Informatiebrochure
voor (kandidaat) wethouders
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
1
Inleiding U heeft zich kandidaat gesteld voor de functie van wethouder. Een uitdaging voor wellicht een langdurige carrière binnen de gemeentelijke, provinciale en/of landelijke politiek. Een functie die bij u ook vragen op zal roepen ten aanzien van o.a. wedde, wachtgeld, pensioen, (risico) nabestaandenpensioen, waardeoverdracht en waardeovername. Met deze brochure willen wij u inzicht geven in deze onderwerpen waarmee u zich een beeld kunt vormen wat er voor de wethouder is geregeld. De rechtspositieregeling wethouders is op twee plaatsen geregeld: het Rechtspositiebesluit wethouders voorziet samen met de Regeling rechtspositie wethouders in de regels over salaris, onkostenvergoeding en enkele andere secundaire arbeidsvoorwaarden. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, kortweg APPA, bevat de regels over de uitkering na aftreden en arbeidsongeschiktheid die na afloop van de uitkering eventueel aanwezig is en alle bepalingen over pensioen en nabestaandenpensioen. Politieke ambtsdragers, zoals wethouders vallen dus niet onder het stelsel van sociale wetten waar andere werknemers aanspraak op kunnen maken. De genoemde regelingen zijn via internet te raadplegen op www.wetten.nl. Sinds 2002 zijn veel wetswijzigingen in de APPA doorgevoerd en in deze brochure opgenomen. Daarnaast is er een nieuwe wetswijziging in de maak die in deze brochure zal worden besproken middels een voetnoot. Op de sites van Binnenlandse Zaken, de VNG en de Wethoudersvereniging vindt u veel informatie over de politieke ambtsdragers. Een woord van dank gaat uit naar Ton Roerig, Directeur Wethoudersvereniging, die met zijn sponsoring de verspreiding van deze brochure mogelijk heeft gemaakt.
Ron den Boer en Fred Eijsberg Senioradviseurs politieke pensioenen en –uitkeringen Raet bv BPO Services
2
Inhoudsopgave 1 Wedderegeling
4
2 Uitkeringsrechten 2.1 Gemeentelijke herindeling en de gevolgen voor de uitkering 2.2 Introductie loopbaanprincipe 2.3 Hoogte van de uitkering 2.4 Korting van inkomsten op de uitkering 2.5 Non-activiteit 2.6 Sollicitatieplicht en begeleiding naar werk 2.7 Neveninkomsten tijdens de actieve periode.
5 7 7 7 8 9 9 10
3 Pensioen 3.1 Pensioenopbouw 3.2 Pensioeningangsdatum. 3.3 Pensioenkeuze hoog/laag. 3.4 Pensioenopbouw en gemeentelijke herindeling.
11 12 13 14 14
4 Nabestaandenpensioen 4.1 Begrip Partner 4.2 Weduwe- /weduwnaars- en partnerpensioen 4.3 Wezenpensioen
15 15 15 15
16 16 17 17
4.4 Risico-nabestaandenpensioen 4.5 Uitruil nabestaandenpensioen 4.6 Bijzonder nabestaandenpensioen voor de ex-echtgeno(o)t(e) 4.7 Verevening pensioenaanspraken bij echtscheiding
5 Waardeoverdracht en – overname pensioenen 5.1 Systematiek 5.2 Procedure
18 18 19
6
20 20 20 20
Inhoudingen op de wedde 6.1 Inhoudingen 6.2 Belasting 6.3 Kostenvergoeding:
7 Bronnen
21
8 Tot slot
22
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
3
1 Wedderegeling De hoogte van uw wedde hangt af van het aantal inwoners van de gemeente waarvan u wethouder wordt. De gemeenten zijn daarvoor ingedeeld in negen klassen. De wedde volgt het BBRA, de bezoldigingsregeling voor het rijkspersoneel. Indien de salarissen voor de sector Rijk wijzigen dan wordt de wedde voor wethouders overeenkomstig aangepast. De volgende tabel geeft u inzicht in de inwonersklassen met de daarbij behorende voltijdse wedde per maand. Gaat u in deeltijd werken dan wordt de wedde evenredig berekend.
Klasse
Voltijdse wedde
1
1
- 8.000
4.380,72
2
8.001
- 14.000
4.964,76
3
14.001
- 24.000
5.553,35
4
24.001
- 40.000
5.943,06
5
40.001
- 60.000
6.529,63
6
60.001
- 100.000
7.115,19
7
100.001
- 150.000
7.703,79
8
150.001
- 375.000
8.113,34
9
4
Inwonertal
375.001 en meer
9.098,26
2 Uitkeringsrechten De uitkeringsrechten kunnen voor een kandidaatstelling van belang zijn. Een fulltime wethoudersfunctie betekent immers dat u of met ontslag of op non-activiteit/buitengewoon verlof gaat bij uw huidige werkgever. Een stap die financiële gevolgen kan hebben. U heeft vrijwel altijd recht op een uitkering bij aftreden ongeacht de reden hiervan. Aanleiding hiervan kan zijn doordat u: • niet herkozen wordt; • zelf (tussentijds) heeft aangegeven het wethouderschap neer te leggen; • moet aftreden vanwege een motie van wantrouwen; • u gaat werken in een mindere omvang. Op het moment van aftreden wordt het recht op en de duur van de uitkering vastgesteld. Op eigen verzoek kunt u afzien van de uitkering. Deze beslissing is dan definitief nadat het recht op uitkering is geëindigd. Zolang het recht op de uitkering nog loopt kunt u terugkomen op uw verzoek. De duur van de uitkering eindigt van rechtswege. Is de termijn inmiddels verstreken dan kan er achteraf geen aanspraak meer worden gemaakt op de uitkering. Bent u langer dan drie maanden wethouder dan bedraagt de duur van de uitkering twee jaar. Algemeen geldt dat de duur van de uitkering gelijk is aan de periode van het wethouderschap met een maximum van drie jaar en twee maanden1. Om in aanmerking te komen voor een verlengde uitkering op basis van leeftijd (was 55 jaar en tenminste tien dienstjaren) geldt een andere berekeningsmethode. Bij aftreden mag u maximaal negen jaar en zeven maanden verwijderd zijn van uw AOW-leeftijd die is vastgesteld vijf jaar na het jaar van aftreden. Voldoet u aan dit criterium en aan de dienstjareneis van tien jaar in de afgelopen twaalf jaar, dan kunt u in aanmerking komen voor verlenging van de uitkering tot de AOW- leeftijd. 2
1 Er kan ook verlenging plaatsvinden op basis van invaliditeit. De mate van arbeidsongeschiktheid bepaalt de hoogte van de uitkering en uw leeftijd bepaalt de duur van de uitkering. Deze kan desnoods worden verlengd tot het bereiken van de AOW-leeftijd. 2 U gaat werken in een mindere omvang dan in de vorige collegeperiode. In dat geval heeft u recht op een uitkering. Daarop worden wel de inkomsten als wethouder vanuit de mindere omvang verrekend met de uitkering.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
5
De ingangsdatum van de verlengde uitkering is vastgesteld op negen jaar en zeven maanden voor de AOW- leeftijd die is vastgesteld vijf jaar na het jaar van aftreden:
U treedt af in:
Pensioengerechtigde leeftijd over 5 jaar (A)
Ingangsleeftijd (=A-negen jaar en 7 maanden)
2013
2018: 65 jaar en 9 maanden
56 jaar en twee maanden
2014
2019: 66 jaar
56 jaar en vijf maanden
2015
2020: 66 jaar en 3 maanden
56 jaar en acht maanden
2016
2021: 66 jaar en 6 maanden
56 jaar en elf maanden
2017
2022: 66 jaar en 9 maanden
57 jaar en twee maanden
2018
2023: 67 jaar
57 jaar en vijf maanden
2019 en verder
2024: gekoppeld aan levensverwachting
Nog niet bekend
Er kan ook verlenging plaatsvinden op basis van invaliditeit. De mate van arbeidsongeschiktheid bepaalt de hoogte van de uitkering en uw leeftijd bepaalt de duur van de uitkering. Deze kan desnoods worden verlengd tot het bereiken van de AOW-leeftijd. U gaat werken in een mindere omvang dan in de vorige collegeperiode. In dat geval heeft u recht op een uitkering. Daarop worden wel de inkomsten als wethouder vanuit de mindere omvang verrekend met de uitkering. Alle uitkeringen eindigen uiterlijk bij het bereiken van de AOW-leeftijd.
6
2.1 Gemeentelijke herindeling en de gevolgen voor de uitkering Bij een gemeentelijke herindeling treedt men altijd af als wethouder. Formeel heeft u recht op een uitkering die qua duur overeenkomt met de diensttijd bij de opgeheven gemeente, uiteraard met inachtneming van de minimale en maximale uitkeringsduur. Wordt u echter aansluitend weer wethouder bij de nieuwe samengevoegde gemeente dan wordt de uitkering niet toegekend. Pas bij het aftreden bij de nieuwe gemeente wordt de totale diensttijd van de voormalige en nieuwe gemeente bij elkaar opgeteld waarna de uiteindelijke duur van de uitkering wordt vastgesteld. Deze uitvoering is in het bijzonder van belang voor de eventuele toekenning van een verlenging van de uitkering tot het bereiken van de AOW-leeftijd. Wordt u echter in de nieuwe gemeente herbenoemd maar met een mindere omvang dan ontvangt u wel een uitkering.
2.2 Introductie loopbaanprincipe In de APPA is het loopbaanprincipe geïntroduceerd. Op het moment dat het recht op een uitkering ontstaat wordt alle opgebouwde diensttijd als politiek ambtsdrager meegeteld. Het maakt niet uit in welk ambt de diensttijd werd opgebouwd. Het gaat dan om: wethouder, gedeputeerde, kamerlid, minister of staatssecretaris. Het raads- of statenlidmaatschap blijft echter buiten beschouwing.
2.3 Hoogte van de uitkering Het eerste jaar ontvangt u 80% van de grondslag. Deze wordt vastgesteld door het laatstelijk genoten salaris te vermeerderen met de vakantietoelage en eindejaarsuitkering. Voor de jaren daarna ontvangt u 70%. De verlengde uitkering bedraagt tot het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt eveneens 70%. Bij de invaliditeitsuitkering wordt de hoogte van de uitkering bepaald door de mate van arbeidsongeschiktheid: • Bij arbeidsongeschiktheid van meer dan 80% bedraagt het percentage 70% van de grondslag; • Bij arbeidsongeschiktheid tussen de 55 en 80% bedraagt het percentage 60%; • Bij arbeidsongeschiktheid tussen de 25 en 55% bedraagt het percentage 40%; • Bij arbeidsongeschiktheid < 25% wordt geen voortgezette uitkering (meer) verstrekt. De duur van de uitkering is afhankelijk van de leeftijd en varieert van een half jaar tot zes jaar en kan verlengd worden tot het bereiken van de AOW-leeftijd.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
7
Omdat wethouders niet onder het sociale verzekeringsstelsel vallen voor werknemers, zal de arbeidsongeschiktheid niet worden vastgesteld op basis van een UWV-keuring, maar door een door de gemeente aan te wijzen arts met inachtneming van de APPA normen.
2.4 Korting van inkomsten op de uitkering Nieuwe inkomsten dan wel een verhoging van de bestaande inkomsten die u gaat genieten binnen 1 jaar voor het aftreden dan wel verkregen inkomsten na uw aftreden worden met uw uitkering verrekend. Daarbij wordt gekeken naar de bron van de inkomsten. De som van de uitkering en de te verrekenen inkomsten wordt bepaald. Het deel dat uiteindelijk boven uw laatstelijk genoten grondslag uitkomt, wordt rechtstreeks op de uitkering in mindering gebracht. Met andere woorden: in het eerste jaar kunt u 20 % zonder korting bijverdienen en de volgende jaren 30%. De genoten inkomsten worden zoveel als mogelijk verrekend over de maand waarop deze betrekking hebben. Inkomsten kunnen zijn: • winst uit onderneming (behalve een BV) + eventuele belastbare looninkomsten van betrokkene uit die onderneming; • Bij een BV het gebruikelijke loon; • belastbare inkomsten uit of in verband met arbeid; • belastbare inkomsten genoten binnen 1 jaar voor aftreden; • belastbare inkomsten wegens beëindiging non-activiteit / buitengewoon verlof; • parttime wethouder; • raadslidvergoeding. Inkomsten die al bestaan tenminste een jaar voor het aftreden blijven buiten beschouwing.
8
2.5 Non-activiteit Als u werkzaam bent bij de overheid kunt u voor de periode dat u wethouder bent op non-actief staan. Dat wil zeggen dat u buitengewoon verlof krijgt voor een bepaalde periode, meestal vier jaar, met een mogelijke optie voor verlenging. Daarnaast dient u de garantie te vragen dat u kunt terugkeren in uw “oude” baan (in sommige geval-len is dit rechtspositioneel vastgelegd). Het mag duidelijk zijn dat een garantie niet altijd daadwerkelijk zal leiden tot terugkeer. Naarmate het wethouderschap langer duurt, zal een terugkeer moeilijker worden omdat een (overheid)werkgever nu eenmaal uw baan niet onbeperkt onbezet laat. In het onderwijs zal men in de regel terugkeren bij aanvang van het nieuwe schooljaar. Ook reorganisaties spelen een niet onbelangrijke rol. Daarom kan na uw aftreden als wethouder naast de wethouders uitkering een non-activiteits- of reorganisatie wachtgeld (voor zover de rechtspositie dit mogelijk maakt) worden toegekend. Een eventuele afkoopsom bij de oude werkgever kan ook tot de mogelijkhe-den behoren.
2.6 Sollicitatieplicht en begeleiding naar werk De wijziging van de APPA heeft ook tot gevolg dat een sollicitatieplicht is ingevoerd. Wat betekent dat voor u wanneer u aftreedt als wethouder? De wet gaat uit van een actieve sollicitatieplicht gedurende de gehele duur van de uitkering. De plicht gaat in drie maanden na het aftreden. U bent verplicht om een gesprek te voeren bij re-intergratiebureau. U wordt dan door specialisten bijgestaan die u behulpzaam zijn bij uw sollicitatieactiviteiten en bekend zijn met de vacatures binnen uw regio. De wet is van toepassing op alle nieuw- en herbenoemde wethouders na de verkiezingen in 2010. Samengevat is het volgende van belang: • Sollicitatieplicht 3 maanden na ingangsdatum uitkering; • Verplicht gesprek voeren met een re-integratiebureau; • Opstellen plan; • Beslissing over het plan door uitvoeringsorganisatie of gemeente; • Uitvoering plan; • Evaluatie elke 3 maanden zolang de sollicitatieplicht geldt; • Succesvolle re-integratie als u duurzaam een functie bekleedt en in redelijkheid mag worden verwacht dat u niet meer terugvalt op de APPA-uitkering; • Uitzondering sollicitatieplicht: als u voor tenminste 70% van uw “oude wedde” weer politiek bestuurder wordt.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
9
2.7 Neveninkomsten tijdens de actieve periode Naast de wijzigingen van de APPA is ook de Gemeentewet gewijzigd. U was al verplicht de nevenfuncties op te geven. Nieuw is dat nu ook de inkomsten daaruit openbaar worden gemaakt. Deze inkomsten dient u op het gemeentehuis ter inzage te leggen. De inkomsten uit de nevenfuncties die niet voortvloeien uit ambtsgebonden nevenfuncties worden verrekend met het inkomen als wethouder. Deeltijdwethouders vallen buiten de openbaarmaking en de verrekeningsplicht.
3
Er is een vrijstelling van de eerste 14% van toepassing. Het meerdere wordt voor 50% verrekend met een maximum van 35% van de wedde.
10
3 Pensioen U bouwt tijdens het wethouderschap, ook indien u de AOW- leeftijd al bent gepasseerd, pensioen op. Het pensioen is geregeld in de APPA. U kunt niet afzien van pensioenopbouw en premiebetaling. Uitzondering hierop is de pensioenopbouw tijdens de uitkeringsperiode. Indien u een APPA pensioen geniet en weer tot wethouder benoemd wordt in dezelfde gemeente bouwt u geen pensioen meer op. U ontvangt dan naast de wedde als wethouder ook uw APPA- pensioen. De gemeente is eigen risicodrager ten aanzien van uw pensioenrechten. Dit houdt in dat de gemeente zelf uw pensioen uitbetaalt. U heeft dus niet, zoals bij ambtenaren het geval is, te maken met de voorzieningen van de Stichting Pensioenfonds ABP.4 Per 1 januari 2014 is de APPA ingrijpend gewijzigd. Het pensioensysteem en het opbouwpercentage zijn gewijzigd. Daarnaast zijn keuzemogelijkheden opgenomen waarbij het u vrij staat het pensioen te laten ingaan tussen de leeftijd 60 en 70 en in hoogte van het pensioen kunt variëren. De pensioenleeftijd tot en met 31 december 2013 blijft 65 jaar. Vanaf 1 januari 2014 geldt een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het pensioensysteem gaat uit van een eindloonstelsel tot en met 31 december 2013 en een middelloonregeling vanaf 1 januari 2014 Door waardeoverdracht kan het maximale opbouwpercentage tot boven de 100% uitkomen. De gemiddelde duur van het wethouderschap ligt tussen de 10 en 12 jaar. U dient er daarom van uit te gaan dat de pensioenopbouw als wethouder straks het pensioengat moet gaan vullen wat mogelijk is ontstaan bij uw huidige werkgever. Dit gat kan ontstaan omdat u gedurende een bepaalde periode met non-activiteit/buitengewoon verlof bent. Gedurende deze periode bouwt u geen ouderdomspensioen op maar blijft wel verzekerd voor nabestaanden- en invaliditeitspensioen bij uw “oude” werkgever. Veel overheidswerkgevers kennen een dergelijke verlofregeling. In het bedrijfsleven is de regeling slechts sporadisch opgenomen in de CAO. In een gerechtelijke procedure kunt u het wettelijk recht op buitengewoon verlof afdwingen.
4
Op dit moment wordt gewerkt aan een mogelijke oprichting van een pensioenfonds voor de politieke ambtsdragers. De Tweede Kamer moet hierover nog een definitief besluit nemen. Beoogde startdatum van het fonds is januari 2016.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
11
3.1 Pensioenopbouw De pensioenopbouw bedraagt: In de middelloonregeling vanaf 1 januari 2014 • 1,95% per jaar; • 1,95% voor de eerste drie jaar en twee maanden zonder korting neveninkomsten; • 0,975% voor de volgende uitkeringsjaren zonder korting neveninkomsten; • als de uitkering wegens inkomsten wordt gekort dan bedraagt de opbouw het verhoudingspercentage tussen het gekorte uitkeringsbedrag en het ongekorte uitkeringsbedrag. U bouwt elk jaar een aanspraak op. De som van de aanspraken bepalen de hoogte van het pensioen. In het eindloonstelsel tot en met december 2013 • 2% voor elk jaar als wethouder; • 2% voor de eerste vier uitkeringsjaren zonder korting neveninkomsten; • 1% voor de volgende uitkeringsjaren zonder korting neveninkomsten; • als de uitkering wegens inkomsten wordt gekort dan bedraagt de opbouw de helft van bovenvermelde percentages. Deze percentages gelden voor wethouders die na de inwerkingtreding van de wet van 14 juni 2001 (Stb.2001, 364) zijn aangetreden dan wel zijn herbenoemd ná de verkiezingen van 2002. Voor wethouders die op die datum al het ambt vervuld hadden, gelden de volgende opbouwpercentages: • 3,5 voor de eerste vier jaar actieve diensttijd (tot uiterlijk de herbenoeming in 2002); • 1,75 voor de overige actieve dienstjaren; • 0,875 tijdens de uitkeringsperiode; • 0,4375 tijdens de uitkeringsperiode met een korting wegens inkomsten. In alle gevallen geldt dat de uitkeringstijd niet pensioengeldig is als: • de uitkering wegens korting van inkomsten tot nihil is verminderd • op verzoek van betrokkene. De basis voor pensioen is het laatst als wethouder genoten salaris inclusief vakantietoelage en eindejaarsuitkering zoals deze gold op de dag voorafgaande aan het aftreden. De pensioengrondslag wordt telkens aangepast aan de hand van de gewogen gemiddelde salarismaatregelen voor het overheidspersoneel5. Daarnaast speelt de financiële positie van het ABP een belangrijke rol bij de
12
vaststelling van het indexeringspercentage. Een slecht beleggingsresultaat en/of onderdekking geeft een lagere indexering. Dat komt omdat de APPA de indexeringsregels van het ABP volgt.
3.2 Pensioeningangsdatum Het staat u vrij zelf het moment te bepalen waarop u uw pensioen wenst te laten ingaan. Voorwaarde is wel dat de ingangsdatum ligt tussen de leeftijd 60 en 70. Bent u nog wethouder op het moment dat u 70 jaar wordt dan wordt het opgebouwde recht automatisch omgezet in pensioen. Vanaf die datum bouwt u geen pensioen meer en ontvangt u het pensioen naast de wethouderswedde. Het keuzemoment tussen leeftijd 60 en 70 bepaald met welke factoren het pensioen moet worden herrekend. Ligt het keuzemoment vóór dan wel na de pensioenrichtleeftijd dan zal het opgebouwde recht worden omgerekend met factoren. Vervroeging leidt tot een lager pensioen. Uitstel levert een hoger bedrag op. De tabellen met omrekeningsfactoren liggen vast in de ABP-wet.
Voorbeeldberekening: Geboortedatum 01-01-1950 Pensioen(ingang)datum 01-01-2016 Pensioenleeftijd 66
(min. 60, max. 70)
Aanspraak op ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 65 Aanspraak op ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 67
per jaar per jaar
6.000,00 1.000,00
Factor 65 Herrekende aanspraak OP met pensioenrichtleeftijd 65
1,071 6.426,00
Factor 67 Herrekende aanspraak OP met pensioenrichtleeftijd 67
0,931 931,00
Totaal ouderdomspensioen op ingangsdatum 01-01-2016
7.357,00
per jaar
Vanaf 1 januari 2009 wordt voortaan het maandelijkse pensioenbedrag geïndexeerd. Daarmee wordt voorkomen dat
5
het pensioen een dalende trend heeft als de AOW- en franchisebedragen wel omhoog gaan maar de pensioengrondslag niet of nauwelijks wordt verhoogd. Vanaf 1 januari 2013 kunnen de pensioenen ook worden verlaagd als de vermogenspositie van het ABP daartoe aanleiding geeft.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
13
3.3 Pensioenkeuze hoog/laag U kunt er voor kiezen gedurende een periode het pensioen te verhogen/verlagen. Dat zal een individuele keuze zijn gebaseerd op uw financiële situatie voor bijvoorbeeld een aantal jaren vanaf de ingangsdatum pensioen. Denk daarbij aan het aflopen van uw hypotheek en elders opgebouwde pensioenen. Ook de verschuiving van de AOW-leeftijd kan een reden zijn. Op basis van fiscale wetgeving mag de verhouding tussen hoog en laag bedraagt maximaal 100:75 bedragen.
3.4 Pensioenopbouw en gemeentelijke herindeling Bij een gemeentelijke herindeling treden alle wethouders af. Een aantal van hen zal in de nieuw gevormde gemeente weer worden benoemd tot wethouder. Voor deze personen geldt dat er in de pensioenopbouw een “knip” zal worden toegepast. U ontvangt dan te zijner tijd twee pensioenen waarvan de eerste wordt berekend met als uitgangspunt de bedragen die bij de “oude” gemeente van toepassing waren en een tweede pensioen op basis van de bedragen van de nieuwe gemeente. Deze systematiek, die dus anders is dan bij de ontslaguitkering na herindeling, is het gevolg van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
14
4 Nabestaandenpensioen De belangrijkste vormen van nabestaandenpensioen zijn: • weduwepensioen; • weduwnaarspensioen; • partnerpensioen; • wezenpensioen; • bijzonder nabestaandenpensioen.
4.1 Begrip Partner Om in aanmerking te komen voor een partnerpensioen dient u te voldoen aan de volgende voorwaarden: • beiden staan ingeschreven als ingezetene met hetzelfde woonadres; • u hebt bij notariële akte een samenlevingscontract met de man of vrouw waar u mee samenwoont; • u bent beiden ongehuwd; • u bent geen bloed- of aanverwanten in rechte lijn van elkaar. Alleen als u aan deze voorwaarden voldoet kunt u uw partner aanmelden bij burgemeester en wethouders. Uw partner krijgt dan als het ware de gehuwdenstatus met alle daaraan gekoppelde rechten. Aanmelding moet gebeuren voordat u de AOW-leeftijd bereikt.
4.2 Weduwe- /weduwnaars- en partnerpensioen Het pensioen voor de weduwe/weduwnaar/partner bedraagt 5/7 deel van het pensioen waarop de overleden wethouder recht had. Overlijdt een wethouder tijdens zijn actieve periode dan wordt het nabestaandenpensioen berekend alsof betrokkene tot de AOW- leeftijd wethouder zou zijn geweest (fictieve doortelling). Vindt het overlijden plaats tijdens de uitkeringsperiode dan wordt er van uitgegaan alsof de uitkering tot het bereiken van de AOW- leeftijd is toegekend. Bij hertrouwen van de nabestaande vervalt de fictieve doortelling.
4.3 Wezenpensioen Het wezenpensioen is onder te verdelen in een pensioen voor halve wezen (één ouder is nog in leven) en een pensioen voor volle wezen (beide ouders overleden). • De halve wees jonger dan 21 jaar krijgt een pensioen ter grootte van 1/7 deel van het wethouderspensioen; • De volle wees jonger dan 21 jaar ontvangt 2/7 deel. Het 1/7de en 2/7de deel geldt voor maximaal vijf wezen. Vanaf zes wezen zal een evenredige verdeling van de factoren van toepassing zijn. Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
15
4.4 Risico-nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Wat betekent dat voor u. U bent wethouder geweest en ontving aansluitend een uitkering. Op het moment dat de uitkering eindigt, bent u geen deelnemer meer onder de APPA-regeling. Wanneer u overlijdt na de datum einde uitkering maar vóór de AOW- leeftijd komt er geen nabestaandenpensioen tot uitkering over alle opgebouwde diensttijd vanaf 1 augus-tus 2003. Ook de overgedragen jaren ná 31 juli 2003 komen voor het nabestaandenpensioen te vervallen. Voor de nabestaande heeft dat grote financiële gevolgen. Inmiddels is er reparatiewetgeving. U wordt in de gelegenheid gesteld een deel van uw ouderdomspensioen uit te ruilen voor nabestaandenpensioen. U heeft dan het nabestaandenpensioen veilig gesteld maar dat gaat dan wel ten koste van het opgebouwde ouderdomspensioen. Circa vier maanden voor de afloop van de uitkering nemen wij contact met u op inzake de mogelijke uitruil. Een oplossing is zo spoedig mogelijk een baan te accepteren waarbij u weer onder een pensioenfonds valt. U doet er goed aan uw opgebouwde rechten als wethouder, inclusief nabestaandenpensioen, over te dragen aan dat nieuwe fonds. Daar bent u immers weer deelnemer en dus verzekerd voor nabestaandenpensioen. Daarnaast hoeft u, ten koste van uw ouderdomspensioen, geen investering te doen om het nabestaandenpensioen veilig te stellen. Voor gewezen wethouders die een uitkering tot de AOW- leeftijd krijgen, speelt het probleem niet. Zij blijven deelnemer onder de APPA. Indien u het wethouderschap aanvaardt en met ontslag gaat bij uw vorige werkgever kan dit probleem zich eveneens voordoen. U dient de pensioenregeling van uw vorige werkgever er op na te slaan, te bepalen of in de regeling sprake is van risico-nabestaandenpensioen en uw opgebouwde rechten aldaar eventueel over te dragen naar de gemeente. Het is aan te bevelen uw pensioenverzekeraar uitdrukkelijk te vragen of u het genoemde risico loopt en of het verstandig is de pensioenwaarde dan over te dragen aan de gemeente.
4.5 Uitruil nabestaandenpensioen Bij het bereiken van de AOW- leeftijd gaat u met pensioen en u bent ongehuwd. U heeft dan de mogelijkheid het nabestaandenpensioen uit te ruilen tegen een hoger ouderdomspensioen. Doordat u geen partner heeft zal bij uw overlijden nooit een nabestaandenpensioen worden uitgekeerd. U heeft er echter wel premie voor betaald. De keuze die u gaat maken is onomkeerbaar. Is het pensioen eenmaal ingegaan dan kunt u uw keuze niet meer terugdraaien. Op pensioeningangsdatum hoeft u niet perse ongehuwd te zijn. Heeft u een partner die financieel onafhankelijk is van uw pensioen dan kunt u eveneens uitruil overwegen. Uw partner dient dan uw verzoek tot uitruil mede te ondertekenen. 16
4.6 Bijzonder nabestaandenpensioen voor de ex-echtgeno(o)t(e) Het bijzonder nabestaandenpensioen bedraagt 5/7 deel van het opgebouwde pensioen als wethouder tijdens de huwelijkse periode. Diensttijd na de datum van echtscheiding blijft buiten beschouwing.
4.7 Verevening pensioenaanspraken bij echtscheiding Een echtscheiding heeft gevolgen voor de pensioenbetaling. De wet Verevening pensioen bij echtscheiding kent vanaf 1 mei 1995 een 50:50 verdeling van het ouderdomspensioen toe over de opgebouwde tijd als (gewezen) wethouder tijdens de huwelijkse periode. Op het moment dat de gewezen wethouder de AOW- leeftijd bereikt wordt dan een afzonderlijk pensioen toegekend aan de ex-partner. De loonadministraties zullen de toegekende bedragen afzonderlijk overmaken aan de rechthebbenden.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
17
5 Waardeoverdracht en – overname pensioenen Waardeoverdracht en –overname van pensioenen stelt (gewezen) wethouders in staat de opgebouwde pensioenrechten bij de gemeente over te dragen aan een ander pensioenfonds. De opbouwde rechten bij een ander pensioenfonds kunnen – indien gewenst – bij de benoeming tot wethouder worden overgenomen door de gemeente. Sinds de wijziging van de APPA van 14 juni 2001 (Stb. 2001, 364 ) is dit nu ook voor wethouders mogelijk. Doel van de waardeoverdracht is om het fenomeen pensioenbreuk zoveel mogelijk te voorkomen. Aanvraag voor overdracht dient te gebeuren binnen zes maanden na aantreden als wethouder of binnen zes maanden na aftreden of toetreden bij een extern pensioenfonds. De noodzaak tot overdracht kan bepalend zijn door de aanwezigheid van het risiconabestaandenpensioen. Bent u zowel wethouder geweest bij een opgeheven gemeente als de nieuwe gemeente na herindeling kunt u de opgebouwde rechten bij de voormalige gemeente overdragen naar de nieuwe gemeente.
5.1 Systematiek De systematiek van overdracht / overname ligt vast in de Pensioenwet en daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen. De APPA sluit aan bij de regels die gelden uit hoofde van de Pensioenwet voor personen die werkzaam zijn in loondienst. Het overgedragen kapitaal wordt omgezet in een aantal dienstjaren. Niet altijd zal het overgedragen kapitaal de pensioenbreuk volledig voorkomen. Het aantal in te kopen fictieve dienstjaren wordt namelijk becijferd aan de hand van de waarde van de opgebouwde rechten en de waarde van het in de nieuwe regeling op te bouwen pensioen. Bij waardeovername wordt het te ontvangen kapitaal omgezet in dienstjaren die in relatie komen te staan met de pensioenopbouw als wethouder. Ook hier geldt dat sprake kan zijn van verlies van dienstjaren. Wanneer u wethouder wordt in een gemeente met een tijdbestedingsnorm < 100% zult u waarschijnlijk uw “oude” baan (gedeeltelijk) aanhouden. In dat geval is het raadzaam, na uw aftreden als wethouder en terugkeer in de “oude” baan, de opgebouwde APPA-rechten over te dragen aan dat pensioenfonds. De aldaar ontstane breuk wordt dan geheel of gedeeltelijk gerepareerd.
18
5.2 Procedure De procedure van waardeoverdracht is vastgelegd in diverse bepalingen. Zo zijn er onder meer termijnen gesteld aan de diverse stappen in het totale proces. De gemeente zal u daarover als “werkgever” moeten informeren. Voor afgetreden wethouders geldt dat de overdracht in twee fases wordt uitgevoerd. De eerste overdracht geschiedt op basis van de actieve tijd en de tweede overdracht op basis van de pensioengeldige uitkeringstijd.
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
19
6 Inhoudingen op de wedde 6.1 Inhoudingen Op de wedde worden de volgende componenten ingehouden: • premie voor pensioen die wordt onderverdeeld in drie soorten: ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en het invaliditeitspensioen; • loonbelasting.
6.2 Belasting Door de dualisering van het provincie- en gemeentebestuur maken de gedeputeerde en de wethouder geen deel meer uit van respectievelijk provinciale staten en de gemeenteraad. Zij worden nu aangesteld in openbare dienst en daardoor is er sprake van een arbeidsverhouding. Fiscaal gezien vallen zij nu onder de Wet op de loonbelasting. Het begrip “fictief werknemerschap” is daarbij komen te vervallen. U kunt nu gebruik maken van onder andere de spaarloonregeling of de levensloopregeling. Het is echter niet mogelijk tijdens het wethouderschap verlof op te nemen op basis van de levensloopregeling. Wethouders kennen immers geen verlofregeling. Wel zal bij vertrek het opgebouwde bedrag voor de levensloop vrijvallen. De afdeling P&O kan u informeren over de gevolgen daarvan.
6.3 Kostenvergoeding Ter bestrijding van kosten voortvloeiend uit het wethouderschap kunt u een vergoeding ontvangen. U kunt bijvoorbeeld sinds 1 januari 2014 de kosten verbonden aan het lidmaatschap van de Wethoudersvereniging nu declareren. De afdeling P&O van uw gemeente kan u hierover nader informeren.
20
7 Bronnen • Bundel ’De rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers, burgemeesters en wethouders’ van SDU/VNG. • VNG CvA diverse ledenbrieven en de site www.vng.nl/politiekeambtsdragers • Diverse Staatsbladen inzake de APPA • Circulaires Ministerie van Binnenlandse Zaken en de site www.BZK.nl
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
21
8 Tot slot Ron den Boer en Fred Eijsberg zijn werkzaam als senior adviseurs van de afdeling bestuurderspensioenen en - uitkeringen bij Raet. Vanuit deze functionele hoedanigheid is deze brochure tot stand gekomen. De afdeling beschikt over de specialistische kennis die nodig is voor de berekening van de uitkering of het pensioen. Vrijwel alle gemeenten hebben de diverse berekeningen aan deze afdeling uitbesteed. De werkzaamheden bestaan naast het berekenen van de uitkering bij aftreden en het ouderdoms- en nabestaandenpensioen ook uit de berekening van het toekomstig pensioenrecht (UPO), waardeoverdracht en –overname. Daarnaast hebben zij een adviserende taak en houden zij informatiebijeenkomsten voor (nieuwe) wethouders over hun APPA rechten. Het is mogelijk dat u na het lezen van deze brochure nog vragen heeft die meer zijn toegesneden op uw persoonlijke situatie. U kunt hiervoor terecht bij Raet, kantoor Noordwijkerhout, telefoonnummer 0252-242700.
22
Informatiebrochure voor (kandidaat) wethouders
23
Raet is marktleider op het gebied van software waarmee organisaties Human Capital Management kunnen bedrijven en beter kunnen sturen op hun Human Resources. De HR-software van Raet, Youforce, ondersteunt organisaties op het gebied van workforce management, verzuimmanagement, performance management, talentmanagement, strategische personeelsplanning en HR Analytics, maar ook bij de basis personeels- en salarisadministratie. Youforce is gebaseerd op het IT-concept Software as a Service (SaaS). Hierdoor kunnen organisaties en hun medewerkers en managers altijd en overal met laptop, tablet en smartphone de software benaderen en hoeft de organisatie niet in IT te investeren. Het hoofdkantoor van Raet is gevestigd in Amersfoort. 10.000 werkgevers met ruim 1,6 miljoen medewerkers gebruiken dagelijks Raet’s HR-software. In oktober 2012 heeft Raet onder de naam Youforce zijn eerste buitenlandse vestiging geopend in Londen.
Plotterweg 38 | 3821 BB Amersfoort T +31 (0)33 4506 506 |
[email protected] www.raet.nl | www.youforce.nl