gouden ganzenveer 2011
uitgereikt op 7 april 2011 in the grand, amsterdam
remco campert
De Gouden Ganzenveer 1955-1999 en vanaf 2002 7 De leden van de Academie De Gouden Ganzenveer 9 Portret van Remco Campert 11 Bibliografie 20 Op de ingehouden tonen van Benjamin Herman De uitreiking van de Gouden Ganzenveer 24 Feestrede door Henk van Os 44 Leeflezen Lofdicht Kees van Kooten 49 Het Schrijven van Woorden Dankwoord Remco Campert 54 De laureaten vanaf 1955 58 ‘De eerste keer’, ‘Poëzie is een daad’ en ‘Lamento’ Remco Campert 62
inhoud
dit boekje verschijnt ter gelegenheid van de uitreiking van de
de gouden ganzenveer werd in 1955 ingesteld door de Koninklijke
Gouden Ganzenveer 2011 aan dichter, schrijver en columnist Remco
Nederlandse Uitgeversbond bij zijn vijfenzeventigjarig bestaan. De
Campert. Bij de uitreiking sprak de laureaat over het leren schrijven.
uitgevers wilden met de prijs personen of instituten lauweren voor hun
Het dankwoord is in deze bundel opgenomen, evenals de feestrede van
bijdrage aan de Nederlandse cultuur. Tot 2000 reikten de uitgevers de
Academielid Henk van Os, een lofdicht van Kees van Kooten en een
Gouden Ganzenveer met onregelmatige tussenpozen uit aan vijftien
portret van de laureaat. De dvd toont een impressie van de uitreiking.
personen en vier instellingen. Bij het samengaan van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond met de Nederlandse Organisatie van Tijdschrift-Uitgevers en de Vereniging De Nederlandse Dagbladpers tot het Nederlands Uitgeversverbond (nuv) werd de prijs ondergebracht bij de stichting De Gouden Ganzenveer. De stichting De Gouden Ganzenveer beoogt ‘het bevorderen van de boekcultuur in brede zin’. Het stichtingsbestuur bestaat uit drs. J.G. Gaarlandt (voorzitter), m.sc. J.A. Boom, mr. A.D.H. Fockema Andreae, M.J.E.M. Lannoo, mevrouw drs. J.A.B. Leppink en E.W. Veen. De heer Lannoo trad in mei vorig jaar toe tot het bestuur. De toekenning van de prijs is de taak van de door de stichting in 2001 ingestelde Academie De Gouden Ganzenveer. De leden van de Academie komen uit de wereld van kunst, wetenschap, politiek en bedrijfsleven. Ieder van hen heeft blijk gegeven van grote betrokkenheid bij de Nederlandse cultuur, en is op persoonlijke titel gevraagd. De Academie wil de Gouden Ganzenveer jaarlijks toekennen met het uitdrukkelijk doel om het belang van het geschreven woord onder de aandacht te brengen in een toenemend multimediale samenleving. De prijs
6
de gouden ganzenveer 1955-1999 en vanaf 2002
bestaat uit een ganzenveer van goud en een jaar buitengewoon lidmaat-
De heer prof. dr. P. Schnabel (voorzitter)
schap van de Academie. De Academie kende de prijs sinds 2002 tien keer
directeur Sociaal en Cultureel Planbureau en universiteitshoogleraar uu
toe: achtereenvolgens aan Michaël Zeeman, Jan Blokker, Kees van Kooten,
De heer prof. drs. G.J.N.H. Cerfontaine
Maria Goos, Peter van Straaten, Tom Lanoye, Joost Zwagerman, Adriaan
Hoogleraar Regional Innovation Policy Universiteit Maastricht
van Dis, Joke van Leeuwen en dit jaar aan dichter, schrijver en columnist
en voormalig president & ceo Schiphol Group
Remco Campert.
De heer mr. M.J. Cohen
Na de uitreiking in 2010 was Joke van Leeuwen een jaar buitengewoon
fractieleider pvda in de Tweede Kamer
lid van de Academie De Gouden Ganzenveer. Op 7 april 2011 namen
Mevrouw drs. A.Ch. van Es
prof. drs. G.J.N.H. Cerfontaine, hoogleraar Regional Innovation Policy
wethouder Amsterdam voor GroenLinks
Universiteit Maastricht en voormalig President & ceo van de Schiphol
Mevrouw J. R. van Leeuwen
Group, en prof. dr. H.W. van Os, hoogleraar Kunst en Samenleving aan
laureaat 2010
de Universiteit van Amsterdam, afscheid van de Academie. In loop van
Mevrouw prof. ir. F.M.J. Houben
2010 werden mevrouw drs. A.Ch. van Es, wethouder voor GroenLinks in
founding partner Mecanoo architecten
Amsterdam, en dr. G.J. Wijers, ceo van AkzoNobel, lid van de Academie.
De heer T.E.G.A. Lanoye schrijver Mevrouw prof. dr. M.T.C. Mathijsen-Verkooijen emeritus hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde uva De heer mr. drs. A. Nicolaï Tweede-Kamerlid vvd Mevrouw J. van Nieuwenhoven oud-voorzitter Tweede Kamer der Staten Generaal en fractievoorzitter pvda in de gemeenteraad Den Haag
8
de leden van de academie de gouden ganzenveer
Mevrouw drs. N. Noordervliet
in het najaar van 2009 werd Remco Campert lid van de Kamer van
schrijfster
Koophandel. Omdat een nieuwe wet hem daartoe dwong, werd de auteur
De heer dr. A.H.G. Rinnooy Kan
na zestig jaar schrijven in alle rust en vrijheid – in de taal van de voor hem
voorzitter Sociaal-Economische Raad
zo vreemde wereld – ‘een zakelijke professional’.
De heer prof. dr. H.W. van Os
Soms stemde het hem droef. ‘Ik ben directeur van een eenmanszaak
hoogleraar Kunst en samenleving uva
geworden,’ vertelde Campert in zijn wekelijkse column in de Volkskrant,
Mevrouw mr. W. Sorgdrager
‘mijn bedrijf telt één werkzaam persoon en mijn naam is een handelsnaam
lid Raad van State
geworden. Ik herken mezelf niet meer. Ik ben opgehouden schrijver te
De heer mr. G.M.M.L. Verhofstadt
zijn, in plaats daarvan doe ik aan de “beoefening van scheppende kunst”.
voormalig minister-president van België en fractieleider Alliantie van Liberalen
Vreugdeloze begrippen die verslagenheid en woordbloedarmoede teweeg
en Democraten voor Europa in het Europees Parlement
brengen.’
De heer dr. G.J. Wijers
Vaker deed hij lacherig over zijn nieuwe status. Zijn reactie op de brief
ceo AkzoNobel
van de Makro behoort tot de hoogtepunten in de verzamelbundel Mijn eenmanszaak. ‘Vooral in uw branche hebben zakelijke professionals als u sterke partners nodig op wie u dagelijks kunt rekenen. Ik wil niet verhelen dat ik glom van trots toen ik dit las. Nooit eerder had iemand mij zakelijk genoemd. Mijn oude imago van financiële brekebeen in mijn branche was in één veeg weggepoetst.’ Zeker is dat niets méér vloekt met Camperts schrijverschap dan lidmaat schap van de Kamer van Koophandel. Zijn laconieke toon waarin melancholie resoneert. De verwonderde blik waarmee hij, uitsluitend als toeschouwer, het woelen van de wereld gadeslaat. Zijn herhaalde verzeke ring dat hij op zijn dooie akkertje zich door de dag slaat. Het is allemaal
10
portret remco campert
ver verwijderd van de nuchtere bedrijvigheid die de sfeer in de wereld van
Iedereen leek het altijd vanzelfsprekend dat ook Remco schrijver zou
commerciële ondernemingen bepaalt.
worden. Als volwassenen vroegen wat hij later wilde worden en hij geen
Gelukkig heeft Campert ook zonder steun van een handelskamer alles
idee had, wisten zij wel een beroep. ‘Omdat een dokterszoon geacht werd
bereikt als schrijver. Ondanks zijn schijnbare luiheid telt zijn oeuvre –
dokter te worden en het zoontje van de notaris notaris, leek het hun voor
bloemlezingen en verzamelingen uitgezonderd – meer dan honderd titels:
mij heel geschikt om schrijver te worden. “Net als je vader en je grootvader.”
poëzie, romans, verhalen, kinderboeken, columns en bibliofiele uitgaven.
Ik knikte en bloosde maar wat en wachtte ongeduldig het ogenblik af dat
En al wekt hij graag de indruk dat hij er met de pet naar gooit, zijn werk is
hun interesse voor mijn eens te leiden leven verflauwde.’ (Een mooie jonge
veelvuldig bekroond en tot op de dag van vandaag zeer geliefd.
vriendin en andere belevenissen) Zelfs koningin Wilhelmina dacht er zo over. Zeventien jaar oud werd
Remco Campert (Den Haag, 1929) is dan ook voor het schrijverschap
Campert door De Bezige Bij uitgenodigd om de feestelijke ontvangst van
geboren. Zijn vader Jan Campert en zijn opa Johan W. Broedelet waren
de koningin bij te wonen ter gelegenheid van de eerste heruitgave van De
schrijver. Aanvankelijk gaf zijn grootvader het voorbeeld, de auteur van
achttien doden na de oorlog. ‘Jongeman, jij gaat zeker in het voetspoor van
toneelstukken als De verloren zoon en romans als Hofstad. Omdat zijn
je vader treden?,’ vroeg ze. ‘Wat bedoelde de koningin? Dat ik vroeg dood
vader, een flierefluiter ongeschikt voor een geregeld bestaan, al snel uit
moest? Ik dacht er geen seconde aan dat ze bedoelde of ik ook schrijver
zijn leven verdween en zijn moeder Joekie Broedelet als actrice door het
wilde worden.’ (Familie-album)
land reisde, groeide Campert op bij zijn grootouders. Na de Tweede Wereldoorlog was Campert opeens ‘de zoon van’. Het
Toch begon Campert al jong te publiceren. In Halo, het blad van het Amster
gedicht De achttien doden had Jan Campert, zelf in 1943 gefusilleerd in
dams Lyceum: kwatrijnen, de rubriek ‘De lyceumkroeg’, de strip ‘Snuf
concentratiekamp Neuengamme, tot dé stem van het verzet gemaakt, van
snuffel’. En al snel in eigen blaadjes: Mandril en, toen hij eind jaren veertig
de offers die daarvoor nodig waren en het verdriet daarover. De gemeente
met zijn schoolvriend Rudy Kousbroek naar Parijs was verhuisd, Braak.
Den Haag eerde hem door de Jan Campert-stichting op te richten die nog
Hierin publiceerden alle auteurs met wie Campert een nieuwe generatie
altijd ieder jaar de gemeentelijke literaire prijzen uitreikt. En de zoon die
vormde: de Vijftigers – Bert Schierbeek, Hugo Claus, Simon Vinkenoog,
hij nauwelijks gekend had, werd overal gevraagd het gedicht voor te dragen.
Gerrit Kouwenaar, Jan G. Elburg en anderen.
12
13
Vooral het verblijf in de Franse hoofdstad ervoer Campert als uiterst
debuut publiceerde hij de verhalenbundel Eendjes voeren. Maar pas in de
stimulerend. ‘In Parijs broeide en gistte het voortdurend,’ vertelde hij
jaren zestig brak hij ook door in dit genre. De roman Het leven is vurruk-
ooit. ‘Er verschenen telkens nieuwe blaadjes. Parijs associeer ik met een
kulluk uit 1961 werd een grote bestseller. Het verhaal over twee vrienden
goede periode in mijn leven, met vitaliteit, met schrijven ook. Ik voelde
die allebei verliefd zijn op hetzelfde zestienjarige meisje, probeert volgens
me toen voor het eerst dichter.’ Hier maakte hij, in een oplage van 25
de schrijver zelf een geluksgevoel te vatten. Vijftig jaar later is Camperts
stuks, ook zijn eerste zelfstandige publicatie: Ten lessons with Timothy, dat
eerste roman nog altijd springlevend, getuige de uitverkiezing als het
hij probeerde te slijten aan Nederlanders in het Quartier Latin.
actieboek van Nederland Leest.
Ook de sfeer van vriendschap en gedeeld geluk – onder invloed van drank
Het verhaal ontstond in één eruptie. ‘Op een avond zat ik achter mijn
en jazz – deed Campert opbloeien. ‘Ik heb enkele jaren bij Bert Schier-
bureau voor een stukje papier en toen schreef ik: Het leven is vurruk
beek gewoond, net als Lucebert. In die tijd ben ik eigenlijk gevormd. Het
kulluk. Dat vond ik een grappige zin. Iemand moet die woorden zeggen,
was meer dan een vriendenclub, het was voor mij een soort familie, iets
dacht ik. Toen heb ik er van gemaakt: “Het leven is vurrukkulluk,” zei
wat ik altijd had gemist. Ik ontdekte op alle fronten het leven, alles kwam
Panda. Op die zin moest iemand reageren. Ik schreef: “Jaaah, beaamde
tegelijk, mijn eerste verliefdheden, mijn schrijverschap. Ik kan nooit
Mees met een zucht.” Zo ben ik doorgegaan. Een schema had ik niet, ik
zonder enige aandoening terugdenken aan die tijd.’
wist niet hoe het verhaal verder zou lopen. Maar na de ene zin kwam de
In de jaren vijftig ging het hem dan ook voor de wind. Na zijn debuut
andere zin, en zes weken later was het boek af.’
Vogels vliegen toch uit 1951, binnen twee jaar gevolgd door Een standbeeld
Het leven is vurrukkulluk en latere romans als Liefdes schijnbewegingen
opwinden en Berchtesgaden, werd hij binnengehaald als een heraut van
(1963) en Tjeempie!, of Liesje in Luiletterland (1968) maakten van Cam-
de nieuwe poëzie. Opstandig en opwindend, maar door de luchtige toon
pert een icoon van de jaren zestig. Zijn speelse, eigenzinnige werk,
tegelijk mijmerend en melancholiek. En dankzij Camperts beeldende
waarin ‘Remko Kampurt’ vrijelijk zijn hoogsteigen spelling hanteerde,
vermogen altijd trefzeker. Terecht werd zijn poëzie meermaals bekroond.
sloot aan bij het antiburgerlijke klimaat van het decennium. Zo stelen de
Onder andere, in 1956, met de Jan Campertprijs.
hoofdpersonen van Het leven is vurrukkulluk schaamteloos geld van een oude man om een feest te geven en marihuana te roken.
Vanaf het begin schreef Campert ook proza. Twee jaar na zijn poëzie
14
Campert doet altijd geloven dat hij vanaf zijn debuut nooit een dag heeft
15
gewerkt en zijn proza en poëzie altijd uit hem is blijven stromen. Dat is
ven toen van binnenuit verwoest. ‘Ik had er geen zin meer in. Tegen het
niet waar. Terug uit Parijs solliciteerde hij begin jaren vijftig als journalist
schrijven voelde ik een fysieke afkeer. Ik dacht er wel aan, maar ik werd
bij Het Vrije Volk. Uit financiële noodzaak, niet uit volle overtuiging. Als
geteisterd door een verlammende twijfel. De column in de hp was zo’n
tegenwoordige functie vulde hij in: ‘dichter’. Bij loopbaan: ‘liever van
beetje het enige wat ik schreef en ook dat kostte me soms moeite.’
niet’. Nadat hij vreemd genoeg een bloedtest moest doen, hoorde hij er begrijpelijkerwijs niets meer van.
Twee gebeurtenissen brachten Camperts schrijfmotor weer op gang.
Toch was de sollicitatie het begin van een levenslange innige relatie met
Allereerst: de P.C. Hooftprijs die hem in 1979 werd toegekend voor zijn
de schrijvende pers. Jarenlang schreef Campert van alles voor de Haagse
poëzie bleek een enorme stimulans om weer te gaan doen wat hij toch het
Post. Reportages, maar vooral stukken waarin hij alle vrijheid kreeg. De
liefste deed. En vijf jaar later: een conflict met de Haagse Post. Een portret
breedte van zijn journalistieke werk is terug te vinden in de ondertitels
van Rudy Kousbroek in het blad ervoer Remco Campert als zo kwetsend
van bundelingen als Het paard van ome Loeks (1962) en Luister goed naar
dat hij zijn medewerking opzegde. Hij kon een nieuwe start maken bij
wat ik verzwijg (1976). De eerste bevat ‘beschouwingen, invallen en mij-
de Volkskrant.
meringen’, de tweede ‘gedachten en aforismen’.
Eindelijk kreeg hij weer poëzie op papier: Theater was in 1979 de eerste
Ook werkte Campert een tijd als redacteur bij De Bezige Bij, de uitgever
bundel in elf jaar. Eindelijk weer proza ook: Na de troonrede was in 1980
van bijna al zijn werk. Als scout haalde hij Kees van Kooten en Jan Wolkers
de eerste verhalenbundel sinds 1969. Voor beide boeken, hoe dun ook,
binnen. ‘Wolkers had ruzie met Meulenhoff en daar wist ik van. Ik dacht:
had hij jaren nodig om ze te voltooien. Maar daarna schreef hij weer in
Wolkers is een goede aanwinst voor De Bij, maar hoe leg ik dat aan? Ik
hetzelfde tempo als in de jaren vijftig. Toen de cpnb begon met de reeks
heb Jan alleen een kaartje gestuurd waarop ik hem veel sterkte wenste, en
literaire Boekenweekgeschenken kwamen ze al snel uit bij Campert. In
dat hielp. Iedereen dong natuurlijk naar zijn hand, maar kennelijk op de
1985 was zijn Somberman’s actie het cadeauboek.
verkeerde manier.’
In de krant ontwikkelde Campert zich tegelijkertijd tot een hogelijk ge
Het zwaartepunt van zijn niet-literaire werk lag in de jaren zeventig. De
prezen chroniqueur van het moderne leven. Niet om zijn scherpzinnige
eeuwige twijfel aan zijn capaciteiten, die hij bijvoorbeeld had verwerkt in
duidingen van de actualiteit, maar juist omdat hij op afstand blijft en zo
de roman Het gangstermeisje (1965), hadden zijn vermogen om te schrij-
de sluipende, maar uiteindelijk grotere veranderingen weet te grijpen. De
16
17
ironie, de neiging dicht bij zichzelf te blijven en de prettig ontregelende
en hecht gecomponeerde romans: Een liefde in Parijs en Het satijnen hart,
terzijdes maken dat de bundelingen van stukjes uit die jaren – Tot zoens of
waarmee hij zich bewees als een van de beste romanciers van de jaren nul.
Eetlezen – nog altijd niet gedateerd zijn.
En nog is de koek niet op. In het jaar dat hem de Gouden Ganzenveer is
Dankzij de samenwerking met Jan Mulder groeide Campert in de jaren
toegekend lijkt Campert actiever dan ooit. Hij schreef de Gedichtendag-
negentig zelfs uit tot de keizer van de columnisten. De collaboratie met
bundel Een oud geluid. Hij toert nog altijd langs de theaters – in februari
de ex-voetballer, met wie hij al enige tijd bevriend was, ontstond bij toeval.
wederom in de Saint Amour-tournee van Behoud de Begeerte. Hij verleent
Uit behoefte aan contact had Campert zich bij een impresariaat opge
zijn medewerking aan Nederland Leest. En hij gaat onverdroten door met
geven. Het theaterbureau bedacht een gezamenlijk programma: om de
zijn wekelijkse column in de Volkskrant. Twee jaar geleden had hij dankbaar
beurt voorlezen in een theatrale setting. Met succes, zoals is na te voelen
een nieuw aanbod van de krant aanvaard. Een vast podium in de krant
in de bundeling van de verhalen die ze on stage brachten: Fiebelekwinten.
kon hij toch niet missen.
In 1996 zette de Volkskrant het duo op de voorpagina. Een dagelijkse
Zo beloven de jaren tien van de eenentwintigste eeuw opnieuw een
column zou Campert te belastend hebben gevonden. Sterker: de twee
decennium te zijn waarin Remco Campert onmiskenbaar bij de beste
wekelijkse column op de cultuurpagina die hij tot dan had, kostte hem al
auteurs van zijn tijd hoort.
de grootste moeite. Soms leverde hij zelfs niets in – met de smoes: ‘ik was weg’, aldus zijn toenmalig chef Jan Blokker. Maar de gedachte dat hij zijn vriend in de steek zou laten, was voldoende dwang om iedere tweede dag een nieuw stuk in te leveren. Tien jaar was CaMu de seismograaf van het land. Totdat de inmiddels 75-jarige schrijver zich te oud begon te voelen. Niet om door te gaan met schrijven, maar juist om zijn dagen niet te blijven slijten met cursiefjes. Hij wilde de resterende tijd optimaal besteden aan een paar grote romans die hij in zich voelde borrelen. Dat werden de voor Camperts doen dikke
18
19
poëzie
van Malsen, 1973) / Na de troonrede (1980) / Een beetje natuur (1982) /
Vogels vliegen toch (1951) / Een standbeeld opwinden (1952) / Berchtesgaden
Graag gedaan (1990) / Fiebelekwinten (met Jan Mulder, 1994) / Een mooie
(1953) / Met man en muis (1955) / Het huis waarin ik woonde (1955) / Bij
jonge vriendin en andere belevenissen (1998) / De familie Kneupma (2001) /
hoog en bij laag (1959) / Dit gebeurde overal (1962) / Hoera, hoera (1965) /
De lijst Mallebrootje (2003) / Om vijf uur in de middag (2010)
Mijn leven’s liederen (1968) / Betere tijden (1969) / Theater (1979) / Scènes
kinderboeken
in Hotel Morandi (1983) / Collega’s (1986) / Rechterschoenen (1992) /
Lodewijk Sebastiaan (1956) / Basta het toverkonijn (met tekeningen van
Stadsgedichten (met Hendrik Marsman en Robert Anker, 1992) / Ode
Franka van der Loo, 1974) / Kinderverhalen (met tekeningen van Tineke
aan mijn jas (1997) / Over en weer (met Cees Nooteboom, 2003) / Nieuwe
Schilder, 1984) / Oom Boos-Kusje en de kinderen (met tekeningen van
herinneringen (2007) / Een oud geluid (Gedichtendagbundel, 2011)
Poeka Veldman, 1996)
romans / novellen
non-fictie
Het leven is vurrukkulluk (1961) / Liefdes schijnbewegingen (1963) / Het
Achter glas (teksten bij foto’s van Joan van der Keuken, 1957) / Het paard
gangstermeisje (1965) / Tjeempie!, of Liesje in Luiletterland (1968) / De Harm
van ome Loeks (beschouwingen, invallen en mijmeringen, 1962) / Luister
en Miepje Kurk story (1983) / Somberman’s actie (Boekenweekgeschenk,
goed naar wat ik verzwijg (gedachten en aforismen, 1976) / Waar is Remco
1985) / Zachtjes neerkomen (1989) / Gouden dagen (1990) / Ohi, hoho, bang,
Campert? (columns, 1978) / Wat doet de koningin (columns, 1984) / Hier is
bang of het lied van de vrijheid (1995) / Als in een droom (2000) / Beschreven
Remco Campert (columns, 1986) / Tot zoens (columns, 1986) / Eetlezen
blad (2001) / Een liefde in Parijs (2004) / Het satijnen hart (2006) / Een
(columns, 1987) / Het bijzettafeltje (columns, 1993) / De zomer van de
geschenk uit de hemel (2006) / Dagboek van een poes (2007) / Het avontuur
zwarte jurkjes (columns, 1996) / CaMu 1996 (met Jan Mulder, 1997) /
van Iks en Ei (2008)
CaMu 1997 (met Jan Mulder, 1998) / CaMu 1998 (met Jan Mulder, 1999) /
verhalen
Familie-album (Boekenweekessay, met Jan Mulder, 1999) / CaMu 1999
Eendjes voeren (1953) / Alle dagen feest (1955) / De jongen met het mes (1958) /
(met Jan Mulder, 2000) / CaMu 2000 (met Jan Mulder, 2001) / CaMu
Een ellendige nietsnut (1960) / Nacht op de kale dwerg (1964) / Fabeltjes
2001 (met Jan Mulder, 2002) / CaMu 2002 (met Jan Mulder, 2003) / CaMu
vertellen (met illustraties van Fritzi ten Harmsen van der Beek, 1967) /
2003 (met Jan Mulder, 2004) / CaMu 2004 (met Jan Mulder, 2005) /
Hoe ik mijn verjaardag vierde (1969) / Op reis (met schilderijen van Willem
Schrijversleven (dagboekaantekeningen, 2004) / Tien jaar Nederland
bibliografie
21
(bloemlezing, met Jan Mulder, 2005) / CaMu 2005 (met Jan Mulder, 2006) /
Nederlands en Duits, 1998) / Ratapan = Lamento (poëzie, tweetalige
Mijn eenmanszaak (columns, 2010) / cc (correspondentie met Theo
uitgave Nederlands en Bahasa, 1999) / Smartlap (poëzie, met Hugo Claus
Loevendie en Bernlef, 2011)
en Gerrit Kouwenaar, 2000) / Vergane dagen (gedichten met litho’s van
bibliofiele en bijzondere uitgaven
Ysbrant, 2001) / Mei 1940, Den Haag (2001) / Noodzakelijke zonden: vier
Ten lessons with Timothy (poëzie, 1951) / Vierendelen (poëzie, met Hans
verhalen over radio en tv (2001) / Morgen is het licht (2004) / Bewaarplaats
Andreus, Simon Vinkenoog en Hugo Claus, 1951) / Van de wijs (verhalen,
(2004) / Bij uitstek jazz (2005) / Acht waterschetsen (gedichten met foto’s
1956) / De letter N (1967) / Open plek (handschriftposter, 1972) / Musici
van Erwin Olaf, 2006) / Solo in een drankzuchtige aprilnacht (2007) /
(gedicht, 1973) / Aan Breyten (handschriftposter, 1977) / Wandeling naar
Openingen (gedichten met litho’s van Ysbrant, 2009) / Meisjes van
Parfondeval (gedichten, 1977) / Processies (gedichten bij litho’s van Alain
plezier (gedichten met litho’s van Ysbrant, 2011)
Teister, 1979) / De tijden (kerstgeschenk van Haagse Post, 1980) / Bioscoop
Bloemlezingen, verzamelbundels, heruitgaven onder een andere naam, luisterboeken en dvd-boxen zijn niet in de bibliografie opgenomen.
(gedichten bij litho’s van Ysbrant, 1981) / Verzet begint niet met grote woorden (rijmprentbriefkaart, 1982) / Amsterdamse dagen (1984) / Drie vergeten gedichten (1984) / Zeven vrijheiden (met kleuretsen van Hannes Postma,
prijzen
1984) / Somberman’s maandag (Boekenweektoespraak, 1985) / Zijn hoofd
Reina Prinsen Geerligsprijs 1953 voor Berchtesgaden / Poëzieprijs van de
verliezen (1985) / Rustig (1986) / Verzet (1988) / Toen ik je zag (gedichten
gemeente Amsterdam 1955 voor Gedicht met een moraal / Jan Campertprijs
bij foto’s van Peter de Jong, 1988) / Dansschoenen (1991) / Oproepen (1991)
1956 voor Met man en muis en Het huis waarin ik woonde / Anne Frank-prijs
/ Rechterschoenen (met ets door Charles Hofman, 1992) / Restbeelden,
1958 voor Vogels vliegen toch / Prozaprijs van de gemeente Amsterdam
Notities van Izegrim (poëzie, 1994) / Straatfotografie (met tekeningen
1959 voor De jongen met het mes / P.C. Hooft-prijs 1979 voor zijn poëtisch
van Lucebert, 1994) / Plan voor een tuin (met gedicht van Jan Hanlo, 1994)
oeuvre / Cestoda-prijs 1987 / Gedichtendagprijs 2008 voor Op de Over-
/ Landschap aan zee (gedichten bij foto’s van Willem Diepraam, 1995) /
toom / Gouden Ganzenveer 2011
Zeventien schetsen voor Ysbrant (met tekeningen van Ysbrant, 1996) / Voorgevoelens (1996) / Iemand stelt de vraag (gedicht, 1998) / Albatros. Die Compact Disc als Gestaltungselement zur Farbfläche (tweetalige uitgave
22
23
van de gouden ganzen veer
benjamin herman de uitreiking
op de ingehouden tonen van
had iedereen zich soms gespiegeld aan de laureaat? Alle sprekers op de uitreiking van de Gouden Ganzenveer waren als Remco Campert zelf: kort en bondig, maar trefzeker en ontroerend. Al was de 81-jarige schrijver, dichter en columnist natuurlijk zelf het trefzekerst en ontroerendst. Voor een uitgelezen gezelschap van vrienden, Academieleden, uitgevers en de crème van het boekenvak zong Geurt Gaarlandt, voorzitter van stichting De Gouden Ganzenveer, in de volgepakte raadszaal van hotel The Grand als eerste de lof van de tiende laureaat die de Academie ‘zo terecht’ had bekroond. ‘Remco Campert, je tikt er tegen en het zingt,’ sprak hij. ‘Zijn poëzie heeft een ongeëvenaarde en onvervreemdbare toon waar de decennia geen vat op hebben gehad. Een gedicht uit 1962 is nog even leesbaar als een column van een week geleden. Zijn werk heeft een weldadige continuïteit behouden in de zestig jaar dat hij druk heeft gehamerd en getimmerd in zijn taalwerkplaats.’ Al die jaren was laudator Henk van Os een groot liefhebber van Camperts werk. Sinds hij als gymnasiast in de jaren vijftig met zijn poëzie kennismaakte in de bloemlezing Nieuwe griffels, schone leien, zo vertelde hij in zijn feestrede, was zijn bewondering voor de zo krachtige en beeldende taal onverminderd gebleven. Vaak zegt men dat een beeld meer zegt dan duizend woorden. Maar uitgerekend de kunsthistoricus vond in Camperts poëzie het tegenover gestelde. ‘Met een enkel woord van Remco zie je complete genretafe
41
reeltjes zoals Jan Steen ze schilderde of Gabriël Metsu,’ meende Van Os.
Er ging een siddering door de zaal. Ook door het echtpaar Campert. Tegen
Daarna was het woord aan de zichtbaar geëmotioneerde laureaat. Eerst
het eind van het gedicht sloeg Deborah een arm om haar echtgenoot de
nam Campert zelf achter het katheder plaats – nadat hij, zoals eerdere
laureaat en legde ze, heel even, haar hoofd op zijn schouder. Remco was
laureaten verscholen achter een haag van fotografen, de Gouden Ganzen
zo aangedaan door het optreden dat zijn vervoering in de hele zaal te
veer overhandigd kreeg en er dankbaar mee had geposeerd. Op typerend
voelen was.
laconieke toon sprak hij over het leren schrijven en hoe belangrijk dat
Op de dvd is een impressie van de uitreiking te zien. Achterin staan de gedichten van Remco Campert die Kitty Courbois voordroeg.
voor hem was. Goed, hij was oud geworden. De griffel, lei en sponzendoosje waarmee hij had leren schrijven op de bewaarschool waren verdwenen. De bewaar school zelf bestond niet eens meer. Maar iedere keer als hij schrijft, voelde hij weer dat ‘moment van plotselinge illuminatie toen ik mijn eerste zelfgeschreven woorden kon lezen.’ Toen was het aan Kitty Courbois om Camperts woorden te laten klinken. Zij bracht de zaal, opgewarmd door het Benjamin Herman Kwartet – met Benjamin Herman (altsaxofoon), Kasper Kalf (contrabas), Joost Kroon (drums) en Gideon van Gelder (piano) – in vervoering met haar precieze, gevoelvolle voordracht van Campert-klassiekers als ‘De eerste keer’ en ‘Poëzie is een daad’. Het laatste gedicht was het hoogtepunt van de middag. ‘Lamento’. Be geleid door de ingehouden tonen van het nummer dat Benjamin Herman in 2007 op deze klaagzang componeerde, maakte zij het diepmenselijke verdriet voelbaar om alles waarvan we dachten dat het nooit voorbij zou gaan en dat toch voorbij ging.
42
43
om u duidelijk te maken hoeveel Remco Campert heeft betekend
nooit gehoord. Van Reijnders evenmin. Met gespeelde verontwaardiging
voor mijn generatie wil ik u eerst meenemen terug in de tijd. Naar een
legde hij uit dat Rodenko de samensteller was van de dichtbundel Nieuwe
Gronings gymnasium in 1956. In de vijfde klas leerde de leraar Nederlands
griffels, schone leien, waarmee poëzie een nieuwe zeggingskracht had
zijn leerlingen leven met gedichten. Veel Hendrik de Vries, want die hoor
gekregen. Om aan onze onwetendheid definitief een einde te maken vroeg
de bij de Groningers, al kregen zij het soms Spaans benauwd van zijn
hij de leraar Nederlands toestemming om uit die bundel een gedicht te
copla’s. Maar vooral veel Roland Holst. Dat waren nog eens ervaringen
mogen voordragen, een gedicht dat van alle gedichten die in Nieuwe grif-
en gevoelens die door hem werden vertolkt. ‘Maar de ziel herinnert zich
fels, schone leien waren opgenomen het meest geschikt was om ons binnen
de bijslaap en het Eden des vlezes nog.’ Voor postpubers waren zinnen
te leiden in de wereld van de moderne dichtkunst. ‘Toe dan maar,’ zei de
als deze de volmaakte uitdrukking van hen onbekende roerselen. Ze
leraar.
hadden geen weet van ‘een ziel met herinnering’ of van een ‘Eden des
Het gedicht heette ‘Koud’ en het was van Remco Campert. Het begon zo:
vlezes’. Slaap hadden ze wel, maar bijslaap, ho maar. Toch wisten zij
‘Winter nadert. / Ik voel het aan de lucht / En aan de woorden die ik schrijf. /
zeker dat je als gymnasiast in Groningen zulke gevoelens en ervaringen
Alles wordt klaarder: de straat / Is tot aan zijn eind te zien. De woorden /
althans moest suggereren om mee te tellen. Vandaar dat in de schoolkrant
Hebben geen eind.’
regelmatig gedichten verschenen waarin een leven met veel meer tragiek
Met dat gedicht betraden wij een nieuw gebied, waar gedicht geen ver-
en extase werd voorgesteld dan in het Groningen van 1956 mogelijk was.
dichtsel meer was, waar woorden dichtbij gevonden worden en niet uit
Poëzie en werkelijkheid lagen ver uiteen.
verheven beemden waren geplukt. Waar doordeweekse mededelingen
In de klas zat de hoofdredacteur van de schoolkrant, een intellectuele
poëzie bleken te bevatten. Dichters zingen niet alleen, maar praten ook.
durfal. Zijn superioriteit kwam vooral tot uitdrukking in de frequentie
‘Koud’ was groot nieuws. Op ons verzoek kocht de leraar bundels van
waarmee hij naar Amsterdam op en neer reisde. Op een maandagoch-
deze pratend-zingende dichter aan met titels als Vogels vliegen toch en Een
tend vertelde hij zijn klasgenoten dat hij in café Reijnders op het Leidse-
standbeeld opwinden. Eén van ons die zich in nieuwe jazz had gespeciali-
plein een glaasje had gedronken met niemand minder dan Paul Rodenko.
seerd, kwam tot de conclusie dat een gedicht van Remco Campert zo
Zijn vrienden kwamen vooral onder de indruk van glaasjes drinken op
klonk als de vibrafoon van Milton Jackson. Die ontdekking gaf aanleiding
zo’n wufte locatie als het Leidseplein. Van Paul Rodenko hadden ze nog
tot een vrolijke avond bij één van de weinige vrienden die thuis jazz mocht
feestrede door henk van os
45
draaien. Remco’s standbeeld werd opgewonden bij Fontessa van het Modern Jazz Quartet. Ondertussen bleek het allerminst gemakkelijk om zelf eenvoudige gedich ten te schrijven. Wie gewend was aan een zangerige pathetiek kreeg zichzelf maar met moeite op een nieuwe manier aan de praat en daarbij miste hij ook nog het beeldend vermogen van zijn grote voorbeeld. Remco Campert verbeeldt met woorden en woorden wekken zijn verbeelding. Dat betekent niet dat hij met taal illustraties maakt. Maar zijn gedichten roepen beelden op. En die beelden beklijven en geven de wereld een ander aanschijn. Een heldere winterdag ziet er voor altijd anders uit, wanneer je eenmaal van de dichter hebt gehoord dat de straat dan tot aan zijn eind te zien is. ‘Schilderen met woorden’ is het niet, want daar worden meestal teveel woorden bij gebruikt. Met een enkel woord van Remco zie je complete genretafereeltjes zoals Jan Steen ze schilderde of Gabriël Metsu. Er is slechts één gebaar nodig, er hoeft maar een bezem scheef te staan of een zwaluw voorbij te vliegen en je weet: het zal wel weer om stoute avontuurtjes gaan. ‘“Tjeempie, mam, gewoon,” antwoordde Liesje, terwijl ze wellustig genietend haar slanke vingertje aflikte, na het eerst in de boterpot en vervolgens in de sjokoladehagelslag gedoopt te hebben.’ Je ziet het voor je. Dichtbij huis is meer te beleven dan je ooit voor mogelijk had gehouden. Daarom staat bij Remco reislust voortdurend ter discussie, want thuis wachten Deborah en de poes. Alles wat Remco Campert schrijft kun je je voorstellen, ook als je zoiets
46
47
nog nooit hebt gezien. In 1988 zong hij in een poëtische ontboezeming
jongens jongens jongens jongens
de lof van de schilders. De eerste van drie liederen begint met: ‘Aan mijn
jongens jongens en een of twee meisjes
vrienden de schilders / voel ik me het meest verwant.’ De tweede met:
achter wie wij aanfietsten
‘Van mijn vrienden de schilders / heb ik het kijken geleerd.’ En de derde:
want wij durfden niet
‘In mijn vrienden de schilders / herken ik wat ook mij beroert // hoe in
naast ze te rijden alleen
een onverhoedse wending / schitterend in het kunstlicht // de ademloze
na diep ademhalen hard erlangs
salto mortale / van de beheerste acrobaat // één ogenblik en voor eeuwig
terwijl wij keken naar de neuzen
// de schone waarheid wordt.’
van onze sandalen
Remco, jij brengt voor mij en vele anderen, voor hele generaties dag in
op de blokken van onze pedalen.
dag uit werkelijkheid en poëzie dichter bij elkaar. Dichter bij elkaar dan wij voor mogelijk houden. Je hebt ons een taal gegeven om mee te kijken
De volgende morgen kraste ik
naar onszelf en naar de wereld om ons heen. Je schreef allang met een
haar initialen in de bank
gouden ganzenveer, maar nu krijg je er één van ons.
waaronder een officieel verboden
Je hebt in 1979 een kort maar krachtig feestlied geschreven. Ik zal het decla
stripboekje van Dick Bos werd doorgegeven.
meren, dan hoeven de aanwezigen het niet te zingen. Het gaat nota bene
En ik schreef 11 september 1954
over een schilderij. Over de ‘Doorboorde Tijd’ van René Magritte, dat
rechtsbovenaan mijn blaadje
achterop het programma van deze middag staat afgebeeld. Het gaat als
en keek lang naar buiten,
volgt: ‘Zolang de locomotief / nog uit de schoorsteenmantel stoomt //
waar het leefde.
nou, dan treuren we nog niet / ach, dan treuren we nog niet.’
Drie jonge, bladloze gemeenteboompjes
Einde citaat en einde der lofprijzing.
aan een paal met om hun hals de strakke acht van een verschoten soldatenkoppelriem tegen het omwaaien.
48
leeflezen lofdicht kees van kooten
Wij kregen Nederlands en lazen
dat niet kon – alle dagen feest
van geen jongen die wij wilden wezen,
en hand in hand
van geen leven dat ons leuk leek
boven ons leven zweven –
van geen wereld waar wij hadden willen wonen.
jongens jongens jongens jongens
Bleven wij nog lang alleen zo?
en altijd te weinig meisjes.
Jongens jongens jongens jongens
Maar die jongen teveel
een hele tijd niks en dan mijnheren?
bij de pick-up wilde jij wel zijn,
Liep er niemand door dit Letterland
als je er maar bij kon zijn
die de klasdeur in kwam trappen,
en mee mocht wanneer ze
de ramen los wou gooien en ons openbreken zou?
een standbeeld gingen opwinden.
Zodat al die onvoldoende jongensboeken
En de volgende morgen
voorgoed in een doos naar zolder konden?
weer normaal naar school maar nu onkwetsbaar door een geheim.
Toen is er één jongen
Sedertdien werd Remco Campert
op zijn eigen houtje
doorgegeven onder banken waarop
uit bladeren gegaan.
niets meer werd geschreven,
Over zijn toeren kwam hij terug
want eindelijk stond het ergens.
en liet ons zien waar hij ze had zien staan:
Jongens jongens jongens jongens
de woorden die wij zochten!
op het eindexamenfeest in negentienzestig.
De jongenszielsverwante zinnen
Drie hadden er een mes bij zich
die zeiden wat we waren en wat
en het mooiste meisje
we wilden maar best begrepen
bij wie het thuis was en dat
50
51
Camperts verhaal net zo geilgelovig
Vannacht sloop er nog eentje slapeloos zijn bed uit
als wij had gelezen,
pakte Het leven is vurrukkulluk
verklaarde zich bereid om
en las zich een stukje tot jongen.
met haar benen wijd
Toen kroop hij terug,
en haar petticoat omhoog
zijn vrouw vroeg wat er was
tegen de huiskamerdeur te gaan staan.
en hij zei: ik had dorst schat.
Twee minuten wachtte ze,
Ben even wat wezen drinken,
maar geen van de jongens
van Remco Campert.
durfde de schrijver na te leven
Ik wist niet dat je nog wakker lag,
en zijn mes te richten op
gaapte zij.
het topje van de hardboard wigwam
En als we nou die stompzinnige
tussen haar benen.
Telegraaf opzeggen en ’s ochtends
En we gingen wel naar Parijs,
de Volkskrant nemen
maar met onze ouders.
dan hebben we hem elke zaterdag.
Tien jaar later waren alle jongens getrouwd met meisjes van andere scholen en zijn overal gaan wonen en zijn in zaken gegaan en hebben elkaar alles aangedaan. Hun zonen mogen Campert lezen van hun scholen. ‘Remco,’ mompelen de vaders.
52
53
toen mij, alweer enige maanden geleden, door de Academie De Gouden
In opperste nood toverde ik een titel uit mijn verfomfaaide hoge hoed:
Ganzenveer de vraag werd gesteld wat het onderwerp zou zijn van mijn
Het Schrijven van Woorden. Met het woord begint het tenslotte, het eerste,
bijdrage aan deze gouden middag, werd ik door een licht gevoel van
en eindigt het ook, het laatste.
paniek beslopen. Mijn natuurlijke neiging is om me met zo min mogelijk
Maar zover zijn we nog niet. Mijn woord heeft nog een weg te gaan.
zorgen te belasten, een neiging waarover men zich in mijn omgeving
Het begin van die weg lag voor mij in de bewaarschool die gevestigd was
soms zorgen maakt, maar waarmee ik me tot nu toe vrij aardig door het
aan de Weissenbruchstraat in Den Haag. Het woord bewaarschool is in
leven heb geslagen.
onbruik geraakt. In het Klein woordenboek van de Nederlandse taal zul je
In ieder geval had ik er nog geen seconde over nagedacht. Dat komt wel,
het niet meer aantreffen. Het leeft nog voort in het geheugen van oude
dacht ik en dacht niet verder. Ik wist natuurlijk dat ik een dankwoord
mensen als ik, als een van de dingen die niet voorbij zijn gegaan. In een
moest uitspreken en dat zou me weinig moeite kosten, gezien de grote
oude editie van de Van Dale wordt dat ‘ding’, dat zoveel herinneringen
dankbaarheid die ik voelde en voel over het feit dat ik door mij zeer geres-
oproept aan mijn jeugd in Den Haag, zelf een bouwsteen is van die herinne
pecteerde mensen waardig was bevonden om de Gouden Ganzenveer,
ringen, beschreven als een school ‘voor zeer jeugdige kinderen, inzonder
deze hoogwaardige culturele onderscheiding, in ontvangst te nemen.
heid van drie tot zes jaar, waar zij worden voorbereid tot het ontvangen
Eén ding wist ik zeker: ik zou die Gouden Ganzenveer bij terugkeer naar
van lager onderwijs.’ Ik leerde er onder andere hoe grijs karton in bepaalde
huis niet uit het raam van de taxi gooien, zoals Rijk de Gooyer eens deed
kubistische vormen te knippen en die vormen aan elkaar te lijmen, zodat
met zijn Gouden Kalf.
er een blik ontstond waarmee je stof kon opvegen. Alleen, in het vervaar-
Dat mijn dankwoord het liefst ook nog van enige verderstrekkende bete-
digen van de bijbehorende stoffer werd geen onderwijs gegeven.
kenis moest zijn, was in de vreugde die de toekenning bij mij veroorzaakte
Toen ik vijf was leerde ik op die school de eerste beginselen van het woor-
niet tot me doorgedrongen. Misschien had ik het, in de lijn van mijn streven
den schrijven. Daar was een periode aan voorafgegaan van thuis- en
naar zo min mogelijk aan mijn hoofd te hebben, verdrongen.
straatonderwijs, waarin ik me het uitspreken van woorden eigen maakte.
Waar zou ik het over hebben? ‘Iets over columns?,’ opperde ik vaagjes aan
Je zou misschien in je leven wel met praten kunnen volstaan, maar daar zou
de telefoon. Jawel, maar wat zou dan de titel zijn? De uitnodiging voor deze
ik, geplaagd door verlegenheid die mij vaak tot zwijgzaamheid dwong,
middag schreeuwde om een titel.
niet tot verdere invulling van mijn leven zijn gekomen. Toekomstig contact
het schrijven van woorden dankwoord remco campert
55
met de medemens zou weleens een eenzijdige affaire kunnen worden.
loze balpunt was ver in het verschiet. De kroontjespen was een pochet,
Kortom, leren woorden te schrijven was een noodzaak voor me.
de bic een lap om je neus in te snuiten.
Voor mijn eerste lessen in het schrijven van woorden stelde de bewaar-
Vele schriften vulde ik met de letters van het alfabet. Ik leerde het verschil
school een lei en een griffel tot mijn beschikking. Ik leerde schuine streep
tussen de kleine letter en de hoofdletter, een verschil dat niet merkbaar
jes te zetten, witte streepjes regen op de donkere hemel van de lei. Bij het
was als je de letters uitsprak. Ik herinner me de q als de moeilijkste letter.
schrijfgereedschap hoorde een sponzendoosje. Met het vochtige sponsje
Had je het schrijven van de letters onder de knie, dan was je klaar om die
kon ik de streepjes uitwissen, zodat ik de volgende dag met een schone lei
letters samen te voegen tot woorden. Het was een moment van plotselinge
begon. Dat sponsje ben ik later in mijn leven deerlijk gaan missen. Voor
illuminatie toen ik mijn eerste zelfgeschreven woorden kon lezen. Het
mij geen schone lei meer. Alles staat er en zelfs wat er niet staat valt niet
bleek dat je met die woorden zinnen kon vormen, zinnen met een punt,
meer uit te wissen.
een vraagteken of een uitroepteken erachter, en dat had allemaal betekenis.
Niet veel later, in de eerste klas van de lagere school, werd het schrijfmate
Met de ontdekking van de uit woorden samengestelde zin nam de ont-
riaal professioneler. Kroontjespen, schrift en inktpot kwamen in mijn
dekking van de wereld in het algemeen en de eigen wereld in het bijzonder
leven en, niet te vergeten, het inktlapje. Aan dat lapje zeem kon je je pen
een aanvang.
afvegen. Het sponsje was verleden tijd geworden. Ik was een definitieve,
In zekere zin was die ontdekking al in de wieg begonnen, maar ze werd
niet meer terug te zetten stap verwijderd van het wegvegen van de woorden.
pas hanteerbare werkelijkheid toen ik de kunst van het schrijven van
Ik kon er alleen nog maar een streep doorhalen, maar dan bleef je fout toch
woorden meester was. De eerste zelf op papier gezette woorden waren
zichtbaar.
gedicteerd door de juf of de meester, maar het zou niet lang duren of ik
In het schrift groeiden de streepjes gaandeweg tot letters. Die letters moest
schreef mijn eigen woorden.
je met dik en dun schrijven. Dun in de rechte stukken, dik in de zwierlijke
Zoals op prentbriefkaarten tijdens de zomervakantie.
rondingen – dit alles ter verfraaiing van het uiterlijk van de letter. In mijn
‘Het regent. We hebben gebald. Dat was leuk. Nu weet ik niks meer.’
prille jeugd was de twintigste eeuw nog maar een paar decennia oud. Als
Het is nog altijd leuk.
aanstuurder van het handschrift speelde de ganzenveer, hoewel allang uit
En nu weet ik niks meer.
gebruik genomen, nog steeds een elegante rol. De tijd van de karakter-
56
57
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (1955)
Peter van Straaten, tekenaar en schrijver (2006)
Prof. dr. A.J. Barnouw, historicus (1957)
Tom Lanoye, schrijver (2007)
Prof. dr. J.H. Oort, sterrenkundige (1960)
Joost Zwagerman, schrijver (2008)
Prof. dr. A.M. Hammacher, kunsthistoricus (1965)
Adriaan van Dis, schrijver en programmamaker (2009)
Prof. dr. H. de la Fontaine Verweij, bibliothecaris en publicist (1980)
Joke van Leeuwen, auteur, illustrator en performer (2010)
Prof. dr. B.C.J. Lievegoed, psychotherapeut, sociaal-pedagoog en publicist
Remco Campert, dichter, schrijver en columnist (2011)
(1983) Prof. dr. H. Freudenthal, wiskundige (1984) Prof. dr. J. Tinbergen, econoom (1985) Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten (1986) Armando, schilder en schrijver (1987) Dr. L. de Jong, historicus (1988) Prof. dr. mag. E.C.F.A. Schillebeeckx, theoloog (1989) Prof. dr. L. Reijnders, milieukundige (1990) Cultureel Supplement NRC Handelsblad (1991) Dr. A. Lehning, sociaal-historicus en schrijver (1992) Pierre H. en Simone Dubois, schrijversechtpaar (1993) H.J.A. Hofland, journalist (1996) Letterkundig Museum (1999) Michaël Zeeman, literatuurcriticus (2002) Jan Blokker, schrijver en journalist (2003) Kees van Kooten, schrijver (2004) Maria Goos, schrijfster (2005)
de laureaten vanaf 1955
59
Koninklijke Boom uitgevers,
redactie Maarten Dessing, Leiden
Centraal Boekhuis bv,
coördinatie Visser’s Latijn/Annechien Visser, Amsterdam
Centric,
fotografie Gerlinde de Geus, Amsterdam
Euradius,
ontwerp Piet Gerards Ontwerpers, Amsterdam
LannooMeulenhoff bv,
De tekst is gezet uit dtl Haarlemmer.
De Nederlandsche Bank nv,
drukwerk Ten Brink, Meppel
ndc|vbk de uitgevers,
bindwerk Hexspoor, Boxtel
wpg Uitgevers bv.
papier Munken Print White en Artic Volume Highwhite (100 g/m²) en Munken Lynx (240 g/m²). Beide papiersoorten zijn fsc-gecertificeerd,
Met dank aan
beschikbaar gesteld door Artic Paper Benelux en geleverd door Antalis,
Piet Gerards Ontwerpers,
Almere/Andelst.
Arctic Paper Benelux,
dvd Frans Hoeben, Amsterdam
Antalis en Ten Brink/Euradius
© 2011 Stichting De Gouden Ganzenveer, Postbus 12040, 1100 aa
die deze speciale uitgave mogelijk hebben gemaakt.
Amsterdam © ‘De eerste keer’, ‘Poëzie is een daad’ en ‘Lamento’, Remco Campert © ‘Leeflezen’, Kees van Kooten © ‘La Durée Poignarde’, René Magritte (met dank aan Uitgeverij Ludion, Antwerpen) secretariaat Annechien Visser Kloveniersburgwal 75-d, 1011 ka Amsterdam www.goudenganzenveer.nl nur 320 isbn 978 90 807238 0 1
begunstigers
colofon
voorgedragen gedichten remco campert
de eerste keer De eerste keer ging ik met je mee naar je kamer daar zou het gebeuren de laatste tram jankte door de bocht de radio van de buren speelde onaardse jazz jij stak een stompje kaars aan in een fles zo ging het dus ik trok traag mijn schoenen uit was in verwarring: zou ik mans genoeg zijn die eerste keer? de eerste keer zweette ik als een otter in zo’n worsteling onbehouwen en teder bewoog mijn lichaam eerder niet in het zoete bloed van onze stukgebeten monden kwamen zoals nooit meer later lust en liefde samen in het sputterende licht van de kaarsvlam en het zachte schijnsel van de nachtelijke stad dat door het raam naar binnen viel en zich bij ons had neergevlijd zag ik hoe je ogen iets zagen dat ik niet kon zien zo bodemloos ver van mij weg besef van gevaar in je mond halfopen hoonde de dood de eerste keer rookten we een sigaret toen het gebeurd was dat zag je ze doen in de Franse film ik morste as op mijn borst en snoof tersluiks aan mijn vinger gedoopt in je geur
de eerste keer dat gevoel van ruimte die om mij vroeg hoe de wereld eindelijk voor me openlag alle steden toegankelijk de wijdste zee bevaarbaar de hoogste berg te beklimmen niets hield me meer tegen het liefst ging ik meteen op weg maar eerst nog de tweede keer
poëzie is een daad Poëzie is een daad van bevestiging. Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef. Poëzie is een toekomst, denken aan volgende week, aan een ander land, aan jou als je oud bent. Poëzie is mijn adem, beweegt mijn voeten, aarzelend soms, over de aarde die daarom vraagt. Voltaire had pokken, maar genas zichzelf door o.a. te drinken 120 liter limonade: dat is poëzie. Of neem de branding. Stukgeslagen op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen, maar herneemt zich en is daarin poëzie. Elk woord dat wordt geschreven is een aanslag op de ouderdom. Ten slotte wint de dood, jazeker, maar de dood is slechts de stilte in de zaal nadat het laatste woord geklonken heeft. De dood is een ontroering.
lamento Hier nu langs het lange diepe water dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar dat je altijd maar hier nu langs het lange diepe water waar achter oeverriet achter oeverriet de zon dat ik dacht dat je altijd maar altijd dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht altijd maar je ogen en de lucht altijd maar rimpelend in het water rimpelend dat altijd in levende stilte dat ik altijd zou leven in levende stilte dat je altijd maar dat wuivende oeverriet altijd maar Langs het lange diepe water dat altijd maar je huid dat altijd maar in de middag je huid altijd maar in de zomer in de middag je huid dat altijd maar je ogen zouden breken dat altijd van geluk je ogen zouden breken altijd maar in de roerloze middag langs het lange diepe water dat ik dacht dat ik dacht dat je altijd maar dat ik dacht dat geluk altijd maar dat altijd maar het licht roerloos in de middag dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder je okeren schouder altijd in het middaglicht dat altijd maar je kreet hangend altijd maar je vogelkreet hangend in de middag in de zomer in de lucht dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar altijd maar het rimpelende water de middag je huid ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit hier nu langs het lange diepe water dat nooit ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer