In de nieuwe wandelgangen over alternatieve kennis en de mainstream media
Mercita Coronel
Mira Media/Mediam/Rad Utrecht, september 2007
Inhoud VOORWOORD.......................................................................................................................... 3 INLEIDING............................................................................................................................... 4 De zappende nieuwsconsument........................................................................................... 4 Objectiviteit........................................................................................................................... 5 IN AFRIKA KAN JE OOK GELUKKIG ZIJN........................................................................ 8 De borrel................................................................................................................................ 9 Journalistieke onafhankelijkheid........................................................................................ 9 Cultuurverschillen.............................................................................................................. 11 Wisselgeld............................................................................................................................ 11 TANTE IN MAROKKO .......................................................................................................... 13 Tante in Marokko.............................................................................................................. 13 Nieuwe gezichten, nieuwe thema’s.................................................................................... 16 Khadija Massaoudi: ‘Als Mtnl Tante in Marokko had gemaakt, was het een ander programma geworden’ ...................................................................................................... 17 GENERATION NOW; TV!.................................................................................................... 19 Controle en commitment ................................................................................................... 20 Verloren generatie allochtone journalisten...................................................................... 21 ON FILE.................................................................................................................................. 23 ‘Ervaringsdeskundige’....................................................................................................... 24 Achterdocht ......................................................................................................................... 24 Over freelancen - Saddams verjaardag............................................................................ 24 Oude ideeën......................................................................................................................... 26 Diversiteit en mainstream media c.q. publieke omroepen in Nederland .............................. 28
In de nieuwe wandelgangen, p. 2
VOORWOORD Van 2005 tot en met 2007 voerden Mira Media (Nederland), Panos (Frankrijk) en Cospe (Italië) het project Mediam’Rad uit. Doel van het project was een meer gedifferentieerde en genuanceerde berichtgeving over ontwikkelingsvraagstukken te stimuleren. Een van de vooronderstellingen daarbij was dat meer samenwerking tussen mainstream media, migrantenmedia en media die gerelateerd zijn aan organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking daaraan een bijdrage zou kunnen leveren. Elk van deze media heeft immers een eigen invalshoek, maar ook een eigen potentie. Deze complementaire invalshoeken en competenties zouden elkaar kunnen versterken. Gaandeweg het project werd duidelijk dat de kern van deze vooronderstelling op zich juist was: de invalshoeken bij het bespreken van nieuws en achtergronden verschillen inderdaad en vullen elkaar aan. Maar de verschillen bemoeilijken de samenwerking vaak ook. Soms vanwege de werkstijl en financiële mogelijkheden, soms vanwege de cultuurverschillen (en dan gaat het niet eens over etnisch culturele verschillen, maar vaak ook over bedrijfscultuur) en regelmatig ook door scepsis of zelfs wantrouwen ten opzichte van elkaar kwaliteiten of intenties. Het project Mediam’Rad heeft de knelpunten en mogelijkheden voor samenwerking zichtbaar gemaakt, maar het heeft ook geleid tot een aantal experimenten met samenwerking. In Nederland heeft zich daarbij nog een vierde partner gevoegd: enkele opleidingen journalistiek die ervan overtuigd zijn dat journalistiek heden ten dage onmogelijk is zonder een visie op interculturele en globale ontwikkelingen. In de publicatie die voor u ligt beschrijft journaliste Mercita Coronel een aantal voorbeelden van dit soort samenwerkingsexperimenten op basis van gesprekken met de personen die de samenwerking zijn aangegaan. Het project Mediam’Rad is inmiddels beëindigd, maar een kiem voor intensievere samenwerking tussen mainstreammedia, migrantenmedia, scholen voor journalistiek en organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is inmiddels gelegd. Giovanni Massaro (Projectleider Mediam’Rad) Brechtje Smidt (projectmedewerker Mediam’rad)
In de nieuwe wandelgangen; p.3
INLEIDING In de berichtgeving over Noord-Zuid relaties en over de multiculturele samenleving ontbreekt in de mainstream media vaak het perspectief van de betrokken gemeenschap. Een gemiste kans, zeker ook als er journalistieke deskundigheid aanwezig is binnen de betreffende diaspora in Nederland. In deze Mediam’Rad-publicatie komt een aantal succesvolle projecten aan de orde, waarin mainstream media en -instellingen samenwerken met alternatieve mediaorganisaties c.q. allochtone journalisten. Toen in 2006 bekend werd dat de Bengalees Muhammad Yunus de Nobelprijs voor de Vrede zou ontvangen voor zijn microkredietprogramma, werd dit bericht bijna overal in de wereld met grote instemming en enthousiasme begroet. Bijna overal. Op 24 oktober van hetzelfde jaar verscheen een artikel in NRC Handelsblad met de titel ‘Microkrediet helpt armen niet’. Het artikel was geschreven door freelance journalist Arnob Chakrabarty; een naar Nederland gevluchte journalist uit Bangladesh. Chakrabarty schreef dat de Grameenbank van Yunus de leningen verstrekt tegen praktisch een woekerrente. De enige die rijk is geworden van deze microkredieten, betoogt hij, is Yunus en niet de vrouwen. 95 Procent van de vrouwen zouden ondanks het microkrediet niet boven de armoedegrens uitstijgen; de basisgedachte achter het microkrediet. Yunus kwam eerder in aanmerking voor de Nobelprijs voor Economie, dan die voor de Vrede, meende de Nederlands-Bengaalse journalist. Chakrabarty schreef het artikel op eigen initiatief en bood het als opiniestuk aan NRC Handelsblad aan. Het artikel werd geplaatst en leverde veel reacties op die vooral het tegendeel beweerden. http://www.nrc.nl/opinie/article521240.ece/Microkrediet_helpt_armen_niet Het bezoek van prins Willem Alexander en prinses Maxima aan Bhutan in oktober 2007, leverde in de mainstream media vooral veel folkloristische plaatjes, natuurshots en invoelende artikelen op. In het NOS-journaal sprak een verslaggever over Bhutan als het land waar niet alleen het BNP leidend is, maar ook het BNG; het bruto nationaal geluk. Het democratiseringsproces in Bhutan kreeg vooral de aandacht in de media. Op de portalsite Wereldjournalisten.nl verscheen echter een kritisch artikel van Nies Medema, ingefluisterd door On File-journalist Nanda Gautam. Gautam vluchtte als etnische minderheid, hij behoort tot de Lhotshampa’s, uit Bhutan. Zijn visie over Bhutan is dan ook minder roze bebrild. Hij vroeg zich af waarom de prins bij zijn bezoek de repressie van etnische minderheden in Bhutan had genegeerd. On File is een organisatie die bestaat uit gevluchte journalisten. Medema is freelancer en beschikt als projectleider bij On File over toegang tot dit netwerk. http://www.wereldjournalisten.nl/artikel/2007/10/30/kroonprins_mag_repressie_in_bhutan_ni et_negeren/
De zappende nieuwsconsument Bovenstaande berichten zijn voorbeelden van de meerwaarde die journalisten met verschillende culturele achtergronden kunnen vormen bij het aanbrengen van nieuwe invalshoeken bij het nieuws. De berichtgeving wordt accurater en rijker qua informatie. Het aanboren van alternatieve kennisbronnen lijkt des te meer noodzakelijk om relatief nieuwe sociologische ontwikkelingen als globalisering en de cultureel diverse samenlevingen te begrijpen ofwel te verklaren. Toch sijpelt maar weinig van deze alternatieve kennis door in de
In de nieuwe wandelgangen, p. 4
mainstream media. Hetgeen opvallend is, immers het doen van research, het aanboren van verschillende bronnen, het plegen van hoor en wederhoor behoren tot de elementaire journalistieke vaardigheden. Er zijn allerlei redenen waarom deze journalistieke principes niet altijd opgevolgd worden. Tijdgebrek (deadline), budgettaire beperkingen, het ontbreken van creativiteit of gewoon het vastzitten in het gelijk van het eigen referentiekader. Dit kan ertoe leiden dat er berichten in de media verschijnen die onvolledig, ongenuanceerd of gewoon onjuist zijn. Naast deze interne factoren, die het uitoefenen van goede journalistiek kunnen bemoeilijken, zijn er ook oorzaken aan te wijzen die buiten het journalistieke metier liggen. De nieuwe technologische ontwikkelingen bijvoorbeeld en de invloed daarvan op de lezende, kijkende en luisterende consument, met als nieuw verschijnsel: de zappende nieuwsconsument. De nieuwe gratis dagbladen op tabloidformaat spelen goed in op deze veranderende houding door de aanpak van korte berichtgeving of de nadruk te leggen op fotojournalistiek. De korte aandachtsboog van de lezer, luisteraar of kijker, kan eindredacteuren in de verleiding brengen om een kop of aankondiging te maken die eerder verleidt tot lezen, luisteren of kijken dan dat het de inhoud van het artikel of item dekt. De intrede van nieuwe mediakanalen zoals internet, weblogs en burgerjournalistiek heeft de journalistiek ook gedemocratiseerd dat wil zeggen is toegankelijker geworden voor iemand als de ‘thuiszitter’. Dit is weer een andere, meer sociolo gische verandering die de journalistieke umfeld beïnvloedt. Nieuwe media kunnen de berichtgeving verrijken, maar ook verarmen wanneer ze niet verder reiken dan Storyjournalistiek. In deze nieuwe omgeving en in de economische strijd om lezers- en kijkersaantallen, moet de journalist zijn integriteit, deskundigheid en originaliteit zien te behouden. Redenen te meer om bij berichtgeving gebruik te maken van de diverse journalistieke deskundigheid (toegankelijk) aanwezig in andere netwerken dan de gebruikelijke, zou men denken.
Objectiviteit Maar de relatie tussen alternatieve media-organisaties c.q. allochtone journalisten en de mainstream media is nog altijd niet een vanzelfsprekende. Het debat hierover kent een baard van tientallen jaren. Vaak staat de objectiviteit van alternatieve media nog ter discussie bij de mainstream media. Mariwan Kanie, journalist/schrijver van Iraaks-Koerdische afkomst (zie p. 16): ‘Ik heb lange tijd mijn onafhankelijkheid als journalist moeten bewijzen, dat ik objectief was, dat ik kundig was. Iedere keer weer. Vooral dat objectiviteitscriterium vond ik irritant. Wanneer een Nederlandse journalist over Nederlandse gebeurtenissen schrijft, twijfelen ze toch ook niet aan zijn objectiviteit?’ Mainstream media twijfelen evenzeer aan de professionaliteit van alternatieve c.q. allochtone media. Het valt niet te ontkennen dat de allochtone media in het bijzonder de afgelopen jaren een aanzienlijke inhaalslag op het gebied van professionalisering hebben moeten maken, en ook hebben gemaakt. Op individuele basis moet de allochtone journalist zich desondanks vaak nog keer op keer bewijzen, zeker als hij functioneert in een ‘witte’ redactie. Kanie (zie p. 16): ‘Ik kan mij herinneren dat ik een artikel schreef voor het dagblad Trouw over het seculiere debat in Irak. Ik kreeg een felle discussie met een eindredacteur. Volgens hem was mijn kennis over het secularisme de kennis van het Midden-Oosten. Ik was net afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam in politicologie. Ik zei toen: sorry, maar ik ben een product van de UvA”. Het twijfelen over mijn kennis is lang gebleven.’
In de nieuwe wandelgangen; p.5
De onbekendheid met de materie en het ontbreken van netwerken spelen mogelijk parten bij de onzekerheid waaraan mainstream media soms ten prooi kunnen va llen wanneer ze met alternatieve media of journalisten samenwerken. Het opnemen van allochtone redactieleden in redacties is een jarenlang terugkerend punt in dat verband. In deze publicatie zal blijken dat dit vooralsnog een moeizame exercitie blijft, die met haken en ogen gepaard gaat, zeker wanneer een allochtone journalist zich voegt bij een mainstream nieuwsprogramma. Want wat nieuws is en wat feiten zijn, blijkt toch niet zo objectief bepaald te zijn.
Globalisering Niet alleen op het gebied van de multiculturele samenleving, maar zeker ook in de berichtgeving over ontwikkelingslanden of de herkomstlanden van de migranten lijkt nog een wereld te winnen. Zeker ook omdat deze drie onderwerpen vaak met sterke strengen met elkaar verbonden blijken te zijn. Dit bleek onder meer tijdens de op 11 juni 2007 gehouden studiedag Heldere Signalen. Een bijeenkomst georganiseerd in het kader van het project Mediam’Rad 1 . Deelnemers aan de dag waren onder meer mediaprofessionals met een nietNederlandse achtergrond. Tot grote verrassing bleek op deze dag, dat ondanks het globaliseringsproces, de aandacht van de mainstream media voor onderwerpen op het terrein van internationale samenwerking en ontwikkeling eerder af- dan toeneemt. Dit heeft voor een deel te maken met krimpende budgetten waardoor media minder buitenlandse correspondenten kunnen aannemen en minder kunnen investeren in tijdrovende reportages. En als er al aandacht is voor globaliseringsonderwerpen, dan blijkt die tamelijk eenzijdig, aldus de aanwezigen op de bijeenkomst. De volgende elementen spelen een doorslaggevende rol bij de al dan niet berichtgeving over landen van herkomst en ontwikkelingsvraagstukken, meldt het verslag van de studiedag: het belang voor Nederland, bijvoorbeeld economische groei dáár als bedreiging voor de Nederlandse economie; de aandacht voor de ontwikkelingen in landen beperkt zich meestentijds slechts tot landen waarin Nederland een ‘vredesmissie’ uitvoert; de relatie tot de discussies die in Nederland spelen. Zo wint het idee van de islam als ‘intolerante godsdienst’ steeds meer terrein. Nederlandse media kunnen daardoor soms achter de feiten aanlopen en belangrijke ontwikkelingen missen. Wanneer het onderwerp deze ‘onbewuste’ criteria heeft overleefd, blijft het referentiekader over waarmee journalisten het onderwerp benaderen. De gehanteerde terminologie geeft een vingerwijzing voor diens invalshoek. Spreekt men over Koerdische vrijheidsstrijders of over Koerdische rebellen, gaat het over orthodoxe gelovigen of over fundamentalisten? Zeker in deze kwesties, vinden etnische media over het algemeen dat ze niet serieus genomen worden door de mainstream media, vanwege de eerdergenoemde redenen. Het gevolg: hun kennis en informatie vindt onvoldoende doorstroom in de berichtgeving 2 .
1
Mediam’Rad is een driejarig Europees project waarin drie organisaties, Panos France, Cospe Italia en het Nederlandse Mira Media hun krachten bundelen. Het project omvat mediaonderzoek en activiteiten om media-aandacht te creëren voor ontwikkelingsvraagstukken in ruime zin. Dit doen de organisaties gedeeltelijk in eigen land. Een gedeelte van het onderzoek en de activiteiten vindt gezamenlijk plaats. 2
Dit blijkt uit het verslag van de studiedag ‘Heldere Signalen’ op 11 juni 2007. De dag werd georganiseerd in het kader van het Mediam’Rad-project.
In de nieuwe wandelgangen, p. 6
In deze Mediam’Rad-publicatie komen een aantal good practices naar voren van mainstream mediaorganisaties en alternatieve netwerken. Het zijn voorbeelden van samenwerkingen die al deze obstakels met goed resultaat hebben genomen.
In de nieuwe wandelgangen; p.7
IN AFRIKA KAN JE OOK GELUKKIG ZIJN Beyond (y)our World
Beyond (y)our World is een project waarin ontwikkelingssamenwerking en journalistiek centraal staan. JOIN is het concrete journalistieke resultaat: een tijdschrift met artikelen over Afrika die door studenten van de School voor Journalistiek Utrecht zijn geschreven. De artikelen zijn gebaseerd op het verblijf van drie weken van 15 studenten journalistiek in landen in Afrika en Azië. In 2006 waren dat de landen Oeganda, Namibië en Indonesië. De studenten kwamen in deze landen in contact met journalisten en jongeren. Een lesmodule, gemaakt door de School voor Journalistiek Utrecht, maakt deel uit van het project. In 2006 is dit project voor het eerst uitgevoerd door lokaalmondiaal samen met de School voor Journalistiek in Utrecht. In 2007 namen ook de Scholen voor Journalistiek in Tilburg en Zwolle het project over. Samenwerkende partners in 2006: lokaalmondiaal, School voor Journalistiek Utrecht, Xplore, Wereldomroep en nationale en internationale ontwikkelingsorganisaties
Lokaalmondiaal is een kleine mediaorganisatie die vijf jaar geleden is ontstaan uit de gedachte dat iedere persoon op elke plaats in verbinding staat met de rest van de wereld, maar ook vooral uit verbazing over de geringe aandacht die er in de media bestaat voor internationale samenwerking en globalisering. Stefan Verwer, directeur lokaalmondiaal (sic): ‘Journalisten laten het onderwerp globalisering links liggen en daarmee ook internationale samenwerking. We willen een prikkel geven dan wel een discussie hierover openen.’ De aandacht die er bestaat voor onderwerpen over internationale ontwikkeling, is bovendien oppervlakkig en generaliserend, stelt Verwer. Vanuit de wens om de beeldvorming over ontwikkelingslanden te nuanceren, richtte Verwer met een collega vijf jaar geleden lokaalmondiaal (sic) op. ‘Lokaalmondiaal wil bijdragen aan een genuanceerde beeldvorming over internationale samenwerking. De eenzijdige benadering van bijvoorbeeld Afrika als probleemcontinent doet het continent geen recht. Er gebeuren ook mooie dingen in Afrika. Men kan ook daar gelukkig zijn.’ De stichting wil de ontwikkelingsproblematiek dichter bij de burger brengen door hem op een directe maar ook realistische wijze aan te spreken. Ontwikkelingssamenwerking moet niet tot een ver-van-mijn-bed gebeurtenis verworden. Lokaalmondiaal zendt in dat verband op acht lokale omroepen haar programma’s over internationale samenwerking uit (‘Bouwen aan de wereld’). Het zijn items over positieve gebeur tenissen in ontwikkelingslanden die de mainstream media niet halen. Zoals een campagne in Afghanistan om kinderen in te enten tegen malaria en tetanus. Verwer omschrijft de programma’s als ‘een link tussen hier en de rest van de wereld’ en als ‘een gids voor praktische idealisten’. Internet, debatten, documentaires zijn andere manieren waarop lokaalmondiaal de In de nieuwe wandelgangen, p. 8
burger wil informeren. Verwer: ‘Er is heel veel informatie beschikbaar over ontwikkelingslanden. Iedereen kan online gaan, dit stimuleert burgerjour nalistiek, maar er is zoveel informatie, dat de consumenten overvoerd wordt. Via lokale acties, willen we mondiale zaken grijpbaarder maken.’ De door de VN vastgestelde millennium ontwikkelingsdoelstellingen zijn uitgangspunt bij de projecten van lokaalmondiaal.
De borrel ‘Join is eigenlijk ontstaan bij een ontmoeting georganiseerd door Mediam’Rad in 2005 of 2006. Die bijeenkomst bracht allerlei lijntjes bij elkaar; de Wereldomroep, School voor Journalistiek. Tijdens een borrel kwamen we in contact met Nico Kussendrager van de School voor Journalistiek in Utrecht.’ Beyond (y)our World c.q. Join paste goed in het streven van lokaalmondiaal om het onderwerp ontwikkelingssamenwerking te verankeren in de mainstream media; studenten journalistiek kennis laten maken met ontwikkelingslanden. Verwer: ‘Als deze studenten eenmaal als redacteur bij bijvoorbeeld een programma als Netwerk zitten, dan hopen wij dat zij hun blik eerder openen voor de andere kant van de wereld.’ Samenwerking is iets wat in het bloed zit van lokaalmondiaal. Dat kan bijna niet anders als kleine organisatie met ambitieuze doelstellingen. Verwer: ‘Ik ben altijd op zoek naar nieuwe organisaties om mee samen te werken. Normaal maken wij alleen films of schrijven artikelen, wel vanuit een journalistieke blik. De samenwerking met de School voor Journalistiek in Utrecht, was een andere manier om jongeren te bereiken. Via jonge schrijvende studenten hun leeftijdgenoten bereiken, dat is iets wat wij zelf niet kunnen.’
Journalistieke onafhankelijkheid Verwer: ‘We hadden een goede taakverdeling. Wij hadden ervaring met het uitzenden van jongeren naar ontwikkelingslanden door Xplore, een samenwerking met het toenmalig NiZW. Wij beschikten daardoor over de kennis en de netwerken. De School voor Journalistiek in Utrecht ontwikkelde het lesprogramma binnen de module ‘Tijdschriftenredactie’.’ De school zorgde verder voor de inschrijving, de klaslokalen, de materialen als camera’s. In het begin waren de afspraken face to face, later verliep het contact via e-mail. Vijftien studenten kregen voordat ze uitgezonden werden, een tour d’horizon in internationaal samenwerkingsland en een interculturele training. Daarna vetrokken ze voor drie weken onder begeleiding van lokaalmondiaal naar Indonesië, Oeganda of Namibië. Lokaalmondiaal kreeg daarbij ondersteuning van organisaties als Novib/Oxfam en de Wereldomroep. ‘Er waren de eerste keer toch wat praktische problemen, de prikken bijvoorbeeld. Studenten komen pas in september terug op school van vakantie, dan moet je eigenlijk de eerste prikken al gehad hebben. Vrienden en familie maakten zich zorgen over de aanstaande verre reis van partner of familielid. Ik kan mij nog herinneren dat wij een vriend van een van de deelneemsters die wat in paniek was geraakt, telefonisch hebben moeten geruststellen.’ En ook in het buitenland liepen zaken anders dan gepland. Zo bleek er een veel te duur hotel Ik
In de nieuwe wandelgangen; p.9
geboekt te zijn en moesten er geldtransfers geregeld worden. ‘We maken nu dus voortaan een checklist.’ Verder is het aantal weken bij het vervolgproject teruggebracht van drie naar twee weken. Een belangrijk aspect in het project is uiteraard de journalistieke onafhankelijkheid. Verwer is hier zich van terdege bewust. ‘Soms willen ontwikkelingsorganisaties de media beïnvloeden, maar doordat lokaalmondiaal als ongebonden organisatie tussen de journalistenopleiding en de organisaties inzit, kunnen we de journalistieke onafhankelijkheid garanderen. Wij en de organisaties in het buitenland hebben ook goede partijen gevonden die de journalistieke vrijheden waarborgen. De ontwikkelingsorganisaties zijn overigens zo geïnteresseerd in het programma omdat zij ook inzien dat journalistiek een belangrijk vakmanschap is. Zij nemen ook steeds meer journalisten in dienst als bedrijfsjournalist.’ Verwer is tevreden over de samenwerking met de Utrechtse hbo- instelling: ‘Je moet ook bij de juiste persoon binnenkomen. Bij ons was dat Nico Kussendrager en Carien Touwen. Wij hadden met Xplore een concreet resultaat en dan heb je snel anderen overtuigd. De aanvraag was in februari, een half jaar later was de module klaar. Dat had ook met het curriculum van de school te maken. Maar je hebt een klik en dan kan veel.’
Beleid De ontmoeting met lokaalmondiaal bij Mediam’Rad viel in vruchtbaar grond, beaamt ook Nico Kussendrager van de School voor Journalistiek in Utecht. ‘Wij willen meer samenwerking met de wereld buiten de school, om te voorkomen dat wij te binnengericht gaan werken. Het op reis sturen van studenten naar het buitenland past daar in. De wereld is immers groter dan Nederland. We willen de studenten op die manier voorbereiden op bijvoorbeeld het werken in het buitenland of op een buitenlandredactie. Een tastbaar product in de vorm van een tijdschrift in dit geval JOIN, is ook goed voor de uitstraling van de school. Het project paste in het beleid van de School voor Journalistiek dat zich richt op onderzoeksjournalistiek, internationalisering en multimedia. Het plan van lokaalmondiaal sprak mij in dat verband onmiddellijk aan.’ Wat ook hielp, geeft Kussendrager ruiterlijk toe, was dat lokaalmondiaal financiën meenam. ‘Anders was JOIN niet doorgegaan en was het aantal keer dat wij naar het buitenland gaan met studenten, beperkt gebleven tot een keer per jaar in plaats van nu twee keer per jaar.’
Dilemma’s Samenwerking met externe organisaties vormt zeker voor een School voor Journalistiek een uitdaging, immers omdat de journalistieke onafhankelijkheid in het geding te kan komen. En die wordt op verschillende niveaus aangeraakt. Hoe ziet het reisprogramma bijvoorbeeld inhoudelijk eruit, wie en wat wordt bezocht in het betreffende land? En hoe willen de betrokken organisaties hun visie opleggen bij de studenten? Kussendrager: ‘Zo liet het reisprogramma weinig ruimte voor eigen initiatief, alles was geregeld. Maar op die manier leren de studenten niet hun weg vinden in het buitenland. We hebben dat besproken en de volgende keer gaan de studenten de eerste dagen zelf op pad. Verder probeerden de betrokken partners een zo positief mogelijk beeld te geven van hun project en land. Logisch natuurlijk. Wij vroegen bijvoorbeeld of we een sloppenwijk konden zien, we kregen dan toch een wijk te
In de nieuwe wandelgangen, p. 10
zien die dat toch echt niet was. Men wilde dat gewoon niet laten zien. Volgend jaar overleggen we wat mij betreft meer over de inhoud van het reisprogramma.’ Een andere, onbedoelde reactie op het project kwam van sommige studenten zelf, vertelt Kussendrager. Studenten die eigenlijk weinig zien in het nut van ontwikkelingssamenwerking. Zo zei een student die Ghana bezocht: ‘Wij sturen maar geld, maar wat krijgen wij ervoor terug: malaria!’ Een andere journalist in spé ergerde zich tijdens een reis in Tanzania over het feit dat het bedrijf wel veel koffiebonen oogst, maar niet over een eigen koffiebranderij beschikt. ‘De eigen verantwoordelijkheid van een ontwikkelingsland was soms een discussiepunt tijdens de reizen. Het is een benadering die we niet uit de weg moeten gaan. We moeten daarover een discussie gaan voeren: jongeren en ontwikkelingssamenwerking. Wat verwachten zij daarvan?’
Cultuurverschillen De studenten volgden voordat zij op het vliegtuig stapten een cursus interculturele vaardigheden. Sommigen van de studenten leken de cultuurverschillen wat overdreven aangezet. Hoe subtiel cultuurverschillen inderdaad kunnen werken, bleek op hun reizen. Kussendrager vertelt over een aantal ontmoetingen. ‘We waren met tien studenten in Ghana op bezoek bij een vereniging van journalisten, de woordvoerder sprak voortdurend alleen mij aan. Zelfs als andere studenten vragen stelden, keek hij niet hén aan bij de beantwoording van de vraag, maar mij. Constant. De studenten begrepen onder protest dat het met hiërarchie te maken had. Een ander voorval, ook in Ghana: we hadden een prijsafspraak gemaakt met drie taxichauffeurs. Aan het einde van de rit vroegen ze toch meer. Ik zei: als je nu slim bent, dan accepteer je het bedrag en kun je de rest van de week ook onze taxichauffeur zijn. Een van de drie chauffeurs was “slim”, vanuit een westers perspectief gezien, erken ik, en ging akkoord. De andere twee niet. Anticiperend denken is normaal in het Westen, maar voor hun was het belangrijker om op het moment zelf geld te ontvangen, dan wat er misschien de rest van de week gaat gebeuren. Want morgen is weer een hele andere dag.’
Wisselgeld De journalistieke onafhankelijkheid van de studenten was voor lokaalmondiaal geen probleem, maar wel de vorm. Kussendrager: ‘Onze vormgevers waren al aan de slag gegaan met JOIN, maar lokaalmondiaal vond het te saai, te weinig uitstraling hebben. De vormgeving van JOIN is uiteindelijk bij lokaalmondiaal komen te liggen. Eigenlijk ook wel goed, omdat het project in zijn geheel een intensief project is, het maken van een blad was intern moeilijk te organiseren. Een ander voordeel is dat studenten op die manier kennis maken met het werken voor een “externe” opdrachtgever.’ ‘Wisselgeld’, betrof ook de voorwaarde van lokaalmondiaal dat de studenten mee moesten werken aan het vergroten van het draagvlak voor internationale samenwerking. Kussendrager: ‘Honderd mensen moesten bereikt worden per student en dat gaf wel wat gemopper bij de studenten. Studenten gaan dan naar wijkcentra of naar middelbare scholen om over hun ervaringen te vertellen. Niet echt een journalistiek uitgangspunt, maar vanuit de overwegingen van lokaalmondiaal snap ik het wel.'
In de nieuwe wandelgangen; p.11
De samenwerking met lokaalmondiaal stelde de School voor Journalistiek niet alleen in staat hun studenten extra kansen te bieden, maar leverde de hbo- instelling ook nieuwe contacten op. ‘Bij het maken van het blad JOIN bijvoorbeeld hebben ook een aantal mensen uit de beroepspraktijk meegekeken zoals de hoofdredactie van Onze Wereld. Het is dan goed om te horen dat wij als opleidingsinstituut op de goede journalistieke norm zitten. Er zijn nu plannen om het tijdschrift vier keer per jaar uit te laten komen in samenwerking met Onze Wereld, On File, en de opleidingen voor de School voor Journalistiek in Zwolle en Tilburg.’
Do’s or don’ts • • •
•
Een gezamenlijk doel hebben. Het einddoel moet gelijk zijn in casu studenten bewust maken van internationale samenwerking en het maken van een mooi tijdschrift daarover. Respect hebben voor elkaar. Invoelen dat de samenwerkende organisaties eigen, specifieke prioriteiten (moeten) stellen. Je moet elkaar zaken gunnen; je moet elkaar de ruimte kunnen geven en boven het eigenbelang kunnen uitstijgen. Verwer: ‘Bijvoorbeeld de presentatie van het blad binnen de School voor Journalistiek. De credit gaat dan vooral naar hun toe, maar dit jaar wordt het project weer gecontinueerd.’ De taakverdeling moet duidelijk zijn; wie is voor wat verantwoordelijk. Dat moet helder zijn.
In de nieuwe wandelgangen, p. 12
TANTE IN MAROKKO
Tante in Marokko Tussen 25 juli en 29 augustus 2007 zond de RVU de serie Tante in Marokko uit. De presentatoren Khadija Massaoudi (Mtnl) en Maxim Hartman (RVU) verbleven ruim twee weken op de grote parkeerplaats bij Valdepeñas in Spanje. De euforie van de jaarlijkse trektocht van Marokkaanse Nederlanders richting Marokko wordt zicht- en voelbaar op deze parkeerplaats in Spanje Een moment om te praten over de reis, over familie en over de verschillen tussen Marokko en Nederland. De kijker maakt kennis met jonge en oude Marokkaanse Nederlanders zoals met de 42-jarige Mohammed die voor 80 procent is afgekeurd, maar dit niet wil accepteren. Mohammed is daarom op weg naar Quarzazate, in het verre zuiden van Marokko om een ‘zandkuur’ te doen. Hij hoopt dat zijn polsklachten, opgelopen tijdens zijn werk bij een drukkerij, daarmee verminderen want hij wil aan het werk. De 6-delige serie werd op woensdagavond op Nederland 2 uitgezonden tussen 21.20 en 21.50uur en na de vakantie herhaald op Mtnl. Tante in Marokko heeft recent de Europese Boundless Media Contest 2007 gewonnen. De prijs wordt uitgereikt tijdens de European conference on media and diversity in Parijs. Samenwerkende organisaties: Mtnl en RVU, Networks Unltd. (producent)
‘Succes kent vele vaders’; het is een uitdrukking die vaak in negatieve zin gebruikt wordt. Het gaat dan om de strijd wie zich de eigenaar van het idee mag noemen dat achteraf zo succesvol bleek te zijn. Maar elk gezegde bevat een kern van waarheid, zo ook deze. Tante in Marokko is een tv-programma wiens succes in de lucht hing door een samenloop van ontmoetingen, ideeën en beleidsplannen van verschillende geëngageerde media-organisaties. Een kleine reconstructie. ‘Tante in Marokko is op een terras in Amersfoort ontstaan. Aart Lensink van Networks kwam er mee’, zo vertelt RVU-directeur Ben Groenendijk. ‘Het idee om Marokkaanse Nederlanders te interviewen op een parkeerplaats in Spanje op weg naar Marokko is zo sterk omdat de situatie gelijk metafoor staat voor de positie van de Marokkaanse Nederlanders; mensen tussen twee culturen. Daarnaast is het format sterk omdat het deze groep in een herkenbare situatie toont voor andere Nederlanders; op reis met de auto.’ Het idee vatte ook gelijk post om twee verschillende presentatoren het programma te laten presenteren; een Nederlandse en een Marokkaans-Nederlandse presentator. Alleen had de RVU niet de beschikking over een Marokkaanse presentator.
Nieuwe fases, nieuwe partners Walther Tjon Pian Gi, zakelijk-directeur van Mtnl: ‘Op hetzelfde moment dat de Raad van Bestuur (zie p. 23- mc) van de publieke omroepen in zijn beleidsplan diversiteit als onderwerp
In de nieuwe wandelgangen; p.13
had opgenomen, hadden wij het idee om onze programma’s aan de publieke omroepen aan te bieden. Bart Romer, onze nieuwe algemene directeur, vertelt in een gesprek met de zendercoördinator van Nederland 2 over de Mtnl-programma’s. Deze raakt geïnteresseerd en wil het programma Boter, Kaas en Eieren graag hebben. Wij zijn geen uitzendgemachtigde, zoals de publieke omroepen dat zijn. Wij maken gebruik van de open tv-kanalen in de regio’s om onze programma’s in de vier grote steden op gezette tijden uit zenden. We waren in gesprek met RVU over wat we samen zouden kunnen doen. En dus was de RVU de eerste zendgemachtigde die voor samenwerking wat betreft Boter, Kaas en Eieren in aanmerking kwam. Het programma is een seizoenlang op een zatermiddag op Nederland 2 uitgezonden.’ Mtnl (Multicultureel Nederland) bevond zich tegelijkertijd in de fase dat een nieuw algemeen directeur was aangetrokken, Bart Römer. Een zwaargewicht uit de mainstream media met veel connecties in Hilversum. Tjon Pian Gi: ‘Ik wil niet ontkennen dat zijn contacten in Hilversum heel belangrijk zijn voor de ontwikkelingen van Mtnl. Hij wordt bijvoorbeeld als gast uitgenodigd bij het overleg van de directeuren van de omroepen als diversiteit op de agenda staat. Maar laten wij wel wezen, hij heeft een tent overgenomen die ook behoorlijk wat presteerde. Ook al kent iedereen Bart Römer, maar als er geen kwaliteit is, houdt alles op.’ Het is een juiste vaststelling, blijkt in gesprek met de RVU-directeur. ‘We werken veel met andere organisaties zoals bibliotheken, lokale en landelijke instellingen. Voor Tante in Marokko zochten we een organisatie die over een netwerk en know how beschikt. Het had ook een landelijke mediaorganisatie kunnen zijn, maar het is Mtnl geworden. Mtnl is ook veranderd. Tien jaar geleden was de programmering veel meer doelgroepen georiënteerd. De programma’s zijn nu meer inclusief, gericht op de Nederlandse bevolking als geheel. Dat is ook onze uitgangspunt.’
Het circuit Groenendijk kende Mtnl al langer vanwege zijn eerdere functies als directeur bij RTV Rijnmond en bij ROOS (Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking). ‘Ik kende in dat verband Gerard Reteig, de toenmalig algemeen directeur bij Mtnl. Later liepen wij Bart Römer tegen het lijf in het circuit en zo zijn de eerste concrete contacten ontstaan. Eerst met het programma Boter, Kaas en Eieren. Mtnl wilde met dit programma op de landelijke televisie komen, maar daar hebben zij een zendgemachtigde voor nodig en dat werden wij. Tante in Marokko heeft daarna eigenlijk zijn beslag in de wandelgangen gekregen.’ Een van die wandelgangen ligt in Straatsburg, waar een conferentie van Mediam’Rad plaatsvond. De twee directeuren Groenendijk en Tjon Pian Gi ontmoeten elkaar daar en komen te praten over hun prille samenwerking. Beide directeuren spreken onafhankelijk van elkaar van een ‘klik’ en dan is het eigenlijk alleen nog maar ‘afhechten’ van de initiatieven. Tjon Pian Gi: ‘Onze USP in deze samenwerking is dat wij journalisten uit allochtone bevolkingsgroepen hebben. Zij hadden geen Marokkaanse presentatrice, wij wel. Zo kunnen wij tegelijkertijd onze mensen een kans bieden. Het kostte de RVU niets. De inbreng van Khadija was financieel ons aandeel in de productie. De samenwerking met ons leverde hun wel nieuwe relaties op. Voor ons is het een organisatie waarmee we goede deals kunnen sluiten.’ Groenendijk: ‘Tante in Marokko had niet gemaakt kunnen worden zonder een Marokkaanse presentator. Het is het format; je hebt de naïeve nieuwsgierigheid van een Nederlander nodig, maar ook iemand die bekend is met de zaken die gebeuren en zaken kan uitleggen. Khadija Massaoudi heeft zelf de reis meegemaakt. Formeel hadden wij het laatste woord. Wij zenden het immers primair uit en betaalden het programma grotendeels. Maar je moet het vertrouwen hebben om voetangels en klemmen te overwinnen en dat was er.’ In de nieuwe wandelgangen, p. 14
RVU, geval apart Het specifieke karakter van de RVU is in deze samenwerking wel van cruciaal belang onderkennen beide directeuren. Tjon Pian Gi: ‘Mijn inschatting is dat omroepen als de VARA, de KRO het idee hebben: wij maken programma’s en kijken hoe publiek daarop reageert, terwijl de RVU veel meer gefocust is op de vragen welke educatie moeten wij bieden, aan wie en hoe? Daardoor is deze omroep meer ontvankelijk voor de gedachte dat de bevolkingssamenstelling aan het veranderen is.’ Groenendijk: ‘Wij staan als educatieve omroep met onze programma’s met twee benen in de samenleving. Wij hechten belang aan de samenleving en daarmee aan de multiculturele samenleving. De multiculturele samenleving is zo’n dominant thema in de maatschappij en kleurt de samenleving. Je moet wel blind zijn als je daar niets mee doet als omroep.’ Toch heeft het nog lang geduurd voordat de RVU daadwerkelijk tot concrete stappen op het terrein van culturele diversiteit overging. Door praktische oorzaken, zegt Groenendijk. ‘We zijn er te vrijblijvend mee bezig geweest, op ad hoc-basis. Dan moet op korte termijn een vacature worden vervuld, je probeert het even, maar om een allochtone journalist binnen te krijgen, vraagt een specifiek soort werving. Dit was ook een van de redenen om contact te zoeken met Mtnl. Dit is via de lijn van Bart Römer gegaan.’ En ook op bestuurlijk niveau binnen de publieke omroepen lijken de geesten wat rijper voor de gedachte dat meer culturele diversiteit binnen het Hilversumse noodzakelijk is. Hoewel die gedachte nog niet door iedereen even enthousiast omarmd is, weet Groenendijk. ‘Er is onderzoek gedaan door publieke omroepen naar de verhouding allochtonen en autochtonen en daar komt een gemengd beeld uit. De aanwezigheid van allochtonen in de media is relatief vaak in een problematische context. Bij NOVA/NOS bijvoorbeeld. Maar ik zie wel dat omroepen zoals de VARA , de KRO er serieus mee bezig zijn. De NCRV stelt zelfs targets stelt bij hun programma’s. De programmamakers worden afgerekend op kwantitatieve doelstellingen. Ik geloof overigens meer in redacties die zich bewust zijn van de noodzaak, dan in verplichtingen. De kwantitatieve benadering kan geridiculiseerd worden.’
Dilemma’s Een dilemma bleek toch de invalshoek van het programma. Want wat wil je er precies mee? Wil je diepgaand op een problematiek ingaan of ga je uit van het idee van kennis maken (zie p. 12, interview met de presentator Khadija Massaoudi- mc)? Groenendijk: ‘Wij hadden een beeldvormingdoelstelling; de Marokkaanse gemeenschap niet als probleem willen benaderen. Marokkanen gaan óók op vakantie en ervaren dezelfde problemen als wij wanneer wij op vakantie zijn. In die zin blijft het aan de oppervlakte. Hoewel het leven tussen twee culturen ook wel aan de orde komt in afleveringen. ’ Het programma heeft ook te lijden gehad onder de druk van de korte termijn waarmee het programma geproduceerd moest worden, vertelt de RVU-directeur. ‘De tijd ontbrak om het persoonlijke verhaal wat beter neer te zetten.’ Tjon Pian Gi: ‘Tante in Marokko was een co-productie en had geen star format. De samenwerking loopt goed en je bent dan ook sneller bereid om naar elkaar concessies te doen. Er was misschien wel onderling strubbeling, maar de samenwerking is over het algemeen voortreffelijk verlopen. De strubbeling lag misschien op het gebied van diepte contra oppervlakkigheid. Ik vond het juist leuk dat een Nederlandse journalist in het format zat. Hij
In de nieuwe wandelgangen; p.15
kwam met vragen die ook Khadija verrasten. Khadija legde wat meer uit aan haar collega omdat zij meer weet, maar dat was ook de essentie van de combinatie.’ Tante in Marokko heeft, hoewel het in de grote vakantie is uitgezonden, tot heel veel positieve reacties geleid. In de afspraken met RVU, had Mtnl alert bedongen dat Mtnl het programma zelf ook nog een keer kon uitzenden in de vier grote steden. Een volgende serie ligt in het verschiet, maar dan met Turkse Nederlandse reizigers in de hoofdrol. Het programma zal dan na de vakantieperiode op televisie verschijnen.
Nieuwe gezichten, nieuwe thema’s De Mtnl-directeur blikt met tevredenheid terug op de samenwerking: ‘RVU heeft onderkend dat de televisie geen reflectie was van de randstadse samenleving. Dit impliceert meer herkenbare gezichten op de buis, daarna volgen de ideeën en uiteindelijk andere uitgangspunten.’ Wat is de succesformule van Tante in Marokko, is de vraag? Tjon Pian Gi: ‘De benadering van de RVU is een van vragen stellen en niet een van antwoorden geven. Dat is wel een van de belangrijkste aspecten van de samenwerking. Op het gevaar af dat ik bevooroordeeld ben, de EO bijvoorbeeld lijkt mij meer een organisatie die de antwoorden al heeft, vanuit de religie, en wij willen dat niet. Wij willen verschillende standpunten laten zien.’ Tante in Marokko heeft beide directeuren nieuwe zakelijke initiatieven opgeleverd. De RVU, ingehaald door de werkelijkheid en het nieuwe omroepbeleid (zie p.20), en verder overtuigd door het succesvolle resultaat van Tante in Marokko, is samen met Mtnl en IDTV een opleidingstraject gestart voor allochtone jongeren; de ‘summerschool’. De ‘summerschool’ is een pilot, om talentvolle allochtone jongeren een kans te bieden in het mediaveld. Resultaat van die summerschool is dat de RVU door een groep van deze jongeren een pilot laat maken (De Zwarte Hand) Als het voldoet aan de kwalitatieve eisen, wordt het een programmaserie op Nederland 3. En terwijl Mtnl lange jaren tevergeefs aansluiting probeerde te vinden bij landelijke en regionale omroepen lijkt het tij voor de tv-omroep nu gekeerd. Tjon Pian Gi: ‘De ontwikkelingen binnen de omroepen zijn langzamerhand zo dat men absoluut de noodzaak ervan inziet dat men niet door kan gaan met het maken van televisie zoals tot nu toe is gedaan. Dat maakt ons een belangrijke speler in het geheel. Ik merk dat ook bijvoorbeeld bij regionale omroepen als AT5 en RTV Noord-Holland. Omroepen waar we jarenlang al aan de deur kloppen zonder resultaat. Nu komen ze zelf naar ons toe.’
Do’s or don’ts • • • • •
Wederzijds vertrouwen. Dit is vaak op persoonlijke basis. ‘Klikt’ het met de leiding. Win-win situatie. Beide partijen moeten erop vooruit gaan. Vragen stellen zonder het antwoord gelijk te willen geven. Hoed je voor onbesproken laten wat wel besproken moet worden. Als één organisatie in de samenwerking niet tevreden is, dan gaat dat aan het vertrouwen knagen. Het aanstellen van mainstream c.q. allochtone vakgenoten.
In de nieuwe wandelgangen, p. 16
Khadija Massaoudi: ‘Als Mtnl Tante in Marokko had gemaakt, was het een ander programma geworden’ Maxim Hartman en Khadija Massaoudi – de twee presentatoren van ‘Tante in Marokko’.
Khadija Massaoudi werkt ruim vier jaar als presentator bij Mtnl en werd ‘uitgeleend’ aan RVU voor Tante in Marokko. Net een uur terug van een vakantie in Marokko en net gehoord hebbende dat Tante in Marokko een Europese mediaprijs heeft gewonnen, geeft ze een telefonisch interview. Wat was je betrokkenheid bij Tante in Marokko? ‘Ik was als presentator betrokken bij het programma en bij de research. In de voorbereiding heb ik mijn netwerk ingezet. We wilden Marokkaanse Nederlanders interviewen op een parkeerplaats in Spanje, maar we wilden ook zeker weten dat er reizigers waren tijdens de geplande opnamedagen. Voor de zekerheid heb ik daarom mensen uit mijn netwerk gebeld, maar uiteindelijk hebben we ze niet nodig gehad.’ Hoe was het om te werken bij een mainstream redactie? ’De redactie van Networks Unltd. (de producent- mc) bestaat alleen uit autochtonen, terwijl bij Mtnl de redactie multicultureel is. Ik heb daar geen problemen mee, ik kan mij overal aanpassen. Mtnl is natuurlijk veel meer gericht op allochtonen dus wij weten veel meer. Wij hoeven dus ook niet alles te vragen en uit te leggen. Het kan in je voordeel werken, maar soms ook in je nadeel. Wanneer iemand op een vraag antwoordt: “Dat weet je toch, je bent toch Marokkaan?”. Als het programma door Mtnl was gemaakt, was het een heel ander programma geworden. Wij hadden andere vragen gesteld. Bij de montage had ik weleens discussies daarover, welke vraag er wel of niet in? Er was bijvoorbeeld een stukje over een meisje dat een hoofddoek droeg. Haar werd gevraagd of dit haar eigen keuze was, dat vond ik zo’n clichévraag, maar het stukje is er toch in gekomen. ’De redactie was ook verbaasd dat mensen niet agressief op de camera’s reageerden. Mensen uit achterstandswijken in Amsterdam of Utrecht hebben dat meer. Dat komt omdat zij vaak op een slechte manier in de media komen en daar hebben ze geen zin meer in. Wanneer ze dan een camera zien, raken ze er bijna spastisch van. Maar deze mensen zijn heel relaxed, want ze zijn met hun vakantie begonnen!’ Wat viel je op in de samenwerking met de mede -presentator? ’Het was heel grappig om te zien dat de medepresentator (45) een heel andere manier van In de nieuwe wandelgangen; p.17
kijken had. Hij wist bijna niets van de Marokkaanse gemeenschap. Ik had weleens mijn vraagtekens over zijn vragen over bijvoorbeeld henna, het dragen van een djellaba of waarom familie en geloof zo belangrijk zijn. Het zijn vragen die bij Mtnl niet meer gesteld worden. Wat dat betreft bestaat er een kennisverschil tussen Mtnl en de mainstream media. Ik was meer nieuwsgierig naar de niet standaardsituaties. Zo wilde een jongen die hier geboren en getogen is naar Marokko emigreren. Wat wil je daar in vredesnaam doen, vraag ik dan? Zo kwamen we ook een Marokkaanse man tegen die hoewel hij afgekeurd is, veel vrijwilligerswerk doet, maar alleen bij witte organisaties. Mijn nieuwsgierigheid daarnaar vond de medepresentator geloof ik vreemd. Maar het ging om een opvallende situatie. ’Wij voerden samen gesprekken met de reizigers, maar ook individueel. Individueel vond ik fijner, want dan kon je dieper op onderwerpen ingaan. Het heeft ook met empathie te maken. Wanneer je samen interviewt, moet je op elkaar kunnen inspelen. In de individuele interviews moet je elkaar de vrijheid geven en accepteren dat diegene andere vragen stelt dan jij doet.’ Hoe is in je omgeving gereageerd op het programma? ’De uitzendingen zijn heel goed ontvangen en niet alleen in de Marokkaanse gemeenschap, ook in de Turkse en Surinaamse gemeenschap. Eindelijk eens iets positiefs over Marokkanen! Uitzending gemist bijvoorbeeld is vanuit Marokko heel veel bekeken op internet. Collega’s in het vak vonden de serie ook heel leuk, maar sommigen vonden ook dat het weinig diepgang had, veel clichés bevatte en weinig vernieuwend was.’ Vormen allochtone journalisten een meerwaarde voor mainstream redacties? ’Ja, zeker, maar nooit alleen maar een. Meerdere journalisten in een redactie is beter, anders sta je er alleen voor. Ik ken de verhalen van collega’s daarover. Het gaat om een ander soort humor en manier van werken, om vooroordelen, soms onbewuste vooroordelen. Men verwacht ook omdat je een allochtone afkomst hebt dat je alles weet van de andere etnische groepen als Turken, Surinamers, maar je weet natuurlijk niet alles. ’Dat is trouwens niet alleen op de werkvloer zo, dat kan ook op school gebeuren. Ik was bijvoorbeeld de enige Marokkaanse student in een hbo-klas en dan hoor je soms opmerkingen die niet leuk zijn. Er was no g een Surinaams meisje in de klas en daar trek je dan toch naar toe.’ Zie je de samenwerking met RVU als een opstapje naar de mainstream media? ’Ik weet het niet. Ik wil geen bureauredacteur zijn. Ik vind het juist leuk om op pad te gaan. Ik ben verslaggever en maker. Na mijn hbo-studie, heb ik overal gesolliciteerd en ik ben bij Mtnl aangenomen; als betaalde stagiaire aanvankelijk. Het voordeel van een kleine redactie is dat je zelf heel veel mag doen. Je krijgt meer de kans om je ideeën uit te voeren en dat is erg leuk. Er komen ook redacteuren terug, die bij de publieke omroep hebben gewerkt en het dan toch leuker vinden om bij Mtnl te werken.’ Do’s or don’ts in een gemengde redactie • • • •
Neem bij voorkeur niet een maar twee allochtone journalisten aan. Een mainstream redactiecultuur vraagt soms veel van het incasseringsvermogen van een allochtone journalist, zeker als het de enige allochtone journalist is in de redactie. Een allochtone journalist is niet hét universele antwoord op al de vragen die er leven over de verschillende migrantengroepen binnen Nederland. Hou rekening met verschil in kennisniveau. Probeer andere invalshoeken op hun waarde te schatten.
In de nieuwe wandelgangen, p. 18
‘Zeggen: ze zijn er niet, is een belediging voor mijn professionaliteit’
GENERATION NOW; TV! Intercreation is een klein multimediaal productiebedrijf dat zich met haar producten voornamelijk richt jongeren uit de multiculturele generatie. De organisatie maakt onder meer audiovisuele producties en organiseert conferenties. Een belangrijk product is Generation Now!; een scholierenmagazine dat gemaakt en uitgegeven wordt door Intercreation. In het jaar 2000 zond Intercreation bij de NPS GN! uit. Dit gebeurde in zes afleveringen als onderdeel van het programma Allochtoon Video Circuit. Uitzendtijd: zatermiddag 16.00uur. In 2004 was het vervolg van GN!, Generation Now! TV als tiendelige serie te zien op the Box (muziekzender), uitgezonden om 21.00uur, met dagelijkse herhalingen. Generation Now! TV was een internationaal jongerenprogramma met reportages over de leefwereld van jongeren tussen de 15 en 23 jaar in Nederland, de Antillen, Suriname, Turkije, Kenia en Marokko. Naast de reportages met jongeren uit verschillende landen bood het programma onder meer de realitysoap ‘17’ van een havo 4 klas. Samenwerkende partners: Generation Now!, NPS en the Box
Generation Now! behoort niet tot de etnische media, zoals een blad als Mzine, dat zich richt op een specifieke groep in dit geval de Marokkaanse doelgroep, legt Harriet Duurvoort uit. Duurvoort is hoofdredacteur van het scholierenmagazine en samen met Marco Peper oprichter van Intercreation. ‘Wij richten ons op de generatie jongeren en die is multicultureel en daar horen dus ook autochtonen bij.’ Er is weinig diversiteit te zien op televisie, stelt Duurvoort, behalve bij NPS. Maar de NPS heeft ook als publieke omroep de extra opdracht gekregen om een deel van haar programmering multicultureel te laten zijn. Het is dan ook niet vreemd dat Duurvoorts plan om de formule van Generation Now!, lifestyle als uitgangspunt, te gebruiken voor een televisieformat bij de NPS weerklank vond. ‘De NPS adverteerde al in ons blad. Er lagen al wat contacten, zoals met Dick Oosterbaan van het NPS-programma Allochtoon Video Circuit. Hij bewoog zich binnen ons netwerk. Wij organiseerden daarnaast ook andere activiteiten op het gebied van jongeren en diversiteit, dus de NPS kwamen we geregeld tegen.‘ De eerste serie was een co-productie met NPS, maar met de volledige inhoudelijke vrijheid en de verantwoordelijkheid voor de eindmontage. ‘Wij zijn tijdschriftmakers. We moesten dus wel een vertaalslag maken en daarbij hebben we coaching van de NPS gehad. Wij kregen de vrije hand, maar we hadden ook zelf geld via fondsen meegenomen. En de eindredactie was in onze handen, anders was het niet doorgegaan.’ Het werden vier afleveringen van een half uur dat in het kader van het AVC is uitgezonden; op een zaterdagmiddag tot verdriet van Duurvoort. ‘Op zaterdagmiddag kijkt onze doelgroep niet. Maar het was de vaste uitzendslot voor het AVC en dan kun je daar weinig aan doen.’
In de nieuwe wandelgangen; p.19
Controle en commitment De controle op inhoud, productie en eindredactie is voor Duurvoort van cruciaal belang en vormt zelfs een dealbreaker. ‘Bij Teleac bijvoorbeeld zeiden ze geef het format maar aan ons en dan ontwikkelen wij het wel. Maar zo zijn we niet getrouwd. Daar zitten dan witte heren van vijftig die jongerentelevisie gaan maken, waarvoor wij dan geld hebben geworven?! Wij zijn in ons vak goed. Ik heb niet voor niets dit vak gekozen. Als de NPS het programma bijvoorbeeld zèlf had gemaakt, was het ook een totaal ander programma geworden. Wij zijn meer lifestyle gericht en het is ook vanuit mijn perspectief als gekleurde journalist gemaakt. In onze programma’s zitten ook geen jongeren die uitroepen dat ze Nederland haten of dat ze de sharia in Nederland willen invoeren. Zulke jongeren zien we al genoeg in de mainstream media.’ De commitment van Dick Oosterbaan aan het project blijkt achteraf essentieel. Toen Duurvoort met het vervolg, zoals gevraagd, bij de NPS aanklopte, was Oosterbaan met pensioen en bleek de NPS dit moment te hebben aangegrepen om een punt achter het programma AVC te zetten. 3 GN! deel II paste niet meer in de NPS-programmering kreeg Intercreation te horen. Duurvoort: ‘Terwijl wij juist fondsen hadden geworven met de NPS als afnemer. Wij brachten veel ge ld mee, maar we kregen geen voet tussen de deur bij de publieke omroep, evenmin bij lokale omroepen.’ Het was ook een bestaand programma, en het format was niet onderhandelbaar, verklaart Duurvoort verder de moeizame gang van Generation Now! TV. ‘Een omroep als BNN bijvoorbeeld had moeite om het programma in te passen in de bestaande programmering. Bovendien verklaarden zij moeite te hebben met diversiteit als uitgangspunt, want “jongeren zijn allemaal gelijk”. Het duurde en duurde maar zonder dat wij duidelijkheid kregen. Ondertussen kregen we contact met the Box. Deze muziekzender bereikt onze doelgroep, jongeren, en het programma werd verschillende keren herhaald op een dag.’ Intercreation ging met the Box in zee. Onderwerp van Generation Now! TV was de Noord-Zuid dialoog, met thema’s van geld tot gangs. Het lag niet aan de kwaliteit, weet Duurvoort, die stond niet ter discussie. Het ging om een beleidsverandering. Duurvoort vindt het een gemiste kans voor de publieke omroep. ‘Er zijn nog weinig programma’s die vanuit een ander perspectief onderwerpen benaderd, de NMO (Nederlandse Moslim Omroep-mc) doet dat wel bijvoorbeeld. En Raymann is laat van de VARA, dat is een echt Surinaams programma en blijkt dus ook succesvol te kunnen zijn net als de Marokkaanse film Shouf Shouf Habibi. Het tv-programma Couscous en Cola van BNN vond ik in dat opzicht wel goed.’ De afgelopen tien jaar is er weinig veranderd bij de publieke omroepen, vindt Duurvoort. Ze staat sceptisch tegenover de nieuwe plannen van de publieke omroepen wat betreft culturele diversiteit. ‘Ben benieuwd, het was namelijk ook speerpunt in de tijd van Rick van der Ploeg (staatssecretaris OC&W in 2001- mc). Dat heeft ook weinig geholpen. De 3
Jaarverslag NPS 2003: Het Allochtoon Video Circuit is het laatst overgebleven programma dat primair voor allochtone Nederlanders wordt gemaakt. Het programma past niet meer in het beleid van de NPS om multiculturele onderwerpen voor een breder publiek toegankelijk te maken. Met het pensioen van uitvoerend producent Dick Oosterbaan komt dan ook een einde aan het AVC. Dat wil zeggen, er zullen geen nieuwe afleveringen meer worden gemaakt.
In de nieuwe wandelgangen, p. 20
representativiteit op verschillende niveaus is nog beperkt. Terwijl het onderwerp multiculturele samenleving zo’n breekpunt vormt in de Nederlandse samenleving en in de politiek. Het is een van de meest ingrijpende ontwikkeling van de afgelopen tijd binnen de Nederlandse samenleving. Daarom is het ook zo belangrijk voor de media kennis te hebben van “een gelaagdheid” binnen de Nederlandse samenleving. Dan weet je ook wat daar gaande is.’
Verloren generatie allochtone journalisten Maar er is altijd die eeuwige discussie van “wij kunnen ze niet vinden” bij de publieke omroepen. Duurvoort heeft daar haar eigen ideeën over: ze zijn er wel, maar ze zijn niet meer interessant genoeg. ‘Er zijn mensen die talent hadden, maar binnen een redactie krijg je regelmatig een richtingenstrijd. Ze stromen uit, omdat ze niet doorstromen binnen de media. Het gaat om ervaren journalisten van allochtone afkomst die al jarenlang in het circuit meelopen. Een eindredactionele functie zit er sowieso niet in want dan gaat het om het delen van machtsposities. Allochtone journalisten stromen uit, beginnen een eigen bedrijf of gaan de consultancy in. Mensen zijn immers ambitieus.’ Duurvoort verwijst ook naar de redactiecultuur binnen de omroepen. ‘Zo werd Generation Now door NOVA gebeld naar aanleiding van een artikel over twee tieners, een joods meisje en een Marokkaanse jongen die verkering hadden gekregen. Zij werd moslim. Een Marokkaanse redacteur die het een leuk verhaal vond, belde mij op. Zij wilde het item maken in de strekking van het artikel, een bijzondere, ontroerende jonge liefde. Maar een dag later bleek dat de NOVA collega's het vooral interessant vonden als de relatie in een negatieve context gezet zou worden. Ik heb toen geweigerd om de telefoonnummers van het stel door te geven. Ik wilde een dergelijke kwetsbare relatie niet open stellen voor zo’n tendentieuze invalshoek. Dat gaat om journalistieke verantwoordelijkheid. De betreffende redacteur wilde evenmin zo’n invalshoek. Ze mocht het item draaien, maar ze had geen zin om haar eigen gemeenschap zo stereotiep in de ether te brengen.' Duurvoort kan ook uit eigen ervaring spreken. Ze nam als piepjonge en recalcitrante, zoals ze zelf bekent, journaliste deel aan de redactie van het VPRO-programma Marco Polo; een van de eerste wijkdocu’s. ‘Ik maakte deel uit van een allochtoon redactieteam. Ons programma werd op prime time uitgezonden. Ik kreeg het echter regelmatig aan de stok met de eindredacteur over de invalshoek. Men wilde bijvoorbeeld “een zwarte junk die een shot” zette als item. De spanningen met de eindredactie liepen op. Op een gegeven moment ben ik opgestapt. Ik vond dat de allochtone redactie werd gebruikt om de indruk te wekken dat dit geen negatief programma kon zijn. Sindsdien wil ik mijn eigen ding doen. Journalistieke producten maken die empoweren en positief zijn over diversiteit. Als je zelf het vrolijke eindproduct bent van allerlei rassen en culturen, is dat toch niet zo gek?’ Zeker bij nieuwsprogramma’s is het moeilijk voor allochtone journalisten, weet Duurvoort. De spanningen in multicultureel Nederland zijn immers al jaren het speerpunt van maatschappelijk debat. ‘Veel autochtone journalisten zijn zich niet bewust van hun eigen negatieve invalshoek, maar denken dat ze volstrekt objectief verslag doen. Terwijl je als je in debat gaat over deze zaken, vaak hele uitgesproken meningen hoort die ik vrij bevooroordeeld vind. Voor een allochtone journalist kan zo'n richtingenstrijd op de redactie vervelend uitpakken. Jij mag dan de shit over je eigen groep gaan storten.’ Duurvoort staat na jaren discussie inmiddels sceptisch tegenover de nieuwe intenties van de publieke omroep ten aanzien van culturele diversiteit. ‘Waarom zou het nu opeens wel In de nieuwe wandelgangen; p.21
veranderen? Ik denk dat er geen echte interesse daarvoor bestaat. Het boeit hen niet, misschien irriteert het onderwerp hen ook wel. Neem ons bijvoorbeeld met GenerationNow! TV. Behalve expertise, namen we zelfs geld mee. We kregen geen voet tussen de deur. Zeggen dat er niemand is, dat ze niemand kunnen vinden, is een belediging voor mijn professionaliteit. Laten ze daar dan straight in zijn in plaats van iemand te beledigen.’ De ambitieuze en vasthoudende Duurvoort is nu met een internationaal programmavoorstel bezig dat nu weer bij een omroep ligt. ‘Maar professioneel ben ik niet afhankelijk van Hilversum. Dan kan je kritisch zijn. Ik sta sterk en kan zeggen: take it or leave it.’
Do’s or don’ts • • • •
Wederzijds vertrouwen Erkennen van de ander zijn expertise Zeggenschap regelen over bijvoorbeeld de invalshoek en de eindmontage Journalistieke integriteit/verantwoordelijkheid
In de nieuwe wandelgangen, p. 22
Je objectiviteit bewijzen als journalist ON FILE On File is een intermediair tussen gevluchte journalisten en schrijvers en de Nederlandse media. Uitgangspunt is dat wie vlucht, niet ophoudt journalist of schrijver te zijn. On File steunt haar leden met trainingen en netwerkactiviteiten. Nederlandse media leggen contact met leden van On File vanwege hun specifieke kennis en ervaring. De vereniging is in 1996 opgericht op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), VluchtelingenWerk Nederland en Cultureel en Politiek Centrum De Balie. Sinds eind 2001 staat de organisatie bovendien open voor gevluchte schrijvers. On File telt ruim 160 journalistenleden plus een dozijn schrijvers uit tientallen landen.
Voor de geschreven media zijn er verschillende netwerken in Nederland aan te boren op zoek naar insight informatie. On File is een netwerk van gevluchte journalisten en schrijvers dat de laatste jaren steeds meer de mainstream media weet te bereiken met zijn specifieke kennis over internationale ontwikkelingen. Een On File-lid die in de voorhoede liep van dat proces is Mariwan Kanie; journalist en schrijver van IraaksKoerdische afkomst. Voor velen afkomstig uit het Midden-Oosten was de oorlog die de Verenigde Staten begonnen in 2002 tegen Irak een ramp. Voor Mariwan Kanie betekende het zijn doorbraak als deskundige bij de mainstream media, de audiovisuele in het bijzonder. ‘Ik heb op een rare manier geluk gehad. Irak, ik kon ervan leven.’ Kanie was onder meer als deskundige te zien bij nieuwsprogramma’s als Netwerk, NOVA en hij nam een periodelang wekelijks voor de VPRO-radio en radio 5 de Arabische media door. Kanie bracht zijn optredens vanaf het begin af aan in rekening. ‘Ik ben freelancer, ik heb geen vaste baan, ik moet daarvan leven. Het bedrag dat ik vroeg werd onderwerp van vergadering. Ze vonden het gevraagde bedrag te hoog. Maar men begreep mijn argument, sindsdien is het zelfs het standaardtarief voor iedereen geworden!’ Kanie is door de jaren heen assertief geworden, een Trouw-periode ging daaraan vooraf, vertelt hij. ‘Mijn geluk is dat ik stage heb gelopen bij het dagblad Trouw. Daardoor wist ik hoe freelancers werkten.’ Deze stageplaats bij Trouw was overigens een ander geluk voor Kanie. ‘Normaal krijg je als politicoloog geen stageplaats. Zo’n plaats is alleen voorbehouden aan studenten journalistiek. Maar ik heb toch een sollicitatiebrief geschreven en naar Trouwjournalist Eildert Mulder gestuurd. Ik kende Mulder via een Balie-bijeenkomst over het Midden-Oosten. Hij heeft de brief, ik denk met een voorspraak, doorgestuurd. ik was in Irak journalist, ik spreek vier talen; Arabisch, Koerdisch, Farsi en Engels. Ik kwam op de buitenlandredactie terecht. De Trouw-publicaties hebben mij bekendheid gebracht.’
In de nieuwe wandelgangen; p.23
‘Ervaringsdeskundige’ Kanie heeft lange tijd zijn onafhankelijkheid als journalist moeten bewijzen. ‘Bewijzen dat ik objectief was, dat ik kundig was. Iedere keer weer. Vooral dat objectiviteitscriterium vond ik irritant. Wanneer een Nederlandse journalist over Nederlandse gebeurtenissen schrijft, twijfelen ze toch ook niet aan zijn objectiviteit? Ik kan mij herinneren dat ik een artikel schreef over het seculiere debat in Irak. Ik kreeg een felle discussie met een eindredacteur. Volgens hem was mijn kennis over het secularisme, kennis afkomstig uit het Midden-Oosten. Ik was nota bene net afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) in politicologie. Ik zei toen sorry, maar ik ben een product van de UvA, mijn kennis over secularisme is die van de UvA. Het is niet zo erg meer als het begin, maar het houdt niet op.’ Een ander probleem waarmee Kanie zich als allochtoon journalist geconfronteerd zag, was te zorgen dat hij geconsulteerd werd als regio-deskundige en niet als ‘ervarings’-deskundige. ‘Men vroeg mij niet naar mijn kennis over het Midden-Oosten en de politieke ontwikkelingen daar, maar men ging mij persoonlijke vragen stellen, over mijn familie in Irak, over mijn gevoelens! Ik spreek vier regionale talen, ben afgestudeerd politicoloog, journalist en schrijver. Ik heb erg moeten vechten om als volwaardige deskundige en kenner van het gebied benaderd te worden. Op een gegeven moment heb ik gesteld: ik wil geen vragen meer over mijn familie beantwoorden.’
Achterdocht Inmiddels heeft Kanie zijn sporen verdiend bij de mainstream media. Maar bij de jonge garde journalisten heeft hij nog een onbekende naam. Een anecdote: ‘Ik ben onlangs erg boos geworden door een voorval bij de VPRO. Een stagiaire daar zag mij aan het werk; ik las de Arabische kranten, las Arabische websites en maakte aantekeningen. De stagiaire is toen naar de redacteur gestapt om te vragen of ik wel te vertrouwen was? Dat iemand mij per se verdacht moest maken…. Leer je dat op de School voor Journalistiek? Mensen met een andere culturele achtergrond stereotiep benaderen? Ik werk al lang voor de VPRO dus de redacteur vertelde mij het voorval.’ Kanie ziet die gebeurtenis niet zozeer als een incident, maar als een teken des tijds. ‘ Het heeft te maken met het huidige politieke klimaat. Het beeld dat de moslim achterlijk is en niet te vertrouwen is. Dat stereotiepe beeld zou juist bij uitstek op Scholen voor Journalistiek niet moeten bestaan of in ieder geval ter discussie gesteld moeten worden, door bijvoorbeeld allochtone journalisten uit te nodigen voor een college.’
Over freelancen - Saddams verjaardag De toegankelijkheid van de mainstream media voor allochtone freelancers blijft soms moeizaam, zegt Kanie. Kanie, nu bezig met te promoveren, vertelt over zijn freelanceperiode. ‘Dan belde ik bijvoorbeeld met een onderwerp naar een krant en dan zei de krant:
In de nieuwe wandelgangen, p. 24
nee, dat kunnen wij zelf wel doen. Dit gebeurde onlangs weer. Ik had een onderwerp over de verjaardag van Saddam Hussein. Ik had alles goed bijgehouden in de Arabische media en nog andere informatie erbij gezocht. Ik wist er alles over. Ik kwam met het onderwerp en toen zei de redactie weer ‘nou, dat kunnen wij zelf wel doen’. Ze waren niet eens op de hoogte van de verjaardag van Saddam! Toen ben ik boos geworden. Ik mocht het schrijven: 250 woorden. Ik leverde een stukje in van 800 woorden, het werden er uiteindelijk 600. Ik weet over veel onderwerpen veel meer dan andere journalisten. Hun informatie is vaak ook eenzijdig. Er vindt nu wel een omschakeling plaats. Als je maar doorgaat, maar het vergt veel uithoudingsvermogen, veel kracht.’ Kanie onderkent dat hij zich in het begin liet intimideren door redacties vanwege zijn niet perfecte grammaticale kennis van het Nederlands. ‘Je kunt schrijven, maar de grammaticale finesses van de Nederlandse taal heb je niet onder de knie. Dat maakt je onzeker. Ik laat mij daardoor nu niet meer van de wijs brengen en laat mijn teksten door mijn vriendin nakijken.’ Tot 1998 haalde Kanie zijn inkomsten voor 20 procent uit de journalistiek en voor 80 procent uit het tolken. De stageplek bij Trouw bracht hem in contact met netwerken van Nederlandse journalisten en het bracht hem bekendheid. Vanaf die tijd is het journalistieke balletje gaan rollen. Hij is daarnaast voor Koerdische kranten blijven schrijven en bracht met succes verschillende boeken in het Koerdisch uit in Irak. Na 2002 kon hij van zijn freelance werkzaamheden leven.
Kanie heeft nooit echt in vaste dienst willen treden. Op een gegeven moment kreeg hij een jaarcontract bij IKON als radioredacteur aangeboden, na zes weken stapte hij al op. ‘Het was zo saai. Gasten bellen voor het programma. Nederlandse redacties zijn ook wat eentonig. De ‘allochtone grappen’ die niet te verteren zijn, De discussies die gevoerd worden. Je voelt je als allochtoon soms beledigd. De witte redactiecultuur, de ons-kent-ons cultuur en de arrogantie van een journalist dat hij denkt dat hij alles weet. Maar ik heb mij eigenlijk altijd en overal een buitenstaander gevoeld.’ Kanie ziet na al die jaren dat hij meeloopt in het journalistieke circus toch beweging ontstaan bij de mainstream media: ‘Het besef is er wel, nu niet meer vanuit een liefdadigheidsgedachte, maar vanuit het besef dat het publiek verandert. Binnen tien jaar is 50 procent van de stadsbewoners immers allochtoon. Dat is een andere, nieuwe consumentenmarkt, wat de media dwingt om na te denken.’
Chakrabarty: ‘Je kunt niet in naïviteit blijven leven, het gaat uiteindelijk om echt nieuws’ Een andere journalist/televisiemaker bij On File die aansluiting bij de mainstream media heeft gevonden, is Arnob Chakrabarty. Hij werkte onder meer bij het nieuwsprogramma Twee Vandaag en is nu werkzaam als redacteur bij het nieuwsprogramma Nova. Chakrabarty is een journalist van Bengaalse afkomst en is tevens bestuurslid van On File.
In de nieuwe wandelgangen; p.25
‘Ontwikkelingsgeld of weggegooid geld? Nederlandse hulppartner doet goede zaken in thee, zuivel, software, hypotheken en textiel’. Met deze kop in NRC Handelsblad van 1 september 2007, stelde Chakrabarty de ontwikkelingshulp van Nederland en van de hulporganisatie Oxfam-Novib aan de Bengaalse ‘ngo’ Brac ter discussie. Brac ontving in het jaar 2006 24,8 miljoen euro aan buitenlandse hulp voor het opzetten van scholen. Brac, zo ontdekte Chakrabarty, blijkt vooral een commercieel bedrijf, dat grote winsten maakt met consumptieproducten en leningen. Maar het onderwijsprogramma van Brac profiteert nauwelijks van de inkomsten uit deze commerciële activiteiten; nog geen 3 procent van de kosten voor de scholen komt voor rekening van Brac. Brac voert ook gezondheidsprogramma’s uit. Ook deze programma’s worden voornamelijk met geld uit het buitenland uitgevoerd. Het lijkt alsof Brac ontwikkelingshulp eerder ziet als een extra financieringsbron dan als een manier om de bevolking in Bangladesh daadwerkelijk vooruit te helpen. http://www.nrc.nl/economie/article761177.ece/Ontwikkelingsgeld_of_weggegooid_geld http://www.oxfamnovib.nl/id.html?id=10387 Chakrabarty vindt de kwaliteit van de artikelen over ontwikkelingssamenwerking over het algemeen matig. Hij verklaart dit onder meer uit een beperkt bronnengebruik. ‘Mainstream journalisten maken wanneer zij verhalen over dit onderwerp schrijven, gebruik van bestaande infrastructuur en gelijksoortige partners. Journalisten uit het Westen worden ook vaak op sleeptouw genomen door persvoorlichters van hulporganisaties. Het is uiteindelijk een beperkte informatiebron waaruit de journalist put.’
Oude ideeën Een andere oorzaak ziet de Bengaals-Nederlandse journalist in de naïeve benadering van de journalist van het ontwikkelingsvraagstuk. ‘Eerstens het idee dat wij dingen kunnen veranderen met veel geld. Dat is niet zo. De hulp die via de overheid van het ontwikkelingsland gaat is vaak een lening en daar zitten voorwaarden aan vast over de binnenlandse uitgaven bijvoorbeeld. Sri Lanka bijvoorbeeld is 1/3 van zijn deviezen kwijt aan de rentebetaling aan het IMF. Het is verder aangetoond dat bijna of wel meer dan de helft van de hulp terugkomt ten gunste van de donorlanden.’ Hij vindt dat ontwikkelingsgeld dan ook vaak aan de verkeerde partijen wordt gegeven. Het laten lopen van de geldstromen via ngo’s of eigen partners of de overheid is niet efficiënt. ‘Het zou beter zijn als het geld bij lokale organisaties terecht zou komen, zo blijft ook minder aan de strijkstok hangen. Het zou beter zijn als donororganisaties op zoek gaan naar nieuwe ideeën over hoe mensen in arme landen geholpen kunnen worden.’ Chakrabarty heeft op verschillende nieuwsredacties gewerkt; bij de NMO, het programma Twee Vandaag en sinds kort bij het nieuwsprogramma NOVA. Op de vraag of hij verschil merkt in redactiecultuur en in benaderingswijze van onderwerpen bij deze redacties, antwoordt hij genuanceerd. ‘Twee Vandaag was een dagelijks actualiteitenprogramma dat toegankelijk moest zijn voor kijkers tijdens het eten koken en eten. Dit was ook goed te In de nieuwe wandelgangen, p. 26
merken in de redactiecultuur: een cultuur van nieuwsjagers die voortdurend bezig waren met het zoeken naar en het maken van nieuws. Bij de NMO hadden we een kleine redactie die alle tijd had om het wekelijkse programma te vullen. De redactie bij de NMO was voornamelijk gericht op de ontwikkelingen in de islam en de moslimgemeenschappen. Dat zorgde ervoor dat we een soort groepscultuur hadden en dat was ook logisch. Natuurlijk was er bij de NMO meer kennis van de multiculturele samenleving en van de islam, anders dan bij Twee Vandaag. Bij de NMO maakten we de reportages in de eerste plaats voor moslims. Bij NOVA maken we islamonderwerpen voor een algemeen publiek, moslim of niet- moslim. Dat bepaalt de benaderingswijze van het onderwerp.’
Flauwekul Chakrabarty heeft weliswaar aansluiting gevonden bij de mainstream media, toch merkt hij dat er in het algemeen te weinig gebruik wordt gemaakt van de in Nederla nd aanwezige journalisten uit de ‘zuidelijke’ landen. En wanneer ze benaderd worden, worden ze eerder geïnterviewd dan dat ze zelf het verhaal mogen schrijven. Waarom? ‘Het idee bestaat dat wij de aansluiting missen op de Nederlandse media, dat wij niet voor de Nederlandse doelgroep kunnen schrijven. Ook bestaat de gedachte dat journalisten uit ontwikkelingslanden te betrokken zouden zijn. Dat vind ik echt flauwekul. Je schrijft als Nederlandse journalist ook over Nederland, over een stad of een dorp waarin je woont. Als je je collega’s uit het zuiden serieus neemt, weet je dat hij in de eerste plaats journalist is.’ ‘Wij hebben bij On File bewezen dat wij een waardevol alternatieve kennis kunnen bieden. Zoals onlangs weer over Bhutan. Prins Willem Alexander bezocht het land. De NOScorrespondent maakte een tv-item over hoe gelukkig men in Bhutan is. Wij hadden informatie via een gevluchte Bhutaanse journalist dat het in Bhutan helemaal niet zo gelukkig leven is en dat veel mensen daar vervolgd worden. Er zijn 130.000 Bhutaanse vluchtelingen. Dat is een feit. Dat verhaal stond toen via het netwerk van On File op de site van Wereldjournalisten.nl. Je kunt niet in naïviteit blijven leven, het gaat uiteindelijk om echt nieuws.’ En zoals de oorlog in Irak de nie uwsvolger in Nederland met Mariwan Kanie kennis liet maken, lijkt nu een andere ramp Nederland klaar te maken voor de introductie van nog een journalist die als journalistieke bagage meer dan alleen een westerse blik meeneemt. De grote overstroming in Bangladesh, heeft de NOVA-redactie doen besluiten om Arnob Chakrabarty op reportage te sturen naar India c.q. Bangladesh.
Do’s or don’ts als freelancer in de samenwerking met mainstream media • • • • • • • •
Netwerken opbouwen, bijhouden en inzetten Het bezoeken van specifieke debatten bij bepaalde politieke en culturele centra als De Balie, de Rode Hoed enTumult Het gebruik maken van bijeenkomsten van vakorganisaties Opkomen voor je positie als deskundige c.q. professional. Laat je niet degraderen tot ‘ervarings’-deskundige Pro quid non Wanneer je niet volledig de Nederlandse grammatica beheerst, laat het artikel nakijken. Laat dit echter niet je kennis en deskundigheid overschaduwen Besef voor welke doelgroep je schrijft of maakt Assertiviteit en doorzettingsvermogen
In de nieuwe wandelgangen; p.27
Diversiteit en mainstream media c.q. publieke omroepen in Nederland
Dat de publieke omroep in Nederland zich slechts langzaam laat overtuigen over het nut van meer culturele diversiteit in medialand qua inhoud en personele bezetting, is ook andere toezichthoudende instellingen opgevallen. De omroepen tonen gebrek aan visie, luidde het commentaar van de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media op de Meerjarenbegroting 2007-2011. Er is veel te weinig bereikt in de afgelopen jaren en wat er nu aan plannen ligt is ‘te weinig en te laat’ vond het Commissariaat. De voorzitter van de Nederlandse Publieke omroep, Harm Bruins Slots, trok zich blijkbaar de kritiek aan en meldde dat dit televisieseizoen de aandacht vooral uit zal gaan naar pluriformiteit en diversiteit. ‘Dat was nu duidelijk nog niet het geval en dat vind ik niet acceptabel’, aldus Bruins Slots in een artikel op Wereldjournalisten.nl op 19 september 2007. Diversiteit is een speerpunt voor de RvB, laat Ruurd Bierman, lid van de Raad van Bestuur van de Publieke Omroep, al een jaar eerder weten in de Spreekbuis van 27 oktober 2006. Ben Groenendijk van de RVU: ‘Het onderwerp is er altijd wel geweest, maar te vrijblijvend. We zijn nu dit stadium voorbij zowel aan de kant van programma’s als personeel. Er moet meer kleur in de media komen. Als ik mijn collega’s weleens hoor hoe zij er nu over spreken, dan is dat heel anders dan twee jaar geleden. De Raad van Bestuur heeft er een topprioriteit van gemaakt en dit wordt nu gemonitored. De afspraken zijn wat harder gemaakt.’ Carmelita Serkei, adviseur Studie en Beroep bij Mira Media (landelijk kenniscentrum media in de multiculturele samenleving), is wat terughoudend met het uiten van enthousiasme voor de nieuwe diversiteitsplannen van de publieke omroepen. Op 19 september 2007 op Wereldjournalisten.nl zegt Serkei: ‘Er is meer potentieel aan allochtone journalisten, dan zichtbaar. De eisen die gesteld worden aan potentiële medewerkers zijn zwaar. In Hilversum worden de vacatures vaak via het eigen netwerk vervuld. Ik betwijfel of al deze mensen ook aan diezelfde zware eisen voldoen.’ Toch onderscheid Serkei in hetzelfde artikel wel positieve ontwikkeling binnen de publieke omroepen, in de afgelopen jaren: ‘Voorheen benaderde men dit onderwerp meer als een morele oproep in plaats van als een te maken kwaliteitsslag of een kwestie van publieksbereik. De omroepen zien het nu pas als een probleem. Op het moment dat men iets als een probleem ervaart, wil men er ook iets aan doen.’
In de nieuwe wandelgangen, p. 28
Met dank aan: Intercreation Harriet Duurvoort Rotterdam (010) 240 04 31
[email protected] Mariwan Kanie Amsterdam p/a On File Lokaalmondiaal Stefan Verwer Arnhem (026) 370 31 77
[email protected] Khadija Massaoudi (Mtnl) Amsterdam (020) 535 35 35 Mira Media Utrecht (030) 230 22 40
[email protected] Mtnl Walther Tjong Pian Gi Amsterdam (020) 535 35 35
[email protected] p/a On File Arnob Chakrabarty Amsterdam (020) 427 95 57
[email protected] RVU Ben Groenendijk Hilversum (035) 677 14 10
[email protected] School voor Journalistiek Utrecht Nico Kussendrager (030) 219 33 19
In de nieuwe wandelgangen; p.29