INFOBUNDEL BanaBa IZ en SPOED VOLTIJDS
CONTACT- EN AFSTANDSONDERWIJS – VOLTIJDSE STUDENTEN
1
Praktische aspecten
De opleiding wordt gecoördineerd door Heidi Vanden Eeckhoute en Peter Bouckhout. Alle administratieve zaken worden afgehandeld door Heidi Descheemaecker. Zij zijn terug te vinden in lokaal C107 en kunnen telefonisch gecontacteerd worden respectievelijk op de nummers 050/30.51.94., 050/30.51.96. en 050/30.51.93. Hun e-mailadressen zijn
[email protected],
[email protected] en
[email protected]. De lesdagen gaan telkens door van 8.30u. tot 17.00u. Afwijkingen hierop worden indien mogelijk vooraf meegedeeld. Je wordt verwacht aanwezig te zijn in elke les, dit in het kader van het betaald educatief verlof. Afwezigheid moet steeds verantwoord worden met een attest van de arts in geval van ziekte of van de werkgever als de student aanwezig moet zijn op het werk. Indien dit niet gebeurt, word je als onwettig afwezig beschouwd waardoor het recht op educatief verlof kan vervallen. Het cursusmateriaal haal je elke lesdag voor de start van de lessen af aan het onthaal. De programmagids met de ECTS-fiches vind je terug op de website. Het onderwijs- en examenreglement kan je raadplegen op het elektronisch informatieplatform Toledo: Departementale Administratie > Documenten > Reglementering, evenals alle noodzakelijke documenten in verband met stage, eindwerk,… ([BanaBa] Intensieve zorgen – Spoed & Operatieverpleegkunde). Alle mailverkeer gebeurt via de Katholieke Hogeschool VIVES-mailaccounts, er wordt verwacht dat je dit regelmatig nakijkt, aangezien belangrijke mededelingen tussen de lessen door via mail en het elektronisch informatieplatform verspreid worden. Het gebruik van zowel Toledo als de Katholieke Hogeschool VIVES-mailaccount wordt toegelicht tijdens de eerste lesdag. 2
Algemeen
2.1
Competentiegericht onderwijs
Er wordt binnen de BanaBa-opleiding intensieve zorg en spoedgevallenzorg gekozen voor “competentiegericht onderwijs”. De visie op competentiegericht onderwijs die binnen de Katholieke Hogeschool VIVES gehanteerd wordt, wordt toegelicht in de onderstaande punten:
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
2
– Bij competentiegericht onderwijs wordt de opleiding gekoppeld aan opvattingen uit het werkveld. Daarom legt een opleiding in samenspraak met het werkveld vast wat studenten moeten kunnen wanneer ze afstuderen. – Om dat zo volledig mogelijk in kaart te brengen, neemt een opleiding vaak als uitgangspunt dat beginnende beroepsbeoefenaars verschillende rollen vervullen. Een voorbeeld: een verpleegkundige in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg is niet alleen een zorgverlener, maar heeft ook een rol als persoon, als organisator en coördinator, als professional, als lid van het team en van de samenleving. – Om nu bij elke rol aan te geven wat studenten precies moeten kunnen, kiest de opleiding ervoor om dit te beschrijven in termen van ‘competenties’. Dit betekent dat ze kennis, vaardigheden en attitudes niet apart opsomt, maar die als een geïntegreerd geheel beschouwt. Wie de theorie kent, maar niet vaardig is of geen goede beroepshouding heeft, is niet competent. Ook wie vaardig is en een goede mentaliteit heeft, maar niet kan uitleggen waarom hij die dingen doet op die manier, is niet competent. – Sommige competenties zijn zeer algemeen: studenten moeten kritisch kunnen reflecteren of in team kunnen werken. Maar de opleiding bepaalt ook een aantal ‘beroepsspecifieke competenties’. Een voorbeeld van zo’n beroepsspecifieke competentie binnen de BanaBa IZ en spoed: “Verpleegkundige handelingen verantwoord uitvoeren”. – De opleiding heeft haar competenties opgelijst in een ‘competentieprofiel’, dat in de programmagids te vinden is. Zo’n competentieprofiel kan beschouwd worden als het visitekaartje van de opleiding, maar ook als het visitekaartje van elke student. Een student mag er zeker van zijn dat hij bij het afstuderen al die competenties in ruime mate heeft ontwikkeld. Ook het werkveld weet en verwacht dat. – Alle docenten verbinden zich ertoe om elk vanuit hun eigen opleidingsonderdeel mee te werken aan de ontwikkeling (en evaluatie) van die competenties. Ook dat is terug te vinden in de programmagids: bij ieder opleidingsonderdeel staat een verwijzing naar de competenties die daarin worden ontwikkeld (en geëvalueerd). – Aan competenties werken studenten vanaf het eerste jaar verpleegkunde. Het competentieprofiel van de BanaBa Intensieve zorg en spoedgevallenzorg bouwt verder op dat van de opleiding verpleegkunde. Er werd een vierde niveau, specifiek voor de context intensieve zorg en spoedgevallenzorg, toegevoegd aan het basiscompetentieprofiel. – Bij het opstellen van evaluatiedocumenten voor opdrachten, casusbesprekingen, eindwerk,… nemen de docenten in toenemende mate de competenties als uitgangspunt. – Omdat competenties vrij algemene omschrijvingen zijn, werkt de opleiding die verder uit in ‘gedragsindicatoren’: nauwkeurige beschrijvingen van gedrag dat de opleiding verwacht van
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
3
de uitstromende student als antwoord op zorgvuldig geselecteerde, relevante problemen. Op die manier zorgt de opleiding ervoor dat de evaluatie transparant is voor alle betrokkenen. Het competentieprofiel “Verpleegkunde in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg” kan zowel geraadpleegd worden in de programmagids als op Toledo. 2.2
Praktisch
De opleiding bestaat uit 27 studiepunten (SP) theorie, 27 SP klinisch onderwijs en 6 SP eindwerk. De theorie wordt enerzijds aangeboden tijdens 27 dagen contactonderwijs, waarna je deze leerstof zelfstandig moet verwerken. Anderzijds verwerk je zelfstandig een aantal leerinhouden via afstandsonderwijs. De eerste 10 dagen van de opleiding vormen de basismodule die tevens gevolgd wordt door de studenten van de opleiding operatieverpleegkunde. Vanaf dag 11 komen de meer specifieke thema’s voor intensieve zorg en spoedgevallen aan bod. Het cursusmateriaal wordt per lesdag ter beschikking gesteld. Indien de syllabus van een bepaald vak ons niet tijdig heeft kunnen bereiken, wordt dit zo snel mogelijk op Toledo geplaatst en zodra het beschikbaar is van de kopiedienst, in papieren versie bezorgd aan de studenten. Alle informatie in verband met de opleidingsonderdelen zoals inhoud, competenties, doelstellingen, cursusmateriaal en evaluatievormen kan je raadplegen in de ECTS-fiches, die terug te vinden zijn op de website. Ook data van indienen en sancties bij te laat/niet indienen van opdrachten zijn opgenomen in de ECTS-fiches, alsook in deze infobundel. 3
Contactonderwijs
De lessen gaan steeds door in de Katholieke Hogeschool VIVES Campus Brugge, met uitzondering van donderdag 15 mei 2014. Dan gaan de lessen door in de brandweerkazerne van Brugge (Pathoekeweg 215 – 8000 Brugge). Informatie hieromtrent volgt later op het academiejaar. De evaluatie van de geziene theorie tijdens de lessen gebeurt in twee examenperiodes, namelijk januari 2014 en juni 2014. De inhoud van de lessen van dag 1 tot en met dag 14 vormen de examenstof voor januari, die van dag 15 tot en met dag 27 de examenstof voor juni. De data waarop de examens afgenomen worden zijn 8, 13 en 17 januari 2014 en 4, 10 en 13 juni 2014. De planning van deze examens wordt meegedeeld via Toledo respectievelijk ten laatste op 2 december 2013 en 28 april 2014.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
4
Er wordt gequoteerd per opleidingsonderdeel (zie ECTS-fiches). Dit betekent concreet dat je, indien je niet slaagt voor het opleidingsonderdeel, ALLE leerinhouden binnen het opleidingsonderdeel moet hernemen! Bv. OLOD Biomedische wetenschappen 2:
Endocrinologie Gynaecologie en obstetrie Invloed van drugs op het organisme Respiratoir systeem – zorg aan de beademde patiënt Cardiale medicatie Pacing CVVH Ademhalingsondersteunende medicatie Verpleegkundige aandachtspunten bij hyperbare zuurstoftherapie Cooling …
Al deze leerinhouden vallen onder het OLOD Biomedische wetenschappen 2 en worden beschouwd als één geheel. Je krijgt examen van het geheel. Indien je hiervoor niet slaagt, moet je het geheel hernemen. Een uitzondering hierop vormen de opdrachten afstandsonderwijs waarvoor je WEL geslaagd was. Dit wordt ook per opleidingsonderdeel vermeld in de ECTS-fiches. 4
Afstandsonderwijs
De evaluatie van het afstandsonderwijs gebeurt op basis van de quotering van de opdrachten. Deze opdrachten moeten op tijd ingediend worden. Bij gewettigde laattijdige afgifte kan je de opdracht op een latere datum, die vastgelegd werd in samenspraak met de coördinator, indienen. Een voorwaarde hiertoe is dat je hierover overlegd hebt met de coördinator voor het verstrijken van de oorspronkelijke datum van indienen. In geval van ongewettigde laattijdige afgifte van de opdracht wordt het behaalde cijfer van de opdracht, indien het binnen de in de ECTS-fiche vastgestelde termijn wordt ingediend, met 20% verlaagd. Bij afgifte tussen de laatstgenoemde datum en het eerste examen in de daaropvolgende examenperiode wordt het behaalde cijfer met 50% verlaagd. Indien je de opdracht tijdens de examens van de daaropvolgende examenperiode of nog later indient, krijg je voor het respectievelijke opleidingsonderdeel de quotering ‘-‘ (= niet deelgenomen) en kan je dus niet slagen voor dit opleidingsonderdeel.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
5
De opdrachten: – – – –
Veiligheid (Dhr. Bert Raes) Kwaliteitszorg (Dhr. André Houtman) Best practice in de gezondheidszorg (Dhr. Alain Antierens) Stress en burn-out in de gezondheidszorg (Mevr. Anke Van Canneyt)
moeten ingediend zijn ten laatste op vrijdag 6 december 2013. De opdracht: – Wondzorg (Dhr. J. Vandeputte) moet niet, zoals vermeld in de vakfiche, ingediend zijn op vrijdag 6 december, maar ten laatste op woensdag 8 januari 2014. Indien de opdracht ongewettigd laattijdig wordt ingediend (dus na 8 januari 2014), krijg je onmiddellijk de quotering ‘-‘ (= niet deelgenomen). De opdrachten: – ALS en defibrillatie (Dhr. Johan De Knock) – Thoraxdrainage (Dhr. Wim Seynaeve) – Rampenplanning (Dhr. Johan De Knock) moeten ingediend zijn ten laatste op maandag 12 mei 2014. Het indienen van de opdrachten gebeurt in lokaal C107. Op dat moment moet je eveneens een naamlijst aftekenen. Wat de lay-out betreft, zijn de vormvereisten de volgende: – – – –
De opdracht wordt opgemaakt als Word-document. Het gebruikte lettertype is Calibri 11. De gebruikte interlinie is 1,15. Het voorblad van de opdracht wordt opgemaakt volgens het sjabloon dat geraadpleegd kan worden op Toledo. – De opdracht wordt geniet, en niet in een mapje ingediend.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
6
VADEMECUM STAGE – VOLTIJDSE STUDENTEN
1
Uitgangspunt
Voor het bekomen van een wettelijk diploma van de BanaBa moet je (minstens) 450 uren stage lopen. Je dient deze 450 uren af te werken vóór de examens van juni 2014:
Tenminste 250 uren (14 SP) moeten afgewerkt zijn voor januari 2014 ; Tenminste 200 uren (13 SP) moeten voltooid zijn voor juni 2014.
De verdeling van de stage-uren is als volgt:
Tenminste 200 uren stage in een erkende dienst voor intensieve zorg Tenminste 200 uren stage in een erkende spoedgevallendienst
Voor wat de overige 50 uren betreft, moet de professionele ervaring eveneens verworven worden in één van de hoger vermelde diensten of een erkende ambulancedienst. Van het totaal van 450 uren moet je minimum 80 uren leerstage lopen op een gespecialiseerde dienst in een ziekenhuis met universitaire bedden en een scanner. Naast de universitaire ziekenhuizen van Gent (*), Leuven, Antwerpen en Brussel komt ook het AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV Campus Brugge in aanmerking. Je moet dus op het einde van de opleiding in minstens twee verschillende ziekenhuizen stage gelopen hebben, waarvan één universitaire instelling. De uren tewerkstelling op IZ of spoed kunnen gedeeltelijk als stage-uren worden aangewend, op voorwaarde dat de vooropgestelde uurverdeling gerespecteerd wordt en dat je in twee verschillende ziekenhuizen stage loopt. (*) In het UZ Gent zijn de diensten IZ en spoedgevallen enkel toegankelijk voor een min. duur van 100 uren stage. 2
Praktische organisatie van de stage
Je bepaalt zelf je stageroute en planning en legt hiertoe zelf de contacten met de verantwoordelijken van de verschillende stageplaatsen in de ziekenhuizen. Een uitzondering hierop vormt het UZ Gent. Voor deze stageplaats gebeurt de aanvraag via Heidi Vanden Eeckhoute, tenzij je in het UZ Gent werkt.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
7
Zodra je zicht hebt op de planning van je stage, vul je het document “Stage-overeenkomst” (Toledo) volledig in in drievoud (een exemplaar voor de stageplaats, één voor de hogeschool en één voor de student) en bezorgt deze documenten aan mevr. Heidi Vanden Eeckhoute ter ondertekening door de studiegebieddirecteur. Dit is nodig in het kader van de schoolverzekering. Vervolgens krijg je de ondertekende documenten terug (deze worden opgestuurd of tijdens de eerstvolgende les teruggegeven) en bezorg je deze ter ondertekening aan de verantwoordelijke van de stageplaats. Na goedkeuring door de stageplaats kan je de stage starten. Je moet voor de aanvang van elke stage een geldig arbeidsgeneeskundig attest kunnen voorleggen op de stageplaats. Het attest van de eigen werkgever volstaat hiervoor. Als je hierover niet beschikt, moet je een afspraak maken met Idewe, en dit via mevr. Leen Croubels, preventie-adviseur binnen de Katholieke Hogeschool VIVES (
[email protected]). Voor AZ Sint-Jan te Brugge gebeurt de stage-aanvraag via de website van het AZ Sint-Jan (www.azbrugge.be). Daar klik je “Professional” aan, vervolgens “Stage bij AZ Sint-Jan”, “Studenten verpleegkunde”, “Aanvraagformulieren”. Je vult het aanvraagformulier in met duidelijke vermelding “BanaBa IZ en spoed VIVES-Brugge” en stuurt dit door. De stagecoördinator van AZ Sint-Jan stuurt jou en de coördinator van de BanaBaopleiding een (al dan niet-) bevestigingsmail, waarna de aanvraag binnen de hogeschool ondertekend wordt door de studiegebieddirecteur. Er wordt aangeraden de stagedata zo snel mogelijk vast te leggen, aangezien het aantal stageplaatsen in de verschillende ziekenhuizen beperkt is en het aantal studenten heel sterk gespreid wordt. Als je tijdens je stage nachtdiensten of weekendshifts werkt, moet je hiervoor steeds, in het kader van de verzekering, een mailtje sturen naar
[email protected]. Wanneer je een stage van 80 uren plant, moet je deze in één aaneensluitende periode van minstens 8 dagen stage (en rekening houdend met de regels van de stageplaats) afwerken. Daarnaast mag je binnen deze periode van 80 uren maximum één nachtdienst werken, dit in het kader van de leermomenten. Binnen de stages van meer dan 80 uren moet je het aantal nachtdiensten beperken tot maximum één vijfde van het totaal aantal gepresteerde uren tijdens die periode. Als je meer dan één vijfde nachtdiensten stage loopt, worden deze uren niet in rekening gebracht als stage-uren. Bv. stageperiode van 200 uren op spoed: max. 40 uren nachtdienst Voor de start van de stage moet je je persoonlijke doelstellingen formuleren. Dit doe je aan de hand van het document “Stagedoelstellingen” (Toledo). Bij het opstellen van deze doelstellingen maak je
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
8
zowel gebruik van het competentieprofiel als van de vaardigheidslijst. Concreet betekent dit dat je uitschrijft aan welke competenties je wil werken en hoe je dit concreet plant. De uiteindelijke stagedoelstellingen stuur je door aan mevr. Heidi Vanden Eeckhoute voor de start van de stage. Je legt je doelstellingen voor op de stageplaats en bespreekt deze met de mentoren. Samen met je stagedoelstellingen geef je tevens het “Vademecum stage – externen” af aan de hoofdverpleegkundige en/of de mentor. Door de verschillende stageperiodes heen vervolledig je een vaardigheidslijst (Toledo). Deze vaardigheidslijst werd ontwikkeld ter aanvulling/concretisering van competentie 9. Deze lijst biedt je in de loop van het academiejaar een overzicht van handelingen die je reeds beheerst of waar je je verder in moet bekwamen. Je krijgt op die manier een zicht op je eigen functioneren binnen de intensieve zorgen/spoedgevallenzorgsetting. Bijgevolg is dit ook een belangrijk hulpmiddel bij de opmaak van de doelstellingen per stageperiode. Je laat op stage het “Evaluatiedocument BanaBa” (Toledo) zo goed mogelijk invullen, en dit voor de verschillende onderdelen van de stage. Na afloop van de stage schrijf je een “Stagereflectieverslag” (Toledo) dat je samen met de andere stagedocumenten indient. Hierbij reflecteer je over de vooropgestelde doelstellingen, in welke mate je deze al dan niet behaalde, waar je nog kan bijsturen,… Dit dient als basis voor de twee supervisiegesprekken die gepland zijn in januari en juni. 3
Evaluatie stage
De stage wordt geëvalueerd op basis van de evaluaties door de diensten waar stage gelopen wordt, de casuïstiek en de integratietoetsen. 3.1
Supervisiegesprekken
Er worden 2 supervisiegesprekken voorzien. Deze momenten gaan door in januari 2014 en juni 2014. De exacte data van de supervisiegesprekken worden meegedeeld samen met de examenplanning. Voor deze supervisiegeprekken dien je per stageplaats de volgende documenten in: -
Stagedoelstellingen (voor de start van de stage) Verantwoording stage–uren (ondertekend door de verschillende partijen) Evaluatiedocument (ondertekend door de verschillende partijen) Stagereflectieverslag
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
9
Bij het tweede supervisiegesprek dien je tevens de vaardigheidslijst in. Deze documenten vind je terug op Toledo en moeten als één volledige (overzichtelijke!) bundel (per supervisiegesprek) ingediend worden. De stagebundel moet ingediend zijn ten laatste op maandag 6 januari 2014 voor het eerste semester en ten laatste op vrijdag 23 mei 2014 voor het tweede semester. Het volledig invullen en tijdig indienen van de documenten (dus ook van de doelstellingen, voor de start van de stage) worden mee in beschouwing genomen bij het toekennen van de punten voor de stage. Indien dit niet gebeurt, wordt 20% van de behaalde punten afgetrokken (zie ECTS-fiches “Klinisch onderwijs 1 en 2”). Tijdens het supervisiegesprek worden de documenten overlopen en is er een korte reflectie over de casuïstiek. 3.2
Casuïstiek
Je werkt een casus intensieve zorgen en een casus spoedgevallenzorg uit, aansluitend op de stage. Het moet hierbij gaan om een patiënt waarvoor je de volledige zorg op je genomen hebt. Volgende aspecten moeten aan bod komen: – – – – –
Voorstelling van de patiënt - Medische voorgeschiedenis Hoe werd tot welke diagnose gekomen? Bespreking van de pathologie Verpleegkundige zorgen met de eigen inbreng Psychosociale opvang van patiënt en eventueel familie
Het is de bedoeling dat je gebruik maakt van wetenschappelijke literatuur en probeert na te gaan of er in jouw patiëntensituatie gewerkt is volgens wat je in de literatuur terugvond. Je schrijft hieromtrent een kritische reflectie en vermeldt ook de literatuurlijst, gebruik makend van de APA-normen. Je dient een aanvraag “Thema casuïstiek” (Toledo) in. Pas na goedkeuring kan je je patiëntencasus uitwerken. Net zoals bij de andere stagedocumenten wordt het indienen van deze aanvraag mee in beschouwing genomen bij het toekennen van de punten voor de stage. Indien je een casus uitwerkt zonder voorafgaandelijk indienen en laten goedkeuren van een aanvraag, wordt 20% van de behaalde punten voor deze casus afgetrokken. Thema’s waarbinnen de casus zich moet situeren zijn: – Cardiale problematiek (myocardinfarct, ritmestoornissen,…) – COPD
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
10
– – – – – – –
Acuut abdomen Cerebrovasculaire problematiek Traumatologie Intoxicatie Nierinsufficiëntie Hypertensie Post-operatieve opvang
Wat de lay-out betreft, zijn de vormvereisten dezelfde als voor de opdrachten: – – – –
De opdracht wordt opgemaakt als Word-document. Het gebruikte lettertype is Calibri 11. De gebruikte interlinie is 1,15. Het voorblad van de opdracht wordt opgemaakt volgens het sjabloon dat geraadpleegd kan worden op Toledo. – De opdracht wordt geniet, en niet in een mapje ingediend. De casus verbonden aan de stage in het eerste semester moet ingediend zijn ten laatste op vrijdag 6 december 2013, deze in verband met de stage in het tweede semester ten laatste op maandag 12 mei 2014. Het gehanteerde evaluatiedocument kan geraadpleegd worden op Toledo. 3.3
Integratietoetsen
Er worden 2 integratietoetsen voorzien. Deze momenten gaan door in de maanden januari en juni 2014. De exacte data worden opgenomen in de examenplanning. Er wordt een integratietoets intensieve zorgen en een integratietoets spoedgevallenzorg afgenomen. De student bepaalt zelf welke integratietoets hij wanneer aflegt en tekent dit in de loop van het academiejaar af op een naamlijst. De integratietoets is een casus die je schriftelijk voorbereidt en vervolgens mondeling “verdedigt” bij de examinator. Deze examinator is steeds een expert uit het werkveld. Tijdens de tweede kennistoets wordt tevens een praktijkexamen BLS afgenomen. Dit praktijkexamen wordt voor één vierde van de punten voor de integratietoets in rekening gebracht.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
11
VADEMECUM EINDWERK – VOLTIJDSE STUDENTEN
1
Plaats van het eindwerk in de opleiding
Het eindwerk dient het resultaat te zijn van een persoonlijke praktijkstudie m.b.t. een zelf gekozen thema. Dit thema moet voldoende praktijkrelevant zijn, wat betekent dat het realiseerbaar en in de praktijk operationeel of toepasbaar moet zijn. Je biedt in je eindwerk een combinatie aan van een literatuurstudie en een praktijkstudie aangevuld met eigen conclusies en eventueel eigen voorstellen. Hierbij vormt de literatuurstudie de basis van waaruit je een eigen praktijkstudie of kritische bevraging start. In principe moet je de bevindingen uit de literatuur toetsen aan je praktijkervaring tijdens de stage. 2
Inhoud
2.1
Onderwerp
Je kan zelf het onderwerp bepalen dat je wenst uit te diepen binnen het eindwerk. Dit onderwerp moet uiteraard verband houden met de opleiding en goedgekeurd worden door de verantwoordelijken van de navorming (Heidi Vanden Eeckhoute – Peter Bouckhout). Verder moet het onderwerp aansluiten bij jouw werkveld, moet het verpleegkundige praktijkrelevantie hebben en mag het in de voorbije vijf academiejaren niet aan bod gekomen zijn. Je kan de lijst met eindwerken raadplegen via de catalogus van de bibliotheek (Limo). 2.2
Uitwerking
Het eindwerk bestaat uit een literatuurstudie waarbij de resultaten van deze studie getoetst worden aan de praktijk. De literatuurstudie mag bij benadering maximaal 1/3 van het werk omvatten. Er wordt verwacht dat voldoende recente en kwalitatieve wetenschappelijke bronnen gehanteerd worden (richtlijn max. 6 jaar oud). Dit wordt mee in beschouwing genomen bij de beoordeling van het eindwerk. Het is absoluut niet de bedoeling een strikte scheiding te maken tussen de literatuur- en de praktijkstudie. De twee moeten een nauw aansluitend geheel vormen en in elkaar overvloeien. De bevindingen uit de literatuurstudie worden (al dan niet) bevestigd in de praktijkstudie, waarbij zeker de verpleegkundige aspecten van het thema aan bod moeten komen. Dit kan bv. aan de hand van een aantal case-reports, door een vragenlijst, een brochure, een flow-chart,… te ontwikkelen. Hierbij wordt een kritische benadering van het thema verwacht.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
12
Eventueel kunnen 2 studenten ook samen een eindwerk maken. De inbreng van beide studenten moet in dit geval duidelijk zijn en het praktijkdeel dient ruimer uitgewerkt te worden. 3
Praktische organisatie van het eindwerk
Het onderwerp wordt aan de hand van het document “Aanvraag eindwerktitel” (Toledo) ingediend ten laatste tegen vrijdag 6 december 2013. Indien de onderwerpkeuze later dan deze datum ingediend wordt, wordt de student voor het opleidingsonderdeel “Eindwerk” verwezen naar de derde examenperiode, tenzij de studiegebieddirecteur hierover anders beslist. Je kiest één promotor. De volledige gegevens van deze promotor (naam, thuis- en werkadres, telefoon) moeten bekend zijn ten laatste tegen vrijdag 17 januari 2014. Deze persoon dient een deskundige (bachelor of master) te zijn in het betrokken vakgebied. Zijn hoofdopdracht bestaat uit het “bewaken” van het inhoudelijke aspect van het eindwerk. Hij is ook verantwoordelijk voor de procesevaluatie van het eindwerk. Je bezorgt de promotor het “Vademecum eindwerk – externen” (Toledo), zodat deze weet wat er van hem en van jou verwacht wordt in het kader van het eindwerkproject. Je krijgt de mogelijkheid om de procesevolutie van je eindwerk voor te leggen aan en te bespreken met de eindwerkcoördinator. Hiertoe moet via e-mail een afspraak gemaakt worden. De student voert alle gegevens in verband met het eindwerk in in de centrale eindwerkdatabank. Dit moet gebeuren ten laatste op woensdag 19 maart 2014. De concrete richtlijnen omtrent het invoeren van de gegevens zijn terug te vinden op Toledo. De naam van de promotor(en) wordt (worden) op het titelblad vermeld. Enkel op expliciete vraag van de promotor, kan zijn/haar naam weggelaten worden. Indien je de naam toch vermeldt (tegen de wil van de promotor) voldoet het werk niet aan de lay-outvereisten en mag je het niet verdedigen, tenzij de studiegebieddirecteur hierover anders beslist. Het eindwerk moet ingediend worden in 3 exemplaren ten laatste op donderdag 8 mei 2014 in lokaal C107. Je bent zelf verantwoordelijk voor het afgeven van een exemplaar aan je promotor. Bij gewettigde laattijdige afgifte kan je het eindwerk op een latere datum, aangegeven door de opleidingscoördinator, indienen. Een voorwaarde hiertoe is dat je de coördinator hiervan tijdig op de hoogte brengt. In dit geval wordt een nieuwe datum voor het indienen van het eindwerk afgesproken. Indien je deze nieuwe toegestane termijn niet respecteert, geldt dezelfde sanctie als bij ongewettigde laattijdige afgifte van het eindwerk. Ingeval van ongewettigde laattijdige afgifte van het eindwerk, krijg je voor het opleidingsonderdeel
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
13
“Eindwerk” de quotering ‘-‘ (= niet deelgenomen) en kan je dus niet slagen voor dit opleidingsonderdeel. Als je niet slaagt voor het opleidingsonderdeel “Eindwerk” tijdens de tweede examenperiode, moet je dit hernemen. Het eindwerk kan niet getolereerd worden. Het eindwerk moet voor de derde examenperiode ingediend worden in 3 exemplaren in het secretariaat. De uiterste datum van indienen wordt later in het academiejaar meegedeeld. In geval van ongewettigde laattijdige afgifte krijg je voor het opleidingsonderdeel “Eindwerk” de quotering ‘-‘ (= niet deelgenomen) en kan je dus niet slagen voor dit opleidingsonderdeel. 4
Ethische commissie
In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om, vooraleer gestart kan worden met de uitwerking van het eindwerk, goedkeuring te vragen bij het Ethisch Comité. Wanneer en hoe dit moet gebeuren wordt verder verduidelijkt in de procedure die terug te vinden is op Toledo. 5
Exploitatie eindwerk
Voor elk gebruik (publicatie of exploitatie) van het eindwerk of een product ontwikkeld in het kader ervan, hetzij gedeeltelijk of geheel, heb je de geschreven toelating nodig van alle betrokken partijen. Het gaat hierbij om de auteur (student), de promotor(en) en de hogeschool. De concrete afspraken voor verder gebruik van het werk worden gemaakt met tussenkomst van de studiegebieddirecteur. Bij ieder product dat je ontwikkelt in het kader van een eindwerk (bv. folder, brochure,…), wordt bij gebruik ervan expliciet vermeld dat het tot stand is gekomen binnen een eindwerkproject van de Katholieke Hogeschool VIVES, met weergave van de auteurs en het logo van de school. Het opschrift luidt dan bv. “ontwikkeld in het kader van de BanaBa-opleiding IZ en spoed - Katholieke Hogeschool VIVES”. Indien je dit niet vermeldt op het product, kan je je eindwerk niet verdedigen en kun je bijgevolg niet slagen voor je eindwerk. Het te ondertekenen document is beschikbaar via Toledo. 6
Vorm
6.1
Lay-out
Alle richtlijnen inzake de te gebruiken lay-out staan vermeld in de bundel “Vormgeving eindwerk” (Toledo). Deze richtlijnen moeten gevolgd worden.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
14
6.2
Voorblad en inbinden
Het titelblad wordt automatisch gegenereerd en kan je laten afdrukken bij de Acco-shop in de Katholieke Hogeschool VIVES. Dit gebeurt op basis van de gegevens die je invoerde in de centrale databank. Het voorblad wordt steeds zwart-op-wit gedrukt met een gekleurd Katholieke Hogeschool VIVES-logo. Het inbinden van het eindwerk moet gelijmd met een zwarte rug gebeuren. 6.3
Lengte
Er moet gestreefd worden naar een lengte van maximum 45 pagina’s, bijlagen niet inbegrepen. 6.4
Abstract
Naast het abstract dat ingebonden is in het eindwerk (zie bundel “Vormgeving eindwerk”), moet je tevens een los abstract indienen bij de eindwerken. Dit abstract wordt gecatalogeerd in de bibliotheek. 7
Verdere richtlijnen
Cfr. cursus wetenschappelijke literatuur – Mevr. H. Verhaeghe 8
Beoordelingsjury
Het eindwerk wordt beoordeeld door een jury samengesteld uit docenten of andere externe deskundigen van deze opleiding en leden van de adviesraad. De jury bestaat uit minimum twee leden. Zij beoordelen je eindwerk op inhoud, taal, vormgeving en aangehaalde bronnen. Deze mensen zijn tevens aanwezig tijdens de voorstelling van je eindwerk. Deze voorstelling gaat door op maandag 16, dinsdag 17 of woensdag 18 juni 2014. De exacte planning wordt later in het academiejaar bekendgemaakt, net zoals de datum van de eindwerkverdediging in de derde examenperiode. Tijdens de eindwerkvoorstelling stel je binnen een beperkte tijd (maximum 10 minuten) je werk voor en formuleer je de probleemstelling, de gevolgde werkwijze, de besluiten en de voorstellen. Nadat je je eindwerk hebt voorgesteld, word je ondervraagd door de jury. De voorstelling en verdediging worden vervolgens mee opgenomen in de beoordeling van het eindwerk. Het beoordelingsdocument kan je raadplegen op Toledo.
Richtlijnen IZ en spoed 2013-2014 - voltijds
15