patiënteninformatie kraamafdeling
Informatiebrochure keizersnede
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JOZEF Oude Liersebaan 4 - 2390 Malle tel. 03 380 20 11 - fax 03 380 28 90
[email protected] - www.azsintjozef-malle.be Dit ziekenhuis maakt deel uit van de groep Emmaüs
1. Inleiding Weldra wordt je baby geboren via keizersnede. Met deze brochure proberen we je de nodige informatie te geven over de voorbereidingen en de nazorg van de keizersnede en geven we je een idee van het verloop van je verblijf bij ons op de afdeling. Voor sommigen is het een teleurstelling wanneer hun baby niet via de natuurlijke weg ter wereld kan komen, voor anderen is het eerder een geruststelling. Probeer in ieder geval voor ogen te houden dat een keizersnede altijd een weloverwogen beslissing is in het belang van je baby en jezelf. Aarzel niet om je wensen en vragen kenbaar te maken aan de vroedvrouw. Samen met jou, je partner en je gynaecoloog willen we van de geboorte van je baby een onvergetelijk moment maken. Het team van de kraamafdeling
2. Reden voor een keizersnede Een keizersnede, door ons ook wel sectio genoemd, is een buikoperatie. Zoals bij elke operatie kunnen er complicaties optreden en dus wordt een keizersnede enkel uitgevoerd als daar een goede reden voor is. De gynaecoloog adviseert deze operatie alleen als een vaginale bevalling niet mogelijk is of te grote risico’s met zich meebrengt voor jou en/of je baby. Soms is al tijdens de zwangerschap duidelijk dat een keizersnede nodig zal zijn, zoals bij een afwijkende ligging van je kindje of een moederkoek die voor de uitgang ligt. Men spreekt dan van een geplande keizersnede. Vaak blijkt pas tijdens de bevalling dat de operatie noodzakelijk is. De meest voorkomende redenen zijn dat de bevalling maar niet wil vorderen en/of dat de baby zuurstofgebrek dreigt te
krijgen. In deze gevallen wordt er over een spoedkeizersnede gesproken.
3. Dag van de opname Bij een geplande keizersnede bespreekt de gynaecoloog samen met jou de datum van de ingreep. Je wordt die dag, samen met je partner, op een afgesproken tijdstip op de materniteit verwacht. Je blijft nuchter vanaf middernacht. De avond van te voren kom je langs op de kraamafdeling (rond 17-18u) voor CTG monitor, het aanmeten van steunkousen, bloedname, scheren en het invullen van de anamneseblad. Om de administratie vlot te laten verlopen, vragen we om je eerst te laten inschrijven aan de balie in de inkomhal of via de spoedgevallen als de inkomhal nog gesloten is. Je kunt je rustig installeren op de kamer en dan starten we met de voorbereidingen voor de operatie.
4. Voorbereiding op de afdeling Je krijgt een identificatiearmbandje rond je pols. Je kreeg op de raadpleging een anamneseblad dat je thuis zo correct en zo volledig mogelijk moet invullen. Is dat nog niet gebeurd, dan kun je dit bij opname op je kamer nog doen. Indien de keizersnede werd gepland omwille van een stuitligging, controleert de gynaecoloog de ligging van de baby met het echotoestel. Om de conditie van het kindje na te gaan, krijg je een controlemonitor. Korte steunkousen worden aangedaan. Je krijgt een operatiehemdje en een extra deken op je bed. Er wordt een infuus geplaatst. Net voor het vertrek naar het operatiekwartier krijg je medicatie om je maag te beschermen en de aanmaak van speeksel af te remmen. Nagellak, make-up, juwelen, haarspelden, piercings en andere sieraden moet je verwijderen voor de operatie. Een bril of contactlenzen mag je wel aanhouden. Net voor je naar het operatiekwartier wordt gebracht, is het belangrijk dat je nog eens gaat plassen, zodat je blaas zeker leeg is.
5. Voorbereiding in het operatiekwartier Je partner mag samen met jou mee naar het operatiekwartier, maar moet wel buiten op de stoeltjes wachten tot de verdoving is geplaatst en je helemaal bent geïnstalleerd. Als je volledig bent geïnstalleerd, dan brengt de operatieverpleegkundige je partner naar de operatiezaal. 5.1. De verdoving Bij een geplande keizersnede wordt meestal plaatselijke verdoving door middel van een ruggenprik gebruikt. In sommige gevallen is een volledige verdoving nodig.
5.1.1. Lokale verdoving Bij een ruggenprik wordt enkel het onderlichaam verdoofd. Je blijft dus wakker en maakt de geboorte van je baby bewust mee. Een ander voordeel tegenover een volledige verdoving is dat je baby zo goed als niet aan het verdovingsmiddel wordt blootgesteld. Je partner mag ook aanwezig zijn in de operatiekamer als je baby wordt geboren. De ruggenprik wordt tussen twee ruggenwervels in de onderrug gegeven. De zenuwen die uit het ruggenmerg komen, worden hierdoor verdoofd. Je voelt dan geen pijn meer, maar je kunt je ook minder bewegen. De zenuwen naar de spieren van je onderlichaam zijn immers ook gedeeltelijk geblokkeerd. Je benen worden slap en je kunt niet meer staan. Er zijn twee vormen van lokale verdoving. Epidurale verdoving: het verdovend middel wordt toegediend in de zogenaamde epidurale ruimte, dat is tussen de ruggenwervel en het harde ruggenvlies.
Spinale verdoving: de verdovingsvloeistof wordt in de spinale ruimte ingespoten, dit is het vocht in het ruggenmergkanaal. Deze verdoving werkt al na enkele minuten. De spieren zijn ook meer verdoofd dan bij een epidurale verdoving. Meestal worden beide technieken gecombineerd: de verdoving voor de ingreep wordt meestal spinaal toegediend, waarna een katheter in de epidurale ruimte wordt geschoven voor de pijnstilling na de ingreep. Tijdens de ingreep heb je geen pijn, maar je voelt wel het trekken en duwen aan je buik. 5.1.2. Algemene verdoving Soms is een volledige verdoving aangewezen, bijvoorbeeld bij bepaalde rugafwijkingen. Ook als het technisch moeilijk is om een epidurale of een spinale verdoving uit te voeren, wordt er over gegaan tot een volledige verdoving. Je slaapt dan tijdens de hele operatie. Deze manier van verdoving wordt ook wel eens gebruikt bij een spoedkeizersnede, als er geen tijd meer is om een ruggenprik te geven. In dit geval wachten we zo lang mogelijk met de verdoving en treffen we eerst alle andere voorbereidingen. Zo wordt je baby zo weinig mogelijk blootgesteld aan de verdovingsmiddelen. Bij een keizersnede onder algemene verdoving mag de partner niet aanwezig zijn in de operatiekamer. 5.1.3. Verdere voorbereiding Tijdens de operatie moet je blaas leeg zijn. Je krijgt daarom een blaassonde. Nadien krijg je een kussentje onder je rechterzijde om te voorkomen dat de bloedvaten die naar de baarmoeder lopen, worden afgekneld. Je krijgt een knijpertje op een vinger om het zuurstofgehalte in het bloed te meten en rond je arm wordt een automatische bloeddrukmeter aangelegd. Op je borstkas worden klevers geplakt voor de hartbewaking en je krijgt een zuurstofmasker opgezet. Als je volledig bent geïnstalleerd, wordt je buik ontsmet en met steriele doeken afgedekt. Wanneer de anesthesist goedkeuring geeft, mag je partner de operatiekamer binnen en bij aan je hoofdeinde komen zitten.
6. De geboorte 6.1. De operatie zelf Meestal maakt de gynaecoloog een ‘bikinisnede’, een dwarse snede in de huid van 10 à 15 cm vlak boven het schaambeen (ongeveer rond de haargrens). Uitzonderlijk wordt een verticale snede van de navel naar beneden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer er al een verticaal litteken aanwezig is of als een spoedkeizersnede nodig is. Na de huid, de vetlaag en het bindweefsel boven de buikspieren, maakt de gynaecoloog de buikholte open. De blaas, die deels over de baarmoeder ligt, wordt naar beneden geschoven. Daarna opent de gynaecoloog de baarmoeder met een dwarse snede en laat de gynaecoloog de baby geboren worden. Daarbij wordt op je buik geduwd. Als je baby geboren is, wordt de navelstreng door de gynaecoloog doorgeknipt (omwille van steriliteit kan de partner de navelstreng niet doorknippen) en krijgen jullie je kindje te zien! Je krijgt medicatie toegediend om de baarmoeder te laten samentrekken en het bloedverlies te beperken. Wanneer ook de placenta uit de baarmoeder is gehaald, worden de baarmoeder en de verschillende lagen van de buikwand gehecht. Deze hechtingen lossen geleidelijk vanzelf op. De huidlaag wordt gehecht met een soort van nietjes.
De ingreep duurt ongeveer drie kwartier tot een uur. Er zijn steeds een kinderarts en een vroedvrouw aanwezig. In de ontwaakkamer kun je daarna nog even bekomen (of ontwaken uit de algehele verdoving) en krijg je pijnstilling. Van zodra de anesthesist hiervoor toestemming geeft, word je naar je kamer gebracht.
6.2. Eerste zorgen De vroedvrouw neemt je baby aan van de gynaecoloog. Daarna wordt je baby even meegenomen naar een mobiele verzorgingstafel, hier wacht de kinderarts voor een eerste nazicht. Natuurlijk mag papa hierbij zijn en de nodige foto’s nemen. De vroedvrouw of kinderarts plaatst een navelklem en gaat de algemene gezondheidstoestand van je baby na, de zogenaamde Apgar-score. Die score varieert van 0 tot 10 punten en evalueert de hartslag, de ademhaling, de spiertonus, de reflexen en de huidskleur van de baby. Een score van 7 op 10 of meer na 5 minuten is normaal. De baby wordt in warme doeken gewikkeld en dan mag je hem nog even (vasthouden en) bewonderen. Met onze mobiele verzorgingstafel (of in de armen van papa) brengen we je baby uiteindelijk naar de kraamafdeling. Op de materniteit wordt je baby gewogen en gemeten. De dag van de geboorte krijgt de baby nog geen badje omdat dit voor te veel afkoeling zorgt. Hij krijgt nog een prikje met vitamine K, dit is een belangrijk vitamine om de bloedstolling te bevorderen. Hij krijgt ook een naambandje aan. Huid-op-huidcontact is erg belangrijk voor de baby. Het helpt zijn lichaamstemperatuur behouden, bevordert de borstvoeding en schept een band van vertrouwen en veiligheid. Daarom proberen we er zo snel mogelijk mee te starten. Omdat jij na de ingreep nog even in de ontwaakkamer verblijft, kan je partner hiermee beginnen op de kamer. Is er geen huidcontact mogelijk of staat je partner hier niet voor open, wordt je baby na de eerste zorgen aangekleed.
7. De verzorging van dag tot dag We bespreken kort het verloop van de verzorging tot aan het ontslag uit het ziekenhuis, normaal gezien de vijfde dag na de operatie. Elk persoon is verschillend. Daarom kan dit dagschema indien nodig aangepast worden aan jouw specifieke gezondheidssituatie of aan die van je baby. Voeding bespreken we achteraf in een apart hoofdstukje. 7.1. De dag van de geboorte Bij een ruggenprik heb je de eerste uren na de operatie nog geen controle over je benen. Je kunt dus nog niet opstaan of rondwandelen. De korte steunkousen moet je je hele verblijf dag en nacht dragen. Je bloeddruk, pols, temperatuur, hoeveelheid urine, bloedverlies en de hardheid van de baarmoeder worden regelmatig gecontroleerd, net zoals je operatiewonde. Zolang deze klever proper is, wordt er aan de wonde zelf niets gedaan. Na de operatie doen ze je ook een stevige buikband om. Deze zal je de eerste dagen extra steun geven en het opstaan en bewegen wat vergemakkelijken. Als je 2 uur terug op je kamer bent en je voelt je goed, mag je drinken en zelfs al iets klein eten. Als dit je goed bekomt, mag je infuus uit. De eerste dagen krijg je systematisch pijnstilling. Daarna wordt dit afgebouwd en krijg je pijnstilling op vraag. Voel je je toch misselijk na het eten of drinken, dan wordt er gewacht en later terug opnieuw geprobeerd. Bij de eerste verzorging krijg je een intiem toilet en is er de mogelijkheid om een eigen T-shirt of kort nachtkleed aan te trekken. Bij de avondverzorging wordt de blaassonde verwijderd. In principe heb je nu 6 uur de tijd om spontaan te plassen. Het eerste opkomen gebeurt steeds onder begeleiding van een vroedvrouw. Hoe pijnlijk je dit eerste opkomen ervaart is heel verschillend van patiënte tot patiënte, ook daarom is het belangrijk om op de juiste tijdstippen pijnmedicatie in te nemen.
7.2. Voeding van je baby Als je borstvoeding wilt geven, is je baby aanleggen het eerste wat we doen als we terug op de kamer zijn. In het begin zal dit nog niet heel gemakkelijk gaan, je hebt misschien nog pijn en ook het draaien zal nog niet zo gemakkelijk gaan. Laat je vooral goed helpen door de vroedvrouwen. Als je voor flesvoeding kiest, krijgt je baby zijn eerste flesje ook zo snel mogelijk als jij terug op de kamer bent. Soms gebeurt het ook wel dat je partner al een flesje gegeven heeft, bijvoorbeeld als je kindje erg grote honger had en niet meer te sussen was. Wij delen onze flessen uit op vast tijdstippen: 2 – 6 – 10 – 14 – 18 en 22 uur. Maar ook hier geldt ‘voeding op vraag’; als je baby eerder honger heeft, kan hij altijd vroeger een flesje krijgen. Afhankelijk van het uur waarop je baby geboren is, schuiven we een beetje met de uren zodat ze zo snel mogelijk op onze uren zitten. 7.3. Dag 1 ’s Morgens word je in bed gewassen. Daarna mag je nog eens proberen uit bed te komen, om te plassen en tanden te poetsen. Zo kunnen de vroedvrouwen ook je bed nog even opmaken. Algemene en verloskundige parameters worden overdag en ’s nachts opgevolgd. Je wonde wordt verzorgd indien nodig. ’s Avonds krijg je een kleine inspuiting in de arm. Die inspuiting is een bloedverdunner en wordt preventief gegeven om flebitis (een ontsteking van de aderwand) of een trombose (vorming van bloedklonters) te voorkomen. Dit wordt tijdens je verblijf elke avond herhaald. De eerste nacht wassen we je baby ’s nachts op de kamer. Zo lang rechtstaan ’s morgens is vaak nog te vermoeiend. Zijn gewicht wordt gecontroleerd en de temperatuur wordt genomen. De kinderarts komt elke dag langs en geeft antwoord op je vragen. Ook de gynaecoloog komt dagelijks bij je langs. Je krijgt op vraag pijnstilling.
7.4. Dag 2 ’s Morgens helpen we je met opfrissen aan de wastafel of in de douche. Algemene en verloskundige parameters worden regelmatig gecontroleerd. Pijnmedicatie wordt nagevraagd en extra gegeven indien nodig. Er wordt bloed genomen om het ijzergehalte in je bloed na te kijken. Dit kan soms verlaagd zijn als je tijdens de ingreep veel bloed verloren bent. Indien mogelijk krijg je nadien van je gynaecoloog een voorschrift voor ijzertabletten. Op dag 2 leren we je hoe je een badje moet geven. Het is de bedoeling dat jij en je partner dit vanaf nu zelfstandig leren doen. Uiteraard staan we steeds klaar om hulp te bieden indien nodig. We geven je baby het liefst een badje voor zijn voeding. Voor het badje wordt hij steeds gewogen, hiervoor roep je best even de vroedvrouw. Zij kan dan mee controleren of je baby niet te veel gewicht verliest. 7.5. Dag 3 en 4 Je mag een douche nemen indien je dit wenst. Algemene en verloskundige parameters worden nagekeken.
7.6. Dag 5 We moedigen je aan om je eigen verzorging en die van je baby zelfstandig te doen. Algemene en verloskundige parameters worden ’s morgens en ’s avonds gecontroleerd. Je buikband kan je vanaf nu gerust al eens een paar uurtjes uitlaten. Deze geeft heel veel steun in het begin, maar zorgt bij te lang gebruik ook voor immobilisatie van je eigen buikspieren. Draag je buikband dus naar eigen comfort. De voeding van je baby begint vlot te verlopen. 7.7. Dag van ontslag De gynaecoloog onderzoekt je met het oog op ontslag. Anticonceptie, attesten en afspraken worden in orde gebracht. Je hebt een ontslaggesprek en je baby wordt onderzocht door de kinderarts. Er gebeurt een bloedafname bij je baby, de zogenaamde hielprik. Dit is, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, een prikje in de hand van je baby. We starten met vitamine D-druppels voor je baby. Deze zorgen voor een goede botaanmaak. Als je flesvoeding geeft, krijg je een doos poeder mee naar huis en wordt er uitgelegd hoe je flesvoeding moet bereiden.
8. Kind en gezin Je krijgt tijdens je verblijf bezoek van een verpleegkundige van Kind en Gezin, met uitleg over de dienstverlening van deze organisatie. De verpleegkundige vraagt de geboortegegevens van je baby en zal die samen met eventuele specifieke aandachtspunten, uiteraard alleen met jouw toestemming, doorgeven aan de verpleegkundige van Kind en Gezin in jouw woonplaats. Die zal later contact opnemen om huisbezoeken en een bezoek aan het consultatiebureau te plannen. Het staat uiteraard vrij om hier al dan niet gebruik van te maken. De dienstverlening is overigens gratis.
9. Kinesitherapie Een keizersnede is niet alleen een bevalling, maar ook een operatie. In de loop van het verblijf komt een kinesist langs om je een aantal oefeningen aan te leren: Ademhalingsoefeningen. Oefeningen om de bloedsomploop te bevorderen en zo trombose en flebitis te voorkomen. Tips voor een goede houding. Bekkenbodemspieroefeningen, omdat deze tijdens de zwangerschap meer werden belast. Lichte buikspieroefeningen: de eerste 6 weken mag je de buikspieren niet teveel belasten, de operatiewonde moet goed genezen zijn. Wel mag je al lichte oefeningen doen, zoals je navel intrekken. Zwaardere oefeningen zoals sit-ups mag je pas na 6 weken stilaan opbouwen. Vraag gerust raad aan de kinesist in verband met de juiste opbouw.
10. Weer thuis In het ziekenhuis wordt na het hechten van de wonden een verband aangebracht waarmee je kan douchen. De wonde moet alleen verzorgd worden als het verband sterk bevuild is. Na 7 dagen mogen de hechtingen verwijderd worden door de huisarts en hoeft de wonde in principe niet meer te worden afgedekt. Het is normaal als de streek rond de wonde vreemd aanvoelt (ongevoelig of juist heel gevoelig), het is ook normaal dat de huid rond de wonde nog wat gezwollen is. Na 6 à 12 maanden verdwijnt dit gevoel vanzelf. Gedurende 6 weken kan je nog bloedverlies hebben, al zal je merken dat dit sneller zal minderen. In verband met infectiegevaar is het aangewezen om te douchen, in plaats van te baden. Je wacht ook best met seksuele betrekkingen tot het bloedverlies gestopt is. Je kan ook best geen te zware dingen tillen of verplaatsen. Na 6 weken kom je op nacontrole bij de gynaecoloog en wordt de wonde geïnspecteerd. De dag van het ontslag kan je een voorschrift vragen om de anticonceptie terug op te starten. Eenmaal thuis zal je merken dat je sneller moe bent dan gewoonlijk. Tracht zoveel mogelijk te rusten, bezoek te spreiden en eventueel hulp in te lassen van familie- of kraamhulp.
11. Complicaties Iedere operatie brengt risico’s met zich mee. Gelukkig zijn ernstige complicaties bij een keizersnede eerder zeldzaam. Infectie van de wonde: Zowel de baarmoeder als de buikwand kunnen tijdens de keizersnede besmet geraken met bacteriën. Indien dit het geval is, wordt gestart met een antibioticum.
Bloeding in de wonde: Er kan een bloeduitstorting onder de huid ontstaan doordat een bloedvat kan nabloeden. In de meeste gevallen verdwijnt deze vanzelf, soms is een wonddrain of punctie van de bloeding nodig. Trombose: Na een operatie is de kans op de vorming van bloedklonters groter omdat je minder mobiel bent. Daarom krijg je tijdens je verblijf bloedverdunners en moet je steunkousen dragen die de bloeddoorstroming bevorderen.
12. Volgende keer opnieuw keizersnede? Of je al dan niet opnieuw een keizersnede zal krijgen bij je volgende baby, hangt af van de reden. Bij een stuitligging is er geen reden om opnieuw een keizersnede te krijgen. Indien je een vernauwd bekken hebt, dan zal dit wel een rol spelen. Bij de nacontrole zal de gynaecoloog dit uitvoerig met jou bespreken.
13. Nuttige telefoonnummers en adressen Ziekenhuis Hoofdvroedvrouw Marijke Heymans Kraamafdeling Raadpleging gynaecologie Spoedgevallen Afsprakenbureel Kind en Gezin www.kindengezin.be
03 380 20 11 03 380 22 70 03 380 22 50 03 380 20 38 03 380 20 80 03 380 20 29 078 15 01 00
Zelfstandige vroedvrouwen www.vlov.be Opdrachtgever: Marijke Heymans Verantwoordelijke uitgever: algemeen directeur
2015-07-27