk niet vergelijkbaar met een gezond oor, maar veel CI-gebruikers kunnen wel spraak leren te verstaan. Daarom zijn de elektroden vooral op het frequentiegebied van de spraak afgesteld, van circa 250 tot 6000Hz. Een dergelijk gehoorapparaat of implantaat kan dus nooit het echte gehoororgaan vervangen. Het is nog steeds een hulpmiddel. Maar misschien is voor biomedische ingenieurs van de TU/e een rol weggelegd om naast hartkleppen ook biologische gehoorimplantaten te kweken?
De zendspoel maakt met een magneet contact met het inwendige deel van het cochleair implantaat.
21
Oh, moet dat zo!
Daniël Eisink
Hanteren van het keukenmes Na op vakantie met een zekere Protagoriaanse – met krullende tenen – te hebben mogen aanschouwen hoe sommige mensen bij het snijden in de keuken hun elegante vingers (het beste gereedschap dat je ooit in je leven krijgt) in gevaar durven te brengen: deze keer in “Oh moet dat zo” het hanteren van het keukenmes (je weet wel, die enge grootste messen in je messenblok red.). Hierbij moeten op drie dingen gelet worden: het vasthouden van het mes (iets dat mensen instinctief nog net goed doen), het vasthouden van je lijdend voorwerp met je andere hand en de snijbeweging.
Figuur 1.
Figuur 2.
22
Het vasthouden van het mes kan op twee manieren: het hef vasthouden in ‘een vuist’ dus met alle vijf vingers om het hef heen óf met drie vingers om het hef en de voet van het lemment vastknijpend tussen de wijsvinger en duim (figuur 1). Het houden van de wijsvinger op de lemmetrug komt de stabiliteit nooit ten goede dus dat is geen optie. Met de andere hand houd je vast wat je gaat snijden, alsof je spin nadoet. Je duim en pink houden het voorwerp bij elkaar terwijl je middelste drie vingers omhoog staan tegen lemmet van het mes (figuur 2). Op deze manier is er dus wél contact tussen de vingers en het mes, maar op een manier waarbij je nooit je vingertoppen kan raken. Het ergste wat zo kan gebeuren, is dat je een nagel schaaft met je mes.
De snijbeweging is een draaibeweging, als een wiel van een locomotief, waarbij de achterste helft van het lemmet, het snijvlak, het werk doet. De eerste fase is het mes naar voren bewegen waarbij het mes dus niet van de plank af komt (figuur 3a.). Figuur 3a. Vervolgens kantel je het mes zo dat de eerste helft van het lemmet over de plank rolt en het snijvlak omhoog komt (figuur 3b.).
Figuur 3b. Als laatste beweeg je het mes naar achteren terwijl je het snijvlak weer omlaag brengt en dus je voorwerp snijdt (figuur 3c.). Dit alles geleid door je drie middelste vingers van je andere hand.
Figuur 3c. Wanneer je dit alles goed doet zul je nooit in je vingers snijden en, met een beetje oefenen, kunnen snijden met een redelijke snelheid.
Protprut
Daniël Eisink
Salsa Salsa, van het Spaanse woord voor saus, is traditioneel een gerecht op basis van tomaat. Ideaal zijn deze “sauzen” als salade bij de barbecue en om het fijnsnijden van groenten te oefenen. Voor een instructie hoe dit het handigste kan, zie de pagina hiernaast, Oh moet dat zo!. Het volgende recept geeft (volgens mij) het minimaal aantal ingrediënten en vele extra opties. Voor de salade dient alles is zo klein mogelijke blokjes gesneden te worden en het gerecht lijdt er zeker niet onder als het een dag van te voren gemaakt wordt. De ingrediënten voor de dressing in een kommetje loskloppen en over de salade schenken.
Ingrediënten: Salade: Drie tomaten* Een komkommer* Een ui Optioneel: (expres zonder hoeveelheden; speel zelf maar) Paprika Radijsjes Spaanse peper (wel of niet ontpit) Mango (goed wanneer de salsa gebruikt wordt als bedje voor garnalen) Wortel Selderij Dressing: Drie eetlepels olie (sesam- of olijfolie) Twee geperste teentjes knoflook Koriander (poeder is goed, verse is beter) Een snuf peper en zout Een eetlepel limoen- of citroensap (een ander zuur zoals azijn kan ook) * Als je de tijd en zin hebt, ontveld en ontpit.
23
Rebus
Daniël Eisink
1. - gen 2. k=c 3. ir = ties 4. - l, g = n 5. 6. -h 7. h=k 8. -w 9. - vl 10. + nde 11. r=l 24
Lieve Bouzo, Lieve Bouzo,
Lief meisje,
Zo op het eerste gezicht heb ik een heel normaal leven . Ik heb een leuke kamer en heb hier gezellige vrienden . Na twee jaar studeren heb ik ook al bijna 120 studiepunten verzameld , dus ik heb geen probleem zou je zeggen . Maar helaas is dat niet zo.
Ten eerste, zo beangstigend ben ik toch niet? Inderdaad steek ik vaak mijn tong naar je uit, maar dat komt omdat ik geen goede ogen heb. Met mijn reukvermogen kijk ik en om je te kunnen zien zal ik aan je moeten ruiken. Als ik vaak mijn tong naar je uitsteek dan kun je dat het beste opvatten als een compliment, dan vind ik je (natuurlijke) parfum erg lekker ruiken.
Ik heb namelijk één probleem waar ik met niemand over durf te praten en het is misschien een beetje vreemd dat ik juist jou daarover schrijf, maar zo kan ik tenminste anoniem blijven . Ik ben namelijk ontzetten bang voor slangen . Hierdoor kan ik een heleboel leuke dingen niet doen . Zo durf ik echt voor geen goud het Prothok in te komen . De kans dat die levende slang daar los rondkruipt is voor mij te groot om maar één voet in het Prothok te zetten . Dat gekronkel met dat lichaam en die vieze tong die af en toe naar buiten steekt... Maar ja , ik wil ook wel eens een blikje cola halen of me inschrijven voor een leuke activiteit. Inmiddels is het overigens zo erg dat ik in het weekend niet meer naar mijn ouders durf. Dan moet ik namelijk de tuin sproeien en dat gaat, jawel , met de tuinslang en dat trek ik echt niet. Je merkt wel dat deze angst zo langzamerhand mijn leven begint over te nemen en nu ben ik het wel een beetje zat. Daarom mijn vraag: hoe kom ik hier vanaf? Groetjes, een meisje dat te bang is je onder ogen te komen
Maar ik begrijp wel dat je me een beetje eng vindt. Zo’n lekkere slang als ik kom je natuurlijk niet elke dag tegen. De tip die ik je wil geven is: oefenen. Begin met iets kleins. In een kroeg begin je ook met een gewoon leuke jongen en niet de extreme knapperd. Om aan slangen te wennen kun je naar In Vivo gaan. Ik lig daar in mijn eentje boven de bar, dag in, dag uit en het gebeurt niet vaak dat er iemand speciaal voor mij komt. Als je een keer met me komt kletsen dan zal ik je van pure extase misschien wel een drankje aanbieden. Ik zal proberen om je ervan te overtuigen dat wij slangen helemaal niet zo eng zijn. Mochten mijn charmes op je werken dan kunnen we doorgaan met een bezoekje aan het Prothok. Met de mannelijke ondersteuning van Jiri, mijn slaaf in dit bestuur, zal ik mijn hok uitkomen. Om rustig te wennen zal ik eerst om Jiri’s nek blijven hangen, dan kun je me uitgebreid bekijken. Als je er klaar voor bent, zal ik rustig om jouw nek komen hangen. Ik voel misschien wat koud aan, maar daar wen je best vlug aan. En als je eenmaal even met me geknuffeld hebt, dan wil je me nooit meer loslaten! Tot binnenkort! Bouzo P.s. Ontwijk de 5 mei-aflevering van Echte meisjes in de jungle, die zal niet helpen bij het overwinnen van je slangenfobie.
25
Onderwijszaken Lieve lezer, In de afgelopen editie van de Protatype stond al te lezen dat ons een hoop veranderingen te wachten staan. In maart schreef ik al over de onduidelijkheden in het onderwijs op faculteits- en universiteitsniveau. Langzaamaan komen er details naar buiten, dus zal ik jullie ook up-to-date brengen. Allereerst de “Halbe-heffing”: de invoer van deze boete (€ 3000 per studiejaar uitloop) wordt een jaar uitgesteld. De wet moet officieel nog langs de Eerste Kamer, maar lijkt daar niet meer op al te veel problemen te stuiten nu de SGP gedoogsteun aan het kabinet verleent. Onduidelijkheden zijn er onder andere over de inschrijvingen en inschrijfmomenten. Recentelijk is bekend geworden dat alle inschrijvingen vanaf 1 september 1991 meetellen: een neveninschrijving telt dus net zo hard mee als een hoofdinschrijving. Wanneer je dus ingeschreven staat voor zowel een bachelor- als een masteropleiding, wordt er ook al geteld voor de master. Hiermee zullen dus nog meer studenten benadeeld worden dan wanneer alleen de hoofdinschrijving geldt. Onduidelijk is ook vanaf welk moment geteld gaat worden. In eerste instantie is gemeld dat de peildatum in oktober zou komen te liggen, maar dit strookt niet met de eis van meerdere instroommomenten die nodig zijn bij de invoering van de Harde Knip. Verder is de rector erg gebrand op een redesign van de bachelor. De task force die hiervoor opgericht is, heeft een rapport opgezet met een mogelijke nieuwe opzet. Het is de bedoeling dat hier zo snel mogelijk een implementatiewerkgroep mee aan de slag gaat. Het rapport is nog niet openbaar, maar de grote lijnen zijn bekend gemaakt. De bachelor zou er als volgt uit komen te zien: 30 studiepunten basisontwikkeling, een major van 90 studiepunten en 60 studiepunten keuzeruimte. Binnen deze 180 studiepunten moeten ook nog 25 studiepunten aan USE (User, Social, Enterprise) ondergebracht worden. Verder krijgt iedereen een coach en moet er een portfolio bijgehouden worden. De basisontwikkeling moet volgens het conceptplan bestaan uit wiskunde, natuurwetenschappen, professionele
26
Marijke Dermois
vaardigheden, systeemdenken, ontwerpen en 5 studiepunten USE. De major van 90 studiepunten moet toegang geven tot minimaal één master op de TU/e. Studenten van het Student Advies Orgaan hebben hun vraagtekens al geplaatst bij de grootte van het keuzepakket en vooral de hoeveelheid studiepunten voor USE. Ook zijn er grote zorgen betreffende de major van slechts 90 studiepunten die toegang moet geven tot een van de huidige masters. De angst bestaat dat er studenten zullen zijn met eigenlijk te weinig basiskennis voor een master. Omdat het rapport nog niet openbaar is en er nog een implementatiegroep opgericht moet worden, zijn er nog veel vragen over de uitwerking van het plan voor een redesign van alle bachelors. En dan zijn er uiteraard nog de bezuinigingen waar de faculteit mee te maken heeft. Omdat ook de bezuiniging voor de instellingen een jaar uitgesteld worden, is er nog onduidelijkheid wat de uiteindelijke hoogte van de bezuinigingen is voor de TU/e en BMT. Duidelijk is wel dat er een flink bedrag bezuinigd zal moeten worden waardoor vanaf komend jaar bijvoorbeeld de studentassistentschappen zullen verdwijnen. Hoewel de veranderingen steeds meer vorm krijgen, ontbreken er nog veel details. Vanuit de universiteitsraad, faculteitsraad, Student Advies Orgaan en de opleidingscommissie wordt er dan ook hard gevochten voor het behoud van de kwaliteit van ons onderwijs!
“Springplank naar de toekomst”, Joep Bertrams, gemaakt n.a.v. Halbe-heffing.
Groei mee in de dynamische wereld van biotechnology Janssen Biologics (voorheen Centocor) is vanaf 1979 actief op het gebied van monoklonale antillichamen. Producten die een positieve bijdrage leveren aan de levenskwaliteit van honderdduizenden patiënten wereldwijd. Janssen Biologics produceert medicijnen door middel van biotechnologische processen. Met ruim 950 medewerkers is Janssen Biologics één van de grootste ondernemingen in Leiden en in Nederland de grootste biofarmaceut.
In october 1999 is Janssen Biologics overgenomen door Johnson & Johnson. Johnson & Johnson is het grootste en meest complete bedrijf in verzorgingsproducten, medicijnen en medische hulpmiddelen. Er werken ongeveer 115.000 mensen. Johnson & Johnson heeft meer dan 250 ondernemingen in 57 landen. Op 3 januari 2011 is de naam Centocor B.V. gewijzigd in Janssen Biologics B.V. Bezoek onze website voor meer informatie: www.janssen-biologics.nl
School of Medical Physics and Engineering Eindhoven Post-initiële opleiding Qualified Medical Engineer (QME) Tekst: Ivonne Lammerts
Meer informatie en contact: www.smpee.tue.nl Prof.dr.ir. E.J.E.(Ward) Cottaar, directeur Tel: 040-2474375
[email protected] Prof.dr.ir. F.N. (Frans) van de Vosse, mede-directeur Tel: 040-2474218
[email protected] Dr.ir. I.M.M. (Ivonne) Lammerts, coördinator Tel: 040-2472995
[email protected] Mrs. I. (Ineke) Fondse, secretariaat SMPE/e Tel: 040-2472134
[email protected]
28
De School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMPE/e) van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) verzorgt postinitiële opleidingen van technologische professionals in de zorg. Opgericht door de TU/efaculteiten Biomedische Technologie en Technische Natuurkunde in 2006 (op basis van 16 jaar ervaring onder een andere vlag) is SMPE/e inmiddels een TU/e-breed platform voor contacten met ziekenhuizen in heel Nederland.
Technologische innovatie gezondheidszorg
in
de
Het beschikbaar zijn van technologie is niet zozeer het breekpunt bij innovatie in de zorgsector; de invoering en veilige toepassing ervan is eerder de missing link in dit proces. Academisch geschoolde technologen, met een goede kennis van de zorg, kunnen een belangrijke rol spelen bij deze invoering. Qualified Medical Engineer De Qualified Medical Engineer (QME) is een academisch geschoolde technologieprofessional die werkt in de klinische praktijk. Het werk van de QME kent twee hoofdgebieden:
• Het eerste gebied is het verbeteren van het gebruik van technologie in de dagelijkse praktijk. Hierbij gaat de QME uit van een (technologische) vraag uit de dagelijkse praktijk. Via een inventarisatie van behoefte en mogelijkheden komt hij tot een duidelijke specificatie van de verbetering. Vervolgens ontwikkelt de QME de verbetering en voert hem in in de praktijk, waarbij nazorg een belangrijk aspect is (om een goede inbedding te realiseren). Het belangrijkste aspect van de verbetering is daarbij niet hoe “revolutionair” de verbetering is, maar vooral de robuustheid: het werkt en de zorgverleners en patiënten zijn er echt mee geholpen. Dit gebied kenmerkt zich door een projectmatige aanpak, met een tijdelijk karakter. • Het tweede werkgebied is de (continue) ondersteuning bij complexe analyses: via (fysische) modelvorming worden patiëntmetingen (soms uit verschillende modaliteiten) gekoppeld en uitgewerkt. Dit leidt voor de behandelend arts tot een inzicht op een hoger niveau en helpt de arts derhalve bij het stellen van de juiste diagnose cq. bij het opstellen van adequate interventie- en behandelingstrajecten.
QME opleiding De QME-opleiding duurt twee jaar. De standplaats voor de trainee is het ziekenhuis, terwijl de opleiding vanuit SMPE/e wordt begeleid en gecoördineerd. • Voor het verkrijgen van een brede basis van professionele vaardigheden, specialistische en algemene kennis, kiest de trainee in overleg met SMPE/e en het ziekenhuis een persoonlijk pakket van vakken, workshops en trainingen, afgestemd op zijn ervaring en vooropleiding. Toetsing vindt voornamelijk plaats door toepassing van de verworven kennis op problemen in de zorgsector, in de vorm van scripties en mondelinge presentaties (vaak toegespitst op actuele problemen van het betrokken ziekenhuis). • Klinische ervaring wordt volop opgedaan tijdens één of meer projecten in het ziekenhuis waar men is aangesteld. Hierbij wordt de trainee begeleid door een klinisch fysicus en/of medisch specialist in het ziekenhuis en door een begeleider van SMPE/e. Waar mogelijk wordt er ook een link gelegd met kennis van de TU/e. • Voor de finale toetsing van de nieuwe QME-professional wordt de opleiding afgesloten met een stage van drie maanden in een ziekenhuis of bedrijf elders, bij voorkeur in het buitenland. Individueel opleidingsprogramma Het individuele opleidingsprogramma van een QME-trainee kan er bijvoorbeeld als volgt uit zien: Curriculair gedeelte [45 ECTS]
Personal Professional Development training: • Zelfreflectie en Communicatie; • De Kunst van het Presenteren; • Projectmatig Werken; • ... • Evaluatie klinisch jaarproject (3, 6, 9 mnd); • 4 ‘QMiddagen’ per jaar, georganiseerd door en voor SMPE/e-trainees (presentaties, discussies en workshops). Klinisch Jaarproject [60 ECTS] Overige activiteiten voor het ziekenhuis: • Aankoopopdracht [2 ECTS]; • Stage (extern, in een ziekenhuis of bedrijf, bij voorkeur in het buitenland) [15 ECTS]. Voorbeelden van klinische jaarprojecten: • De introductie van het gebruik van een ‘Cerebral Function Monitor’ als standaard diagnostiek bij de afdeling Neonatale Intensive Care Unit (NICU) voor pasgeborenen die zich in de gevarenzone bevinden qua ontwikkeling en pathologie van de hersenactiviteit (Máxima Medisch Centrum, Veldhoven). • De ontwikkeling van een prototype diabetessimulator, welke als doel heeft uiteindelijk dienst te doen bij diabetesonderwijs aan patiënten ter verbetering van hun behandelingstrategie (afdeling Interne Geneeskunde, Máxima Medisch Centrum, Eindhoven). • De ontwikkeling van een katheter voor de absolute meting van de bloedstroom in de kransslagader op basis van thermodilutie (afdeling Cardiologie, Catharina ziekenhuis, Eindhoven).
Vakinhoudelijke vakken (zoveel mogelijk af te ronden aan de hand van casussen voor ziekenhuis): • Meten en Monitoren van Vitale Functies; • Medische Statistiek en Biostatistische Data Analyse; • Veiligheidskunde en Risicoanalyse (incl. project); • Management en Organisatie in de Gezondheidszorg; • Medische Ethiek; • ... • Diverse activiteiten (o.a. miniproject) op eigen en andere klinische afdelingen (af te ronden met verslag).
29
Afstuderen bij...
Lidwien Veugen
Bestudering van schrijfkramp met behulp van magnetisatie Voor de afwisseling nu eens niet afstuderen in Eindhoven of Maastricht, maar in Nijmegen! Om precies te zijn in het Radboud University Nijmegen Medical Centre op de afdeling klinische neurofysiologie. Sinds enkele maanden ben ik hier namelijk bezig met afstuderen voor mijn master Medical Engineering. Tijdens mijn zoektocht naar een afstudeerproject stuitte ik per toeval via internet op dit openstaande project en was ik direct enthousiast. Na goedkeuring van Peter Hilbers kon ik hier aan de slag! Mijn begeleiders in Nijmegen zijn een neuroloog, klinisch fysicus en een promovenda. Ik ga met behulp van transcraniele magnetische stimulatie (TMS) de verstoorde surround inhibition bij schrijfkramppatiënten bestuderen. Hieronder wordt het hopelijk wat duidelijker: Achtergrondinformatie: TMS is een handige tool die veel wordt gebruikt in neurologisch onderzoek. Met een spoel wordt een magnetisch veld opgewekt dat een elektrisch veld induceert en hierdoor een stroom kan produceren. Als deze spoel tegen iemands hoofd gehouden wordt, wordt dus een stroompje opgewekt in de hersenen. Wanneer het motorische gebied in de hersenen, de motorcortex, gestimuleerd wordt kan dit een reactie in een spier opwekken. Deze reactie wordt de Motor Evoked Potential (MEP) genoemd en is zichtbaar in het EMG-signaal van de spier die gestimuleerd wordt. De amplitude van de MEP zegt iets over de exciteerbaarheid van de neuronen op de plek van stimulatie. Hier ga ik naar kijken bij schrijfkramppatiënten. Schrijfkramp valt onder de aandoening die dystonie wordt genoemd. Dit is een neurologische bewegingsstoornis. Mensen met dystonie hebben last van overmatige samentrekking van spieren, verstoorde bewegingen en abnormale lichaamshoudingen. Dystonie kan taakspecifiek zijn, wat inhoudt dat in dit geval klachten alleen optreden tijdens een bepaalde activiteit. Schrijfkramp is zo’n vorm van taakspecifieke dystonie en vanzelfsprekend hebben patiënten hierbij alleen symptomen tijdens het schrijven.
30
De exacte pathofysiologie van dystonie is nog onbekend. Het is wel bekend dat bepaalde hersenactiviteiten abnormaal zijn. De belangrijkste hiervan is een verminderde surround inhibition. Dit is een mechanisme dat essentieel is voor het selectief kunnen uitvoeren van bewegingen. Het faciliteert de neuronen van actieve spieren en inhibiteert neuronen van omliggende concurrerende spieren. Simpel gezegd, zorgt surround inhibition ervoor dat omliggende niet relevante spieren zich rustig houden tijdens een taak. Het precieze mechanisme achter surround inhibition is nog onbekend. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat bij schrijfkramppatiënten de premotor cortex overactief is. Het remmen van deze overactieve premotor cortex vermindert de klachten, blijkt uit enkele onderzoeken. De premotor cortex kan geremd worden door een bepaalde vorm van TMS te geven: repetitieve TMS (rTMS). In 40 seconden worden dan 600 TMS pulsen gegeven in een bepaald ritme. Het remmende effect van rTMS blijft ongeveer een half uur bestaan. Wat ik ga doen, is kijken of de premotor cortex ook een rol speelt in het ontstaan van surround inhibition. Kortom, ik ga kijken of remmende rTMS over de premotor cortex bij schrijfkramppatiënten naast een vermindering van klachten ook een verbetering laat zien in de surround inhibition. Experimenten: De proefpersonen zullen een taak moeten doen waarbij ze hun wijsvinger bewegen na het horen van een piepje. De EMG van deze actieve spier zal gemeten worden en van een omliggende spier in de pink. Met TMS pulsen zal de exciteerbaarheid gemeten worden van beide spieren op verschillende momenten tijdens TMS-spoel tegen hoofd participant (de roze badmuts wordt gedragen om ‘hotspots’ op te markeren).
de taak. Bij gezonde proefpersonen zal de exciteerbaarheid van de actieve spier stijgen tijdens de beweging en van de omliggende spieren dalen. Dit is surround inhibition en de verwachting is dat dit ook optreedt nadat de premotor cortex geremd is bij de patiënten. Er is al eerder een fMRI onderzoek gedaan bij 15 schrijfkramppatiënten hier in het Radboud ziekenhuis. Op deze scans is het overactieve deel van de premotor cortex zichtbaar. Hopelijk kan ik dezelfde groep patiënten onderzoeken, omdat het gebruik van deze scans mijn onderzoek nauwkeuriger maakt. Met neuronavigatie software (Brainsight) en infrarood camera’s is het mogelijk om de TMS-spoel te volgen en te visualiseren op een MRI-scan. Op deze manier zou de exacte overactieve locatie in de premotor cortex gestimuleerd kunnen worden. Daarnaast zou ik de MRI-scans kunnen gebruiken voor een voxel-based-morfometrie (VBM) studie. Met deze techniek worden individuele hersenscans vergeleken met een standaard brein om zo op voxelniveau afwijkingen te vinden in de hersenen. Eventuele bevindingen zouden dan nog gecorreleerd kunnen worden aan de resultaten van het TMS-onderzoek. Naast surround inhibition is er nog iets waar ik naar zal gaan kijken. Als de stimulusintensiteit van TMS hoog genoeg is, kan een puls een beweging opwekken in de spier die gestimuleerd wordt. Dit ga ik bestuderen bij de duim, die makkelijk in verschillende richtingen kan bewegen. Proefpersonen krij-gen twee versnellingsmeters aan hun duim die de beweging in x- en y-richting kunnen registreren. TMS pulsen zullen gegeven worden op de locatie in de motorcortex die de duim aanstuurt. Het is dan de vraag welke kant de duim op gaat bij stimulatie en met name wat de invloed is van een voorafgaande aanwijzing. Proefpersonen krijgen een pijl te zien in een bepaalde richting en moeten na een seconde deze beweging pas uitvoeren. Tijdens deze seconde zijn er al allerlei voorbereidende processen in de hersenen bezig. Het is dan ook waarschijnlijk dat dit invloed zal hebben op de TMS-geïnduceerde bewegingsrichting. TMS pulsen zullen gegeven worden op verschillende momenten in de taak en het is de vraag of er verschil is in bewegingsrichtingen.
Opstelling voor het meten van de TMS-geïnduceerde bewegingsrichting en EMG. Dagelijkse bezigheden: In het begin was ik natuurlijk vooral bezig met inlezen, wat niet slecht uitkwam omdat het project nog goedgekeurd moest worden door de ethische commissie. Nadat het precieze meetprotocol uitgedacht was, kon ik beginnen om dit op te zetten. Hiervoor moest ik programma’s schrijven in Spike (CED products) en Presentation (Neurobehavioural systems) die zorgen voor de aansturing van het TMS-apparaat, opname van het EMG-signaal, timing van de piepjes voor de taak enz. Ik ben nu bezig met pilot studies om te testen of alles goed verloopt. Binnenkort gaan we beginnen met de echte patiënten- en controlemetingen. Als de EMG-data hiervan binnen zijn, kan ik deze gaan analyseren met Matlab. De MEP-amplitudes, die corresponderen met de exciteerbaarheid van neuronen, moeten uit het signaal gehaald worden om surround inhibition aan te tonen. In Matlab zal aan de hand van de data van de versnellingsmeters de bewegingsrichting geanalyseerd worden. De VBM-studie met de MRI-scans wordt ook in Matlab uitgevoerd. Het is erg interessant om van het begin tot het eind betrokken te zijn bij een onderzoek. Daarnaast biedt dit project veel afwisseling; erg fijn om naast alle Matlab-uren af en toe zelf in het lab te staan om de TMS-experimenten uit te voeren. Kortom, het bevalt hier erg goed en ik ben benieuwd naar de resultaten over zes maanden!
31
Column
Willeke Traa
Chagrijnigheid Stel je eens voor: je hebt een heerlijk vrij weekend voor de boeg. De wereld ligt aan je voeten en je kunt alles doen waar je maar zin in hebt. Jij, als een echt groen buitenmens, vindt het heerlijk om met je hond door de natuur te wandelen. Geweldig toch, dat je de heerlijke lucht op kunt snuiven in een bos waar het net geregend heeft, de prachtige kleuren, geuren en vormen die de planten hebben in je op kan nemen en hopelijk een leuk schouwspel met eekhoorntjes, die aan het spelen zijn, kan zien? Dus als je wakker wordt op die heerlijke zaterdag waar je je zo op had verheugd en het stormt zo hard dat de bomen bijna uit de grond getrokken worden, dan kun je op zijn minst wel zeggen dat je baalt. En ja hoor daar gaat je goede bui, niks kan er nu nog goed gaan en je hele dag is vergald. Als zoiets gebeurt dan vraag ik me toch af, waarom word ik nu eigenlijk zo chagrijnig? Nu zal ik eens een paar dingen noemen die mijn zonnige humeur kunnen laten donderen. Het beste werkt winkelen. Nu hoor ik natuurlijk zo’n type vrouw te zijn die helemaal gelukkig wordt als ze een dag door de stad mag slenteren, winkel in, winkel uit, maar zo werkt dat helaas niet bij mij. Vaak zitten alle kleren die ik pas net niet en ga ik uiteindelijk nog zonder tassen naar huis. Nog zoiets: elektronica. Op de een of andere manier lijkt mijn computer altijd precies niet te willen doen wat ik van hem vraag. Nu weet ik wel dat een computer precies doet wat je hem opdraagt, maar blijkbaar doe ik dat net fout en dat levert behoorlijk wat frustraties op. Wat me wel opvalt, is dat de dingen die mij enigszins cranky maken, vaak dingen zijn die mij totaal niet interesseren, maar waar ik onvermijdelijk mee om moet gaan. En ja, dan heb je dat zo af en toe. Wat me wel verbaast, is dat sommige mensen chagrijnig worden zonder reden, naar het schijnt. Echt, binnen twee seconden is de allemansvriend een zure pruim, die dat dan ook duidelijk aan alles en iedereen in de buurt moet laten zien. Nu kan niet iedereen altijd een stralend humeur hebben en heb je soms gewoon je dag niet. Daar kan ik alle begrip voor opbrengen, maar als mensen het gaan afreageren op een ander, kan ik daar gewoon niet
32
zo goed tegen. Ik heb natuurlijk het liefst vrolijke mensen om me heen, maar als je een tirade wil houden over dat je dag zo kut loopt, die collega zo lullig deed of dat je net door de regen heb moeten fietsen, dan kan ik daar best naar luisteren. Je mag je humeur best wel tégen me afreageren, als je het maar niet óp me afreageert. Dus als je mij maar niet aanvalt om van jouw slechte humeur af te komen, dan ben ik best bereid te luisteren. Want stiekem denk ik dat het ergens wel gezond is om af toe chagrijnig te zijn, daar ontkom je gewoon niet aan. Nu heb ik wel een paar tips om van je chagrijnige bui af te komen, want het is voor jezelf natuurlijk helemaal niet leuk om chagrijnig te zijn. Begin eens met je af te vragen waarom je humeur vandaag niet mee wil werken. Ik denk dat, als je al kunt benoemen waarom je niet je zonnige zelf bent, je vaak zult zien dat het onbenullige dingen zijn die het niet waard zijn om je kut over te voelen. Dan kun je besluiten om het gewoon te laten gaan en iets te gaan doen wat je humeur alleen maar kan verbeteren. Dingen die het bij mij altijd goed doen zijn nogal uitlopend. Een boek lezen waarin je helemaal in op kunt gaan en waardoor je de wereld om je heen vergeet is optie, maar als je niet zo’n lezer bent, kan een leuke film hetzelfde effect hebben. Wat ik ook prettig vind, is eerst heel erg intensief gaan sporten en dan uitgeput in een lekker warm bad gaan liggen. Eerst de stress eruit zweten en dan heerlijk ontspannen, kan niet beter toch? Dan nog mijn laatste goedbedoelde advies: ga eens lekker de creatieveling uithangen. Maak een schilderij waar je al je emoties in verwerkt of hak in op een stuk steen en zeg dat je aan het beeldhouwen bent. Eigenlijk maakt het niet uit wat je doet, als je humeur er maar beter van wordt.
Protpuzzel
Bij ons in de PH
Mastermind
Protpraat
Dit keer gaan we een spelletje van vroeger terug halen: Mastermind. Er zijn dit keer twee puzzels, eerst een makkelijkere en dan een moeilijkere versie van dit spelletje. Als je de oplossing van de moeilijkere versie doorgeeft in het Prothok, maak je kans op een borrelkaart!
Jiri: “Ik schrijf eigenlijk alle woorden fotonisch.”
Gijs Hendriks
Uitleg: Je ziet per regel een poging om de code te kraken. Langs elke poging zie je een zwarte of een witte stip. Een zwarte stip geeft aan dat één van de cijfers in de code én op de juiste plaats zit. Een witte stip geeft aan dat in de code alleen één cijfer in de code zit, maar niet op de juiste plaats. Staat een cijfer vaker in de regel, dan slaat de stip op één van de twee cijfers. De code kan dezelfde getallen vaker bevatten. De code kan de cijfers 1 tot en met 9 bevatten:
Bas, tijdens een gesprek over Pirates of the Carribean: “Lord of the Rings, dat is tenminste geloofwaardig.” Vivian: “Maar waar heb je die X dan gelaten?” Pien: “Die valt weg tegen die andere X!” Vivian: “Maar er is maar 1 X.” Pien: “Maar we hadden er 1 bij gemaakt!” Stefan: “Ik wil wel boven Pien eindigen!” Floor, van de introcommissie, over de verbouwing in W-Hoog en W-Laag: “We zijn nu de faculteitstocht van de Intro aan het plannen, maar wat blijft er nu eigenlijk nog over van het gebouw?” Arjen ziet de Rowwen Hèzesticker op mijn laptop: “O, schrijf je dat zo. Ik dacht eerder iets zoals mayonaise.” Rozemarijn, kijkend naar een huis in Spoordonk: “Dat huisje lijkt een beetje op een huisje in het bos ... maar dan zonder bos.” Jiri: “Deal with it.” Bas: “iDeal with it!”
De code kan de cijfers 1 tot en met 8 bevatten:
Wilma: “Ik heb eigenlijk altijd een kurkentrekker in mijn tas zitten.” Roel: “Oh dus jij bent ook iemand die moeite heeft met het eruit halen van je tampons?” Bas: “Je ziet een beetje bleekjes.” Ronald: “Misschien komt het door de zon.” Pascal gooit een blikje naast een vuilniszak. Jiri: “Dat is echt het geval met jouw leven. Altijd net niet.”
33
Van de extern De functie commissaris externe betrekkingen, of kortom extern, is meestal niet het populairst als de functieverdeling van het (aankomende) bestuur gemaakt wordt. Zo ook niet bij het 22ste. We hadden alle vijf een favoriete functie, die gelukkig niet overlapten, maar die van extern zat daar niet bij. Ik wilde in de eerste plaats graag hoofdredacteur worden. Creatief bezig zijn met de Protatype, dat was wat ik écht graag wilde doen. Uiteindelijk bleven de functies secretaris, intern en extern over waaruit ik mijn hoofdfunctie kon kiezen. Ik heb er een weekendje over moeten slapen, maar het was me al snel duidelijk dat ik voor de functie van extern wilde gaan: in contact komen met bedrijven, BMT bekender maken in de buitenwereld en een eigen netwerk met contacten aanleggen, dat leek me wel wat! In september ben ik als eerste begonnen met uitzoeken wat mijn voorgangers gedaan hebben, het was duidelijk dat er nooit een goed systeem ingevoerd was geworden om alle gegevens tegelijkertijd bij elkaar op te slaan. Mijn missie voor dit jaar was geboren: structuur aanbrengen in alle bedrijven, contactpersonen, hun gegevens en contacten. Een CRM-systeem (Customer Relationship Management) was de uitkomst: “een softwarepakket voor het beheren van klantgegevens en interacties met deze klanten”. Hiermee kunnen we als vereniging denk ik een stuk professioneler aan de slag en zo hopelijk ook meer sponsoring binnenhalen! Een andere manier om dit te bereiken, was het maken van een brochure over BMT voor bedrijven. Toen ik met dit idee naar de faculteit stapte, waren ze zo enthousiast dat we deze brochure volledig in samenwerking zijn gaan maken. Hierdoor heeft het allemaal lang geduurd, maar het resultaat gaat dan ook een prachtige, professionele brochure worden. Het is dan ook de bedoeling dat de faculteit zelf er ook volop van gebruik van zal gaan maken: de brochure moet ter uitdeling bij alle medewerkers, hoogleraren, PhDs en studenten die op (buitenlandse) stage gaan, terecht komen. Ikzelf zal er voor Protagoras waarschijnlijk geen profijt meer van hebben, maar ik heb het volste vertrouwen dat Dorien volgend jaar indruk zal gaan maken bij bedrijven.
34
Ellen Schmitz
Als extern heb ik ook veel bedrijven gebeld. Af en toe moest ik de moed er echt inhouden om keer op keer hetzelfde verhaaltje even enthousiast te kunnen vertellen. Iedere keer uitleggen wie je bent, waarom je belt en mensen proberen te overtuigen dat hun bedrijf toch echt heel goed bij onze studie aansluit, kan best vermoeiend zijn. BMT is nog steeds niet bij iedereen bekend. Gelukkig kreeg ik niet veel negatieve reacties. Meestal moest ik er nog een email met meer informatie achteraan sturen. En nog een herinneringsmail… Als ik één ding geleerd heb dit jaar, is het wel dat contact met drukbezette personen van bedrijven vaak erg traag gaat. Moraal van het verhaal: volhouden en op tijd beginnen met dingen regelen! Het leukste van mijn functie vind ik de bedrijfsbezoeken. Samen om tafel zetten met mensen van het bedrijf en een goed gesprek voeren is veel leuker dan al die telefoontjes plegen en mailtjes sturen. Je kunt meteen zien wat voor bedrijf het is, met wie je te maken hebt en dus kun je veel beter beoordelen hoe dat bedrijf bij BMT past en welke samenwerking je aan kan gaan. Ik heb er wel wat uurtjes in de trein voor over moeten hebben, blijkbaar zitten er in Twente behoorlijk wat biomedische bedrijfjes die interesse hebben in contact met BMT in Eindhoven. Ik hoop dat ik dit jaar een goede, gestructureerde basis heb gelegd om nog meer contacten en sponsoring binnen te halen en dat BMT weer een beetje bekender is geworden in de bedrijfswereld. Dorien, heel veel succes volgend jaar!
Protlied De gapende kloof tussen mens en techniek is voor ons echt niet meer dan een kier. Eindhovens trots, ja de crème de la crème die mensen die ziet u nu hier. Niemand bereikt een verg’lijkbaar niveau, concurrenten bezwijken en masse. Ja de mens is de maat aller dingen, dat zei Protagoras. Onze rots in de branding, de esculaap is Bouzo, gevaarlijk en rood. Zijn blikken vertolken de krachten van Prot, zijn macht is dus ongrijpbaar groot. Biomedische ingenieurs zijn wij straks en vol trots heffen wij nu ons glas. Ja, de mens is de maat aller dingen, dat zei Protagoras. Ja, de mens is de maat aller dingen. Leve Protagoras!
35
Colofon Jaargang 13, nummer 5 “Protatype” is het verenigingsblad van Studievereniging der BioMedische Technologie “Protagoras”. Het heeft een oplage van 350 stuks. Redactie Daniël Eisink Gijs Hendriks Bart van Knippenberg Lisanne van Oppen Birgit Plantinga Ellen Schmitz Willeke Traa Joep Hermans Vormgeving Geert Litjens Hoofdredacteur Ellen Schmitz Kaft Ellen Schmitz Winnaar puzzel Protatype 4 Vivian Mouser Je kunt een Prothokkaart of borrelkaart komen ophalen in het Prothok!
36
Inleveradres kopij SvBMT Protagoras TU Eindhoven W-Laag 1.20 (Prothok) Postbus 513 5600 MB Eindhoven Tel: 040-247 2758 E-Mail:
[email protected] Internet: www.protagoras.tue.nl Volgende uitgave augustus 2011 Drukkerij Drukkerij van Tuijl Tel: 040-243 5705 www.drukkerijvantuijl.nl