Informatie over weerbaarheid voor leerkrachten
1
Colofon: Het Zelfbeschermingsschrift is een uitgave van: ActiePunt/SportZeeland Seissingel 100 4334 AC Middelburg Tel: 0118 – 64 07 00 / Fax: 0118 – 64 07 11 E-mail:
[email protected] Internetadres: www.actiepuntzeeland.nl Bronnen:
Illustraties: Informatie: Datum uitgave:
Handboek Marietje Kessels Project, NIZW, ISBN 90 5050 804 9 ‘Kom op voor jezelf’ GGD Utrecht ‘Kom op voor jezelf’ GGD Zuid Hollandse Eilanden WIBO Groningen Anneke van Os Mw. M. Reijnders, ActiePunt/SportZeeland, tel. 0118 – 67 08 34 September 2009
2
Inhoudsopgave Definitie van weerbaarheid
pag. 3
De fundamenten van weerbaarheid
pag. 4
Respect en voorbeeldgedrag
pag. 5
Afspraken in de lessen weerbaarheid
pag. 6
Doelen stellen (groep 7 en 8)
pag. 8
Het programma
pag. 9
Gebruik van het werkschrift (alle groepen)
pag. 10
Ja-, nee-, twijfel-gevoel
pag. 10
De vier stappen
pag. 14
Hulp bij problemen?
Pag. 15
Veiligheid
pag. 16
Bijlagen -
Bijlage 1: Adviezen voor leerkrachten
pag. 18
-
Bijlage 2: De Weerbaarheidsschaal
pag. 21
-
Bijlage 3: Werken aan een positief sociaal emotioneel klimaat
pag. 23
-
Bijlage 4: Belangrijke adressen en websites
pag. 26
-
Bijlage 5: Literatuur
pag. 29
3
Definitie Weerbaarheid ‘Een weerbaar kind is in staat aan te voelen wat hij wel en niet wil, wat hij wel en niet kan én kan daar naar handelen’. Dit betekent dat een kind kan vertrouwen op zijn eigen kracht en mogelijkheden, voldoende durf heeft om nieuwe oplossingen te zoeken en uitdagingen aan te gaan, maar ook in staat is hulp te vragen of te zoeken als dat nodig is. Deelgebieden weerbaarheid: 1. Motorische weerbaarheid Heeft te maken met beweging, met ‘energie’ als uitgangspunt. Energie is de basis voor beweging: spieropbouw, coördinatie, balans, fijne en grove motoriek. Dit speelt zich af op het lichamelijke niveau en heeft te maken met het ontdekken, richten en inzetten van de beschikbare energie (door oefening en training). Of iemand zich letterlijk staande kan houden, een techniek goed kan uitvoeren, de kracht in de beweging kan zetten heeft hiermee een duidelijke relatie. 2. Sociale weerbaarheid Heeft te maken met de sociale vaardigheden van een kind. Centraal staat hierin de relatie tussen ‘ik en de ander’. Hoe functioneert een kind in de interactie met andere kinderen, ouders, docenten en andere derden. Hoe vaardig is het kind in het maken en onderhouden van contacten en het verwoorden van gevoelens. 3. Emotionele weerbaarheid Heeft te maken met de binnenwereld van het kind. De binnenwereld heeft te maken met de innerlijke wereld van de emotie van het kind. Gevoel, drift, lust, het hart en energie bepalen deze emoties. Het leren omgaan met deze emoties, moet op een veilige en stabiele manier plaatsvinden. Een kind moet leren te kijken naar deze binnenwereld door zelfreflectie, onderzoek en voorbeelden uit de omgeving. Vervolgens moet het leren dit te verwoorden. Op alle drie de deelgebieden speelt lichaamsbewustzijn een belangrijke rol. Het lichaam geeft vaak signalen. Kinderen leren de signalen bewust te worden en te (her)- kennen. Door het lichaamsbewustzijn te vergroten, wordt meer inzicht ontwikkeld. Middels deze lichamelijke ingang wordt een transfer gemaakt naar (sociale) vaardigheden, die vervolgens verder kunnen worden ontwikkeld.
‘Leren door DOEN !' maakt kinderen sterker in stemgebruik, houding, uitstraling en lichaamstaal.
4
Fundamenten Zelfvertrouwen Uitdagingen durven aangaan op basis van een gevoel van zekerheid in de eigen mogelijkheden: Je zeker voelen in wat je wilt en doet, iets durven proberen wat als moeilijk wordt ervaren, durven zeggen wat je wilt en nee durven zeggen tegen vreemden, nee zeggen, ook als het moeilijk of eng is, weg durven gaan of lopen uit een situatie die niet prettig meer is, trots zijn op jezelf. Zelfreflectie, een realistisch zelfbeeld Weten wat je waard bent en weten wat je kunt, maar ook weten waar de eigen grenzen liggen en wanneer en waar je hulp kunt vragen als dat nodig is. Toe kunnen geven dat je iets niet goed hebt gedaan en een bereidheid hebben te leren door ervaringen en feedback van anderen. Zelfbeheersing of in actie komen, inzicht in wensen en de positie van anderen Onderscheid zien tussen wat jij wilt en wat de ander wil, je kunnen inleven in een ander, begrijpen waarom een ander iets zegt of doet, weten dat dit niet jouw wens hoeft te zijn, begrip tonen voor de ander met behoud van de eigen grenzen, opkomen voor de ander met behoud van de eigen grenzen. Vanuit bovengenoemde fundamenten kan worden gewerkt aan veiligheid, assertiviteit, sociale vaardigheden en tenslotte een innerlijk kompas, van waaruit kinderen een eigen keuze kunnen maken en ook daarnaar kunnen handelen. Het maken van eigen keuzes, vanuit een innerlijk kompas, leidt naar verbondenheid en solidariteit met anderen. Weerbaarheid heeft te maken met: 1. De aanleg die iemand op dit gebied heeft 2. De manier waarop iemand is opgevoed 3. De ontwikkeling: sociaal, lichamelijk, emotioneel, taal, intellectueel, seksueel. Het trainen van kinderen en jongeren in fysiek/mentale weerbaarheid is een specifieke vorm van preventie.
Doel: Het vergroten van de weerbaarheid van kinderen en jongeren in situaties, waarin sprake is van grensoverschrijdend gedrag (waaronder pesten) en machtsmisbruik.
5
Respect en voorbeeldgedrag In de lessen weerbaarheid speelt respect een belangrijke rol. Door kinderen met hetzelfde respect te behandelen als waarmee jezelf behandeld wil worden, laat je voortdurend zien, hoe naar jouw idee mensen met elkaar om moeten gaan. Je voorbeeldgedrag zal zijn uitwerking op kinderen niet missen. Voorbeeldgedrag is essentieel in de lessen weerbaarheid, vooral daar waar het gaat om het omgaan met grenzen en conflicten. Leef voor wat je aan de kinderen leert. Laat zien dat er grenzen zijn en geef de grenzen duidelijk aan in woorden en lichaamstaal. Wees duidelijk naar kinderen in regels die voor iedereen gelden en leef de regels na. Spreek kinderen aan als zij zich niet aan afgesproken regels houden. Als regels niet werken vervang ze dan door regels die wel werken. Je kunt kinderen betrekken bij het maken van regels. Zo worden zij verantwoordelijk voor hun eigen regels. Kinderen met respect tegemoet treden, is niet hetzelfde alles maar goed vinden wat ze doen. Het betekent ook niet dat we kinderen proberen op hun plaats te zetten met kleinerende of onnodig kwetsende opmerkingen. Respect voor kinderen betekent dat we kinderen vertrouwen geven, ook al hebben ze fouten gemaakt, ons inleven in hun gevoelens en ervaringen, serieus luisteren naar wat zij denken en zeggen, dat we ondersteunende opmerkingen maken over hun uiterlijk, en wat ze kunnen. Het betekent ook dat we ze aanspreken op hun kunnen en hun eigen verantwoordelijkheid (binnen de grenzen van hun leeftijd) in het omgaan met anderen. Omkeerbaar gedrag: Je gedraagt je respectvol als de ander in principe hetzelfde tegen jou kan zeggen en ook op dezelfde manier, als jijzelf dat bij de ander doet Serieus nemen: Respect tonen is ook: iemand serieus nemen. Naar kinderen toe betekent dit: echt op hun vragen en opmerkingen ingaan, ze niet uitlachen of ze op zogenaamde grapjes trakteren, vertrouwen in ze tonen zonder hun mogelijkheden te overschatten. Een periodieke klassenvergadering over het reilen en zeilen in de klas is een mooi voorbeeld van het serieus nemen van de kinderen. We moeten ons hierbij wel realiseren dat respect in verschillende culturen anders vorm krijgt. Respect is soms sterk gebaseerd op leeftijd en hiërarchie. Van belang is dat kinderen leren dat verschillende situaties en culturen andere omgangsvormen en regels gelden. Het niet juist gebruiken van macht (leeftijd, positie) en hiërarchie is niet goed en daar mag iedereen iets van zeggen, ook kinderen!
In de lessen beginnen en eindigen we met de Rots & Water groet: Groeten is een vorm van respect
6
Afspraken In de lessen weerbaarheid beginnen met de afspraken, zoals deze in de lessen gelden. Afspraken scheppen structuur en vormen een basis voor veiligheid. De bedoeling is dat alle kinderen zich aan de afspraken houden. In de meeste gevallen komen de afspraken overeen met regels die binnen school gelden. Dit zijn de afspraken, die we maken: 1. Alles wat je bij zelfbescherming leert, mag je alleen gebruiken om jezelf te beschermen. Dus niet om een ander lastig te vallen of te pesten. 2. We oefenen zo echt mogelijk bij zelfbescherming. Maar we doen elkaar geen pijn. Doe je een ander per ongeluk pijn, dan zeg je ‘sorry’. 3. In deze les mag je altijd nee zeggen als je iets niet wilt of durft. 4. Lachen is leuk, maar we lachen elkaar niet uit. 5. Als we in de les persoonlijke dingen vertellen, dan blijft dat onder ons. We luisteren goed naar elkaar en roddelen niet over wat er verteld wordt. 6. De ‘beschermer’ mag zeggen hoe hard of hoe zacht we oefenen. 7. Om ongelukken te voorkomen doe je in deze les je sieraden af.
8. We hebben respect voor elkaar en werken samen. Belangrijk! Het schrift van de kinderen is een document waar zij persoonlijke dingen in opschrijven. Het is belangrijk dat de leerkracht dit respecteert en toestemming aan het kind vraagt om de informatie te bekijken. We leren kinderen op deze manier dat niemand het recht heeft om aan persoonlijke bezittingen te komen, zonder toestemming van de persoon, ook volwassenen niet.
7
De lessen gaan over zelfbescherming. Zelfbescherming gaat over opkomen voor jezelf, grenzen aangeven en zorgen voor je eigen veiligheid. Zelfbescherming gaat ook over rekening houden met de grenzen van anderen, zelfbeheersing en respect. Sommige dingen die hierbij horen kunnen kinderen al, andere dingen kunnen ze nog niet zo goed.
Doelen stellen
De volgende onderwerpen worden benoemd in het werkschrift en hebben te maken met weerbaarheid: • • • • • • • • • • • • • • • • •
Respect hebben voor anderen Boosheid durven laten zien Zelfvertrouwen Opkomen voor zichzelf als ze iets niet willen Weten wat ze voelen Nee, zeggen als ze iets niet willen Terugvechten als het nodig is Iets oplossen door het uit te praten Stevig staan Als ik praat, mijn stem duidelijk laten horen Een eigen mening geven Duidelijke lichaamstaal Zelfbeheersing De ander aankijken als ze praten Hulp vragen als ze het zelf niet kunnen oplossen Weten wat een ander voelt Rekening houden met een ander
De bedoeling is dat de kinderen uit de groepen 7 en 8 in de klas kruisjes X (groep 7) of bolletjes 0 (groep 8 ) zetten in de tabel in het werkschrift. Vervolgens kiezen de kinderen twee dingen die ze in de lessen willen leren en vullen deze in. Aan het einde van de lessen is het belangrijk terug te kijken met de kinderen wat ze hebben geleerd en of dit overeenkomst met wat ze hebben ingevuld bij de start. In het werkschrift is ruimte (pag. 44- 45) om na elke les te reflecteren op wat de kinderen hebben geleerd. Het bevordert het leerproces als hier in de klas tijd en aandacht aan wordt besteed.
Belangrijk! Door kinderen doelen te laten stellen en met ze terug te kijken wat is bereikt, worden ze zelf verantwoordelijk voor hun leerproces. Het nemen van eigen verantwoordelijkheid is belangrijk aspect van weerbaarheid.
8
Het programma Het programma: De lessen kenmerken zich door een werkwijze waarbij fysieke, mentale en verbale technieken geïntegreerd worden aangeboden. Door middel van fysieke oefenvormen worden mentale en sociale vaardigheden aangeleerd. De lessen vinden plaats in een gym- of speellokaal. Het introductie programma (groep 1 t/m 5): • • • • • •
• •
Respect en groeten Tros zijn op succes Stevig staan Ja- nee- twijfelgevoel Grenzen De kracht van de stem De taal van het lichaam Stap 1 en stap 2
Het basisprogramma (groep 6 en 7): • • • • • • •
Herhaling van bovengenoemde onderwerpen Een nee gevoel bij de ander Bang zijn en boos zijn Zorgen voor je veiligheid Stap 1,2,3 en 4 Noodsituaties Hulpvragen en hulp geven
Het vervolg- programma (groep 8): • • • •
Herhaling van het basisprogramma Pesten en groepsdruk Veilig op internet Aanraken en kindermishandeling
9
Het werkschrift Het werkschrift In de lagere groepen wordt niet met lesmateriaal gewerkt. Er wordt wel met dezelfde (basis) lesstof gewerkt. De lesstof wordt aangepast aan het niveau van de kinderen. De kinderen in de groepen 7 en 8 krijgen een zelfbeschermingschrift Voor alle leerkrachten is de inhoud van het werkschrift belangrijk en interessant. Het is belangrijk dat volwassenen in de omgeving van het kind eenzelfde boodschap uitdragen. Dit is vooral belangrijk als er sprake is van grensoverschrijdend gedrag, waaronder pesten. In de lessen wordt aan kinderen geleerd de verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gedrag. Dit geldt voor iedereen: ‘dader’ en ‘slachtoffer’. Zorgdragen voor de eigen veiligheid maakt hier een belangrijk deel van uit in de groepen 7 en 8. De onderwerpen die in het programma weerbaarheid (en het werkschrift) aan de orde komen zijn in veel methodes voor sociaal emotionele ontwikkeling terug te vinden (Bijvoorbeeld Leefstijl, PAD, Goed gedaan e.a.). In de lagere groepen is het aan te bevelen te zoeken onderwerpen die aansluiten bij de lesstof voor weerbaarheid. Op die manier worden de kinderen voorbereid om in de hogere groepen ook echt aan de thema’s in het weerbaarheidsprogramma te kunnen werken. In de groepen 7 en 8 werken de kinderen thuis of in de klas met het schrift. Het schrift kan worden gebruikt ter voorbereiding of verwerking van de lesstof die in de weerbaarheidslessen worden behandeld door de trainer. In de lessen weerbaarheid zelf is de tijd te kort (7 lessen per groep van een uur) om te werken in het schrift. De trainers zullen regelmatig verwijzen naar lesstof in het schrift en de kinderen vragen om opdrachten te maken. In overleg met de trainer kan de leerkracht afspreken welke thema’s en/of opdrachten kunnen worden gemaakt ter voorbereiding of verwerking van de praktijkles in de gymzaal. Ja- Nee- Twijfelgevoel Essentieel in het programma weerbaarheid is het concept: JA- NEE- TWIJFEL- gevoel. Het concept geeft een eenvoudig kader voor kinderen om aan te (leren) voelen wat goed en niet goed voelt in verschillende situaties. Ook aanrakingen kunnen in dit concept gevat worden. Een twijfelgevoel heeft eenzelfde status als een nee- gevoel. De picto’s op de volgende pagina’s kunnen worden uitgeprint (eventueel in kleur) en worden opgehangen in de klas.
10
JA-GEVOEL
11
NEE-GEVOEL
12
TWIJFEL-GEVOEL
13
De vier stappen Als kinderen een nee- of een twijfelgevoel hebben, kan dit een signaal zijn, van een grensoverschrijding. In dit geval is het van belang dat het kind in de eerste plaats zelf duidelijk zijn of haar grens aan geeft. Dit wordt zowel met woorden als met lichaamstaal gedaan. In het lesboekje voor kinderen staat welke lichaamstaal hoort bij een nee- gevoel. De vier stappen worden gebruikt bij grensoverschrijdingen.
Dit zijn de vier stappen: Stap 1: Zeg duidelijk wat je niet wilt en waar de ander mee op moet houden. Stap 2: Zeg harder en met duidelijke lichaamstaal dat de ander echt op moet houden en nog een keer waar de ander mee op moet houden. Stap 3: Waarschuw de ander dat je nu actie gaat ondernemen Stap 4: Doe waarvoor je gewaarschuwd hebt. Onderneem actie. Belangrijk is dat de leerkracht het kind stimuleert zelf de situatie op te lossen. Als een kind komt vertellen dat het een nee- gevoel heeft of dat er iets is gebeurd waar het last van heeft, is het van belang te vragen wat het kind zelf al heeft gedaan om het ongewenste gedrag te stoppen. De vraag is:’heb je de vier stappen gebruikt?’ Als het kind de stappen heeft gebruikt, is het van belang dat het samen met de leerkracht een oplossing kan vinden voor het probleem. Kinderen die grensoverschrijdend gedrag vertonen, moeten leren te stoppen als een ander kind duidelijk aangeeft dat het een nee- gevoel heeft. (zie werkboekje pag.18).
14
Het gebruiken van de vier stappen zal niet in alle situaties uitkomst bieden. Soms kunnen kinderen het echt niet zelf op lossen. Het is belangrijk dat zij dan weten hoe ze hulp kunnen vragen en bij wie.
Hulp bij problemen
Hulp vragen is een vorm van zelfbescherming! Dit is wat we kinderen leren in de weerbaarheidslessen: Wat moet je vertellen als je om hulp vraagt? • • •
Wat jouw probleem is en wat er precies is gebeurd. Hoe je je voelt. Hoe jij geholpen wilt worden.
Dit noemen we de ‘VRAAG- HULP- LIJST’. Belangrijk is dat kinderen ook leren dat ze elkaar kunnen helpen, samen sta je sterker. In de lessen leren kinderen ook hoe ze anderen kunnen helpen en tegelijkertijd wat iemand zegt die je kan helpen. Dit is wat de kinderen leren: Als je bij iemand komt voor hulp, dan is het fijn als diegene tegen je zegt: • • • •
Ik geloof wat je zegt. Wat vervelend voor je dat dit is gebeurd. Ik ben blij dat je het mij verteld hebt. Ik ga kijken of ik je kan helpen.
Dit noemen we de ‘GEEF- HULP- LIJST’.
Leer kinderen waar en wanneer ze zelf hulp kunnen vragen zowel binnen de school als buiten de school! Leer kinderen ook aan wie ze hulp kunnen vragen buiten ouders, familie en leerkrachten als dat nodig is! Zorg dat informatie aanwezig, zichtbaar en toegankelijk is voor de kinderen!
15
Veiligheid Het is belangrijk dat kinderen zelf leren zorgen voor hun eigen veiligheid. Kinderen leren van hun ouders dat ze niet mee mogen gaan met vreemden. Maar wie noem je vreemd? En waarom is het niet veilig om mee te gaan? Zorgen voor je veiligheid en op welke manier je dat kunt doen is een belangrijk thema om met kinderen te bespreken We weten dat de meeste mensen goede bedoelingen hebben, maar helaas zijn er ook mensen met slechte bedoelingen. Niemand kan aan de buitenkant zien wat voor bedoelingen een persoon heeft. Daarom moeten kinderen zelf leren zorgen voor hun eigen veiligheid. In de lessen zelfbescherming leren we kinderen over de drie vragen voor veiligheid: Als iemand aan een kind vraagt om iets te doen en het kind kent die persoon niet heel erg goed, dan kan het zichzelf de volgende drie vragen voor veiligheid stellen: 1. 2. 3.
Heb ik een ja- gevoel, nee- gevoel of een twijfel- gevoel? Als ik 'ja' zeg, is er dan iemand die weet waar ik ben? Als ik 'ja' zeg en ik kom in de problemen, is er dan iemand die mij helpt? helpen?
Als op één van deze vragen het antwoord "nee" is, of het antwoord is "ik twijfel", dan moet je het niet doen.
1 x NEE = NEE!! Dit noemen we ‘ de drie vragen voor veiligheid ’.
Dit concept kan met kinderen in de klas besproken en geoefend worden. Bespreek met de kinderen wie voor hen een vreemde is. In het werkschrift staan opdrachten en voorbeelden die in de klas kunnen worden besproken. Oefen met de kinderen ook de drie vragen voor veiligheid in ‘stel dat…’ situaties. Omdat veel kinderen tegenwoordig gebruik maken van internet wordt er in het werkschrift aandacht besteed aan veiligheid op het internet.
16
Bijlagen: -
Bijlage 1: Adviezen voor leerkrachten
pag. 18
-
Bijlage 2: De Weerbaarheidsschaal
pag. 21
-
Bijlage 3: Werken aan een positief sociaal emotioneel klimaat
pag. 23
-
Bijlage 4: Belangrijke adressen en websites
pag. 26
-
Bijlage 5: Literatuur
pag. 29
17
Bijlage 1 Adviezen voor leerkrachten1: Let op de rolverdeling Kinderen geven veel informatie over hun weerbaarheid door hun positie in de groep. Wanneer je samen met een collega of extern persoon een groep begeleidt, kan het handig zijn af en toe een van de twee de tijd te geven de groep te observeren. Wie is de leider, welke kinderen blijven voordurend bij een dergelijke leider in de buurt, wie is populair, welk kind wil heel graag zijn eigen zin doordrijven, welk kind zit veel alleen, welk kind mag af en toe meedoen met een groepje, maar valt ook vaak af, welk kind houdt zich vaak afzijdig en zit in een hoekje. Gebruik de weerbaarheidschaal2 Op de weerbaarheidschaal kun je een waardering geven voor de mate van weerbaarheid bij een kind op een schaal van 1 tot en met 10. Het kan handig zijn de schaal voor elk kind in te vullen. Je kunt dan gelijk nagaan of een kind meer aansporing kan gebruiken, afgeremd moet worden of dat je juist geen actie moet nemen. Bovendien kun je met ouders overleggen hoe weerbaar zij hun kind schatten. Overeenkomsten of verschillen geven veel handvatten voor de opvoeding Geef iedereen positieve aandacht Alle kinderen willen graan positieve aandacht krijgen, maar het is niet altijd makkelijk iedereen evenveel positieve aandacht te geven, als je een groep moet begeleiden. Vooral bij kinderen die aan de uiteinden van de weerbaarheidschaal zitten kan dat wel eens moeilijk zijn. Ze hebben veel aansporing nodig, of je moet ze juist veel corrigeren zodat ze andere kinderen niet tekort doen. Ga af en toe bij jezelf na wat de kinderen uit de groep bij je oproepen en met je doen. Let ook eens op welke opmerkingen ze onwillekeurig bij je ontlokken…. Zeg welk gedrag goed is Goed zo! Fijn gedaan! Wanneer je veel kinderen moet begeleiden worden dergelijke opmerkingen snel gemaakt. Maar de kinderen weten dan niet tegen wie je het eigenlijk hebt. Het is belangrijk om het betreffende kind bij de naam te noemen en concreet te omschrijven wat je zo goed of zo fijn vindt:’ik vind het heel goed dat jij je schriften hebt opgeruimd’ of ‘ik vind het fijn dat je duidelijk hebt verteld wat er aan de hand is’. Stel passende eisen In een groep kinderen gelden vaak groepsregels. Maar er zitten tussen kinderen in een groep wel zeker persoonlijke verschillen. Passende eisen geven een kind het gevoel iets te kunnen, het vergroot het gevoel van zelfvertrouwen en dit is de basis voor weerbaarheid. Sommige kinderen komen zo hulpeloos over, dat je ze snel even helpt. Ga uit van wat ze kunnen en steun ze met opmerkingen als: ‘probeer het maar, ik weet zeker dat je het kunt’ of: ‘het geeft niet als het niet meteen lukt’
1 2
Uit themapakket Weerbaarheid 4- 12 jaar Zie bijlage 2: de weerbaarheidsschaal 18
Adviezen leerkrachten Geef passende beloningen Een weerbaar kind kan trots zijn op zijn prestaties. Heeft hij iets moeilijks gedaan, besteed dan serieus aandacht aan wat hij/zij deed. Op andere momenten is een complimentje voldoende. Als twee kinderen samen spelen is het belangrijk goed zicht te hebben op ieders aandeel, zodat ze beiden de juiste beloning kunnen krijgen. Gebruik duidelijke regels Regels en grenzen geven ieder kind houvast. Zo weten ze wat mag en wat er gebeurt als ze een regel overtreden. Wees wel flexibel. Door de regels aan te passen aan wat een kind aankan, stimuleer je de ontwikkeling en vergroot je het zelfvertrouwen. Geef positieve kritiek Kinderen moeten zich aan regels houden, dat geldt zeker in een groep. Soms worden regels overtreden. Kinderen mogen wel horen wat ze fout deden, maar zorg dan dat je precies weet wat er gebeurde. Geef exact aan wat je hoorde en zag, en hoe je het anders wilt. Bijvoorbeeld: ‘jongens, ik hoorde heel veel lawaai, en nu ligt de stoel om, ik weet niet wie het heeft gedaan, maar niemand mag een stoel omgooien’. Dit is duidelijk en de kinderen weten wat er fout was. Maak gebruik van lichaamstaal Als je vindt dat een kind iets goed deed, zorg dan voor lichaamstaal die daarbij past, zoals blij kijken, duim opsteken, goedkeurend knikken enz. Als een kind iets niet goed deed, pas dan ook je toon en de gelaatsuitdrukking aan. Kijk bozer, kijk wat scherper. Lichaamstaal werkt goed in de groep. Kinderen hoeven maar naar je te kijken om te weten hoe je je voelt. Let op de lichaamstaal van de kinderen Een boze rimpel, gebalde vuisten, opgetrokken schouders, naar beneden kijken…. Dat geeft informatie over gevoelens. Als je op lichaamstaal let, hoef je niet zoveel aan kinderen te vragen. Bovendien kun je ze vertellen wat je ziet. Kinderen beseffen het vaak zelf niet dat hun lichaam informatie geeft. Je kunt op deze informatie inspelen door het te benoemen: “Je zit zo met je wenkbrauwen te fronsen, ik denk dat het moeilijk voor je is, heb je hulp nodig?” Weten hoe je je voelt en dat onder woorden kunnen brengen is een belangrijk aspect van weerbaarheid. Door zelf een voorbeeld te zijn en te letten op de lichaamstaal van de kinderen, kun je een belangrijke bijdrage leveren. Respecteer gevoelens Een belangrijk element van weerbaarheid is het handelen naar je gevoel. Een kind dat zich boos, angstig, of verdrietig voelt… daar moet je begrip voor hebben. Maar dat is in een klas soms wel lastig. Kinderen houden niet altijd rekening met elkaar. En door de groep zie je als leerkracht niet zo snel hoe kinderen zich voelen. Let daarom op signalen als opvallend gedrag of afzondering. Je kunt een kind dat zich onprettig voelt helpen door naar hem/haar toe te gaan, te zeggen wat je ziet en hoe je denkt dat hij zich voelt. Je merkt vanzelf of dat klopt. Dwing een kind niet om iets te doen als je merkt dat hij het daar echt moeilijk mee heeft. Een kind moet leren vertrouwen op zijn gevoel: een nee gevoel is een nee gevoel 19
Adviezen leerkrachten Geef ruimte voor hun eigen mening Alle kinderen zijn verschillend. Dat betekent ook dat je niet kunt verwachten dat alle kinderen van zingen houden, dat ze allemaal willen rekenen en ook buiten spelen. Als je wilt dat kinderen in moeilijke situaties voor hun mening uit durven komen, zullen ze dat moeten leren in een vertrouwde omgeving. Let daarom op de manier waarop je dingen aankondigt. Zeg je bijvoorbeeld ‘’kom op zingen is leuk’, rekenen is heel erg fijn, dan kan een kind het gevoel krijgen dat hij raar is, omdat hij niet van rekenen houdt of zingen akelig vind. Je kunt het beste ‘ik boodschappen’ geven: Ík vind rekenen heel erg leuk, en jij? Wat vind jij leuk? Wat vind jij leuk? De mening van kinderen kan overigens wel losstaan van bepaalde regels en grenzen die je nu eenmaal moet hanteren. Deel je zorgen Denk je dat het niet goed gaat met een kind, houd dan twee weken bij wat je opvalt. Wat doet hij juist wel of juist niet? Wat zegt hij? Hoe reageert hij op anderen? Dat geeft een duidelijk beeld. Bespreek je zorgen met je collega’s. Je aantekeningen vormen ook een goed uitgangspunt voor een gesprek met de ouders. Misschien hebben ze een verklaring voor het gedrag. Misschien delen ze je zorg. Samen kun je de beste aanpak bespreken. Zorg voor een open sfeer Weerbare kinderen weten wanneer ze hulp moeten in roepen. Een open sfeer in de school, waardoor kinderen het gevoel hebben over alles te kunnen praten, stimuleert kinderen die hulp zonnodig in te roepen. Blijf oefenen Met het ene kind heb je prima contact, terwijl je tot het andere kind geen toegang krijgt. Soms verloopt de dag perfect en op een ander moment slaan je lessen totaal niet aan. Je kunt jezelf daarop aanvallen, maar daar heeft niemand wat aan. Eis niet teveel van jezelf, maar begin elke dag weer met een schone lei. Oefening baart kunst, gewoon blijven oefenen.
20
Bijlage 2 De weerbaarheidsschaal: betekenis van de 7 scores Niet alle kinderen/volwassenen zijn even weerbaar. Een instrument dat kan helpen om het niveau van weerbaarheid te bepalen (bij zowel kinderen als volwassenen) is de weerbaarheidsschaal. De weerbaarheidsschaal bevat 7 scores: 1. Totaal niet weerbaar 2. Niet zo erg weerbaar 3. Een beetje weerbaar 4. Redelijk weerbaar 5. Goed weerbaar 6. Bijzonder weerbaar 7. Te weerbaar Deze weerbaarheidsschaal kun je gevoelsmatig invullen: hoe schat je de kinderen individueel in als het om weerbaar gedag gaat? Je kunt ook kijken hoe je jezelf of collega’s inschat op de schaal. Het is belangrijk een inschatting van de beginsituatie van de kinderen te maken. In de lessen weerbaarheid is de weerbaarheid van de individuele kinderen uitgangspunt. Het doel is kinderen te helpen hun gedrag positief te beïnvloeden zodat zij krachtig in het leven kunnen staan. Score 1: Totaal niet weerbaar: Het kind weet niet hoe het zich een plaatsje in de groep moet veroveren. Het durft niet voor zichzelf op te komen en trekt zich meestal terug. Het laat anderen nogal eens over zich heen lopen. Het kind heeft geen zelfvertrouwen. Score 2: Net zo erg weerbaar: Het kind heeft er moeite mee zich een plek te verwerven in de groep. Het heeft vaak steun en duwtjes in de rug nodig en zal zich terug willen trekken zodra het moeilijk wordt. Het komt slecht voor zichzelf op en heeft weinig zelfvertrouwen. Het voelt zich prettiger bij heel jonge kinderen, vanwege het natuurlijke overwicht en het zoekt contact met veel oudere kinderen, die ontfermen zich over hem/haar en er is geen sprake van concurrentie. Score 3: Een beetje weerbaar: Een kind dat een beetje weerbaar is kan zich een plek verwerven in de groep wanneer hij zich gesteund voelt, bijvoorbeeld doordat een vriendje aanwezig is, of doordat hij gevraagd wordt mee te doen. Hij voelt zich zeker als hij iets goed geoefend heeft of weet dat hij iets kan. Hij vindt het moeilijk voor zichzelf op te komen. Maar hij probeert het wel en hij is trots wanneer iets lukt. Maar krijgt hij kritiek, dan raakt hij van zijn stuk.
21
Weerbaarheidsschaal Score 4: Redelijk weerbaar: Het kind kan zich aardig een plek verwerven in de groep, ook als hij alleen komt. Hij kan aansluiting vinden bij leeftijdgenootjes en hij voelt zich best zeker in dit contact. Er zijn wel momenten waarop het kind twijfelt aan zijn kunnen en steun nodig heeft om voor zichzelf op te komen. Soms laat het kind zich overheersen door kinderen met een ‘grotere mond’. Score 5: Goed weerbaar: Een kind dat goed weerbaar is heeft over het algemeen een vaste plaats in de groep en bezit voldoende zelfvertrouwen. Het kind legt makkelijk contact en heeft zo’n prettige uitstraling, dat er altijd kinderen naar hem toekomen. Er zijn ook kinderen met een sterkere persoonlijkheid of een grotere mond, maar dat deert het kind niet. Overigens: goed weerbaar zijn betekent niet dat een kind per definitie altijd voor zichzelf op durft te komen. Er zijn situaties waarin hij het veld moet ruimen, maar over het algemeen kan hij dat wel accepteren. Hij is in ieder geval sterk genoeg zichzelf te handhaven. Score 6: Bijzonder weerbaar: Het kind bepaalt wat er in de groep gespeeld wordt. Anderen sluiten zich bij hem aan. Hij is degene om wie het draait. Hij weet zich uitstekend te weren en bemoeit zich gerust met ruzies van anderen. Hij durft dingen terug te pakken. Hij straalt zelfvertrouwen uit en dat kan anderen aansteken. Het kan hen echter ook timide maken. Hij is niet bang zijn mening te uiten en verwacht dat eigenlijk ook wel van anderen. Het kind kan wel overheersend overkomen. Hij durft wel erg veel. De vraag is soms of hij niet een beetje moet dimmen? Score 7: Té weerbaar: Een kind dat te weerbaar is, draaft op alle gebieden door. Hij gaat ervan uit dat hij altijd de leider is, ook al vinden anderen van niet. Hij wil bepalen wat er gespeeld gaat worden. En als hij een speeltje nodig heeft, pakt hij het gewoon af. De kracht die hij uitstraalt kan voor anderen handig zijn wanneer ze een ‘knokker’ nodig hebben. Maar hij zal niet als eerste uitgekozen worden voor een spelletje. Hij is te overheersend en zal geen rekening houden met de wensen en gevoelens van anderen. Hij neemt voortdurend net iets teveel ruimte in. Hij is te druk, te snel boos, verstoort de rust. Het lijkt of hij nooit onzeker is, maar onder al die bravoure zit vaak een klein hartje.
22
Bijlage 3 Werken aan een positief sociaal emotioneel klimaat Ontwikkelschets groep 1-23 Het toenemend ik- besef vraagt in deze periode om veel ondersteuning bij de ontwikkeling van een realistisch en positief zelfbeeld. Dit is ook bij uitstek de periode waarin kinderen door spel laten zien wat zij oppakken uit de socialisatie in gezins- en familieverband. Als gevolg van het toenemend ik- besef worden kinderen zich bewust van de eigen kwetsbaarheid. Hierdoor hebben ze nogal eens last van angstgevoelens. Ook is er in deze periode vaak sprake van sterk wisselende emoties. Jonge kinderen uiten zich heel veel met hun lichaam en hebben grote behoefte aan lichamelijk contact. Door kinderen de gelegenheid te geven gevoelens en gedachten te uiten, er met elkaar over te praten, leren ze met eigen gevoelens en gedachten om te gaan. Deze ondersteuning door volwassenen is niet in elke groep gebruikelijk. Kleuters zijn meestal nog te zeer op zichzelf gericht om zich in te kunnen leven in de ander. Ze gaan ervan uit, dat de ander net zo denkt en voelt als zij. Langzamerhand beginnen ze overeenkomsten en verschillen op te merken. Ze ontdekken het anders- zijn van de ander. Zeker in situaties waarin kinderen in contact komen met een omgeving waarin de verschillen samenhangen met etnische verschillen. Leraren kunnen de ontwikkeling stimuleren door regelmatig sociaal gevoelig gedrag en het inlevingsvermogen te versterken. Verder leren de kinderen al doende om te gaan met conflicten, afspraken en regels. En ontdekken ze het belang daarvan. Vooral in de kleutergroepen gaan er vaak geen vijf minuten voorbij zonder 'sociaal verkeersongeval'. Deze situaties zijn belangrijke oefenmomenten voor het leren omgaan met conflicten. Iedere kleuter brengt een eigen wereld met zich mee. Vooral de school brengt hen in aanraking met andere opvattingen en gewoonten. Kleuters laten zich erg gemakkelijk beïnvloeden. Zowel positieve als negatieve invloeden krijgen alle ruimte, want waarden en normen beginnen zich nog maar net te ontwikkelen. Goed en slecht zijn nog vage begrippen en gedrag wordt beoordeeld op de materiële gevolgen en niet op de achterliggende bedoelingen. De dagelijkse praktijk biedt volop aanknopingspunten om kinderen te laten zien en ervaren dat mensen soms verschillende opvattingen hebben. Naarmate de verschillen tussen thuis en `buiten' groter zijn of als groter beleefd worden door de ouders, zijn kinderen zich soms eerder bewust van `wat hoort en wat niet'.
3
Uit www.sociaalemotioneel.nl
23
Sociaalemotioneel Klimaat Ontwikkelschets groep 3-4 Door het toenemend ik- besef en het besef bij een bepaalde groep te horen, gaan de kinderen in deze periode steeds nadrukkelijker reflecteren op zichzelf: mogelijkheden, beperkingen, (uiterlijke) kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen. Nieuw daarbij is dat ze zichzelf ook steeds nadrukkelijker gaan vergelijken met anderen. Deze nadere kennismaking vraagt veel ondersteuning, gericht op de ontwikkeling van een realistisch en positief zelfbeeld. Bij allochtone kinderen spreken we ook wel van een positieve etnische identiteit. Aanvankelijk zijn stemmingswisselingen nog heel gewoon. Langzaam maar zeker worden de kinderen evenwichtiger. In het begin kennen ze vaak nog veel angsten die voor een deel samenhangen met de veranderende schoolsituatie: andere en tegenstrijdige eisen, meer pressie thuis om toch vooral maar goed je best te doen. Kinderen in deze leeftijdsgroep identificeren zich nog heel sterk met hun ouders of verzorgers en ook met oudere kinderen (imiteren van gedrag). Daarnaast gaan ze zich meer richten op en identificeren met leeftijd- en seksegenootjes. Ze doen hierbij steeds meer ervaring op met agressief gedrag, eer ophouden, conflicten, wedijver, opkomen voor eigen recht en rekening houden met anderen. Door de voortgaande sociale ontwikkeling kan in deze leeftijdsperiode belangrijke vooruitgang worden geboekt in het leren omgaan met conflicten, afspraken en regels. Deze vooruitgang is mogelijk omdat de kinderen in toenemende mate in staat zijn zich te verplaatsen in de gevoelens, wensen, opvattingen en de situatie van anderen. De voortgang is mede afhankelijk van de inzet van volwassenen die oog hebben voor de culturele verschillen tussen gezin en omgeving. Ze worden wat onafhankelijker en gaan eigen gedrag en dat van anderen meer vanuit ethisch oogpunt beoordelen. Aanvankelijk worden spelregels en normen nog zeer star toegepast. In toenemende mate wordt gedrag echter beoordeeld op de bedoeling die er achter ligt. Ontwikkelschets groep 5-6 Kinderen vertonen in deze periode over het algemeen een toenemende mate van emotionele stabiliteit en een redelijke dosis zelfvertrouwen. Ze worden zich ervan bewust dat eigenschappen en vaardigheden niet vastliggen, maar zich ontwikkelen onder invloed van leeftijd, oefening en sociale omgeving. Ze richten zich steeds sterker op leeftijd- en seksegenoten (identificatie) en zijn ook steeds beter in staat zich in te leven in de ander en daarmee rekening te houden. Het verwerven van een plaats en van status binnen de groep geeft nogal eens nabootsing van gedrag van de meest actieve of dominante groepsleden te zien. Soms ontstaat de neiging stoer te doen of indruk te maken (verhoogd veiligheidsrisico).
24
Sociaalemotioneel Klimaat Ze vertonen een toenemende mate van onafhankelijkheid, laten steeds, meer een eigen mening horen en claimen meer eigen verantwoordelijkheid. Dit gaat vaak gepaard met een grotere gevoeligheid voor ethische consequenties van gedrag en een grotere interesse voor achterliggende bedoelingen en opvattingen (veel waarom- vragen). Daarnaast laten ze in toenemende mate zien wat in de eigen etnische groep waardevol/nastrevenswaardig gevonden wordt. Door de confrontatie met de `eisen' van de Nederlandse samenleving kan de situatie optreden van niet goed kunnen kiezen tussen twee culturen. Onder invloed van ouders, leerkrachten, vrienden en media nemen in deze periode ook de vooroordelen toe. Dit is vaak sterker bij kinderen met een autoritaire persoonlijkheid en met een etnische identiteit waarin de eigen groep als dominant wordt beschouwd. Ontwikkelschets groep 7-8 We zien in deze periode de behoefte aan zelfstandigheid, privacy, een eigen mening en eigen verantwoordelijkheid sterk toenemen. Kinderen worden vaak als oudsten aangesproken: medeverantwoordelijkheid voor jongere kinderen, corveewerkzaamheden. Bij allochtone kinderen kan de gerichtheid op de eigen groep / de eigen etniciteit zich bijvoorbeeld uitdrukken in terughoudendheid of in het beschermen van de eer van de eigen groep. De toegenomen zelfstandigheid uit zich vaak in een kritische houding tegenover voorschriften en gedragingen van opvoeders en andere volwassenen. Daarnaast is er een toenemende behoefte aan conformering aan leeftijdgenoten. Normen en gewoonten van de leeftijdsgroep worden hierdoor belangrijker. Voor allochtone kinderen geldt daarnaast een sterker wordend bewustzijn van de etnische elementen in de eigen identiteit. Verder doet ook de puberteit langzamerhand zijn intrede. Doordat sommige kinderen enkele jaren eerder of later de puberteit binnenstappen, bestaan er grote onderlinge verschillen. De heroriëntatie op andere waarden en normen, wijzigingen in de omgang met leeftijdgenoten, toegenomen verantwoordelijkheid en veranderingen op het hormonale vlak zorgen vaak tijdelijk voor een zekere emotionele instabiliteit en verminderd zelfvertrouwen. Hierdoor is extra aandacht gewenst voor het zelfbeeld en het omgaan met gevoelens die voortkomen uit: lichamelijke veranderingen (beugel, borstontwikkeling, menstruatie), de relatie met leeftijdgenoten (voor paal staan, erbij willen horen, stoer gedrag, rolpatronen) en de toenemende druk van ouders en de confrontatie met eigen mogelijkheden en beperkingen (Cito-toets, schoolkeuze).
25
Bijlage 4 Belangrijke adressen en websites Kindertelefoon (gratis)
tel. 0800-04 32
www.kindertelefoon.nl Elke dag tussen 14.00 en 20.00 uur. Je kunt de kindertelefoon bellen als je ergens mee zit, geeft niet wat. Je hoeft je naam niet te zeggen als je dat niet wilt. Je kunt op de website ook chatten en bellen met je mobiele telefoon is ook gratis. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
tel. 0118–67 76 88
www.amk-nederland.nl Dag en nacht bereikbaar, 7 dagen per week. Iedereen kan hier (anoniem = zonder je naam te noemen) melding doen van een geval van kindermishandeling en seksueel geweld binnen het gezin. Zij gaan het dan onderzoeken en blijkt het te kloppen, dan proberen zij hulpverlening op gang te brengen. Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland
tel. 0900 – 222 03 33
www.huiselijkgeweld.nl Heb je behoefte aan een luisterend oor of wil je informatie en advies over huiselijk geweld, bel dan anoniem met het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (0,05 ct/per minuut) 7 dagen per week, dag en nacht bereikbaar. Kijk ook op www.huiselijkgeweldzeeland.nl Bureau Jeugdzorg
tel. 0118-67 76 00
www.bjz-zeeland.nl Bureau Jeugdzorg Zeeland helpt kinderen en ouders bij vragen en problemen met opgroeien en opvoeden. Bureau Jeugdzorg Zeeland geeft aandacht waar nodig, ondersteunt waar kan, beschermt en houdt toezicht waar moet. SGJ Toegang
tel. 033-475 33 00
www.sgj.nl Misschien heb je thuis of op school problemen. Vaak zoek je hulp bij je ouders, een huisarts of leerkracht. Maar je kunt ook altijd SGJ Toegang bellen. SGJ is een landelijk werkende instelling voor christelijke jeugdzorg. Elke werkdag tussen 8.30 – 17.00 uur kun je bellen naar SGJ Toegang. Je kunt ook e-mailen:
[email protected]
26
Adressen en websites Chris kindertelefoon
tel. 078-631 23 00
www.chris.nl Chris biedt een luisterend oor en een helpende hand aan kinderen en tieners. Ze kunnen altijd bij Chris terecht. Wat er ook met hen is! Dit kan door te bellen, te mailen
[email protected] en door te chatten via de website Jongeren Informatie Punt (JIP)
tel. 0118-62 46 06
www.jip.org of www.members.lycos.nl/jipmiddelburg Het Jongeren Informatie Punt Middelburg/Veere is voor jongeren vanaf 10 jaar. Je krijgt op het JIP antwoord op al je vragen over rechten, school, geld, gezondheid, wonen, hulp, drugs, geweld, seks en alles wat je verder kunt bedenken. Je kunt er terecht voor informatie, advies of ondersteuning. Voor adres en openingstijden kijk op de website. Pesten en kindermishandeling www.pestweb.nl Heel veel informatie over pesten. www.goetfoud.nl Een website met informatie over allerlei vormen van geweld. www.kidstegengeweld.nl Een website voor kinderen tegen (zinloos) geweld. www.weetwatjetypt.nl Een website over pesten via internet. www.kindermishandeling.nl Informatie over kindermishandeling. www.lover-boys.nl www.beawareofloverboys.nl Beide websites bevatten informatie over de preventie en aanpak van de loverboyproblematiek. www.kindermishandeling.info Website van het Expertisecentrum Kindermishandeling, onderdeel van NIZW Jeugd, met informatie, feiten en cijfers over (de aanpak van) kindermishandeling
27
www.kindermishandeling.nl Site over kindermishandeling voor kinderen en Jongeren. Op de site staan veel verwijzingen naar verhalende boeken over het thema
Adressen en websites
www.dagvanrespect.nl Een website over respect. www.worldpeaceflame.nl Een website over wereldvrede www.kinderrechten.nl Een website over de rechten van het kind Themasites weerbaarheid www.actiepuntzeeland.nl Website van het steunpunt fysieke en mentale weerbaarheid Zeeland www.weerbaarheid.nu Algemene informatie over fysiek/mentale weerbaarheid www.bwz.nu Site van de Beroepsvereniging Weerbaarheid en Zelfverdediging met informatie over en voor erkende docenten en opleidingen www.komopvoorjezelf.nl Website van het programma ‘Kom op voor jezelf' (een variant op het Marietje Kessels Project) zoals deze in Utrecht wordt uitgevoerd. www.rotsenwater.nl Rots en Water is een oorspronkelijk voor jongens ontwikkelde psychofysieke training. Uit eigen beweging Website met informatie over de training Ho, tot hier en niet verder...! www.weerbaarheidinbasisonderwijs.nl Weerbaar in het Basisonderwijs (WIBO) is een variant op het Marietje Kessels Project, dat in Groningen wordt uitgevoerd www.weerbaar.info Informatiepakket sociale weerbaarheid voor kinderen. Onderwijs en veiligheid: www.gezondopschool.nl Biedt een overzicht van les- en achtergrondmateriaal over gezondheid en sociale veiligheid op school. De site bevat tevens de ‘SchoolSlag' checklist waarmee de kwaliteit van 28 preventieprogramma's voor scholen is beoordeeld. www.sociaalemotioneel.nl De databank biedt informatie over het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen in het basisonderwijs.
28
Bijlage 5 Literatuur Ykema, F., Rots en water: een psychofysieke training voor jongens: praktijkboek. - Amsterdam: SWP, 2002. Behoort bij: Het rots en water perspectief: basisboek. - ISBN 9066654589 /ISBN 9066654597 Praktijkboek voor docenten met verschillende oefeningen en trainingen voor jongens (maar ook voor meisjes). In een groep leren de leerlingen weerbaar te worden tegen dreigingen van buiten maar ook leren ze bewustwording van de eigen kracht en zelfvertrouwen. Ykema, F., Het rots en water perspectief: een psychofysieke training voor jongens: basisboek. - Amsterdam: SWP, 2002. Behoort bij: Het rots en water perspectief: praktijkboek. - ISBN 9066654597/ ISBN 9066654589 Basisboek voor docenten met achtergronden en informatie over de methode Rots en Water. Zie ook www.rotsenwater.nl Helvoort, K. van en Y. Clarijs, Handboek Marietje Kesselsproject: weerbaarheidsvergroting bij kinderen van 10 tot 13 jaar. - Utrecht: NIZW, 1999. - 386 p ISBN 9050508049 Herkomst: SWP Uitgeverij. Een handboek van het Tilburgse model over het weerbaarheidvergroting van kinderen in situaties van machtsmisbruik. Deel 1 bestaat uit een beschrijving van de activiteiten die voor, tijdens en na de lessenserie aan de orde zijn. Deel 2 Gaat over het opzetten van een MKproject: het draagvlak, de financiering en de voorwaarden. In deel 3 staan de lessen zelf beschreven, voorafgegaan door informatie over het lesgeven en het lesprogramma. Kool, J., Ho, tot hier en niet verder...!.:training in sociale weerbaarheid voor kinderen van 7 tot 12 jaar en hun ouders [handleiding]. - Leuven: Acco, 2001. Deze training richt zich tot kinderen van 7 tot 12 jaar en hun ouders. Zij is geschikt voor kinderen met problemen ten gevolge van pesten en kinderen met sociale angst of bewegingsangst. Ook kinderen met kenmerken van ADHD, NLD of milde vormen van contactstoornissen kunnen baat hebben bij deze training. De kinderen wordt een leerervaring aangereikt, waarbij de volwassenen (therapeuten, ouders, leerkrachten) structurerend, voorwaardenscheppend en mediërend aanwezig zijn. Deze uitgave bestaat uit een handleiding voor therapeuten, begeleiders en leerkrachten die met kinderen werken aan sociale weerbaarheid en vaardigheid. Er is ook een cursusboek voor de kinderen en een cursusboek voor de ouders beschikbaar.
29
Literatuur Krachtige kinderen: lespakket voor seksuele weerbaarheid voor kinderen, CAW De Poort. - Brugge: CAW De Poort, [2002]. Herkomst: CAW De Poort, Brugge, 0032 50 336970 Een lespakket voor kinderen in de onderbouw van de basisschool (6-8 jaar) bestaand uit een boekje voor de leerkracht, het lesprogramma, een boekje voor het kind (10 ex.), krachtketting voor kind en voor de knuffel (ieder 10 ex.) en 10 badges. De centrale boodschap van het pakket luidt: 'krachtige kinderen zijn weerbare kinderen'. Het boek voor de leerkracht bevat informatie over seksueel misbruik en over de ingrediënten van het weerbaarheidsprogramma. Het lesprogramma bevat drie 'toverlessen' waarin een veelheid van methodieken (verhalen, liedjes, kringgesprekken, werkbladen, rollenspelletjes, muziekspelletjes) worden aangewend. Thema's die aan bod komen zijn: verschil tussen `vechten' en `krachtig- zijn'; ja- plekjes, nee- plekjes, `ik- weet- nietplekjes en ja-, nee leren zeggen, goede- en slechte geheimen, schuldgevoelens. Er staan ook lessuggesties voor integratie in andere lessen in.
30