In den naam Gods amen. Albrecht, bij de gratie Gods, paltsgraaf op den Ryn, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en heer van Friesland, allen die deze brief nu of in de toekomst zullen lezen saluut en kennis der waarheid. Het betaamt, dat hetgeen ter rechter tyd geschiedt, ter schriftelyke herinnering en tot getuigenis van bekwame mannen worde overgegeven, opdat het niet door verloop van tyd verloren ga. Mitsdien willen wy, dat tot aller kennis kome, dat wy, uit genegenheid voor de vryheid van Grote Broec en van Booven Kerspel; -dewelke begint aan het westeinde van Grote Broec tot honderd maten, gemeenlyk roeden genoemd van de kerk van Booven Kerspel naar het oosten, overal een breedte omvattend van honderd van de voornoemde maten, en die wy willen dat vereenigd en onverdeeld de stad van Broec worde genoemd, -in de plaats en uit naam van onzen beminden broeder Willem, hertog van Beieren, graaf van de voornoemde graafschappen en uit den onzen als ruwaard en werkelyke opvolger van derzelven, welwillend genegen wezende de bede van de poorters derzelver steden hen hebben vrygesteld van alle tol te vordering van tol te water en te land in het graafschap Holland.
Bovendien hebben wy aan genoemde poortere dusdanige vryheid geschonken namelyk: Indien iemand iets mishaagt tegen enige poorter van Broec zal hy dan van niets hebben, dan het vonnis der schepenen en noch wy, noch onze nakomelingenschap zullen daarvan anders vorderen. Indien iemand van de omwonenden der voornoemde poorters onrecht of geweld doet aan zyn goederen, welke degeen rechtvaardig en onbestreden bezit, zal de schout met allen, zoowel ryken als armen, zich daarheen begeven en dat onrecht beteren, zonder ons of de onzen daardoor te beleedigen. Overigens hebben wy, na by onszelf en de onzen te rade zyn gegaan, ons verwaardigd toe te staan, dat de stede van Broec dat recht zal genieten hetwelk in den inhoud van dezen is vervat, namelyk: Indien iemand, van welke landstreek ook in gemelde stad komende, poorter wil worden, zullen poort en ingang hem openstaan met dien verstande, dat hy, den eed afgelegd hebbende, ons en onze erfgenamen alsmede die stad trouw zy. Den schout zal hy vier stuivers, den bode een stuiver en ter schepenen wille drie schellingen overhandigen. En dit gedaan zynde zal hy in het vervolg het recht der stad volledig genieten.
.-.-.-.-.-.-. Al wie op het luiden der klok niet komt, zal den graaf een pond betalen. .-.-.-.-.-.-. Indien iemand een herberg binnentreedt om daar te drinken, moet de waard hem wyn volgens zekere en verschuldigde maat aanreiken en wanneer hy naar genoegen heeft gedronken en, hem de rekening overhandigd zynde, niet terstond kan betalen, zal hy, indien hy poorter is, tot den volgende morgen weggaan om den waard voor den volgenden middag zyn wyn te betalen. Indien hy echter den waard voor den gestelden tyd zyn wyn niet heeft betaald en hierover een klacht voor den rechter wordt gedaan, moet die schuldenaar zyn wyn aan den waard betalen en drie schellingen aan den rechter en twee tot voldoening aan den waard. .-.-.-.-.-.-.-. Elke poorter die een vrouw heeft, welke gewoon is te bakken of te brouwen kan door haar een oven brood verliezen, zoo ook een brouwsel bier zonder dat haar echtgenoot tegen haar een klacht mag indienen. Op dezelfde wyze indien iemand iemands echtgenoote wol of linnen garen te koopen of te verkoopen gewoon is, kan hy door haar een ond garen dat steen wordt
genoemd, verliezen. Indien iemands echtgenoote evenwel niet gewoon is in het openbaar handel te dryven, kan haar man niet meer dan vier penningen schade door haar te beloopen. .-.-.-.-.-.-. Een vreemdeling mag niet tegen een poorter getuigen. Indien een vrouw met geweld overweldigd en geschonden wordt en hierover een klacht uitbrengt zal de klacht geen voortgang hebben, tenzy zeven getuigen, hetzy mannen, of vrouwen goed van naam en faam. .-.-.-.-.-.-. Nadat iemand poorter is geworden, zal hy niemand dienstbaar zyn, maar de vryheid genieten volgens de rechten der stad. Overigens moet men weten dat kinderen van priesters of andere onechte kinderen niet mogen noch gehouden zyn getuigenis af te leggen tot nadeel van goederen of rechten van eenig poorter. .-.-.-.-.-.-.
Bovendien staan wy aan de schepenen van Broec toe te maken nieuwe statuten of voorschriften met raad van onzen schout voor den duur van een half of een heel jaar, welke de schepenen nuttig oordeelen voor het algemeen of het grootste gedeelte, onze rechtsmacht daarin bewaard zynde. Elke poorter die de gemeenschap niet helpt om de vreemdelingen te noodzaken, dat zy niets doen tegen het recht der stede Broec, zal ons betalen een pond en verliest zyn poorterschap voor een vol jaar. .-.-.-.-.-.-. Bovendien veroorloven wy meergenoemde poorters van Broec telken jare een jaarmarkt te hebben, beginnende met den dag van Jacobus Apostel en durende veertien dagen onmiddellyk daaraan volgende, ons en onze nakomelingen voorbehouden zijnde de tol van die jaarmarkt. Opdat nu deze vryheid en al het vorenstaande, hetgeen in deze brief is weergegeven, vast en ongeschokt zal bewaard blyven en altyd zal voortduren, hebben wy gelast dit geschrift daarvan te maken en met het zegel onzer heerschappy te bekrachtigen.
Gegeven by den Haag in het jaar ons Heeren dertienhonderd vier en zestig den tweeden dag der maand Augustus. Op bevel van heer hertog Albrecht. By den Heer Frederik Camerouwer. Johannes van Wateringen, ridder. Hendrik van Heemskerk en Willem van Naaldwyk-zoon. (get.) Theoderious Voppesz.