Informa is het informatiebulletin voor relaties en andere geïnteresseerden
INfORMA jaargang 2013 nr. 2
De Informa informeert u over fiscale en aanverwante aangelegenheden.
VARSSEVELD Dames Jolinkweg 52 7051 DL Varsseveld Tel 0315-270000 Fax 0315-270011
AALTEN Polstraat 1 7121 DH Aalten Tel 0543-477577 Fax 0543-477411
DOETINCHEM Terborgseweg 49a 7001 GN Doetinchem Tel 0314-377850 Fax 0314-377851
DUIVEN Ratio 14 6921 RW Duiven Tel 026-3620878 Fax 026-3620022
[email protected]
Neemt u ook eens een kijkje op onze website
www.wenv.nl
Disclaimer Bij de samenstelling van deze uitgave is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. De mogelijkheid bestaat dat sommige informatie na verloop van tijd verouderd of niet meer juist is. Westerveld en Vossers kan geen aansprakelijkheid aanvaarden voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen op basis van informatie in deze uitgave.
Duurzaam zonne-energiesysteem voor kantoor Varsseveld Onlangs heeft leverancier Inteqnion Solar uit Aalten een zonne-energiesysteem geplaatst bij Westerveld en Vossers in Varsseveld. Met behulp van een hijskraan zijn er circa 80 zonnepanelen op het platte dak van Westerveld en Vossers geplaatst en geïnstalleerd. Westerveld en Vossers investeert hiermee in een duurzame energievoorziening op de lange termijn. Het zonne-energiesysteem zal namelijk naar verwachting worden terugverdiend na circa 10 jaar, uitgaande van de prijsstijgingen van elektriciteit in de afgelopen jaren. Overweegt u ook een zonne-energiesysteem? Met behulp van de Energie-investeringsaftrek (EIA) is het fiscaal gezien mogelijk om – naast de normale afschrijving van het zonnestroomsysteem – ook nog eens 41,5% extra af te trekken van de fiscale winst. Dit geldt zowel voor de zonnepanelen als de voorzieningen voor de overgang naar een duurzame energieopwerkking. Daarnaast kunt u in enkele gevallen in aanmerking komen voor de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en/of de willekeurige afschrijving Milieuinvesteringen (Vamil). Echter, indien er gebruik gemaakt wordt van de MIA of Vamil is het niet mogelijk om gebruik te maken van de EIA. Daarnaast zijn er enkele andere zaken waar u rekening mee dient te houden. Westerveld en Vossers kan u hierbij helpen. We nodigen u uit om eens vrijblijvend te informeren naar onze ervaringen en de mogelijkheden omtrent de diverse subsidies en (investerings)aftrekken. U kunt hiervoor contact opnemen met de heer André Loesink (tel. 0315- 270 000).
Financiële armslag voor (startende) huizenbezitters Huiseigenaren en starters op de koopmarkt krijgen steun van de overheid. In februari heeft het kabinet samen met diverse coalitiepartijen overeenstemming bereikt om de problemen op de woningmarkt aan te pakken. Wat zijn de belangrijkste maatregelen uit dit woonakkoord? Extra hypotheek De meest in het oog springende maatregel is wel de mogelijkheid om naast de hypotheek waarop wordt afgelost, een tweede lening af te sluiten tot 50% van de woningwaarde. Met deze tweede lening kan een deel van de aflossing van de eigenwoninglening worden gefinancierd. Deze lening kunt u binnen 35 jaar aflossen. Groot voordeel is dat starters meer financiële armslag hebben op de woningmarkt. Belangrijk nadeel is dat de rente op deze tweede lening niet aftrekbaar is. Wel kwalificeert de lening als schuld in box 3. Dit betekent voor u dat in de eerste jaren de maandlasten weliswaar lager uitvallen, maar over de gehele periode de kosten hoger zijn. Bovendien blijft de maatregel overeind dat het hypotheekdeel waarvoor u renteaftrek krijgt, volledig binnen dertig jaar moet zijn afgelost volgens minimaal een annuïtair schema. Btw-verlaging Vanaf 1 maart 2013 is voor renovatie en herstel van woningen een belastingverlaging ingegaan. Betaalt u als huiseigenaar normaal 21% btw aan de aannemer, met de tijdelijke maatregel tot 1 maart 2014 hoeft u slechts 6% af te rekenen over de arbeidskosten. Voorwaarde is dat de woning ouder dan twee jaar is (gerekend vanaf het tijdstip van eerste ingebruikname van de woning). De btw-verlaging geldt ook voor arbeidskosten van hoveniers voor het aanleggen en onderhouden van tuinen. Zelfs de architect kan voor het ontwerpen en vervaardigen van bouwtekeningen het lage btw-tarief rekenen, mits het architectenbureau ook de renovatie aan uw woning begeleidt. Het verlaagde tarief geldt alleen als de renovatie of het herstel is afgerond op of na 1 maart 2013 en vóór 1 maart 2014. Maar let op bij deelfacturen! Wanneer de dienst pas klaar is in maart 2014 of daarna, geldt voor alle deelfacturen in de periode daarvoor het 21%-tarief. Is de renovatie of herstelklus voltooid in de periode ná 28 februari 2013, maar vóór 1 maart 2014, dan moet op de definitieve factuur het 6%-tarief worden toegepast, ook als de deelfacturen van vóór 1 maart 2013 zijn. Andere maatregelen Verder bevat het woonakkoord nog de volgende belangrijke maatregelen: Bewoners en institutionele beleggers krijgen meer ruimte om woningen van corporaties te kopen. Het kabinet bekijkt of zzp’ers en personen met een flexibel arbeidscontract voldoende aan bod komen onder de sinds dit jaar geldende inkomenscriteria voor hypothecaire financieringen.
Veranderingen in de 30%-regeling Veel werkgevers die expats in dienst hebben, kiezen voor de praktische 30%-regeling van de Belastingdienst. Dit jaar zijn er enkele punten aangepast in de regeling. Extraterritoriale kosten Uitgezonden en ingekomen werknemers krijgen vaak een vergoeding van hun werkgever voor de extraterritoriale kosten. Met de 30%-regeling mag u als werkgever, zonder nader bewijs, maximaal 30% van het loon, inclusief de vergoeding voor de extraterritoriale kosten, onbelast uitkeren aan de uitgezonden of ingekomen werknemer. Kiest u niet voor de 30%-regeling, dan moet u alle vergoedingen voor extraterritoriale kosten aannemelijk maken en verantwoorden in uw loonadministratie. Inkomensnorm Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de 30%-regeling is dat de ingekomen werknemer (de werknemer die naar Nederland komt) een specifieke deskundigheid moet bezitten. Voor het aantonen daarvan geldt een inkomensnorm die ieder jaar wordt geïndexeerd. De inkomensnorm voor 2013 is als volgt: voor werknemers die jonger dan 30 jaar zijn en een mastertitel hebben: 27.190 exclusief de onbelaste vergoeding; voor overige werknemers: 35.770 exclusief de onbelaste vergoeding. Werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen hoeven niet aan een inkomensnorm te voldoen. Aanpassing einddatum De datum waarop de 30%-regeling van uw werknemer uiterlijk eindigt, staat in de beschikking die u van de Belastingdienst krijgt. Gaat de werknemer echter eerder bij u uit dienst, dan eindigt de regeling in 2012 in ieder geval op de laatste werkdag. In 2013 is dat anders: de 30%-regeling eindigt in ieder geval op de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin de laatste werkdag valt. Stel dat de laatste werkdag van uw werknemer 15 april is. Bij een loontijdvak van een maand mag u de 30%-regeling toepassen tot en met 31 mei 2013. Ruimere definitie ingekomen werknemer Sinds 1 januari 2012 geldt er een kilometergrens. Dit houdt in dat de 30%-regeling voor ingekomen werknemers alleen nog geldt als de werknemer in de 24 maanden voor zijn eerste werkdag in Nederland langer dan 16 maanden op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. Deze beperking geldt (met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012) niet voor de werknemer die in Nederland heeft gewerkt en na een verblijf in het buitenland weer in Nederland is komen werken. Voorwaarde is wel dat de eerste werkperiode in Nederland maximaal acht jaar geleden is begonnen. Ook moet deze werknemer dan wel vóór die eerste werkperiode in Nederland op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens hebben gewoond. Voor werknemers met de doctorstitel (gepromoveerden) die binnen een jaar na hun promotie voor u in Nederland gaan werken, geldt onder voorwaarden een uitzondering op de regels van ingekomen werknemer.
Hoe hoog is uw inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringsweg? Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u meestal niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Dit betekent dat u de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) zelf betaalt. Dat gebeurt door inhouding van de bijdrage op uw nettoloon. Deze bijdrage kent een maximumbedrag per jaar. Heeft u meerdere eigen bv's waar u werkzaamheden voor verricht, dan is bij iedere bv de bijdrage verschuldigd. Hierdoor kunt u boven het maximumbedrag uitkomen. Dat wil echter niet zeggen dat u ook te veel betaalt. U kunt hier namelijk tussentijds zelf iets aan doen. Anders mag u erop vertrouwen dat de Belastingdienst de te veel ingehouden bijdrage netjes aan u terugbetaalt. Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw Bent u niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen, dan betaalt u dit jaar een lage bijdrage van 5,65% over een maximumbijdrageloon van 50.853. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw kan dus niet meer bedragen dan 2.873 (5,65% x 50.853). Heeft u meerdere bv's, dan bent u bij iedere bv in dienstbetrekking en moet u ook over het loon bij iedere bv de bijdrage Zvw betalen. De totale bijdrage kan hierdoor hoger worden dan het maximumbedrag van 2.873 (2013). Bijdrage loopt op bij meerdere bv's Stel u bent als dga in dienst bij drie bv's. Per bv ontvangt u 30.000 aan loon. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw over dit loon bedraagt 5,65% x 30.000 = 1.695. U betaalt dus 5.085 (3 x 1.695) aan bijdrage Zvw en dat is meer dan het maximumbedrag van 2.873. U kunt dit voorkomen door gebruik te maken van de doorbetaaldloonregeling. Doorbetaaldloonregeling De doorbetaaldloonregeling houdt kort gezegd in dat slechts één bv (inhoudingsplichtige) de loonbetalingen verricht namens alle andere bv's. Uw andere bv's betalen dan geen loon meer aan u uit. Uitgaande van het voorbeeld ontvangt u dan van één bv 90.000 aan loon. Die bv kan dan ook rekening houden met het maximumbijdrageloon van 50.853, zodat uw bijdrage Zvw dus ook niet meer is dan 2.873. Belastingdienst betaalt teveel terug Maakt u geen gebruik van de doorbetaaldloonregeling, dan is er geen nood aan de man, want de Belastingdienst betaalt dan het te veel betaalde bedrag aan bijdrage Zvw aan u terug. Uitgaande van het voorbeeld zou dit betekenen dat u in het derde kwartaal van 2014 een teruggaaf ontvangt van 2.212 ( 5.085 - 2.873). In de meeste gevallen werkt de Belastingdienst zelfs al met voorschotten in het jaar zelf. U kunt de Belastingdienst ook zelf vragen om een voorschot als er te veel inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wordt ingehouden. De door de Belastingdienst verstrekte voorschotten worden na afloop van het jaar verrekend met de definitieve teruggaaf.
Investeringsaftrek Om het doen van investeringen te bevorderen heeft de wetgever voor ondernemers een drietal fiscale aftrekposten onder de naam investeringsaftrek in het leven geroepen. De investeringsaftrek bestaat uit een drietal soorten, namelijk: • Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA); • Energie-investeringsaftrek (EIA); • Milieu-investeringsaftrek (MIA) Investeringsaftrek geldt zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting. Energie-investeringsaftrek Via de Energie Investeringsaftrek (EIA) kunnen bedrijven fiscaal voordelig investeren in energiezuinige technieken en duurzame energie. Denk bijvoorbeeld aan energiezuinige verlichting, warmtepompen, warmteterugwinsystemen, zonnecollectoren etc. Er kan 41,5% van de investeringskosten in aftrek worden gebracht op de fiscale winst. Dit geldt bovenop de gebruikelijke afschrijving. Er zijn wel een aantal voorwaarden: • Het moet gaan om niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die een bedrag vertegenwoordigen van tenminste 2.300. • De investering moet voorkomen op een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gepubliceerde lijst; • Er moet binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting een verzoek gedaan zijn om toepassing van de EIA. Omdat het Ministerie jaarlijks een bepaald budget beschikbaar heeft gesteld voor dergelijke investeringen is het aan te bevelen direct nadat duidelijk is dat geïnvesteerd gaat worden in een bedrijfsmiddel dat voor EIA in aanmerking komt een verzoek te doen. Milieu-investeringsaftrek Via de Milieu-investeringsaftrek (MIA) kunnen bedrijven fiscaal voordelig investeren in milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan elektrische voertuigen, asbestsanering, waterbesparingstechnieken etc. Er kan maximaal 36% van de investeringskosten in aftrek worden gebracht op de fiscale winst. Dit geldt bovenop de gebruikelijke afschrijving. • Het moet gaan om niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die een bedrag vertegenwoordigen van tenminste 2.300. • De investering moet voorkomen op een door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gepubliceerde lijst. • Er moet binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting een verzoek gedaan zijn om toepassing van de MIA. Het Ministerie heeft voor 2013 een lijst gepubliceerd met 370 bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA. Hierbij zijn drie categorieën onderscheiden. De MIA voor bedrijfsmiddelen die vallen in categorie I bedraagt 36%, de MIA voor bedrijfsmiddelen die vallen in categorie II bedraagt 27% en de MIA voor bedrijfsmiddelen die vallen in categorie III bedraagt 13,5%. Ook hier geldt de belangrijke voorwaarde dat binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting een verzoek om toepassing van de regeling dient te worden gedaan. VAMIL Naast de MIA bestaat er ook nog een VAMIL-regeling. Met de VAMIL-regeling kan zelf gekozen worden wanneer op bepaalde milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen wordt afgeschreven. Deze regeling kan soms in combinatie met de MIA worden gebruikt. Het is niet mogelijk voor eenzelfde bedrijfsmiddel zowel EIA als MIA te claimen. Meer informatie vindt u op de website van Agentschap NL: www.agentschapnl.nl. Het aanvragen van EIA, MIA of VAMIL vindt plaats via internet door in te loggen met een zogenaamd Eherkenningsmiddel. Via de hiervoor vermelde website kan tevens een E-herkenningsmiddel worden aangevraagd. Ook kunt u zich wenden tot uw adviseur.
Voorwaarden voor afstempelen van uw pensioen in eigen beheer Door tegenvallende beleggingsresultaten en de alsmaar stijgende levensverwachting kan uw pensioen-bv in zwaar weer terechtkomen. Hierdoor bestaat de kans dat wanneer u met pensioen gaat uw pensioen-bv, wegens ontoereikend vermogen, de toegezegde pensioenverplichtingen niet kan nakomen. Vanaf dit jaar is het mogelijk om zonder fiscale gevolgen eenmalig op de pensioeningangsdatum een vermindering toe te passen op de pensioenaanspraken, ook wel afstempelen genoemd. De voorwaarden zijn streng. Zo is afstempelen pas mogelijk bij een lage dekkingsgraad en een onderdekking is veroorzaakt door (reële) ondernemings- en/of beleggingsverliezen. Dekkingsgraad van 75% of lager Er moet op de pensioeningangsdatum sprake zijn van een dekkingsgraad van 75% of lager (onderdekking). Deze dekkingsgraad wordt berekend door het totaal aan activa te delen door het totaal aan passiva (exclusief het eigen vermogen). Voor de pensioenverplichting geldt de fiscale waarde. Stel het aan u toegezegde pensioen bedraagt 75.000 per jaar. De activa van uw pensioen-bv bedragen 450.000. De passiva bestaan uit een pensioenverplichting van 700.000 en 50.000 aan crediteuren. De dekkingsgraad bedraagt nu 60% ( 450.000 / 750.000 x 100%). Voldoet u aan alle voorwaarden, dan mag u op de pensioeningangsdatum de pensioenaanspraken van uw bv eenmalig verminderen met 40%. De fiscale waarde van uw pensioenverplichting bedraagt dan 420.000. Uw aangepaste pensioen is in dat geval 45.000. Onderdekking door ondernemings- en/of beleggingsverliezen De onderdekking moet zijn veroorzaakt door (reële) ondernemings- en/of beleggingsverliezen. Hiervan is in ieder geval geen sprake als u in de zeven kalenderjaren voorafgaand aan uw pensioeningangsdatum bijvoorbeeld een dividenduitkering heeft ontvangen van de bv of als er aandelenkapitaal in die jaren is terugbetaald. Wel kan dan de waarde van de activa worden verhoogd met de terugbetaling of de uitkering vermeerderd met samengestelde interest. Is door deze correctie de dekkingsgraad toch niet hoger dan 75%, dan is afstempelen nog steeds mogelijk. Vennootschapsbelasting voor de pensioen-bv Door de afstempeling/vermindering van de pensioenaanspraken valt er een deel vrij. Dat vrijgevallen deel hoort tot de belastbare winst en uw pensioen-bv moet hierover vennootschapsbelasting betalen. Dit heeft echter geen gevolgen voor de verkrijgingsprijs van uw aanmerkelijk belang in de bv. Schriftelijk akkoord Alle betrokken partijen, waaronder uzelf en mogelijk ook uw partner als pensioengerechtigde, het bestuur, de werkgever en de betrokken aandeelhouders moeten schriftelijk akkoord zijn met de vermindering van de pensioenaanspraken. Het is verstandig vooraf een verzoek in te dienen bij de belastinginspecteur om na te gaan of is voldaan aan alle voorwaarden. Vermindering als uw pensioenuitkeringen al zijn ingegaan Ontvangt u op 1 januari 2013 al pensioenuitkeringen vanuit uw pensioen-bv, dan mag u toch gebruikmaken van de mogelijkheid tot afstempelen. Uiteraard moet wel aan alle voorwaarden worden voldaan. Bovendien is deze mogelijkheid tijdelijk, namelijk tot en met 31 december 2015.
Vergoedingsvordering tussen echtgenoten zonder fiscale gevolgen Als u uit uw privévermogen betaalt voor een goed dat tot het privévermogen van uw echtgeno(o)t(e) gaat behoren, dan heeft u wettelijk recht op een vergoeding. Dit noemt men een vergoedingsvordering. Tot voor kort was het onduidelijk of een dergelijke vergoedingsvordering al dan niet belast zou zijn in de inkomstenbelasting. Recentelijk is er meer duidelijkheid gekomen. De vergoedingsvordering hoeft niet als inkomen te worden aangegeven in de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012. U en uw echtgeno(o)t(e) moeten hier dan wel beiden mee instemmen. Vergoedingsvordering in vogelvlucht Kort gezegd is sprake van een vergoedingsvordering als u uit uw privévermogen (mee)betaalt voor de aankoop van of de verbetering aan een goed dat behoort tot het privévermogen van uw echtgeno(o)t(e). Van een vergoedingsvordering is ook sprake als u een schuld aflost voor iets wat tot het privévermogen van uw partner behoort. Stel dat uw echtgeno(o)t(e) in het verleden op eigen naam een woning heeft gekocht waarin u beiden woont. Er zijn verbouwplannen en u betaalt uit uw privévermogen de rekeningen van de aannemer. U krijgt dan niet alleen een vergoedingsvordering op uw echtgeno(o)t(e) voor het bedrag dat u heeft betaald, maar u deelt dan ook mee in de waardeontwikkeling van het huis. Het kan ook zo zijn dat u uit uw privévermogen betaalt voor een goed dat tot het ondernemingsvermogen van uw echtgeno(o)t(e) gaat behoren of dat uw partner aan u geld uit zijn of haar privévermogen geeft waarmee u weer aandelen koopt in een bv. Huwelijksgoederenregime Een vergoedingsvordering zal meestal voorkomen bij huwelijkse voorwaarden, maar een dergelijke vordering kan ook ontstaan bij gehuwden in gemeenschap van goederen. U heeft bijvoorbeeld van uw ouders een schenking ontvangen onder uitsluitingsclausule en met deze schenking betaalt u voor een goed waartoe uw echtgeno(o)t(e) eveneens is gerechtigd. Ook dan ontstaat bij u een vergoedingsrecht en bij de ander een vergoedingsplicht. Fiscale gevolgen Recentelijk is goedgekeurd dat de vergoedingsvordering in ieder geval niet als inkomen hoeft te worden aangegeven in de aangifte inkomstenbelasting 2012. Dit moet dan wel een bewuste keuze zijn. Zowel de echtgenoot die recht heeft op de vergoeding als degene die een vergoedingsplicht heeft, moet ervoor kiezen dit niet in de aangifte op te nemen. De vergoedingsvordering heeft in dat geval geen gevolgen voor de winst uit onderneming, de terbeschikkingstellingsregeling, de eigenwoningregeling en het aanmerkelijk belang. Ziet het vergoedingsrecht op inkomen uit sparen en beleggen (box 3), dan behoren de vordering en de daarmee corresponderende schuld tot de rendementsgrondslag.
De personeelslening als arbeidsvoorwaarde Als werkgever heeft u een aantrekkelijk instrument tot uw beschikking om een goed functionerende werknemer aan u te binden: de personeelslening. U mag uw werknemer een lening verstrekken, bijvoorbeeld voor de aankoop van een huis, tegen geen of een lage rente. Het mes snijdt aan twee kanten, want uw werknemer profiteert hier uiteraard ook van. U moet dan wel een aantal fiscale regels in acht nemen. Rentevoordeel Als u geld uitleent aan uw werknemer en deze betaalt minder rente over de lening dan bij een kredietverlener, dan heeft uw werknemer een rentevoordeel. In het algemeen geldt dat het rentevoordeel van een geldlening die u aan de werknemer verstrekt, belast is en tot het loon wordt gerekend. Het maakt daarbij wel verschil of u als werkgever gebruikmaakt van de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting of van de werkkostenregeling. Personeelslening voor de eigen woning Dit is voor beide regimes niet het geval als uw werknemer de lening gebruikt voor het kopen, onderhouden of verbeteren van een eigen woning. Het rentevoordeel is dan onbelast, mits er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Zo moet uw werknemer onder meer schriftelijk aan u verklaren dat hij de lening in de inkomstenbelasting als een eigenwoningschuld aangeeft. U als werkgever moet deze verklaring in de loonadministratie bewaren. In de aangifte loonheffingen geeft u aan dat er sprake is van een onbelast rentevoordeel. Aankoop belastingvrije zaken Van een onbelast rentevoordeel is ook sprake als uw werknemer de lening gebruikt voor het kopen van belastingvrije zaken, bijvoorbeeld een (elektrische) fiets onder de fietsenregeling. Ook het rentevoordeel van een aan het werk gerelateerde studielening van de werknemer kan onder de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen onbelast blijven. Personeelslening voor andere doeleinden Voor andere renteloze of laagrentende personeelsleningen is het rentevoordeel in het algemeen wel belast. Gebruikt u de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen, dan hanteert de Belastingdienst de regel van de nominale normrente (in 2013 is die 3%). Is de lening renteloos, dan bedraagt het belaste rentevoordeel dus 3%. Bij een laagrentende personeelslening vermindert u het te belasten rentevoordeel met een eventuele eigen bijdrage van uw werknemer. Het belaste rentevoordeel kunt u eenvoudig uitrekenen door het geleende bedrag te vermenigvuldigen met het verschil tussen de normrente en de rente die u daadwerkelijk aan uw werknemer in rekening brengt. Het bedrag dat uit deze berekening komt, kunt u aan het einde van het kalenderjaar aan het loon van de desbetreffende werknemer toerekenen. Personeelslening en de werkkostenregeling De werkkostenregeling kent het systeem van de normrente niet. Hier is de regel dat het rentevoordeel is belast tegen de waarde in het economisch verkeer. U kunt de waarde bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Uiteraard kunt u als werkgever altijd beslissen om het belaste rentevoordeel in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling te laten vallen.
Hoogte kinderalimentatie hangt af van uw zorg Ouders die uit elkaar gaan, zijn wettelijk verplicht om bij te dragen in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Voor het berekenen van kinderalimentatie gelden vanaf 1 april 2013 nieuwe richtlijnen. De belangrijkste verandering is de invoering van een draagkrachttabel. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen. In de oude regels voor het berekenen van kinderalimentatie werd door de rechter uitgegaan van traditionele gezinnen, bestaande uit zorgende moeders en werkende vaders. Tegenwoordig hebben vaak beide ouders zowel werk- als zorgtaken. Met het nieuwe rekenmodel hoeven rechters niet meer te kijken naar alle kosten die ouders maken, maar kunnen ze aan de hand van het netto besteedbare inkomen van beide ouders voor en na de scheiding bepalen wat iedere ouder gaat betalen. De nieuwe richtlijnen gelden voor kinderalimentaties die na 1 april 2013 worden vastgesteld of gewijzigd. Voor ouders die nu al kinderalimentatie ontvangen of betalen, verandert er dus niets. De nieuwe regels rondom de berekening van de kinderalimentatie moeten een einde maken aan de eindeloze discussies over wat de kinderen kosten en wat de onderhoudsplichtige ouder kan missen. Ouders met een omgangsregeling hoeven onder de nieuwe regels minder alimentatie te betalen naarmate ze meer voor hun kinderen zorgen. Rechters kunnen nu gebruikmaken van een draagkrachttabel. Aan de hand van die tabel kan de rechter op basis van het inkomen berekenen hoeveel een ouder aan alimentatie kan betalen. Kindgebonden budget Met ingang van 1 januari 2013 wordt bij de vaststelling van de alimentatie rekening gehouden met het kindgebonden budget (een inkomensafhankelijke overheidsbijdrage die de verzorgende ouder onder voorwaarden naast de kinderbijslag ontvangt). Dat kan tot gevolg hebben dat een van de ouders minder alimentatie hoeft te betalen. Berekening Het nieuwe rekenmodel ziet er als volgt uit. In de behoeftetabel wordt het totale gezinsinkomen opgezocht vóór de scheiding. Met deze tabel wordt bepaald hoeveel geld normaal gesproken aan de kinderen besteed zou moeten worden. Wat de afzonderlijke ouders na de scheiding maximaal kunnen bijdragen in de kosten, berekent de rechter door ieders netto-inkomen op te zoeken in de nieuwe draagkrachttabel. Zorgkorting De alimentatiebetalende ouder met een omgangsregeling kan in aanmerking komen voor een zorgkorting van 15 tot maximaal 35%. Hij of zij betaalt dan immers op de dagen dat de kinderen bij hem of haar zijn, al een deel van de verzorging in natura. Aanvaardbaarheidstoets Wanneer u als alimentatie-betalende ouder het bedrag te hoog vindt, moet u aan de rechter kunnen aantonen waarom u de alimentatie te hoog vindt. De rechter zal uw argumenten streng beoordelen aan de hand van de aanvaardbaarheidstoets.
Tips 1.
Belastingdienst gestart met stamrechtproject
De Belastingdienst gaat strenger toezicht houden op recentelijk opgerichte (zuivere) stamrecht-bv's en al langer bestaande bv's met een stamrechtgerechtigde dga tussen de 60 en 65 jaar. In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een bv bij het ingaan van het stamrecht te weinig vermogen heeft om aan de uitkeringsverplichting te voldoen. Tegenvallende beleggingsresultaten kunnen een oorzaak zijn, maar ook in het verleden gedane dividenduitkeringen en verstrekte leningen aan de dga. Kan de bv niet aan haar uitkeringsverplichtingen voldoen, dan kan de Belastingdienst dit zien als afkoop. Het gevolg is direct belasting betalen over de waarde van het stamrecht vermeerderd met mogelijk revisierente. Om dit te voorkomen, geeft de Belastingdienst extra voorlichting over de voor- en nadelen van een stamrecht-bv en wordt er strenger gecontroleerd op stamrecht- en leningsovereenkomsten. Ook de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stamrecht-bv zal scherper in de gaten worden gehouden. 2.
Frauderende bestuurders aangepakt
Het vervelendste wat u als ondernemer kan overkomen, is dat u te maken krijgt met faillissementsfraude. Bijvoorbeeld wanneer u als schuldeiser erachter komt dat de frauderende bestuurder van het bedrijf waarmee u zaken doet, vlak voor een faillissement zaken wegsluist, waardoor u fors benadeeld wordt. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie wil daar een stokje voor steken met een nieuw wetsvoorstel. Frauderende bestuurders kunnen straks met een civiel bestuursverbod steviger worden aangepakt. Het verbod zorgt ervoor dat frauduleuze bestuurders maximaal vijf jaar geen rechtspersoon kunnen besturen. Het onbehoorlijk bestuur moet zich hebben voorgedaan in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement van het bedrijf. De nieuwe wet voorziet ook in een mogelijkheid om een web aan rechtspersonen aan te pakken dat speciaal is opgezet om fraude te maskeren. 3.
Geen administratieve verplichtingen voor ‘kleine’ commissaris
Sinds 1 januari dit jaar is iedere commissaris btw-plichtig, zelfs als u minder dan vier commissariaten vervult. Mocht de vergoeding voor uw commissariaatwerkzaamheden echter zo laag zijn dat u onder de kleineondernemersregeling valt, dan komt u mogelijk in aanmerking voor ontheffing van administratieve verplichtingen voor de btw. Dit is het geval als u verwacht jaarlijks niet meer dan 1.345 aan btw te betalen. Voor een ontheffing moet u een verzoek indienen bij de Belastingdienst en gelden er enkele voorwaarden. Dient u het verzoek in vóór 1 juli 2013, dan krijgt u ontheffing met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013. Voor de inkomstenbelasting moet u overigens wel gewoon een administratie bijhouden. 4.
Extra voordeel giftenaftrek met één jaar verlengd
U kunt als ondernemer of als particulier één jaar langer (tot en met 2017) profiteren van een extra belastingvoordeel wanneer u schenkt aan culturele instellingen. Als particulier mag u voor de inkomstenbelasting 25% meer aftrekken dan wat u geeft aan een culturele ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling). Het extra belastingvoordeel kan zo oplopen tot maximaal 650. Als ondernemer mag u voor de vennootschapsbelasting de aftrek van uw gift met 50% verhogen. Voor uw bedrijf kan dit extra voordeel oplopen tot maximaal 625. Wanneer u periodiek schenkt, geeft de verlenging u tot en met 2017 de gelegenheid maximaal te profiteren van de ‘aftrek van periodieke giften’. Deze aftrek is gebonden aan een termijn van ten minste vijf jaar.
5.
Onwetende erfgenamen gevrijwaard van schulden
Een erfgenaam die na het zuiver aanvaarden van een nalatenschap met een onverwachte schuld uit de erfenis wordt geconfronteerd, krijgt straks de mogelijkheid om een machtiging te vragen aan de kantonrechter om alsnog de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Voorwaarde is wel dat de erfgenamen niets te verwijten valt: zij kenden de schuld niet en konden er ook niet van op de hoogte zijn. Voor deze extra bescherming aan onwetende erfgenamen moet de wet nog wel worden aangepast. Bij beneficiair aanvaarden worden de schulden van de erflater gewoon betaald uit de opbrengst van de erfenis. Als deze opbrengst niet groot genoeg is, vervallen de overgebleven schulden. Uw privévermogen blijft dan buiten schot. 6.
Registratieplicht voor de actieve dga
Vanaf 1 juli 2012 geldt er niet alleen voor alle uitzendbureaus een registratieplicht bij de Kamer van Koophandel, maar ook voor alle andere bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Zo vallen bijvoorbeeld ook detacheerders en payrollbedrijven onder de registratieplicht. Maar wist u dat die plicht ook voor u geldt als u zich als dga laat uitlenen via uw bv aan derden? Twijfelt u of u zich moet registreren in het Handelsregister, neem dan contact op met de Kamer van Koophandel. Zo voorkomt u problemen achteraf en een mogelijk forse boete bij controle van de Inspectie SZW. 7.
Reken de nieuwe alimentatiebedragen uit!
Jaarlijks worden de alimentatiebedragen voor kinderalimentatie en partneralimentatie aangepast. Wanneer u reeds een beschikking heeft en de rechter heeft het bedrag aan maandelijkse alimentatie al vastgesteld, dan kunt u met behulp van deze gegevens op de website van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen berekenen hoeveel dit bedrag stijgt voor 2013. Ga daarvoor naar www.lbio.nl/alimentatie/indexering-alimentatie. 8.
Verplichte invoering werkkostenregeling uitgesteld
De verplichte invoering van de werkkostenregeling is uitgesteld naar 2015. U heeft dus ook in 2014 nog de keus voor het ‘oude’ systeem van vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting of de werkkostenregeling. Zoals het er nu naar uitziet, zal de regeling nog op een aantal punten worden vereenvoudigd, zodat deze aantrekkelijker wordt voor het midden- en kleinbedrijf. Ondanks dit uitstel is het toch verstandig om u nu alvast te gaan verdiepen in de werkkostenregeling. De implementatie van de regeling neemt namelijk al gauw een aantal maanden in beslag. Mogelijk is het voor u zelfs voordeliger om al in 2014 de overstap te maken. Dat kunt u echter pas bepalen na een volledige inventarisatie van de vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemers. 9.
Te laat betalen aan banden gelegd
De betalingstermijnen bij overeenkomsten tussen bedrijven en bij overeenkomsten tussen bedrijven en overheden zijn wettelijk vastgelegd. Vanaf 16 maart 2013 geldt dat, als er contractueel niets is geregeld, er moet worden betaald binnen dertig dagen na de dag waarop de factuur is ontvangen. Partijen mogen wel een andere termijn afspreken, mits de betalingstermijn niet onredelijk is. Ook mag in een overeenkomst met de klant of leverancier een langere betaaltermijn van maximaal zestig dagen worden afgesproken. Een nog langere betalingstermijn kan alleen als kan worden aangetoond dat dit voor geen van beide partijen nadelig is. De overheid is altijd verplicht om de facturen van bedrijven uiterlijk dertig dagen na ontvangst van de factuur te betalen. Wordt er toch te laat betaald, dan mag u een standaardvergoeding voor incassokosten vragen. Heeft u hier niets over afgesproken, dan is deze vergoeding een bepaald percentage van de rekening en met een minimum van 40.