360 Noordzee
LUCHTVERVUILING Atmosferische fluxen van zware metalen naar de Noordzee De Noordzee wordt langs ver schillende wegen belast met zo wel organische ais anorganische polluenten. Meest evident Is het transport via rivieren. Direkte lo zingen langsheen de kustlijn en dumping van toxische materialen door schepen zijn twee andere oorzaken van vervuiling. Exploita tie van olie- en gasplatlbrmen leidt eveneens tot operationele lozingen van een aantal schade lijke stoffen. "Last but not least” bereikt een deel van de polluen ten de Noordzee via de atmos feer. Dit artikel handelt specifiek over dit laatste facet van Noordzeepollutie. Zowel gasvormig ais particulair materiaal worden via verbrandings- en andere pollutieprocessen in de atmosfeer geëmit teerd. Na fysische dispersie en chemische transformatie kunnen deze polluenten in zee terecht ko men via depositieprocessen. De zware metalen bevinden zich hoofdzakelijk in de particulaire faze. Bij droge weersomstandig heden worden deze deeltjes uit de atmosfeer verwijderd door gravi tatie, turbulente diffusie en im partie ; dit noemt men droge de positie. Bij neerslag kunnen deel tjes door regendruppels of sneeuwvlokken gevangen wor den en zo in zee terecht komen : natte depositie.
P. OTTEN, J. INJUK, C. ROJAS en R. VAN GRIEKEN Departement Scheikunde, Universiteit Antwerpen (UIA), Antwerpen-Wilrijk Het Ingenieusblndl 992,4
In het kader van onderzoeksprojekten vanwege de Belgische Diensten voor de Programmatte van het Weten schapsbeleid en vanwege Rijkswater staat Nederland werd door het Depar tement Scheikunde van de Universi taire Instelling Antwerpen een uitge breid bemonsterings- en analyseprogramma opgezet om gegevens te ver zamelen over de toestand van de at mosfeer boven de Noordzee en om een antwoord te geven op volgende vragen : Wat is de chemische samenstelling van atmosferische deeltjes boven de Noordzee ? Hoe relatief belangrijk is de atmosfeer ais toevoerweg van zware metalen voor de Noordzee ? Welke bronnen zijn verantwoordelijk voor de stoffen aanwezig in de Noordzee-atmosfeer ? Tussen december 1984 en oktober 1989 werden 12 bemonsterings-campagnes van gemiddeld 5 dagen op de Noordzee en het Kanaal uitgevoerd met het Belgische oceanograflsch schip Belgica. Aerosolmonsters wer den gekollekteerd met behulp van membraanfllters en cascade-impactoren. Een cascade-impactor is een bemonsteringsapparaat waarbij stofdeel tjes door hun verschil in momentum tij dens het bemonsteren worden ge scheiden in funktie van hun diameter en geïmpacteerd op een oppervlak. Om kontaminatie door het schip zelf te vermijden, werden de monsterhouders op een hoogte van 10 m in de mast vooraan het schip geplaatst. Verder werd er enkel lucht bemonsterd indien de relatieve windrichting ten opzichte van het schip tussen - 45° en + 45° was. Daarenboven werden tussen juli 1988 en oktober 1989 ook 22 vluchten boven de Noordzee uitgevoerd met een twee-motorig vliegtuig van de firma Geosens, Rotterdam, om een duidelijker inzicht te krijgen in de hoogte-afhankelijkheid van de polluentkoncentraties. Het vliegtuig was spe ciaal uitgerust voor de kontaminatie-
vrije bemonstering van luchtpollutie. Telkens werd opgestegen aan het Goeree-platform ter hoogte van Rotter dam tot aan de inverslehoogte, en dan werden op dalende hoogte zes trajekten van 150 km in de windrichting afge legd. Het laagste trajekt werd steeds gevlogen tussen 10 en 30 m boven de zee. Op elk niveau werden monsters genomen voor mikro- en sporenana lyse, en voor elke vlucht werd boven dien een impactor beladen. Figuur 1 geeft een situatieplan van de Noordzee weer.
Analytische technieken Het gebruik van verschillende m o derne analytische technieken resul teert in een ruim aanbod van ruwe ge gevens die via interpretatie en model berekeningen moeten leiden tot rele vante informatie. Energle-dispersieve XRF (X-stralen fluorescentie) werd toegepast op dunne membraanfilters. Via een spektraal deconvolutieprogramma worden kwantitatieve koncentraties voor Al, Si, P, S, Cl, K, Ca, Ti, V, Cr, Mn, Fe, Ni, Cu, Zn en Pb bekomen. Na oplossen In HNO3 wordt op een fraktie van de filters heroplossingsvoltammetrte of anodic stripping voltammetry (ASV) toege past, waarbij Cd, Cu, Pb en Zn zeer ge voelig kunnen worden bepaald. IC (ionenchromatografie) wordt gebruikt voor bepaling van Cl', N 0 3' en SO,,2', na ultrasone extraktle van de filter In een eluens. Verder werden twee mikro-analyse technieken voor Individuele deeltjes gebruikt: elektronenprobe X-stralen mikro-analyse (EPXMA) en laser mikroprobe massa analyse (L4MMA). Bij EPXMA worden in elk aerosol-monster bvb. 500 deeltjes individueel gekarakterizeerd. Van elk deeltje wordt de dia meter, het oppervlak en de vormfaktor gemeten of berekend. Verder wordt er een X-stralen Spektrum gekollekteerd voor leder deeltje. De daaruit resulte rende dataset wordt gereduceerd met hiërarchische en niet-hierarchische 41
361 Noordzee
DE AUTEURS Philippe OTTEN werkte van 1985 tot 1990 ais navorser in het "Micro- and Trace Analysis Cen tre” (MïTAC) in het Departement Scheikunde van de UIA, groten deels aan onderzoeksprojekten over de depositie van zware me talen in de Noordzee. In april 1991 behaalde hij het Doctoraat in de Scheikunde. Thans is hij verbonden aan Degussa Ant werpen. Jasna INJUK, afkomstig van het Rudger Boskovic Institute in Zagreb in het huidige Croatia, verricht sinds 1989 onderzoek over Noordzeepollutie in MiTAC. Carlos ROJAS kwam in 1986 ais Chileens bursaal van het Inter national Atomic Energy Agency in MiTAC. Hij bleef er achteraf, tot begin 1992, wanneer hij er het Doctoraat in de Natuurkunde behaalde. René VAN GRIEKEN is gewoon hoogleraar aan de UIA, en docent instrumentele analyse en milieuchemie. Zijn onderzoeks projekten in MiTAC houden ver band met metodologie van mi kro- en sporenanalyse, en met de toepassingen van deze tech nieken in milieugericht onder zoek.
clustertechnieken, met de bedoeling de individuele deeltjes te klasseren in verschillende deeltjestypen, zoais zee zout, bodemstof, enz. LAMMA is een recente techniek voor individuele deeltjesanalyse, waarbij telkens een aerosoldeeltje wordt verdampt en geïonizeerd door een gefocusseerde laser straal. De ionen worden vervolgens geanalyzeerd in een vluchttijd-massaspektrometer. De resulterende massaspektra bevatten een aanzienlijke hoe veelheid informatie over de elemen taire en moleculaire samenstelling van de deeltjes. Detectie van sporenele menten tot op het ppm niveau, anorga nische speciatie en organische finger printing zijn belangrijke pluspunten van deze techniek. Door een laser met sterk gereduceerde energie te gebrui ken, in de zgn. "laser desorptie mode” , is het m ogelijk om de buitenste schil van sommige deeltjes apart te analyzeren, en zo informatie te verkrijgen over oppervlakte-aanrijkingen, en dus over eventuele heterogene chemische
42
Element
Zuid. Bocht
Noordzee
Achtergrond
Cu Fe Ni Pb Zn
17 350 5 62 86
11 230 7 39 54
2 16 1 2 2
Tabei 1 : Gemiddelde atmosferische koncentratie voor zware metalen boven de Noordzee (in ng.m'3).
reakties die de deeltjes aan hun opper vlak hebben ondergaan.
Meetresultaten Vergeleken met de resultaten van de Belgica geven de vliegtuigmetingen vergelijkbare gemiddelden. De verti kale profielen van de koncentraties wa ren niet zeer uitgesproken onder de inversiehoogte ; gemiddelde koncentra ties bemonsterd met het vliegtuig vlak boven het zeeniveau waren slechts on geveer 20% hoger dan de gemiddelde koncentratie op grotere hoogten. De koncentraties die sporadisch werden gemeten boven detemperatuursinversiehoogte waren echter wel een faktor 10 tot 100 lager. Dit bevestigt dat emis sie door de zee zelf geen belangrijke bron is voor zware metalen in de at mosfeer en dat de atmosfeer goed ge mengd is onder de inversiehoogte. Metingen vanop schepen kunnen dus,
Element
1972-73 [1]
1980-85 [2]
Al
indien lokale kontaminatie behoorlijk wordt vermeden, wel degelijk een be trouwbaar beeld geven van de atmos ferische koncentraties aan zware me talen. In Tabel 1 vindt men de gemiddelde (over alle w lnd-rlchtingen) atmosferi sche koncentratie boven de Zuidelijke Bocht (zuidelijk van 54° NB, tot aan het Kanaal) en de rest van de Noordzee, voor Cu, Fe, Ni, Pb en Zn, zoals bere kend uit 71 monsters gekollekteerd vanop de Belgica. De laatste kolom geeft resultaten voor monsters die wer den gekollekteerd in het noordelijk deel van de Noordzee (noordelijk van 54° NB) bij noordwestenwind en in het Kanaal (tot 5° WL) bij zuidwestenwind, dus in beide gevallen voor zuiver ma riene iuchtmassa’s ; ze worden veron dersteld representatief te zijn voor de achtergrondkoncentratie van de Noordzee-atmosfeer. Uit Tabel 1 is het duidelijk dat de koncentraties boven
1984-85 [3]
1987-88 [4] -
-
1,1
2,1
1984-89 [dit werk]
155-240
390
-*
Cd
-
4
0,7
Cu
-
17
3
-
16
Fe
290-330
560
192
216
275
Mn
14-22
28
9
10
17
Ni
5-7
-
5
3
7
Pb
96-130
150
39
34
62
V
9-11
-
7
-
-
Zn
75-120
150
41
41
79
As
4-5
-
3
-
-
* = niet gemeten Tabel 2 : Koncentratie van verschillende elementen in aerosolen (in ng. m'3) boven de Zuidelijke Bocht van de Noordzee. Vergelijking met andere gepubliceerde waarden. 1992,4 Hethgenieufsbtnxj
362 Noordzee
Noorse Zee
Noorwegen Shetland Eil.
\
Skagerrak
Noordzee
typerend voor vliegas en bodemstof. De laatste faktor bevat Ai, Si, S, K, Ca, Cr, Mn, Fe, Cu, Zn, Pb, SO,2' en NH4+, waaronder de meeste anthropogene komponenten zijn. Elementen zoals Al, Si, S, K, Ca en Fe worden zowel terug gevonden in de derde ais in de vierde faktor. Deze elementen hebben bijge volg verschillende onafhankelijke bronnen : natuurlijke erosie van de bo dem en verbrandingsprocessen. In Tabel 2 worden onze experimentele waarden, uitgemiddeld over alle mon sters, zowel met de Belgica ais het vliegtuig genomen, vergeleken met deze uit de literatuur sinds 1974. On danks belangrijke variaties in bemonsteringsprocedures en bemonsteringsplaatsen, is er blijkbaar toch een vrij behoorlijke overeenkomst tussen de resultaten.
Invloed van windrichting op koncentraties
Dene marken
Zuidelijke Verenigd
"N. Bocht
Duitsland
Koninkrijk <5^
Nederland
België Kanaal
Bij de vliegtuigmetingen waren telkens gedetailleerde ”air mass back trajecto ries" beschikbaar; deze geven infor matie over de plaats waar de bem on sterde luchtmassa (voor verschillende hoogten) zich bevond tot 36 h voor de monstername, dus over de geografi sche gebieden waaruit de monsters verontreiniging kunnen hebben opge nomen. Tabel 3 vat de resultaten sa men naargelang de sektor waaruit de luchtmassa’s werden aangevoerd. De hoogste koncentraties worden geno teerd bij zuid- en zuidoost winden, ka rakteristiek voor kontinentale lucht massa’s. Zoals verwacht worden de laagste koncentraties waargenomen voor de noord en noordwest windsektor, dus bij zuiver mariene luchtmas sa's.
Fig. 1 : Situatieplan van de Noordzee.
de Zuidelijke Bocht van de Noordzee een faktor 5 tot 30 hoger zijn dan deze achtergrondkoncentraties. Met behulp van faktoranalyse kan men de dataset van alle elementen (ook niet-metalen) reduceren tot 4 onafhan kelijke faktoren die 90% van de totale variantie verklaren. Deze faktoren kun nen geassocieerd worden met ver schillende bronnen van polluenten. Een eerste faktor bevat Cl en wordt geïdentificeerd ais zeezout. De tweede faktor met Ni en V is typisch voor olieresidu (verbranding van fossiele brandstoffen). De derde faktor bevat Al, Si, S, Ca, K en Fe. Deze elementen zijn HeMngenéufsWüdl 992.4
Windsektor
Cd
west+ zuidwest noord + noordwest
Zn
Cu
Pb
2,2 ± 0,7
20 ± 9
52 ± 7
53 ± 6
0,2 ± 0,1
1,1 ± 0 ,3
7 ± 2
2,0 ± 0.3
oost + noordoost
1,4 ± 1,0
5 ±2
50 ± 7
73 ± 9
zuid + zuidoost
4,1 ± 2,6
17 ± 4
123 ± 13
150 ± 4
variabel
1,0 ± 0,5
14 ± 3
55 ± 15
60 ± 19
Tabel 3 : Gemiddelde koncentraties (in ng. m 3), onder de inversiehoogte, voor Cd, Pb, Cu and Zn boven de Zuidelijke Bocht van de Noordzee voor verschillende windsektoren (gemiddelde koncentratie ± standaard deviatie op het gemiddelde). 43
363 Noordzee
Depositiefluxen van zware metalen in de zuidelijke bocht van de Noordzee
heeft. In het model van Slinn and Slinn [5] houdt men rekening met o.a. luchtstabiliteit en turbulente diffusie, en met het hydrofobe dan wel hydrofiele ka rakter van de deeltjes (in het laatste ge val zullen de deeltjes kunnen groeien en uiteindelijk sneller uitvallen). Voor Cd, Cu, Pb en Zn waren uit vliegtuigmetingen deeltjesgrootte-distributies beschikbaar voor de verschillende windsektoren. De depositiesnelheden, die daaruit werden berekend, varieer den van 0,25 +/-0,03 cm s' 1voor Pb tot 0,48 + /- 0,17 cm s' 1voor Cu. De resul terende droge fluxen en hun onzeker heden zijn opgenomen in Tabel 4. Natte depositie omvat "rainout" (de op name van aerosoldeeltjes in wolken druppels) en "washout" (het meesle pen van aerosolen door vallende re gendruppels of sneeuwvlokken). Bij de
De meest evidente manier om atmos ferische depositiefluxen naar het zee oppervlak te kwantificeren zou in prin cipe direkte depositiemetingen im pli ceren. Totnogtoe zijn echter zulke di rekte metingen weinig suksesvoi ge bleken. Men kan natuurlijk ook fluxen berekenen door de koncentraties te verm enigvuldigen met een kinetische parameter, die de massatransfer weer geeft zowel bij droge ais natte deposi tie. Voor de berekening van de droge de positie dient men vooreerst te beschik ken over deeltjesgrootte-distributie, om dat elke deeltjesgrootte-klasse na tuurlijk een verschillende valsnelheid
Cd
Cu
Pb
Zn
Droge depositie
0,16 ± 0,11
1,6 ± 0 ,7
5,1 ± 1,2
7,9 ± 2,0
Natte depositie
0,43
3,5
8,7
19,8
Totale depositie
0,59
5,1
13,8
27,7
Cd
Cu
Pb
0,3
-*
39
14
Baltische Zee
0,15
1,4
6,7
5,5
W. M iddellandse Zee
0,55
2,1
20
22
Z. Atlantische Oceaan
0,09
2,20
6,6
7,5
Bermuda
0,06
0,65
10,9
1,25
N. Atlantische Oceaan
0,05
-
3,1
-
Trop. N. Atlantische Oceaan
0,05
0,20
3,1
1,3
0,003
0,09
0,07
0,67
Noordzee
0,4
1,35
15
7
Zuidelijke Bocht van de Noordzee (dit werk)
0,59
5,1
13,8
27,7
Totale depositie
Trop. N. Stille Oceaan
Zn
* - niet gemeten Tabel 5 : Totale depositie van zware metalen in de Noordzee (kg.km'2.jaar'1). Vergelij king met andere mariene gebieden.
44
De Noordzee versus andere mariene gebieden In Tabel 5 worden onze depositiewaarden vergeleken met de gem iddelden voor andere mariene gebieden, zoals die werden samengevat door GESAMP [7], Voor de Noordzee zijn de re sultaten een faktor 100 hoger dan deze van de meest afgelegen gebieden, zoals de tropische Stille Oceaan, en dit is uiteraard duidelijk het gevolg van kontinentale invloeden. De situatie bo ven de Noordzee kan het best vergele ken worden met deze boven de Mid dellandse Zee of de Baltische Zee.
Relatieve bijdrage van de atmosfeer tot de Noordzee-vervulling
Tabel 4 : Droge, natte en totale depositiefluxen (in kg. km'2jaar ') voor Cd, Cu, Pb en Zn over de Zuidelijke Bocht van de Noordzee in 1988-90.
New York Bight
berekening van natte depositie werd het model van Slinn [6] gebruikt en werd een neerslagintensiteit van 600 mm per jaar boven de Noordzee aan vaard. De resultaten voor natte en to tale depositie zijn eveneens in Tabel 4 weergegeven. Het blijkt dat de natte depositie ongeveer een faktor 2 belangrijker is, maar bvb. voor Cd blijft de onzekerheid erg groot. Ook op het eer ste gezicht al lijken atmosferische de positiefluxen voor zware metalen in de buurt van één tot enkele tientallen kg km'2 jaar' 1 niet verwaarloosbaar.
De relatieve fraktie van zware metalen die de Zuidelijke Bocht van de Noord zee bereikt via de atmosfeer werd be rekend aan de hand van de gegevens van Van Aalst et al. [8] voor rivieren, di rekte lozingen en dumping, en is opge nomen in Tabel 6. Deze fraktie gaat van 22 tot 55 %, en is zonder meer belang rijk. Bovendien dient men er rekening mee te houden dat de hoeveelheden afkomstig van afval-dumping op zee door de recente EG-reglementering thans fors gereduceerd worden, zodat het relatieve aandeel van de atmosfeer nog aanzlenlijker zal worden.
Individuele deeltjesanalyse voor bronherkenning Met behulp van EPXMA werden bijna 50.000 deeltjes geïdentificeerd en ge klasseerd in verschillende deeltjestypen, geassocieerd met verschillende natuurlijke en pollutiebronnen. Naast deeltjes waarin enkel Na en Cl voor komt (zeezout), worden er ook deeltjes gevonden met Na, Cl en S ais belang rijkste elementen. Deze zijn het resul taat van een chemische transformatie waarin HCI wordt vrijgesteld uit zeezoutdeeltjes door reaktie met zwavel1992,4 Hef Ingeneursblod
364 Noordzee
Rivieren
Cd
Cu
Pb
Zn
23
30
14
28
Direkte lozingen
9
7
3
6
Dum ping op zee
13
39
43
44
Atmosfeer
55
24
40
22
Tabei 6 : Procentuele bijdrage van de verschillende toevoerwegen voor Cd, Cu, Pb en Zn naar de Zuidelijke Bocht van de Noordzee.
zuur. Vliegasdeeltjes (met Al, Si, S, K, Ca en Fe), afkomstig van verbrandings-processen, maken tot 70% van het totaal uit bij westelijke wind. C aS04 wordt in bijna alle monsters terugge vonden. Natuurlijk C aS 0 4 onstaat uit fraktionele kristallizatie van zeezoutdeeltjes. C aS 04 kan ook ontstaan uit reaktie van eolisch C a C 0 3 en zwavelzuur. Waar schijnlijk w ordt het echter hoofdzake lijk gevorm d.bij verbrandingsproces sen [9]. Inderdaad, alhoewel in België in geen enkele klassieke elektriciteits centrale aan rookgasontzwaveling w ordt gedaan, zijn in Nederland enkele en in Duitsland talrijke centrales uitge rust met FGD-eenheden ("flue gas de sulphurization"). Ongeveer 90% daar van genereren gips doordat de ont zwaveling met kalk of kalksteen ge beurt. In Duitsland komt dit overeen met 400.000 ton gips per jaa r; men kan zich voorstellen dat een fraktie daarvan in de atmosfeer wordt ver spreid. Sferische Fe-rijke deeltjes worden in de meeste monsters teruggevonden. Deze onstaan eveneens bij verbran dingsprocessen. Som mige monsters bevatten echter ook Fe-Zn en Fe-S ver bindingen. Zwavelrijke deeltjes zijn frekwent aanwezig, soms tot 70% van het totaal. Een deel van deze deeltjes wordt gekenm erkt door de aanwezig heid van een belangrijke hoeveelheid organisch materiaal. Op basis van de individuele deeltjesanalysen met EPXMA kunnen de verschillende mon sters onderverdeeld worden In drie ty pen : monsters met weinig of geen kon tinentale invloed (samenstelling : 74% zeezout, 13% getransformeerd zee zout, 13% andere deeltjes), monsters met duidelijk kontinentale invloed (sa
46
menstelling: 12% zeezout, 12% ge transformeerd zeezout, 34% vliegas, 20% zwavelrijke deeltjes, 22% andere deeltjes) en monsters met uitsluitend kontinentale invloeden (samenstel ling : 36% zwavelrijke deeltjes, 20% vliegas, 20% C aS04, 8% Fe-rijke deel tjes, 16% andere deeltjes). Met behulp van LAMMA-metingen op 12.000 deeltjes werd aangetoond dat getransformeerde zeezoutdeeltjes be staan uit een centrale NaCI kern om ge ven door N aN 03 en Na2S 0 4. Dit kan zo wel het resultaat zijn van gefraktioneerde kristallizatie ais van een hetero gene reaktie tussen zeezout en zure gassen. Verder werd aangetoond dat bij oostelijke wind tot 30% van de deel tjes voor 90% bestaan uit am m onlumzouten. Roetdeeltjes met sporen Ni, V, Fe en Pb werden vooral teruggevon den in de kleinere frakties (0,25 ¿/m). Algemeen kan gesteld worden dat de LAMMA-techniek duidelijk naar voor bracht dat het Noordzee aerosol in veel gevallen bestaat uit een complex ge heel van verschillende hoofdkom ponenten gekombineerd met verschei dene sporenelementen. Deze techniek wordt hoofdzakelijk gebruikt om addi tionele informatie te verkrijgen over de verschillende deeltjestypen.
Konklusies De koncentraties aan zware metalen in de atmosfeer boven de Noordzee blij ken aanzienlijk verhoogd in vergelij king met minder gepollueerde ma riene gebieden. Boven de Zuidelijke Bocht van de Noordzee brengt vooral de zuid-zuidoosten wind vervuilde luchtmassa’s aan, o.a. uit België. Vooral worden veel vliegasdeeltjes
waargenomen. Atmosferische deposi tie van zware metalen is een relatief be langrijke toevoerweg van polluenten naar de Noordzee, ook in vergelijking met meer evidente routes zoals rivie ren en dum ping op zee. Voor Cd en Pb voert de lucht niet m inder dan ca. 50 % van de totale hoeveelheid aan. Zuive ring van de rivieren die uitmonden in de Noordzee zal dus niet volstaan ais maatregel om de belasting van de Noordzee met zware metalen aanzien lijk te verminderen.
Referenties 1. C am bray, R.S., Jefferies, D.F.,T o pp in g,G., An Estimate of the Input of A tm osp h eric Trace Elem ents into the North Sea and C lyde Sea (1972-73), AERE R eport R 7733, 30pp, 1975. 2. Dedeurw aerder, H.L., S tudy of the D yna m ic Transport and of the F all-out of som e E cotoxicological Heavy M etals in the T ro p osp he re of the Southern B ig ht o f the North Sea. Ph.D. Dissertation, Free Uni versity of Brussels (VUB), B elgiu m 1988. 3. Stoessel, R., Untersuchungen zu Nass und Trockendeposition von S chw erm e tallen auf d e r Insel Pellworm. Ph.D. The sis, University of H am burg, F.R.Germany, 1987. 4. Y aaqub, R., Ph.D. Thesis, University of East A nglia, Norwich, U.K., 1989. 5. Slinn, S.A. Slinn, W.G.N., Atm os. Environ. 14, 1013, 1980. 6. Slinn, W.G.N., A ir-to-sea Transfer of Par ticles. In : A ir-Sea E xchange o f G ases and Particles. Eds. lis s , P.S., and Slinn, W.G.N., D. Reidel P ublishing Co. D or drecht, The Netherlands, 299-405, 1983. 7. G ESAM P-IM O /FAO/UN ESCO /W M O / W HO/IAEA/UN/UNEP Jo int G ro up of Ex perts on the S cientific A spects of M arine Pollution, Interchange of a Pollutants b e tween the A tm osphere and the O ceans. Reports a nd Studies, G ESAMP (23), 1985. 8. Van Aalst R.M., Van A rdenne R.A.M., De K reuk J.F. and Lem s Th., Pollution o f the North Sea from the atm osphere. TNO ra p po rt C IV 82/152, 1983. 9. S torm s H., Q uantification of autom ated Electron M icrop ro b e X-ray A nalysis and a pplica tio n in aerosol research, D octoraatsthesis, Universitaire Instelling A n t w erpen, België, 1988.
1992,4 Heflngenej'sblad