Verschijnt den Donderdag 0.50 Fr. PER NUMMER Abonnement 1 jaar 25.— fr. 6 maanden 12.50 fr. 3 n.aam" i 6.25 fr. Postch.
.IKV
«Het
Licht »
Nr.
56733
_
A\I:\\\TJ:I:\\
Humoristisch weekblad van "Vooruit,,
II
Redactie: 64, St. Pietersnieuwstraat, Gent. — Tel.: 157.40 Nummer 49
EERSTE JAARGANG
14 APRIL 1932
KOEKOEK VOOR
ONZEN
TWEEDEN
JAARGANG
EEN NIEUWE PLOEG De Beheerraad van het humoristisch weekblad «Koekoek» (50 centimes per nummer. — 4 telefoonlijnen) heeft de eer en het genoegen zijn geacht kliënteel bekend te maken, dat te rekenen van den tweeden jaargang de redaktie heelemaal is vernieuwd. De bende sloebers, die gedurende een j a a r h u n mislukte lollekens in «Koekoek» hebben uitgekraamd, hebben h u n préavis gekregen, — en dit verheugende nieuws zal ongetwijfeld op onze lezeressen den aangenaamsten indruk maken. De Beheerraad is tot dien gezondheidsmaatregel en ontsmetting moeten overgaan, n a d a t hij de redakteurs bij zeven en veertig verschillende gelegenheden in onverantwoordelijken staat van moreele en geestelijke ontbinding had aangetroffen. Een nauwkeurig onderzoek, geleid door experten en geheel-onthouders, heeft de kas en de kast zonder eenigen inhoud gevonden. Het spreekt dan ook van zelf, dat doortastende maatregelen zich opdrongen, die de Beheerraad heeft genomen in h e t volle bewustzijn van zijn verantwoordelijkheid. De geachte lezeressen en lezers gelieven hieronder kennis te nemen van de samenstelling van het nieuwe gezelschap. TOONEELSCHIKKING Afgevaardigden-beheerders: Paul Henen (voor de beide Vlaanderen), J a n Samijn (voor Drongen en Mariakerke), Rip (voor Antwerpen en omgeving). Algemeen bestuurder: Achllles Mussche. Schatbewaarder: Otto de Beney. Eerste régisseur: Louis Piérard. BLADVULLERS Buitenlandsche blutsen en builen: Jozef De Graeve en Lode Craeybeckx. Parlementaire kroniek (Fransen en Vlaamsen): Victor Delille, dé¬ puté. Boekbespreking (poëzie): Jef Mennekens. Mystieke wetenschappen: Dr. O. Dambre. Korte rokken en kombinaisons: Alice Heyman. Bescherming der jonge ineiskes: Iefer Bertha Boonants. Muziek (blaasinstrumenten): Uffra Qheyt.
Muziek (snaarinstrumenten): Verschillenden. Polyklinische wetenschappen: Pol Marto, gemeenteraadslid te Gent. Zedenleer: Pater Callewaert. Godsdienstige rubriek: Chalmet. Gewone lollekens: Camiel Huysmans. Ongelukken en moorden: Marinus De Rijcke. Weerbericht: Julius Hoste J r . Vuile liedjes: Richard Van Ken¬ hove. Turnen: Joris Van Se veren. Leger, vloot, vaderlandsliefde: Sinzot, volksvertegenwoordiger. Encyklopedische mededeelingen: Ward Hermans, volksvertegenwoordiger. Sport: Albert Devèze. Vlaamsche rechten: Dr. advokaat Leo Meysmans. 'Moreele vertellingen: Dr. Wibo. Zeevaart en spiritusvervoer (tusschen Deinze en Deurle): Seppe De Coene. Protekol: Herman Teirlinck. Oraisons funèbres: Hugo Vanden Abeele, geschiedschrijver en gemeentesekretaris te St. MartensLaethem. Illustratie: Fritz Vanden Berghe, Oscar Coddron en Jozef Cantré. Medewerkers uit den vreemde: Ar. Briand J r . (Frankrijk), Al Ca¬ pone (U. S. A.), Karei Hannick (Engeland), Trotsky (Turkije), Hindenburg (Dultschland), Alfonso ex-XIII (elders dan Spanje), Kriebelapoetska (Montenegro), Brstnuvtxystpr (Polen), Tsjikoestjek (Mandsjoerije). ONDERGESCHIKT PERSONEEL Tandentrekker (aan h e t huis gehecht): Dr. Felix Daels. Loopjongen: Ant. Verstraete. Gedaan te Gent, den 31n April 1932, te 23 u. 47, notarieel geboekt onder nummer A. L. letters 137-89. HET BEHEER.
WERFT NIEUWE LEZERS AAN!!!
B R I E V E N B U S AAN AL ONZE BRIEFWISSELAARS — Hiernaast hebt ge kunnen kennis nemen van de wijzigingen, die Koekoek 's redaktie heeft ondergaan. Ons adres is echter hetzelfde gebleven. Al de hrisven zijn voortaan te zenden aan: Redaktie Koekoek, Sint-Pietersnieuwstraat, 64, Gent. DELILLE (volksvertegenwoordiger). — We zijn absoluut akkoord! Uw parlementaire redevoeringen (in kalfsleer gebundeld) zullen ten minste niet in de annalen van de Nederlandsche Kamer gevonden worden. SNOB (Anderlecht). — Laat dertig keeren per dag uw wekker aflcopen; dan denken uw buren, dat ge een telefoon hebt, en zoo iets staat deftig en vcornaam. BRAVO (Deurle). — Vermits uw villa «De Ster» heette vóór ge getrouwd waart, noem ze nu «Het Kruis». JAN SAMIJN (Gent). — Geen sprake van! We begrijp3n maar niet hoe gij u in de foto van verleden week herkennen kunt! En moesten wij nr. eens verklappen, dat het Karei Tijtgadt is? Maar dat doen wij niet. JAN SAMIJN (Antwerpen) — Neen, de foto, die verleden week in Koekoek stond, had met u niemendal te maken. Er zijn nog mensehen, die Jan, en anderen, die Samijn heeten. IEFER BOONANTS (Gent). — De nieuwe ploeg van Koeko:k's redaktie zal veel hoffelijker tegenover u zijn. Daar kunt ge vast op rekenen. BOEK-UIL (Brussel). — De vrcegere mannen van Koekoek hebben u altijd smadelijk genegeerd. Zend nu maar kopij; hoe meer, hoe liever. Maar geen kriebelverteiïlinkjes! PROP. FRANS DAELS (Gent). — Brsten dank voor uw vriendeïjken brief en uw liefdadig voorstel. Maar als 't voor u gelijk is, zouden we toch liever iets anders hebben dan een gratis afsnijden van onzen appendicitis. JEF MENNEKENS. —Er is niets te betalen, 't Is gaarne gfdaan. Leve de poëzie!
HHHHHHHHHHHH HET GING NIET — In mijn jeugd, vertelde Theofiel. ben ik eens van plan geweest met een echte gravin te trouwen. Ik verbeeldde me, dat ik niet zonder haar kon leven en dat ik zelfmoord moest plegen, wanneer het mij niet gelukte haar liefde te winnen. Ik aanbad haar. Maar toen heeft ze plotseling iets gezegd, dat al mijn plannen ondersteboven wierp. Van dien dag af was het er ineens mee uit en heb ik haar nooit weer aangekeken. — En wat had ze dan wel tegen u gezegd? — Ze zei, zuchtte Theofiel «neen!»
KOEKOEK
•
3
Onze galerij van b e r o e m d e e n beruchte m a n n e n
JEF MENNEKENS danken is, dat nog gezonde taaltoegeeft. En hier ook zullen wij niet toestanden heerschen in het Vlaamsche geven aan de spijtige gewoonte van Molenbeek. Zet een patriottard 'Koekoek in de om met de onschuldige plaats van Mennekens, b.v. eigenaardigheden Paul van de menschen Henen, en Molenbeek wordt den een stad gek te drijven. Wij vragen het Wij souden verraders, verkochten, van gardecivieks; zet een wielewaal u in gemoede: is het niet beter verzen hondenbeulen, schuim en assche zijn,plaats, b.v. iemand die in zijn te de schrijven, dan zich te bedrinken, indien wij toegeven aan den eisch van Vlaamsche Leeuw zingt als postzegels de bur- te verzamelen, zijn vrouw het publiek om hier menschen als gemeester onder de tonen van af tederanselen, zich te vergrijpen aan Jozef Mennekens, in de wandeling Brabançonne het stadhuis binnenminderjarige kinderen of redevoerinJef Mennekens, bespottelijk tetreedt, maken.en Molenbeek wordt doodgegen te houden. Zelfs indien wij, voortgedreven door nepen door Brussel. Maar Mennekens, — Ja, geeft gij onmiddellijk toe, ons slechtere zelf, onze geeselende is niet lang maar een waarom geeft Mennekens zijn woorden door het zwerk naarhoezeer zijn patriot, hysterieke feldwebel geweest; hoezeer verzen uit? hoofd slingerden, dan nog zou Menflamingant, heeft hij nooit de FranMijn Hij antwoord is klaar. nekens met een sereenen glimlach op sche Brabançonne overschreeuwd. Vooreerst, dat gaai u niet aan. En de lippen terwijl hij met de andere de man van het gezond verstand, dan: de drukker moet ook leven. Gij hand den schouder ophaalt, is kunnen met den klemtoon op gezond. Burgezijt niet verplicht ze te lezen. zeggen: meester en gemeentebesturen veranEn dan ge nooit een gedicht — Laat de honden blaffen... deren, Mennekens blijft zoolang hij nog: alshebt van de Mennekens gelezen, weet En hij zou daarbij kunnen leeft. beden-En als hij dood is mogen ge niet wat plezier is! Denk maar aan ken: lo dat Christus zelf begekt en Vlamingen hem een standbeeld opdat jubeljaargedicht waar die boom bespot ioerd; 2o dat icie nietsrichten. doet onze vorsten VMS. alleen aan geen kritiek bloot staat. Onze vriend Plato, die helaasMaar zelf Mennekens heeft nog een Neen, onze bedoelingen zijneen zuiver dichter is, verklaarde geen dich- afdoende reden om zijn verandere, als ons leven. Wij behandelen hier ters Daels te dulden in een republiek. zenWas uithijte geven: hij wil en zal in de Mennekens gelijk Freud of prof. hij burgemeester van Molenbeek, Akademie komen. een kliënt zouden ausculteeren, van zou Mennekens gemeentesekretaris Hijhijzal! Koekoek zal niet rusten alwien zij niet weten of hij ziekhebben of ge- gelaten. Juist omdat vorens Mennekens in de Akademie zit. zond is, maar dien zij in iedergezond geval dichter hier herhalen wij verontivaardigd herkennen als een specimen is. van deverstand heeft, en geenEn de vraag die wij reeds stelden, en klasse der zoogdieren, zooals erEn ontelzoo komen wij tot het geval van de akaiemieleden wel zullen waarop baren op onzen aardkloot ronddolen. Mennekens die verzenbundels uitgedieongen worden te antwoorden: Nu is het een feit, dat Jef Menne«Is Mennekens een dichter? En zoo kens niet ronddoolt. Hij zit integenniet waarom is hy nog niet in de deel zeer vast in het zadel. IN CASU akademie?» een zetel van gemeentesekretaris te Want Joris Eeckhout, Muls, en St. Jans-Molenbeek, de groote en anderen zitten er wel! En zoovelen Vlaamsche voorstad van Brussel. Hij van wie de naam ons eeuwig zal blijZit daar op zijn plaats. Hij verricht ven ontsnappen. daar zijn werk met gezond verstand. Wie hebben de verzen van MenneHaltl Hebt ge reeds Herman Teirkens kïcaad gedaan, opdat men hem linck, die op dit oogenblik den vrede aldus zou weren uit het water icaarin zoekt te Deurle, daarover hooren sprehij als een visch zou zwemmen. ken? Niet over Mennekens, wel te En wij klagen hier de akademie des verstaan; maar over het gezond verte vinniger aan, daar wij kwaden wil stand? Ja, ja, zegt hij, als iemand de vermoeden. Want Mennekens is reeds stiptheid, de abstinentie, de geheelvoorgesteld als akudemielid. Wij kenonthouding en het vegetarisme looft, nen verscheidene minnaars van de ja, ik hoor het, gij zijt een man met schadelooze poëzie die toen voor hem gezond verstand. En er ligt dan een hebben gestemd. Wij nemen ons voor 'vleugje verachting in dit «gezond verhun namen in een kaderken op de stand». eereplaats in Koekoek te zetten en Maar als liet waar is, dat de losal de tegenstemmers aan den openbollen, anarchisten, doordravers, baren schandpaal te spijkeren. gentlemen-inbrekers en dichters, het Hierbij stellen tri; nogmaals officieel zout der aarde zijn, dan moeten wii Mennekens' kandidatuur. Wij zijn niet onmiddellijk daar aait toevoegen, dat verdacht. Wij zijn niet partijdig. Wij zonder menschen met gezond verstand, hebben de fierheid geen dichters in de wereld weldra gelijk een zot balleonze redaktie te tellen. Onze stem ken in liet heelal zou rondzwieren en moet dus verhoord worden. dat nacht en dag, de schoone ordeEen laatste Woord tot Mennekens ning der seizoenen, de maaneklipsen zelf: dat hij zich trooste over deze enz. weldra dooreen zouden klutsen tijdelijke miskenning. Er komt een gelijk de sociale opvattingen in het einde aan. Want vroeg of laat komt brein van minister Heyman. geneel Koekoek in de Akademie. VerDaarom is Mennekens als gemeente— Meneere 'k ben hier met de lad- mits wij met kunst geen uitstaans sekretaris de reit man in tze reit der,plees, die ge aan vader geleend hebt. hebben. En onze eerste kandidaat zilt gelijk de Engelschen met eenHyandere heeft er twee treden van gebroken gij. En dien dag zal door de sombere maar zeker niet verstandiger en spelling hy vraagt of ge ze gauw wilt la- zalen van de Akademie den lach weerzeggen. Men zal nooit genoegtenzeggen maken want hij heeft ze overmor- klinken van al wie zijn geweten in orde in hoeverre het aan Mennekens te noodig... gen weer weet. EEN PSYCHOLOGISCHE RECHTVAARDIGING
5
KOEKOEK
Coole laai
Het vliegende kind (bij de foto van vorige week)
l i e h Wij hebben de homerieke historie beloofd van Coolo die zich scheren liet te Keulen. Belofte maakt schuld. En wij betalen deze schuld. En die schuld zal ons minder kosten dan het scheren van Coole. Coole dus was met Samijn te Keulen op doorreis naar een internationaal kongres te Berlijn. Joseph Coole moest zijn baardje doen scheren en Samijn moest zijn piloot en vertaler zijn. Hij verwittigde Coole dat hij anders niets moest zeg gen dan «rasieren». Wanneer zij hem wat vroegen al scherende moest hij antwoorden «NEIN» om zich niet te laten beetnemen. Zij gingen samen bij een coiffeur binnen waar 6 haarkappers waren. Daaronder was een bult en Samijn zorgde en voor dat hij de baardscheerder van Coole was. He: was een fijne vogel die Coole beetnam van het eerste oogenJblik af. In plaats dat Coole «nein» zegde, antwoordde hij altyd «ja» op de vragen van den bult, dien hij natuurlijk niet verstond. Op 5 minuutjes was Samijn geschoren me ar de bult hield Coole aan 't lijntje op den elektrischen stoel tot groot plezier van Samijn. Nadat Coole geschoren was kwam de bult met een schotel olie om Coole goed in te WTijven met een wannen doek. Coole begon er van te niezen dat het een plezier was, dan kwam de bult met een groot vat vol schuim en onze senator werd opnieuw Ingezeept met een grooten witborstel. Samijn proestte het uit van 't lachen en de bult knipoogde naar hem. Wanneer Coole in sneeuwvlokken was gehuld begon de bult te borstelen als op een muur die gekalkt wordt. Na deze bewerking nam de bult een grooten waaier, zooals de dames in onze schouwburgen gebruiken en begon Coole zijn hoofd te bewerken dat de stukken schuim tot op Samijn's hoofd vlogen. DE STOOMKETEL. Nu kwam de preparatie met warme doeken uit een ketel die nevens den stoel werd ge plaatst. Coole vroeg een minuut poos om in den spiegel te • kijken. Maar dan begon de bewerking met warm water. De bult legde hem drie warme doeken op het hoofd en de senator was bijna verstikt. Na een paar minuten was onze geparfumeerde senator in drie doeken gewikkeld die bijna een halven meter boven zijn hoofd uitstaken. De stoom kwam uit die doeken dat het een plezier was om zien en Coole zat daar ingewikkeld zooals Ghandi in zijn smokkelaarskostuum, of gelijk een boorling in zijn bunsel. Na die heelkundige bewerking vroeg
s c h e r e n
de bult aan Samijn nog of hij zijn haar en knevel een beetje mocht «pointeeren». Samijn knikte natuurlijk van ja. De bult begon met de schaar gym nastiek te maken zooals een clown uit het cirkus Carré. Samijn was natuurlijk de eerste aan de kas om te betalen; bi] gaf 1 mark 20. Coole was er van af met 6.60 mark of meer dan 56 fr. Had onze senator toen een gummistok gehad, Samijn zou nu nog tot het bewustzijn met teruggekeerd zijn. Ge kunt wel denken dat de andere vrienden die aan de deur stonden te wachten gedurende een uur, vroegen wat er daar was gebeurd. Dit alles schreef Samijn aan het vrouwtje van Coole. rJAN DEN HELD.
—
Wat gaf het ons pleizierl In «Koekoek» staat hij fier. De Held van alle Helden. En dan nog puitje naakt! Geen hemdeken dat kraakt! En dit gebeurt hem zelden... De held als muzikant — Zeg, is het niet plezant? — De beltromtmel te klinken. Moest hij dan nog meteen • Heffen het ander been Ge zoudt ons oog zien blinkenl 't Is juist het vliegend kind, Dat jeugdig, blijgezted Vol minne staat te dansen. Was hij nu te Berlijn, Daar had het kindefcijn, Misschien toch nog wel kansen? Zijn vrouw is vast niet kwaad. Dat hij zoo... zuiver staat. En elkeen zal beamen Dat hij voor 't nageslacht In bewaring moet gebracht Voor alle eeuwen, Amen. JEP COOLE.
???
— Ik schilder de kachel in t rood... dan zal het hier minder koud zijn..
Leesf en verspreidt h O ü h O i h
KOEKOEK Minister Heyman deelt ons het verheugende nieuws mede dat hij een wetsontwerp op de sociale verzekeringen zal indienen. UIT HET DAGBOEK VAN ONZEN VLIEGENDEN REPORTER SJANGHAI, 6 April. — Vermoeid van mijn belevenissen aan het front, ben ik met een Chineesch .schoon kind naar een verlaten herberg gegaan, waar wij moederziel alleen zaten. Het meisje was in diepe gedachten verzonken. Eensklaps vroeg zij mij: — Waaraan denkt ge? — Aan hetoelfde als gij. — Als ge durft, roep ik om hulp! LONDEN, . 7 April. — Ik was Donderdag voor een uurtje te Londen. Op The Strand passeerde mij een dame, die mij met welgevallen scheen aan te zien. De tijd drong. Ik ging op de dame af: — Madame, ik ben hier slechts voor een uur. Indien ik u behaag, zeg het mij zoo snel mogelijk. De dame werd rood en bleek. — Sir, zei ze, ge zijt de onbeschaamdste kerel van de wereld! — Pardon, zei ik, ge kent zeker Jo-Jo niet?BOEDAPEST, 8 April. — Ik ben naar Boedapest gekomen om eenige dagen rust te nemen. Geen vrouwen meer! Ze hebben mij te veel last gegeven. Dezen namiddag wandel ik langs het water, als plots éen vrouw om hulp roept: — Mijnheer! Mijnheer! Red mij! Ik verdrink! — Neen, 'fk meng mij niet meer in vrouwenzaken.
5 v e r g e e l w e e k
niet
e e n
u w
u u r
u u r w e r k vooruit
Eigenlijk ligt het niet in de lijn van Koekoek de lezers te waarschuwen, dat hét zomeruur zijn intrede heeft gedaan in ons geliefd vaderland. Verstandige lazers immers hebben dat reeds lang begrepen. Maar opdat gwen smet op onzen naam zou kleven, geven wij hier toch deze vingerwijzing met onze scherpe pen.
Een omvangrijk onderzoek van onze redaktde onder onze duizenden en nogmaals duizenden lezars, heeft ons laten vasteteOten, dat NAGENOEG AL onze leaers hun uurwerk 60 minuten hebben voorgestoken. Dit bewijst dat onze lazers tot de meest verlichte klasse van onze tovoOking behaoren. Nochtans hebben wij eenige gevallen van spijtige verwarring vastgesteld. Iemand dien we slechts met zijn initdaöen zullen aanduiden, Jan S..., was zoodanig verstrooid toen hij zijn uurwerk de bekende operatie deed ondergaan, dat hij den grooten wijzer een dag en een uur vooruit zette. Vooreerst merkte hij zijn vergissing niet, en toen hij vaststelde dat het op zijn uurwerk reeds maandagochtend 7 uur was, vluchtte hij letterlijk uit de armen van iemand die niet Morpheus was, haar zijn eohtgenoote. — Vrouwke, zei hij, ik ben zaterdagavond hier vertrokken, nu is het Maandag. Ik weet niet wat imj overgekomen is... — Ezel, zei ze, t is Zondag. Verwonderd haalde Jan S... zijn uurwerk te voorschijn:
E E N N I E U W E
A P O K A L Y P S
AI dat lamenteeren vanwege de krisis over de bekrompenheid en het provincialisme onzer literaire voortbrengst, zal nu weldra, naar wij hopen, een einde nemen. \ Dank zij de heldhaftigheid en den speurzin onzer geheime diensten, hebben wij de hand kunnen leggen op een produkt, dat het aangezicht en de aóhtarfacade onzer nationale letterkunde eens voor goed een universeel en superieur voorkomen, zal geven. In De Gazette van Gent, tusschen de gebroken beenen en de d'skoers van M. Amelot, is n.1. een pamfletair opgedoken, die ongetwijfeld geroepen is de XXe eeuw onderste boven te zetten. Het gaat over een nieuwe ammonlalkfabriek of zooiats in Sowjet-Rusland, waarbij onze pamfle:air zijn banbliksems uit zijn broekzak haalt om ze in het aangezicht te slingeren van de Bdgische techniekers, die ginder gaan werken zijn,.-
Pas op, houd u v a s t : Mocht ooit de Gorlovkafabriek springen, dan zou het ons nog kunnen spijten om de arme proleten die er hun slavenleven slijten, maar nooit of nimmer om hen die dat bijhuis der Hel hebben gebouwd en die in ruil voor hun arbeid met bloed besmeurde dollars opstrijken! En gij, heeren, ook gij zult uw straf niet ontloopen. Ge delft, zooniet uw eigen graf, dan toch dit uwer kinderen: Het is maar een nederig dagbladschrijver die u dat voorspelt, maar houdt het u toch maar voor gezegd! Nondeku, in wat fijne bewoordingen is dat uitgedrukt. Zie, nadat men zooiets gelezen heeft, krijgt men weer vertrouwen en een klaar inzicht in de geheimen der moderne ekonomie. Iedereen zal begrijpen, waarbij het komt dat de zwalpeiers afslaan.
te
v e r l e d e n d u w e n !
— Neen, zei hij, volgens mijn uurwerk is het Maandag. De vrouw rukte hem de horloge uit de hand, bekeek ze: — Muilezel, zei ze, gij hebt ze 2 4 uur te veel voorgestoken! Soüdaait P . K., een ander trouw lezer van Koekoek en hedaas, een ultzitter, had geen rekening gehouden met het zomeruur. De andere soldaten, waren a l e n reeds in de kazerne te 12 uur. Toen werd appèl gehouden in de P. K. onitbrak. De sergeant die het appel had gedaan; zag 55 minuten later, t.t.z. om 12 uur 55, of liever 24 u. 55, of juister 0 uur 55, zag toen, zeggen we, P. K. voor de poort van de kazerne afscheid nemen van twee roede lippen an een jong meiske. Dfö sergeant maakte onmiddellijk zijn rapport, en 's anderendaags kreeg P. K. volgende straf: «P. K. wordt met 8 dagen arrest gestraft om te zijn aangetroffen met een jonge vrouw voor de poort van de kazerne in plaats van in bed>.
Jo-Jo heeft er natuurlijk van geprofileerd. Hij heeft zich dom gebaard en zijn uurwerk een uur achteruit geduwd Zoo kon hij twee uur langer slapen En toen de haan kraaide vloekte Jo-Jo: — Stom beest, ge kraait 2 uur te vroeg. Doch dit zijn Kleine uitspattingen zonder al te groot belang. Wij mogen zeggen dat de verandering van uur in de beste voorwaaiden is verloopen, behalve voor dr. Pangloss, die een rendez-vous had om. 24 uur 30 op den bewustea nacht. Dit uur bestond eenvoudig niet!! Opdat men ons niet van nalatigheid zou kunnen beschuldigen, zetten wij onze lezers aan zich gereed te maken voor het wfiiteruur. Wat zij zufflen te doen hebben is zeer eenvoudig: Gij neemt uw horloge ia de linkerhand, uw verstand in de andere, en steekt den grooten wijzer een uur achteruit. Gij zult den kleinen wijzer zien volgen tot groot genoegen van alie ordelievende elementen. En om op alle gebeurtenissen voorbereid te zijn: Vergeet niet voor het zcmeruiur in 1933 dan weer uw horloge een uur vooruit te steken. En smijt uw geld niet weg aan achterlijke dagbladen die deze inlichtingen maar binnen een jaar zullen geven!
KOEKOEK
6
i i DE A F R I K A R E I S Hij laat zich zweven en drijven, m a a r het is voor ons i WAAROM ONZE ALBERT NAAR KONGO TOOG Er zijn nog altijd menschen die twijfelen aan de ridderlijkheid van onzen modernen tijd. Ze hebben ongelijk. Ze zullen dat met ons inzien, als ze hier nu vernemen, dat een maand geleden, juist zooails eens Elegast in de Kamer drong van zijn vijand en zich onder diens bed verborg, ook onze nieuwe medewerker Gust Van Hecke, wiens naam we hier niet melden kunnen wegens beroepssekreten, zich onder het bed van den koning op den loer legde... (voor de pers zijn alle middelen heilig). Rond 7 uur 's avonds, nadat zijne Majesteit zijn avondpapken had uitgeloesd, deed hij zijn plechtige intrede in zijn slaapstee en wachtte... Onze reporter wachtte natuurlijk ook. Om half één besteeg hare Majesteit de koningin, die een vertooning had bijgewoond van een nieuw stuk van Louis Piéraird, insgelijks het bed. Twee minuten nadien trad reeds een pijnlijke stilte in, die den vaststen slaap verried. Rond den morgen sshoot Albert wakker en begon te schrek.11. Zijn vrouw ontwaakte eveneens. — Sapristi, zei ze, wat scfceelt er nu weer? 'k Lag juist te droomen van Louis Drinkwater. Gij kunt me toch nooit vijf minuten ongestoord plezier laten smaken... — Neen, Lisbette, 't is mijn schuld
EBHHBHBHHHHS
niet, maar, *k heb een vreeselijken droom gehad! Onkel Leopold stond op uit zijn graf en sprak mij toe als volgt: «Albert! Ge zijt een flauwe slaper! Verkloek u door bananen te eten en wordt levendiger door de tsé-tsé-beestjes te bekampen! Ik heb Kongo veroverd te voet en te paard. Verover gij nu Kongo uit de lucht! Het is meer dan tijd! Ruk op, en vlieg op staanden voet naar onze kolonie!» Onze reporter nam ondertusschen trouw nota van al dit belangrijk nieuws, terwijl de koningin op onbedaarlijke wijze aan het lachen ging. — Lach maar, zei Allbert, ik zal mijn plan doordrijven! — Ik geef u de volle permissie antwoordde onze vorstin. Geneer u niet! De zoon is naar Indië, de vader naar Kongo! Eindelijk zal ik nu voor een tijdje alleen zijn!^
n HET VERTREK Reeds van bij zijn vertrek verloren onze privaat detektieven en reporters onzen koning niet meer uit het oog. Ze beleefden aldus een hartroerend afscheid in het nederig huizeken te Laken. — Hebt ge uw 2 paar kousen, uw vierendeel hespe, uw citroenen en uw sandwichen niet vergeten? vroeg onze vorstin in laatsten aanleg. — Neen, maar 'k moet mijn hoepelken hebben... Koning Albert ging aan 't schreien en hield niet op, voor '-ser men aan zijn verlangen had voldaan. Na een langen zachten zoeten zoelen zoen hoepelde hij dan op... de boulevards af, recht naar Athene. III
DE ONTVANGST TE ATHENE
— Wat? Gij gaat in *t bad en ge hebt nauwelijks gedaan met eten. — 't Kan geen kwaad : we aten slechts visch!
Onze vorst werd te Athene opgewacht door Solo, vertegenwoordiger der margarinetrust, en president de Valefa. Op het stadhuis had een korte plechtigheid plaats. Het orgel speelde den Barbancon en eenige snotneuzen van studenten zongen den Vlaamschen leeuw in het Grieksch. Onmiddellijk trok de burgemeester Vanderstegenokulopolosus zich terug terwijl de schepen Peri!!:s Siffer de honneurs overnam. Na een bezoek aan den stedelijken dierentuin en de harems, ging onze vorst een kroon neerleggen op het graf van Minerva* de godin van de wijsheid, die al zoolang dood is. Bij het afscheid wenschte Albert
miss Griekenland proficiat voor hare mooie bergstreken en hare veilige, gemakkelijke haven, waarna hij per vliegtuig naar Kairo door de wolkenbaren stevende... IV
IN HET LAND VAN DEN NUL Toen het koninklijke vliegtuig boven het Nijldal verscheen, ging de sphinx op haar achterste pooten staan. De pyramide van Keikops sloeg van blijdschap om en draaide als een tol op haar punt in het zand. De kemels, die in lange karavanen de woestijn introkken, balkten lustig hun broedergroet uit, terwijl in het museum van Kaïro de mummie van Toetankamen als een zot aan 't lachen ging. De Egyptische schoonen, die zich in den blauwen Nijl aan 't baden waren, sprongen uit het water te voorschijn en vielen biddend op de knieën. De zon zelve goot mild haar goud over het aardrijk uit, als was zij de Nationale Bank in persoon. De vogels scheerden uit eerbied laag over het water, waarin de visschen juichend blaaskems maakten en de klotusbloemen verlokkelijk openbloeiden. Het schouwspel was zoo betooverend, dat de vliegeniers den koning met geweld moesten beletten met zijn parachute naar beneden te springen. Na de landing beizocht onze koninklijke reiziger dadelijk het W. C. er. de stadsoverheden. 's Avonds was Albert te gast bij een schatrijk fabrikant van Egyptische sigaretten, die hem zijn 14 vrouwen en zijn tabak voorstelde. — Ik zal de regels der gastvrijheid strikt in acht nemen, zei de Egyptenaar, ge moogt dezen nacht over al mijn eega's beschikkc.i, maar ik ver-
wacht van ü , dat ge ze allen zult tevreden stellen. Onze vorst zat nogal in nesten, met het aanbod en trachtte zich zoo goed mogelijk uit den slag te trekken. — Dank u vriendelijk, sigarettenmarchand, maar aan zulke zeden ben ik niet gewoon. Ik waag er mij bijgevolg niet aan. — 't Is laf, zei de Egyptenaar geaffronteerd. — Wat, schreeuwde onze koning, laf? En in zijn volle lengte oprijzend en zich naar de deur begevend, sprak hy vervolgens, het - " d fier opgeheven: — Ha, ge twijfelt aan mijn manhaftigen moed? Adieu, uitvinder van de fleurs de mat""se, ik zal terugkomen als ge een beetje beleefder geworden zijt en ge het boek van generaal Galet zult gelezen hebben!... v
KOEKOEK
7
VAN ONZEN KONING v a d e r l a n d o p te lossen e n d e krisis tot eere te NAAR WADI-HALFA Van uit Kaïro vloog Albert in één trok naar Wadi-Halfa. Na het triesrig avontuur met dien tabakiwoekeraar was onze vorst een beetje het hart in. — Er kan me niets meer verdommen, zei hy, en 'k zal mij in volle woestijn laten vallen, ten prooi aan de gieren, de hyena's, de roovers, de negerinnen en de andere verzengende zonnen... De vliegers en onze reporters hadden het lang wezen en den somberen blik van Zijne Majesteit opgemerkt en bereidden in stilte een contreplan. Drie mili-aire vliegtuigen stegen terzelfder tn'd met dat van den koning op, om een oog in het zeil te houden. Onder een verschrikkelijke hitte ving de lydenstocht aan... — Ach, sprak de vorst tot den piloot, wat een gruwelijke reis! Zn'n er hier reeds veel luchtreizigers in deze woestijn verloren geraakt? — Neen, Majesteit, klonk het terug, verleden week stortte ik hier met mün toestel naar beneden; ik sprong er uit met mijn valscherm en na een half uur zoeken vond ik mün verpletterden passagier weer, een halve meter onder 't zand. y Deze geruststelling bracht Albert in een beter humeur, zoodat de hem vergezellende machines weldra konden terugkeeren. We lazen dan ook volgend bericht in de bladen: «KAIRO, 27 Maart. — Koning Albert vertrok zondagochtend te hatfnegen per vliegtuig naar Wadi-Halfa. Alhoewel de koning elke geleide geweigerd had, reisden drie militaire vliegtuigen mee tot Juba.» VI
BOEM! BOEM! NAAR KHARTOEM Maar te Wadi-Halfa voelde onze held, dat zijn slekke nog niet moegedraaid en zn'n essence nog niet totaal uitgeput was. Na een slapeloozen nacht vol wondere droomen, vervolgde hij zijn tocht per vliegtuig naar Khartoem. Daar werd hij door de verwilderde blanken en de beschaafde negers met veel omhaal en tam-tam-geronk ontvangen. — Hoe is het hier met de civilisa¬ tion, vroeg de koning aan het zwarte opperhoofd. — Excellent, ik ben vijf miljoen frank rijk! Alles gewonnen met den handel!
— Vijf miljoen? En waarin drijft ge handel. — In vellen, sire! — Ha, antwoordde de koning met een zucht van verlichting, ik dacht al dat ge slavenhandelaar waart... — Neen, Sire, ik verkoop uitsluitend vellen, al zitten er nu ook wel af en toe negerinnetjes in... VII
IN OEGANDA Te Nairobi werd Albert met minder geestdrift ontvangen. HU mocht onmiddellijk dejeuneeren met een struisvogelken, dat werd opgediend in de onderste telloorlip van de jongste vrouw van het stamhoofd. — Het is smakelijk, gaf onze majesteit te kennen... — 'k Geloof u, 6 1/2 jaar oud, beaamde de zwarte chef. Na het maal begaf de koning zich midden de inboorlingen. Allen riepen: Vive Ie roi! Vive la Belgique! en de geestdrift weergalmde in de verre wouden, waar de olifanten met hun tromp van vaderlandsliefde terugtrompten. Om den geest der zwarten wat beter te leeren kennen stelde Albert hen eenige vragen. — Als ge zoudt komen te sterven, vroeg hu aan een toovenaar, bij wie zoudt ge dan willen begraven worden? — Bij Landru, was het antwoord, de groote schamoteur, die vrouwen in assche veranderde. — En gij? vroeg de koning aan een kommiunist, — Bij Lenin! — En naast wie zoudt gij willen liggen, vroeg hü aan een vrouw van het opperhoofd. — Naast Budolf Valentino! — En gij? vroeg onze Majesteit ten slotte aan het opperhoofd zelf. — Naast de koningin van België, antwoordde deze. — Maar ze is niet dood? wedervoer onze slimme vorst. — Juist daarom, ik ook niet! grinnikte de zwarte duivel terug.
I
s t r e k k e n
jacht. Van al de heldendaden, die hfl daarbij verrichtte kunnen we er maar een paar staaltjes van opgeven, maar iedereen zal wel inzien, dat een lange opsomming hier trouwens overbodig zou zijn. Albert is groot en Guillaume Teil is maar een klein manneken. Albert hield den Duitsch tegen en... maar 't is waar, we zitten in Oeganda. Welnu, onze vorst moest bijvoorbeeld over een enorme kreek springen, waarin een hongerige krokodil, met opengesperden muil op haar prooi te wachten lag... Trader Hom zou haar waarschijnlijk hebben doodgeschoten, maar onze roi-chevalier handelde veel ridderiyker. Flap, zei hij, en hy speekbe in 't wyd-open keelgat van het monster, dat zich daardoor doodelük verslikte. . Wat verder, s'.ond een reusachtige neushoorn, die onze majesteit den weg versperde. Iedereen was radeloos en men vroeg zich af, wat gebeuren zou. — Kom, laat ons een omweg maken,. zei Albert kalm. Ge ziet, het is simpel in al zyn grootschheid, maar 't is kwestie van het te vinden. Het ei van Colomtous... vyf minuten later verwüderde de koning zich van het jachtkonvooi. vergezeld van 10 blanken. Ze trokken het ondoordringbare lianenwoud in, om een Afrikaansche musch neer te leggen, die de streek sedert geruimen tijd onveilig maakte. Helaas, wie kon ooit het vreeseiyk drama vermoeden, dat zich in de (Zie vervolg bladzijde 8).
HHHHBHBHHBHH
vra HOE KONING ALBERT DIANA DEN BAARD AFDEED In Oeganda is er veel wild. De koning moest er dus ook eens jagen. En als we hier als titel opgeven, dat koning Albert Diana den baard afdeed, bedoelen we natuurlijk niet, dat hy de eene of andere vrouw scheerde, maar wel, dat hij de godin van de jacht de loef afstak. Onze Beer trok dus op de leeuwen-
— Gisteravond hoorde ik, dat een heer zei, toen hy me zag: Is dat de schoone Clara? — Hm! Zeker met den klemtoon op «dat»?
—
8
—
•wildernis ontrollen ging en dat we hier laten volgen.
rx DOOR KANNIBALEN OMSINGELD! Dieper en dieper, drong Albert de eerste e r in. In het woud natuurlijk, en de voorlaatste van het groepje natuurlijk. Maar onopgemerkt werden ze teze líder tijd omsingeld door loeloepoepoes, vervaarlijke menscheneters, vooral bekend omdat ze, ta tijd van nood en verveling niet aarzelen zichzelf op te eten door dadelijk aan hun nagels te beginnen knagen. Toen onze koning over een onopgemerkten koestaart uïtslierde en viel en er bij de Manken dus een begrijpelijke verwarring ontstond, sprongen de. loeloepcepoes op hun eten toe en sleurden de jagers naar hun kanvp. Deze laatsten werden er aan palen vastgebonden en door de officieele vleeschkeurders nagezien, . In zijn wanhoop begon onzer aller heldhaftige majesteit den Brabançonne te zingen. — Wat beteekent dat? vroeg de chef der loeloepoepoes. — Hij is zeker zot, antwoordde de keurder. Zijn vleesch ziet er mij. niet pluis uit en een ras om uit te kweekén is het ook niet. Jaag hem weg, eer we allen nog zot worden. Men liet de koning los en rap als een hazewind die hazepooten gegeten heeft, koos hij het hazenpad, terwijl men van zijn 10 andere gezellen soep met ballekens maakte. X
DE LEEUWENJACHT Toen onze vorst terug bij zijn beschaafde negers was en 's avonds in het openbaar aan de honderden inboorlingen zijn avonturen vertelde, gewaagde hij ook van zijn leeuwenjacht. — Daar rees plots voor mij een leeuw op... verhaalde hij, ik legde aan, schoot en doodde hem. Maar vijf stappen verder sprong een veel grootere leeuw opnieuw te voorschijn. Hem neerleggen was voor mij een kinderspel. Doch vijf meter verder dook alweer een leeuw op, veel grooter nog dan de vorige. Kalm legde ik aan... Plots zei het zwarte opperhoofd, dat naast onzen Belgischen Nemrod zat, tot de vrouwen die hem omringden : — Als die bluffer zoo voortgaat, breek ik hem den nek... Maar Albert vertelde aldoor met epische gebaren : ik legde dus kalm aan, ik schoot en... thans mistte ik doel... De pers werd omtrent dit incident met Ingelicht en vermeldde alleen : «Nairobi, 31 Maart. — Koning Albert heeft zijn groóte tevredenheid uitgedrukt over zijn luchtreis naar Afrika.
_ De belangstelling van onzen vorst ging vooral naar de groóte kudden wilde dieren, waaronder honderden olifanten, die te .zien zijn op het gebied van de Oeganda.» (Laatste Nieuws, 1' April). '
3 3
ONZE NATIONALE VUURBERGEN In het Kivoegebied woonde de koning een herhaling bij van de repetitie van het massaspel van Daan Boens. Het massaspel der negers en negerinnen beviel hem dermate, dat hij in zijn volle vuur geraakte eh besloot zijn temparatuur met die van den Mikenovuurfoerg te meten. De gazetten meldden weer hot bericht onder een onnoozelen vorm en wel als volgt: «Het zal niemand verbazen dat de koning, die, zooals men weet, een hartstochtelijk bergklimmer fe, der. lust heeft gevoeld een van de hoogste bergsn te bestijgen uit het schüidei-achtige Kivoegebied. Hij heeft zelf een van de zes Kongoleesche vuurbergen verkozen, namelijk de 4.43T* m. hooge Mifceno, die oprijst halfwege Boetsjoeroe en het Kivoemeer.» Tot •—>ver dus het nieuws. Het resultaat echter is, dat onze vorst den vuurberg heeft uitgedoofd. Al het lavavuur en al het kratergeweld heeft hij in zichzelf opgenomen en het moet dus ook niemand verwonderen het volgende te lezen in het Handelsblad van 11 Ap .d 1.1.: «Een telegram Uit Belgisch Kongo meldt, dat een aardbeving een gedeelte van de distrikten Kibali en Ituri, en bijzonder de streek welke Koning Albert een bezoek brengt, heeft geteisterd. Men hoorde te Irumu eerst een dof gerommel, dat weldra werd gevolgd door hevige schokken. Talrijke muren zijn gescheurd.» Toen onze koningin het telegram ontving lachtte ze cynisch. —Haha... er zijn muren gescheurd! (De reis duurt voort). r
B B B E B B B B B B B B zooals vroeger gebeurde, lijken langs de straten liggen. Dit is te danken aan de sociale veroveringen. De h. Vanderpoorten, was hij wat minder nederig geweest, had. daaraan kunnen tosvoteïgen, dat deze sociale veroveringen het werk zijn van de liberale partij, die onder leiding staat van het Liberaal Vlaamsch Verbond. Na aijn uiteenzetting besloot hij: «Dit alles laat ons toe de toekomst met vertrouwen in te zien wanneer men maar vast houdt aan een ruime liberale politiek». Ale verstandigt lezers zulten deze woorden beamen en stemmen voor de socialisten.
KOEKOEK
De
.
e k o n o m i s c h e
k r i s i s
o p g e l o s t
WANT HET LIBERAAL VLAAMSCH VERBOND VERGADERDE Et pour un coup d'essai, ce fut un coup de maître. Of ta het Vlaamsch: En voor een stoot van proef, het wae een stoot van meester. W;rkersbond«n, syndikaiten, gemeentebesturen, parlementen, de Statenbond, Japan eh China, de ntouiwe keizer van Mandsjoerije, minister Heyman, Paul Henen, kortom, alles wat gezag heeft, alle groore luchten hielden zich sedert jaren met de ekonomische krisis bezig. En het zijn gelijk muggen die ta den Atlantischen Oceaan hun gevoeg doen: niets verandert! Integendeel! Alles verandert, maai- langs den avearecfotschen kant. De krisis .verscherpt, zwelt, stuwt dreigend aan. beukt, ontptaft geweldiger dam ooit te voren. En daar verschijnen de vast aaneengesloten gelederen van het liberaal Vlaamsch verbond, en in een handomdraaien is de wercüdtoestand omgeslagen. Doch laat. ons ordelijk verslag uitbrengen. Voorzitter Boedt, dde boet voor zijn Vlaamschgezindheid en voor de centen van Marquet, opende de vergadering. Hij riep de gsesten op der oude VJIaamsche liberalen, Vuylsteke, Barbier, Mac Leod, Van Arteveldé, Vercingetorix, Plato, ConifuciUs, Adam en Eva. De h. Boeckx voegde daaraan dén lof toe van de levende Vtaamschï liberalen in het algemeen en-van Boeckx in het bijzonder. De h. Hoste bracht daarop klaarte in den verwarden tateroattónaiten toestand sedert Jacob Van Artevelrie. Hij toonde duidelijk aan dat de extremisten van aille gading, zooals blijkt uit het vervalischit telegram van Ems, over de godsdienstoorlogen heen, tot Pool¬ sehe toestanden leiden, die de Ptasche saga's reeds ta kiem bevatten, en waartegen alleen de kloeke en doelbewuste voorzichtigheid van h«t VBaamsch liberalisme een dam kan opwerpen die ta de afdamming van de GüLeppe een symbool heeft gevonden.
DE EKONOMISCHE VERWEZENLIJKINGEN VAN HET VLAAMSCH LIBERALISME Daarna was het dat de wereld-krisis den laatsten adem uitblies onder het gloedvolite woord van den h. Vanderpoorten. Al is deze krisis de ergste die wij ooit kenden, zegde lüj, ziet men niet, (Zie vervolg onderaan vorige kolom)
0
KOEKOEK
ttARJ/tff VArt o n s VAM AttOfcRtll A . B . C . IN KONGO Het gaat langs om beter met onze bijbladen. In Le Soir kanden we thans lezen, dat te LeopoWStad (lees I^opoldville) groote. feesten werden gehouden en dat 's avonds 300 dischgencoten vereenigd waren in A. B. Cf. We' kunnen er bijvoegen, dat het allemaal blanken warén, en dat intussohen de negers zich met «Koekoek» amuseerden. Wat, alles samen genomen, pleit voor den kleurensmaak van de blanken in Kongo en voor de humoristische ge voelens der negers.
BERICHT AAN ONZE LEZERESSEN Het dagblad voor staatkundige, maatschappelijke en ekonomische be langen, anders gezedd De Standaard, geeft een annonsken, dat we gratis over nemen: . HUWELIJKEN Zeer beschaafd kath. heer met vermogen, deftige fam. aang voork. 52 j . wenscht kennism. m. ai'.t-enst. of onafhankelijke dame, met vermogen of flinke zaak, leef tijd 46-56 j . wed. met 1 of 2 kind. niet uitgesloten. Tussohenkomst l priester toegestaan Geteekende brieven op eeréwoord teruggezond. Schr. lett., enz. Daarmee zijn onze alleenstaande of oarafhankeliijks lezeressen, met een dikken portemonee of een flinke zaak ook verwittigd.
NIET VERWARREN «De Gentenaar» maakt, propaganda voor de «romans» van... Nand Snoeck. We hebben te veel eerbied voor den almanak van Snoeck om onaangenaam te willen zijn jegens «Nand». Over,«Het Eiland der Monsters», de «meest ontroerende, dje meest drama tische hefde-romain, wélke ooit het licht zog», schrijft de gazet van 't Ketelyestje o. m. het volgende: liet is een buitengewoon boeiend werk, dat niet met andere te ver warren en zander twijfel een der I beste avonituren-romans is. Geen deeltje van het beek, dat niet le vendag'is en waarin den afschuw, die liefde, de spotternij en de fijn gevoeligheid zich dooreenmengen. Ja, ja, ge kunt onmogelijk verwar ren, en anderzijds zijn afschuw, liefde spotternij en fijngevoelighedd ieder apart behandeld,..
8 9 KILOMETER GETROKKEN
GOED GEZEID!
Ongelooflijk en toch waar! We ver In de «Gazet van Antwerpen» zit namen dit wonder, dank zij «Vooruit» er nen kadee, die het verduiveld goed die schreef: zeggen kan! Hij heeft het ov r kristenen, dit' EEN NIEUW REKORD VAN maar éénmaal 's Jaars biechten en hij RIGOULOT draait het die sloebers nogal eens In zijn nummer van gewichtheiKijk: fen en zijn poging om het rekord Eilaas! vele schijn-kristenen heb¬ te verbeteren is RigouCot er in ben zich als vrijwillige asschepoesgeslaagd zojn rekord van links ters verstoken van het godsdienstig trekken op 89 km. 100 te brengen. zielefeest des waren en eenigen Rigoulot heeft dus met de linker vrede. hand 89 kilometer getrokken. En dat is de reden, waarom zoo Dat moet nogal een veerken zijn veel harf-igodsdienstigen, den strijr. geweest! Alleszins een kloeken elastiek. des levens, den bitteren eerlijk moreelen strijd des levens, meema HOE MEN EEN KERK ken als met strooie beenen. Zeker, zeker! Weg met de «strooie beenen!» Vivan de schoone beenen. VERGROOT Hot is niet de eerste maal, dat De Geitlenaar aan humor doet. 't Was Zondag weer het geval. HEBBEN WÜ HET NIET «Manier om een kerk te vergrooten» schrijven ze boven een cliché, en daar GEZEID? onder ging deze tekst: Geen mensen zal Het Laatste Nieuws Men besloot de te klein geworvoor een loUekensblad nemen, zijn dennieuwe plaats te brengen, objektieve artikels over werkstakingen kapel van het klooster der Zu-lers daar gelaten. De verplaatsing gebeurt tegen één Welnu, zijn lezers konden tot hun Kanunnikessen van Jupille, bij groote onstel'tenis vernemen, dat hel Luik, meter per dag. zoontje van Llndbergh waarschijnlijk met 8m50 te vergrooten. De aan ontvoerd was: nemer De platen toonen aan, dc in den bouw heeft doodeenvoudig Dl KLEINE LINDBEBGH de kerk in tweegedane scheiding TOCH ONTVOERD? en het eind wegs door gesplitst en Een officieele mededeeling is thans bezig het koor bijhei af van het politiehoofd van gesneden gedeelte in één dag af New Jersey. middel van dommekrachten naar zünegelegd. We veronderstellen, dat LindbergIntusschen weten de lezers van «De vaüer met de noodige voorzichtigheid Gentenaar» hoe men een kerk vergroot werd verwittigd. en als de onzen er niets van verstaan, moeten zh' 't maar weten. 1
HHHHHHHHHHH®
PRAKTISCH! «Het Nieuws van den Dag» is in alle zaken bedreven en ziet in alles klaar. Niet het minst in de internationale po litiek. Over Frankrijk gaf het een arti kel met volgenden titel:
In 't vooruitzicht der Fransche verkiezingen. BANKET VAN 2.000 GENOODIGDEN TE PARIJS
M. Tardieu spreekt
ZIJ. —Wat zijt ge vroeg vanavond! HIJ. — Ja, maar ongelukkig moet ik weer weg, ik het mijn paraplu .1 de herberg laten staan. ZIJ. — Hum! Zeg liever, dat gij in de herberg hebt gekonstateerd uw sleutel van/ het nachtslot te hebben vergeten.
Dat noemen wü ten minste praktisch te werk gaan. Gewoonlijk houdt men banket om iets te vieren. Te Parijs heeft men andersom gewerkt: eerst banket en daarna verkiezing. Mocht de uitstag van de verkiezing geen banket wettigen, dan hebben de 2000 genoodigden toch in ale geval hun zaad bij voorbaat opgedaan.
10
KOEKOEK
EEN
WIJNKWESTE
— Brrr... zeit Piekavet ais hy' gis den gotsdienst om zeepc gat, zeit myn teren binenkwamtt, Got zei met u vaader eindely'k, ais ze den stiel ezoo mensgen, ezoo een weer, kijkt nen beginen te bederven!... keer naar mynen parapluu! Hy staat Het was het ogenblik of nooit om te waateren mee permisse! tusgen te koomen. — Wat voor nen wint slat er u — Hum hum zeit ik, laat ons paal tanst hier? vei-weükomdige myn vader blijven! T' en is den eersten ke.-r niet hem. in d'Eilige Sgriftuure dat de suppoor— T'is kwestie van den EiCigen Mak- ters van Satan in ons eij'-'n rfjvjen karoniejuus zeit Piekavet, die in den binensluipen om de grontvesten van hoek teegen de saakrestyje staat en ons relleze nen tant te trekken! Den die verleeden week mee dienen leeHj- wijn is een van de steunpieCaren der ken wint van zijnen pieterstal geval kriestelyke besgaaving, want Den Bij len is en zijnen voet verstuikt eeft. bel loopt er van oever... — Och Eere! zugtege mijn moeder. — Nondeku laat mij dat nen keer — Ja meneere den paster, zeit mijn leezen! riep; mijn vaader geeitdriefvader, d'ongeluken staan niet stil... tig en lekkebardent uit. Niets te draajen zulle! , — Zonder den wy'n zeit ik, zouden — Hoe wilde zeggen Spieggelleire? wy misgien zelfs t' piezier met sma vroeeht Piekavet die waarsgijnlyk ver ken van ier allen gezeHich vergaadert keert verstaan hat, gaat g'aan uw krie- te zitten! stely'ke pligten te kort sgieten? In — Jaja zeit Piekavet lacht niet, ezoo nen tij t gelyk den deezen is 't wie weet? De voorzienieghy't eeft aar dobbelen pligt van uwen pennink af dige truken in haar vel zuWe! te doopen! — Natuurlijk, spraakt ik. dat is — T'en is dat niet dat k'wilt pree- klaar. Steit u voor dat de Spiegelleires tendeeren besluitege mijn vader, maar bijvoorbeeJt afstainen van de faamielde t'is algelijk nen... hoe zou k'het zeg Loth uit t' Out Testaament, die zoo gen?... nen... nen... gelukkig den invloet van den wy'n aan — Een belabberde boei! verduide de vrugtibarheit eelt weten te paaren? lijkte ons Goodelieve in fhoolants. — De faamielde Loth?... de famiel— Wat zeg ze? vroeeht Piekavet on de Loth? vroegt Piekavet met duistere gerust. wenkbrauwen. — O niets meneere den paster, — Ja, zeit ik, die faamielde waar sprongt mijn moeder tusgen, dat J van dat die twee dogters ulderen be haaren niewen parlee teegenwoordich, jaarden vader ia zijnen slap een halve seedert dat z'in de sosseteit van <e tonne wy'n opgegoten ebben, teneinde besgaafde taaien is. hem twee keers agtereen in wakkeren — Haha zeit Piekavet mee wantrou toestant te verplaatsen... wige oogen en hij haaldege zyn beur — Dat was tenminste nen sgoonen ze van onder zy'nen rok. tijt! zeit myn vader, als de kinders —Zie menere den paster spraakt noch ulder dorstige ouwders lafdemijn vader, t'en is geenen slegten wil gen... T' en is teegenwordich ezoo niet ... maar ge kent ons al lank genoech meer, zugte hij diep. Als nen mens den newaar?... maar... k'zei het daar dach van vandaage vermoeit en gestraks... den tijt newaar? brokken naar huis komt na zyn plig — Tutu tut! zeit Piekavet, t'is zuust ten t' ebben vervult in den boomgaart in ezoo nen tijt dat Got de goeje uit des Beren... de slegte leert kennen. Nu dat de — ... in den wyngaart des Beren... blomme van de besgaavink langst alle verbeterde Piekavet... kanten door de vijjanden van t'geloof — ... ia den wyngaart des Eeren zou aangevallen en belaagert wort, zout den ze zelfs spreeken van op uw fas¬ den opregten kriesten er een eer moe sade t' elpen slaan. Jaja zugte hy ten in stellen van in zy'nen portemonee langst om dieper... en hoe eeft Got die te sgieten tot redding van de kerk en twee meiskens beloont? de verstuikte voeten! — Och zeit ik, ondankbarheit is s' —Dat is gesprooken! zeit ons Goo weerelts loon. Neegen manden laater delieve. Nog nimmer was t' gevaar kwaamen z'elk mee nen kwekker voor zoo groot en dringent de noot. Stelt den dag. u voor dat er nu in Hoolant nen prie — Allee! naar uw bedde zeit mijn ster is die den eilegen wijn door waa¬ moeder terwy'1 Piekavet in zeeven haa ter wilt ramplaseeren! sten zijnen parapluu vastestektege en — Watbe? riept Piekavet uit! zijn beurze van den Eiffigen MakkaroMaar dat is t' einde van alles! naejuus mistrostig onder zijnen flan — Dat en verwondert mij niet dat kaart duuwdege.
TT
KOEKOEK
B R I E F (0
M i j n h e e r e n Mevrouw Rosenbauw-Sïlberstteïn
Mont Sint-Amant, Ie 15 gilet 1931. Mon trait ser cousin,
op reis Hij heette Abraham Rosenbaum. zy heette Rebecoa Silberstein. En ze leefden gelukkig als wettige man en vrouw van de opbrengst van eeriyke zaakjes. Er viel bepaald niemendal te zeggen op het uiteriyk en intiem leven van de eohtgenooten Rosenbaum—Silberstein, die overigens in hun vrienden-kringen een stevige reputatie hadden, bekend stonden om hun geestdriftige vaderlandsche gevoelens, prat gingen op hun onvervalschite Belgische nationaliteit en steeds bereid waren hun penning te storten voor de oprichting van een soldaten-gedenkmaal of den aankoop van een huwelijks-kadeau voor prinsenkinderen, kortom, die alle patriottische gebeurtenissen met den portemonee steunden. Verleden jaar, in 't goede seizoen, waren M. en Mevr. Rosenbaum-Sil¬ berstein op reis door de Belgische Ardennen. Een vrüdagavond belandden ze in het Luxemburgsche dorpje X, een schilderachtig, verlaten en bovendien zéér katholiek plaatsje. De Rosenbaum's zochten naar logement. Veel keus was er niet. Tegenover elkaar stonden twee — wat men met goeden wil noemen kon — hotels. Datgene, wat uiteriyk het beste leek, werd verkozen. — Menheer, zei Rosenbaum tot den patroon, is er mogelijkheid hier van nacht te logeeren?' — Ja zeker, mevrouw en menheer, zei de patroon. Mag ik uw naam kennen? — De echtgenooten Rosenbaum— Silberstein! — Wablief? — Abraham Rosenbaum en mevrouw Rosenbaum, geboren Rebecca Silberstein! — Pötverheiligste! ging de patroon aan 't roepen, 'k had het reeds willen zien aan uw neus! Neen! Mynheer! Neen! Dit huis is het eigendom van den burgemeester, en de burgemeester is de broer van den pastoor! Wij logeeren geen... joden! Abraham Rosenbaum had goed aandringen, de patroon was niet te vermurwen en er bleef ten slotte het reizend echtpaar niets anders over dan er uit te muizen. Mevrouw Rosenbaum-Silberstein was verontwaardigd tot in de toppen van heur vingers, münheer Rosenbaum was kalmer van natuur en nam de beleediging niet al te tragisch op. — We gaan een eindje verder, zei hij. — Laat ons hier rechtover gaan, stelde zyn vrouw voor.
— Niet dadeiyk, antwoordde hy, ge zult intusschen kalmer worden. Ze slenterden de straat verder in, keerden terug, gingen weer, stapten op, stapten terug. Een brave boer had de zonderlinge doenwijze van de toeristen gade geslagen en vroeg, of menheer en mevrouw soms iemands huis zochten. — Ja, zei Abraham Rosenbaum met een diepen zucht, — en hy vertelde den boer wat in het hotel was gebeurd — 't Zyn hier allemaal strenge katholieken, antwoordde het boerken. En met uw naam zult ge hier nergens logement vinden. Maar ik weet wel raad... Gaat in het andere hotel en geef een valschen naam op, een naam die goed katholiek klinkt. De vondst was prachtig; M. en Mevr. Rosenbaum—Silberstein dankten hartslijk het boerken en trokken naar het tweede logementhuis. Juist anderhalve minuut nadien stonden ze weer op straat. — Welnu? vroeg het boerken, die een eindje verder was blijven wach ten. — Buiten gesmeten! zei Abraham Rosenbaum, brutaal aan de deur gezet! — En waarom? — Weet ik het? — Hebt ge een katholieken naam overgegeven? — Of ik! Ik zei Menheer en Mevrouw Van Roey te zyn, aartsbisschop te Mechelen, en 't scheelde niet weinig of ik kreeg een stoel op den kop!
Z'ai trait bien ressu ta letter den l'almenak de l'annez passé. Komsa zé désikdé de réponder. Tu sait, Puck, nous devont trait bien konneter noter sekonde langue: la langue Française. Ces poukois ze tenvois kelkes traduksions de maux pour kompletté ton vôkabulèr: Afval: Tombement en bas. — Billijk : cadavre de cuisse. — Broederschap: Etagère de frère. — Beerschepper: Ours créateur. — Zich deugd doen: se faire vertu. — Dageraad: conseil du jour. — Geneesheer: Seigneur de guériscu. — Hooimyt: Servante de foin. — Keldergat: Q de cave. — Klimop: Grimpe au dessus. — Lamlendig: Aux reins d'agneau. — Levensleer: Echelle de vie. — Muzikant: Muze de dentelle. — Muizeval: chute de souris. — Natuuriyk: cadavre de la nature. — Onderwyzer: Sous-Aiguille. — Onverdraagiyk: cadavre non transportable. — Paardevolk: peuple chevalin. — Schuifleer: apprentissage à tiroir. — Spirituspot: Pot d'esprit. — Schelvisch: Poisson louche. En faut pas dire o zautres, hein Piick, met ze ne vien plu za l'écol, ze vai devenir Poseur au dessus (opsteller) dun «Livre de maux FlamanFrances» Bokou de kompléments de ton coussin Monsieur ALBERT. (1) Overgenomen uit « Letterkundig Jaarboek» 1932. — Ultguve van het T. L. G. «de Heremans' zonen». — Gent.
— Wacht tot aan den draai van den weg om uw neus te snuiten : mijn klaxon is, kapot!
KOEKOEK
12
lM_&L DE MOORD IN DE PIETER POTSTRAAT DE DAME MET DEN HAMER Ik heb u vóór enkele weken medegedeeld dat er hier te Antwerpen een lieve Emiiie is geweest die haar vrijer beu was en die, na hem met een hamer den knikker te hebben ingedeukt, den jongen in den kelder had begraven. Die Emilie was een vrouw van affaire. Ze had een kafeetje. Een brouwer had haar in de meubelen gezet. Maar Emilie vergat de huishuur te betalen. Daar ze nu voorloopig op 't droog zit, kan ze het bedrag van haar achterstallige huur niet inloopen. De brouwer wil haar dan ook ui.drijven. Om zijn doel te bereiken heeft hij een verzoek tot uitdrijving bij de rechtbank ingediend. En zoo gebeulde het dat de lieve Emilie al een eerste rechtszitting heeft bijgewoond.
OP HET TRIBUNAAL VOORZITTER. — Laat de beschuldigde binnentreden. (Emilie verschijnt. Haar advokaat, Mr. Rotsaert, knikt haar bemoedigend toé.) EMILIE. — Dag Meneer de Juge! VOORZITTER. — Ge moet, maar spreken als u iets wordt gevraagd. Mr. ROTSAERT. — De beleefdheid voor 'flllcs VOORZITTER. — Madame, gij hebt uw huishuur niet betaald? EMILIE. — Dat kan ook moeilijk! VOORZITTER. — Waarom? EMILIE. — Omdat men mij belet mijnen kost te verdienen! VOORZITTER. — Wie belet u dat? EMILIE. — U! VOORZITTER. — ïk? EMILIE. — Ja, Meneer de Juge. TJ houdt me vast. VOORZITTER. — Wat zegt ge? EMILIE. — TJ weigert me in vrijheid te- stellen. En in de Begijnenstraat kan ik toch geen bier tappen! VOORZITTER. — Hm! Ja, maar ge hebt dan ook wat op uw kerfstok. Mr. ROTSAERT. — Dat zeggen de gazetten! VOORZITTER. — Madame heeft toch bekend, dat ze haren vrijer vermoord heeft. Mr. ROTSAERT. — Ge moet altijd niet gelooven, Mr. de Juge, wat de vrouwen vertellen! Te meer, vermoord, is een groot woord. Laat ons zeggen: gedood! VOORZITTER. — Gedood! Is dat niet erg genoeg? Mr. ROTSAERT. — Dat hangt er van af in welke omstandigheden... ' VOORZITTER. — Mr. Rotsaert, ge moet nu nog niet beginnen pleiten... Mr. ROTSAERT. — Ik pleit niet Mr. de Juge. Lk wil maar bewijzen,
dat Madame Emilie onschuldig is. VOORZITTER. — Onschuldig? Haar vrijer is 'óch dood, ziet u! Mr. ROTSAERT. — Daar kan dat meisje niet aan doen. VOORZITTER. — Vindt u dat? Mr. ROTSAERT. — Natuurlijk. Want wat is er gebeurd? Madame Emilie had een hamer in heur hand. Ze heft dien op een gegeven ©ogenblik op. Komt die stommerik van een vrijer daar juist onder te staan, op het oogenblik dat Emilie den hamer laat neersuizen..• VOORZITTER. — Daar zit het hem juist. De man werd onverhoeds neergeveld. Mr. ROTSAERT. — Onverhoeds? Ja. hij had geen hoed op. Maar ik zal bewijzen dat hij tijd genoeg heeft gehad om uit den weg te gaan staan. VOORZITTER. — Lk wacht uw argumenten af. Maar ik ben benieuwd te vernemen hoe of ge het aanleggen zult om te bewijzen dat er hier geen moord in 't spel is. Als het een simpel ongeval, of zelfs een ruziepartijtje ware geweest, dan vraag ik me af, waarom of de beschuldigde de politie niet is loopen waarschuwen en waarom ze het hik heeft trachten te doen verdwijnen? Mr. ROTSAERT. — M. de Voorzitter, u weet zoo goed als ik dat, wanneer ge de politie betrekt in dergelijke aangelegenheden, de' zaken doorgaans verkeerd loopen. Daarbij die menschen hebben al werk genoeg. Wat uw tweede insinuatie aangaat: de man was dood vóór hij er zich zelve goed rekenschap van gaf. Wat stond er Emilie nu te doen? Vergeet niet dat ze kafee houdt. Ge kunt, in een huis van affaire, zoo maar geen lijk op den vloer laten liggen. De menschen, ik bedoel de verbruikers, zouden zeggen: «In die staminee komen we niet meer. Het is er niet proper. De vloer wordt zelfs niet aangeveegd». Wat dan? Het lijk begraven. Dat heeft die lieve dame toch gedaan! Zeker, de traditie wil dat zulks geschiede me' de tusschenkomst van een aannemer van begrafenissen. Maar als men nu eens van de traditie wil afwijken? Er zijn toch nog dooden bijgezet in kelders! VOORZITTER. — In grafkelders! Mr. ROTSAERT. — We zullen niet spelen met woorden, Mr. de President, maar hoeft elke grafkelder per se op een kerkhof te worden aangelegd? Al de groote mannen worden na hun dood bijgezet in kelders die niet op een gewonen doodenakker liggen. Napoleon ligt wel in 't midden van een palels, in 't hart van de stad Parijs. VOORZITTER. — M. Rossaert we dwalen af. Mr. ROTSAERT. — Dan zijn we
roerend akkoord, Mr. de Juge! VOORZITTER. — Het gaat hier om een uitdrijving. Mr. ROTSAERT. — Waaruit? VOORZITTER. — Uit een herberg. Mr. ROTSAERT. — TJ wil dus een werklooze méér aan de liefdadigheid der gemeenschap overleveren? VOORZITTER. — Er moet recht geschieden. Madame Emilie betaalt geen huishuur. Mr. ROTSAERT. — Waar u zich over ergert! Wie kan er nu beter tegen het wachten: een brouwer die eigenaar is of een arme sloor, die nog juist genoeg heeft om een advofcat te betalen? , -' - . - . VOORZITTER. — Daar kunnen wij ons niet mee inlaten. Mr. ROTSAERT. — Als wij het niet doen, Mr. de Juge, wie zal het dan wél doen? EMILIE. — Mr. de Juge, mag ik ook eens een woordje plaatsen? DE VOORZITTER. — Spreek op! EMILIE. — Lk wil de huishuur wél betalen. Maar ik kan niet. En ik kan met omdat mijn herberg gesloten is, sedert dat ik achter "dé tralies zit. Laat me zes maanden los en ik. hertaal een jaar huishuur op voorhand. Want het is zeker da', moest .ik nu terug in mijn affaire komen, er klanten genoeg zouden opdagen, gedreven door de ongezonde nieuwsgierigheid die het publiek eigen is... Mr. ROTSAERT. — Heb ik het niet .gezegd dat mijn kliënte van goeden wil is! VOORZITTER. — Maar Madame, dat gaat toch niet! Eerst hebt' ge" u te verantwoorden over dien noodlottigen hamerslag! Mr. ROTSAERT. — Ja, dan moet de brouwer maar naar zh'n centen wachten. EMILIE. — Ik heb een ander voorstel. Laat me een staminee open doen in 't prison. Daar zijn in een prison toch ook menschen die dorst hebben. Mr. ROTSAERT. — Zoo b.v. de gevangenen. Die dorsten naar... vrijheid. VOORZITTER. — Dat gaat niet. Ik zal er over nadenken wat me te doen staat. En nu Madame, kunt ge gaan. EMILIE. — Naar huis? VOORZITTER. — Terug naar uw cel. Maar eerst wil ik u toch de les j-pellen. Ge hebt een man gedood.. Ik neem zelfs aan dat ge uitgedaagd züt geworden. Toch hadt ge u moeten bedwingen. Er is eens iemand geweest die bespot en gehoond, gefolterd en gemarteld is geworden, op een kruis genageld, met speren doorstoken en toen hij, alvorens te sterven, aan zijn beulen dacht, lispelde hij: «Vergeef het hun...» EMILIE. — Ja, Meneer de Juge, dien ken ik ook. Dat was Jezus Kristus. Maar gaat er zoo nog eens ééne zoeken gelijk die vent! 1
r-
KOEKOEK
13
da was e geschrie, en e geroop. Hoeijoeijoei wa was ma datte!! Nolle lachte, en Luppe lachte ook. — Awel zelle, zei de Was] in een — Ge moeisje ni paàze zelle, zei vloek, toen hij dien avond d. herberg «De Witte Penne» bij Luppe Slek, in Wasj da Tc aile en bloes wil waais het Land-Tan-Luikstraatje binnen- moeke. T es echt wa da *k zeg. — 'T is waar, zei nu ook menier trad. Awel aelle, de waaive meugen het oeitloete mêi eule flaiv- ziever, Allard. C'était la foule des grands en hü zeeg neer op een stoel en be- jours. — Ma gedacht, zei de Wasj, ik zag stelde een demi-gueuze. Wasj zag er inderdaad werkelijk dB moment da ze daane ginge ververmoeid uit en toornig was hij op smachte. Hei wid direkt opgepakt en in zannen auto gesmêite deui twee den koop toe. polisse, óf anders haje z' em vees — Wat es er naa wêi gebeuid? vroeg Nolle-Kat, verwonderd over de g' arrangeid. Ge moetsj ni vergeïte minachtende uitdrukking van de Wasj, da den gielen boulevard zwèt stond die anders nogal goed omkwam met van volk, mannen en vrâve en kindere. de «mokkes van de vischmèt, — Emme Zi, z' emme doevan mier ambras gemokt as van de keuîn'nk, tiens'. z'a eet geflikt? — En woer es daan den noe too — Hbo, wat es er gebeuid? Ge zeet wel da gaa ne gielen dag in aan kelder gegoen? vroeg Luppe. — Hei es giel het stad deugereije geknoeffeld. hetsj? Ge weut.; ga n i par auto. Ik ben er achter gegoen wa dat er in de stad oemgoet. Én wat heije gft al zoe mier heim oemda 'k ma plezeer haa mêi gedoen? Op de lappe gewelst? zei da spel af te zeen. En al dêi mokkes op stroet r-ôi eule zakdoekke t' Nolle. .— As het da was, zei de Wasj, dén agiteire, en roope en hoeile «Vive aouje ma ni opgesmeite zeen. Nêije, Carnat-Vive Carnat» en wa weit ek mo Tc em da spel doe afgezeen mêi nog alleinoe. 't Woere persees allemoe zatte. Zeg ma ne kî hoo dá da meugedaanen arlekein van de cinema. laaik es, menier Allard. — V P " welke cinéma? vroeg nu ook de Luppe. — Wel sprak menier Allard, dat is — Wel daanen artist doe. Hoo hlet uit sympathie. Ge moeit konsidereire em na waal. Henri Cranat, of zoe eet. dat em veuil sukses heit mê de filme — Henry Garat, verbeterde menier woerin dat em spelt. En het es nen Allard, de message van op het artiste accompli, newo. Het publeck stadoeis. es zoe. Het wilt altaaid en idole emme. Hedde em gezeen, Wasj? vroeg hij Ik kan da verstoen zelle Wasj, dat met belangstelling. Dat es ne sympa- es, ja, hoo zou "k da zegge, dat es thieke mensoh, hein. H parait dat sympathie. den beuxgemiester Max veu em 'n En menier Ailaird, tevreden over reception wilde geive op het stadoeis. zijn zielkundige ontleding van het ge— 't Es zoe al genoech, zei de Wasj voel der massa, blikte eerst de Luppe die scheen iets op zijn lever te liggen en dan e Nolle aan, die beiden knikten alsof ze dat ook begrepen hadden. hebben. — Too, lotsj het oen a hert ni — Datte sympathie, werdervoer de kommie, sprak Luppe bedarend, en Wasj. Weuf « wa da 't es, menier drinkt eet veu maa. Allard. Awel da zaain van dêi mokkes En de Wafj bestelde nog een demi- dee in eule broek ni hâve as ze ne gueuze deze m op rekening van den schuune man zee' Dat es het. Allo, baas zelve. ik zaain d' er achter gegoen tot oen — Da's boskesibeer sr~-'-k hij, nadat zan hotel op de Place de Brouckèré. hij een goede teug gedronken had en Hââ doe gin polis gestoen, ze brouke met zijn tong een geluid gemaakt had da boeltsje d?°r af. Zi op ne moment van een fijnproever. Hij sprak verder: hein, moesjt Carnat oen den balkoon — Zi, mo dat ha je moote zeen. komme. En hei ematsj van bouve e giel Zoegaa dat daanen artist oeit de Midi pak kartpostals af mêi za portret op. kwam le;pen al dêi waaive dee doe Haje dá te"\een. Da was doe in iene rond stonde noe zannen auto too. En kî e gesboemp en e geweuL Al dêi
HENRY GARAT IN BRUKSEL
J
a?1
1
waaive-en het woere d'âve d'ergstegrabbelden, sproenken oemhuUg, vochte veu e potretje t' emme.: Ik em doe nog moote lache. — Hêije gtene schêir gedoen, vroeg de Nolle schalksch. — Paasde ga dasse m& nog zoege? Mo zeg is breuke, g' hait gâ ni mier sukses g' hat zelle. Da bestoet ni. Ge weutsj ga ni wa dé dat es. Do stond doe e sjik mokske mêi eu mêike op den trottoir. Nondedjeu da was e leef kind. En dei stond doe te roope, en mei eu armkes te zweere, en heu hoetje smelt z' oemhuug. Mo Carnat zag heu ni. Dei haa em zeikef geire- e h baise gesmette. In iene hl zeit heu ir-"' ?: «Viens Georgette,! tu 1' as vu, on s' en va». Mo Georgette bleif mo altaaid sboen. Deî kost doe effenaf nemî weg. En Madammeke zaa neg ne kî cf twee «Viens Georgette». En den in iene kî gaf' a' oen Georgette en plamcster op heu,;koek, dat t' kletterde. «En a ~ i t maintenant» "-.a ze. En Georgette, och enne, *k em er noch kompasse mêi, stónd doe zoe verbavereid, en ze stapten het af. Mo altaaid klede z' heu nog'Is oem. En ze bezag omhuug noe deu balkoon. — En es het doe veu da ge zoe vee» gezint zaait? vroeg de Luppe. — Hei es jaloos da dá mokske oen hem ni bezeen heit, voegde Nolle 'er lachend aan toe. — Jaloos, masscheen, sprak Wasj. Ik vin da biest zoe eet. Zi, ik ein ten gezeen, en toffe mokke, sjik geklid en geparfuimêid; awel op ne moment em ek heu aeen en baise gêive op de pneu van Ca'-at. — Wa zegde doe, vroeg NolIe,-op zannen aaige pneu? En stonde ga doe baa? Allen schoten in en lach, en de .Wasj niet het minst. — 'k Wil --:z^ de pneu van zannen auto, zei hij. *k Geluuf dat al d e waaive van Brussel vandoeg zot luupe. — Ja, lotsj er ons na mo van zwaaige, zei de Luppe. Wille me e kotsje speile. Dooje ga mêi menier Allard? En daar Wasj dien avond heel Vriea» delrjk tegen hem geweest was, nam d« message het voorstel aan en de vier mannen begonnen te kaarten. v
14
KOEKOEK
BERIJMDE SCHELMERIJEN XV
Hun d e gendarmen Verdedigers van Wet en Recht, Weer werd er kwaad van U gezegd, Omdat g' onlangs, te Geeraardsbergen, Gedreigd hebt van des stakers tergen Desnoods te smoren in wat bloed!; Omdat Uw leider, kort en goed Hun zeide : «'t zal u fel berouwen Indien gij verder gaat met jouwen Naar hen, die 't werk voor u gaan doen. Ge houdt dus braafjes uw fatsoen Of 'k doe, hoezeer 't me zou verdrieten, Mijn mannen op de stakers schieten ! » Men schold U toen, zooals dat gaat, Weer uit voor 't vuilste van de straat. Maar ik- althans heb U begrepen. 'k Heb aanstonds naar mijn pen gegrepen Om U te zeggen vrienden, dat Ik danig goed Uw houding vat. Weihoe, men geeft U schietgeweren En zou dan later gaan beweren Dat gij ze niet gebruiken moogt Als men Uw macht trotseeren poogt ? Wat zou men later zeggen, moesten Die schoon geweren liggen roesten ? Destijds, in gulden oorlogstijd, Dan hadt Gij nog gelegenheid Om d' arme stakkers, die hem smeerden En 't heldenfront den rug toekeerden, Te nemen als geschikte schijf !
De meld van den pastoor had de gewoonte altijd te zeggen: mijn tafel, mijn kachel, mijn bed, enz. De pastoor maakte zich daar lastig in en zei: — Maar waarom altijd «mijn» en niet «ons»? Op zekeren dag viel de meid in den kelder en kwam al hinkend naar boven. — Wel Marie, zei de pas:oor, hoe is dat nu gekomen? Waar hebt ge pijn kind? En de meid, getrouw de vermaning van den pastoor volgend: — Aan ons gat, meneere de paster. Een onderpastoor, die het op zijn parochie niet meer kon uithouden, hield zijn laatste sermoen en zei! — Ik moet TJ, beminde parochianen, vooraleer U voor altijd te verlaten, een droom vertellen, dien ik dezen nacht gehad heb. Ik kwam in den Hemel. Als ik lang met S:-Pieter ge sproken had, moest ik naar 't gemak gaan. — Ginder, zei St-Pieter, ga daar maar. Maar als ik in den bril keek zag ik
van
Qeevaavdsbevgen
't Was niet alleen een tijdverdrijf Maar schonk U, door de Vlaamsche rakkers, Den eerenaam : Piottenpakkers ! Maar 't is helaas geen oorlog meer. Daar staat Ge nu met Uw geweer ! 't Is waar, er zijn nog schurken, dieven En moordenaars, ja, naar believen. Alleen, Ge vindt ze niet zoo licht, Ze blijven liever uit 't gezicht. Daarbij,'op schuimers en bandieten Verbiedt de wet U toch te schieten !... Wat blijft er dus nog over- dan Van tijd tot tijd een stakend man ? Temeer, met deze rare gasten Hebt Gij voortdurend nieuwe lasten. Ze vallen lijk een valk of gier Op ieder onderkruipend dier. Ze zouden het wellicht skalpeeren, Waart Gij er niet met Uw geweren ! Dus geen skrupules, geen medelij En schiet maar duchtig in de rij, Als deze kerels nog eens jouwen. Veel beter dan met sabelhouwen Zal 't lood hun leeren, dat de wet Niet zoo maar wordt aan kant gezet. Daarbij, het is voor niemand hinder Zoo enkle stakers meer of minder. Ze vechten voor een stukje brood : Toe, mijn gendarmen, schiet ze dood !...
RASTERSVERTELLINGEN al mijn parochianen daaronder staan. Ik ging terug naar St-Pieter en deelde hem dat mede. — Dat geeft niet, zei St-Pieter, doe het maar eens op hen, ze hebben het zoo dikwijls op u gedaan. De pastoor van Ooien ging eens naar Antwerpen om zijn familie te bezoeken, 's Avonds kwam hij voor zijn trein te laat en was verplicht te Antwerpen te blijven slapen. Men had juist geen ander bed voor handen dan een kinderbeddeken. De pastoor die nog al awaar was, viel er 's nachts dódr.en als men hem den volgenden morgen vroeg of hjj goed geslapen had, antwoordde hij: — Oh! neen, want voor den eersten keer dat ik in 't kinderbed kom, is 't een misvaar. In de kerk te Moll was er eens een
Pater aan 't preeken. Iedereen luister de met groote aandacht; een oud vrouwken zat zelfs te snikken. De Pater had het opgemerkt, en na het sermoen, als iedereen reeds uit de kerk was, zat het vrouwken nog altijd te weenen. De Pater ging er bij en vroeg: — Moeder, heeft mijn sermoen u dan toch zoo geschokt? — Och neen, Pater, zei 't wijveke, ik heb daar juist een geitje kapot, en dat had juist hetzelfde baardje als gij. Een oud vrouwtje ging te biechten. Na veel gebiecht te hebben eindigde ze met te bekennen ook onkuischheid bedreven te hebben. — Maar moeder, zei de pastoor, op uw leeftijd? wanneer is dat gebeurd? — Zeven en twin'ig jaar geleden, sprak het vrouwtje. — Zeven en twintig jaar geleden, en biecht ge dit nu eerst? zei de pastoor. — Och meneere de paster, zei het wijveke, ne mensch spreekt daar nog gaarne ne keer over.
KOEKOEK ONS SPORTHOEKJE
15
Koekock'§ Noreele Vertellingen
LEVE GOD EN DE TOUR DE FRANCE Iedereen weet hoe de koene Vlamingen, 't jaar door, in dichtgesloten gelederen Lourdes binnenvallen, 't Zij als bedevaarders, 't zij als koereurs. Maar steeds als onklopbare sprinters. Onlangs is er weer zoo'n ploeg op uitgetrokken en in «DE TIJD» vinden wij er een verslag over dat ons kris lelijk en sportief hart van fierheid doet watertanden. De mirakels zijn deze maal zelfs begonnen voor de officieele ouverture: Iets wat opvallend treft is de goede verstandhouding tusschen niet alleen de groepen, maar de verschillende treinen: sympathie overal en nergens eenig tegenstrijdig woord, noch gebaar noch gelaatstrek te bespeuren: 't is Verbroedering. 't Is te zeggen dat de treinen, tegen hun loffelijke gewoonte in, elkander niet in de wielen zijn gereden, maar integendeel, noch in woord, noch in gebaar, noch in gelaatstrek eenige jaloezie hebben laten blijken en eendrachtig den arrivée der eerste etappe zijn gepasseerd. En de rest was ten avenante. Bernadette en de Heilige Maagd werden bij dit event wel eenigszins door heldensche beschouwingen en prestaties op den achtergrond gedrongen, maar wie zco nauw kijkt is ne kniezer. Na lyden komt verblijden hebben de bedevaarders tot zichzelf gezegd en, na den ganschen nacht van den «Tour de Prance» gedroomd te hebben, zyn ze aan den zwier gegaan. Op dit oogenblik bolt onze groep op de lijn van «Tour de France», Aubisque, Laruns. Wa; is God doch wonderbaar in deze grootsche natuur. God en de «Tour de Prance»! Dat noemen wij tenminste een moderne gedachtenassociatie! En den dag dat Pius ons neg eens met een nieuwe Encykliek wil zegenen, kan hij gerust dit thema onder handen nemen. Wij in KOEKOEK, zullen als een man achter hem staan, 't kruis en de tube in top!
Mevrouw (verontwaardigd). — Charles! Charles! gij hebt de meld gekust!! Menheer. — Ik kan er niets aan doen, vrouw, 'k Ben het slachtoffer van een gezichtsbedrog. Die deugniete heeft uw kleed aan, uw pruik, uw tanden en uw borsten! Wat wilt ge dan?
E e n praKliscïi
man
— Arme zondares! prevelde PieManse was dood, steendood. kavet. — Wa moe 'k nu beginnen? — ... en eens en hêê ze guul zedacht Sander, h a a r echtgenoot. ker niet, ' t schoap! Aja newoar, os Da zijn toeren! 't ne mijnsch ezuu doet... En hij h a d veel verdriet, lijk het — Wat wilt ge zeggen? vroeg betaamt. — ' t Zuiverste zal nog zijn, mij- Piekavet geïntrigeerd. — ... Ze zit bij de d'arme Kloa¬ merde hrj, da 'k doe lijk iedereen: ren! een misse loate lezen en mij truus — Wat? riep de paster verontten. waardigd, en ge noemt gij dat een Sander trok dus bij den paster — Meniere de paster, 'k zit hier schaap? Maar jongen, weet gij wel, mee een luulijk geval. Mijn Manse wat uw zuster is op dit oogenblik? — Weete-t-gij misschien? antes duud en ' t es om u ezuu ne kier te vroagen... aja, ge ken gij da woordde Sander. — Uw zuster is de bruid des beter of wewij, elk in zijnen stiel, r.ewoar?... hoe da 'k da best zoe Heeren! — De bruid des Hieren? De bruid aranzeeren?... des Hieren? herhaalde Sander... — Dat is heel simpel, antwoordde Piekavet, met een mis zijt ge Huur ne kier hier, meniere de paser van af en uw geweten is ge- ter, os d a t ezuu in zijnen hoak zit. weete wa dade doet: geef mijn rust. We hebben er hier in alle Manse een misse van tachtig fran prijzen... en presenteer ' t faktuurken a a n — Gewetens? vroeg Sander, die mijne zwoager! mis verstaan had. — Neen, missen! verduidelijkte Piekavet. — Met muziek en zonder, korte ROND DE ONTen lange, gesproken, gelezen en gezongen. WAPENINGSKONFERENTIE — Ha! zuchtte Sander, die niet goed thuis was in de kerkelijke gebruiken. En... in waveure prijzen EEN WELVERDIENDE HULDE AAN BELGIË goa da nog ezuu tegewoordig?... Nie te wij goapen, hein? meniere Met het oog op de hervatting van de paster, want den dag van van- de Ontwapaningskonfzrentie te Genè¬ doage, ne mijnsch moe rijjen en ve, wijden de Zwitsersche en vredestwie kiers omezien! hevende landen lovende artikelen aan — O! dat is voor iedereen 't zelf- de Belgische deelneming aan hst grootde, sprak Piekavet op ernstigen sche werk der ontwapening. Vooral toon. Veertig frank, zestig, tach- onze minister van Landsve-rdediging, tig... de heer Dens, wordt geroemd om ziïn — Ow, ow, schied er moar uit! optreden, dat tot in de verste uitonderbrak Sander verschrikt. De- hoeken van de wereld een laaiende die van ' t viertig zal al goan, mijn geestdrfit verwekt. Zooals al de blaManse ee altijd een broave sluure den van Genève, geven wij hieronder geweest en os ze doarmee nog in het portret van M. D?ns, zooals de den hemel nie en es, verstoa 'k er afgevaardigden hem te Genève zien: niets van... Moar, meniere de pastere... (en Sander krabde zuchtend in zijn h a a r ) . . . viertig fran en es algelijk gien ges... — Toetoetoe! trooste Piekavet, ge hebt toch allicht zooveel en als ge zelf niet toekomt, hebt ge soms geen familie?... — Famielde? Ejoa, 'k hê nog een zuster, moar woar moe 'k dedie Minister DENS, afgevaardigde van België. vinden? Ze zit achter de grendels...
16
KOEKOEK
Laat de anderen ook eens lachen! Of de zon schijnt voor» iedereen N . d. Red.: We nemen geen verantwoordelijkheid op voor wat we ze» schrijven, dus nog minder voor de karika turen van deze bladzijde. Het feit dat wij deze teekenihgen overnemen, van vriend en tegenstander, bewijst niet dat wij het met de strekking eens zijn.
— ' k Heb uw roman driemaal ge lezen... — 'k Ben zeer gevleid!
BIJ DEN ZESDAGENKOERS TE PARIJS EERSTE HOND. — Verstaat gö da ar iets van? TWEEDE HOND. — Neen, ik zie niet waarachter zij loopen. , (Le Quotidien, Parijs).
—
..jen
'k
versta
o r n o g
niets
vanl
(Muskete).
— Weet g e , dat een vrouw haar man tegenwoordig k a n opbellen naar den anderen kant van de aardeJ-' — Wat voor nut heeft 't d a n n o g , n a a r d e n a n d e r e n kant
v a n
de
aarde
E e n
heer
zitplaats d a n k t
— Waar is dat portret van uw grootmoeder a l s l o n g meisje? — O, dat heeft moeder meegenomen naar de kleer maakster om zoo'n kleed te laten maken. (Passing
S h o w ) .
D e
te
gaan?
staat
a a n
h e m
In
een
de volle
d a m e
daarover
galante
h e e r
graag
gedaan.
alleen
aan
afstaan*
(Jndge).
Er
mooie
m a a r
ik
af.
tram
zijn
D e z e
be
hoffelijk.
echter zijn
zegt
: *t
m a n n e n ,
vrouwen
h u n
kijk
n a u w
zoo
Is die
plaats niet.