inhoud
creative city lab 2009
1
voorwoord
creative city lab bundelt kracht en energie Met trots presenteren wij u hierbij de eindpublicatie van het eerste Innovatielab 2009 van de Stichting Creative City Lab.
Aan het lab 2009 ging anderhalf jaar voorbereidingstijd vooraf. In deze periode hebben wij ons als organisatie verdiept in de belangrijke problematiek rondom het gekozen thema van de klimaatneutrale woonwijk en het vinden van aansprekende partners die aan het lab wilden meewerken en financieel wilden bijdragen. De werving van goede kandidaten, het organiseren van een hoogwaardige masterclass met 30 prominente sprekers en het ontwikkelen en organiseren van de methodiek van het Lab en de evenementen hebben in die periode veel tijd en aandacht gevraagd. De deelnemers en het projectteam van het lab hebben zich vervolgens een half jaar met veel overtuiging en energie gestort op de vraagstelling en de opdracht om te komen tot echt vernieuwende oplossingen.
“De kwaliteit van de meeste gevonden oplossingen zit hem in de zorgvuldige analyse en argumentatie over waarom juist dit idee van belang en impactvol is.” Dat bleek niet altijd eenvoudig. Sommige deelnemers liepen letterlijk tegen hun eigen grenzen aan. Er was ongelooflijk veel kennis, veel was al bedacht en werd bediscussieerd met professionals in de markt en daardoor ook weer verworpen. Dat bracht ons van de analysefase naar de ideeëngeneratiefase met in totaal 127 ideeën die na een zorgvuldige selectie zijn teruggebracht tot 10. De kwaliteit van de meeste gevonden oplossingen zit hem in de zorgvuldige analyse en argumentatie over waarom juist dit idee van belang en impactvol is. Maar ook in de combinatie van reeds aanwezige conclusies en deeloplossingen uit de markt en in de wijze van organise2
De wijkste blik is de wijdste blik is de wijste blik. ren en communiceren. Want juist in de zoektocht naar echte waardecreatie, naar een integrale aanpak en naar heldere en laagdrempelige communicatie zit wat ons betreft de oplossing als het gaat om het verduurzamen van een bestaande woonwijk. De klimaatneutrale bestaande woonwijk zoals wij die in beeld brengen in deze uitgave is in essentie een optelsom van het gedachtegoed en de uitwerking van de 10 ideeën. De ideeën staan ieder op zichzelf maar vormen tezamen een prikkelende integrale aanpak voor een duurzame woonwijk. Wie wil? Het Innovatielab is een ‘open innovatieomgeving’. Dit impliceert dat wij onze kennis en het gedachtegoed achter de ideeën maar wat graag met u delen. Deze ideeën kunnen pas echte innovaties worden als ze ook daadwerkelijke in de markt gerealiseerd worden. Als alle afwegingen die in dat proces gemaakt worden zijn geïncorporeerd, dan pas is het feitelijke idee ook echt herkenbaar, vernieuwend en zinvol. Dat betekent dat de ideeën in deze uitgave nog vele verschijningsvormen kunnen krijgen. Wij hopen dat u dan ook aandacht wil schenken aan het gedachtegoed achter deze ideeën, om vervolgens tot nieuwe uitwerkingen te helpen komen. En hopen ten zeerste dat u deze, eventueel in samenwerking met ons, wil gaan realiseren! Succes!
ellen mensink voorzitter creative city lab 3
de organisatie
het doel
Het is nu tijd om samen te werken aan een nieuwe duurzame wereld.
Creative City Lab helpt deze nieuwe wereld te realiseren stichting creative city lab
e stichting Creative City Lab (CCL) is een bundeling van innovatieve krachten, uit het bedrijfsleven, de overheid, kennisinstellingen en de creatieve industrie, die samen deze uitdaging wil aangaan. Creative City Lab is een ideële organisatie met als doelstelling om creatieve en duurzame oplossingen te ontwikkelen voor urgente en complexe (sociaal)maatschappelijke en economische vraagstukken.
Om een optimale omgeving te creëren waarbij duurzame innovatie echt zal floreren werkt CCL altijd samen met creatieve professionals en worden zij bijgestaan door een actieve creatieve adviesraad. De vrijheid van denken van slimme jonge mensen, de jarenlange kennis en ervaring van senior experts en de vernieuwingskracht van creatieven wordt op deze wijze effectief gekoppeld aan de behoefte van betrokken consumenten en burgers.
de aanpak
belangrijke subdoelstellingen
CCL is een landelijk initiatief met een regionale aanpak. Bij de initiatieven van CCL werken toptalenten van universiteiten en HBO instellingen samen met senior professionals aan complexe opdrachten. Telkens worden de betrokken partijen in specifieke omgevingen (‘living labs’) en in een andere creatieve formats bijeengebracht. Hierbij werken zij samen met de eindconsument en ‘gewone’ burger aan oplossingen om deze nieuwe duurzame wereld vorm te geven. 4
Naast de algemene doelstelling heeft Creative City Lab nog een aantal subdoelen. Het stimuleren van kennisontwikkeling rondom geadopteerde thema’s en het verbeteren van kennisdelen en kennisontwikkeling tussen de vier belangrijke pijlers: het bedrijfsleven, de overheid, onderwijsinstellingen en de creatieve industrie. Creative City Lab wil inzicht, bewustzijn en betrokkenheid in de samenleving stimuleren
voor noodzakelijke duurzame vernieuwing, door intensieve communicatie en dialoog op gang te brengen met doelgroepen, burgers en andere belanghebbenden. Een actieve samenwerking tussen de creatieve industrie en het bedrijfsleven geeft meer inzicht in het creatieve proces om te vernieuwen en duurzaam te innoveren. De samenwerking tussen creatieven en het bedrijfsleven binnen de CCL activiteiten en de zichtbare voordelen van creativiteit en communicatie kan de drempel om structureel samen te werken verlagen. Als laatste doelstelling bouwt Creative City Lab aan een duurzaam netwerk. Binnen CCL zwaait jaarlijks een nieuwe lichting van jonge creatieve en duurzame experts af, een groep jonge mensen die samen de toekomst zal vormgeven. CCL werkt actief aan het onderhouden van dit alumninetwerk.
founding partners
en hebben ieder in het verleden hun sporen verdiend als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen en innovatie. Iedere founding partner heeft zijn eigen specifieke competentie die is ingebracht om de aanpak en diensten van de stichting vorm te geven; analyse en business case ontwikkeling, creativiteit en innovatie, procesmanagement en netwerken, concept en design, communicatie en PR.
creatieve adviesraad
Om te vernieuwen moet je voortdurend kritisch naar jezelf durven kijken. Zodoende heeft Creative City Lab een creatieve adviesraad die de creativiteit van het proces waarborgt. Deze raadsleden denken mee over de vormgeving en invulling van creativiteit in de diensten van de stichting, waaronder het Innovatielab. De raad is samengesteld uit mensen met verschillende achtergronden en uit verschillende creatieve disciplines en sectoren.
De founding partners van CCL zijn betrokken geweest bij de oprichting van de stichting 5
de visie
innovatie is meer dan ideeën bedenken
Er zijn verschillende kritische succesvoorwaarden om innovatie te realiseren en samen te werken aan een duurzame samenleving. Deze voorwaarden zijn het uitgangspunt geweest bij het ontwikkelen van de unieke open innovatieformule van Creative City Lab.
Duurzaam innoveren gaat over vernieuwende samenwerkingsvormen. Samenwerkingsverbanden tussen verschillende sectoren, tussen publieke en private partijen en tussen kunst en wetenschap. Ook de juiste communicatie- en organisatievormen en een regionale aanpak vormen belangrijke uitgangspunten voor CCL.
een brede samenwerking
Ontwikkelingen gaan sneller, thema’s worden complexer en vernieuwing is steeds vaker transsectoraal gericht. De behoefte aan open innovatie neemt toe. Samenwerking tussen partijen uit verschillende sectoren en de overheid is daarbij cruciaal. Deze samenwerkingsverbanden werken het best in een omgeving waarin partijen zich betrokken voelen en duurzame ontwikkeling en innovatie belangrijk vinden. Het is één van de kerntaken van Creative City Lab om deze partijen samen te brengen om innovatie te realiseren.
kunst & wetenschap
Een andere belangrijke succesfactor voor innovatie is de juiste balans tussen kunst en wetenschap. CCL gelooft in de kracht van kunst en creativiteit voor het bereiken van innovatieve oplossingen. Creatief denken, vrij 6
van het conventionele denkpatroon, kan leiden tot vernieuwende invalshoeken en inventieve oplossingen. Deelnemers met een ‘creatieve mindset’ van verschillende studierichtingen en creatieve professionals leveren een belangrijke bijdrage aan het innovatieproces en de gevonden oplossingen. Het gaat hier om conceptueel denken, om nieuwe functionaliteiten en design, maar ook om visualisatie en manieren om de oplossingen optimaal te communiceren. Jong toptalent vanuit onderwijsinstellingen en ervaren professionals uit het veld zijn beide noodzakelijk voor optimale kennisontwikkeling en innovatie. Een wetenschappelijke achtergrond en ervaring met analytisch onderzoek zijn noodzakelijke kwaliteiten voor de deelnemers van het Innovatielab. Er wordt onderzoek gedaan door middel van een gedegen analyse waarbij de bottlenecks en de kansen in kaart worden gebracht. Om ideeën ook te kunnen realiseren worden er concrete en haalbare business cases ontwikkeld.
organisatie & communicatie
Innovatie gaat om meer dan alleen het genereren van nieuwe ideeën. Een goede procesbegeleiding is essentieel; het bijeenbrengen van
Jong toptalent vanuit onderwijsinstellingen en ervaren professionals uit het veld zijn beide noodzakelijk voor optimale kennisontwikkeling en innovatie.
de juiste netwerken, financiering organiseren, belangen afwegen en resultaatgericht samenwerken. Andere succesfactoren voor innovatie zijn kennisdelen en communicatie. Dan gaat het om zowel de interne organisatie en de communicatie met betrokken partijen als om het kennisdelen en communiceren met bijvoorbeeld professionals in het veld, de consument en de burger.
regionale samenwerking
Innovatie is succesvoller als de betrokkenheid bij het thema en de probleemstelling groot is.
De betrokkenheid bij verschillende partijen en doelgroepen (bewoners, gebruikers, consumenten) is groter als de samenwerking plaatsvindt in de directe omgeving van de belanghebbenden. Daarom richt Creative City Lab zich op regionale innovatie en het ontwikkelen en toetsen van nieuwe ideeën in lokale ‘living labs’. In het kader van open innovatie zal de opgedane kennis met betrekking tot succesvolle innovaties publiekelijk ter beschikking worden gesteld. Zo kunnen de ontwikkelde oplossingen ook in andere regio’s toegepast worden en nationaal en internationaal worden opgeschaald.
“We have heard a lot of talk about the potential of open innovation communities, but when it comes to actual execution there is a significant gap” – dr nambisan 7
innovatielab de formule
Het Innovatielab is de ‘innovation playground’ van stichting Creative City Lab. Hier wordt gebruik gemaakt van nieuwe werkvormen, bijzondere technieken en inspirerende locaties. Uitgangspunt hierbij is dat er zonder een vooraf gedefinieerd eindresultaat intensief wordt gezocht naar vernieuwingsmogelijkheden en creatieve oplossingen. Via een unieke open innovatieformule werken universitaire toptalenten samen met verschillende publieke en private partijen aan oplossingen voor een complexe en urgente opdracht.
het open innovatielab
Het Innovatielab van CCL is een concrete open innovatie formule en fungeert als breekijzer voor het vinden van creatieve en duurzame oplossingen.
“We werken binnen het lab met studenten die belangeloos en met een frisse blik de problematiek kunnen benaderen” Binnen het Innovatielab wordt ieder jaar een thema gekozen waarbij duurzame innovatie van groot belang is. Het thema en de vraagstelling worden jaarlijks bepaald in overleg met bestuursleden samen met een aantal partners van CCL. Het innovatielab is een half jaarlijks innovatieproces waarbij 25 zorgvuldig geselecteerde ondernemende en creatieve topstudenten in multidisciplinaire teams fulltime aan de opdracht werken. Ze worden tijdens de gehele periode intensief begeleid (zowel inhoudelijk en creatief) door de founding partners van Creative City Lab. Deze partners begeleiden vanuit innovatieve organisaties uit het bedrijfsleven en de creatieve industrie. Met ieder eigen unieke competenties is hun begeleiding van groot belang voor een succesvol innovatietraject. Bij het aanpakken van een complex vraagstuk waarbij vele belangen gemoeid zijn, is het voor organisaties vaak moeilijk om afstand te nemen. Daarom werken we binnen het lab met 8
creatieve industrie
onderwijsinstellingen
cll voor een nieuwe, duurzame wereld
bedrijfsleven
studenten die belangeloos en met een frisse blik de problematiek kunnen benaderen. Door de regionale aanpak en het werken met living labs is de betrokkenheid van alle participanten (organisaties en bewoners) groter en kunnen ideeën samen kunnen worden ontwikkeld en getest. Dit vergroot de kans op succesvolle samenwerkingsverbanden en realiseerbare innovaties.
belangrijke uitgangspunten van het innovatielab: openbaarheid van kennis
De kennis en kansrijke ideeën die binnen het Innovatielab worden ontwikkeld, worden niet alleen gedeeld met de deelnemende partijen maar ook openbaar ter beschikking gesteld via evenementen en publicaties.
onafhankelijke samenwerking zonder resultaatverplichting
De samenwerking en opdracht zijn onafhankelijk en belangeloos vormgegeven. Ieder Innovatielab wordt gerealiseerd met een aantal samenwerkende partners. De stichting bepaalt
creatieve industrie - Creatieve oplossingen in ontwikkeling en uitwerking - Creatieve Adviesraad - Creatieve industrie/ professionals - Creatief evenement
onderwijsinstellingen - Masterclass - Wetenschappelijke analyse - Academische achtergrond deelnemers - Multidisciplinaire teams - Samenwerking met onderwijsinstellingen
bedrijfsleven - Realistische haalbare businesscases - Open Innovatie - Transsectorale & publiek-private samenwerking - Regionale aanpak
echter de vraagstelling van het Innovatielab en is daarmee de onafhankelijke opdrachtgever. Met de verschillende partners wordt geen resultaatverplichting afgesproken, om daarmee de ruimte voor creativiteit en vernieuwing te vergroten en niet direct in oplossingen te denken alvorens het probleem goed te analyseren en de vraagstelling wellicht te herdefiniëren.
het realiseren van ideeën
Het Innovatielab is gericht op het realiseren van de ideeën. De deelnemers worden gestimuleerd om te denken in realiseerbare projecten en concrete businesscases als eindresultaat van het Innovatielab. Het nemen van eigen initiatief en ondernemersschap wordt aangemoedigd. Dit gebeurt door training, specifieke opdrachten en werkvormen en het leren netwerken en samenwerken. Het Innovatielab zoekt bewust naar nieuwe samenwerkingsverbanden binnen het lab, zodat gevonden oplossingen ook na het lab kunnen leiden tot vervolgprojecten of nieuwe bedrijven.
living lab omgeving
Het werken met onderzoeklocaties is een 9
te stimuleren en te waarborgen worden verschillende middelen en partijen ingezet, zoals de betrokkenheid van de Creatieve Raad van Advies en het werken met creatieve professionals, het inzetten van creatieve formats bij het ontwikkelen en het uitwerken van de ideeën en het organiseren van verschillende creatieve evenementen. theun koelemij
“Deze mensen durven vragen te stellen, die professionals zo voor de hand vinden liggen dat ze er niet meer induiken” belangrijk onderdeel van de aanpak van het Innovatielab. De zogenaamde ‘living labs’ zijn zorgvuldig gekozen gebieden waar dicht bij de consument en burger ideeën worden bedacht en getoetst. Deze regionale en lokale aanpak zorgt ervoor dat de partners en consumenten uit de directe omgeving meer betrokken zijn en mogelijk ook actief aan de slag gaan met de gevonden oplossingen. De innovatie is immers samen met hen en ‘real life’ tot stand gekomen. Dit komt ook de doorlooptijd en effectiviteit van het innovatieproces ten goede, omdat een idee onmiddellijk wordt getoetst aan de doelgroep waarop deze van toepassing is.
creatieve impuls
De laatste unieke waarde in de open innovatielabformule is het bewust inzetten van creativiteit om tot innovatieve oplossingen te komen. Om creativiteit tijdens het Innovatielab 10
theun koelemij klimaatbureau amsterdam
Theun Koelemij van Klimaatbureau Amsterdam is verrast door de aanpak van het Innovatielab: ”Deze mensen durven vragen te stellen, die professionals zo voor de hand vinden liggen dat ze er niet meer induiken, terwijl het opnieuw nadenken over deze vraagstukken interessante oplossingen kan genereren. Ik was erg onder de indruk van de hoeveelheid informatie en kennis die de deelnemers zich in korte tijd eigen hebben gemaakt”.
spike huisman ebbinge & company
Ebbinge & Company ondersteunt Creative City Lab in de selectie van deelnemers van het Innovatielab. Bij het werven van deelnemers voor het Innovatielab is gekeken welke jonge talenten een waardevolle bijdrage kunnen leveren. Spike Huisman, consultant bij Ebbinge: “Affiniteit met duurzaamheid was een eerste vereiste. In een onderzoeksteam heb je verder iemand nodig die de techniek goed snapt, want techniek is nodig om te kunnen innoveren. Iemand die het cijfermatige goed beheerst
spike huisman
edwin oskam
“Deelname aan het innovatielab is heel goed voor je persoonlijke ontwikkeling als student”
“Creative City Lab slaagt er bijzonder goed in om verschillende partijen bij elkaar te brengen.”
om de kostenbesparingen te berekenen. En een marketeer is onmisbaar om bedrijven en mensen te kunnen overtuigen met een aantrekkelijke boodschap.”
belangrijk. We willen deze benadering stimuleren in deze regio en vinden het belangrijk dat CCL een nieuwe lichting jonge mensen wordt opleidt die dergelijke kennis en specifieke vaardigheden hebben.
“Deelname aan het Innovatielab is heel goed voor je persoonlijke ontwikkeling als student. Je draagt bij aan een maatschappelijk project en leert zelf veel buiten de studieboeken om. Het is een geweldige eerste stap in je loopbaan omdat je samenwerkt met belangrijke bedrijven aan een thema dat midden in de maatschappij staat” aldus Spike Huisman.
edwin oskam economische zaken
“Creative City Lab slaagt er bijzonder goed in om met een ‘pressure cooker’-model verschillende partijen bij elkaar te brengen. De multidisciplinaire teams hebben vernieuwende ideeën en plannen gebracht die zeer de moeite waard zijn. “Het liefst zien we natuurlijk ook dat deelnemers vervolgens een bedrijf starten of anderszins eigen initiatieven ontplooien op dit vlak.”
Edwin Oskam is beleidsmedewerker van Economische Zaken van de Gemeente Amsterdam.“Vanuit Economische Zaken Amsterdam vinden wij het verbinden van creatief denken met maatschappelijke vraagstukken 11
deelnemers studenten die bijdroegen aan de verschillende projecten en masterclasses van ccl in 2009
Anna Lisa Lengkeek
Cor van Essen
Floris Bruning
Floris van den Biggelaar
Jesse Jop Jörg
Maurice Koerse
Michiel Moerland
Monique Taverne
Erwin van Woudenberg
Fransje Gorter
Joris Oele
12
Katharine Steentjes
Diego Camilo Mora Navarro
Dirk de Bruijne
Jetse Paul Vink
Nijs Korevaar
Marnix van de Veen
Sabine Biesheuvel
Sam Kin
Tessa Slagter
David Theuvenet
Joost Matthijssen
Stefanie Kolk
13
founding partners
streven naar vernieuwing
ellen mensink – ccl
“Voor mij is CCL een manier om letterlijk mijn eigen steentje bij te dragen aan een betere wereld”
bestuursleden aan het woord Het bestuur van Creatieve City Lab bestaat uit drie personen die vanuit hun persoonlijke overwegingen maatschappelijk verantwoord ondernemen een warm hart toedragen. Zij hebben ieder vanuit hun professionele expertise en achtergrond het belang en de noodzaak van duurzaam innoveren ervaren en zijn als bestuurslid maar ook als founding partner vanuit hun verschillende organisaties betrokken bij CCL.
14
Ellen Mensink is voorzitter van Creative City Lab en stond als initiatiefnemer aan de wieg van de stichting. Het initiatief ontstond in 2008 na een groeiend besef en frustratie dat de technische oplossingen, de kennis en het ondernemerschap allemaal in deze regio voorhanden is, maar dat het maar niet lijkt te lukken om samen tot het daadwerkelijk verduurzamen van onze omgeving te komen. “Voor mij is CCL een manier om letterlijk mijn eigen steentje bij te dragen aan een betere wereld. En om te laten zien dat het kan en werkt en noodzakelijk is. We zijn het aan onszelf en aan de wereld verplicht om grote ambities te hebben als het gaat om de toekomst van onze leefomgeving gaat en de problemen die we zien. Met CCL doen we ons best om deze ambitie waar te maken en echt aan te pakken. Om dit te bereiken heb ik gezocht naar het multiplier
effect. Dat ene steentje moet een fundament worden of een eerste worp in de vijver, met een olievlekwerking naar een duurzame wereld. En wat is er mooier dan dat te doen met jonge mensen? Dat zijn tenslotte de bewoners en consumenten van de toekomst.” “Door deze jonge mensen samen een opdracht te geven en een intensief traject te laten doorlopen, gaat duurzaam ondernemen in hun haarvaten zitten. Het worden in feite zelf duurzaamheidexperts en als wij van CCL ze ook in de toekomst aan elkaar blijven verbinden, zal er alleen maar méér gebeuren. Dat is waardevol omdat zij de managers van de toekomst zijn.” “Ik geloof in de transsectorale aanpak als het gaat om verduurzamen. Innovatieve oplossingen gaan over ketenintegratie, verschillende sectoren en over disciplines die samen vernieuwen en tot oplossingen komen. En precies daar zetten we op in bij Creative City Lab; het aangaan van meerdere samenwerkingsvormen.” Ellen Mensink is vanuit haar eigen bedrijf Createtoday, een bureau dat zich richt op concept- ontwikkeling en duurzame vernieuwing, nauw betrokken geweest bij het Innovatielab. “Na het samenbrengen van de founding partners, het oprichten van de stichting en het bijeenbrengen van de financiering heb ik tijdens het Innovatielab voor een deel als projectcoördinator opgetreden.” Ellen kijkt tevreden terug op de uitkomsten van het eerste Innovatielab
van CCL. “Ik denk dat de ideeën die uit dit lab naar voren zijn gekomen, meer potentie in zich hebben dan je op het eerste gezicht ziet. Het zijn stuk voor stuk goed doordachte ideeën, die op een laagdrempelige en creatieve manier zijn gecommuniceerd. Daarnaast heeft dit Innovatielab 24 duurzaamheidexperts geïntroduceerd in de maatschappij en hebben we veel mensen aan het denken gezet met onze vragen. Maar zoals ik al zei, we zijn het aan onszelf verplicht om de volgende keer wederom nog creatiever, slimmer en ondernemender te zijn!”
marcel heskes – squarewise
“De belangrijkste drijfveer achter deze samenwerking is het zoeken naar toepasbare en duurzame oplossingen” Squarewise is een strategisch organisatieadviesbureau voor kennis- en innovatievraagstukken. Marcel Heskes is partner bij Squarewise, waar hij zich met name richt op het ontwikkelen en onderhouden van kennisnetwerken binnen en tussen organisaties. 15
“Squarewise is betrokken bij CCL omdat wij sterk geloven dat het creativiteit vergt om kennis om te zetten in waarde.” Als grondlegger van de stichting ziet Marcel Heskes de gelijkenis in aanpak van problemen. “De aanpak van Squarewise ligt dicht bij de visie van CCL. Onze manier van consultancy, analyse en implementatie draait om het doorgronden van een probleem door écht te begrijpen wat er gaande is, om vervolgens snel over te gaan tot haalbare en duurzame actie in samenwerking met alle stakeholders. De belangrijkste drijfveer achter deze samenwerking is het zoeken naar toepasbare en duurzame oplossingen.” Squarewise ondersteunt het Innovatielab financieel en geeft begeleiding bij de methodes die de deelnemers gebruiken. De focus ligt hierbij op het onderzoek, het proces en de aanpak van het Lab. Tijdens het Innovatielab hebben de labcoördinator en teambegeleiders van Squarewise verder sturing gegeven aan het samen met deelnemers actief bouwen aan concrete resultaten. “Het voordeel van consultant zijn, is dat je bekend bent met de aanpak en het type werk dat binnen het Innovatielab gedaan moet worden.” Marcel Heskes is blij verrast met de resultaten van het Innovatielab: “Ik vind het heel knap dat het de deelnemers is gelukt om in korte tijd tot de kern van een probleem te komen, het idee te doorgronden, uitlegbaar te maken, en dit om te zetten in nieuwe oplossingsrichtingen.” 16
monique mulder – mattmo concept | design
“De ‘can-do’ mentaliteit van de studenten, hun openheid en ongeremdheid is verfrissend” Monique Mulder is eigenaar van het communicatie- en ontwerpbureau Mattmo. “Bij Mattmo werken wij dagelijks voor een breed scala aan opdrachtgevers, profit en non-profit, van individuele fotografen tot multinationals. Onze aanpak is mediumonafhankelijk en met multidisciplinaire teams komen wij tot creatieve oplossingen. Oplossingen creëren, gestalte geven, inspireren en inzicht geven, dát kunnen we met creativiteit”. Monique Mulder ziet als ‘créateur’ dat de verantwoordelijkheid door de hele keten gaat en dat creativiteit op elk niveau een bijdrage kan leveren. “Verantwoordelijkheid houdt niet op bij ons eigen paradigma. Onze werkwijze om tot creatieve oplossingen te komen is ook toepasbaar op ‘global issues’, zoals ‘waste management’ of de klimaatproblematiek.” Dit is ook in Mattmo’s samenwerking met Creative City Lab tot uiting gekomen.
Mattmo’s betrokkenheid bij Creative City Lab is ook gelegen in het promoten van de bottom up aanpak. Vanuit de CSR programma’s ziet Monique Mulder dat overheden, instanties, universiteiten en multinationals vaak een langetermijnbenadering hebben. Ideeën en innovatie wordt van bovenaf gestuurd. Top-down dus. “Je kunt de verantwoordelijkheid echter niet alleen neerleggen bij de bedenkers of bij de eindgebruikers, het zijn de mensen aan het eind van de keten die het uit moeten voeren.” Mattmo gelooft dat de versnelling kan worden bereikt door bottom-up te denken en te werken en mogelijkheden aan te reiken die voortkomen uit bestaande middelen, gewoonweg haalbaar en aansprekend voor de mensen die ermee moeten leven of werken. Monique heeft veel inspiratie gekregen van de samenwerking met de deelnemersteams van het Innovatielab: “De ‘can-do’ mentaliteit van de studenten, hun openheid en ongeremdheid in het denken is verfrissend. Er werd gedacht vanuit mogelijkheden in plaats van vanuit clichés, vanuit creativiteit in plaats van conventies. Ik hoop dit veel vaker tegen te komen.”
17
uitvouwvel met
18
process etc.
19
innovatielab trends
thema en vraagstelling innovatielab 2009 thema
In 1987 heeft het rapport ‘Our Common Future’ van de Verenigde Naties het belang van duurzaamheid wereldwijd op de kaart gezet. Een belangrijke kwestie binnen de duurzaamheidproblematiek is het klimaat. De film ‘An inconvenient truth’ van Al Gore heeft internationaal de aandacht gevestigd op de verandering van het klimaat en de noodzaak van CO2reductie. De wetenschap is het bijna unaniem eens met het idee dat de mens een belangrijke factor is in de opwarming van de aarde en het stijgen van de zeespiegel. De enorme hoeveelheden CO2 die wij uitstoten is het gevolg van het mondiale gebruik van fossiele brandstoffen voor de opwekking van energie. Het energiegebruik in Nederland kan grofweg worden onderverdeeld in industrie, verkeer en de gebouwde omgeving. Deze laatste categorie neemt ongeveer een derde van het totale energiegebruik voor zijn rekening. In de nieuwbouwomgeving zijn de laatste jaren al vele maatregelen getroffen om woningen duurzamer te maken. De potentie van de bestaande bouw (met 7 miljoen woningen van vóór de jaren tachtig) is echter vele malen groter. De huidige lokale en nationale initiatieven leiden nog niet of nauwelijks tot de gewenste resultaten. Om de bestaande gebouwde omge20
ving duurzamer te maken moet er een flinke transitie plaatsvinden en moeten potentierijke initiatieven opgeschaald worden.
vraagstelling
Het Innovatielab van Creative City Lab heeft zich in 2009 bezig gehouden met ‘het realiseren van een klimaatneutrale bestaande woonwijk’. Belangrijke stappen om een klimaatneutrale woonwijk te realiseren zijn het doorvoeren van energiebesparende maatregelen, het lokaal opwekken van duurzame energie en het duurzaam renoveren. Met ingrediënten als gevestigde belangen, een bestaande ruimtelijke indeling van de wijk, betrokken bewoners en oudere huizen in een grote variëteit (die niet allemaal eenduidige te verbouwen of renoveren zijn) is dit een complexe maar ook zeer urgente vraagstelling. Het Innovatielab heeft zich in eerste instantie niet gericht op het ontwikkelen van volledig nieuwe technologieën, maar op het succesvol toepassen van deze technologieën en procesinnovatie. Specifieke aandachtsgebieden van het Innovatielab 2009 waren: nieuwe businessmodellen, samenwerkingsvormen en financiële constructies, het succesvol toepassen van technologieën en multimedia toepassingen en het realiseren van bewonersbetrokkenheid, draagvlak en bewonersparticipatie.
innovatielab expert opinion
gerrit jolink
theun koelemij
gerrit jolink – programmamanager klimaatbureau amsterdam
De gemeente Amsterdam kan volgens Jolink de ideale randvoorwaarden scheppen en allerlei technische voorzieningen regelen, maar dat is niet voldoende: “Het zijn de eigenaren van huizen en gebouwen en de gebruikers daarvan die voor de energiereductie moeten gaan zorgen. Energie besparen heeft om te beginnen dus een gedragsverandering nodig. Daar zie ik voor de deelnemers van CCL een rol weggelegd.”
theun koelemij – programmaleider bestaande woningvoorraad bij klimaatbureau amsterdam.
Koelemij is onder de indruk van de samenwerking tussen verschillende partijen die door het Innovatielab zijn ontstaan: “Partijen in de stad zijn met elkaar gaan praten en opnieuw gaan nadenken over het onderwerp, van mensen uit de haven tot mensen van woningbouwcorporaties. Een project zoals dit helpt om het onderwerp klimaat en energietransitie levend te houden in de stad. Het is een nieuwe impuls om het onderwerp tot de orde van de dag te maken en dat is heel belangrijk.”
inge van der klundert
inge van der klundert – klimaatbureau utrecht Inge van de Klundert van de gemeente Utrecht ziet de CO2-neutrale, bestaande woonwijk nog steeds als een heel urgent thema.
“Wat mij betreft is de conclusie dat er nog steeds een groot probleem ligt helemaal juist, maar er is een wereld van verschil tussen alle ideeën die bedacht worden (zowel binnen CCL als elders in de gemeente) en de uitvoering van die ideeën”. Het verduurzamen van de bestaande woonwijk blijft lastig omdat de markt de oplossingen niet oppakt of slechts een gedeelte ervan. Klundert: “Er is geen tovermiddel om de ambities te halen, dat besef begint bij iedereen in te zinken.” Het lijkt een moeizame uitdaging om samen met partijen te innoveren en kennis uit te wisselen. Klundert denkt dat de oorzaak hiervan niet ligt bij de terughoudendheid om anderen een kijkje in de eigen keuken te geven. “Het is eerder de weerbarstigheid van de problematiek en de vertaalslag die nodig is om elkaar te begrijpen. Men begrijpt elkaar soms gewoon niet.”
21
innovatielab expert opinion
paul veendrick
ger boon
paul veendrick - rabobank nederland & ger boon – rabobank haarlem en omstreken
Paul Veendrick is manager Duurzame Energie en Klimaat voor de stafgroep MVO bij Rabobank Nederland en verantwoordelijk voor de duurzame innovatie van de Rabobank Groep. Collega Ger Boon is manager Beleid & Coöperatie van Rabobank Haarlem en omstreken. De Rabobank is partner van Creative City Lab en gelooft in de stuwende en vernieuwende kracht van het Innovatielab als bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van welvaart en welzijn. Ook vanwege de lokale duurzame betrokkenheid van Rabobank met haar leefomgeving. Het thema en de vraagstelling ‘het realiseren van een klimaatneutrale, bestaande woonwijk’ is niet nieuw. De verfrissende aanpak en de professionele benadering van CCL is dat wel volgens Ger Boon. Paul Veendrick deelt die mening: “Als bank merken we ook dat consumenten niet zoveel gevoel hebben bij het woord ‘neutraal’. Echter de oplossingen die uit het lab voortkomen kunnen wel vernieuwend zijn.” Dat is ook nodig, want de thematiek blijft volgens Veendrick urgent. “Belangrijkste voor ons als Rabobank is de lokale insteek van Creative City Lab, waarbij het gaat om problemen en oplossingen die zichtbaar zijn in de wijk. Meestal gaan mensen pas echt acteren als ze er zelf beter van worden.” Volgens Veendrick is het belangrijk om te weten wie de wijkbewoners zijn en wat hun 22
rob van der meer
behoeften zijn. “Grote bedrijven en instellingen werken vaak vanuit een top-down aanpak. Het Innovatielab van CCL koos het afgelopen jaar juist voor een bottom-up benadering. Belangrijk is dat beide stromingen elkaar blijven ontmoeten”. Ger Boon: “Voor woningbezitters en woningcorporaties is vooral de financiële trigger van belang, door de manier van benaderen en de multidisciplinaire aanpak was de uitkomst van de ideeën van CCL verrassend en realistisch. Dat is ook de reden dat wij als bank participeren in het Innovatielab van de stichting Creative City Lab.”
rob van der meer – uneto-vni
Rob van der Meer is programmacoördinator energie bij Uneto-VNI. “Wij vinden het nog steeds ontzettend belangrijk dat woonwijken klimaatneutraal ontwikkeld worden. In de nieuwe energievisie die afgelopen week is uitgebracht door zeven politieke partijen, te weten VVD, SGP, Christen Unie, D66, PvdA, GroenLinks en CDA staat ook dat er in elke provincie minimaal één gemeente moet zijn die een energieneutrale woonwijk gaat opzetten. Vanuit UNETO-VNI hebben wij input geleverd aan deze visie. Maar we zouden natuurlijk veel verder moeten gaan. In het Deltaplan staat dat vanaf 2013 alle nieuwbouw energieleverend moeten zijn, niks ‘Epc van 0.8’! En die slag moeten we ook gaan maken met de bestaande woonwijken. Wat betreft de klimaatneutrale woonwijk blijft de observatie van UNETO-VNI er een van ‘De techniek is er, we kunnen het, waarom gebeurt het niet?’. Het is economisch en maatschappelijk te verant-
patrick tielkes
woorden maar toch wordt er nog geen actie ondernomen. De belangrijkste reden hiervoor is onbekendheid, angst en de vraag waar het geld vandaan moet komen.” “Kennelijk moet je mensen meer aan de hand nemen. Dat is ook de tekortkoming van initiatieven en projecten die voortkomen vanuit ‘Meer met minder’: er is niemand die de totale regie neemt, die zorgt dat de verschillende activiteiten in de markt elkaar versterken. De vertaling naar de praktijk blijft hangen. E.nu is een initiatief van UNETO-VNI, waarbij MKB-ondernemers samen een totaalpakket van energiebesparende maatregelen aan de klant aanbieden. Binnen E.nu begeleiden wij van UNETO-VNI groepen ondernemers die samen bezig zijn met het vermarkten van energiebesparing en duurzaamheid. Dit is nodig om de integrale duurzame aanpak (een one-stop-shop aanbod) richting de klant van verschillende aanbieders (aannemer, loodgieter, elektricien) ook daadwerkelijk te laten werken.”
patrick tielkes - stadgenoot
Patrick Tielkes is senior beleidsmedewerker Strategie & Beleid bij Stadgenoot. “Wat ik bijzonder vind aan het lab is dat het jullie gelukt is om de complexe thematiek op een creatieve en vooral laagdrempelige manier aan een breed publiek te communiceren. Voor Stadgenoot waren er veel inspirerende voorbeelden in de uitwerking van de ideeën. De problematiek is ingewikkeld, maar wel belangrijk voor de vele doelgroepen waarmee
tim van ruiten
wij te maken hebben en je moet het goed uit kunnen leggen allemaal…”. “Ik vind het knap dat dit de deelnemers van CCL gelukt is. Verder ben ik onder de indruk van de snelheid waarmee deze studenten grote hoeveelheden kennis rond de problemen en de mogelijke oplossingsrichtingen zich eigen hebben gemaakt. Bovendien werkt het enthousiasme van de studenten aanstekelijk. Het Innovatielab is een mooie manier om de problematiek te verkennen. Het biedt de mogelijkheid om verschillende vliegen in een klap te slaan; mensen worden opgeleid en tegelijkertijd wordt er een spectrum van nieuwe wegen en invalshoeken verkent die er voorheen nog niet was. Het is fijn om daar met nieuwe mensen over te praten, in plaats van met dezelfde experts die je vaak treft.”
tim van ruiten - far west
Tim van Ruiten is hoofd vastgoedbeheer en financiën van corporatie Far West. “Het thema ‘Het realiseren van de klimaatneutrale, bestaande woonwijken’, ofwel het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad, staat nog steeds heel nadrukkelijk op de agenda bij onze organisatie. Voor ons is het daarbij van belang om methodes te vinden waarbij de kosten en de baten van deze investeringen goed gematched worden. In het lab zijn daarbij een aantal aardige ideeën naar voren gekomen, die bij ons ook in andere platformen en in gesprek met projectontwikkelaars en de gemeente Amsterdam terug zullen komen.”
23
special
Wethouder Marijke Vos over CCL
marijke vos is wethouder van de portefeuille zorg, milieu, personeel en organisatie, openbare ruimte en groen
klimaatneutrale woonwijken
marijke vos – wethouder milieu amsterdam
“Creative City Lab levert ideeën en oplossingen voor praktische problemen”
aanpak van het innovatielab
Marijke Vos is geïnspireerd door de aanpak van het Innovatielab: “Jullie durven vragen te stellen bij zaken die zo voor de hand lijken te liggen. Het opnieuw nadenken over deze vraagstukken kan leiden tot nieuwe inzichten en creatieve oplossingen.” Daarmee sluit het ook aan bij de aanpak van het Amsterdamse programma “Nieuw Amsterdams Klimaat”. Die aanpak is gebaseerd op samenwerken en elkaar uitdagen naar nog betere oplossingen. “Ik was onder de indruk van de hoeveelheid informatie en kennis die de deelnemers zich in korte tijd eigen hebben gemaakt.” 24
De doelstelling om vóór 2025 binnen de bestaande wijken de CO2-uitstoot met 40% reduceren is volgens Marijke Vos een moeilijke, maar haalbare opgave: “Een woonwijk biedt enorme kansen om slim de vraag naar energie en de duurzame productie uit wind en zon te combineren. Het is goedkoper en efficiënter om energiemaatregelen op grotere schaal te nemen dan bij bijvoorbeeld één woning. De bestaande woningvoorraad draagt bij aan een groot aandeel van de CO2 uitstoot. Met simpelweg het beter isoleren van huizen wordt al enorme winst geboekt. Niet alleen beter voor het klimaat maar ook voor de energierekening van de gebruikers want de oplopende kosten van fossiele brandstoffen zullen de omslag naar duurzame energieproductie rendabel en goedkoper maken.” De resultaten blijven op dit moment achter. Het is ook een complex thema omdat er zoveel belangen samenkomen, om te beginnen zijn er in veel wijken verschillende eigenaren. Wethouder Vos: “We hebben te maken met corporaties, particuliere verhuurders en eigen huiseigenaren. Dan is het lastig om een gezamenlijk plan van aanpak op te stellen.
De gemeente heeft beperkte mogelijkheden om deze partijen te sturen. Daarnaast hebben wij ook te maken met allerlei regels over bijvoorbeeld huurbescherming en welstand.
“Ik was onder de indruk van de hoeveelheid informatie en kennis die de deelnemers zich in korte tijd eigen hebben gemaakt” Landelijke regelgeving kan deze processen wel enorm versnellen door bijvoorbeeld de verkoop van huizen met een energielabel G of F te verbieden. Het zou mij niet verbazen als een nieuw kabinet met plannen en regels komt die dit vastlegt. Huizen moeten gewoon energiezuiniger”. Het klimaatbureau van de gemeente Amsterdam neemt het initiatief om de verschillende belangen en partijen bij elkaar te brengen en te kijken waar we versneld tot oplossingen kunnen komen. Creative City Lab brengt talent, maatschappelijke vraagstukken en nieuwsgierigheid samen. “Jullie leveren ideeën en oplossingen voor praktische problemen”.
wat doet de gemeente nog meer?
De gemeente heeft ambitieuze plannen om de luchtkwaliteit te verbeteren en maatregelen te nemen om de CO2 uitstoot terug te dringen. Daarmee werken we in Amsterdam aan een Nieuw Amsterdams Klimaat. Daarbinnen zijn een aantal belangrijke thema’s: We steken veel geld in het stimuleren van elektrisch vervoer in Amsterdam en het terugdringen van het autoverkeer. Dat is goed voor de luchtkwaliteit en het terugdringen van de CO2 uitstoot. Uiteraard is energie het belangrijkste thema. We weten dat de fossiele brandstoffen (olie en gas) steeds schaarser en duurder worden. En ze zijn verantwoordelijk voor een forse uitstoot van CO2. In Amsterdam kiezen we ervoor om uiteindelijk onafhankelijk te zijn van deze brandstoffen. Dit doen we door te investeren in de energiebronnen van de toekomst: zon, wind en biomassa. Maar ook door te zorgen voor energiebesparing in de bestaande woningen. Overigens worden vanaf 2015 alle nieuwbouwwoningen klimaatneutraal gebouwd. En het belangrijkste is: we werken samen met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en bewoners aan het duurzame Amsterdam van de toekomst. 25
masterclass
een zinnenprikkelende kick-off het innovatielab van creative city lab 2009 in juli ging van start met een zinnenprikkelende kick-off: een tweeweekse en intensieve masterclass.
Deze know how en netwerkexpeditie was bedoeld om de deelnemers klaar te stomen voor hun opdracht. In twee weken tijd klommen maar liefst dertig opinieleiders, sprekers en professionals op het spreekgestoelte om de problematiek rondom de realisatie van een klimaatneutrale woonwijk vanuit verschillende invalshoeken en kennisgebieden te belichten. De inspirerende presentaties van deze inhoudelijke experts lichtten al heel wat tipjes van de sluier op wat betreft de verschillende deelonderzoeken en de oplossingsrichtingen voor de klimaatneutrale woonwijk. De lezingen gaven inzicht in wat de belangrijkste ontwikkelingen en de onderdelen van de problematiek zijn, zo werden bijvoorbeeld de verschillende belangen beschreven en de al bestaande initiatieven toegelicht. Voor de deelnemers van het Innovatielab werd het nog interessanter toen ze door de verschillende professionals verrast werden met competentieworkshops over creativiteit, ondernemerschap en teamwork. De deelnemers leerden elkaar niet alleen beter kennen, maar zagen dat de masterclass ook meteen de ideale gelegenheid was om alvast waardevolle contacten te leggen voor het vervolg van het onderzoek. Een van de eerste creatieve professionals die aan het woord kwam tijdens de masterclass 26
was Ingrid de Pauw van ontwerpbureau ideal&co. Het is een ontwerpbureau dat zich uitsluitend richt op duurzame oplossingen en projecten en maakt gebruik van materialen die klimaatneutraal zijn, zoals locaal geproduceerd fsc-hout.
ingrid de pauw - ideal&co
“Creativiteit in communicatie kan ervoor zorgen dat meer of andere mensen worden bereikt” Ingrid’s boodschap was een eye-opener: de natuur heeft alle antwoorden! In haar presentatie benadrukte ze dat de natuur hele eigen originele en efficiënte oplossingen heeft, ook voor problemen waar ontwerpers vaak tegen aan lopen. Ze introduceerde de term biomimicry en liet zien hoe de wetten van de natuur en de eigenschappen en structuur van materialen in de natuur kunnen worden nagebootst bij het ontwerpen en vormgeven van producten. Als voorbeelden gaf ze de indrukwekkende houten vangrail die in opdracht van Rijkswaterstaat gebouwd was en een grijs watertoilet dat
27
in samenwerking met Sphinx/Wavin werd ontwikkeld. Ingrid de Pauw motiveerde de deelnemers om hun inspiratie uit de natuur te halen en tijdens hun onderzoek oplossingen te zoeken vanuit het cradle to cradle principe. De creatieve aanpak van CCL biedt volgens Ingrid de Pauw kansen: “Ik zie creativiteit vooral als mogelijkheid om met vernieuwende oplossingen voor een klimaatneutrale wijk te komen, maar ook in communicatie kan creativiteit ervoor zorgen dat meer of andere mensen worden bereikt.”
Echter, de grootste eyeopener bleek Van Gansewinkel’s actieve houding in coöperaties tussen de bedrijven uit de gehele keten van productie, consumptie en afval. Zo is het afvalbedrijf actief betrokken bij de ontwerpfase van producten die uiteindelijk in het afval terecht komen. Het bedrijf onderhandelde eerder met bedrijven als Philips om te kijken in hoeverre hun producten zodanig samengesteld kunnen worden dat de verwerking van die producten het recyclingproces vergemakkelijken. Van Gansewinkel is hiermee een inspirerend voorbeeld gebleken voor het ‘out-of-the-box’ denken en opzetten van een ketencoöperatie.
yoeri van alteren - van gansewinkel
Het thema afvalverwerking werd tijdens de Masterclass aangenaam uitgelicht door Van Gansewinkel. Yoeri van Alteren besprak namens het afvalverwerkingsbedrijf voornamelijk hun activiteiten op het gebied van duurzaamheid, recycling en cradle-to-cradle. Zo werd duidelijk dat waar vroeger slechts 25 procent van het afval werd gerecycled, het huidige rendement nu 75 procent recycling is. Ook werden de deelnemers aangemoedigd om vooral zelf actie te ondernemen op het gebied van afval scheiden. 28
gabriel augustijn - new shoes today
“We omarmen kansen in de context van creatie innovatie en verandering om de wereld om ons heen betekenisvol en een beetje ‘mooier’ te maken” Ook Gabriël Augustijn van New Shoes Today maakte veel indruk tijdens de masterclass met zijn creatieve en vrije manier van denken. Al bij binnenkomst werd meteen duidelijk
dat Gabriel een andere benadering had dan de vorige sprekers. Op blote voeten en met ongetemd haar begon hij met rangeren van de zitplaatsen van de deelnemers op de grond. Gabriel is een soort Hollandse nomade. Hij bouwt ondernemingen rondom personen en werkt die samen uit. Hij heeft een passie voor ondernemende mensen en vanuit dat idee heeft hij New Shoes Today opgericht. New Shoes Today is een groep zielsverwante professionals die mensen en organisaties stimuleren en ondersteunen. New Shoes Today geeft advies en coaching aan bijzondere mensen met bijzondere ideeën, gericht op ondernemen: “We omarmen kansen in de context van creatie innovatie en verandering om de wereld om ons heen betekenisvol en een beetje ‘mooier’ te maken.” Gabriel benadrukte in zijn verhaal dat het opzetten van een onderneming puur moet gebeuren vanuit het rotsvaste geloof in je eigen idee en dat al het andere hiervoor moet wijken. Geen krampachtige zekerheden creëren of je laten vangen in verwachtingspatronen, maar “…écht geloven en ervoor gaan en dan komt de rest vanzelf.” De workshop ‘creatief denken kun je leren’ van New Shoes Today zette de deelnemers heel wat keren op het andere been. Gabriel liet zien dat creatief denken niets anders is dan het doorbreken van patronen. Tijdens de workshop oefenden de deelnemers hun creatieve vaardigheden door nieuwe perspectieven te adapteren voor het kijken naar de wereld. Met filmpjes,
tekeningen, raadsels en oefeningen werden ze bewust gemaakt van hun eigen denkbarricades. Dé manier om ze klaar te stomen voor de uitdagingen tijdens het komende Lab, succes verzekerd als het gaat om tot nieuwe, creatieve inzichten te komen.
vincent kuypers - alterra
“Niet de mensen een wijk opleggen maar samen tot een gedeeld doel komen” Vincent Kuypers wil het anders doen: “Niet de mensen een wijk opleggen maar samen tot een gedeeld doel komen.” Als senior onderzoeker bij Alterra Instituut Wageningen richt Vincent zich op de invloed van klimaatverandering op de ruimtelijke ordening van stedelijke gebieden. Hij is onderzoeksleider van ‘Urban Heat Island-effect in Future Cities’, een Inter IVB netwerk, en is lid van de Eurocities-werkgroep voor luchtkwaliteit en klimaatverandering. Tijdens de Masterclass legde hij het Urban Heat-effect uit. “De stad heeft een eigen klimaat. De temperatuur ligt 4 tot 10 graden Celsius hoger dan in 29
open gebied. Dit is voornamelijk te verklaren door het opnemen van warmte door verhard oppervlak zoals asfalt, baksteen en platte daken. ’s Nachts blijven deze oppervlakken warmte afgeven waardoor ’s nachts zogenaamde hitte-eilanden ontstaan. Een ander typisch stedelijk probleem is de hoge concentratie van fijnstof en NOx veroorzaakt door verbrandingsmotoren in voertuigen.“ Vincent betoogde dat groen de oplossing is voor zowel de overtollige warmte, het fijnstof als NOx. Vooral het groen in de vorm van bomen. “Groen koelt door het beschaduwen van hard oppervlak en daarnaast bindt het fijnstof, doordat dit blijft hangen aan het ruwe oppervlak van de bladeren en de stam en het neemt NOx op door de huidmondjes in het blad.” In te hoge concentraties kan het fijnstof en de NOx voor het groen echter schadelijk zijn. Maar met de regen spoelt het fijnstof weer weg. De gemiddelde boom bindt 140 gr fijnstof per jaar, dit staat gelijk aan compensatie van 3500 autokilometers. Volgens Vincent betekent dit dat we meer bomen nodig hebben om fijnstof te ‘verwerken’! “Bovendien creëert groen, in de algemene perceptie, substantiële meerwaarde in de wijk, groen verhoogt niet voor niets de waardeprijs van een huis!” Het realiseren van meer groen in de stad is de grote uitdaging. Alleen al omdat boomwortels een ware strijd leveren met talloze leidingen en buizen onder de grond. Groen is vaak het eerste waarop in stedelijk beleid 30
fransje gorter – deelnemer innovatielab
“Ik vond het erg leuk dat de workshop liet zien hoe je op een andere manier naar dingen kan kijken en daardoor met andere oplossingen komt.” bezuinigd wordt, bovendien concurreert het op ruimtelijk niveau met veel andere initiatieven. Vincent Kuypers stuurde daarom aan op het integreren van clusters van grote bomen in de stad, de zogenaamde ‘pocket parken’ (kleine parkjes), want deze zouden het meest kostenefficiënt zijn. De boodschap van Vincent Kuypers aan de deelnemers was heel concreet: “Kijk zoveel mogelijk hoe je groen kunt inzetten.”
analyse
duurzaam renoveren deelnemersteam: Jesse Jop Jörg Sam Kin Stefanie Kolk Nijs Korevaar Erwin van Woudenberg
definitie en belang van het thema
Een woning in Nederland wordt momenteel gebouwd om gemiddeld vijftig jaar te blijven staan. De materialen in een woning hebben echter elk hun eigen ‘houdbaarheidsdatum’. Bovendien veranderen de wooneisen van bewoners, bijvoorbeeld willen mensen steeds meer ruimte. Om aan deze veranderingen tegemoet te komen worden huizen daarom met klein- en grootschalige maatregelen vernieuwd. Een kleine ingreep, zoals schilderwerk, wordt tot onderhoud gerekend; een grootschalige bouwtechnische ingreep, zoals een verbouwing, noemt men meestal een renovatie. De meeste renovaties in Nederland behelzen één of meer van de volgende zaken: vernieuwing van het dak (90%), uitbreiding van de woning (40%) en de renovatie van de gevel (65%) (Buildsight 2009). Maar waarom wordt er eigenlijk gerenoveerd? Omdat de huidige snelheid waarmee gesloopte woningen vervangen worden 0.75% per jaar is, zou het met een beleid van sloop tenminste 150 jaar duren om de Nederlandse woningvoorraad weer aan de wooneisen te laten voldoen. De naoorlogse woningvoorraad moet gemiddeld honderd jaar blijven staan en om dit te kunnen
realiseren, kan zij alleen worden gerenoveerd (Thomsen 2008). Bovendien blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat renovatie klimaatvriendelijker is dan nieuwbouw doordat renovatie de hoge milieuschade die bij nieuwbouw optreedt over een zo lang mogelijke periode uitsmeert (SenterNovem 2009, Greenpeace 2009). Het renoveren van woningen is dus, zelfs zonder dat de woning bijvoorbeeld energiezuiniger wordt gemaakt, een duurzamer alternatief dan sloop gevolgd door nieuwbouw. Met het oog op de doelstelling van Creative City Lab, het realiseren van een klimaatneutrale woonwijk, hebben wij duurzame renovatie daarom gedefinieerd als een renovatie die de effectieve CO2-uitstoot van een huis terugdringt. Hierbij moet een renovatie behalve de levensduur van een woning verlengen ook een terugname in CO2-uitstoot bewerkstelligen door de energieprestatie te verhogen. Waarbij de ‘gewone’ en energieprestatie verhogende renovaties dan wel op duurzame wijze worden uitgevoerd. Het verhogen van de energieprestatie van de bestaande woningbouw heeft raakvlakken met de thema’s energie besparen en duurzaam opwekken. Het gaat hier om de isolatiewaarde van een gebouw gecombi31
grafiek 1
grafiek 2
neerd met de manier waarop energie wordt verkregen. Het koppelen van het duurzaamheidaspect geeft perspectief om de toekomstige waarde, de gezondheid en de omgeving mee te nemen in het verhaal.
Het proces en de opdrachtgevers bij de totstandkoming van een duurzame renovatie Zoals duidelijk uit het rapport van Ecofys is er dus veel winst te behalen op isolatie. Voor de bewoners levert het een behoorlijk kostenvoordeel op. De energielabelverdeling van de bestaande woningvoorraad laat echter zien dat deze potentie nog verre van verwezenlijkt is.
de potentie tot co2-reductie van isolatiemaatregelen
Het grootste deel van CO2-uitstoot door woningen vindt op een indirecte manier plaats: door gebruik van elektriciteit (40%), warm water (14%) en het verwarmen van de ruimte (46%) (Ecofys 2005). Grootschalige CO2-besparingen die de laatste twee betreffen, vragen veelal duurzame maatregelen waarbij de winst wordt behaald door isolatie. Uit onderzoek door Ecofys (2005 ’Kosteneffectieve energiebesparing en klimaatbescherming’) blijkt dat er jaarlijks 15 miljoen ton CO2-uitstoot kan worden vermeden door isolatie. Dat is 22% van de 32 miljoen ton CO2 die woningen in Nederland jaarlijks uitstoten. Dit reductiepotentieel is weer voor 57% te verwezenlijken in koopwoningen, voor 29% in sociale huurwoningen en voor 14% in particuliere huurwoningen. Van de te nemen maatregelen hebben dak- en spouwmuurisolatie een terugverdientijd korter dan vijf jaar en is dit het meest rendabel bij vrijstaande woningen van voor 1966 (veelal koopwoningen), naoorlogse rijtjeswoningen en portiekwoningen van voor 1966. De laatste twee categorieën woningen zijn veelal in het bezit van corporaties en na vijftig jaar toe aan een ingrijpende renovatie. 32
(grafiek 1)
Uit onderzoek bleek dat vooral huurders (50%) maar ook woningeigenaren (27%) feitelijk niet eens weten hoe energiezuinig hun woning is. Bij de aankoop van een huis is de energiezuinigheid van ondergeschikt belang. Prijs, ligging, oppervlakte en dergelijke zijn veel belangrijker. Er is dus sprake van een laag bewustzijn rond energiegerelateerde zaken en mogelijke kostenbesparingen in het eigen huis! Uit onderzoek van Accenture (2009) blijkt bovendien dat Nederlanders weinig vertrouwen hebben in een oplossing voor het energieprobleem en ook zelf weinig actie ondernemen om klimaatverandering te voorkomen. Bij het afwegen van de voor- en nadelen voor het nemen van energiebesparende technische maatregelen spelen financiële prikkels een rol maar ook de onwetendheid van de bewoners is van belang. Zo is slechts 46% van de huurders op de hoogte van de kansen van de voor hen gunstig gezinde wet ZAV. Deze wet geeft hen de ruimte zelf woningverbeterende ingrepen te doen en deze vervolgens terug te vorderen bij de woningbouwcorporatie.
grafiek 3
Problemen rond de totstandkoming van een renovatie spelen zich dus af op verschillende momenten in het renovatieproces, en bij verschillende opdrachtgevers: woningbouwcorporaties, huurders en particuliere woningeigenaren. (grafiek 4) Als framework voor verdere analyse hebben wij het proces daarom opgedeeld in vijf van elkaar afhankelijke processtappen, en de problemen ingedeeld naar processtap en opdrachtgever (schema hieronder). Dit leverde een tweedimensionaal ‘processchema’ op. Problemen clusterden zich hierbij op vier plekken: voor de eigenaar/bewoner eigenlijk gedurende het gehele renovatieproces; bij de meeste opdrachtgevers (waaronder alle verhuurders) bij de financiële afweging van een specifieke renovatiemaatregel; en bij de huurder al in een vroeg stadium, omdat investeren in je eigen huurhuis nou eenmaal niet als rendabel wordt gezien.
grafiek 4
oplossingsrichtingen
Uit de analysefase zijn uiteindelijk vier oplossingsrichtingen voortgevloeid. De belangrijkste bevindingen die aan deze oplossingsrichtingen ten grondslag lagen, staan hieronder kort samengevat.
1
de toepassing van nieuwe innovatieve renovatieconcepten voor de naoorlogse woningvoorraad (‘46-’66) moet renovatie voor corporaties aantrekkelijker maken dan sloop + nieuwbouw. Van de gehele Nederlandse woningvoorraad beslaan de woningen uit de periode ’46 – ’66 (1.400.000) een groot gedeelte (21 %). Een groot gedeelte daarvan is in handen van de woningbouwcorporaties. Door verpaupering, inflexibele indeling, een kleine woonoppervlak, vocht- en tochtproblemen en een lage energieprestatie voldoen dergelijke woningen steeds minder aan de wooneisen. Er heerst daardoor een brede consensus over de noodzaak om in te grijpen. Er zijn daarbij twee oplossingen voorhanden: renoveren óf slopen gevolgd door nieuwbouw. Veel woningbouwcorporaties verkiezen de sloop gevolgd door nieuwbouw. Door een beperkte bouwcapaciteit wordt sloop echter toch weer vaak uitgesteld, waardoor woningen intussen verder verpauperen en de corporaties zelfs te kampen krijgen met leegstand. Uiteindelijk belandt men in een vicieuze cirkel: in een wijk met verpauperde woningen, waar veel leegstand is, willen niemand meer wonen. En zo wordt het inderdaad nog aantrekkelijker 33
om voor de meest drastische aanpak te kiezen: slopen (Thomsen 2008). Ondanks de feiten dat de huidige nieuwbouwproductie niet eens de capaciteit heeft om sloop te compenseren, sloop afbraak doet aan de bestaande sociale structuur in een wijk en bovendien een enorme impact heeft op het milieu, wordt sloop en nieuwbouw toch te veel en te snel toegepast omdat renovatie sowieso financieel onaantrekkelijk lijkt. Er is dus vraag naar innovatieve renovatieconcepten die wél rendabel zijn. Rentabiliteit moet daarbij op een brede manier benaderd worden en vergt een integrale zienswijze op de woonwensen van huidige en potentiële bewoners, waarbij bovendien moet worden gekeken naar verschillende schaalniveaus (van huis tot stadsdeel) en een lange termijn.
2
de particuliere woningeigenaar moet tijdens de aankoop van een woning direct geprikkeld worden tot het nemen van energieprestatie verbeterende maatregelen 35% van simpele isolatiemaatregelen als daken spouwmuurisolatie zijn binnen vijf jaar terug te verdienen (Ecofys 2005). Hoewel dus voor veel particuliere woningeigenaren moet gelden dat dergelijke ingrepen tot financieel voordeel strekken, gaan ze toch niet massaal over tot duurzame renovaties: door gebrek aan kennis, gebrek aan urgentie-ervaring en gedoe bij oriëntatie en uitvoering. Op het moment van aankoop van een woning gelden deze pro-
34
blemen echter in wat mindere mate. In de regel heeft of krijgt men dan een duidelijk overzicht van de financiële mogelijkheden en maakt men plannen voor de woning alvorens erin te trekken. Het ideale moment om energieprestatie verbeterende (lees: besparende) maatregelen uit te voeren. Bovendien zou zo’n oplossing een groot bereik kennen: Amsterdamse woningeigenaren verhuizen bijvoorbeeld gemiddeld iedere 9,2 jaar (wonen.amsterdam.nl).
3
de aanbodzijde van de renovatiemarkt moet zich richten op het nieuwe marktsegment waarbij de huurder geldt als opdrachtgever. In augustus 2003 is de Wet ZAV ingevoerd die huurders de mogelijkheid geeft hun eigen woning te renoveren. Deze wet houdt in dat in overleg met de woningbouwcorporatie een huurder zelf zijn woning mag veranderen, onder de enige voorwaarde dat er geen waardedaling optreedt. Uit onderzoek van WoonKennis en USP Marketing Consultancy blijkt dat 54% van alle huurders niet op de hoogte is van Wet ZAV. Bovendien geeft 15% aan dat ze willen verbouwen maar denkt dat dit niet mag. Daarnaast treed in 2010 het Initiatiefrecht in werking. Hiermee kunnen huurders een woningverbeterende verbouwing eisen van hun verhuurder met als tegenprestatie wellicht een huurverhoging. Er kan dus een groot marktsegment worden aangeboord door huurders te wijzen op hun rechten en mogelijkheden. Een intermediaire,
link naar de ideeën Om eigenaren/bewoners en huurders op een actievere manier te betrekken bij de kansen en mogelijkheden van duurzame renovatie moeten zij over informatie en middelen beschikken. Alleen dan kan een afweging gemaakt worden of duurzame renovatie een voor hen gunstige oplossing is. Om dit op een laagdrempelig en aantrekkelijke manier te faciliteren, is het idee van de Renovatiebus geboren; een rijdende kenniswinkel met energiecoaches. De bus faciliteert
onafhankelijke organisatie kan zich vervolgens als bijzondere aannemer begeven tussen de uitvoerende partijen en de huurder. Zij kan een rol spelen bij het plannen van een renovatie, waar zowel huurders als verhuurders zich in kunnen vinden.
4
de aanbodzijde van de markt voor eigenaar/bewoners moet georganiseerd worden als one-process-shop waarbij één partij het hele renovatie- en financieringproces begeleidt Samenwerking in de keten is nieuw in de bouwwereld en gebeurt nog relatief weinig. Nadat mensen hebben besloten om hun woning te renoveren, lopen zij vaak aan tegen een wirwar van partijen. Er is geen eenduidige informatie te vinden over welke producten voor de consument het meest interessant zijn of welke financieringsmogelijkheden er zijn. Door de aanbodzijde van de markt aanspreekbaar te maken via een centrale partij, worden deze problemen voor een groot gedeelte opgelost. Deze centrale partij kan de consument eenduidig informeren over zowel uitvoering als de financiering van een renovatie. Daarbij is deze centrale partij het aanspreekpunt gedurende het gehele proces van de renovatie. Door op een natuurlijk moment in te stappen, bijvoorbeeld bij de koop van een nieuwe woning, kun je een grote groep bereiken met argumenten als woonwensen en het terugdringen van de maandelijkse energierekening.
samenwerkingsverbanden door relevante partijen op een mobiele locatie samen te brengen, om zo direct de consument te bereiken en van informatie te voorzien. Voor de naoorlogse woningvoorraad zouden innovatieve, integrale oplossingen op basis van renovatie de verschillende problemen op het gebied van duurzaamheid tegelijk kunnen oplossen; deze gedachtegang is verder uitgewerkt in het idee van Urban Make-over.
conclusies
Geconcludeerd kan worden dat het gebrek aan financiële constructies niet eens het probleem is, hoewel de juiste financiële prikkels een rol spelen in het keuzeproces. Terugverdientijden blijken minder belangrijk dan toegevoegde woningwaarde, extra comfort en woongenot. De bewoners zijn onwetend over de mogelijkheden van energiebesparing en de eigenaren/bewoners en huurders blijken vaak niet actief te zoeken naar informatie op het gebied van duurzame renovaties. Huurders voelen daarnaast vaak geen urgentie. Er is vraag naar samenwerkingsverbanden die een pasklare oplossing bieden en het de opdrachtgever makkelijker kunnen maken tijdens het renovatietraject. Zoals aangehaald, brengt de naoorlogse woningvoorraad voor corporaties urgentere problemen met zich mee dan de slechte energieprestatie. Er is gebrek aan een integrale oplossing voor deze wijken. Informatievoorziening is volgens onze analyse een aandachtspunt tijdens het proces van duurzame renovatie. Die is nu te gebrekkig. Om duurzame renovaties uit te voeren moeten eigenaren/bewoners en huurders op een actievere manier bereikt worden, zodat ze over de middelen beschikken om een rationele afweging te maken: goede communicatie vanuit woningbouwcorporaties kan hier een rol in spelen. Eén oplossingsrichting voor dit probleem is volgens het onderzoeksteam dan ook gelegen in informatie, communicatie en organisatie. 35
energie besparen & nieuwe media analyse
deelnemersteam: Anna Lisa Lengkeek Sabine Biesheuvel Dirk de Bruijne Tessa Slagter Cor van Essen.
belang van het thema energie besparen
Bij de discussie over duurzaamheid in relatie tot energie komt al snel het nieuwe model van de trias energetica ter sprake; de drie aspecten die van belang zijn bij het realiseren van klimaatneutraliteit. De drie opeenvolgende stappen zijn; het terugdringen van de energievraag, de resterende energiebehoefte zoveel mogelijk duurzaam opwekken, overige energievraag vervullen door het gebruik van reststromen. Dit driestappenplan heeft alles te maken met het bereiken van een klimaatneutrale woonwijk. Het tijdperk van een ongebreidelde toevoer van goedkope energie is verleden tijd: fossiele brandstoffen worden zeldzamer en dus duurder. Besparen is hoe dan ook noodzaak. Het team ‘Energie Besparen’ is daarom de uitdaging aangegaan om oplossingen te bedenken om de stijging in het energiegebruik te stoppen en beter nog; te laten dalen.
verloop van de analysefase
De eenduidige vraagstelling rondom energiebesparing is als volgt geformuleerd: 36
“Hoe kunnen wij energiebesparing inzetten bij het creëren van een klimaatneutrale, comfortabele, bestaande woonwijk?” Hierbij werd energiebesparing gedefinieerd als “Het uitvoeren van dezelfde activiteiten of vervulling van dezelfde functies met minder energiegebruik.“ Een analyse van energiebesparing begint bij een gedegen begrip van de huidige vraag naar energie en de identificatie van trends in het verbruik. Daarbij is gekeken naar het gemiddelde verbruik per huishouden in Nederland. Onder de vraag naar energie wordt zowel de behoefte aan elektriciteit als gas verstaan. Plaatjes: 2701_definitief_4_september_2009_ eindpresentatie_analyse slide 12 De belangrijkste trend die tussen 1990 en 2007 te signaleren valt, is dat het jaarlijkse elektriciteitsverbruik per huishouden met 24% is gestegen terwijl in diezelfde periode het jaarlijks aardgasverbruik per huishouden daalde met 30%. Deze daling in gasverbruik is vooral te danken aan betere isolatie en zuiniger verwarmingssystemen. De stijging in elektriciteit komt vooral door de stijgende vraag naar tijdsbesparende en luxe apparaten door tweeverdieners en de stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens.
grafiek 5 (trias energetica)
Energiebesparing verwijst naar alle besparende maatregelen om de consumptie van energie te verminderen. Daarbij zien wij de volgende twee mogelijkheden: De aanschaf van een zuiniger apparaat. Bijvoorbeeld A of A+. Hiermee kan een elektriciteitsbesparing van 8% worden bereikt. Efficiënter gebruik van energie: door een apparaat op een andere, zuiniger manier te gebruiken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het tegengaan van sluipverbruik, wassen op een lagere temperatuur, hoger zetten van de temperatuur van de koelkast, etc. Hiermee kan 5-10% elektriciteit bespaard worden.
oplossingrichtingen en conclusies
Met de identificatie van de twee mogelijkheden, de aanschaf van zuinigere apparaten of efficiënter gebruik, komen we aan bij het onderwerp hoe we deze maatregelen kunnen implementeren in de klimaatneutrale woonwijk. Hoe krijg je mensen zover om dergelijke maatregelen te nemen of dergelijke aankopen te doen? Uit ons literatuuronderzoek zijn vier oplossingsrichtingen voortgekomen die energiebesparing binnen de bestaande woonwijk op de twee hierboven benoemde wijzen kunnen helpen brengen. Dit zijn: informatievoorziening, wetgeving, financiële middelen (als subsidies) en techniek (zoals slimme meters of A++ apparatuur). We lichten de richtingen kort toe.
grafiek 6
door technische middelen
Naast ons team rond ‘Energie besparen’ is er ook een team aan de slag gegaan met ‘Duurzaam renoveren’. In overleg met dit team zijn wij er toe gekomen om de oplossingen voor energiebesparing voor ons team niet te zoeken in het uitvoeren van technische aanpassingen in de woning (zoals vloer- en spouwmuurisolatie). Wel richtten wij ons op de aanschaf van nieuwe apparatuur. Gelet op de eerdergenoemde trends in het energiegebruik en de voorgestelde mogelijkheden voor energiebesparing, zien wij met name kansen voor energiebesparing op het gebied van het elektriciteitsgebruik. Zo kunnen fabrikanten zuiniger, aangepaste apparaten voor eenpersoonshuishoudens ontwikkelen of zich richten op de koopkracht van de tweeverdieners die wel willen beschikken over nieuwe apparaten en daar misschien iets extra’s voor willen uitgeven, maar niet de tijd hebben om energiebesparende maatregelen te nemen.
het nut van informatiebronnen
Informatie is een voorwaarde voor bewustwording van het nut en de voordelen van energiebesparing. Uit ons onderzoek is gebleken dat de informatiebronnen over energiebesparing die door de consument zelf worden geconsulteerd (passief) kwalitatief beter zijn in het informeren over energiebesparing dan bronnen die consumenten al dan niet ongevraagd informeren (actief). Zo bereiken passieve bronnen 37
Bron: Article Energy Display Research 2 009) Onderzoek door Nuon, Senter Novem en Upcpartners naar het effect van het gebruik van speciale meetdisplays en dus naar het effect van energiebesparend handelen, leidt tot een aantal interessante conclusies. Twee groepen krijgen advies over maatregelen en worden gevraagd wekelijks hun besparingen bij te houden. Eén groep krijgt bovendien een display.
gemiddeld meer mensen (3.5 miljoen mensen) dan actieve bronnen (486.060 mensen). Echter, actieve bronnen en passieve bronnen zijn ondanks verschil in bereik, uiteindelijk wel weer even effectief. Uiteindelijk blijken de veelzijdigheid in de manier van overbrengen van de boodschap en de ossistentie van de boodschap bepalend te zijn voor de effectiviteit van de informatie. Als het gaat om energiebesparing blijkt tevens dat informatie over het concrete voordeel van gedrag ook zichtbaar gemaakt moet worden. Dit is nodig om mensen ook langdurige gedragsverandering te laten ondergaan. Dit betekent dat resultaten ook gemeten moeten worden, ofwel; meten is weten. Uit de resultaten van onderstaand onderzoek van Senter Novem blijkt dat het meten van de resultaten van energiebesparing (bv via een display of) tot aanzienlijk extra energiebesparing leidt. (Bron: Article Energy Display Research 200 9) Onderzoek door Nuon, Senter Novem en Upcpartners naar het effect van het gebruik van speciale meetdisplays en dus naar het effect van energiebesparend handelen, leidt tot een aantal interessante conclusies. Twee groepen krijgen advies over maatregelen en worden gevraagd wekelijks hun besparingen bij te houden. Eén groep krijgt bovendien een display. De conclusies: Huishoudens met display besparen meer dan huishoudens zonder display: 81% vs 47% voor elektriciteit en 100% vs 65% voor gas De gemiddelde besparing is hoger voor de groep met display dan voor de groep zonder: 9% 38
elektriciteit 14% gas vs 3% en 2% bij de groep zonder display Gedragsverandering is zichtbaar in zowel het dagelijkse leven als in het koopgedrag; een display lijkt te leiden tot verdere doorvoering van maatregelen van technischer aard Huishoudens met een hoge milieumotivatie zijn zeer succesvol in energiebesparing, huishoudens met een lage motivatie niet. Extra stimulans is nodig om de laatste groep te motiveren
Door middel van financiële stimulansen Eén van de belangrijkste conclusies in de relatie tussen energiebesparing en financiële stimulansen is dat om over te gaan tot het aanschaffen van zuiniger energieverbruikende apparaten een gedragsverandering in het aankoopgedrag van mensen nodig is. Een slimme financiële of organisatorische constructie (zoals bijvoorbeeld het lease van duurzame producten, of het gezamenlijk gebruik van bv een duurzame wasmachine) kan ervoor kan zorgen dat men niet naar de aankoopprijs kijkt, maar naar de prijs over de gehele levensduur genomen. Ook kan verder inzicht in het energieverbruik leiden tot de aanschaf van een zuiniger apparaat. Door middel van wetgeving Gezien de geringe invloed die wij tijdens de duur van ons project hierop kunnen uitoefenen hebben we deze oplossingsrichting buiten beschouwing gelaten.
Wijkonderzoek In het vervolg van ons onderzoek hebben wij gezocht naar een oplossing voor het tegengaan van de toenemende vraag naar elektriciteit door de stijging van het gebruik van tijdsbesparende en luxe apparaten en de stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens. Hierbij is specifiek ingegaan op de knelpunten bij: 1.efficiënter gebruik van energieverbruikende apparaten 2.het aanschaffen van zuiniger energieverbruikende apparaten. Met deze conclusies in ons achterhoofd hebben wij wijkgegevens en trends in de verschillende wijken bestudeerd. Zo bleken in de Creative City Lab wijk Westerpark in Amsterdam veel (53%) huishoudens uit één persoon te bestaan. Het energieverbruik van een eenpersoonshuishouden is gemiddeld 70% van het totale energieverbruik van een tweepersoonshuishouden. Omdat er steeds meer eenpersoonshuishoudens ontstaan, ging een van onze eerste oplossingsrichtingen in de richting van ‘apparatuur op maat’ (dus eenpersoons apparatuur) of ‘collectief gebruik van apparatuur’. Conclusie Onze centrale conclusie na de analysefase was echt dat om energieverbruikende apparaten efficiënter te gebruiken moet een gedragsverandering binnenshuis bewerkstelligd worden. Uit ons onderzoek kwam naar voren dat dit het best gestimuleerd wordt door continu inzicht te verschaffen in het elektriciteitsverbruik.
Oftewel ‘Meten is weten’, onder ander door verbeterde communicatie en informatievoorzieningen, zoals naar voren kwam uit de resultaten van het onderzoek van Senter Novem. Link naar de ideeën Tijdens de realisatiefase hebben we deze twee elementen aan elkaar gekoppeld in het project genaamd TriQl. Het belangrijkste element hierbij vormde een display in de woonkamer die het energieverbruik van apparaten weergeeft zodat bewoners ook daadwerkelijk zien wat de resultaten zijn van besparingsacties en extra geprikkeld worden om daarmee door te gaan. In de pilot hebben we de digitale elektriciteitsmeter gekoppeld aan die consumenten die een groot netwerk hebben: ofwel ‘actieve communicatie’ tussen vrienden en bekenden over energiebesparing gestimuleerd en gefaciliteerd als oplossingsvorm tegenóver de huidige, meertijds passieve informatie van een onbekende instantie. We hebben onze consumenten aangezet om via bekende en veelgebruikte digitale mediakanalen (Twitter, Facebook, LinkedIn, etc.) hun ervaringen betreffende energiebesparende activiteiten te communiceren naar medeconsumenten. Zo kregen zij ook de informatie die hen kon helpen energie te besparen. Immers, via dergelijke kanalen worden ook personen bereikt die niet direct geïnteresseerd zijn in het onderwerp.
Belang van het thema Nieuwe Media 39
Het team Nieuwe Media bestond uit; Fransje Gorter, Katharine Steentjes, Monique Taverne, David Theuvenet en Marnix van de Veen Bij de oplossingen voor de verschillende problemen in de bestaande woonwijk worden technologische maatregelen in de woning niet of nauwelijks toegepast. Hoewel deze maatregelen financieel aantoonbaar in het voordeel zijn voor de consument (het leidt tot kostenbesparing), lukt het toch niet om de bewoners zover te krijgen dat deze ook in de woning worden toegepast. Het team ‘Nieuwe Media’ ziet dan ook een grote kans voor het realiseren van energiebesparing door deze boodschap helder en geloofwaardig naar de consument over te brengen. Verloop van de analysefase Het team Nieuwe Media heeft zich gebogen over de volgende centrale vraagstelling: ‘Waarom dragen ICT en multimedia en de consument niet optimaal bij aan het oplossen van het klimaatprobleem?’ De consument is uiteindelijk degene die actie kan (en móet!) ondernemen. Daarom is het belangrijk en relevant dat ICT en communicatie in relatie tot energiebesparing afgestemd wordt op de wensen en drempels van de consument. 2703_analyse_presentatietmc sheet 2 Energiebesparing en ICT Als het gaat om ICT dan zijn er door dit onderzoeksteam voor twee specifieke technologieën gekozen: 1.Domotica: 2703_analyse_presentatietmc sheet 13 40
‘De integratie van technologie en diensten, ten behoeve van een betere kwaliteit van wonen en leven’ (Wikipedia). Het verwijst naar een huisbewoner die vanaf een centrale locatie of zelfs op afstand via zijn mobiele telefoon zijn huis kan ‘bedienen’ en automatiseren. Denk aan een thermostaatklok, maar dan uitgebreider. Uit ons onderzoek blijkt dat domotica op dit moment door de consument als te duur wordt beschouwd. De kosten zullen volgens verschillende experts op niet al te lange termijn sterk gaan dalen, maar voor deze editie van Creative City Lab is domotica dus geen toepasbare oplossingsrichting. 2.De slimme meter of energiedisplay: 2703_analyse_presentatietmc sheet 19 De slimme meter is een nieuwe energiemeter die in alle woningen in Nederland (en Europa) in de meterkast geplaatst zal worden ter vervanging van de huidige meter. Het apparaat is in staat om zelfstandig de meterstanden te versturen naar de energieleverancier. In principe zou deze meter elk uur of zelfs elk kwartier energiegegevens door kunnen sturen zodat beter inzicht verkregen kan worden in het energieverbruik van bewoners. Echter de lobby tegen de slimme meter (vanwege privacyproblematiek) heeft ertoe geleid dat deze meter nog niet is geïnstalleerd in Nederland. Geluiden in de markt geven aan dat als deze slimme meter uiteindelijk wel geïnstalleerd wordt hij maar 6x per jaar wordt uitgelezen, waardoor de prikkel richting energiebesparing teniet wordt gedaan.
Tegelijkertijd worden er allerlei displays op de markt gebracht die in de woonkamer van de consument op ooghoogte hangen en die communiceren met de oude of nieuwe meter in de meterkast. Via een zendertje op de meter in de meterkast kan volcontinu het energieverbruik weergegeven worden en kunnen bewoners (zonder tussenkomst van de energieleverancier) direct het resultaat zien van hun verandering laat zien. Als deze informatie vervolgens ook door de bewoners wordt gebruikt kunnen zij hun gedrag aanpassen. Om de consument te bewegen energie te besparen is het nodig dat hij of zij zich bewust wordt van wat en hoeveel hij/zij gebruikt. De landelijke invoering van de slimme meter is een natuurlijk moment om dit bewustzijn te vergroten. Op dit moment is echter nog niet duidelijk wanneer deze invoering gaat plaatsvinden. Ook hebben de energiedisplays als alternatief nog niet voldoende massa in de markt bereikt. Om deze redenen zijn er tijdens het lab geen innovatieve toepassingen voor de slimme meter in de meterkast of de display aan de wand ontworpen. Wel is een interessante pilot gedaan naar het gebruik van een slimme meter en ook is tijdens de realisatiefase van het Lab gekeken naar manieren om de invoering van de slimme meter en de uitstroom van oude slimme meters (van bakeliet) zo klimaatneutraal mogelijk te laten verlopen. Communicatie en energiebesparing Het team ICT en Nieuwe Media heeft zichzelf de vraag gesteld hoe nieuwe media kunnen bijdragen aan het oplossen van het klimaat-
probleem. Uit ons onderzoek is gebleken dat consumenten wel duurzaam wíllen handelen, maar het nog niet doen. De redenen die consumenten aangeven voor hun passiviteit komen voort uit een gebrek aan kennis. Enerzijds doordat beschikbare informatie te algemeen, niet te vertrouwen of tegenstrijdig is of althans zo wordt ervaren, anderzijds omdat er zoveel informatie voorhanden is dat er sprake is van ‘information overload’. Plaatje: 3531_werkdocument_triql_def sheet 4
Plaatje: 3531_werkdocument_triql_def sheet 8
Als het gaat over het duurzaam gebruik van producten/apparaten in huis, blijkt bijvoorbeeld dat consumenten vaak niet weten welke producten duurzaam zijn en denken dat duurzame producten duurder zijn. Daarnaast is de consument ontevreden over de voorlichting. De voorlichting is volgens consumenten te algemeen, onbetrouwbaar en verwarrend of zelfs tegenstrijdig. Al deze problemen hebben te maken met communicatie. We kunnen dan ook concluderen dat de mediacomponent uiteindelijk belangrijker zal gaan worden als oplossingsrichting dan de technologiecomponent. Uit onderzoek (Lutzenhiser (1993); Social and behavioral aspects of energy use) zijn de volgende criteria voor goede voorlichting gekomen ter verbetering van de communicatie: 41
Het belang van transparantie: voor de ontvanger moet duidelijk zijn wat de belangen van de voorlichter zijn Het opbouwen van vertrouwen: de ontvanger moet vertrouwen hebben in de bron van de voorlichting Toepasselijkheid op de doelgroep: de informatie moet passend zijn voor de ontvanger De mogelijkheid om in dialoog te gaan: de ontvanger moet kunnen reageren op de voorlichter De manier en toon van aanspreken: de ontvanger moet zich serieus genomen voelen. Bovenstaande punten gaan er allemaal vanuit dat de voorlichting komt van producenten dan wel verkopers van het product. Daarnaast blijkt echter dat een aantrekkelijke en betrouwbare bron van informatie en een laagdrempelige manier om kennis te delen de medeconsument is. Dit komt ook naar voren uit het gebruik van het aantal consumentenvergelijkingsites die men raadpleegt voor het vinden van betrouwbare informatie. Plaatje: 3531_werkdocument_triql_def sheet 9
Een mogelijke manier om het bovenstaande (inzet van de medeconsument als aanjager van klimaatneutraliteit) te verwezenlijken is de inzet van sociale media. Met behulp van sociale communicatiemiddelen zoals Twitter, Hyves en Facebook is het mogelijk de voorlichting via een netwerkmodel te laten plaatsvinden. Consumenten informeren elkaar via social media, zoals ook bij consumentenvergelijking42
sites gebeurt. Deze manier van informeren kan gefaciliteerd worden door grotere partijen. Zij kunnen bijvoorbeeld een selecte groep consumenten informeren die de informatie vervolgens verspreidt. De consument is beter in staat deze informatie af te stemmen op zijn of haar doelgroep (vrienden, collega’s etc.) dan de grote partijen. Plaatje: 3531_werkdocument_triql_def sheet 12 Pilot: Meten is weten - Social media en het gebruik van duurzame apparatuur Om bovenstaande elementen (ICT/meten is weten en social media) te testen is er gedurende het lab een pilot-project uitgevoerd, waarbij kennis tussen consumenten over het duurzaam gebruik van apparatuur werd gedeeld via social media. Aan een selecte groep bewoners die tevens intensieve social media gebruikers waren, werd een apparaat beschikbaar gesteld. Dit met als doel om via hun persoonlijke social media communities met vrienden en bekenden in contact te komen en informatie te delen over het duurzame gebruik van dit apparaat. Het apparaat dat ter beschikking werd gesteld en waarover in dit geval gecommuniceerd werd is de ‘slimme display’. Men ging over het display zelf en over de voor- en nadelen van deze display communiceren; over de verbruiksresultaten van duurzame apparatuur in huis, zichtbaar gemaakt door de slimme display. Link naar de ideeën Het bovenstaande heeft uiteindelijk geleid tot het TriQl-concept, waarin wij social media hebben ingezet als marketingtool voor duur-
zame producten én voor energiebesparing in het algemeen. Door de inzet van social media worden technologie en media gecombineerd om oplossingen voor de klimaatproblematiek direct naar de (mede)consument te communiceren. Door doeltreffend te communiceren kan de adoptie van nieuwe technologie namelijk bespoedigd worden en het duurzame gedrag (zowel het aankoopbeleid als het gebruik van apparatuur) van de consument positief worden beïnvloed.
43
44
analyse
water & waste
Belang van het thema Binnen het thema de klimaatneutrale woonwijk spelen ook afvalverwerking en waterhuishouding een rol. De vraag is in welke mate ze van invloed zijn. De gehele waterketen voor huishoudelijk gebruik zorgt voor 0,8% van de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen. Afvalverwerking draagt voor 3% bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Ogenschijnlijk kleine percentages, maar ondanks deze relatief beperkte bijdragen zijn beiden zeker relevant omdat ze onderdeel vormen van grotere processen. Daarbij ervaren bewoners afval en water en het daarmee samenhangende groen als bijzonder belangrijk, als het gaat om de beleving van een duurzame woonwijk. De watercyclus is een stroom die sterk verbonden is met binnenhuiscomfort en het energiegebruik daaromheen. Afvalverwerking is de laatste fase in de levenscyclus van producten en op deze wijze onlosmakelijk verbonden met de gevolgen van de almaar toenemende consumptiedrang De analysefase Het is interessant om afval en water te beschouwen als fysieke materiaalstromen die de wijk in- en uitgaan. Beiden komen de wijk in als bruikbare consumptiegoederen en moeten na gebruik weer worden verwijderd. Het verschil zit in de structuur van de markt. In het geval van water is zowel de toe- als afvoer een overheidstaak. Consumptiegoederen worden veelal door andere marktpartijen
aangeleverd, maar het verwijderen van het na gebruik ontstane huisvuil is wel weer een overheidstaak. Bij water is de leverancier en de uiteindelijke verwerker dus één partij, terwijl er bij consumptiegoederen een enorm aantal leveranciers is. Waterhuishouding en de duurzame woonwijk Klimaatadaptatie In Nederland draagt de waterketen voor huishoudens voor 0,8% bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Omdat zowel deze bijdrage aan het klimaatprobleem, alsook de huidige kosten voor de drinkwatervoorziening redelijk laag zijn, is de focus op waterbesparing in Nederland beperkt. In het geval de klimaatverandering in de toekomst zorgt voor een verminderde watertoevoer vanuit de Alpen, zal dit tot stijgingen in de waterkosten leiden en daarmee ontstaat er dan misschien een sterkere focus op drinkwaterbesparende systemen. De primaire implementatiereden bevindt zich dus eerder op het gebied van klimaatadaptatie dan op het mitigatievlak. De uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan het verwarmen van drinkwater, benodigd voor douchen en afwassen, is met een aandeel van 2,5% wel vrij aanzienlijk te noemen. Omdat dit voortkomt uit energiegebruik wordt aan dat onderwerp aandacht gewijd bij het thema energiebesparing. Regenwater vs afvalwater De uitstoot van broeikasgassen in de waterketen wordt voor het overgrote deel veroor45
zaakt door de reiniging van afvalwater. Bij de waterhuishouding is het merendeel van de broeikasgassen afkomstig van energieverbruik en methaanuitstoot tijdens de verwerking van afvalwater. Regenwater heeft een negatieve invloed op de hoeveelheid afvalwater in de wijk. Het verminderen van de totale hoeveelheid afvalwater kan gedaan worden door de afkoppeling van regenwater van het rioolstelsel. Door regenwater niet via het riool af te voeren, maar via sloten en kanalen is het niet meer nodig om dit te reinigen, en kan er ook worden bespaard op de pompcapaciteit van het rioolstelsel. Afkoppeling van regenwater is al vaak gebruikelijk bij de huidige, nieuwe gebiedsontwikkeling, maar is lastiger te realiseren in bestaande gebieden. Geregeld moeten er ofwel sloten worden gegraven, ofwel gebieden worden ingezet als tijdelijke waterbuffer, wat ten koste gaat van de stedelijke ruimte. Vanwege de hoge kosten daarvan, tegenover de beperkte mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, hebben we ons verder niet op deze oplossingsrichting gefocust. Het gebruik van grijswatersystemen is ook in nieuwe woonwijken niet gebruikelijk, en kent vele obstakels: Een eerste obstakel vormen de kosten van het aanleggen en onderhouden van een separaat grijswatersysteem. De in Nederland beperkte kosten van drinkwaterwinning dragen niet bij aan het behalen van kostenvoordelen. 46
Daarnaast vormt het gebruik van een grijswatersysteem een mogelijk gezondheidsrisico in de gedachten van consumenten. Fouten met aansluitingen tussen grijs- en witwatersystemen hebben dit wantrouwen verder aangewakkerd. Deze factoren zijn er in grote mate voor verantwoordelijk dat de implementatie van dit soort systemen niet tot nauwelijks gerealiseerd wordt. Daarom lijkt deze richting voor de nabije toekomst ook geen significante bijdrage te kunnen leveren aan het effectief tegengaan van de klimaatverandering. Tijdens de Masterclass bracht Vincent Kuypers het Urban Heat effect aan de orde. De stedelijke omgeving is door de warmteopnemende verharde oppervlakken 4 tot 10 graden Celsius warmer dan in open gebied. Eén van de mogelijkheden om dit effect tegen te gaan is het gebruik van bijvoorbeeld waterpleinen, waar overtollig regenwater wordt opgevangen. Doordat het water op deze plaatsen kan verdampen, geeft dit wat verkoeling voor de stad. Hoewel de waterhuishouding maar een beperkte invloed heeft op de klimaatverandering is de sociale betekenis ervan wel erg groot. Met name water in de openbare ruimte wordt als kwaliteit in de wijk ervaren. Dit biedt kansen om de opvang van overtollig regenwater via waterpleinen in te zetten als kwalitatief element in de wijk, waardoor het beschikbare budget voor deze voorziening groter wordt. Omdat dit zoals eerder gezegd ook het Urban Heat effect
tegengaat geeft dit een extra reden tot budgetverruiming. Om water duidelijker zichtbaar te maken als kwalitatief element en om betrokkenheid van buurtbewoners met hun wijk te vergroten, is het concept van de waterspeeltuin ontwikkeld. Dit is een plek om kinderen spelenderwijs te leren wat klimaatverandering inhoudt en bovendien fungeert als ‘kwalitatieve ontmoetingsplaats’ voor de ouders.
het gebied van recycling. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling, aangezien recycling voor het overgrote deel van het klein huishoudelijk afval de beste verwerkingsmethode is. Sinds begin deze eeuw wordt het beleid omtrent afvalverwerking echter steeds meer als een integraal probleem gezien, en ligt de focus op levenscyclusanalyse.
Afvalverwerking en de klimaatneutrale woonwijk Afvalverwerking zorgde met name in de afgelopen eeuw voor problemen door de steeds groter wordende vraag naar stortruimte. Om dit te vermijden is er vanuit de overheid gestuurd op vermindering van de hoeveelheid afval, het recyclen van materialen en als laatste optie verbranding. Door dit beleid is de bijdrage van afvalverwerking aan de uitstoot van broeikasgassen in Nederland de afgelopen halve eeuw gedaald van 6% naar 3%. De uitstoot bestaat echter nog steeds voornamelijk uit de vorming van methaan op stortplaatsen, omdat de methaanvorming nog tientallen jaren doorgaat. Daarnaast neemt het aandeel van de uitstoot van CO2 door afvalverbrandingsinstallaties toe door de sterke groei van deze wijze van afvalverwerking de laatste decennia.
Nederland is de laatste jaren achtergeraakt op 47
De afbeelding laat de milieu-impact tijdens de productie, de levensduur en tenslotte de fase van verwerking van goederen zien: . Op deze wijze wordt de gehele milieu-impact meegenomen en wordt inzichtelijk in welke fase een product of materiaal zorgt voor de grootste milieuproblemen. Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat zowel het hergebruik van producten (re-use) als recycling belangrijke bijdragen kunnen leveren. Welke oplossing het best is wordt bepaald door de nadruk die de CO2 uitstoot heeft op de specifieke fases in de lifecycle van producten (productie-gebruik-verwerking).
Voor GFT is er al een oplossing, papier recyclen doen we ook al aardig succesvol, maar het verwerken van plastic gebeurt daarin tegen niet. En daarom vormen kunststoffen in het huisvuil nu zowel vanuit het oogpunt van puur afvalverwerking als vanuit de levenscyclusanalyse een belangrijk aandachtsgebied. Met name bij plastic is re-use belangrijk omdat de impact op het milieu al hoog is tijdens de productie. Hierbij kan gedacht worden aan de vele huishoudelijke apparaten die van plastic zijn, maar ook de grote hoeveelheden plastic kinderspeelgoed dat wordt aangeschaft.. Een interessante denkrichting om het hergebruik te bevorderen is om recycleshop of kringloopwinkel in de wijk nieuw leven in te blazen. De Nederlandse overheid heeft de verpakkingsindustrie aangewezen als verantwoordelijke partij voor de gescheiden inzameling en verwerking van kunststoffen. Tot dusverre is het effect gering te noemen. De producenten hebben hun verantwoordelijkheden vele jaren ontweken. Pas sinds dit jaar (2009) zijn zij werkelijk verplicht de inzameling te verzorgen en nu moet nog blijken hoe groot de milieuwinst zal zijn. Met name de vervuiling van het ingezamelde plastic zorgt ervoor dat het recyclingpercentage laag blijft. Hoewel de inzameling zelf nu redelijk verloopt, blijft afval scheiden natuurlijk altijd een endof-pipe oplossing. Het gebruik van minder en slimmere verpakkingen kan een veel grotere
48
impact hebben, maar hierbij wordt door de producenten immer geschermt met de vraag van de consument naar de huidige verpakkingswijzen. Producenten geven aan dat consumenten maar al te graag driedubbel verpakte koekjes willen, evenals dat ze een voorkeur zouden hebben voor UV-beschermde colaflessen (die helaas nauwelijks te recyclen zijn). Naast een focus op de levenscyclusanalyse is ook het cradle-to-cradle gedachtegoed sterk in opkomst en bij de oplossingsrichtingen van groot belang. Het idee hierbij is dat economische groei juist kan bijdragen aan ecologische groei, in plaats van de huidige veelal vooronderstelde ecologische destructie. Uitgangspunt is dat afval, het voedsel cq de grondstof vormt voor de nieuwe productieketen en dus geen end-of-the-pipe oplossing. De focus ligt hierbij onder andere op het materiaalgebruik, het ontwerp en de productie van goederen. Deze theorie is derhalve een supply chain gerelateerd en vraagt om een transitie van de totale waardeketen, van gebruikt materiaal tot afval. Het betreft een ketenvraagstuk dat niet binnen de klimaatneutrale woonwijk opgelost kan worden. Binnen het lab is wel nagedacht over het opzetten van een plasticlab waarbij studenten, die woonachtig zijn in een living lab wijk, zich richten op het succesvol inzamelen van plastic. Er werd gezocht naar vernieuwende oplossingen om zelf op een kunstzinnige manier plastic te hergebruiken en te recyclen, als een tussentijdse oplossing voor de cradle-tot-cradle transitie waarin we nu zitten.
Een ander goed voorbeeld van het belang van een lifecycle analysis is de uitstoot van broeikasgassen die samenhangen met koelkasten. Apparaten die veel energie verbruiken tijdens de levensduur. Het blijkt beter om koelkasten van ongeveer 15 jaar of ouder te vervangen dan deze nog 5 jaar te gebruiken en dan pas te vervangen. Het is daarom de moeite waard om bij de aanschaf van dergelijke elektrische producten na te gaan hoe energiezuinig ze zijn in het gebruik. Een oplossingsrichting waaraan in de creatiefase dan ook ruim aandacht is besteed. Het TriQl-concept is hier op gebaseerd: Mensen worden gestimuleerd hun ervaringen met energiezuinige apparaten te delen met andere consumenten om zo het gebruik ervan te stimuleren.
Conclusies en oplossingsrichtingen Bij zowel afvalverwerking als waterhuishouding vormen de relatief geringe kosten voor de burger grote obstakels voor verbetering. Afval scheiden en waterverbruik verminderen levert weinig kostenvoordeel op, maar vraagt wel relatief veel inspanning en opoffering van comfort. Afval scheiden betekent meer plekjes in je huis opofferen om afval te verzamelen plus meer en verder weg gelegen afgiftepunten. Om watergebruik te verminderen kan een spaardouchekop worden gebruikt, maar dat gaat wel weer in tegen het douchecomfort. Dit terwijl de kosten 49
voor zowel afvalverwijdering als waterhuishouding voor het overgrote deel van de bevolking nauwelijks afhankelijk zijn van de kwantiteit. De tarieven in de gemeenten voor afvalverwijdering en waterzuivering zijn hooguit gedifferentieerd naar het aantal bewoners per adres. Minder afval produceren of een lager watergebruik biedt dan dus geen kostenvoordelen. Daarom moet worden gekeken naar andere wijzen om de consument toch tot actie te bewegen. Zoals eerder genoemd is voor afval vooral het cradle-to-cradle-concept interessant. Dit vindt echter grotendeels buiten de woonwijk plaats en is daarom vooralsnog niet iets waar wijkbewoners een essentiële rol bij kunnen vervullen. Om toch een beeld te schetsen van die paar mogelijkheden die er zijn, is binnen het lab nagedacht over kansen en is het idee van de recycling van oude energiemeters ontstaan. Voor waterhuishouding liggen de kansen in het meervoudig gebruik van de open ruimte voor wateropvang, koeling en als kwalitatief stedelijk element. Deze richting is verder uitgewerkt in het concept van de waterspeeltuin. De betrekkelijk grote uitstoot van broeikasgassen die gerelateerd is aan het opwarmen van water voor met name douchen wordt voor een deel ondervangen met het TriQl-concept.
50
Duurzaam opwekken Onderzoeksteam: Michiel Moerland, Joris Oele, Floris Bruning, Jetse Paul Vink en Joost Matthijssen Belang van het thema Tijdens de analysefase werd het onderzoeksteam ‘Duurzaam Opwekken’ als eerste uitgedaagd met het vinden van het antwoord op de vraag hoe duurzaam energie opwekken kan bijdragen aan de klimaatneutrale woonwijk. Vanuit het trias energetica principe lijkt de nadruk te liggen op het reduceren van energiegebruik, omdat dit kostentechnisch het goedkoopste is. Toch is duurzame opwekking van energie ook nodig, niet alleen omdat de energievraag die overblijft duurzaam beantwoord moet worden maar ook omdat de statistieken over energiegebruik over de wereld aantonen dat de energievraag zal blijven stijgen. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het decentraal opwekken van energie een aantal grote voordelen heeft ten opzichte van het centraal opwekken van energie: Er is een groot potentieel aan lokale bronnen van energie (zon, wind, geothermie, etc.) dat nu niet wordt benut. Door een zeer beperkte afstand tussen opwek en afname van energie blijft het transportverlies beperkt bij decentrale opwek van energie. In het huidige elektriciteitsnet in Nederland gaat bijna 7% van het rendement verloren door transport.
Bij het decentraal opwekken van energie verminder je de afhankelijkheid van lokale gemeenschappen aan derden. Afhankelijkheid van grote energiebedrijven, maar ook van de oliestaten, die de oliebronnen in bezit hebben. Indirect maken decentrale energievoorzieningen dus minder kwetsbaar voor geopolitiek en terreur. Decentrale energievoorzieningen stimuleren de regionale welvaart. Zo zal het onder andere werkgelegenheid bieden. Ook kan decentrale energie, mits goed toegepast, zorgen voor lagere energieprijzen wat ten goede komt aan de lokale gebruikers. Koopkracht neemt toe en de welvaart stijgt. Een belangrijk voordeel ligt op het sociale vlak: decentrale energie creëert energiebewustzijn en betrokkenheid. Omdat mensen meer geconfronteerd worden met energie, zal het bewustzijn omtrent de zaak toenemen. Mensen zullen beter begrijpen wat energie is en op welke manier ze ervoor kunnen zorgen dat ze minder energie verbruiken. Opzet van het onderzoek Het onderwerp ‘duurzame energieopwekking’ is naar aanleiding van de informatie uit de masterclass onderverdeeld in vier subonderwerpen; technieken, economie, juridisch en sociaal. Van de focus op deze vier onderwerpen werd verwacht dat het zo’n beetje alle benodigde informatie zou beslaan en dat het bestuderen ervan vanzelf de deelonderwerpen die nog zouden missen aan het licht zou brengen.
51
Beeld uit slide 5 Analyse pp Bovenstaand figuur laat kort samengevat zien waarom decentrale energieopwekking belangrijk is. Bovenaan word beredeneerd dat het klimaatprobleem, centraal in de doelstelling van CCL 2009, voor een groot deel veroorzaakt wordt de energievraag in de transport, industrie en de bebouwde omgeving. Op dit moment wordt slechts 3,5 % van deze energie duurzaam opgewekt (groene vierkant). Potentieel zou alle energie duurzaam opgewekt kunnen
Allereerst is via bureauonderzoek informatie verzameld door het bestuderen van rapporten en publicaties, het (online) analyseren van buitenlandse voorbeelden en door het interviewen van experts. Vervolgens zijn er 25 interviews uitgevoerd met direct betrokkenen bij het thema duurzame (decentrale) energie, waaronder vertegenwoordigers van energiebedrijven en onderzoeksinstituten (zoals bv. Eneco, Nuon, Greenchoice en ECN) en lokale duurzame initiatieven als ThermoBello. In deze interviews zijn de theoretische bevindingen aan de praktijk getoetst.
Bijvoorbeeld is van de subsidieregeling voor wind op land zeer weinig gebruik gemaakt, terwijl windenergie juist een techniek is die significant kan bijdragen aan het leveren van duurzame energie. Op sociaal gebied is gebleken dat bewoners niet gemotiveerd zijn en niet effectief gemobiliseerd worden bij het participeren in duurzame energie in de wijk. Omdat ze niet effectief benaderd en betrokken worden en persoonlijke baten niet groot genoeg lijken te zijn, is er vanuit bewoners/burgers amper betrokkenheid wat betreft duurzamer energievoorzieningen.
Conclusies en oplossingrichtingen Gedurende het onderzoekstraject is de verdeling van de subonderwerpen bijgesteld. Uit het startpunt met de thema’s technieken, economie, juridisch en sociaal is naar mate het onderzoek vorderde het onderwerp juridisch weggelaten. Uiteindelijk is ook geconcludeerd dat het thema technieken niet in het onderzoek van CCL paste. Natuurlijk wil dat niet zeggen dat ontwikkeling op dit gebied niet interessant zijn, maar voor CCL betekent het deze reis slechts dat men ‘rekening moet houden met toekomstige technieken’. Voor het realiseren van duurzame decentrale energieopwekking kan voor de kortere termijn geconcludeerd worden dat vooral financiële en sociale barrières geslecht moeten worden. Een belangrijk probleem dat op deze vlakken speelt vormen de subsidies die nu niet het gewenste effect hebben op de realisatie van duurzame energie. 52
Naar aanleiding van deze conclusies is de creatiefase van start gegaan met twee oplossingsrichtingen, geherdefinieerd als vragen: Zijn er financiële constructies die ervoor zorgen dat duurzame energie in de wijk toch rendabel is? Op welke manier kunnen bewoners van een wijk het best betrokken worden om duurzame energie in de wijk te realiseren? Er is een groot raakvlak tussen de financiële en de sociale oplossingsrichting; als er duidelijk financieel voordeel of duidelijk herkenbare andere baten zijn waarover de bewoners geïnformeerd worden, is het op sociaal vlak ook gemakkelijker om participatie of enthousiasme te creëren. Bij het kijken naar realisatie moet dus gefocust worden op het creëren van baten voor de bewoners om via deze weg ook sociale
Slide ? bronbestand gevraag aan Floris Bruning Bovenstaand beeld laat de potentie van duurzame decentrale energieopwekking in een voorbeeldwijk zien, op basis van aannames en bestaande toegepaste technieken.
drempels zoals wantrouwen of gebrek aan informatie weg te nemen. Link naar de ideeën In de creatieve fase is er gezocht naar oplossingen waarbij zowel op financieel gebied als sociaal gebied drempels worden weggenomen. Een van de oplossingen die naar voren werd gebracht was het icoonproject: het plaatsen van zonnepanelen op alle daken van de huizen aan de Vleutenseweg in Utrecht.
Het beeld laat zien hoe de Vleutenseweg als gezamenlijk gerealiseerd project eruit zou kunnen zien. Helaas moest tussentijds geconcludeerd worden dat er niet directe financiering te vinden was voor dit icoonproject, dus is verder gezocht naar andere oplossingsmogelijkheden. Met het daarna gevonden financiële model kon een windmolen wel financieel rendabel worden gerealiseerd. En daarmee kon immers hetzelfde gedachtegoed uitvoerbaar verondersteld worden. De oplossing die hier direct uit is voortgekomen is de wijkenergiecoöperatie, waarin met behulp van een windmolen elektriciteit wordt opgewekt en deze elektriciteit middels het zelflevermodel wordt geleverd aan de leden van de coöperatie. Het zelflevermodel is een model waarin bewoners zelf investeren om een windmolen te realiseren in hun buurt. Omdat er in het zelflevermodel geen energiebelasting hoeft te worden betaald, ontstaat er een duide-
Slide 11 pp analyse
53
lijk financieel voordeel. Hierdoor is het meteen gemakkelijker om bewoners te betrekken; een dergelijke coöperatie zou snel beslag kunnen krijgen. Door de baten van windenergie onder de bewoners van de wijk te verdelen worden ook de bewoners die in eerste instantie minder betrokken zijn bij duurzame energie geprikkeld om mee te doen. Daarnaast biedt de wijkenergiecoöperatie de mogelijkheid om samen met de buurt te ondernemen, waardoor bestaande sociale verbanden versterkt en nieuwe verbanden gecreëerd worden. Het idee van de wijkenergiecoöperatie kan dan ook worden gezien als een oplossing die zowel de financiële als de sociale barrières voor duurzame decentrale energieopwekking wegneemt. Deze vorm van gezamenlijk energie opwekken creëert een nieuw elan in een buurt en neemt wantrouwen weg.
54
creatiefase
visualisatie week
Hoofdstuk 10.1 De visualisatieweek Na een intensieve periode van inhoud en onderzoek tijdens de Masterclass en de analyse- en definitiefase was het in de visualisatieweek tijd om een stap terug te doen. Even een moment van rust om alles te laten bezinken en weer ruimte creëren voor nieuwe ideeën en associaties. Back to earth, zogezegd: de PowerPoints, Excell-bestanden en de andere analyses werden ingeruild voor de zienswijzen van de bewoners op het onderwerp ‘duurzaamheid’ in de drie ‘living labs’ in Geuzenveld en Westerpark in Amsterdam en Wijk West in Utrecht. Een week lang trokken de deelnemers van het Innovatielab gewapend met notitieblokjes en fotocamera’s de wijken in om alle opvallende, verbazende, verwarrende en verduidelijkende beelden van mensen, situaties, straten, gebouwen en objecten vast te leggen. ‘De vierkante ogen werden geopend!’ De opgedane beelden, tekeningen en collages vormden de ideale ingrediënten voor de start van een eigen creatief onderzoeksproces. En wel degelijk leidden ze soms meteen al tot nieuwe inzichten en ideeën en zelfs een paar concrete handvatten. Vroeg je het de wijkbewoners dan waren ‘onpraktisch’, ‘duurt lang’ of simpelweg ‘duur’ een paar van de associaties bij het begrip ‘duurzaam’. Het deed niets af aan het enthousiasme van de deelnemers, die net alles hadden geleerd over terugverdientijden, technische trends en besparingspotentieel in kWh, om een en ander toch met elkaar te verbinden. De sociale diversiteit in de drie wijken bleek
ook zijn uitwerking te hebben op de visies over duurzaamheid. Zo vergeleek de ene bewoner ‘duurzaam’ met een lang standhoudende relatie, verwees een ander naar iets wat ‘lang duurt’, terwijl weer een ander een betoog afstak over de noodzaak van zonnepanelen. Maar ondanks de nuchtere instelling van de meeste wijkbewoners bleken ze wel degelijk te enthousiasmeren voor het onderwerp. Op de tweede dag van de visualisatieweek, die toevallig samenviel met de Dag van de Duurzaamheid, organiseerde drie groepen CCL-ers een activiteit voor de bewoners in hun wijk. In Wijk West gingen ze als ‘living Flip-overs’ de straat op. Met markers mochten bewoners hun visie op duurzaamheid geven. In Geuzenveld was klimaatneutraal nog nooit zo concreet: CO2 werd door jonge Geuzenvelders opgevangen door ballonnen en netjes. En in Westerpark werden alternatieve, duurzame voorstellen van bewoners aan het kabinet Balkenende verzameld in een Groen Koffertje. Westerpark en Wijk West: Deelnemer Sabine Biesheuvel: “Duurzaamheid wordt vooral geassocieerd met de openbare ruimte. Energiebesparing in woningen lijkt minder relevant of urgent gevonden te worden in vergelijking met het afval op straat.” Geuzenveld: Wijkbewoner: “We zijn echt niet bezig met klimaatneutraal of duurzaam leven, het is eerder óverleven.’’
55
creatiefase
streetlab & gaming event Hoofdstuk 10.2 Streetlab & Gaming Event Streetlab Om gezamenlijk tot nieuwe inzichten te komen gingen de deelnemers van Creative City Lab tijdens de creatiefase van het Innovatielab in dialoog met een groep jonge (duurzame) designers van Streetlab. Streetlab is een initiatief van Premsela, Dutch Platform for Design and Fashion en Cultuurfabriek. Sinds 2005 organiseert Streetlab performances, shows en exposities van jonge street fashion designers en street artists. De bijeenkomst vond plaats in Pakhuis de Zwijger en uiteraard werd er gediscussieerd over het realiseren van een klimaatneutrale woonwijk. De deelnemers van Creative City Lab verzorgden zelf de nadere invulling van het thema. De teams Water & Waste, Duurzaam Renoveren en Energie Besparen van CCL pakten hun kans om hun ideeën te delen en gaven een hoop inspirerende input. Zo ging het bij deelnemersteam van Duurzaam Renoveren over het ‘on the spot’ hergebruiken van sloopmateriaal in renovatieprojecten. Volgens de feedback van de jonge ontwerpers van Streetlab is juist de sentimentele waarde van hergebruikte materialen heel aantrekkelijk. Het verhaal achter het materiaal zou de nieuwe creaties extra waardevol maken. Het team Energie Besparen vroeg de discussiërende aanwezigen om hun mening over het idee om mensen bewust te maken van hun energieverbruik met behulp van kunstobjecten. Bijvoorbeeld een eigen kunstobject in de wijk als teken van inzet voor een energiebesparend project. Meteen ontstond het idee van een ‘battle’ tussen de wijken als aanjager voor het energie besparen. Vol enthousiasme over de kunstzinnige meningen en nieuwe invalshoeken verlieten de CCL deelnemers Pakhuis de Zwijger. Gaming Event Twee dagen na Streetlab was het tijd voor de Gaming-industrie: kan een van de snelst groei56
ende en meest innoverende bedrijfstakken een stimulans vormen bij energie besparen? De deelnemers van het team Nieuwe Media Technologieën reisden af naar Utrecht om in gesprek te gaan met creatieve professionals en Gaming-experts over het nut en de mogelijkheden van het competitie-element binnen gaming en over de vraag of er formats of modules te bedenken zijn voor het stimuleren van energiebesparing. Utrecht is met de hoogste concentratie van gamebedrijven en Gaming-opleidingen de grootste Gaming-stad van Nederland. Dimme van der Hout, eigenaar van Monkeybizniz en docent aan verschillende Gaming-opleidingen verwelkomde de deelnemers van het Innovatielab. Met hun kritische enthousiasme bleken gamers een groep apart te zijn. Ware enfants terribles zelfs, die juist altijd eerst het omgekeerde zullen uitproberen. Een gamer zou in een spel dat draait om energieverbruik altijd eerst proberen om juist zoveel mogelijk te verbruiken. Immers, gamers zoeken steeds naar de regels van het spel en de grenzen van de mogelijkheden. Zo doen zij nou eenmaal hun kennis op, op een hele ‘speelse’ manier. Maar omdat niets menselijks ze vreemd is, vormt het wellicht een belangrijk inzicht voor de realiteit. Mensen zullen in alles tot het uiterste gaan testen. De uitdaging om een virtueel spel te koppelen aan het echte leven en aan energie besparen blijft overigens staan. Met de voorwaarde dat de game ook echt effect heeft op het gedrag in het echte leven. Deze reality check zette het Nieuwe Media team weer op scherp om kritisch verder te denken over hoe games daadwerkelijk energiebesparing kunnen realiseren.
57
creatiefase
bewoners aan het woord
Hoofdstuk 10.4
dit gedoe..’.
Bewoners aan het woord
Floris Bruning, deelnemer Innovatielab
De deelnemers van het Innovatielab werkten nauw samen met de wijkbewoners om oplossingen te bedenken voor het klimaatneutraal maken van hun wijken. De bewoners maakten deel uit van de ‘living labs’; de specifieke omgevingen waar het onderzoek op gericht was: de wijken Geuzenveld en Westerpark in Amsterdam en Wijk West in Utrecht.
Bijeenkomst energiecoöperatie Wijk West Voor het toetsen van het idee van een wijkenergiecoöperatie werd een bewonersbijeenkomst georganiseerd in Wijk West in Utrecht. De aanwezigen zagen veel potentie in de constructie, met name in het lokale aspect van duurzame energie opwekken en de mogelijkheid om als bewoners zelf actief bij te dragen. Voor veel bewoners was het belangrijk dat de gezamenlijke molen in de buurt staat en niet op zee. De molen wordt dan ‘echt van de wijk’. Verder was men enthousiast over het idee dat het om een groeimodel gaat: het startpunt is niet eens zozeer het realiseren van een project (de windturbine), maar het creëren van draagvlak voor een breder duurzaam initiatief. Naast windenergie zouden ook zonne- en eventuele andere warmte-energie en gezamenlijke energiebesparende maatregelen kansen bieden.
De betrokkenheid van de ‘gewone’ burger en de eindconsument bij de onderzoeken gaf de mogelijkheid om directe feedback te krijgen vanuit de echte wereld. Verbeterpunten kwamen daardoor sneller aan het licht en de gevonden oplossingen werden beter toegespitst op de doelgroep. Bewonersenquête Vleutenseweg De bewoners van de Vleutenseweg in Utrecht waren overwegend positief over het idee om Zonnepanelen op hun daken te plaatsen en de zorg voor installatie daarbij uit handen te geven. Uitspraken als ’Topidee!!’, ‘Goed initiatief ’ en ‘Ik ben helemaal voor...’ gaven goede moed. Opvallend en onverwacht was dat het milieu bijna unaniem als beste reden voor de aanschaf werd verkozen, boven de financiële argumenten. Er waren een paar kleinere en grotere negatieve klanken, behalve de bekende als ‘Te duur’ en ‘Te onzeker’ kwamen er ook opmerkingen als ‘Laat maar, ik ben te oud voor 58
Er werden ook een aantal kritische noten naar voren gebracht. Zo werd genoemd dat ‘het aandeel verhandelbaar moet zijn of terug te verkopen aan de coöperatie’. Daarnaast kwam het commentaar dat het plan niet aanzet tot energiebesparing. Dit is een typisch voorbeeld van een kip-ei-verhaal: de gemeente onderneemt pas actie als er voldoende draagvlak is onder bewoners, terwijl bewoners pas bereid zijn zich in te zetten als er steun van de gemeente is.
Door de bijeenkomst is er draagvlak ontstaan voor een dergelijk project in Wijk West. Een aantal aanwezigen heeft zelfs aangegeven zich persoonlijk in te willen zetten voor dit plan. Er is zelfs al iemand die zich opwerpt als ‘directeur’ van de op te richten coöperatie. Tenslotte is er naar aanleiding van deze avond een initiatief gestart om de mogelijkheden voor een kleinere wijkcoöperatie rond zonnepanelen te onderzoeken.
als het maar geen consequenties heeft voor de huurprijs die bewoners maandelijks dienen te betalen”. Jetse Vink, deelnemer Innovatielab
Joost Matthijssen, deelnemer Innovatielab Bewonersbijeenkomst Geuzenveld Om de bewoners van Geuzenveld echt inspraak te geven in het idee ‘Urban Makeover’ werd een bewonersavond georganiseerd. De Geuzenvelders werden zowel schriftelijk - via flyers - als mondeling uitgenodigd, door een rondje langs alle voordeuren om de opkomst te maximaliseren. Helaas heeft deze inspanning niet het gewenste effect gehad, omdat letterlijk slechts een enkel echtpaar op de uitnodiging is ingegaan en kwam opdagen! De conclusie was wel duidelijk; het blijkt maar weer hoe moeilijk het is om bewoners echt enthousiast te maken voor dergelijke besprekingen over wijk en woongebied. Het Geuzenveldse echtpaar dat aanwezig was toonde wel betrokkenheid: zo waren zij ervan overtuigd dat financiële aspecten de belangrijkste doorslag zouden geven bij het doorvoeren van maatregelen. “Verduurzaming en verbetering van de woningen en leefomgeving is prima, 59
creatiefase
creatief evenement
10.4 Creatief Evenement Woensdag 30 september stond in het teken van creatieve input, out of the box denken en losbreken van conventies. Het creatief evenement in Pakhuis de Zwijger halverwege de creatiefase van het Innovatielab, stond in het teken van reflectie en tussentijdse evaluatie voor de deelnemers van het lab: het draaide om inspiratie, nieuwe energie, en het dynamisch samenspel tussen de deelnemers, de genodigden en de creatieve moderatoren. De deelnemers zowel als de genodigde professionals uit de creatieve industrie werden geprikkeld en uitgedaagd door de ultieme out-of-the box denker Ton Matton. Hij maakte het creatief evenement tot een ware ontdekkingsreis door mensen te verwarren en te verbazen en vooral aan te zetten tot… hoe kan het ook anders, denken, denken en nog eens verder denken. Het ochtendprogramma stond voornamelijk in het teken van de presentaties van de verschillende teams van het lab; Water & Waste, Duurzaam Opwekken, Duurzaam Renoveren en Energie Besparen & Nieuwe Media. De bevindingen van de afgelopen drie maanden werden professioneel gepresenteerd en het publiek werd gevraagd mee te gaan in de verschillende denkrichtingen. Tijdens de lunch was er aandacht voor een beeldende expositie gemaakt door de deelnemers over de verschillende wijken waar de onderzoeken en de ideeën zich op richten: wijk West, Geuzenveld en Westerpark.
60
Ton Matton is stedenbouwkundige, kunstenaar en ontwerper en Gastdocent aan de Universiteit van Wismar. Als Vinexvluchteling en stedenbouwkundige heeft Matton een aantal jaar geleden besloten om te verhuizen naar zijn ‘Autarkische nederzetting’ in Oost- Duitsland. Daar heeft hij ruimte en tijd gevonden om nieuwe inspiratie op te doen. Zijn energie, creativiteit en overtuiging maakten zijn optreden weliswaar vermakelijk maar ook confronterend. Je ziet zijn kippenlegbatterijkast bij wijze van spreken zo in je eigen keuken staan. Hij wist het ludiek voor mekaar te krijgen dat iedereen zich vast voornam direct persoonlijke stappen te zetten naar een duurzame wereld. En nadat Ton Matton het startsein had gegeven was het dan weer de beurt aan de creatieve deelnemers van het lab. En werden zij op de proef gesteld! Net als trouwens de aanwezigen in de zaal. Pakhuis de Zwijger werd verdeeld over acht creatieve denkstations waar verder gebrainstormd werd onder leiding van een aantal indrukwekkende moderators; Dingeman Kuilman, directeur van Premsela; Martine Willekens, oprichter Peper Office; Dagan Cohen, creatief directeur Draftfcb; Marcel Heskes, directeur Squarewise; Atto Harsta, directeur Aldus Bouwinnovatie; Monique Mulder, directeur Mattmo Concept & Design; Max Meier, oprichter TiMe Amsterdam en Han Gerrits, CEO Innovation Factory. Door hun inzet en enthousiasme werden de sessies in goede banen geleid, en het eindresultaat betrof toch weer een flink aantal verfrissende en originele
nieuwe ideeën. De ideeën uit de denkstations werden vervolgens weer gedeeld met het publiek en er kwam een discussie op gang. Ondertussen werd ook de buitenwereld erbij betrokken door live getwitter zichtbaar op twee schermen. Ton Matton vatte de resultaten samen en besloot de dag. Het creatief evenement was een uitputtingslag geweest maar gaf de deelnemers weer een hoop nieuwe creatieve energie en een lange lijst van prikkelende ideeën als ideale aanloop naar de laatste fase van het lab: de realisatiefase.
OPM: interview met Ton Matton en quotes van filmmateriaal.
Martine Willekens, founding partner en lid van de Creatieve Raad van Advies van CCL (CrvA), was moderator tijdens het creatief evenement: “Het creatief evenement gaf de deelnemers van het Innovatielab een enorme creatieve boost. In de brainstorms met de creatieven uit het veld konden zij hun oplossingen voorleggen en kijken of ze op de juiste weg waren. Het unieke van de opzet van dit evenement was dat er vele expertisen en disciplines samenkwamen. Bovendien krijg je niet elke dag de kans om te brainstormen met zulke bijzondere creatieve experts! De out-of-the box benadering gaf een nieuwe blik op de financiële en economische oplossingenrichtingen die door de deelnemers werden aangedragen.”
61
realisatiefase
talk of the town
Hoofdstuk 11.1 Talk of the Town Creative City Lab organiseerde in samenwerking met Pakhuis de Zwijger een serie van twee Talk of the Town bijeenkomsten ‘Klimaatneutrale woonwijken – must of mythe?’ Twee sessies over duurzaamheid waarbij experts en bewoners werden uitgenodigd om met de deelnemers en elkaar in discussie te gaan. Pakhuis de Zwijger is gastheer van verschillende platforms voor professionals uit de creatieve industrie waar het halen en brengen van kennis op alle fronten centraal staat. Tijdens de tweede Talk of the Town grepen de deelnemers van CCL de kans om het platform van de Zwijger het vraagstuk rondom duurzame innovatie voor te leggen. ‘Extreme Urban Makeover - lokale en duurzame renovatie als de manier om de klimaatambities waar te maken’ luidde het thema van de avond van 28 oktober voluit. Experts en bewoners gingen met elkaar in dialoog over duurzame renovatie als alternatief voor sloop en werden gevraagd mee te denken over hoe de gevonden renovatieconcepten succesvol kunnen worden ingezet. Onder leiding van Atto Harsta (directeur Aldus bouwinnovatie en Programma Directeur Bouwen met Groen en Glas 2.0) ging het publiek op zoek naar antwoorden, nieuwe oplossingen en de dunne scheidingslijn tussen 62
‘creatie en innovatie’. Een aantal enthousiaste sprekers, zoals Jan Brouwer (projectbegeleider van Wallisblok), Sean Vos en Doris de Bruijn (bedenkers van het concept Slim Renoveren), Alexander van Beek (van Bouwen met Groen en Glas) en Vincent Kuypers (Alterra) presenteerden hun vernieuwende concepten en projecten hetgeen daarna culmineerde in een gepassioneerde discussie. Labdeelnemer Jesse Jop Jörg, betrokken bij de organisatie van deze Talk of the Town: “Bij de opzet van de avond hebben we goed gekeken naar wie we wilden uitnodigen en aan wie we ons concept wilden presenteren. Een spreker zoals Jan Brouwer van ABF cultuur Delft is voor ons erg interessant omdat hij veel ervaring heeft met de coöperatieve manier van renoveren.” Duurzame renovatie bleek alleen een goed alternatief als het slim wordt toegepast. De vraag of een innovatieve renovatiestrategie wel rendabel kan zijn werd aan de orde gesteld. Zo ja, waar liggen de kansen en de behoeften? De integrale aanpak bij gebouw- en gebiedsontwikkeling in een bestaande woonwijk werd als een van de oplossingen aangedragen, juist omdat deze aanpak de behoeften, belangen en financiering van verschillende partijen weet te bundelen. Tijdens de avond kwamen er uiteraard ook een aantal pijnpunten met betrekking tot deze integrale aanpak naar boven, bijvoorbeeld de onduidelijkheid over wie de opdrachtgever is of moet zijn binnen de verduurzaming van de woningvoorraad. De
overheid werd genoemd als de partij die vooral moet zorgen dat de juiste mensen bij elkaar komen, de overheid dient dus vooral te faciliteren. Vanuit verschillende kampen werd vervolgens het proces van een sectorale aanpak naar een integrale aanpak bestempeld als moeizaam maar… mogelijk! De Talk of the Town gaf de deelnemers dus informatie over de knelpunten binnen duurzaam renoveren, maar bood toch ook een inkijkje naar de kansen en de mogelijkheden. En daar ging het om! Na de Talk of the Town is het team van Urban Makeover verder gegaan met het ontwikkelen van hun idee. Twee belangrijke dingen die deelnemer Jesse Jop Jörg kon meenemen na deze bijeenkomst betroffen de factoren ‘liefde’ en ‘veranderlijkheid’. “De liefde zit ’m in het uitgaan van de kracht en de sterke punten van een gebied. Je kunt geen plan maken voor gebiedsontwikkeling zonder te kijken naar de raakvlakken. We zijn in de uitwerking van ons concept verder gaan nadenken over wat er al in de omgeving is, over wat er nu speelt bij de bewoners en over welke behoeftes er bestaan”. En wat betreft ‘veranderlijkheid’ gaat het om de mogelijkheid om met in de inrichting van gebouwen in te spelen op wisselende behoeften. Jesse: “Bij het bouwen van een duurzaam gebouw dat echt lang meegaat, is het belangrijk dat het gebouw zich altijd weer kan aanpassen aan de wensen van de omgeving en de bewoners. Een adaptief gebouw dat flexibel is, bijvoorbeeld door te werken met muren die je ook weer zo kunt weghalen.” 63
realisatiefase
innovatie evenement
Hoofdstuk 11.2 Innovatie Evenement Als knallende afsluiter van een intensieve periode van onderzoek, ideeën genereren en uitwerken was het tijd voor de slagroom op de taart: het Innovatie Evenement. Op 2 december werden al onze partners, de betrokken organisaties, de professionals uit het bedrijfsleven en de experts van de overheid uitgenodigd om de eindpresentaties van de deelnemers te komen bewonderen. Ellen Mensink, voorzitter van Stichting Creative City Lab, heette de circa 150 gasten welkom. Het vond plaats in de historische Concertzaal van Felix Meritis en Mensink herhaalde dat het een belangrijke dag was voor Creative City Lab. Het evenement betekende niet alleen de afronding van het Innovatie Lab 2009, maar luidde ook een nieuw seizoen in van nieuwe samenwerkingsverbanden, nieuwe projecten en talloze ideeën. De innovatieve krachtenbundeling van de afgelopen maanden heeft bewezen dat het creatieve breekijzer heeft gewerkt en dat er wel degelijk duurzame oplossingen gevonden kunnen worden voor complexe problemen. Een dag dus van reflecteren, kijken en leren en van de dingen verder oppakken – niet laten liggen! – maar ook zeker van uitzien naar het volgende! De voorafgaande vijf maanden van hard werken, analyses doen en het ondernemen van zoektochten naar kansen om de bestaande 64
woonwijk klimaatneutraal te maken, hadden maar liefst geresulteerd in 127 ideeën waarvan er 25 echt interessant waren en waarvan er weer 10 als meest kansrijk konden worden gelabeld. Vandaag zou het publiek deze tien gaan bekijken. Dit gebeurde onder leiding van dagvoorzitter Yoeri Albrecht: de ideeën werden creatief in beeld gebracht, het publiek werd getrakteerd op filmpjes, animaties en exposities. En daarna kregen de bedenkers van de projecten als groep nog eens ieder precies één minuut de tijd om hun project te ‘verkopen’ aan de jury. De jury bestond uit vijf mensen uit de creatieve sector en drie uit de financiële wereld. Maar ook het publiek kreeg de kans om haar mening te laten horen door met stemkastjes in de hand te kiezen voor hun favoriet. De betrokkenheid en het enthousiasme van de partners kreeg z’n weerslag toen bleek dat ze een drietal prijzen wilden weggeven. Niet eens zozeer om het beste idee van het lab te kiezen, want alle 10 waren immers voortgekomen uit een zorgvuldig selectieproces binnen het Lab, maar om een paar bijzondere prestaties te waarderen en als extra aanmoediging om de ideeën vooral verder door te ontwikkelen en daadwerkelijk het levenslicht te laten zien. De betrokkenheid en het enthousiasme van de partners kreeg z’n weerslag toen bleek dat ze een drietal prijzen wilden weggeven. Deze prijzen waren niet om het beste idee van het lab te kiezen, want al deze 10 ideeën waren immers voortgekomen uit een zorgvuldig selectieproces binnen het lab, maar om een paar bijzondere
prestaties te waarderen en als extra aanmoediging om de ideeën vooral verder door te ontwikkelen en daadwerkelijk het levenslicht te laten zien. Zo reikte Ineke Zweers van het interactieve marketingbureau E-Mark Group namens haar bedrijf een prijs uit aan het best gecommuniceerde en gepresenteerde idee: “Koppeling OZB aan Energielabel”. De prijs bestond uit een e-maillicentie voor een half jaar en verdere ondersteuning bij de marketing en communicatie. Volgens Zweers was het innovatie- evenement “Een mooie professioneel georganiseerde aftrap voor een innovatief platform dat smaakte naar meer.” Ook Daan Dijk van de Rabobank was onder de indruk: “Ik heb vandaag ongelooflijk veel creativiteit gezien. Dat dit initiatief concreet is afgemaakt – en dat wat er is uitgekomen – overtreft de verwachtingen”. Gezamenlijk met de twee andere juryleden uit de financiële sector beloonde hij het volgens hen meest haalbare idee “Energiecoöperatie Wijk West”. De betrokken studenten ontvingen ieder een cheque ter waarde van €250,00 en mogen via Rabobank een half jaar lang een coachingtraject volgen. Dit ter ondersteuning van het opzetten van een eigen bedrijf. De creatieve juryleden kozen als meest vernieuwende project “Zwarte Pieten, Groene Daken” vanwege de originaliteit, toegankelijkheid en de creativiteit. De deelnemers van dit projectidee krijgen een gratis communicatieadvies van Mattmo Concept | Design. Monique Mulder van Mattmo: “Minstens drie ideeën
zijn zo aan bedrijven te koppelen. Een geweldig resultaat.”. Voorzitter Ellen Mensink had het laatste woord. Zij bedankte haar prinsen- en prinsessen voor hun authentieke inzet en enthousiasme. “De vijf maanden van analyse en creativiteit zijn tijdens dit evenement dan als een sneltrein aan de bezoekers voorbij getrokken in de vorm van 10 ideeën, maar reken maar dat deze tien ideeën nog maar het topje van de ijsberg vormen”, aldus Mensink. De unieke combinatie van overheid, bedrijfsleven, creatieve industrie en de frisse denkkracht van jong talent heeft een energie en een creativiteit losgemaakt die nog van veel betekenis kan blijken voor de toekomst. In tekstkader: CREATIEVE JURY Kaja wolffers, directeur MTV Network Productions Elena Simons, oprichter van Wonder Ingrid de Pauw, oprichter Ideal & Co Dagan Cohen, creatief directeur Draftfcb Floor van Spaendonck, directeur Virtueel Platform FINANCIËLE JURY Daan Dijk, adjunct-directeur energie en klimaat bij Rabobank Nederland Dorine Putman, Duurzaamheids-expert bij ASN Bank Walter Amerika, initiatiefnemer Creative Industry Sofa In ander tekstkader: 65
realisatiefase interview
Atto Harstra van Aldus Interview met Atto Harsta – Aldus Atto Harsta is oprichter van Aldus Bouwinnovatie. Een creatief ingenieursbureau dat zich richt op het realiseren van duurzame vernieuwing in de bouw. Tevens is hij voorzitter van Booosting en oprichter van stichting Living Daylights (SLD). SLD is momenteel uitvoerder van het 4-jarige innovatie- en stimuleringsprogramma ‘Bouwen met groen en glas’. Dit verankert de integrale toepassing van groen en glas in de bouw en realiseert daarmee gebouwen als bron van vitaliteit en energie. Wat is Bouwen met groen en glas? “Bouwen met groen en glas (BGG) is een manier van duurzaam bouwen, waarbij de focus verdergaat dan alleen het thema energie. Dit programma brengt drie vakgebieden glastuinbouw, ruimtevaart en psychologie samen door gebruik te maken van nieuwe technieken en inzichten uit deze vakgebieden. De kassenbouwsector is als zware energieverbruiker al 15 jaar bezig met het bedenken van innovatieve technieken. Die technieken willen we overbrengen naar de gebouwde omgeving om zo een betere leefomgeving te creëren en energie te besparen. Wij focussen vooral op het vitaliseren van die leefomgeving met aandacht voor de mens door gebruik te maken van daglicht, zonnewarmte en de weldaad van groen. Zo kan 80% energiebesparing behaald worden door innovatieve koel- en verwarmtechnieken. Op dit moment 66
richten veel stromingen of tendensen zich vooral op het passief bouwen, in plaats van de focus te leggen op een gezonde leefomgeving. Bij BGG gaat het niet om het bouwen op zich, dat is maar een middel om een betere leefomgeving te creëren en energie te besparen. Zoals bij een kas gekeken wordt naar wat het ideale klimaat is om een plant optimaal te laten groeien, wordt met de BGG benadering gekeken hoe een mens optimaal functioneert in een gebouw.” Hoe verhoudt Bouwen met Groen en Glas zich tot Urban Make-over? “In het Urban Make-over concept zijn diverse principes en uitgangspunten van BGG opgenomen in het ontwerp. Bij dit idee is de kas heel letterlijk genomen. In de oksel van de gallerijflats is een kasvormig atrium geplaatst dat de transmissie verliezen (gevel) beperkt, extra functionele ruimte toevoegt en het gebruik van de binnentuinen verbetert waardoor de sociale coherentie wordt versterkt. Mensen kunnen elkaar, het jaar rond, in deze omgeving ontmoeten. Er wordt daadwerkelijk een klimaatbuffer gecreëerd in de ruimte. Het principe van het oogsten van warmte, zoals een kas dat doet door de warmte die wordt opgevangen in de zomer, op te slaan en vervolgens te gebruiken in de winter, is bij Urban Make-over ingezet op wijkniveau. Het bijzondere van het Urban Make-over idee zit niet alleen in de toepassing van energiebesparende technieken. Het idee behelst naast het lagetemperatuur- verwarmingssysteem,
ook om de sociale component. Het integrale karakter maakt dit idee economisch haalbaar. De menselijke benadering past bij de toekomst. We moeten niet alleen focussen op energie of technologie, of naar de economische component kijken, maar juist naar hoe we de omgeving en de mensen uit die omgeving kunnen betrekken.”
Waarom is een integrale aanpak van gebied en gebouw nodig? “Een plan zoals Urban Make-over vraagt om een grootschalige integrale aanpak, goede afstemming tussen de verschillende onderdelen van het plan. Dit is ook de enige manier om een dergelijk vooruitstrevend plan economisch haalbaar te maken. Het is goed te vergelijken met een plantenkas, de grond heeft een economisch rendement, energieverbruik wordt minimaal gehouden door inzet van innovatieve technieken en alle benodigde warmte en koude wordt door de aarde geleverd. De ingrepen afzonderlijk werken niet, pas als alle factoren in balans zijn zie je resultaat. De schaalgrootte van dit project maakt het haalbaar.”
onderzoeksteam heeft een aantal ingrediënten gebruikt, die passend waren voor de complexe renovatieopgave bij deze flats. Het deelnemersteam heeft aan de woningbouwcorporatie laten zien dat je innovatieve technieken kunt inzetten om een complex haalbaar te renoveren. Dit maakt (de niet duurzame aanpak) slopen van woningbouwcomplexen overbodig. Het aardige van Urban Make-over is dat het nu eens geen Green Washing is, maar een echt groen project, letterlijk en figuurlijk.”
Welke voordelen van het bouwen met groen en glas zijn doorgevoerd in het concept? “De flatstempel van Far West zijn jaren ‘50 woningen met vier verdiepingen. De energetische voordelen van BGG komen duidelijk in het concept terug. Het functioneel inzetten van groen in iets minder mate, alleen in de kas en de tuinen op het complex. Het 67
interview
Chris Westra
Ellen Mensink in gesprek met Chris Westra Chris Westra is algemeen directeur van We@ Sea, een samenwerkingsverband tussen industrie en onderzoeksinstellingen. Daarnaast is hij voorzitter van de stichting Haven Eiland Duurzame Energie Noordzee (HEDEN) en is door studies en als lid van verschillende (ministeriële) werkgroepen nauw betrokken bij de ontwikkeling van windenergie op zee. Ellen Mensink sprak Chris Westra over windenergie en windmolenparken. Het ministerie wil steeds meer grote windmolenparken in Nederland realiseren, niet alleen op zee maar ook op het land. Dit om ambities van 6000 MW windenergie te behalen in 2020. Wat vindt u daarvan? “Ik ben voor windenergie op het land. De vraag is of dat in grote parken moet. Wat mij betreft is het belangrijkste uitgangspunt dat er sprake moet zijn van draagvlak en burgerparticipatie en dat je daar, ook vanuit het rijk, actief op kunt en moet sturen. Ik vind het vooral jammer als alleen grote partijen veel geld verdienen met subsidiegelden van EZ (gemeenschapsgelden) en dat de ‘gewone burger’ daar geen voordeel aan heeft. De bewoners in de omgeving 68
hebben de lasten, geef hen dan ook de lusten. Er moet meer aandacht komen voor burgerparticipatie. Dit kan in de vorm van bewoners die hun eigen molen financieren. Het zelfleveringsmodel is daarbij een mooi voorbeeld dat ook financieel aantrekkelijk is voor bewoners.” “Dat de derving van de energiebelastinginkomsten door het zelfleveringsmodel een probleem zou kunnen vormen voor de overheid zie ik niet zo. Voor het stimuleren van het duurzaam opwekken van energie is het prettig als dat budgetneutraal gebeurt en dat het niet in de overheidsbegroting als een extra kostenpost wordt opgenomen. Dat gebeurt bij een dergelijk model. Men hoeft geen extra subsidiegeld uit te geven (en alle administratie daaromheen te regelen), er komt alleen minder geld binnen. Belangrijker echter is dat Nederland eens moet leren rekenen!” “In een interview met de Duitse staatsecretaris vroeg ik hem ooit naar de open-einde-regeling, die in de ogen van onze Nederlandse overheid toch zo duur zou zijn. Zijn antwoord was; ’Luister ik steun de kolenmijnen voor 2 miljard euro om de werkgelegenheid te behouden, met deze open-einde-regeling voor het opwekken van duurzame energie kom ik niet aan 2 miljard’.
Dus als je deze problematiek vanuit dat oogpunt bekijkt is dit zeker gerechtvaardigd.” Wat vindt u van de mening van de Minister van der Hoeven dat het zelfleveringsmodel niet wenselijk is omdat de SDE-kosten per kWh windenergie lager zijn dan de derving van energiebelasting die dit model veroorzaakt? “Die huidige subsidies stimuleren vooral op het vermogen van de molen en niet de productie van schone elektriciteit. Een goed voorbeeld is een Vestas windturbine die 1,5 keer meer elektriciteit levert met een grotere rotordiameter dan zijn zusje met hetzelfde vermogen. Toch werd deze molen niet door de huidige subsidie gestimuleerd vanwege het vermogen. De minister heeft vaak de neiging om te denken vanuit kosten. Maar het gaat er natuurlijk vooral om wat het resultaat is in termen van duurzame energieproductie. We kunnen het ons niet veroorloven om níet met windenergie aan de slag te gaan en daar hebben we ook draagvlak voor nodig. Windmolens zijn nu al rendabel met een terugverdientijd tussen de 5 à 10 jaar, daar mag de gewone burger ook zijn voordeel uit behalen. Bewoners begrijpen niet wat de noodzaak en het belang
is van duurzame energie en worden overspoeld met negatieve informatie over windenergie. Echter, er zijn vele voorbeelden van boeren die wel de kansen en mogelijkheden zien en daar veel geld mee hebben verdiend.” Zou het niet aardig zijn als bij deze windmolenparken op het land meer molens beschikbaar zijn voor burger/boerenparticipatie? “Absoluut! In de Flevopolder hebben de lokale boeren in het verleden de mogelijkheid gekregen een molen neer te zetten op hun eigen land. Je ziet daar bij veel agrarische bedrijven molens staan. Natuurlijk zijn er lieden van de milieuorganisatie of LNV die daar tegen zijn. Omdat dit ‘verrommeling’ van het landschap zou betekenen. Tja, wat is verrommeling zou ik zeggen? De architectuur gaat ook met de tijd mee, Amsterdam bestaat uit grachtenpanden, maar aan de Zuid-As verrijst ook een tweede New York-achtige skyline. We moeten meegaan in de tijd. Vroeger hadden we ook molens aan de Vecht, deze zien er tegenwoordig wat anders uit. Natuurlijk moet je niet het hele land volzetten. Maar je kunt gerust bij elk dorp op een nette plek een molen kwijt. De Wieingermeer gaat de ontstane ‘verrommeling’ oplossen door een grote nieuwe windmolenparken elders te 69
bouwen. Boeren krijgen rechten op een molen in dat nieuwe park. Op deze manier hebben boeren hun aandeel. Dat zou ook voor burgers moeten gelden. Bij het project Burgervlotbrug is veel narigheid ontstaan omdat burgers bijna geen mogelijkheid kregen om financieel deel te nemen terwijl ze wel een groot windmolenpark voor de deur kregen. Omdat we onze doelstellingen op grond van energiebesparing bij lange na niet halen, zal er meer duurzame energie opgewekt moeten worden. Precies en daarom is het ook van belang dat iedereen in Nederland het belang van windmolens begrijpt, zich betrokken voelt bij het thema en dus ook mag meeprofiteren van de voordelen. Zonder windmolens komen we de komende 10 tot 15 jaar niet aan de doelstelling voor het duurzaam opwekken en daar moet de overheid geld voor uittrekken. En de gewone burger bij betrekken.”
70
IDEE 1 Joost Matthijssen Maurice Koerse Joris Oele Jetse Vink Cor van Essen
de energiecoöperatie
71
IDEE 1
de energiecoöperatie
de wijkbewoner als energieondernemer
bouw mee aan de windmolen in de buurt en krijg je stroom straks praktisch voor niks! 72
De juryleden uit de financiële sector kozen het idee van de Energiecoöperatie als het meest haalbare. De betrokken studenten ontvingen ieder een cheque ter waarde van 250 euro en mogen via Rabobank een half jaar lang een coaching-traject volgen. Dit ter ondersteuning van het opzetten van een eigen bedrijf.
Leden van een coöperatie kopen samen een windmolen. Bijvoorbeeld, iedereen in de wijk die wil kan lid worden van de coöperatie en dus mede-eigenaar worden van de windmolen. De leden van de coöperatie worden dus zowel producent als consument van energie. Om de stroom te consumeren maakt de coöperatie een afspraak met een energieleverancier voor de administratie en het transport van de stroom naar de woningen. De leden kopen stroom van de energieleverancier tegen het normale tarief inclusief btw en energiebelasting. Ongeveer 25 cent per kilowattuur. Maar omdat de leden van de coöperatie eigenlijk hun eigen stroom kopen, vervalt de belasting weer.
De energieleverancier betaalt de geïnde btw, energiebelasting en de waarde van de zelfgeproduceerde energie terug aan de coöperatie. Ongeveer 20 cent van het kwartje. De coöperatie kan met de extra inkomsten de windmolen eerder afbetalen en wat na de andere exploitatiekosten overblijft is aan de leden om over te beslissen. Dus: de bewoners betalen weliswaar de normale energieprijs aan de energieleverancier, en die energieleverancier levert daarvoor transport en administratie, maar de rest van het geld stroomt weer terug naar de coöperatie. En die kan er mee doen wat ze wil: weer onderling verdelen of gebruiken om nog andere leuke/duurzame dingen te doen. Normaal verdient een coöperatie ongeveer 9 cent per kilowattuur, met het zelfleveringsmodel is dat ongeveer 20 cent. Je ziet meteen dat het voor iedereen zeer aantrekkelijk is om te 73
74
75
participeren in een duurzame energiecoöperatie.
eigenlijk geen tegenargumenOmdat ten de leden van de coöperatie de windmolen samen kopen ontstaat er iets van ‘grootschaligheid en collectiviteit’ en worden financiële en sociale argumenten die voorhen golden zoals ‘een laag rendement’, een ‘lange terugverdientijd’, ‘veel ongemak’ of ‘onvoldoende interesse en gedeeld belang’ ondervangen. Uiteraard onder de voorwaarde dat voldoende bewoners deelnemen: een sociale wijkstructuur met ‘enige betrokkenheid’ vormt zeker een factor. Maar omdat naast een lager energietarief een deel van de verdiende gelden van de coöperatie weer terugkomt of in de wijk wordt geïnvesteerd, kunnen heel wat (buurt) belangen gediend worden en dat begrijpt iedereen. Collectief eigenaarschap is nou eenmaal de slimste manier om tot energievoorziening tegen kostprijs te komen. Want alleen een coöperatie heeft wettelijk recht op een lager 76
energietarief
iedereen heel simpel te vertellen
Namelijk: Je eigen stroom van je eigen windmolen dankzij je lidmaatschap van de coöperatie. Tegen een fractie van de ‘prijs’, namelijk zonder btw en energiebelasting en dankzij gedeelde en gespreide exploitatiekosten van de molen.
de emotionelere aspecten
Als buurtbewoner mag je trots zijn. Je wordt mede-eigenaar, entrepreneur en handelt als van een moderne, verantwoord-elijke burger verwacht mag worden. Bovendien ben je straks wat minder afhankelijk wat je energievoorziening betreft.
nationaal
Wanneer voldoende buurten in Nederland inspringen op het idee en de uitwerkingsvorm overnemen leidt dit tot significant verbeterde ‘zichtbaarheid van duurzame energie’ en daarmee tot een groter, algemeen energiebewustzijn. Dat is goed voor Nederland en voor het milieu en sowieso is windenergie natuur-
lijk groen en duurzaam! Bovendien kunnen we met dit zelflevermodel makkelijker de klimaatdoelstellingen van Kopenhagen helpen halen (in 2020 moet 20% uit windenergie komen).
dr. eleanora emilledimitriu groothuizen - van velzen
“workshops in de wijk geven een compleet ander beeld dan informatie uit statistieken”
77
78
IDEE 2 David Theuvenet Tessa Slagter Michiel Moerland Sabine Biesheuvel Floris Bruning
in search of sunrise
79
IDEE 2
in search of sunrise
maatschappelijk verantwoord adverteren 2 voor de prijs van 1! bouw mee aan zonnedaken in de stad en wordt extra in het zonnetje gezet
Zonnepanelen (of soortgelijke duurzame energiebronnen) in ruil voor buitenreclamemedia. De nieuwe organisatie In Search of Sunrise biedt een pakket aan met daarin een PhotoVoltaic-module (prijsvergelijk, set zonnepanelen, subsidie en montage) en buitenreclame. Een bedrijf dat deze panelen voor een x-bedrag op haar dak (maar mag ook elders)laat zetten, krijgt in ruil hiervoor naar rato advertentieruimte op speciale door de gemeente of door andere belanghebbenden in het leven geroepen, mooie en bijzondere plekken (denk aan muren en gevels, geveldoeken, trams en bussen). Het investeren in zonnepanelen staat dus voortaan gelijk aan reclameruimte inkopen. Naarmate een bedrijf/een organisatie meer zonnepanelen aanschaft, koopt het meer exposure. 80
beelden uit de presentatie ˘
waarom zonnepanelen? Zonnepanelen zijn zichtbaar in de wijk of stad en bedrijven die investeren in advertentieruimte laten daarmee zien dat er resultaat te signaleren valt!
op welke daken komen de panelen? De zonnepanelen waarin een bedrijf investeert hoeven niet maar kunnen wel op het eigen dak geïnstalleerd worden: willekeurig, om het even, het hangt ok af van wat het bedrijf cq de investeerder wil en kan realiseren. 81
82
83
in search of sunrise (isos) is een ludieke, promotionele activiteit van de gemeente om bedrijven aan te sporen hun duit in het zakje te doen en maatschappelijk verantwoord te ondernemen. hoe meer je als bedrijf investeert in zonnepanelen, hoe meer reclameruimte er beschikbaar wordt gesteld. de hoeveelheid reclameruimte die het bedrijf krijgt is een directe afspiegeling van wat het bedrijf investeert in zonnepanelen. De buurt en de stad weten dat de adverteerders/merken in casu investeren in de duurzame energievoorziening, de gereserveerde plekken zijn immers alleen bestemd voor hen dia dat doen. Twee voorwaarden voor succes: genoeg en betrouwbare deelnemers plus door de gemeente of door derden die onder de gemeente vallen zoals scholen, zorginstellingen en woningcorporaties geschapen, nieuwe vrijelijk en als zodanig te exploiteren advertentiemogelijkheden. De aanbesteding daarvan komt in handen van ISOS. Andere media-exploitanten zullen wellicht protesteren over dit systeem van ruilhandel en het zelfs oneerlijke concurrentie noemen. Soms krijgt een out-of-the-box idee nu eenmaal vooren tegenstanders. Het goede doel legitimeert echter een nieuw mediakanaal. 84
over de rol van isos
twee constructies mogelijk:
1
ISOS neemt de verkoop van de reclame ter hand (mogelijk door een veiling). En de gelden die binnenkomen zijn deels voor de organisatie en de stichting (kostprijs) en al het overige voor een fonds waaruit wijkbewoners financiering kunnen aanvragen voor het plaatsen van zonnepanelen (zijnde een subsidie). De stichting ISOS treedt tevens op als inkoopcombinatie. De bewoners worden dus eigenaar van de zonnepanelen. ISOS stimuleert bedrijven om MVObudget of marketing-/reclamebudget te investeren in zonnepanelen. De bedrijven krijgen het eigendom daarover en krijgen stroom en advertentieruimte in de wijk bovendien. ISOS faciliteert, organiseert en koopt in en doet de mediareserveringen/- planning. Samen met andere specialisten van de gemeente worden de zonnepanelen aangeschaft. Bij de gemeente is al veel van de know how aanwezig.
2
isos helpt je als bedrijf positioneren
Door als bedrijf marketing niet enkel te koppelen aan imago en naamsbekendheid, maar eveneens aan investeringen in tastbare
projecten met een maatschappelijke betrokkenheid wordt de stap naar het bereiken van duurzame doelstellingen kleiner. De noemers ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ en ‘societal marketing’: wanneer je iets goed doet voor de maatschappij (MVO) dan mag je daar ook best over communiceren (societal marketing). Voor multinationals is het interessant om zich aan ISOS te verbinden omdat ze hiermee kunnen laten zien dat ze daadwerkelijk groen en duurzaam bezig zijn, meer dan bij de green washing projecten die je nu veel ziet. Collectieve exploitatie van PV-systemen en buitenmedia is gewoonweg een slimme manier om het goede voorbeeld te geven aan stakeholders. Je helpt mee stroom voortaan lokaal te pro-
Voorbeelden van klimaatdoelstellingen: Amsterdam wil de gemeentelijke organisatie uiterlijk 2015 CO2-neutraal hebben en moet in 2020 20% van de energie duurzaam opgewekt zijn. In 2025 moet de uitstoot van CO2 van de stad 40% minder zijn dan in 1990.
duceren en laat daarmee wijkbewoners en je eigen klanten zien dat dit gewoon tot de mogelijkheden behoort. Als bedrijf/merk behoor je tot de koplopers.
de bredere zingeving van het project
Wanneer voldoende gemeenten in Nederland het idee en de uitwerkingsvorm overnemen, leidt dit tot significant verbeterde ‘zichtbaarheid van duurzame energie’ en daarmee tot een groter, algemeen energiebewustzijn bij zowel bewoners als bedrijven. Bedrijven die zich verbinden aan het project kunnen zich beroepen op het feit een voortrekkersrol te vervullen. En de constructie garandeert geloofwaardigheid. Burger en bedrijfsleven leren dat het afgelopen moet zijn met wassen neuzen.
De Gemeente Amsterdam is bijvoorbeeld aan het denken over het opzetten van een duurzaam energiebedrijf en is aan het kijken welke daken geschikt zouden zijn voor zonnepanelen. Uit gesprekken met woningbouwcorporaties blijkt dat er genoeg beschikbaar zijn. Maar nu moeten ze nog gevuld! 85
86
IDEE 3 Sam Kin Nijs Korevaar
koppeling ozb aan energielabel
87
de druppel voor energiebesparing in de eigen woning IDEE 3
koppeling ozb aan energielabel
Het plan betreft de koppeling van de onroerende zaak belasting (OZB) aan het nieuwe energielabel dat dit jaar (opnieuw) wordt ingevoerd. Een laag OZB-tarief bij een goed energielabel, een hoog OZB-tarief bij een slecht energielabel en het hoogste OZB-tarief bij het ontbreken van een energielabel. De koppeling aan de OZB zou een directe stimulans betekenen voor het nemen van een energielabel bij de koop van een woning.
88
maak je nieuwe huis klaar voor een gunstig energielabel en voorkom daarmee dat je in een ongunstige ozb-categorie valt
Burgers voelen zich prettiger in een huis met een gunstig energielabel A of B. Zeker als blijkt dat dit ook minder onroerende zaakbelasting kost.
besparen door te investeren
Met het idee wordt een goede taak weggelegd voor de EPA-adviseur die, naast het opnemen van een label, advies kan uitbrengen over energiebesparende maatregelen in een specifieke woning. Het beste moment voor dergelijke adviezen is het aankoopmoment van een huis. Omdat: mensen dan een helder overzicht hebben van de financiële mogelijkheden voor hun nieuwe woning, en de verbouwplannen die mensen dan vaak hebben gecombineerd kunnen worden met de uitvoering van de ideeën en er zo een labelsprong (naar überhaupt een label of naar een beter label) gemaakt kan worden.
1 2
Kortom, hoe meer geld de huiseigenaar op dat moment steekt in energiebesparende maatregelen, hoe meer hij gaat besparen op energie, hoe lager het energielabel en hoe lager de OZB.
aanpassing aan de gemeentewet
We pleiten ervoor dat voor het plan de gemeentewet wordt aangepast (artikel 220f), omdat die nu op het gelijkheidsbeginsel gebaseerd is. Terwijl er in de praktijk nu al geen sprake is van het gelijkheidsbeginsel, omdat gemeenten allemaal verschillende OZB-tarieven hanteren (zo betaal je in Utrecht twee keer zo veel OZB als in Amsterdam). Voor de gemeentes zullen de inkomsten uit de 89
90
91
beelden uit de presentatie ˘ Koppeling OZB aan energielabel: Toekomstige situatie
OZB voor woningen gelijk blijven wanneer het gemiddelde label van de woningen een C-label is. Momenteel ligt het landelijk gemiddelde op een D-label. Voor grote steden zal dit gemiddelde lager uitpakken omdat er in de regel meer oudere woningen zijn. Inkomsten zullen in beginsel dus juist eerder toenemen dan afnemen.
de weg van de geleidelijkheid
Het is wel zo eerlijk de koppeling geleidelijk in te voeren. Wij stellen voor dat het systeem in het begin uitsluitend gaat gelden voor mensen die vanaf een bepaalde datum een huis kopen. Het zou niet fair zijn mensen die al jaren in een slecht geïsoleerd huis wonen opeens met een hoger OZB-tarief te confron92
teren. Bovendien zouden de energielabelaars het werk niet aankunnen.
een omkering van de huidige logica
Op dit moment werkt het systeem van OZBbelasting investeren in je huis juist tegen; namelijk hoe meer je investeert in de waardestijging van je huis, hoe hoger de OZB-belasting. Stimuleer het duurzaam renoveren van je huis omgekeerd evenredig: hoe meer je duurzaam investeert, hoe lager het energielabel en hoe lager de OZB. Huiseigenaren krijgen een extra argument (het goede energielabel) in handen bij de verkoop van de woning, een koper weet beter wat hij koopt. Burgers voelen zich prettiger in een huis met
een gunstig energielabel. Zij die maatregelen nemen om de energie-huishouding te optimaliseren, weten dat ze dit doen om in de juiste categorie OZB-belasting te vallen - waarmee deze ook beter geaccepteerd wordt. De OZBkosten vormen een extra argument bij de verkoop van een huis: Kopers krijgen meer zekerheid over het aangebodene. Het verduurzamen van het belastingstelsel De OZB staat straks voor meer dan een belasting alleen, het wordt een dynamische en formele beleidsmaatregel van een gemeente. De gemeente en de EPA-adviseur hebben 1001 tips voorhanden om je huis zo aan te passen dat je in een gunstiger categorie valt.
Wanneer de gemeenten in Nederland het idee en de uitwerkingsvorm overnemen, leidt dit tot meer prikkels tot energiezuiniger wonen en een groter, algemeen energiebewustzijn. En door te prikkelen op het juiste moment, door een extra financieel voordeel te koppelen aan het energielabel en zekerheid en verbeterde logica te bieden voor de lange termijn zal de particuliere huizeneigenaar veel vaker uit eigen beweging een energielabel aanschaffen en bij gaan dragen aan de klimaatdoelstellingen van zowel gemeente als het rijk. Daarbij kost het de overheid niets.
93
94
IDEE 4 Nijs Korevaar Floris van den Biggelaar Stefanie Kolk
renovatiebus
95
de renovatiebus
lokaal mobiel wijkloket voor energiebesparing IDEE 4
de klusbus komt naar je toe deze dagen
Is de klus-… eh… renovatiebus al langs geweest? Die bus met specialisten over verbouwen en renoveren? Handig om even binnen te stappen als hij in de wijk stopt: je leert er alles over energiebesparing en ‘groen’ en duurzaam verbouwen en subsidies. Je krijgt er informatie, tips, adviezen, ze kennen de instanties en de adressen voor de spullen. De bus rijdt door heel Nederland en per wijk of stad rijdt er een duurzaamheidregisseur of wijkambassadeur mee, iemand die alles weet over de lokale situatie: het type huizen, de specifieke problemen. Hij komt met plannen en ideeën of initiatieven waar de mensen individueel of als collectief uit de buurt op kunnen inhaken. 96
analyse vooraf:
Renovatie is noodzakelijk en milieuvriendelijker dan sloop gevolgd door nieuwbouw.
eerst even wat feiten
In Nederland is 35% van de totale energiebehoefte afkomstig van de bebouwde omgeving. 46% van de totale woningvoorraad scoort energielabel E of slechter. De Nederlandse woningvoorraad bestaat voor ongeveer 21% uit naoorlogse bouw (uit de periode ’46-’66): 1.400.000 woningen. De helft daarvan, 11%, bestaat weer uit naoorlogse flats: 740.000 woningen. Deze naoorlogse woningvoorraad is inmiddels tegen de vijftig jaar oud en voldoet door onder andere verpaupering, inflexibele indeling, een klein woonoppervlak, vocht- en tochtproblemen en een lage energieprestatie steeds minder aan de wooneisen. Omdat de huidige snelheid waarmee gesloopte woningen vervangen worden 0.75% per jaar is, zou het met een beleid van sloop tenminste 300 jaar duren om de Nederlandse woningvoorraad weer aan de wooneisen te laten voldoen. De naoorlogse woningvoorraad moet gemiddeld honderd jaar blijven staan, en om dit te kunnen realiseren, moet zij worden gerenoveerd (Thomsen 2008). Bovendien blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat renovatie klimaatvriendelijker is dan nieuwbouw doordat renovatie de hoge milieuschade bij nieuwbouw
over een zo lang mogelijke periode kan uitsmeren (SenterNovem 2009, Greenpeace 2009).
grootschalige duurzame renovatie is noodzakelijk om een wijk klimaatneutraal te maken
Het grootste deel van CO2-uitstoot door woningen is indirecte uitstoot: door gebruik van elektriciteit (40%), warm water (14%) en ruimteverwarming(46%) (Ecofys 2005). Grootschalige CO2-besparingen binnen de laatste twee van deze categorieën vragen veelal een duurzame renovatie, waarbinnen bijzonder veel winst te behalen is op isolatie. Isolatiemaatregelen hebben, landelijk genomen, een reductiepotentieel van 7 miljoen ton CO2 en zijn kosteneffectief voor de bewoner doordat ze een zeer korte terugverdientijd hebben (Ecofys 2005).
verschillende opdrachtgevers voor een duurzame renovatie
Vier verschillende partijen hebben in Nederland de mogelijkheid om een woning duurzaam te renoveren: Eigenaren-bewoners, Woningbouwcorporaties, Particuliere verhuurders en Huurders . Het Klusrecht (sinds 2003) verplicht verhuurders een verbouwing toe te staan, mits deze niet afdoet aan de woningwaarde; het Initiatiefrecht (sinds 2010) verplicht verhuurders een woningverbeterende verbouwing aan te brengen op aanvraag van de huurder met hiertegenover een redelijke huurverhoging (Justitie 2009).
problemen de verschillende potentiële opdrachtgevers voor een duurzame renovatie ondervinden verschillende problemen. een overzicht: algemeen Bewoners zijn onvoldoende op
de hoogte van de manieren om energiebesparende maatregelen te financieren Duurzaamheid begint pas buiten de voordeur
eigenaar-bewoners Huidige one stop
shop initiatieven slaan onvoldoende aan bij de particuliere woningeigenaar Hoogte energiekosten wordt niet als problematisch ervaren (Wobben & Hoogelander 2006)
woningbouwcorporaties Woningbouwcorporaties ondervinden huurderweerstand tegen renovatie
huurders Huurders zijn onvoldoende op de hoogte van Initiatief- en klusrecht (USP marketing consultancy 2009) Huurders ervaren niet dat woningbouwcorporaties het beste met hen voor hebben (interviews)
97
rocesbegeleidende aanpak.de Debus problemen beperken zich niet tot een doelgroep of zelfs maar tot wat maakt zo sterk? groene en duurzame producten en diensten. n, maar doen zichde opmensen verschillende momenten in hetterenovatieproces verschillende typen be- ook weer Devoor busbij maakt z’n ronde en komt Vraag niet om oplossingen ecifieke woningen. Als oplossingsrichting wij daarom een one-stop-shop aan eenmalig die renovatie terug, hij is niet op visite. Hij biedt vinden voor duurzaam, breng dragen de oplossingen muleert door te aan informeren, faciliteren en de begeleiden tijdens het gehele renovatieproces. tips, aanwijzingen, routes en schappen met naarbewoners ze toe. Tot hun voordeur. Help s grote renovaties de vragen woning,te Om duurzaamheid tot over de drempels voordeuren te bren-over precies folder-van en de informatiemateriaal mensen in hun bundelen en gezamenoplossingsvorm zoveelaan mogelijk in een De zo zichtbare en tastbare vorm diedie maar mogelijk is.Hebben Er diegieten dingen relevant zijn. one-stoplijk offertes te vragen. renovatiebus is ken over de noodzaak vanen een ‘ontzorgingsloket’ dichtbijaan bewoners.shopaanbieders Ons idee is een ‘renovatiebus’; uit de buurt ideeën of promotionafhankelijk dus belangeloos, nergens g loket datverbonden, door zijn mobiele vorm meerdere plaatsen/wijken kan aandoen, hetgeen de kosten van ie die ook mee. onele acties bedacht, dan neemt en specialistisch. Bovendien heel ovendien verlaagt. laagdrempelig. In de bus staat gratis persoonlijk advies en wat maakt dat je instapt? procesbegeleiding centraal - van het prikkelen Je bespaart tijd en geld en moeite. Voortaan en motiveren tot assistentie bij ‘het regelen’ en vind je de weg naar regelingen, subsidies, de uitvoering. instanties en corporaties. Of je nou huurder of eigenaar bent, je vindt iets van je gading. ‘Kom maar met je woonwensen, we zullen eens wat komt de bus concreet kijken… Heeft u daaraan al gedacht? Eigenbrengen? lijk zou dit stap 1 moeten zijn…’ ‘Kijk aan, dat Zie de bus als de SRV-man met uitsluitend 98
taken van de renovatiebus: procesbegeleiding middels een samenwerking met een lokale one-stopshop.
beleid in de praktijk te brengen en stimuleringsmaatregelen in de bus aan te bieden.
laagdrempelig en wijkgericht doordat het naar de wijk komt en een vakkundige duurzaamheidsregisseur wordt geassisteerd door gewone bewoners van de wijk.
stimulans lokaal mkb door samenwerking met een lokale one-stop-shop.
onafhankelijk gratis persoonlijk advies door samenwerking met de gemeente, Meer met Minder, de Woonbond en Vereniging Eigen Huis. vehikelbeleid en initiatieven doordat het de gemeente een werktuig geeft om het klimaat-
mobiliseren bewoners door het opleiden van wijkassistenten en doordat huurdervoorstellen medehuurders om actie vragen. communicatiemiddel doordat de buitenkant van de bus kan worden gebruikt voor het tentoonstellen van sponsors en de inrichting kan worden gethematiseerd om bepaalde producten en oplossingen te communiceren.
organisatiemodel renovatiebus ˘
99
willen die andere buren ook, als we nou samen gaan onderhandelen met de leverancier dan bedingen we wellicht een korting…’ De bus kanaliseert vraag en aanbod en bundelt behoeften van de buurtbewoners waardoor er wellicht zelfs inkoopvoordeel en kostenreductie bewerkstelligd kan worden. De bus is dus ook een bespaarbus. Maar eerst en vooral wordt er naar jou als individu geluisterd. En omdat er aan boord van de bus uitsluitend specialisten op bouw- en klusgebied met kennis van nieuwe, duurzame oplossingen zitten en de wijkregisseur die per wijk meerijdt, alles weet van de ins en outs ter plekke – van de woningen, de instanties en de winkels/leveranciers – krijg je heus een luisterend oor.
wijkregisseur en duurzaamheidspecialist.
Die wijkregisseur of ‘duurzaamheidsspecialist met kennis van de wijk’ die per stad of wijk meerijdt is speciaal geschoold en bijgepraat over de wijk en de ontwikkelingen. Hij/Zij heeft de contacten bij de woningbouwverenigingen en de energiebedrijven. Als je huur-
beelden uit de presentatie ˘
100
der bent wijst hij je op je rechten (bijv. het Klusrecht of het Initiatiefrecht), subsidies en andere mogelijkheden. En als je eigenaar bent gelden misschien dezelfde subsidies maar weet ie ook wel wie je waar bij welke bank moet hebben voor verdere stappen. En anders belt ie je nog terug als hij wél de juiste informatie heeft gevonden.
wat is de betekenis van de bus?
Juist de onafhankelijke, onbevooroordeelde en belangeloze insteek maakt het voor bewoners aantrekkelijk. De mensen op de bus zijn echte specialisten. Ze weten ook de volgende keer nog waar je mee bezig was en wijzen aan waar lacunes of kostenbesparingen in je plannen kunnen zitten. Wanneer je van plan was je woning op te knappen en te verduurzamen moet je zeker even instappen.
de bredere context
Omdat de renovatiebus volgens een vast schema langskomt is de bus kosteneffectiever en laagdrempeliger dan de fysieke loketten die nu her en der bestaan. Met de bus worden meer en nieuwe mensen bereikt. Door deze mensen te helpen bewust te worden, door praktische tips en hulp, levert de bus een
processchema eigenaar-bewoner ˘
bijdrage aan het milieuneutraler bouwen en het verminderen van de CO2-uitstoot. En omdat de specialisten op de bus voordat de bus arriveert met o.a. de gemeente, de lokale woningbouwcorporaties en eventuele lokale one-stop-shop aanbieders hebben gekeken naar de bestaande woningvoorraad, de mogelijke behoeften en concepten, stijgt de relevantie boven het individuele niveau uit naar stadsniveau.
De bus is behoorlijk zichtbaar en werkt daarom mee aan een algeheel bewustzijn. Aanbieders – van gemeenten en woningbouwverenigingen en andere leveranciers van ideeën en oplossingen – krijgen er een lokaal kanaal bij. Woningbezitters en huurders een one-stopshop om de hoek. Activiteiten in Nederland rondom duurzamer en energiezuiniger renoveren kunnen een aardige slinger krijgen.
101
102
IDEE 5 Diego Mora Fransje Gorter Anna Lisa Lengkeek Maurice Koerse
de klimaatwaterspeeltuin
103
de klimaatwaterspeeltuin
de klimaatwaterspeeltuin IDEE 5
Een stuk speelweide van 20 bij 20, een waterbak van 7 bij 12, 4 grote tonnen waar je op kunt lopen inclusief generatoren, 3 wippen met ingebouwde pompen, een toren met een watertank van 2 kuub, wat dammen van 3 bij 1, onderwaterverlichting, een kaart van Nederland, een zandbak van 8 bij 15 en 2 wereldbollen van elk 2 meter doorsnee. Verder: buizen, frames en metalen rekken, draaimechanismen… En hebben we de zonnecollectoren al genoemd? Uitklapbaar. Plus natuurlijk wat zitbankjes voor de ouders. En alles reageert op elkaar, als het één draait, beweegt het ander, als het een op en neer gaat, stijgt er weer wat anders: de waterspeeltuin!
104
wat is er nou leuker dan een speeltuin die beweegt als jij beweegt? Zie je het al voor je? Ga maar lopen en duwen en trekken dan. Het water gaat vanzelf omhoog en omlaag, de kaart van Nederland wordt half droog of half nat, en het klimrek verandert vanzelf van kleur door de regen en de zon en de bewegingen.
klimaatveranderingen spelenderwijs inzichtelijk maken
Kinderen leren het beste spelenderwijs (we hoeven daarover geen literatuurverwijzingen te geven). Verder weten we dat ze het leuker vinden om samen te spelen dan alleen. Welnu, we willen kinderen spelenderwijs iets leren over het klimaat en de invloed die ze er zelf op kunnen hebben door een speeltuin te ontwikkelen die in elke stad kan staan. Heel groot hoeft hij nou ook weer niet te zijn, het ontwerp is modulair en kan groter of kleiner opgezet worden. Veel huidige speeltuintjes kunnen best leuker - al moet een en ander altijd wel tegen een stootje kunnen. Het moet een combinatie zijn creëren van ‘zelf doen’ en ‘vermaak’; en het mag niet zo abstract zijn als een lespakket voor scholen.
Als je het de kinderen zelf vraagt - we hebben veel kinderen gesproken – hoor je steeds dezelfde wensen: Een speeltuin moet leuk zijn, een plek voor alleen, maar ook voor samen met andere kinderen. Het leukste vinden ze water en klimmen, zelf iets kunnen maken/bouwen en het mag wel een beetje spannend zijn. We hebben ‘ouderwetse’ speelelementen genomen en hier elementen aan toegevoegd die zelfs de jongste ingenieurs begrijpen. De onderdelen spreken voor zich, zijn duidelijk en leuk en behandelen een onderwerp. Het geheel vertelt een groter verhaal, het verhaal van klimaatverandering.
wat de speeltuin allemaal kan
Er is bijvoorbeeld een klimrek bestaande uit twee bollen. De ene bol stelt de wereld ‘nu’ voor, de andere laat zien hoe de inwerking van weer en wind ‘straks’ invloed heeft op het uiterlijk. Er zijn speeltoestellen die werken op uitklapbare zonnepanelen. De energie die wordt opgewekt zet weer een ander element in beweging. Eén kind kan de stellageboel ‘bedienen’, maar met meer kinderen tegelijk gebeurt er nog meer en gaat het sneller. Hoe 105
106
107
¯ beelden uit de presentatie
meer kinderen er spelen, hoe leuker en groter de effecten. Het tweede speelelement gaat over water en bestaat uit een speelvijver en een aantal speeltoestellen eromheen. Op de bodem de contouren van Nederland, er zijn een paar steden uitgelicht (variabel aan de hand van de locatie van de water- klimaatspeeltuin). Kinderen zorgen er zelf voor dat Nederland overstroomt of ontpoldert; door draaien, lopen en dus door de gegenereerde energie om te zetten in pompen wordt ‘hun’ stad beschermd tegen het wassende water, de ‘stijgende zeespiegel’. Wederom kan één kind de was doen, maar ze kunnen ook tegen elkaar strijden.
instrument voor de ouders
Met ons ontwerp van een generieke waterspeeltuin brengen we de gevolgen van klimaatverandering dichter bij huis en maken we het zichtbaar. Omdat het ontwerp steeds verschillend kan worden ingevuld, geven we initiatiefrijke ouders, gemeentes en stadsdelen een flexibel en leuk instrument in handen om kinderen te leren dat ze door samenwerken invloed hebben op een energiehuishouding en op klimaatverandering. Sowieso is een speeltuin een centraal ontmoetingspunt. Goed voor de sociale cohesie. Ouders zijn er blij mee, mits veilig, en kinderen kunnen zich uitleven. (Ziehier ook meteen de voorwaarden waaraan een goede speeltuin moet voldoen.)
water en het urban heat island-effect
Uit de onderzoeksfase is gebleken dat onze waterhuishouding een relatief beperkte, directe invloed heeft in het specifieke geval van klimaatverandering. Toch is het in de beleving van mensen onlosmakelijk verbonden met het milieu. Water heeft bijvoorbeeld een sterke sociale invloed op het leefklimaat binnen een wijk; en zonder water is ook geen groen mogelijk. Het grote, centrale element in de speeltuin is een waterbassin. ’Tuurlijk, ‘Nederland Water-
108
land’ – geheel in de lijn der verwachting. Maar we hebben er nog een andere, belangrijke bedoeling mee. We verwijzen naar de Master-
If you are thinking a year ahead, plant a seed If you are thinking a decade ahead, plant a tree If you are thinking a century ahead, educate the people. – chinees gezegde classes tijdens de analysefase en de visualisatieweek van Vincent Kuypers van Alterra, een kennisinstituut voor de groene ruimte, waarin we het Urban Heat Island-effect ter sprake kwam. Omdat de wijken in steden in sommige periodes te maken hebben met een watertekort (te droge grond etc.) en soms ook met waterover-
schot (zware regenval) kan het bassin in de speeltuin dienen als buffer. Zoals ook eerder in deze publicatie is beschreven is tijdens de onderzoeksfase gebleken dat het belangrijk is om regenwater op te vangen. Dit om te voorkomen dat het afvalwater in de riolering wordt vermeerderd. Onze waterspeeltuin kan zomaar handig gebruikmaken van dit overtollige regenwater! Het stadsmilieu heeft baat bij water in de wijk: van sloten en kleine meertjes tot bassins. Ze helpen de warmte-uitstoot ’s nachts wat te beperken en het rioleringssysteem bij regen dus te ontlasten, zodat de pompen in het rioolsysteem minder hoeven te werken. Scheelt uiteindelijk wel degelijk CO2 en energie. Het is een grote uitdaging om bestaande woonwijken klimaatneutraal te maken. Ook dit idee van de waterspeeltuin involveert meerdere aspecten van een woonwijk: de invulling van de openbare ruimtes, de bewoners, de kinderen… immers onze ambassadeurs in de toekomst!
109
110
IDEE 6 Katharine Steentjes Monique Taverne Marnix van de Veen Dirk de Bruijne
triql
111
triql
het delen van kennis en ervaring IDEE 6
het eerste onafhankelijke en aansprekende consumentenplatform over energiebesparing in huis TriQl is een nieuw marketingconcept, of eigenlijk een nieuw marketingcommunicatieconcept waarbij nadrukkelijk gebruik gemaakt wordt van word-ofmouth via social media. Het idee is een proces aan te slingeren waarbij we de opinion leaders activeren en meeliften op hun al bestaande kanalen. Door tips te geven over energiebesparing helpen de opinion leaders deze informatie door te laten sijpelen in hun netwerk, waar het immers beter wordt opgepakt dan op de traditionele manier van
112
massacommunicatie en eenrichtingsverkeer. Consumenten verzorgen dus voortaan zelf de communicatie rond een bepaald onderwerp doordat ze hun informatie druppelsgewijs delen via door TriQl gefaciliteerde blogs, tweets, LinkedIn- en Facebooks-groups, internet en telefoon. Als consumenten het helemaal zelf oppakken, wordt informatie vanzelf laagdrempelig en betrouwbaar en wordt het ook meer (onverwachte) kanten op verspreid.
De huidige communicatie rond energiebesparing bestaat voornamelijk uit eenrichtingsverkeer en wordt meestal georganiseerd door de overheid en de grote energiebedrijven. Uit onderzoek onder consumenten blijkt dat deze informatie over energiebesparing te algemeen wordt bevonden, verwarrend is en ook niet helemaal wordt vertrouwd – het laatste het gevolg van mogelijke belangenverstrengeling van de afzender. De oplossing ligt in het gebruikmaken van het vertrouwen dat consumenten wél hebben en dat is het vertrouwen in hun medeconsumenten. Door het mobiliseren van de opinion leaders onder hen plus, door hun het gereedschap, dus de specifieke kennis, de gebruikservaringen, de informatie én de kanalen in handen te geven kunnen ze hun ervaringen zelf gaan delen. De communicatie die loskomt wordt getrechterd en gebundeld op internet en in de social media, opgeteld vormt ze een framework dat fungeert als een consumentengids, voor en door gebruikers geschreven (namelijk inclusief alle feedback).
van eenrichtingsverkeer naar een dialoog
Een belangrijke bevinding van de themagroep “Nieuwe Media en Technologie” is de huidige kloof tussen intentie en gedrag van duurzame
consumptie onder consumenten. Veel mensen zijn zich bewust van het klimaatprobleem en willen hiertoe actie ondernemen. In de praktijk wordt deze stap echter niet gemaakt. De inactiviteit ten aanzien van duurzame consumptie is terug te voeren op een aantal redenen: duurzaamheid wordt gezien als iets dat veel geld kost, men meent dat er niet voldoende alternatieven bestaan en ook is er onduidelijkheid over het begrip duurzaamheid en het effect dat duurzame consumptie kan
TriQl laat consumenten hun kennis en ervaringen onderling uitwisselen hebben. Een deel van de hier beschreven kloof kan worden weggenomen door het inzetten van verbeterde communicatie. Uit onderzoek blijkt dat de huidige communicatie rond energie besparen te algemeen, verwarrend of zelfs onbetrouwbaar wordt bevonden, doordat afzenders duidelijk een (commercieel) doel hebben. Maar consumenten vertrouwen andere consumenten wel! En dus laat TriQl de consumenten hun kennis en ervaringen onderling uitwisselen en zo de communicatie zelf verzorgen en verspreiden (to trickle = druppelen, druppelgewijs). Het is een gegeven dat 10 deelnemers cq opinion leaders een bereik kunnen realiseren van tussen de 10 en 20 duizend andere mensen. 113
114
115
Partijen die momenteel de ‘voorlichting’ verzorgen zijn meestal de overheid en de energiemaatschappijen of de producenten van de apparaten. Volgens het klassieke broadcastmodel; ze versturen één en dezelfde boodschap naar alle ontvangers. Een boodschap die per definitie niet persoonlijk is. En er is verder dan ook geen interactie tussen de voorlichter en de consument. Bovendien komen sommige van deze voorlichters toch behoorlijk ongeloofwaardig over omdat hun belangen nou eenmaal nooit gelijk kunnen zijn aan die van de consument – en dat al meteen op het eerste gezicht. Om wel geloofwaardig te zijn mag er geen sprake zijn van eenrichtingsverkeer, maar moeten ‘voorlichter’ en consument de dialoog aangaan.
hoe slingeren we het proces aan?
Een product – een huishoudelijk, energiezuinig apparaat – wordt in bruikleen gegeven aan opinion leaders; zij worden de eerste gebruikers. Ze communiceren hun gebruikservaringen met hun achterban via door TriQl gefaciliteerde social media. Alle communicatie tussen deelnemers en hun netwerk van andere potentiële consumenten, wordt vastgelegd en gebundeld op een webportaal, met een eindevaluatie over het product. Overzichtelijk en toegankelijk voor iedereen die maar geïnteresseerd is of – nog makkelijker – de link, blog of tweet met doorklikmoge116
lijkheid doorgestuurd krijgt van een vriend, familielid of kennis.
op naar een nieuwe communis opinio
Door huidige apparaten efficiënter te gebruiken kunnen mensen thuis 20% energiebesparing realiseren. En als bij de aanschaf van nieuwe apparaten efficiëntere apparaten gekozen worden kan nog eens 8% bespaard worden. Door opinion leaders te ondersteunen met de bruikleen van hippe, nieuwe en duurzame producten plus de informatie en het stimuleren op blogs, tweets, etc. te verzorgen,
Alle communicatie tussen deelnemers en hun netwerk van andere potentiële consumenten, wordt vastgelegd en gebundeld op een webportaal wordt een groot bereik aan grote geloofwaardigheid gekoppeld. Deze constructie laat zien dat energiebesparende maatregelen niet duur hoeven te zijn – iets wat nu wel vaak gedacht wordt.
platform van onafhankelijkheid en meningen the medium is the message
Voor de consument is TriQl een platform van onafhankelijkheid en deskundigheid dat ervaringen bundelt van aansprekende personen
omtrent energiezuinige huishoudelijke apparaten en over überhaupt energiezuinig handelen. Met tips die werken. De producent van de energiebesparende apparaten krijgt er een kanaal bij. TriQl biedt een relatief groot bereik gezien de kosten die ertegenover staan. De producent krijgt inzicht in de perceptie en de beleving van zijn product. Zaken als naamsbekendheid en het kennisniveau worden verhoogd en door de associatie met energiebesparing krijgen zowel de producent als het product en degene die het gebruikt een groener gezicht. Social media (net als alle andere vormen van free publicity) brengen weliswaar het risico met zich mee van oncontroleerbare of zelfs slechte publiciteit. Maar omdat het TriQl team de communicatie monitort kan er wel snel worden gereageerd.
verbeterde kennis leidt sneller tot handelen
Omdat TriQl tegemoet komt aan de vereisten voor echte communicatie zullen de uiteindelijk betrokken consumenten (het bereik van het netwerk) veel meer genegen zijn tot actie, omdat ‘kennis’ en ‘gevoel’ beter op elkaar aansluiten. Doelstelling van TriQl is natuurlijk om met behulp van gebruikservaringen het gebruik van energiebesparende oplossingen te promoten als bijdrage aan de klimaatneutrale woonwijk. Consumenten voelen zich beter geïnformeerd, gesteund in hun kritische houding, krijgen én de ruimte én de middelen om feedback te geven en voelen zich daarom meer betrokken bij het proces. Waarna veel meer dan via de mass media een attitudeverandering bewerkstelligd wordt; omdat de cognitieve component beter ingevuld wordt verandert de affectieve component mee en in ieder geval wordt ‘de conatieve component’, oftewel ‘het ernaar handelen’ gemakkelijker. Alles in het kader van de klimaatneutrale woonwijk. Er kan in de huishoudens tot 2028% op energie bezuinigd worden als men maar weet met wat en hoe. De mensen moeten er zelf mee aan de gang en willen het liefst eerst informatie aangereikt krijgen uit eigen kring.
achtergrond – bewijsvoering Tijdens het Innovatielab zijn twee pilots gerealiseerd, een wijk-pilot en een social pilot. Het product dat getest werd was de Wattson, een slimme energiemeter die onmiddellijk feedback geeft over het stroomverbruik. Het apparaat geeft direct aan met welk apparaat je hoeveel energie kunt besparen. De Wattson heeft een hoog gadgetgehalte en weet opinion leaders te prikkelen. Voor het uitvoeren van de wijkpilot is gekozen voor Wijk West in Utrecht. Een selectie van opinion leaders vond plaats op basis van hun lokale netwerk, beschikbare tijd en interesse. Ervaringen werden face-to-face gedeeld, individueel en in groepsverband. Communicatie werd gestimuleerd door telefonisch en e-mailcontact. Alle communicatie is uiteindelijk gedigitaliseerd en geëvalueerd door middel van een eindbijeenkomst en het bijhouden van standaard formulieren. De opzet van de social media pilot was net anders. Opinion leaders werden geselecteerd op basis van virtuele sociale netwerken op Twitter, op de grootte ervan, op beschikbare tijd en op interesse. Opinion leaders communiceerden hun ervaringen dus uitsluitend via social media en TriQl stimuleerde, bundelde en evalueerde de communicatie via een eigen social media profiel. We selecteerden tien deelnemers, die samen een bereik hadden van tussen de tien en twintigduizend mensen. Er zijn 148 berichten gepost op Twitter, waarvan 48 door niet-deelnemers. Daarnaast zijn er vier blogs geschreven.
de pilots hebben duidelijke conclusies opgeleverd:
Het bereik van social media is vele malen groter dan bij face-to-face communicatie. TriQl moet worden uitgevoerd mbv (gadget of groen en duurzaam)liefhebbers. De deelnemers en hun publiek moeten volledig transparant mogen opereren. Mensen zijn voorzichtig met hun netwerk, ze gaan niet zomaar communiceren wat wij willen. Ook het specifieke product heeft invloed op de resultaten. Er moet altijd een nulmeting plaatsvinden. 117
118
IDEE 7 Sam Kin Sabine Biesheuvel Floris Bruning Joris Oele Michiel Moerland
zonne hypotheek
119
zonnehypotheek
een zonnige toekomst IDEE 7
met de zonnehypotheek schijnt de zon wat meer op jouw dak, het is de eerste hypotheek die echt voor je aan het werk gaat De zonnehypotheek is een hypotheek bedoeld voor het financieren van woninggebonden zonnepanelen. Je kunt ’m net als een andere hypotheek afsluiten voor zolang je wilt, zeg met een looptijd van 25 jaar, en hij is boetevrij af te lossen bij de verkoop van je woning. Het is een zogenaamde spaarhypotheek, dat wil zeggen dat je naast het betalen van rente maandelijks een bedrag zal sparen. Het spaarbedrag is precies zo vastgesteld dat na 25 jaar de gehele schuld wordt afgelost met het opgebouwde spaarkrediet. En ondertussen heb je zonnepanelen op je dak die in de gehele elektriciteitsbehoefte van je huishouden kunnen voorzien! En ze produceren hoogstwaarschijnlijk zelfs nog wat meer dan dat: het overschot aan stroom aan derden worden verkocht tegen marktconforme prijzen.
120
van lange terugverdientijd naar inkomstenbron
In Nederland zijn zonnepanelen (fotovoltaisch) nog onrendabel zonder subsidie. Een investering uit eigen vermogen zonder subsidie resulteert momenteel in een terugverdientijd van 20 jaar. Het rendement dat men dan behaalt ligt lager dan wanneer men het geld op een gemiddelde spaarrekening zou zetten. Verder worden in Nederland extra kostenposten voor het verduurzamen van woonhuizen nog niet altijd gezien als posten die in een hypotheek thuishoren. Maar de levensduur van zonnepanelen plus het feit dat ze geld maken (energie opwekken) maakt het wel makkelijker natuurlijk.
groenregeling en extra rentekortingen
Hoewel de zonnehypotheek onafhankelijk is
van subsidieregelingen en op zichzelf al genoeg voordeel biedt, kan het als de kredietgever het goed regelt gecombineerd worden met de Groenregeling van de overheid voor extra rentekorting (dit dus naast het fiscale voordeel van de renteaftrek): Sinds juli 2009 is de ‘Regeling Groenprojecten’ (Senter-Novem, 2009) aangepast, een regeling waarmee de overheid het voor particulieren aantrekkelijker wil maken om een lening af te sluiten voor ‘groene’ investeringen. De ondergrens van dergelijke leningen was 20.000 en is komen te vervallen en nu komen ook kleinschalige duurzame energie installaties als warmtepompen, zonnecollectoren én particuliere PV-systemen (zonnepanelen) in aanmerking. Deze regeling geeft ‘groene’ spaarders en beleggers een fiscaal voordeel omdat ze banken in staat stelt krediet te verstrekken uit een groenfonds met een rentekorting. Deze rente121
HUIDIGE VERDIENMODEL > GROTE INVESTERING EN LANGE TERUGVERDIENTIJD
!"#$#%"&'"#()*&+)&"(),&'*-()./01)23)454+&&*)67*6) ")%&&&' "*%&&&' "$%&&&' "&' #'
$'
+'
*'
,'
)'
-'
('
.' #&' ##' #$' #+' #*' #,' #)' #-' #(' #.' $&' $#' $$' $+' $*' $,' $)'
!"$%&&&' !"*%&&&' !")%&&&' !"(%&&&' !"#&%&&&' !"#$%&&&'
Terugverdientijd ≈ 20 jaar Rendement over investering = 2,5%
FINANCIERING MET DE ZONNEHYPOTHEEK > GEEN INVESTERINGSDREMPEL EN HOOG RENDEMENT OVER INVESTERING
!"#"$%&'(')*+,-./01)2+3)'',)456-7-.''#)(%,)89#8)) "('$$
%$"&'#$
%$"&'$$
%$"#$
%$"$% &%
(%
)%
*%
#%
+%
,%
-%
.% &$% &&% &(% &)% &*% % &+% &,% &-% &.% ($% (&% ((% ()% (*% (#%
!"#$
%$Terugverdientijd ≈ 7 jaar Rendement over investering = 32%
122
¯ beelden uit de presentatie
123
˚ de vleutenseweg
korting is afhankelijk van de betrokken bank of kredietverstrekker, maar bedraagt ongeveer 1,5%. (Meer met Minder, 2009).
fiscaal voordeel plus energieopbrengsten
de teruggave van de belastingdienst van een deel van de inkomstenbelasting vanwege de hypotheekrenteaftrek (inclusief de kortingen van hierboven).
Doordat de rentebetalingen over de geleende som voor de panelen afgetrokken kunnen worden, blijft het fiscale voordeel van hypotheekrenteaftrek gedurende de gehele looptijd maximaal. De spaarrente zal gelijk zijn aan de rente die wordt betaald over de zonnehypotheek, zoals normaliter het geval is bij spaarhypotheken.
De zonnehypotheek maakt investeren in woninggebonden zonnepanelen financieel aantrekkelijk voor de particuliere woningeigenaar omdat de baten uit de elektriciteitsproductie plus het fiscale voordeel van hypotheekrenteaftrek al snel hoger uitvallen dan de kosten voor het nemen van de extra hypotheek. Met de zonnehypotheek is er geen investeringsdrempel meer en behoren lange terugverdientijden tot het verleden.
Iedere maand bestaan de uitgaven voor de consument dus uit hypotheekrente en een vast spaarbedrag. Daar tegenover staan de inkomsten uit de opgewekte kilowatturen en
simpel, inzichtelijk en met een zeker rendement
124
De zonnehypotheek is een financieel product
dat zich bewust specifiek richt op zonnepanelen. In tegenstelling tot veel huidige financiële producten met vage termen in de naam als ‘klimaat’ ‘groen’ en ‘duurzaam’, is de zonnehypotheek een simpel en inzichtelijk product voor zowel consument als hypotheekadviseur. Men weet intuïtief wat de zonnehypotheek inhoudt en wat de toegevoegde waarde kan zijn. De zonnehypotheek is daarom makkelijk uit te leggen en spreekt mensen aan omdat hun eigen voordeel snel helder wordt. Zonnepanelen hebben het belangrijke voordeel ten opzichte van een zonneboiler en een warmtepomp dat de energieproductie gebruikersonafhankelijk is. Wanneer mensen lang op vakantie gaan is een zonneboiler voor niets warmte aan het produceren en is een warmtepomp niet in gebruik. Zonnepanelen daarentegen blijven terugleveren aan het net, wat de
Met de zonnehypotheek is er geen investeringsdrempel meer en behoren lange terugverdientijden tot het verleden kredietverstrekker meer zekerheid verschaft. Bovendien bieden fabrikanten garanties op het functioneren van de installatie die de bank nog meer zekerheid verschaffen. Daarnaast zijn zonnepanelen een duidelijk zichtbare toevoeging aan een woning en vertegenwoordigen ze direct meerwaarde voor de woning.
extra waarde woonhuis
Oplossingen om groenfinanciering te koppelen aan een reguliere hypotheek werden al
langer gezocht. Vooral bij het verduurzamen van nieuwbouw en starterwoningen zou de hypotheek de extra kostenpost moeten kunnen meenemen. Bijvoorbeeld met het betalen van een lagere rente over de kop van de oorspronkelijke lening, voor het doen van duurzame investeringen in je huis. En als de investering dan vervolgens je huis duidelijk meer waard maakt en ook nog geld oplevert door de overtollige energie terug te geven aan het stroomnet dan worden de kosten van de hypotheek natuurlijk meer dan goedgemaakt.
tot slot over de zon in de zonnehypotheek
Je mag het met recht een duurzame hypotheek noemen. De fabrikanten van de panelen bieden garanties op het functioneren van de installatie en de levensduur. Dit is wat de bank wil horen, want het geeft meer zekerheid. Daarnaast reduceren zonnepanelen op de daken het risico dat mensen hun hypotheeklasten niet meer kunnen opbrengen; de panelen leveren immers geld op. De zonnepanelen zijn een duidelijk zichtbare groene toevoeging. Ze versterken het algemeen bewustzijn over groen en duurzaam en de bank die er het eerste mee aan de gang gaat moet toch een duidelijke impuls aan het eigen imago kunnen geven. Bij een succes van de hypotheekvorm behaalt Nederland als geheel meer zelfvoorzieningsvoordeel. De zonnehypotheek biedt veel zonnige aspecten voor zowel de huiseigenaren als de banken en ons land.
125
126
IDEE 8 Anna-Lisa Lengkeek Erwin van Woudenberg Tessa Slagter Stefanie Kolk
zwarte pieten, groene daken
127
zwarte pieten, groene daken
wat nou sprookjes… IDEE 8
Sinterklaas rijdt liever met Amerigo op groene dan op gladde, grijze daken!
Het idee is groene daken te gaan promoten via kinderen en het icoon Sinterklaas om te beginnen met het realiseren van groene daken op scholen - aangezien meer dan 50% van de scholen hard aan (dak)isolatie toe is. Begroeide, groene daken bieden nogal wat voordelen ten opzichte van gewone daken. Groene daken zijn warmte-isolerend in de winter en verkoelend in de zomer. Een begroeid dak produceert zuurstof, verdubbelt de levensduur van het dak en vermindert de waterdruk op de riolering bij regenval. En vangt bovendien fijnstof af. Omdat er met groene daken meer groen komt in een woonomgeving wordt het er prettiger wonen. 128
wortel in ruil voor know how
Op dit moment zijn er maar weinig groene daken in Nederland. Amsterdam bijvoorbeeld telt er maar zeven. Mensen hebben weinig weet van de voordelen en er bestaan veel misvattingen. Informatie wordt vaak gewantrouwd als die afkomstig is van belanghebbende partijen zoals groenleveranciers. De informatie die mensen wél bereikt heeft vaak betrekking op één type groenbedekking, maar die hoeft niet geschikt te zijn voor het eigen dak. Een groen dak maken is niet moeilijk, maar je moet wel even weten hoe het met succes is te realiseren. Het gaat om de juiste informatie voor het juiste dak; alles na te lezen op het internet. Het gaat om de juiste keuze voor het type groen, de intensiteit van het onderhoud en de verschillende prijsklassen. Om planten op een dak te kunnen laten groeien, zijn bijvoorbeeld uiteenlopende substraten nodig. Plant en substraat bepalen de eigenschappen,
het onderhoud en de kosten van een groen dak.
net zoveel groene argmenten als zwarte Pieten…
De woonwijk klimaatneutraal te maken door groene daken in de woonwijk, kan dat? Een groen dak is een dak van een woning, kantoor of andersoortig gebouw dat begroeid is met planten. Omdat alle planten respireren door koolstofdioxide op te nemen en zuurstof aan de lucht af te staan, draagt een groen dak direct bij aan CO2-reductie in de lucht. Ook reduceert het dak de indirecte CO2-uitstoot van een huishouden: door energiebesparing middels isolatie tegen koude in de winter en warmte in de zomer; door ontlasting van de stedelijke riolering middels een hoge wateropname; en door besparing van energie en kostbare grondstoffen door een verdubbeling van de levensduur van de dakbedekking. Bovendien 129
In de middag van 25 november 2009 waren 40 Zwarte Pieten aanwezig op het Museumplein nabij het groene dak van de Albert Heijn. Kinderen konden zich vermaken met leuke spelletjes, zoals: het leggen van een groen dak op een klein houten huisje, het rollen met een manshoge aardbol, zaklopen, glijden van het AH-dak, ballonnen met CO2 blazen en zoeken naar Verstoppiet. Ze kregen pepernoten, een leerzaam cadeautje en een folder, die meteen als stempelkaart fungeerde: na elk spelletje kregen de kinderen een stempel, die samen het woord GROEN vormden als antwoord op een online prijsvraag. De folder en website gaven kinderen en hun ouders informatie over groene daken. Verdere technische informatie werd versterkt door de deelnemers van het Innovatielab in samenwerking met de Dakdokters. Een van de medewerkers van Dakdokters was die dag de Infopiet op het Museumplein. Ook voorafgaand aan het evenement werden folders verspreid. En het scholenbezoek in de ochtend waarbij de film werd vertoond was als aanloop van het evenement later die dag. Daarnaast werd er tijdens de actie rondgefietst op een bakfiets, om in de nabije omgeving aandacht te genereren.
130
Voordelen volgens Sint: “Een groen dak houdt je huis lekker warm in de winter, maar zorgt er ook voor dat het niet te warm wordt in de zomer.” “Schoon regenwater wordt direct opgenomen door plantjes, zodat het niet in het riool terecht komt.” “Voor Pieten zijn groene daken erg fijn, want dan kunnen ze zacht zitten terwijl ze naar jullie prachtige Sinterklaasliedjes luisteren.” “Amerigo graast ook graag op het dak.” “Vertel jullie ouders over groene daken! Want grote mensen kunnen soms een beetje dom zijn, en weten niet altijd wat goed voor ze is.”
131
sinterklaas in de film:
“… En de Sint stuurde al zijn Pieten op pad om te zoeken naar groene daken.”
vermindert een groen dak fijnstofconcentraties in de lucht, isoleert het tegen geluid, en is er geen ingrijpende verbouwing nodig. Een groen dak is een positieve, makkelijke en laagdrempelige oplossing.
wat nou sprookjes…
Om mensen aan te zetten tot het aanschaffen van een groen dak hebben wij gekozen voor een focus op de bewustwording, informatie en de educatie op scholen. Met ‘de volgende generatie’ als de doelgroep. Door de aandacht van kinderen te trekken en hen te informeren over de voordelen van groene daken, worden de ouders ook indirect geïnformeerd. Bovendien moeten kinderen het verschil maken voor het bereiken van de klimaatneutrale woonwijk in de toekomst en zijn zij aldus een duurzame doelgroep. Om het idee te promoten concentreren we ons op een eenmalige maar impactvolle actie met 132
daarbij veel verwijzingen naar de website. De website geeft verdieping en veel concrete informatie.
de publiciteitsstunt: ‘zwarte pieten, groene gaken’
Wij koppelen groene daken aan Zwarte Piet en Sinterklaas. Twee iconen met een hoge communicatiewaarde: ze hebben een grote bekendheid maar gebruik of citeren staat vrij en wat Sinterklaas zegt, geniet een zekere autoriteit. Bovendien is de thematiek van het klimaat goed in te passen in de folklore: Sinterklaas maakt zich als kindervriend zorgen om de toekomst van kinderen en draagt daarom geheel in zijn ‘eigen straatje’ als oplossing het groene dak aan. De publiciteitsstunt is opgebouwd uit drie delen; een korte film, een evenement en een scholenbezoek.
Sinterklaas: “En dan die schoorstenen van tegenwoordig! Nou jullie begrijpen wel, daar gooien we dus echt geen cadeautjes meer in hoor!” Pieten: “Maar, wat is een klimmaat, kunnen we dadelijk niet meer klimmen?”
1
Het eerste deel, de korte film, is gemaakt om het klimaatprobleem uit te leggen en het groene dak als oplossing te introduceren. Low budget, geestig, geheel en al voor kinderen, later nog een keer te bekijken op YouTube. De Pieten gaan op zoek naar groene daken in Utrecht en Amsterdam en zien er maar weinig…
2
Het tweede onderdeel van de publiciteitsstunt werd gevormd door een evenement op het Museumplein waarin veel aandacht wordt gevraagd voor groene daken en Creative City Lab.
3
Het derde onderdeel bestond uit een serie scholenbezoeken in wijk Westerpark, waarbij de hierboven genoemde film aan de leerlingen werd getoond en informatiemateriaal werd meegegeven.
als zelfs sinterklaas het een goed idee vindt…
Mensen zijn over het algemeen behoorlijk gehecht aan hun tuintjes, aan groenvoorzieningen. Zeker in de stad wordt altijd van alles bedacht om toch nog wat groen kwijt te kunnen, tot en met de subsidies voor geveltuintjes die sommige stadsdelen verstrekken. Maar op het dak kan het dus ook, en het levert meteen een aantal voordelen op voor het milieu en de duurzame samenleving.
de moraal van dit verhaal
Sinterklaas’ argumenten snijden hout: groene daken reduceren de indirecte CO2-uitstoot van de huishoudens door het isolerende effect en verhogen de groenbeleving. En dan zijn de argumenten van minder druk op de stedelijke riolering, het verlengen van de levensduur van de dakbedekking, het fijnstof afvangen en geluid dempen nog maar kinderspel. 133
134
IDEE 9 Sam Kin Jetse Vink Jesse Jop Jörg Floris van den Biggelaar Joost Matthijssen
urban make-over
135
IDEE 9
urban make-over
WAARDECREATIE DOOR INTEGRALE AANPAK VAN GEBOUW- EN GEBIEDSONTWIKKELING 136
het huis waar u altijd al wilde wonen, kan wel eens het huis zijn waar u nu woont!
Sloop of renovatie? Renovatie! Door nieuwe waardecreatie… Het idee van Urban Make-over speelt in op de vraag naar een duurzaam, rendabel en effectief renovatieconcept door zich te richten op het vergroten van de baten in plaats van het reduceren van de kosten. Het vergroten van de baten, ofwel de waardecreatie, wordt gerealiseerd door een integrale aanpak van zowel de oude gebouwen, het gebied als het proces dat bij het uitvoeren van een renovatieproces hoort.
137
Met name interessant bij naoorlogse flats; deze bieden opportunities op zowel bouwtechnisch als ruimtelijk vlak. Zo is het casco vaak ‘overgedimensioneerd’, wat het mogelijk maakt om het met een beperkte investering ‘op te toppen’. Bijvoorbeeld een verdieping erop. Hiermee kan extra verhuurbaar oppervlak gerealiseerd worden. Verder hebben de flatgebouwen in veel gevallen een grote aangrenzende publieke ruimte, wat mogelijkheden biedt voor een recreatieve invulling met verbetering en benutting van deze publieke ruimte. Bijvoorbeeld een groot serreachtig atrium eraan.
de energieprestaties moeten beter In Nederland is 35% van de totale energiebehoefte afkomstig van de bebouwde omgeving. 138
46% van de totale woningvoorraad scoort energielabel E of slechter. Het naar beneden krijgen van de energiebehoefte binnen de bebouwde omgeving kun je doen door slecht presterende gebouwen te slopen en nieuwe bouwwerken met een betere energieprestatie op te richten. Of je kunt slecht presterende gebouwen duurzaam renoveren, waarbij je het gebouw laat staan, maar energetisch slimme toepassingen benut.
de impact van sloop en het voordeel van renovatie
Sloop en nieuwbouw heeft nota bene een grotere klimatologische impact heeft dan renovatie. Slopen creëert veel sloopafval én vraagt veel nieuw materiaal voor de nieuwbouw. Een
speerpunten van het concept waardecreatie door huurders en kopers samen te brengen in een getransformeerde omgeving bewonersparticipatie bij het bepalen van de functionaliteit en het ontwerp van het ‘nieuwe’ gebouw lokaal energie opwekken toevoegen extra sociale functies in de directe omgeving van het gebouw De directe omgeving van de gebouwen bestaat nu meestal uit een publieke ruimte van gras of steen. Het idee is nu om in de aangrenzende publieke ruimte van twee complexen een atrium te bouwen en om bouwvolume toe te voegen aan de ‘dode’ hoeken. Een atrium biedt unieke kansen op zowel energetisch als sociaal gebied. In het atrium kan warmte en koude geoogst worden, waardoor woningen klimaatneutraal verwarmd en gekoeld kunnen worden. Vorm en invulling van het atrium vinden plaats op basis van de wensen van de bewoners. Het kan een gezamenlijk ontmoetingsplek worden en/of buurtmoestuin. Ook kan lokaal MKB zich er vestigen. Het toevoegen van bouwvolume op de hoeken maakt het concept rendabel, nog meer differentiatie mogelijk en zorgt voor een sterk verbeterde uitstraling van het complex.
ander nadeel van sloop en nieuwbouw is het kapot maken van de bestaande sociale structuur in een omgeving. Bij sloop vernietig je een geschiedenis die zich in meerdere decennia heeft gevormd. Niet voor niets roept een sloopproject vaak veel weerstand op bij de bewoners van een gebied. In heel veel gevallen moet je dus gewoonweg concluderen dat het vanuit sociaal en klimatologisch oogpunt wenselijker is om effectief en rendabel te renoveren.
kansen bij de naoorlogse flatstempels
Maar waar kan een renovatieconcept de meeste impact genereren en dus het best een
eerste aanvang krijgen? Uit onze analyse blijkt dat vooral de situatie bij naoorlogse flatstempels interessant is voor het toepassen van een renovatieconcept. De Nederlandse woningvoorraad bestaat voor ongeveer 11% uit naoorlogse flats. Dit komt neer op 740.000 woningen. Deze woningen hebben allemaal een slechte energieprestatie. Daarnaast is het verbeterpotentieel van deze categorie woningen erg groot, omdat de flats veelal worden gekenmerkt door een onfunctioneel karakter, een slechte onderhoudsstaat en een zwakke prestatie op sociaaleconomisch gebied. Er kan meestal vrij eenvoudig extra verhuurbaar oppervlak gerealiseerd worden én ze hebben in veel gevallen een grote, aangrenzende publieke ruimte die mogelijkheden biedt. 139
om aan te tonen dat het urban make-over idee van een integrale aanpak ook daadwerkelijk toepasbaar is, beschrijven we de pilot in stadsdeel Geuzenveld te Amsterdam Van woningbouwcorporatie Far West kregen we een gebied toegewezen. Dit gebied aan de Burgemeester van Leeuwenlaan is niet in de stedelijke vernieuwingsplannen opgenomen, maar is wel zwaar verouderd en toe aan renovatie of sloop. We hebben vervolgens alle elementen van het Urban Make-over concept toegepast en een nieuwe gebouwde omgeving ontworpen met veel extra toegevoegde waarde voor zowel de huidige als de nieuwe bewoners. Zo zijn er nieuwe wooneenheden
toegevoegd, zijn de woningen verbonden met het bestaande water en het park en zijn er op meerdere plaatsen atriums toegevoegd om nieuwe functies te creëren en duurzame energie op te wekken voor de omliggende woningen. We hebben een uitgebreide presentatie gemaakt voor tijdens het Innovatie Evenement waaruit hierbij enkele beelden. Voor de hele presentatie of voor meer informatie neemt u contact op met Creative City Lab.
waardecreatie op gebouwniveau
Op gebouwniveau betreft het verbetering van de energieprestatie. Wat zijn de mogelijkheden op het gebied van isolatie en hoe kan de benodigde energie duurzaam opgewekt worden? Verder op gebouwniveau wordt er bekeken op welke manier flexibiliteit ingevoegd kan worden in de flats. We streven naar een gedifferentieerd aanbod van sociale huur, particuliere huur en koopwoningen en naar differentiatie in woningtype.
waardecreatie op gebiedsniveau
Op gebiedniveau wordt gekeken naar functiedifferentiatie, invulling van de publieke ruimte en het eventueel benutten van lokaal energiestromen. Door functiedifferentiatie 140
wordt het monofunctionele karakter van de flats doorbroken. Door het toevoegen van commerciële functies, recreatieve functies en professionele functies ontstaat een dynamische omgeving. De aangrenzende publieke ruimte van flatstempels biedt geregeld genoeg mogelijkheid voor verrijking. Door slimme ingrepen, gebaseerd op de wensen de bewoners, is het gebruik van de publieke ruimte te intensiveren en aantrekkelijker te maken. Verder op gebiedsniveau gaat het over het benutten van locale bronnen van energie. Kijken naar welke potentiële energiestromen er voor handen zijn en of deze te integreren zijn in het renovatieconcept.
procesinnovatie
Op procesniveau organiseren we stappen om acceptatie te creëren en bewonerswensen nadrukkelijk mee te nemen en te integreren. De bewoners (huidige en nieuwe) krijgen vanaf het begin een actieve rol en zijn co-creators in het hele proces. Een deel van de verantwoordelijkheid van de invulling van de renovatie kan bij hen komen te liggen: laat bewoners vooral zelf vertellen en bepalen wat voor invulling ze willen geven aan de publieke ruimte en op welke manier ze hun woning of omgeving verbeterd zouden willen zien.
nog concreter
Het gaat nog meer leven als we de speerpunten van het concept benoemen: bewonersparticipatie bij het bepalen van de functionaliteit en het ontwerp van het ‘nieuwe’ gebouw, lokaal energie opwekken, extra sociale functies in de directe omgeving van het gebouw, mix van huur- en koopwoningen waardoor de buurt gemêleerder wordt.
een levendiger wijk
Bestaande wijken krijgen er dus extra woonunits bij wat de levendigheid ten goede komt en de sociale coherentie en gemêleerdheid doet
verbeteren. Maar Urban Make-over pakt ook de huidige woningen aan en bij het duurzaam renoveren ervan wordt ook het element van duurzaam energie opwekken meegenomen. Waarbij er nota bene per saldo meer energie wordt geoogst dan dat er wordt verbruikt. De nieuwe atriums waarmee dit gerealiseerd wordt, en die gebouwen en omgeving verbinden, zijn meteen ruimtes waar nieuwe bedrijvigheid kan ontstaan. Door bewoners of door derden (MKB). De combinatie duurzaam, extra functioneel en gemêleerd/gedifferentieerd maakt het geheel rendabel en dynamisch en geeft de hele wijk een volstrekt andere en veel aantrekkelijker uitstraling. Wat goed is voor de wijk is goed voor iedereen Urban Make-over is nodig voor het creëren van een klimaatneutrale woonwijk. Het speelt in op de vraag naar effectieve renovatieconcepten, het is zeer generiek en breed toepasbaar bij met name de grote hoeveelheid naoorlogse flats. Het concept bewerkstelligt bovendien een hele behoorlijke CO2 reductie. Urban Makeover verhoogt het comfort en de woonkwaliteit van bewoners en zorgt voor behoud van de geschiedenis en de sociale structuur in een gebied. 141
142
IDEE 10 Fransje Gorter Maurice Koerse
van analoge naar slimme meters 143
van analoge naar slimme meters
253 miljoen keer het cradleto-cradle principe IDEE 10
een slimme meter is een meter die zichzelf opnieuw uitvindt
In de nabije toekomst moeten er voor Nederland 7,5 miljoen zogeheten ‘slimme’ elektrameters en voor heel Europa 253 miljoen ‘slimme’ elektrameters geproduceerd worden. Daarvoor zijn veel grondstoffen nodig, heel veel grondstoffen. Daarbij komt dat het opruimen van de oude, analoge meters 26 miljoen kilo afval gaat opleveren. Kan een deel daarvan niet minstens hergebruikt worden voor de nieuwe meters? Het idee is een proces op te zetten (van inname/distributie, scheiding van stoffen tot design en productie) dat zo veel mogelijk de principes van cradle-to-cradle volgt en zo min mogelijk afval achterlaat. 144
De slimme meter is een geavanceerd meet- en zendapparaat. Een nadeel van deze meter is de relatief korte levensduur van 15 jaar, omdat er kwetsbare onderdelen in zitten zoals de printplaat (van kunsthars en glasvezel) en de LCD-display (o.a. indium). Er zit een batterij in (zware metalen) en de bedrading is van koper. De behuizing is gemaakt van plastic. De uitdaging hoe we aan deze schaarse materialen moeten komen kan deels opgelost worden door de oude meters van nu her te gebruiken en de nieuwe slimme meters zo te ontwerpen dat die later – dus na die 15 jaar – ook weer gerecycled kunnen worden.
de markt en de ontwikkelingen
Het elektriciteitsnet is ooit opgezet als een relatief eenvoudig, ‘dom’ systeem: een aantal grote elektriciteitscentrales die verbonden zijn met vele kleine elektriciteitsgebruikers, zonder een vorm van communicatie. Hierdoor zijn vraag en aanbod niet altijd goed op elkaar afgestemd en wordt het elektriciteitsnet niet altijd even efficiënt gebruikt. Cruciale informatie, zoals stroomuitval, is niet meteen beschikbaar voor de nutsbedrijven, en wordt bijvoorbeeld pas opgemerkt nadat de diverse gebruikers zich telefonisch beklagen. Voor de toekomst is een slim elektriciteits145
net essentieel. Alleen al door de vele nieuwe technieken waarmee fluctuerende hoeveelheden duurzame energie opgewekt worden en die nu óók op het netwerk aangesloten moeten worden. Zonnepanelen en windmolens leveren een steeds grotere bijdrage aan het net, maar leveren geen stroom zonder zon of wind. Het elektriciteitsnet verandert dus steeds meer naar een complex web met vele, niet-constante aanbieders van stroom. Daarnaast verandert het elektriciteitsgebruik; met name door een toename in het gebruik van hybride en elektrische voertuigen stijgt straks het stroomverbruik. 146
Een smart grid wordt onontbeerlijk. Een intelligent elektriciteitsnet met communicatie tussen gebruikers en leveranciers in beide richtingen. Hierdoor wordt het net betrouwbaarder, efficiënter en goedkoper, kan het beter inspelen op veranderingen, en dient het meteen als platform voor nieuwe toepassingen, zoals het inzichtelijk maken van energieverbruik. De basis van een smart grid bestaat uit zogenaamde slimme meters, digitale elektriciteitsmeters met ingebouwde informatie- en communicatietechnologie, die op afstand uitgelezen en bediend kunnen worden.
de intrinsieke kant van het apparaat Bij de analyse tijdens de Masterclass met Dr. Douglas Mulhall en Dr. Katja Hansen van EPEA, het bureau dat samenwerkt met Michael Braungart op het gebied van cradle-to-cradle, werd gekeken hoe het recyclen en hergebruiken van oude elektriciteitsmeters meer diepgang kon worden gegeven. Het werd vrij snel duidelijk dat koper, aluminium en ijzer belangrijke grondstoffen kunnen zijn voor de nieuwe duurzame, slimme meter.
De slimme meter bestaat dan ook uit: een meetcomponent, een processor, geheugenopslag, een batterij, een koppeling naar een display en een communicatiekanaal naar de energieleverancier door bijvoorbeeld een gsmof internet- verbinding.
niks meer weggooien
Bij plaatsing van de slimme meters worden de oude meters meegenomen door de 9 netwerkbeheerders die eigenaar zijn van deze meters. Was het voorheen nog zo dat sommige meters werden opgelapt en hergebruikt in andere landen, nu wordt praktisch de hele hoeveelheid onklaar gemaakt en vernietigd.
Maar als we ze in plaats daarvan ontleden en de materialen recyclen, kan een nieuw product ontworpen worden dat klaar is voor de toekomst en de nodige nieuwe diensten biedt, zonder dat er al teveel grondstoffen hoeven worden ingekocht. De consument krijgt dus een veel vriendelijker apparaat terug.
cradle ¯2˘ cradle: een rond verhaal creëren
Al met al is de slimme meter natuurlijk een hele verbetering, maar laat ie niet zichzelf vergeten! Hij is pas echt slim als ie ook slim gemaakt is, volgens duurzame uitgangspunten. Als alles ‘klopt’ kan hij zelfs symbool gaan 147
staan voor alles dat met duurzaam te maken heeft in het huishouden. En als alles ‘klopt’ dan houdt dit in dat de partijen die de oude meters innemen samenwerken met de verwerkende partijen die de materialen scheiden die weer samenwerken met de ontwerpers en ingenieurs die weer samenwerken met de producent van de nieuwe apparaten die weer samenwerkt met de distributeurs en installateurs die weer… Tot de cirkel rond is. Cradle-to-cradle: oud wordt gebruikt voor nieuw. Een volgende stap zou zijn ook de nieuwe slimme meters in een gesloten cyclus te recyclen, wat (grotendeels) zou moeten kunnen wanneer ze ‘juist’ ontworpen worden.
vrijheid blijheid
Netwerkbeheerders en energieproducenten zijn beter geïnformeerd en kunnen het aanbod beter afstemmen op de vraag. Fraude wordt minder. De consument krijgt geen controleur/meteropnemer meer aan de deur en weet dat hij betaalt voor wat hij ook echt gebruikt. Ook wordt het voor de consument steeds makkelijker om van energieleverancier te veranderen of zich zelfs bij een coöperatie aan te sluiten. Een belangrijk element van het vrije marktmechanisme in de energiesector.
148
besparingen op macro-, meso- en microniveau
De oude meter levert per stuk tussen de 3 tot 4 kilo afval op. Dit is dus in totaal zo’n 26 miljoen kilo afval voor Nederland alleen. De materialen in een analoge meter bestaan o.a. uit een aluminium draaischijf, koperen spoelen, een stalen bevestigingsplaat en nog wat andere onderdelen. De oudere behuizing bestond uit bakeliet, de iets modernere is van staal en tegenwoordig is hij van plastic met een glazen kijkvenster. Een deel is uiterst waardevol, een ander deel niet, zelfs giftig… Als we kijken naar de wereldvoorraad grondstoffen, en het tempo waarin ze worden opgebruikt, zien we dat bijvoorbeeld koper over 61 jaar op is. Voor ijzererts geldt idem, de schatting is ook over 61 jaar. Ondertussen weten we dat het recyclen van aluminium 20 keer minder energie kost dan het opnieuw winnen en bewerken ervan. Al drie elementen die we kunnen winnen uit de oude meters. Verder geldt ‘meten is weten’. En beter meten is beter weten. De Europese Commissie heeft haar doelstelling van 9 % energie besparen niet voor niks aan dit principe gekoppeld. Een echte bijdrage aan het besparen van energie zal dat niet opleveren. Wel zal de slimme meter bijdragen aan kostenverlaging bij de energieleveranciers en netwerkbeheerders, omdat de meter administratiekosten vermindert.
de relatie tossen de slimme meter en andere ccl projecten idee zonnehypotheek:
Steeds meer mensen gaan zelf thuis op duurzame wijze energie opwekken. Deze energie wordt deels zelf gebruikt en deels teruggeleverd aan het net. Om het tweerichtingsverkeer juist te verrekenen is goede bemetering nodig. Daarnaast hebben de energiebedrijven en netwerkbeheerders een efficiënte manier van informatie vergaren nodig om opwekking en afname te monitoren en om de energievoorziening goed te laten verlopen. Het gaat o.a. om saldering: het tegen elkaar wegstrepen van opgewekte en gebruikte energie om het stuk te bepalen waarover geen belasting hoeft te worden betaald.
idee energiecoöperatie:
Parallel aan dezelfde trend van opkomst van lokale en in dit geval collectieve energievoorzieningen. Zeker met deze vaak grotere installaties zijn slimme energienetten essentieel voor een stabiele energievoorziening. Indien er bijvoorbeeld bij harde wind veel aanbod is van elektriciteit van windmolens moeten de traditionele energiebedrijven hierop inspringen om hun productie verlagen om het net niet te overbelasten. En ook hier is het administratieve proces te vergemakkelijken als slimme meters de saldering (zie boven) kunnen helpen bepalen. 149
150
interview
Pier Vellinga Interview met Pier Vellinga Professor Pier Vellinga is hoogleraar Klimaatverandering aan de Universiteit van Wageningen. Hij richtte zich als één van de eerste Nederlandse wetenschappers op klimaatverandering en de maatschappelijke implicaties daarvan en deed onderzoek naar de transitie van de energievoorziening en naar aanpassing aan klimaatverandering van de Deltagebieden. Pier Vellinga houdt zich bezig met internationale strategieën voor klimaatverandering. Hij was aanwezig bij de klimaattop in Kopenhagen waar twee onderwerpen hoog op de agenda stonden: ‘Het duurzaam maken van de energievoorziening’ en ‘Een gezond mens voor een gezonde planeet’. Carlijn Danser sprak met Pier Vellinga over de overeenkomsten tussen deze onderwerpen, het thema van het Innovatielab 2009 en vroeg naar een vooruitblik voor het volgende lab. Wat vind je van het initiatief van CCL en van de lokale aanpak van het Lab? “ Living labs zijn de beste manier om voorbeelden te vinden van hoe we op de beste manier de transitie kunnen maken naar een duurzame manier van leven. Uiteindelijk moet het in de praktijk gebeuren.” Is het thema ‘de klimaatneutrale woonwijk’ volgens jou van belang? “We moeten veel verstandiger omgaan met de natuur en wat de natuur ons biedt aan
grondstoffen. Door op een andere manier in onze energie te voorzien, kunnen we het broeikaseffect tegen gaan. De aarde kan best tegen een stootje, maar wij mensen in onze steden, beneden of vlak boven de zeespiegel zijn bijzonder kwetsbaar voor klimaatverandering en een stijging van de zeespiegel. De manier waarop we fossiele energiebronnen gebruiken… daar krijgen we later spijt van. De aandacht voor de gebouwde omgeving is heel belangrijk omdat daar de meeste energie wordt gebruikt, dus daar valt ook de meeste winst te halen.” Hoe denk je dat we de overgang naar een klimaatneutrale energievoorziening in Nederland kunnen bereiken? “Ik ga er vanuit dat Nederland binnen 30 jaar 80 procent minder C02-uitstoot zal hebben. Dat moet gewoon. Het gaat erom hoe slim we dat kunnen doen op wijk en huisniveau. Als dat lukt zijn we voor onze energie ook niet meer afhankelijk van de verre landen en zal minder oorlog worden gevoerd over energie.” Welke decentrale ontwikkelingen en trends voorzie jij? “Ik geloof niet in absoluut decentraal maar ik zie wel meer mogelijkheden dan nu worden toegepast. In de huizen zelf of op wijkniveau kun je werken met warmtepompen en warmtekoude opslag. Ook kun je zonnepanelen toevoegen en slimme meters. Als het gaat om biomassa en het verwerken van afval dan gaat het om een grotere schaal dan wijkniveau. Windmolens plaatsen we liefst op zee.” 151
“Ik geloof in de combinatie van decentraal en centraal opwekken van energie. Ik vergelijk het met een computer, die heeft eigen rekencapaciteit maar is daarnaast ook aangesloten op het grote wereldwijde netwerk. Zo zou het met huizen ook moeten zijn, een deel van de energie kan worden opgewekt via zonnepanelen, met bio-energie op wijk- en stadsniveau, met windenergie op regionaal niveau en dat alles verbonden door een groot Europees netwerk. Ik zie veel kansen in de mogelijkheden die elektriciteit biedt.” “Bovendien moeten we van die mondiale denktrend af. Mondiaal denken was nodig om het probleem van onduurzaamheid helder op tafel te krijgen. Nu het gaat om de oplossing is lokale actie leidend. Ieder land en elke stad moet zijn eigen oplossingen vinden. Ik geloof niet in alles decentraal, maar wel voor de helft en die wordt nu verwaarloosd. De echte winst zit in ideeën van wijken, waarbij successen zichzelf snel kunnen vermenigvuldigen.” Wordt er bij het ontwikkelen van duurzame internationale strategieën voor klimaatverandering rekening gehouden met een decentrale aanpak en burgerparticipatie? “Internationaal wordt de richting uitgezet, maar lokaal moet dit handjes en voetjes krijgen. Het begrip ‘think global, act local’ moet worden aangevuld. Dat betekent dus ook: ‘think local’. Lokaal denken levert vaak andere, slimmere oplossingen op dan internationaal is 152
bedacht. Pas als je aan de slag gaat, zie je wat er echt kan. Ik denk ook dat het daar nu echt de tijd voor is, we moeten zelf aan de slag om de klimaatproblemen aan te pakken, bijvoorbeeld met een initiatief als Creative City Lab. Oplossingen kunnen er uiteindelijk anders uitzien dan bedacht is, maar daar ligt ook de uitdaging. Door het doen, zie je oplossingen.” Het thema van het volgende Innovatielab richt zich op het verduurzamen van de voedselindustrie. Wat is jouw visie op het verduurzamen van de voedselketen? “Ik zie drie belangrijke aandachtspunten als het gaat om het verduurzamen van onze voedselketen. In ieder geval moeten we minder vlees gaan eten. Ten tweede moet er meer aandacht zijn voor de kwaliteit van voedsel. En ten derde moeten de stadstuinen en stadslandbouw worden hergewaardeerd.” Is het verduurzamen van de voedselketen een belangrijk thema in het kader van de internationale klimaatproblematiek? “Als we het CO2-probleem en tegelijkertijd het schaarser worden van onze fossiele brandstoffen hebben opgelost, krijgen we het voedselprobleem dubbel zo hard op ons bord. De voedselindustrie heeft een groot aandeel in de uitstoot van broeikasgassen, niet alleen CO2 maar ook methaan (CH4). De gehele voedselketen is voor ongeveer 16 procent verantwoordelijk voor de mondiale emissie van broeikasgassen: veeteelt, rijstbouw, ontbossing, drooglegging van veengebieden, kunstmest enzovoort.... Als we daar
transport, food processing en afvalverwerking bij optellen is het aandeel nog groter.” “Een algemene herwaardering voor de kwaliteit van voedsel is daarom hard nodig. We kunnen niet doorgaan zoals het nu gaat. Welvaartziekten, vooral door verkeerd en teveel eten zijn zo langzamerhand de grootste post in onze medische zorg. Zoals in Kopenhagen gezegd werd, we willen gezonde mensen voor een gezonde aarde. Om onze aarde gezond te maken, moeten we zelf gezonder gaan leven. Die twee gaan hand in hand. Dit betekent dat we meer moeten bewegen en minder vlees moeten eten. Ik geloof ook dat de oorzaak van obesitas dezelfde is als de verloedering van het milieu. We denken te weinig na over wat we eten en hoe het gemaakt is, terwijl het juist zo leuk is om er wel over na te denken en er mee bezig te zijn. Het gaat om keuzes maken om anders leven. Dus een vliegreisje minder en een dakterras meer. Daar ligt ook de uitdaging.” Wat zouden we moeten veranderen om de voedselketen te verduurzamen? “We moeten gewoon veel gezonder gaan eten. Vlees in zijn totaliteit uitbannen is ook niet nodig, maar we moeten wel veel minder vlees eten, te beginnen met de meatless monday en vervolgens nog een paar stapjes erbij. Vaker een vleesvervanger, vaker vis eten en regionale producten is zonder meer goed voor natuur en milieu en voor de gezondheid.”
gelijk, maar als het gaat om voedsel heb je te maken met levende wezens: Ik ken geen koeien die niet herkauwen en daarmee methaan uitstoten en het klimaat beïnvloeden! Vleesgebruik beïnvloedt het klimaat net zo hard als het rijden van een benzineauto. Die auto kan elektrisch en op windenergie. Hoe dat met die koe moet is onduidelijk. Om kinderen minder vlees en ander vlees te laten eten, moet er een verandering plaatsvinden in onze eetcultuur.” “Om die reden vind ik bio-industrie ook één van de moeilijkste thema’s. Zelf ben ik er niet dol op en koop ik mijn vlees liever bij de boer, maar ik vraag me af hoe je de bevolking van China op die manier kan voeden. Emotioneel zeg ik ‘afschaffen’ en rationeel besef ik me dat het denken over voedsel en dieren dan drastisch moet veranderen. Om onze eetgewoontes te veranderen moeten ingrijpende maatregelen genomen worden. Je moet bijvoorbeeld bio-industrievlees duurder maken dan scharrelvlees. En op internationaal vlak moet er veel gebeuren, zoals het invoeren van een belasting op bio-industrievlees.”
“Het herwaarderen van stadsmoestuinen is ook een manier om de kwaliteit van ons voedsel en het bewustzijn te verhogen. Ik ben niet zo’n romanticus dat ik denk dat we met onze eigen moestuin alles kunnen oplossen, maar het biedt wel mogelijkheden. Ik ben voorstander van een gemengde situatie, dus 2 à 3 dagen in de week groente en fruit uit eigen tuin, het zogenaamde slow food en vier dagen fast food, het fabrieksmatige voedsel.” “Bovendien is naar mijn mening een culturele verandering noodzakelijk. Voor het besparen van energie zijn technische maatregelen mo153
online
website en innovatieportaal
De website van Creative City Lab (www. creativecitylab.nl) is het centrale informatiepunt van de stichting. In het algemene deel van de website wordt informatie gegeven over de stichting, haar activiteiten & evenementen, de partners en het thema van het jaar. Actuele zaken worden via nieuwsberichten en de agenda geventileerd. Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden voor de nieuwsbrief waarin Creative City Lab alle relevante en interessante nieuwsberichten met betrekking tot haar activiteiten, evenementen, en het Innovatielab deelt. Naast het algemene deel van de website, heeft Creative City Lab ook een interactief Innovatieportaal waarmee stichting Creative City Lab en het Innovatielab contact zoeken met externe partijen, consumenten, living labs en experts om samen kennis te ontwikkelen en resultaten te delen (www.creativecitylab.nl/lab2009). Dit gebeurt via verschillende interactieve tools en social media: Idea Challenge – Via deze tool van Innovation 154
Factory betrekt het Innovatielab consumenten, living labs en experts in de ideeëngeneratie voor het oplossen van bepaalde (deel)problemen. Blog – Via de blog deelt de stichting ideeën, opinies en resultaten van experts, betrokken partijen en het Innovatielab. Twitter – Ook via Twitter worden geïnteresseerde ‘followers’ op de hoogte gehouden van allerlei interessante gebeurtenissen en bevindingen, in en om het Lab. Digitale werkomgeving (Innovatieportaal) – Deelnemers van het Innovatielab ontwikkelen en delen hun kennis met elkaar via het online Innovatieportaal van Innovation Factory. Partners, cofinanciers en uitgenodigde experts worden in deze interne omgeving op de hoogte gehouden van het kennisontwikkelingsproces. Naast deze tools worden op het interactieve Innovatieportaal ook de ideeën van het Innovatielab gedeeld door middel van de eindpresentaties en de films van de deelnemers. Via het portaal kan eenieder meedenken en bijdragen aan een nieuwe duurzame wereld!
de toekomst
vooruitblik
Hoofdstuk 25 (voor Mattmo: dit is tevens het laatste hoofdstuk van het magazine) Het nieuwe thema van het Innovatielab 2011: Het verduurzamen van de voedselketen
tijd. Eén van de discussies gaat over gezonde voeding, e-nummers en gezondheidslabels. De consument gaat ervan uit dat het voedsel dat men in de winkels koopt in Nederland ‘veilig’ is, maar is dat eigenlijk wel zo? Tegelijkertijd wil men natuurlijker en bewuster eten en is er steeds meer interesse voor ‘puur’ en biologisch voedsel.
Op het moment dat deze eindpublicatie uitkomt, is de organisatie al bezig met de voorbereidingen van het nieuwe lab. In de tweede helft van dit jaar starten we met de werving en selectie van de deelnemers voor het komende Innovatielab, dat in het voorjaar van 2011 plaatsvindt. Op dit moment doen we verder onderzoek naar de centrale vraagstelling en noodzakelijke onderzoeksgebieden. Wij zoeken wederom naar interessante living lab-omgevingen en een aantal echt betrokken partners die de uitdaging samen met ons willen aangaan!
Een ander urgent probleem is het verpakkingsmateriaal van voedsel. Nu steeds meer steden en gemeenten plastic gescheiden ophalen, wordt de hoeveelheid verpakkingsmateriaal pijnlijk zichtbaar. Het is echter noodzakelijk om het milieueffect van verpakkingen in de gehele lifecyle van een product te onderzoeken. Het gaat dus niet alleen om het verpakkingsmateriaal dat overblijft, maar ook om de hoeveelheid CO2 die wordt gebruikt bij de productie en het transport ervan.
Het verduurzamen van de voedselketen mag met recht een veelomvattend en belangrijk thema genoemd worden. Er komen steeds meer aspecten van dit thema in het nieuws de laatste
Ook de problematiek binnen de bio-industrie vormt een belangrijk aandachtsgebied in de voedselketen. Men claimt bijvoorbeeld dat de intensieve veehouderij goed is voor het 155
milieu, terwijl deze werkwijze veel dierenleed veroorzaakt en men zich moet afvragen hoe duurzaam dat is. Onderzoek wijst uit dat de veehouderij maar liefst 18% van de wereldwijde broeikasgassen veroorzaakt en daarmee meer effect heeft op onze klimaatproblematiek dan autorijden. In de markt worden allerlei praktische en slimme oplossingen bedacht, zoals ‘slimmer voeden’ en beter gebruik van de mest. Maar de grootste winst zou al behaald kunnen worden als Nederlanders massaal minder vlees zouden gaan eten. Alleen vereist dit een drastische verandering in levensstijl, één die niet zo eenvoudig te realiseren is. En dan hebben wij nog niet gesproken over de afnemende kwaliteit van de toplaag van onze Nederlandse aarde door intensieve landbouw en ontbossing. Een belangrijk onderzoeksdomein omdat elk jaar niet minder dan 1% van onze vruchtbare aarde verdwijnt, waardoor de noodzaak voor biodiversiteit in de bebouwing van onze akkers alleen maar toeneemt. Bovenstaande ontwikkelingen leiden ertoe dat een toenemend aantal consumenten wil weten wie het voedsel dat op onze bord ligt produceert, en wil bovendien zien hoe dat precies gebeurt. Het nieuwe concept ‘Stadslandbouw’ doet zijn intrede: gemeenten en provincies besteden steeds meer aandacht aan het verwezenlijken van een meer lokale en regionale voedselketen, van individuele moestuinen in de stad tot professionele duurzame voedselproductie aan de randen van de stad. De vraag blijft hoe dit zo goed mogelijk opgezet kan worden. Een paar van de belangrijke partners voor Creative City Lab voor het komende jaar zijn daarom het Alterra Instituut (WUR) met Vincent Kuypers en het architectenbureau Van Belgen Kolpa met Jago van Bergen. Zij hebben in opdracht van Stroom en de provincie Zuid-Holland het concept ‘De Park Supermarkt’ ontwikkeld. Een interessant stadslandbouwconcept dat al een hoop publiciteit gekregen heeft. De Provincie Zuid-Holland is van plan om 10 hectare te ontwikkelen als proeftuin voor 156
de realisatie van deze Park Supermarkt. De 10 hectare bevindt zich in de achtertuin van Unilever in Vlaardingen en de TU in Delft. En dus zal het Innovatielab van CCL de omgeving gaan gebruiken als living lab, om de verschillende ideeën voor het verduurzamen van de voedselketen binnen een dergelijk concept te helpen ontwikkelen en toetsen. We kijken erg uit naar de start van het volgende Innovatielab! We gaan er net zo’n succes van maken als het eerste Innovatielab van CCL. Edwin Oskam - Economische Zaken Edwin Oskam, beleidsmedewerker van Economische Zaken Amsterdam verwacht dat CCL zal gaan groeien “In de toekomst zullen partijen en partners die belang hebben bij het onderwerp van het lab zelf actie ondernemen om samen deze ambities waar te maken. Dan gaat de bal van CCL pas echt rollen en zullen de deelnemers ook iets voor de stad gaan betekenen. Bij EZ geloven we in de formule van CCL en we verwachten dan ook de deelnemers als ambassadeurs gaan optreden voor deze benadering; creativiteit en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo zal de CCL olievlek zich vanzelf gaan verspreiden en komt de duurzamere wereld wat dichterbij”.
de toekomst
157
advertorial
brancheorganisatie voor installatiebedrijven onderteund ccl
Brancheorganisatie voor installatiebedrijven ondersteunt Creative City Lab UNETO-VNI verheugd over resultaten Lab 2009 Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel UNETO-VNI ondersteunt de activiteiten van Creative City Lab. Het thema van Lab 2009, ‘Klimaatverandering en CO2-reductie’, is één van de speerpunten van de vereniging. Voorzitter Marcel Engels is blij met de ideeën die uit Lab 2009 naar voren komen. ‘Ik zie zeker aanknopingspunten voor onze leden. Creative City Lab bewijst dat je met out-of-the-box denken de oplossing voor een maatschappelijk probleem een stuk dichterbij kunt brengen.’ Voorzitter Marcel Engels van brancheorganisatie UNETO-VNI is een pleitbezorger 158
van energiebesparing en duurzaamheid. Zijn organisatie heeft dit thema al enige tijd als speerpunt omarmd en is actief op vele fronten. Engels: ‘Wij helpen de bij ons aangesloten bedrijven om de kansen in de markt te benutten. Dat doen wij door cursussen aan te bieden, kwaliteitsbeleid te voeren en bijeenkomsten te organiseren waarin ondernemers van elkaar kunnen leren.’ De branchevereniging is ervan overtuigd dat energiebesparing integraal moet worden aangepakt. Om die reden zijn samenwerkingsverbanden opgericht, waarin installateurs samenwerken met bijvoorbeeld isolatiebedrijven, aannemers en glaszetters. Deze samenwerkingsverbanden, onder de naam e.nu, worden overal in het land opgericht en richten zich specifiek op verbeteringen in de bestaande bouw. UNETO-VNI behartigt de belangen van de branche naar de overheid, ook als het gaat om energiebesparing en duurzaamheid. De organisatie vindt dat het huidige beleid te vrijblijvend is waardoor de overheidsdoelstellingen bij lange na niet zullen worden gehaald. Daarom
bepleit de brancheorganisatie een dwingend maatregelenpakket met onder andere een verplichte verbetering van het Energielabel, fiscale vergroening en een duurzaamheidsfonds van waaruit energiebesparende maatregelen kunnen worden gefinancierd. Volgens Marcel Engels is innovatie onontbeerlijk om de uitdagingen aan te gaan die de klimaatverandering met zich meebrengt. ‘Veertig procent van het energiegebruik vindt plaats in de gebouwde omgeving. Als je daar goede maatregelen neemt, kun je een flinke slag maken.’ Technisch gezien is er al veel mogelijk. Decentrale opwekking bijvoorbeeld met warmtepompen en zonthermische en pv-systemen. Maar ook energiezuinige verlichting en slimme aansturing van installaties in woningen en gebouwen bieden volop kansen. Innovatie moet volgens Marcel Engels hoog op de agenda blijven staan, vandaar dat UNETOVNI Creative City Lab van harte ondersteunt. ‘Ideeën die uit Lab 2009 zijn gekomen, zoals koppeling van de OZB aan het Energielabel, integrale aanpak van gebouw- en gebiedsontwikkeling en de opzet van een Zonnehypotheek en een energiecoöperatie zijn het waard om goed te worden bestudeerd’, stelt Engels. ‘Dat gebeurt binnen de Innovatiegroep van onze vereniging, waar business cases worden ontwikkeld die de branche verder kunnen helpen. Dankzij Lab 2009 beschikt onze Innovatiegroep over nieuwe, waardevolle input.’
[Kader in:] Over UNETO-VNI UNETO-VNI is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel. UNETO-VNI vertegenwoordigt negentig procent van de omzet van de installatiebranche. De installatiebedrijven zijn actief binnen de technische dienstverlening, woningbouw, utiliteit, industrie en infra op het gebied van ontwerp, advies, installatie en beheer. In totaal zijn er 5.300 installatiebedrijven aangesloten bij UNETO-VNI die goed zijn voor een omzet van 10,5 miljard en werk bieden aan 130.000 personen. De technische detailhandel bestaat uit winkelbedrijven die witgoed, bruingoed, verlichting, computers, hifi- en telecommunicatieapparatuur en sanitair verkopen en reparatiebedrijven. UNETO-VNI vertegenwoordigt ruim 1.900 winkels. De totale omzet van deze bedrijven bedraagt circa € 3 miljard en er werken ruim 13.000 werknemers. Voor nadere informatie: www.uneto-vni.nl [Kader uit] [Beeld: foto Marcel Engels] Bijschrift: ‘Lab 2009 levert onze branche waardevolle input.’
159
blurp
bijlagen/colophon
160
161
162