BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ De IAS-/IFRS-normen p. 5/ Nieuw Sociaal Strafwetboek : vereenvoudiging, preventie en repressie
De IAS-/IFRS-normen
De IAS-/IFRS-normen zijn een geheel van boekhoudkundige normen die bedoeld zijn om transparante, duidelijke en vergelijkbare financiële informatie te waarborgen. Het streefdoel is een wereldwijde toepassing van die normen.
2001 werden uitgevaardigd, hebben als benaming International Financial Reporting Standards (‘IFRS’). Die verandering brengt ook tot uiting dat het aspect financiële reporting voortaan overwicht heeft op de meer specifiek boekhoudkundige aspecten.
De IAS-/IFRS-normen bestaan momenteel uit meer dan 50 normen (IAS-normen, IFRS-normen, SICnormen en IFRIC-normen) en beslaan meer dan 3 000 pagina’s.
Voor de financiering van de IASB wordt hoofdzakelijk gezorgd door de grote boekhoudkantoren, de financiële instellingen en industriële ondernemingen wereldwijd.
Vandaag staan meer dan 110 landen, waaronder alle Europese landen, toe dat de financiële staten (geconsolideerde rekeningen en/of statutaire rekeningen) volgens de IAS-/IFRS-normen worden opgesteld of verplichten ze dat zelfs.
Tot slot vermelden we dat de IASB en de Financial Accounting Standards Board (de Amerikaanse boekhoudkundige autoriteit) inspanningen doen om tot convergentie te komen bij de uitvaardiging van hun respectievelijke normen.
De IAS-/IFRS-normen worden uitgewerkt door het International Accounting Standards Board (‘IASB’), een private internationale boekhoudkundige instelling, die gevestigd is in Londen en volledig onafhankelijk is.
Waartop de zijn IAS-/IFRS-normen gebaseerd ?
Vóór april 2001 stond het International Accounting Standards Committee (‘IASC’) in voor deze taak. Die verandering ligt overigens aan de grondslag van het onderscheid tussen de IAS-normen en de IFRS-normen. De normen die werden uitgevaardigd vóór de hervorming van 2001 hebben hun oorspronkelijke benaming behouden, met name de International Accounting Standards (‘IAS’). De normen die sinds 1
Alle IAS-/IFRS-normen zijn gebaseerd op een geheel van doelstellingen en fundamentele boekhoudkundige principes die worden omschreven in het ‘conceptual framework’ voor de opstelling en presentatie van de rekeningen. Deze doelstellingen zijn : het verstrekken van informatie over de financiële toestand van een entiteit, over de veranderingen in deze situatie en over de prestaties van deze entiteit, zodat op basis daarvan een economische beslissing kan worden genomen. Deze doelstellingen worden gecombineerd met de fundamentele boekhoudkundige beginselen : het P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33
Wat zijn de IAS/IFRS ?
toerekeningsbeginsel en het beginsel van de continuïteit van de exploitatie, die op hun beurt worden gekoppeld aan de vereisten van duidelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid.
– – – –
Uit dat ‘conceptual framework’ blijkt ten slotte dat de rekeningen die zijn opgesteld overeenkomstig de IAS-/IFRS-normen in de eerste plaats gericht zijn op huidige en toekomstige investeerders.
Hoe zijn de IAS-/IFRS-normen gestructureerd ?
Waarover gaan de IAS-/IFRSnormen ? De IAS-/IFRS-normen zijn onder meer van toepassing op : – materiële vaste activa (IAS 16); – hergroeperingen van ondernemingen (IFRS 3 revised); – op aandelen gebaseerde betalingen (IFRS 2);
huurcontracten (IAS 17); immateriële vaste activa (IAS 38); verzekeringscontracten (IFRS 4); financiële instrumenten (IAS 32, IAS 39, IFRS 7 en IFRS 9).
Een IAS-/IFRS-norm is over het algemeen als volgt gestructureerd : – definities; – boeking; – waarderingen; – te verstrekken informatie. Als voorbeeld geven we een uittreksel van de norm IAS 11 – Construction Contracts (Onderhanden projecten in opdracht van derden1) :
IAS 11 – Construction contracts Definities
Construction Contract (Onderhanden project in opdracht van derden) : een specifiek onderhandelde overeenkomst voor de constructie van een actief of combinatie van activa die qua ontwerp, technologie, functie of uiteindelijk doel of gebruik nauw samenhangen of onderling afhankelijk zijn. Vaste-prijscontract (fixed price contract) : onderhanden project in opdracht van derden waarbij de aannemer instemt met een vaste contractprijs of een vaste prijs per gepresteerde eenheid, in sommige gevallen onderworpen aan kostenescalatieclausules. Kostprijs-plus-contract (cost plus contract) : onderhanden project in opdracht van derden waarbij de aannemer wordt vergoed voor toegestane of anderszins gedefinieerde kosten, vermeerderd met een percentage van deze kosten of een vaste vergoeding.
Boeking
De opbrengsten en kosten van een onderhanden project in opdracht van derden worden geboekt volgens de methode van winstneming naar rato van de verrichte prestaties (percentage of completion method). Op de afsluitingsdatum stelt de entiteit het totaal resultaat van de overeenkomst vast, alsook de mate van voortgang van het project. Wanneer de entiteit in staat is om een betrouwbare raming te maken van het totaal resultaat van de overeenkomst, past ze het geraamde «voortgangspercentage» toe op het totaal van de verwachte opbrengsten en kosten om het bedrag te bepalen van de opbrengsten en kosten die in de loop van het boekjaar zullen worden geboekt. Als de entiteit een verlies verwacht, moet ze dit verlies onmiddellijk ten laste nemen. […]
Waardering
Bij een kostprijs-plus-contract veronderstelt een betrouwbare waardering van het resultaat van de overeenkomst dat : – het waarschijnlijk is dat de economische voordelen die verband houden met de overeenkomst naar de entiteit zullen vloeien; en – dat de projectkosten die toe te schrijven zijn aan het contract, ongeacht of ze specifiek terugbetaalbaar zijn, duidelijk kunnen worden geïdentificeerd en op betrouwbare wijze kunnen worden gewaardeerd.
Te verstrekken informatie
Een entiteit moet de volgende informatie verstrekken : a) de opbrengsten uit hoofde van onderhanden projecten in opdracht van derden die in de verslagperiode als opbrengsten zijn opgenomen; b) de gebruikte methoden voor de bepaling van de opbrengsten uit hoofde van het onderhanden project die in de verslagperiode zijn opgenomen; en c) de gebruikte methoden voor de bepaling van het stadium van voltooiing van onderhanden projecten.
Hoe worden de IAS-/IFRS-normen geïnterpreteerd ?
(de opvolger van het vroegere Standing Interpretations Committee).
De IAS-/IFRS-normen worden geïnterpreteerd door het International Financial Reporting Committee
Deze interpretaties worden ‘IFRIC’ genoemd (vroeger ‘SIC’). Ze hebben tot doel de boekhoudkundige verwerking te verduidelijken die van toepassing is
1
2
Officiële IAS/IFRS-vertaling.
P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
voor een bepaalde verrichting of transactie wanneer de uitgevaardigde normen niet voldoende duidelijk zijn op dat punt. Zo verduidelijkt de interpretatie IFRIC 13 de boekhoudkundige verwerking voor loyaliteitsprogramma’s. Loyaliteitsprogramma’s worden door ondernemingen gebruikt om klanten ertoe aan te zetten hun producten of diensten te kopen. Als een klant producten of diensten koopt, beloont de onderneming de klant hiervoor door punten toe te kennen (vaak ‘spaarpunten’ genoemd). De klant kan die punten dan inwisselen voor een tegenprestatie zoals gratis of met korting aangeboden producten of diensten. Concreet werd de vraag gesteld hoe de onderneming de verplichting om in de toekomst gratis of met korting aangeboden producten of diensten te leveren (de ‘tegenprestatie’) moet verwerken en waarderen : – door een deel van de uit de verkooptransactie ontvangen of te ontvangen vergoeding toe te rekenen aan de spaarpunten en de verwerking van deze opbrengsten uit te stellen (eerste oplossing); of – door een voorziening te vormen voor de geschatte toekomstige kosten van de tegenprestatie (tweede oplossing); en – indien een deel van de vergoeding wordt toegerekend aan de spaarpunten : • hoeveel dient eraan te worden toegerekend; • wanneer dienen de opbrengsten te worden verantwoord; en • als een derde de tegenprestatie levert, hoe dienen de opbrengsten dan te worden bepaald. Samengevat bestaat de oplossing die door IFRIC 13 wordt gegeven erin dat de spaarpunten moeten worden onderscheiden als afzonderlijk identificeerbare componenten van de verkooptransactie, los van de andere identificeerbare componenten bij de initiële verkoop. Er moet hen een deel van de reële waarde van de ontvangen of te ontvangen tegenprestatie worden toegerekend (het bedrag waarvoor de spaarpunten afzonderlijk zouden kunnen worden verkocht) (eerste oplossing). De opname in het resultaat moet worden uitgesteld tot op het tijdstip waarop de prestatie waarop de spaarpunten recht geven, werd verricht door de entiteit. Naargelang het de entiteit of een derde is die de tegenprestatie verstrekt, verschillen de methode en het tijdstip van opname van de spaarpunten als opbrengsten. Hetzelfde geldt indien de geldigheidsduur van de spaarpunten al dan niet beperkt is in de tijd… 3
Invoering van de IAS-/IFRS-normen in de Europese Unie De IAS-/IFRS-normen werden in de Europese Unie ingevoerd door de Europese Verordening nr. 1606/2002 van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen2. Deze verordening legt vennootschappen die onder het recht van een lidstaat vallen, en waarvan de effecten zijn genoteerd op een gereglementeerde markt, de verplichting op om hun geconsolideerde jaarrekening vanaf het boekjaar dat begint op 1 januari 2005 op te stellen overeenkomstig de IAS-/ IFRS-normen. Het doel van de verordening is te komen tot een betere werking van de interne markt door beursgenoteerde ondernemingen te verplichten één enkel stelsel van internationale standaarden voor jaarrekeningen toe te passen bij het opstellen van hun geconsolideerde jaarrekening. Bovendien wordt bepaald dat de lidstaten de vrijheid hebben om beursgenoteerde ondernemingen toe te staan of te verplichten de jaarrekening op te stellen overeenkomstig de IAS-/IFRS-normen en om niet-beursgenoteerde ondernemingen toe te staan of te verplichten de geconsolideerde rekeningen en/of de jaarrekening volgens die normen op te stellen. De IAS-/IFRS-normen zijn als dusdanig niet rechtstreeks van toepassing binnen de Europese Unie. Ze moeten immers eerst worden ‘goedgekeurd’ door de Europese Commissie via een procedure waarin meer bepaald de ARC3 optreedt, die moet oordelen of deze standaarden wel beantwoorden aan het Europese openbaar belang en of ze voldoen aan de criteria van duidelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid. Momenteel werd een groot deel van de IAS-/IFRSnormen door de Europese Unie aangenomen4.
2
PB L.243 van 11 september 2002, p.1-4.
3
Afkorting van Accounting Regulatory Committee (of regelgevend comité voor financiële verslaglegging)
4
Zie de voortgang op www.efrag.org (European Financial Reporting Advisory Group).
P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
Invoering van de IAS-/IFRS-normen in België A. Toepassing van de IAS/IFRS die in het Belgisch recht werden aangenomen De IAS-/IFRS-normen werden geleidelijk aan opgelegd aan bepaalde Belgische vennootschappen voor het opstellen van hun geconsolideerde rekeningen of hun statutaire rekeningen. IAS-/IFRS-normen : stand van zaken in België KB van 5 december 20045
Wie ? De kredietinstellingen en de niet-genoteerde beleggingsondernemingen Wat ? Opstellen van de geconsolideerde jaarrekening volgens de (door de EU aangenomen) IAS-/IFRS-normen Wanneer ? Vanaf het boekjaar dat begin op 1 januari 2006 Opmerking : Deze maatregel past binnen de zorg om de vergelijkbaarheid van de financiële informatie te waarborgen, meer bepaald om prudentiële redenen. De keuze om het besluit op 1 januari 2006 in werking te doen treden was ingegeven door het gebrek aan duidelijkheid over de aanvaarding van IAS 39 op het gebied van boeking en waardering van de financiële instrumenten, een bijzonder belangrijke norm voor de financiële sector.
KB van 18 januari 20056
Wie ? Elke consoliderende vennootschap Wat ? Mogelijkheid om de geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens de (door de EU aangenomen) IAS-/IFRS-standaarden Wanneer ? Vanaf het boekjaar dat begint op 1 januari 2005 of na die datum Opmerking : Een dergelijke beslissing is onherroepbaar en een onderneming die gebruik maakt van deze mogelijkheid moet het geheel van de IAS-/IFRS-standaarden toepassen zoals deze toepasbaar zijn in de Europese Unie.
KB van 27 september 20097
Wie ? Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen Wat ? Opstellen van de geconsolideerde jaarrekening volgens de (door de EU aangenomen) IAS-/IFRS-normen Wanneer ? Vanaf het boekjaar dat begint op 1 januari 2012 of na die datum.
KB van 7 december 20108
Wie ? vastgoedbevaks Wat ? Opstellen van de statutaire rekeningen volgens de (door de EU aangenomen IAS-/IFRS-normen) Wanneer ? Vanaf de boekjaren die aanvangen op 1 januari 2007 of na die datum. Opmerking : Wegens het ontbreken van elke hindernis die verband houdt met het belastingrecht (specifiek belastingstelsel van de vastgoedbevaks – art. 185bis WIB 1992). Deze toepassing van de IFRS-normen gebeurt echter door verwijzing naar het nationaal recht (artikel 77 van wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles) en niet door verwijzing naar artikel 5 van de Europese verordening 1606/2002 van 19 juli 2002, waardoor men ervan verzekerd is dat alle vastgoedbevaks, zowel voor hun balans als voor hun resultatenrekening, uniforme schema’s zullen gebruiken om hun statutaire rekeningen op te stellen. Vastgoedbevaks zijn wegens hun statuut van beursgenoteerde vennootschap al verplicht om hun geconsolideerde rekeningen volgens de IAS-/IFRS-normen op te stellen.
B. Toepassing van IAS-/IFRS-normen in het Belgisch recht via de omzetting van richtlijnen De gedeeltelijke toepassing van de IAS-/IFRS-normen of van de principes die ze bevatten, kan ook gebeuren via de omzetting van Europese richtlijnen die, bijvoorbeeld voor de interpretatie van de bepalingen die ze bevatten, verplicht verwijzen naar de IAS-/IFRS-normen. KB van 10 augustus 20099 – Omzetting van de richtlijn 2006/46/EG tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.
5
6 7
Koninklijk besluit van 5 december 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen (BS 28 december 2004). Koninklijk besluit van 18 januari 2005 houdende toepassing van de internationale boekhoudnormen (BS 9 februari 2005). Koninklijk besluit van 27 september 2009 op de geconsolideerde jaarrekening van de verzekeringsondernemingen en de herverzekeringsondernemingen (BS 7 oktober 2009).
4
Wie ? Alle vennootschappen die het volledig schema gebruiken. Wat ? Informatieverplichtingen over transacties met verbonden partijen buiten normale marktvoorwaarden. Hoe ? Verwijzing naar IAS 24 – Informatieverschaffing over verbonden partijen – die de begrippen verbonden partij en transactie tussen verbonden partijen omschrijft.
8 9
Koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks (BS 28 december 2010). Men kan ook de volgende adviezen raadplegen : 126/13 over de boekhoudkundige verwerking van de aankoop, het bezit en de realisatie van «VVPR’-strips», 138/5 over software en 126/12 over de boeking van uitzettingsvergoedingen betaald door de eigenaar en van de kost van werken ten laste van de verkoper, die respectievelijk zijn gepubliceerd in de Bulletins nr. 37, 35 en 30 van de CBN.
P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
Conclusie
C. Toepassing van IAS-/IFRS-normen via de adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen In de uitoefening van haar opdracht van boekhoudkundige normalisering maakt de Commissie voor Boekhoudkundige Normen soms gebruik van de IAS-/IFRS-boekhoudnormen. In dat verband kan worden verwezen naar het advies 178-1 met betrekking tot de jaarrekeningrechtelijke aspecten van de certificatie van aandelen van handelsvennootschappen, dat steunt op de IAS-normen (‘conceptual framework’ en IAS 39 over financiële instrumenten).10
Ondanks het feit dat het belang van de IAS-/IFRSnormen op wereldschaal toeneemt, heeft de Belgische wetgever tot nog toe een zeer afwachtende houding aangenomen ten aanzien van de toepassing van deze normen op de statutaire rekeningen van de handels- en industriële vennootschappen. De hoofdredenen hiervan zijn wellicht de altijd doorslaggevende invloed van het boekhoudrecht op het belastingrecht (vaststelling van de belastbare grondslag), de complexiteit van de internationale boekhoudstandaarden en het beleid van vereenvoudiging van de boekhoudkundige verplichtingen dat door de Europese overheden wordt gevoerd.
Advies CBN 178-1 – Advies met betrekking tot de jaarrekeningrechtelijke aspecten van de certificatie van aandelen van handelsvennootschappen Vraag : Leidt de certificatie tot de realisatie van de gecertificeerde aandelen en in voorkomend geval tot het uitdrukken van een resultaat ?
Ter herinnering : de certificatie van aandelen is een techniek die werd geregeld bij de wet van 15 juli 1998. Door de opsplitsing die ze mogelijk maakt tussen de patrimoniale aspecten van de effecten van een vennootschap en de daaraan verbonden stemrechten kan zij inzonderheid tot doel hebben de continuïteit van het management van een vennootschap te waarborgen. Principe : er is boekhoudkundige realisatie van een actief met het uitdrukken van een realisatieresultaat als de belangrijkste voordelen en risico’s van het actief definitief zijn overgedragen aan een derde, ongeacht het tijdstip van levering of van de eventuele overdracht van het eigendomsrecht. Verwijzing naar IAS 39 – Financiële instrumenten : boeking en waardering – die bepaalt : «An enterprise should derecognize a financial asset or a portion of a financial asset when, and only when, the enterprise loses control of the contractual rights that comprise the financial asset (or a portion of the financial asset). An enterprise loses such control if it realizes the rights to benefits specified in the contract, the right expire, or the enterprise surrenders those rights».
10 Men kan ook de volgende adviezen raadplegen : 126/13 over de boekhoudkundige verwerking van de aankoop, het bezit en de realisatie van «VVPR’-strips», 138/5 over software en 126/12 over de boeking van uitzettingsvergoedingen betaald door de eigenaar en van de kost van werken ten laste van de verkoper, die respectievelijk zijn gepubliceerd in de Bulletins nr. 37, 35 en 30 van de CBN.
Yvan STEMPNIERWSKY Maxime ROLAND Advocaten Loyens & Loeff Accounting Standards & Financial Reporting Team
Nieuw Sociaal Strafwetboek : vereenvoudiging, preventie en repressie 1. Inleiding
ke (opsluiting of strafrechtelijke boete) of administratieve (administratieve geldboeten) sancties.
Het sociaal strafrecht beoogt de bestraffing van, al dan niet opzettelijk, door de werknemers, werkgevers en onderworpenen aan het sociaalzekerheidsstelsel begane inbreuken op de regels van het arbeidsrecht en/of het sociaalzekerheidsrecht, door strafrechtelij5
De wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek en de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht (BS 1 juli 2010) zijn op 1 juli 2011 in werking getreden. P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
Het nieuwe wetboek is het resultaat van een lang hervormingsproces dat al in 1999 werd ingezet, toen de ondoeltreffendheid (niet-aangepaste en niet-toegepaste sancties, probleem van de wettigheid en de onnauwkeurigheid van de strafbaarstelling), het gebrek aan transparantie (toegankelijkheid en leesbaarheid van de her en der verspreide bepalingen) en het gebrek aan evenredigheid van de toepasselijke bepalingen werd opgemerkt. Een eerste stap in de richting van het onderscheid tussen strafrechtelijke overtredingen senso strictu en inbreuken op het sociaal strafrecht werd in 2006 gezet met de oprichting, binnen de correctionele kamers van de rechtbank van eerste aanleg, van een speciale kamer inzake fraude met betrekking tot het arbeidsrecht en het sociaalzekerheidsrecht (cf. wet van 3 december 2006). De wetgever had de bedoeling om het geheel van het wetgevend apparaat te vereenvoudigen en te codificeren, zodat inbreuken op het sociaal recht doeltreffend konden worden voorkomen en, zo niet, bestraft worden.
2. Bespreking van de grote lijnen van de hervorming 2.1. Codificatie De wetgever heeft ervoor gekozen om een exhaustieve lijst van inbreuken op het sociaal recht die onderhevig zijn aan een straf (strafrechtelijke boete of gevangenisstraf) of een administratieve geldboete, in één enkel wetboek op te nemen. Die
codificatie impliceert, in beginsel, de opheffing van de oude strafbepalingen en houdt voor de wetgever de verplichting in om de nieuwe overtredingen rechtstreeks in het nieuwe wetboek in te schrijven. Nochtans moeten twee belangrijke uitzonderingen worden aangestipt. Voor de volgende inbreuken blijven afzonderlijke strafbepalingen gelden : – inbreuken op het welzijn (code betreffende het welzijn op het werk en het ARAB); – overtredingen tegen bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten (art. 56 van de wet van 5 december 1968). De uitsluiting van deze twee materies heeft heel wat discussies en kritiek doen oplaaien. Het gebrek aan samenhang en duidelijkheid van sommige van deze bepalingen heeft trouwens al tot rechtszaken geleid.
2.2. Vereenvoudiging van de sancties De inbreuken werden heringedeeld per materie en naargelang het type van de beschermde belangen. Het wetboek voorziet aldus in vier sanctieniveaus : Bij de lezing van de bepalingen zal de bedachtzame lezer opmerken dat : – de administratieve geldboeten en de strafrechtelijke boeten thans onderworpen zijn aan de gewone opdeciemen (de in de tabel vermelde bedragen zijn al vastgesteld met inbegrip van de opdeciemen);
Niveau
Inbreuk
Sanctie
Voorbeelden
1
Lichte inbreuk
Administratieve geldboeten van € 55 tot € 550
Louter administratieve bepalingen
2
Van gemiddelde ernst
–
Ofwel een strafrechtelijke boete van € 275 tot € 2 750 Ofwel een administratieve geldboete van € 137,50 tot € 1 375
Bepalingen betreffende de arbeidsduur Niet-naleving van de rustdagen en de bouwsector Niet toegelaten inhoudingen op het loon
Ofwel een strafrechtelijke boete van € 550 tot € 5 500 Ofwel een administratieve geldboete van € 275 tot € 2 750 In sommige gevallen : exploitatieverbod (1 maand tot 3 jaar) of sluiting (1 maand tot 3 jaar)
Verboden terbeschikkingstelling, gebrek aan arbeidsongevallenverzekering Gebrek aan maatregelen ten behoeve van de zwangere werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, ten aanzien van de inschatting van de risico’s Deeltijdse arbeid
Ofwel een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar en/of een strafrechtelijke boete van € 3 300 tot € 33 000 Ofwel een administratieve geldboete van € 1 650 tot € 16 500 In sommige gevallen : exploitatieverbod (1 maand tot 3 jaar) of sluiting (1 maand tot 3 jaar)
Tewerkstelling van illegale werknemers Verhindering van het toezicht en de controle Kinderarbeid Dimona
– 3
Zware inbreuk
– – –
4
Zeer zware inbreuk
–
– –
6
P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
– de rechtbank moet overgaan tot ambtshalve veroordeling tot de ontdoken bedragen, wanneer niemand zich burgerlijke partij heeft gesteld; – wanneer, bij de uitspraak over de straf, nog geen uitspraak kan worden gedaan over het burgerrechtelijk aspect (de vergoeding van de geleden schade), de rechtbank haar beslissing daarover kan aanhouden.
2.3. Uitbreiding van de administratieve geldboeten Met het oog op de depenalisering van een gedeelte van het sociaal strafrecht, werd een systematische mogelijkheid ingevoerd om een strafrechtelijke sanctie te vervangen door een administratieve sanctie, zelfs voor inbreuken van de vierde graad. Daarenboven kunnen inbreuken van de eerste graad niet meer door het openbaar ministerie worden vervolgd, en zullen ze nog uitsluitend kunnen bestraft worden met een administratieve geldboete. Wanneer er moet gekozen worden tussen een strafrechtelijke boete of een administratieve geldboete (inbreuken van niveau 2 tot 4), beschikt het openbaar ministerie over een termijn van zes maanden vanaf de ontvangst van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk om te beslissen of tot administratieve dan wel strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan. Wanneer het openbaar ministerie binnen die termijn geen beslissing heeft genomen, kan de administratie de procedure voor het opleggen van administratieve geldboete opstarten. Het wetboek bepaalt trouwens dat, als de boete vermenigvuldigd wordt met het aantal betrokken werknemers, dit eveneens geldt voor de administratieve geldboete, maar de vermenigvuldigde geldboete mag niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.
2.4. Invoering van bijkomende sancties Eén van de bijzonderheden van het sociaal strafrecht is dat er, om aanleiding te kunnen geven tot een veroordeling, voor de meeste inbreuken geen moreel bestanddeel vereist is. Het wetboek wijkt niet af van dit beginsel, maar laat in bepaalde gevallen toe om bedrieglijke gedragingen en inbreuken uit onachtzaamheid of nalatigheid verschillend te bestraffen. Zonder er, in de meeste gevallen, een substantieel element van de overtreding van te maken (bv. gebruik van sociale gegevens van persoonlijke aard, onderwerping aan de sociale zeker7
heid der werknemers), betreft het een verzwarende omstandigheid die de straf verzwaart (bv. gebrek aan een jaarlijkse sociale balans, gebrek aan RSZaangifte).
2.5. Bevoegdheden van de sociaal inspecteurs11 De sociaal inspecteurs hebben de opdracht toezicht en controle uit te oefenen op de correcte toepassing van de sociale wetgeving, en dit zowel met een preventief als een repressief oogmerk. Zij hebben de bevoegdheid, maar niet de verplichting, om de vastgestelde inbreuk aan het Arbeidsauditoraat te melden. De bevoegdheid van de sociaal inspecteurs blijft grotendeels dezelfde als deze die door de vroegere wetten werd verleend. Merk evenwel op dat : – de procedure in geval van visitatie van de privéwoning werd gewijzigd; – het recht van toegang tot de informatiedragers werd versterkt; – vaststellingen door middel van beeldmateriaal thans bewijs opleveren tot bewijs van het tegendeel. Merk evenwel op dat een proces-verbaal van de sociale inspectie slechts bijzondere bewijskracht kan hebben, voor zover het binnen een termijn van 14 dagen, die aanvangt de dag na de vaststelling van de inbreuk, ter kennis wordt gebracht; – de werkgever beroep kan instellen tegen de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs. In geval van beslag, verzegeling en opsporings- en onderzoeksmaatregelen zijn de sociaal inspecteurs verplicht een geschreven vaststelling op te maken die, op straffe van nietigheid, verschillende vermeldingen moet bevatten. De werkgever die betrokken is bij een controle door de inspectie, wordt eraan herinnerd dat hij, net als voorheen, steeds het recht heeft om te zwijgen en zich te laten bijstaan door een raadsman. De bewijslast blijft op de inspectie berusten, zodat de werkgever zijn onschuld niet hoeft aan te tonen.
11 Een artikel over de bevoegdheden en plichten van de arbeidsinspectiediensten werd gepubliceerd in Pacioli nr. 326 (26 september – 9 oktober 2011).
P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2
3. Gevolgen van de inwerkingtreding van de wet
de nieuwe bepalingen moeten worden toegepast, indien de zaak nog niet definitief werd berecht.
De nieuwe codificatie zal waarschijnlijk leiden tot een feitelijke toename van de administratieve sancties, wanneer inbreuken worden vastgesteld. Sommige inbreuken worden strenger bestraft, andere worden volgens de classificatie van de toepasselijke sancties, minder streng behandeld. Het nieuwe wetboek en de wet van 2 juni 2010 zijn, zonder overgangsbepaling, op 1 juli 2011 in werking getreden, zodat : – de wijzigingen van de procedure onmiddellijk van toepassing zijn. Dit geldt ook voor het recht van beroep tegen bepaalde beslissingen van de sociale inspectie; – ook de regels betreffende de bewijslevering van onmiddellijke toepassing zijn, tenzij ze afbreuk doen aan de rechten van de verdediging. Dit betekent, in principe, dat de sociaal inspecteurs de nieuwe bepalingen inzake de bewijslevering door middel van het maken van beeldmateriaal niet kunnen toepassen op zaken die bij de inwerkingtreding van de wet al in behandeling waren; – de nieuwe strafrechtelijke en administratieve veroordelingen niet kunnen worden toegepast op inbreuken die vóór de inwerkingtreding van de wet werden begaan en bij de inwerkingtreding van de wet nog niet verjaard of definitief berecht waren, tenzij die bepalingen gunstiger zijn voor de beklaagde. Voor inbreuken waarvoor de wet in een lichtere sanctie voorziet, zullen derhalve
Het is nuttig te benadrukken dat de wet die in een minder strenge straf voorziet als de mildste wordt beschouwd (een criminele straf is zwaarder dan een correctionele straf, een gevangenisstraf wordt als zwaarder beschouwd dan een geldboete, enz.).
4. Conclusies Het Sociaal Strafwetboek heeft de verdienste dat het de hele wetgeving codificeert, met de belangrijke uitzondering evenwel van de wetgeving op het welzijn op het werk en op de collectieve arbeidsovereenkomsten. Niettegenstaande de verdiensten van het nagestreefde doel, namelijk een vereenvoudiging en een betere transparantie van de strafbepalingen, hopen we toch dat het preventief aspect de overhand zal hebben, ten einde een blinde en veralgemeende toepassing van de door de wet verscherpte administratieve sancties te vermijden. Nog een kleine suggestie : wij vinden dat de vervolgingsinstanties ook een prioritair belang moeten blijven hechten aan de toekenning van een termijn om zich in regel te stellen en aan de bijstand bij het doorgronden van een steeds complexere en her en der verspreide wetgeving.
Gaëlle JACQUEMART en Michel STRONGYLOS Elegis-Hannequart & Rasir
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 335 B I B F - I P C F / 20 f eb r u a r i - 4 m a art 2 0 1 2