iedereen behalve jij
Met dank aan A en S, zonder wier vergissing dit boek niet tot stand was gekomen.
Katarina von Bredow
Iedereen behalve jij Vertaling: Femke Blekkingh-Muller
Lemniscaat
Rotterdam
Deze uitgave is mede tot stand gekomen door financiële ondersteuning van de Swedish Arts Council. De vertaler ontving voor deze vertaling een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds.
© Nederlandse vertaling: Femke Blekkingh-Muller 2012 Omslag: Marc Suvaal, Lemniscaat Nederlandse rechten Lemniscaat b.v. Rotterdam 2012 isbn 978 90 477 0446 1 Tekst © Katarina von Bredow 2009 Oorspronkelijke titel: Bara inte du First published by Rabén & Sjögren Bokförlag, Sweden, in 2009 Published by arrangements with Norstedts Agency Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Druk en bindwerk: HooibergHaasbeek, Meppel Dit boek is gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt en verouderingsbestendig papier en geproduceerd in de Benelux waardoor onnodig milieuverontreinigend transport is vermeden.
‘Wil je de deur openhouden?’ zegt Ellinor geïrriteerd. ‘Au, mijn vingers!’ ‘Zat je ertussen?’ vraagt Markus. ‘Wat denk je zelf, flapdrol?’ Ik loop er snel naartoe en trek de zware buitendeur helemaal open, zodat Markus en Ellinor mijn oude, versleten bureau naar binnen kunnen sjouwen. Misschien had ik eigenlijk beter een nieuw bureau kunnen kopen, maar er is al zoveel nieuw. Nieuwe baan, nieuw huis… Allemaal goede dingen natuurlijk, maar wel nieuw. ‘Had je geen flat met een lift kunnen uitkiezen?’ hijgt Ellinor. Het trappenhuis ruikt vaag naar schoonmaakmiddel en eten. Het is bijna vijf uur en we zijn al de hele dag aan het sjouwen met meubels, tassen en dozen. Ik dacht dat ik niet zoveel spullen had, maar toen mijn vrienden vanochtend kwamen om te helpen verhuizen, kreeg ik al snel in de gaten dat ik me vergist had. Arman schudde zijn hoofd, zuchtte demonstratief en vertrok naar het benzinestation om een aanhangwagen te huren. ‘Niet zeuren,’ zegt Markus, ‘we zijn bijna klaar. Emma heeft echt zoveel geluk gehad dat ze dit appartement kon krijgen!’ Ik knik. ‘Ja, echt. En ik vind het superlief dat jullie me helpen!’ Arman trekt de voordeur open en steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Die parkeertroela komt eraan! Kunnen we de rest er snel uitgooien? Dan kan ik de auto wegzetten.’ We zetten het bureau onder aan de trap en lopen weer naar buiten. Het regent zachtjes, nog een reden om op te schieten.
5
Een spiegel, twee dozen met boeken, een staande lamp en een tas met mijn dekbed en kussens erin, dat is alles wat er nog over is. Arman speelt zenuwachtig met de autosleutels en kijkt de straat door. Een vrouw in een blauw uniform komt langzaam onze kant op lopen terwijl ze iedere auto onderzoekend opneemt en in haar boekje schrijft. ‘Je mag hier vast wel staan als je aan het laden en lossen bent,’ zeg ik om hem gerust te stellen, terwijl ik de tas en de lamp naar binnen sjouw. Arman schudt zijn hoofd. ‘Ik ken dat mens. Ze heeft een hekel aan mij.’ Markus kijkt hem aan. ‘Als je nou even helpt, gaat het sneller, had je daar al aan gedacht?’ Arman haalt zijn schouders op. ‘Zonder mijn auto zou het allemaal een stuk langzamer zijn gegaan, hoor,’ zegt hij. ‘Als wij hier samen spullen gaan lopen tillen, zou iemand wel eens kunnen denken dat ik jou ken!’ Markus tilt een van de dozen met boeken uit de aanhanger, zet hem met een doffe klap op het trottoir en strekt zijn rug. ‘Dus jij kent mij niet?’ ‘Iemand die zulke idiote kleren draagt, ken ik niet, nee.’ ‘Hou nou eens op met dat geruzie en zorg liever dat we die spullen binnen krijgen!’ snauwt Ellinor. Zij en ik tillen de tweede doos met boeken tussen ons in naar binnen. Hij is zwaar en het karton snijdt in je vingers. Het komt vooral door de vermoeidheid dat Ellinor zo boos klinkt. Markus en Arman zijn altijd aan het harrewarren, dat hoort er gewoon bij. Ze zijn zo verschillend als twee mensen maar kunnen zijn, dus het zou raar zijn als het niet een beetje irritatie gaf als ze bij elkaar zijn. Markus draagt de spiegel naar binnen en zet hem tegen het bureau.
6
‘Jammer dat Adrian geen vrij kon krijgen,’ zucht Ellinor. ‘Maar hij regelt de wijn voor vanavond,’ zeg ik. ‘We moeten toch een soort van housewarming houden.’ Als ik daaraan denk, werp ik weer een blik op mijn horloge, ook al heb ik net ook al geconstateerd dat het bijna vijf uur is. Ik heb tegen iedereen gezegd dat ze om een uur of zeven konden komen en boven in het appartement is het nog een totale chaos. ‘Mag ik Rosie meenemen?’ vraagt Arman voordat hij in zijn donkerrode Audi stapt. ‘Natuurlijk,’ antwoord ik. ‘Leuk. Bedankt! Tot straks!’ Arman knikt en trekt het autoportier dicht. Als we het bureau, de spiegel, de dozen, de lamp en de tas de vier trappen op hebben gezeuld en in het halletje hebben gezet, drinken we met z’n drieën een grote fles mineraalwater leeg en hijgen we even uit. Markus doet zijn gehaakte baret en zijn sjaal van groene glitterstof af en laat zich uitgeput op mijn bed vallen. Dat is voorlopig nog het enige wat op z’n plek staat. ‘Wat ben je toch een slappeling!’ plaagt Ellinor. ‘Al mijn kracht zit in mijn hoofd,’ zegt Markus. ‘Ik heb een typisch intellectuele lichaamsbouw.’ ‘Je ziet eruit als een hippie, wat is daar nou voor intellectueels aan?’ vraagt Ellinor. ‘Ik zie er helemaal niet uit als een hippie,’ protesteert Markus. ‘Ik zie eruit als mezelf, Markus Oskarsson.’ Ik ga op een stoel zitten en bekijk hem eens goed, zoals hij daar op mijn bed ligt. Een lange, magere figuur in een mosgroene tuniek met gouden borduursels langs de zoom en een spijkerbroek met wijde pijpen waar hij allerlei lapjes op heeft genaaid die een vreemdsoortige race over zijn ene been lijken te houden. ‘Je bent inderdaad wel een beetje apart,’ zeg ik, ‘maar toch hou ik van je.’ Hij glimlacht. ‘Ik ook van jou, Em!’
7
We bedoelen het niet zo. Niet zoals het klinkt. Markus is mijn allerbeste vriend. Al een eeuwigheid. Of in ieder geval sinds we samen op het kinderdagverblijf zaten. Niemand weet zoveel over mij als hij. En ik denk niet dat er iemand bestaat die Markus zo goed kent als ik. ‘Jullie zijn allebei best apart,’ zegt Ellinor. ‘In welke doos zit het serviesgoed?’ Ik knik naar de doos die bij het raam staat en Ellinor neemt hem mee naar de keuken, die bestaat uit een aanrecht, een fornuis, een werkblad en bovenkastjes. De keuken is door een bar gescheiden van de rest van de ruimte. Ellinor begint borden en glazen uit te pakken. Opeens ben ik zo ontzettend blij dat ik gewoon even een pirouette moet maken midden in de kamer. ‘Mijn huis!’ juich ik. ‘Van mij, van mij, van mij!’ Ellinor lacht en strijkt haar lange blonde haar uit haar gezicht. ‘Ja, ja…’ Ik verplaats een paar dozen en zet de tafel en de stoelen voor het raam. Dan stop ik snel mijn kleren en linnengoed in de kasten en vouw de verhuisdozen op. Het is net of het appartement om me heen groeit naarmate er meer dozen verdwijnen. Onder een stapel handdoeken vind ik de dunne, gebroken witte gordijnen die ik een paar weken geleden uit mijn moeders overvolle kast heb gekozen. Ze zijn een beetje gekreukt, maar dat maakt niet uit. Ik trek aan een van Markus’ wijde broekspijpen. ‘Help eens even! We moeten deze ophangen voordat iedereen komt!’ Markus staat met een van pijn vertrokken gezicht op van mijn bed. ‘Mijn rug is zowat gebroken! Maar vooruit. Zet me maar weer aan het werk.’ ‘De schroevendraaier ligt in de hal.’ Terwijl Markus en ik goochelen met wandhouders en gordijnroedes komt Adrian binnen met in elke hand een rinkelende plastic tas. Hij kust Ellinor op haar mond en geeft de tassen aan mij.
8
‘Jemig, hoeveel heb je wel niet gekocht?’ vraag ik als ik ze van hem overneem. ‘Zes flessen. Drie rood en drie wit. Ik was vergeten te vragen met hoeveel we zijn.’ ‘Je had toch kunnen sms’en!’ ‘Mijn batterij was leeg. Maar het maakt toch niet uit? Als er overblijft, kun je het voor een andere keer bewaren.’ Ik zet de plastic zakken neer en pak mijn tas. ‘Ja, natuurlijk, ik weet alleen niet of ik zoveel geld heb…’ Adrian maakt een afwerend gebaar. ‘De wijn is ons verjaardags- en verhuiscadeau!’ zegt hij. ‘Toch, Elli?’ Ellinor kijkt hem aan. ‘Ja hoor,’ zegt ze, net een halve seconde te laat. ‘Ja, natuurlijk.’ Ik zie duidelijk dat ze het een beetje een overdreven cadeau vindt. Niet dat ze gierig is, maar met haar studiefinanciering en Adrians salaris hebben ze het niet breed. ‘Ik neem twee rode en twee witte,’ zeg ik snel. ‘Dan kunnen jullie de andere twee flessen mee naar huis nemen.’ ‘Laten we er niet moeilijk over doen,’ zegt Adrian rustig. ‘Het is niet eens zeker dat er iets overblijft.’ Hij haalt zijn hand door zijn dikke, donkere haar en kijkt rond. ‘Jezus, wat is het hier mooi!’ zegt hij. ‘Voelt het goed?’ Ik ontmoet zijn blik. Hij heeft heel mooie ogen. Bruingroen, de ogen van een boswezen. Hij is trouwens sowieso knap. Ik snap best dat veel meisjes jaloers zijn op Ellinor, maar dat is zinloos. Zij en Adrian hebben al vanaf de derde verkering en een halfjaar geleden zijn ze echt gaan samenwonen. Knappe Adrian en mooie Ellinor. Net als dat de zon iedere morgen opkomt of dat je nat wordt als je in het water valt: vanzelfsprekend. ‘Het voelt geweldig,’ beantwoord ik zijn vraag en ik maak vlug mijn blik los van de zijne. Die bruingroene ogen maken me soms verlegen. Hij kan je zo intens aankijken, niet vluchtig en met heen en weer schieten-
9
de ogen, zoals de meeste andere jongens. Markus houdt natuurlijk ook wel eens mijn blik vast, als we woordeloos iets delen waar niemand anders iets vanaf weet, maar dat is heel anders. Zijn blik kan ik vasthouden zolang ik wil. Daar word ik alleen maar blij en rustig van. ‘Wat kan ik doen?’ vraagt Adrian. Ik probeer de situatie te overzien. Wat kunnen we doen om te zorgen dat het er wat bewoonder uitziet? ‘Boeken uitpakken misschien?’ stel ik voor. ‘Graag.’ We zetten samen de drie boekenkasten tegen de muur en Adrian begint ze meteen te vullen. Markus maakt met handige vingers de ringen vast aan de gordijnen. Hij is goed in alles wat met stof te maken heeft. Als ik iets veranderd wil hebben aan een kledingstuk, heeft hij het zo voor elkaar. ‘Wat gaan jullie morgen nou uiteindelijk doen?’ vraagt Markus terwijl hij het eerste gordijn over de zwarte gordijnroede schuift. Ik haal mijn schouders op. ‘Hetzelfde als altijd, denk ik. Familiefeestjes zijn niet echt mijn ding.’ ‘Maar je moeder komt dus wel?’ ‘Hm-m. Al wil ik eigenlijk liever niet dat ze komt. Ik zou het liever eerst met mijn vader vieren en daarna met mijn moeder en Edwin bij haar thuis. Dan hoef ik niet de hele tijd rekening te houden met iedereen.’ ‘Zeg dat dan gewoon tegen ze!’ ‘Dat heb ik gedaan. Maar ze vinden dat je “als normale mensen met elkaar om moet kunnen gaan”. Of dat vindt mijn moeder in ieder geval. En mijn vader doet altijd wat zij zegt.’ Markus schudt zijn hoofd. ‘Maar het is toch belachelijk dat jouw twintigste verjaardag een lange, vervelende dag wordt?’ ‘Ach, het zal wel gaan. Morgenavond is het weer voorbij.’ ‘Niets gaat voorbij,’ zegt Markus. ‘Alles wat gebeurt blijft,
10
het is in de geschiedenis gekerfd. Je moet er forever mee dealen.’ Ik lach. ‘Jij denkt te veel na! Wat gebeurd is, is gebeurd en weg. Daarom kent taal verleden tijd.’ ‘De verleden tijd zegt alleen maar in welk tijdvak een gebeurtenis plaatsvindt,’ legt Markus snel uit. ‘Tijd is beweging. Het verleden bestaat in een bepaald opzicht meer dan het nu.’ Ellinor, die bij de keukenkastjes staat, kijkt om. ‘Hou nou maar weer op! Anders gaan jullie de hele avond door!’ Het lukt ons op de een of andere manier toch om het echt gezellig te krijgen voordat het zeven uur is. Adrian heeft de verhuisdozen die nog niet uitgepakt zijn opgestapeld in een hoek en mijn kleren zijn weliswaar heel slordig in de kasten gepropt, maar dat zie je niet als de kasten dicht zijn. Ik ga naar de pizzeria op de hoek en haal twee familiepizza’s, die Ellinor meteen in lekkere, sappige punten snijdt. Adrian maakt de wijnflessen open en zet de glazen die ik vorige week op de rommelmarkt heb gekocht neer. Markus en ik doen de sla in een schaal. We zijn net klaar met alles als er wordt aangebeld. Arman en Rosie staan voor de deur. ‘Wow, wat hebben jullie het mooi gemaakt!’ zegt Arman. Rosie maakt haar glanzende zwarte haar los voor de spiegel in het halletje. Als ze buiten is, draagt ze altijd een hoofddoek, maar als ze ergens binnenkomt, doet ze die af alsof het een jas is, of een ander kledingstuk dat je alleen buiten draagt. Ik heb haar een keer gevraagd hoe dat te rijmen is met wat moslims altijd zeggen: dat een vrouw een diamant is die je niet zomaar aan iedereen mag laten zien. ‘Maar jullie zijn toch niet “zomaar iedereen”, jullie zijn mijn vrienden!’ zei ze toen. En dat was oké. Ik heb de indruk dat ze haar geloof behoorlijk goed heeft weten aan te passen aan haar eigen wensen. ‘Gefeliciteerd,’ zegt Rosie als ze de kamer binnenkomt, en ze geeft me een cadeautje dat is ingepakt in glanzend blauw papier met een wit lint eromheen.
11
Er zit een zilveren ketting in met een glimmende, gladde blauwe aquamarijn eraan. ‘Bijna dezelfde kleur als jouw ogen,’ zegt ze. ‘Helderblauw, zoals de zee op een zomerochtend.’ Rosie brengt overal waar ze komt vrolijkheid mee. Ik omhels haar stevig. ‘Ik vind hem echt heel mooi, dankjewel!’ ‘Hij is ook van mij,’ zegt Arman. ‘Nog niet, broertje!’ protesteert Rosie. ‘Ik krijg nog geld van je.’ ‘Ja, ja, schreeuw het maar in het rond, dan kan de hele wereld het horen,’ moppert Arman. Tilde en Sofie hebben ook cadeautjes meegebracht. Van Tilde krijg ik een blauwe glazen kandelaar en van Sofie een Chinese theepot die ze in een tweedehandswinkel heeft gekocht. Vlak daarna komen Johan en Fredrik binnen met een afschuwelijke glitterwekker in felle kleuren. ‘We dachten dat je wel een mooie klok kon gebruiken nu je vader je niet meer komt wekken ’s morgens,’ grijnst Johan. ‘En je kunt er ook naar kijken als Markus er niet is en je hem mist,’ voegt Fredrik eraan toe. ‘Ontzettend grappig,’ bromt Markus achter me. Maar ik lach naar Fredrik. Het is best een béétje grappig. Eigenlijk hoort Fredrik niet bij ons vaste groepje, maar Tilde had me zo ongeveer gesmeekt of ik hem ook wilde uitnodigen zodat zij de kans zou krijgen om met hem te praten, en omdat hij en Johan ook samen trainen, vond ik het prima. Even later heeft iedereen een plekje gevonden om te zitten, op de bank, aan de tafel of op mijn bed, en we eten pizza en drinken wijn. Arman drinkt mineraalwater en kijkt boos naar Rosie, die een glas rode wijn voor zichzelf inschenkt, maar zij grijnst gewoon naar hem. ‘Een enkel keertje kan toch niet zo vreselijk zijn,’ zegt ze. ‘Er zijn mensen die veel ergere dingen doen.’
12
‘Tot je achttiende ben ik verantwoordelijk voor je,’ zegt Arman. Rosie spreidt haar armen. ‘Dus als ik nog een paar weken wacht met wijn drinken is het geen probleem?’ Arman haalt zijn schouders op. ‘Wil je soms stinkend naar alcohol thuiskomen?’ Rosie neemt onbezorgd een slok uit haar glas en zet het daarna op het lage tafeltje voor de bank. Arman zegt er niets meer over. Na een poosje komt de stemming er lekker in. Er wordt gepraat en gelachen. Ellinor wil muziek en Adrian koppelt mijn boxen aan de computer, die ik snel op de computertafel naast de stapel dozen heb gezet. ‘Doe een gouwe ouwe,’ zegt Ellinor. ‘Elton John of zo.’ Ik zit in mijn draaistoel en heb mijn benen onder me opgetrokken. Het gepraat in de kamer vermengt zich met muziek en gelach. Mijn blik glijdt langzaam van de een naar de ander en ik voel hoeveel ik van ze hou. Mijn vrienden. Een paar nieuwe en veel oude. Sofie ken ik eigenlijk pas een paar weken. Ze werkt in Café Miranda, waar ik sinds twee maanden ook een baan heb. Ze had me daarvoor natuurlijk wel eens koffie gebracht, maar ik had nog nooit echt met haar gepraat. Toch voelt het al helemaal goed dat ze hier zit, te midden van mijn oude vriendengroep. Bovendien is ze een vriendin van Tilde, die dezelfde vakken volgde als ik in de bovenbouw. Tilde is lang en dun en beweegt een beetje slungelig, alsof iemand is vergeten om haar goed in elkaar te schroeven en alles een beetje loszit. Dat wordt extra duidelijk als je haar en Sofie samen in de stad tegenkomt, want Sofie is klein en schattig en beweegt zo precies en weloverwogen dat je zou kunnen denken dat ze iedere stap die ze zet van tevoren heeft uitgedacht. Met Arman, Rosie, Johan, Ellinor en Adrian ben ik bevriend sinds het begin van de middelbare school. Met Arman heb ik
13
een tijdje verkering gehad in de derde. Hij kwam bij ons in de klas in de tweede helft van de tweede en zorgde er met zijn donkere ogen en zijn zelfverzekerde houding voor dat ik me helemaal raar voelde vanbinnen. Een halfjaar later kregen we verkering op een feest van Ellinor. Maar dat duurde maar een paar weken. Het ging eigenlijk vanzelf over en veranderde in vriendschap. Ik mag hem nog steeds graag, ik houd van zijn kracht en eerlijkheid. En zijn trouw. Hij hoort erbij. En zijn jongere zusje Rosie ook. Johan was eerst eigenlijk vooral een vriend van Markus, zoals Ellinor mijn vriendin was. Maar net als bij een oud, trouw echtpaar zijn onze eigen vrienden gemeenschappelijke vrienden geworden. Adrian kwam natuurlijk bij de vriendengroep toen hij iets met Ellinor kreeg. Maar hij heeft de gave dat hij met iedereen goed kan opschieten. Soms vraag ik me af of hij wel echt iemand dichtbij laat komen. Hij heeft iets onbenaderbaars, alsof er onder zijn schil van charme en luchtigheid een geheime kern verborgen zit, maar misschien geldt dat wel voor ons allemaal. Misschien zijn we allemaal eenzaam, zit ergens diep vanbinnen iets wat we niet kunnen delen. De enige in de kamer die een beetje vreemd voelt, is Fredrik. Hij is eerder een ‘kennis’ dan een vriend. Maar zoals ik al zei, hij is het trainingsmaatje van Johan, en Tilde heeft een stevig oogje op hem, dus deze avond mag hij bij de groep horen en onderdeel uitmaken van ons geklets. Tegen elf uur is de wijn op. Adrian lacht. ‘Zie je wel dat het snel ging!’ zegt hij tegen mij. Markus gaat naar het benzinestation om een paar flessen frisdrank te halen en iedereen gaat vrolijk over op fris. Johan zet dj Masons Exceeder op en Tilde pikt snel zijn plekje naast Fredrik in. Ik ben lekker moe van het verhuizen en ik voel me rustig en blij. Dan gebeurt het. Ik bedoel, misschien is dat eigenlijk het
14
moment waarop alles is begonnen. Nee, waarschijnlijk niet, maar het is wel het moment waarop alles wat onder de oppervlakte zat langzaam boven komt drijven en zichtbaar wordt. Markus heeft net een warme glimlach mijn kant op gestuurd omdat hij ziet hoe ontzettend tevreden ik ben en Ellinor heeft net de witblonde haarlok uit haar gezicht gestreken en een slok uit haar glas genomen. ‘Jongens,’ roept Adrian opeens. ‘Ik móét het gewoon vertellen!’ Degenen die het dichtst bij hem zitten, kijken hem nieuwsgierig aan. ‘Wat?’ Hij lacht breed. ‘Ik wilde wachten tot ik hem echt had, maar ik kan het niet voor me houden…’ ‘Waar heb je het over?’ vraagt Markus. ‘De Suzuki,’ zegt Adrian. ‘Ik heb hem gekocht!’ Ellinor draait zich verbaasd naar hem om. ‘Die motor! Heb je hem gekócht? Ben je gek geworden?’ Adrian lacht. ‘Dat weet ik niet, maar ik heb het wel gedaan! Ik heb vanmiddag het koopcontract getekend. En ik ben er zó blij mee dat ik het niet langer voor me kan houden!’ ‘Maar zoiets kun je toch niet doen zonder eerst met mij te overleggen,’ zegt Ellinor geschokt. ‘Het is toch óns geld, of niet soms?’ Het gepraat stopt en de sfeer slaat om in een pijnlijke, bedrukte stilte. Veel stelletjes ruziën regelmatig met elkaar, maar Ellinor en Adrian doen dat nooit. Zij zijn een voorbeeld voor anderen. Ze hebben een ideale relatie, iedereen wil zijn zoals zij. Als zij ruzie hebben, is het net of je te horen krijgt dat God niet bestaat. Als ik in God had geloofd natuurlijk. Wat niet het geval is. Maar toch. Adrian draait zich ongemakkelijk weg van Ellinors beschuldigende blik en de abrupt veranderde sfeer in de kamer. Hij laat
15
zijn stem zakken. ‘Ik heb een lening afgesloten en die betaal ik af van mijn eigen salaris, dat snap je toch wel? Er blijft echt genoeg over voor de gemeenschappelijke uitgaven.’ ‘Maar we hadden toch afgesproken dat we een auto zouden kopen,’ zegt Ellinor op dezelfde zachte toon. ‘Jíj wilde een auto kopen.’ ‘Jíj hebt gezegd dat je in óns wilde investeren. Een motor kopen is in jóú investeren.’ Het maakt niet meer uit dat ze zacht praten, want niemand anders praat nog en de muziek staat alleen maar aan als achtergrondgeluid. Ellinor laat haar ogen langs alle vrienden gaan en iedereen slaat vlug zijn blik neer. Iemand schraapt verlegen zijn keel. ‘We hebben het er nog wel over,’ zegt ze dan. Adrian knikt. Als iemand al van plan was geweest om Adrian enthousiast te feliciteren met de aankoop van de motor, dan is dat nu definitief van de baan. Na een poosje klinken de stemmen weer door elkaar in de kamer, maar de sfeer is blijvend veranderd. Even na twaalf uur gaan Arman en Rosie naar huis en vlak daarna de anderen ook. Alleen Markus blijft. Hij gaapt luid. ‘Ik ben doodmoe,’ zegt hij. ‘Mag ik blijven slapen?’ ‘Natuurlijk,’ zeg ik. ‘Maar als je snurkt schop ik je mijn bed uit.’ Hij trekt zijn spijkerbroek en zijn tuniek uit en kruipt onder het dekbed aan de ene kant van mijn één meter twintig brede bed, dat we eerder op de dag met zoveel moeite alle trappen op hebben gezeuld. Voordat ik zelfs maar naar de badkamer kan gaan om mijn tanden te poetsen, lijkt hij al diep in slaap. Ik lig nog een poosje wakker en denk aan Elli en Adrian. Ik probeer in te schatten hoe serieus dit is. Ik moet haar morgen bellen.
16
Ellinor klinkt vermoeid maar wel beheerst als ik haar om een uur of elf ’s ochtends aan de telefoon heb. Adrian is weg, dus ze kan vrijuit praten. ‘Het komt wel weer goed,’ zegt ze. ‘Maar ik kan gewoon niet begrijpen dat hij het heeft gedáán. Hij brengt inderdaad meer geld binnen dan ik, maar toch… We delen alles samen.’ ‘Misschien dacht hij dat jij het ook leuk zou vinden,’ zeg ik. ‘Ik bedoel, soms heb je dat gewoon. Dat je denkt dat iedereen iets leuk zal vinden omdat je het zelf leuk vindt. Dan laat je je gewoon meeslepen door je eigen blijdschap.’ ‘Hm-m,’ zucht Ellinor. ‘Natuurlijk. Dat geldt zeker voor Adrian. En dat is ook schattig en charmant als je hem net kent, maar als je samenwoont, moet je toch proberen om een beetje rekening met elkaar te houden? Dan moet je investeren in gemeenschappelijke dingen, bedoel ik.’ ‘Natuurlijk. Maar nu moet ik me omkleden, ik ga naar mijn vader. Bel je als er iets is?’ ‘Ja hoor… O, shit, door al dat gedoe was ik helemaal vergeten dat je vandaag jarig bent! Gefeliciteerd, Emma!’ ‘Jullie hebben me gisteren toch allemaal al gefeliciteerd!’ zeg ik. ‘Dat was gewoon mijn echte verjaardag.’ ’s Middags fiets ik door de stad naar Solåsarna, waar het vrijstaande jarenzestighuis staat waar ik tot gisterochtend heb gewoond. Het voelt heerlijk, maar tegelijkertijd ook een beetje raar om het huis uit te zijn. Ik ben benieuwd of mijn vader het huis gaat verkopen nu hij er helemaal alleen woont. Niet dat het heel groot is, maar het lijkt me toch te groot voor één persoon, en hij houdt ook niet echt van tuinieren, al doet hij het zo nu en dan omdat het moet. 17
Mijn vader ziet me aankomen door het raam en komt nog voordat ik goed en wel mijn fiets heb weggezet naar buiten. Hij geeft me een zorgvuldig ingepakt cadeau. Ik zie een ondeugende schittering in zijn ogen. Wat zou hij hebben bedacht? ‘Gefeliciteerd, schat!’ zegt hij. Ik pak het cadeau aan en omhels hem met mijn vrije arm. ‘Dankjewel. Heb je me gemist?’ ‘Ja, eigenlijk best wel. Het voelde vreemd leeg vannacht. Hoe was het om alleen in je eerste eigen huis te slapen?’ ‘Ik was niet alleen. Markus bleef slapen.’ Het cadeau is rechthoekig en ik schat dat het ruim een kilo weegt. Ik voel er nieuwsgierig aan. ‘Wat is het?’ Mijn vader lacht. ‘Kijk zelf maar. Je wordt maar één keer twintig.’ ‘Je wordt ook maar één keer zesendertig,’ zeg ik terwijl ik het glanzende, gekrulde lint eraf peuter. ‘Of vijfendertig, of een andere onbelangrijke leeftijd.’ ‘Twintig worden is bijzonder. Het is eigenlijk je eerste volwassen verjaardag.’ ‘Dus dit is een heel volwassen cadeau?’ ‘Misschien.’ Als ik het papier eraf scheur, maakt hij even een beweging, een reflex, alsof hij me wil helpen. Alsof hij vindt dat het niet snel genoeg gaat. Maar dan heb ik het papier eraf en kijk verbaasd naar de zwarte doos met het plaatje van de mooie Nikon-camera erop. Even schiet door mijn hoofd dat dit natuurlijk alleen maar de doos is en dat er iets heel anders in zit, dat hij misschien zo’n doos heeft gebruikt om zijn cadeau in te verpakken. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is écht de camera waar ik van droomde! Ik heb er zo vaak naar staan kijken en de prijzen vergeleken bij verschillende elektronicawinkels. Hij kost overal meer dan tienduizend kronen. Ik had net zo goed de maan kunnen vragen.
18
Mijn vader kijkt een beetje verlegen terug als ik hem aankijk. Hij strijkt met zijn hand over zijn hoofd, daar waar zijn haar al dunner begint te worden, en hij lacht even. Als hij heel erg tevreden over iets is, heeft hij een speciale, bijna geluidloze lach, die hem als het ware lijkt te ontglippen. ‘Die wilde je toch?’ ‘Ja, maar, jazeker… Ja, dit is hem. Maar hoe heb je dat in godsnaam kunnen betalen?’ ‘Ik leg iedere maand wat opzij voor bijzondere gelegenheden.’ ‘Dat weet ik, maar ik dacht dat je daarvan op vakantie zou gaan, dat zei je toch?’ ‘Dat doe ik een andere keer. Ben je er niet blij mee?’ Ik leg de camera even weg en omhels hem stevig. ‘Ja! Natuurlijk ben ik er blij mee! Ontzettend bedankt, lieve pappa! Ik was alleen totaal overdonderd…’ Ik ben zo blij dat ik bijna moet huilen. Ongeduldig haal ik de lens uit de verpakking en draai hem op de camera. Dan doe ik de batterij in de oplader en zet die op het aanrecht in de keuken. Ik houd mijn wijsvinger op de ontspanner en verlang ernaar om hem zachtjes tot halverwege in te drukken, het onderwerp van de foto in het midden, te kijken hoe hij scherpstelt, het beeld dan opnieuw te arrangeren in de zoeker en vervolgens het knopje helemaal in te drukken. Om dat heerlijke geluid te horen als de camera het beeld vangt, als het moment bevriest en blijvend wordt. Een paar minuten lang ben ik helemaal vergeten dat ik als een berg tegen deze dag opzag. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo gelukkig ben geweest met een cadeau. Maar de knoop in mijn buik komt terug als ik mijn vader naar buiten zie komen met een tafelkleed en borden en hij de tafel op het terras begint te dekken voor het familie-etentje. Hij knipt een paar donkerrode rozen af uit de border naast het huis en zet ze in de kristallen vaas van oma. Ik heb die rozen altijd prachtig gevonden. Ze rui-
19
ken zwaar en zoet, een geur die je helemaal vult, maar de doorns zijn hard en vlijmscherp, dus het is geen pretje om ze te plukken. ‘Ik heb van die kant-en-klare lasagne gekocht bij de traiteur,’ zegt mijn vader terwijl hij servetten met een groen patroon in de glazen zet. ‘Dan krijg ik tenminste geen klachten over het eten.’ ‘Je kan goed koken,’ zeg ik. ‘Zij vindt van niet.’ ‘Het is toch niet háár verjaardag! Ze moet maar gewoon eten wat de pot schaft.’ Mijn vader werpt me een ongeruste blik toe. ‘We gaan er een gezellige dag van maken, hoor,’ zegt hij. ‘We moeten het samen doen.’ Ik denk aan de camera en slik mijn woorden in. Probeer te glimlachen. ‘Het zal vast wel goed gaan.’ Mijn vader glimlacht terug en neemt een hap lucht, hij wil iets zeggen. Precies op dat moment draait mijn moeders metallicblauwe Citroën de oprit op en stopt naast mijn vaders oude Passat. Mijn vader laat zijn adem weer ontsnappen. ‘Nou,’ zegt hij dan. ‘Daar zijn ze.’ Edwin stapt als eerste uit. Hij draagt een zwarte spijkerbroek en een bordeauxrood overhemd. Zijn haar is halflang en achterovergekamd in de kakkerstijl die hij zich het afgelopen jaar heeft aangemeten. Zijn schouders zijn breder geworden sinds hij regelmatig naar de sportschool gaat en hij heeft een stralend witte glimlach in een bruinverbrand gezicht. ‘Hoi, knapperd!’ zeg ik terwijl we elkaar omhelzen. ‘Wat ben je bruin!’ ‘Allemaal nep. De zonnebank in de sportschool. Gefeliciteerd met je verjaardag, zus!’ ‘Bedankt.’ Edwins bijdrage aan de stroom cadeautjes bestaat uit drie cd’tjes met muziek die hij heeft gedownload.
20
‘Ik heb een beetje een mix gemaakt van van die softe shit,’ zegt hij. ‘Van die muziek waar jij van houdt.’ Mijn moeder draagt een turquoise mantelpakje met een witte blouse en witte schoenen. Een bijpassend diadeem houdt haar blonde, licht krullende haar op zijn plek en ze heeft bruinroze lippenstift op. Ze ziet er fris uit. ‘Lieveling!’ roept ze als ze mij ziet. Als ze over het tuinpad loopt, blijft ze met haar hak vastzitten tussen de tegels. ‘O, Niels!’ roept ze verontwaardigd terwijl ze blijft staan, haar schoen lostrekt en hem bekijkt. ‘Heb je nou nóg niets aan die stenen gedaan?’ ‘Ik vergeet het steeds,’ zegt mijn vader. ‘Ik loop nooit op hoge hakken.’ ‘Dit zijn geen hoge hakken!’ protesteert ze. ‘Dit is een doodgewone, normale hak. Het komt doordat jij jezelf nooit ergens toe kan zetten. O jee, ik ben de tas vergeten! Ach, Edwin, wil jij die zwarte stoffen tas alsjeblieft even pakken? Hij ligt op de achterbank.’ Edwin loopt terug naar de auto en mijn moeder omhelst me stevig. ‘Lieveling!’ zegt ze nog een keer. ‘Gefeliciteerd! Het is me wat, hè!’ Ze houdt me een stukje van zich af en neemt me nauwkeurig op, haar ogen glijden van boven naar beneden en weer terug. ‘Twintig! Lieve help, hoe oud ben ík dan wel niet?’ Ik glimlach. ‘Nou, eh… geen drieënvijftig bijvoorbeeld!’ ‘Hallo, zeg! Het duurt gelukkig nog wel even voor ik vijftig ben. Je cadeautje zit in die tas, het komt eraan.’ Dan draait ze zich om naar mijn vader en kust hem op zijn wang. ‘Dag, Niels! Wat lief dat jij dit wilde regelen.’ Vlug veegt ze met haar wijsvinger de lippenstift van zijn wang. ‘O, jee,’ glimlacht ze. ‘Hoe gaat het met je, Lena?’ vraagt mijn vader beleefd.
21
‘Geweldig, dank je,’ zegt mijn moeder. ‘Echt heel goed. En met jou?’ ‘Goed, bedankt, alles z’n gangetje zoals dat heet.’ Edwin en mijn vader omhelzen elkaar ook, maar een beetje onhandig, bijna verlegen. Binnenkort gaan ze elkaar vast een hand geven, zoals volwassen mannen doen. Edwin is zelfs al iets langer dan mijn vader. Het is de eerste keer dat ik het zie. Ik zie ze bijna nooit samen. Mijn moeder graaft in de zwarte tas en haalt er een langwerpig pakje uit dat ze aan mij geeft. ‘Voor je nieuwe huis,’ zegt ze. Het is een etui met een mooi slabestek erin. ‘Of had je er al een?’ vraagt mijn moeder. Ik schud mijn hoofd. ‘Mooi. Heel erg bedankt.’ Op hetzelfde moment dringt het tot me door dat ze het vast niet leuk zal vinden dat mijn vader een veel duurder cadeau voor me heeft gekocht. Ik besluit niks over de camera te zeggen zolang ze er niet rechtstreeks naar vraagt. Mijn moeder haalt twee aluminium bakvormen en een bakje vanillesaus uit de tas. ‘Appeltaart, voor het toetje,’ zegt ze. ‘Die ene, die jij zo lekker vindt.’ Ze geeft de bakvormen vlug aan mijn vader en vist ook nog een plastic kom met een deksel erop en een flesje met een schroefdop uit de tas. ‘Salade en dressing,’ legt ze uit. ‘Ik dacht dat Niels vast geen sla zou maken, dus ik –’ ‘Ik heb al een salade gemaakt,’ zegt mijn vader. Mijn moeder haalt met een licht verongelijkt gezicht haar schouders op. ‘Nou, dan hebben we twee salades. Dat geeft toch niet?’ Ze werpt een blik op het terras met de zorgvuldig gedekte tafel. ‘Zou het niet te koud zijn om buiten te zitten?’ ‘Op het terras zitten we uit de wind,’ zegt mijn vader. ‘Ik dacht dat het lekker zou zijn.’ ‘Nou, oké, ik zal me er verder niet mee bemoeien,’ zegt mijn moeder.
22
Ik voel nu al een lichte pijn in mijn schouders, die omhoogkruipt naar mijn nek. Nog even en ik zal knallende koppijn hebben. Ik krijg altijd hoofdpijn als mijn vader en moeder bij elkaar zijn. Niet omdat ze ruziemaken. Eerder omdat ze dat níét doen. De lucht wordt zwaar van al hun niet-geruziede ruzies. Het zijn net onweerswolken voordat het onweer eindelijk losbarst. Daar krijg ik ook altijd hoofdpijn van. Ik neem de vormen met de appeltaart en de schaal salade over van mijn vader en loop naar de keuken. Daar zet ik ze neer, trek vlug de stekker van de oplader uit het stopcontact en breng die samen met de camera naar mijn vaders werkkamer. Ik ben net weer terug in de keuken als mijn moeder binnenkomt. ‘Heeft hij de oven al aangezet?’ vraagt ze. ‘De appeltaart komt uit de diepvries, hij is lekkerder als we hem even opwarmen.’ Ze buigt voorover en kijkt door het raampje in de oven. ‘Is dat lasagne? Kant-en-klaar natuurlijk.’ ‘Van de traiteur, hij is heerlijk,’ zeg ik. ‘Ja, ja.’ Buiten gaat Edwin aan de korte kant van de tafel zitten en steekt een sigaret op. Ik zie hem door het raam. ‘Rookt Edwin?’ Mijn moeder spreidt haar armen. ‘Ja! Mijn god, belachelijk toch? Maar het maakt niet uit wat ik zeg. Ik denk dat hij in een dwarse fase zit.’ ‘Zit hij dat niet al zijn hele leven?’ ‘Ja, maar nu is het nog erger dan anders!’ Ze doet het kastje boven het aanrecht open en kijkt naar de spullen op de onderste plank. Op dat moment komt mijn vader binnen. ‘Waar heb je de gebakschoteltjes gelaten?’ vraagt ze. ‘In het hoekkastje.’ ‘Waarom? Stonden ze hier niet goed?’ ‘Ik gebruik ze haast nooit.’ Mijn moeder slaat het deurtje nadrukkelijk dicht. ‘Oké,’ zegt ze. ‘Misschien moet je ze dan zelf maar even pakken, jij weet
23
waar alles staat tegenwoordig. Gebakschoteltjes en vorkjes. Voor de appeltaart.’ Als ze de keuken uit loopt, raakt ze de bakvormen even aan, alsof ze het gevoel heeft dat ze ze niet aan mijn vader kan overlaten. ‘Alsof ik geen salade kan maken,’ moppert mijn vader terwijl hij de ovenwanten van het haakje pakt. Hij haalt de dampende lasagne uit de oven en zet hem vlug op het fornuis. Dan kijkt hij zoekend rond. ‘Waar heb je je camera neergelegd?’ ‘Ik heb hem naar jouw werkkamer gebracht.’ ‘Ga je hem niet laten zien?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ik dacht dat ze misschien… nou ja, dat ze zou vinden dat –’ ‘Zij heeft jou zo vaak duurdere cadeaus gegeven,’ onderbreekt mijn vader me. ‘En dan schaamde ik me altijd. Je kunt hem toch wel laten zien?’ ‘Heb je hem alleen maar gekocht om haar voor gek te zetten?’ ‘Natuurlijk niet! Ik heb hem gekocht omdat ik dacht dat jij er blij mee zou zijn.’ ‘Ik bén er ook blij mee!’ ‘Nou dan.’ Ik zucht. ‘Kunnen we niet gewoon eerst gaan eten?’ ‘Natuurlijk. Doe maar wat je zelf wilt. Met de camera, bedoel ik.’ Ik haal het deksel van de bakvormen. ‘Zullen we deze in de oven zetten nu hij nog warm is? Dan zijn ze misschien precies goed als we klaar zijn met de lasagne.’ Mijn vader knikt en ik zet de appeltaarten in de oven. Het is een feit dat mijn moeders appeltaart de lekkerste is die ik ken. Ze kan trouwens sowieso goed koken. En ze kan ook heel veel andere dingen goed. Ze is een populaire docent, succesvol onder-
24
zoekster naar de taalontwikkeling bij jongeren, goed in alles wat met financiën te maken heeft en zelfs behoorlijk handig met computers. Ze hoeft Edwin maar zelden om hulp te vragen als er iets met haar computer is. Bovendien ziet ze er heel goed uit voor haar 48 jaar. Het probleem is alleen dat het altijd lijkt of ze geïrriteerd is, of teleurgesteld misschien, omdat wij niet zo succesvol zijn als zij. Ik weet best dat ze het niet leuk vindt dat ik in een café werk in plaats van dat ik ben gaan studeren en dat ze zich zorgen maakt omdat Edwin niet genoeg zijn best doet op school. Ze zegt er niet veel over, alleen af en toe een losse opmerking, maar haar verwachtingen zijn toch altijd op de een of andere manier voelbaar. Als we aan tafel zitten en lasagne opscheppen, komt de zon tevoorschijn en opeens wordt het echt warm. Mijn moeder hangt het jasje van haar mantelpakje over de rugleuning van haar stoel. Haar armen zijn bleek in het felle licht. Ze is niet iemand die haar tijd verdoet met op het strand liggen bakken. En van de zonnebank krijg je kanker. Mijn vader is altijd al voor het begin van de zomer bruin, omdat hij het hele voorjaar in zijn ligstoel op het terras zit. Nu, eind juni, ziet hij eruit als een kokosnoot. Dat is altijd al zo geweest. Hij heeft kennelijk zo’n huid die een onbeperkte hoeveelheid zon kan verdragen. Edwin vertelt over zijn toekomstplannen. Hij wil piloot worden. ‘Sinds wanneer?’ vraag ik. ‘Zou je geen beurshandelaar worden, of wat was het ook al weer?’ ‘Nee, ik heb het gevoel dat dat een beetje uit is. Piloot lijkt me leuk. Verkeersvlieger. Het betaalt ook goed.’ ‘Nou, dan moet je eerst maar eens wat beter je best gaan doen op school dit laatste jaar,’ zegt mijn moeder. ‘En je rijbewijs halen,’ voegt mijn vader eraan toe, ‘want je moet waarschijnlijk toch eerst leren sturen op de grond voordat je het op tienduizend meter hoogte mag proberen.’
25
‘Als je dan maar wel even doorgeeft op welke routes je vliegt,’ zeg ik plagerig, ‘dan kan ik zorgen dat ik die niet neem.’ ‘Leuk hoor,’ zegt Edwin en hij trekt een gezicht. ‘Dat jij nou geen ambities hebt!’ ‘Wat maakt het uit, het is allebei dienstverlenende sector,’ zeg ik. ‘Ik spreek je nog wel als je je salaris krijgt!’ De lasagne is zelfs nog lekkerder dan anders en iedereen neemt zorgvuldig evenveel van allebei de salades. Ik klop de vanillesaus en we genieten van mijn moeders appeltaart zonder dat er nog meer giftige opmerkingen worden gemaakt. Toch is mijn hoofdpijn langzaam omhooggekropen, zo gaat het altijd, ook al is hij minder erg dan anders. Het is een soort dof geklop achter mijn schedel. Alles lijkt boven verwachting goed te gaan, totdat de koffie is ingeschonken en mijn vader achteroverleunt in zijn stoel en mij aankijkt. ‘Moet je je camera niet inwijden? Je kunt een foto van ons maken, nu we weer eens met het hele gezin bij elkaar zijn.’ Ik kijk hem aan en wens dat ik zijn woorden weer terug in zijn mond kan stoppen. Dat hij ze nooit gezegd heeft. ‘Ik denk dat het beter is om de batterij helemaal op te laden voordat ik hem voor het eerst gebruik,’ zeg ik. ‘Een camera?’ vraagt mijn moeder. ‘Heb je een camera gekregen?’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘maar hij moet eerst worden opgeladen.’ Edwin gaapt ongeïnteresseerd, maar helaas straalt dat niet af op mijn moeder. ‘Je kunt hem vast later nog wel verder opladen,’ zegt ze. ‘Mogen we hem zien?’ Mijn vader knikt enthousiast en dan moet ik wel opstaan en naar binnen gaan om mijn prachtige Nikon te gaan halen. Als ik terugkom, steekt mijn moeder nieuwsgierig haar hand uit en ik geef haar stijfjes de camera.
26
‘Maar dit is een digitale spiegelreflexcamera!’ roept ze dan. ‘Die moet een vermogen hebben gekost!’ ‘Ja, hij was niet goedkoop,’ zegt mijn vader met slecht verhulde trots, ‘maar ik wist dat Emma hem heel graag wilde hebben, dus… tja…’ Mijn moeder zegt een paar seconden niets, ze draait de camera in haar handen alsof ze de functies bestudeert. ‘Je had het met mij moeten overleggen,’ zegt ze dan. ‘Dan hadden we hem samen kunnen kopen, dat was toch veel beter geweest.’ ‘Waarom?’ zegt mijn vader. ‘We doen verder ook nooit meer iets samen. Het is heel lang geleden dat we dat hebben gedaan.’ ‘Dat is nou typisch een opmerking voor jou! We hebben de kinderen toch nog steeds samen, of niet soms?’ Mijn vader neemt een slok koffie uit zijn kopje en zet het dan geïrriteerd terug zodat het op het schoteltje klettert. ‘Meen je nou serieus dat ik jou toestemming moet vragen om een cadeau voor ze te kopen?’ vraagt hij. ‘Doe niet zo dom,’ zegt mijn moeder. ‘Natuurlijk bedoel ik dat niet! Ik vind het alleen niet zo netjes van je dat je mij op deze manier buitenspel probeert te zetten!’ ‘Hou nou op!’ probeer ik. ‘Het gaat er toch niet om hoe duur de cadeaus zijn!’ ‘Niet als het om een honderdje hier of daar gaat,’ antwoordt mijn moeder, ‘maar zo’n camera kost duizenden kronen!’ ‘Ik wilde hem gewoon graag aan haar geven,’ zegt mijn vader. ‘Daar is toch niets verkeerds aan?’ ‘Je wilde mij belachelijk maken, dat is wat je wilde!’ antwoordt mijn moeder. ‘Nu maak je jezelf belachelijk,’ zegt mijn vader. ‘Wie komt er anders altijd met dure cadeaus aanzetten? Jij toch zeker!’ ‘Ik probeer spullen met een beetje klasse te kopen, als je dat bedoelt, maar jij ziet het verschil niet tussen goede smaak en overdreven luxe, dat heb je nooit gezien!’ 27
Ik kijk van de een naar de ander en voel de pijn langs mijn nek omhoogschieten, zoals het kwik in een thermometer. ‘Waarom willen jullie per se dingen samen doen als jullie toch alleen maar een aanleiding zoeken om op elkaar te vitten?’ vraag ik. ‘Als jullie nu niet onmiddellijk ophouden, ga ik naar huis!’ Mijn moeder staat op. ‘Ik denk dat wij beter naar huis kunnen gaan. We zijn hier duidelijk niet gewenst.’ ‘Dat heeft niemand gezegd,’ zegt mijn vader. ‘Je hoeft niet alles uit te spreken,’ zegt mijn moeder. ‘Kom, Edwin!’ Edwin haalt zijn schouders op en komt overeind uit zijn stoel. Ik ontmoet zijn blik en herken zijn kleinebroertjesogen in zijn bijna volwassen gezicht. ‘Kom je snel naar mijn huis kijken?’ vraag ik. ‘Oké.’ ‘Ik spreek je.’ Hij knikt even. Dan omhelst hij mijn vader. Dat komt zo plotseling en is ook zo snel weer voorbij, dat mijn vader nauwelijks de tijd heeft om de omhelzing te beantwoorden. Mijn moeder trekt haar jasje weer aan en duwt haar haren in model. ‘Nou, bedankt voor het eten,’ zegt ze. Mijn vader geeft geen antwoord. ‘De appeltaart was heerlijk,’ probeer ik. Ik overweeg haar nog een keer te bedanken voor het slabestek, maar ik besluit het onderwerp verjaardagscadeaus maar te laten voor wat het is. Mijn moeder pakt me bij mijn schouders en kust me voorzichtig op mijn wang. ‘Pas goed op jezelf, meisje, en een leuke dag verder! Heel fijn dat je nu je eigen appartement hebt. Bel je me als je iets nodig hebt?’ Ik knik. ‘Dank je, dat zal ik doen.’ Even later rijdt mijn moeder met Edwin naast zich achteruit de oprit af en de straat op.
28
Mijn vader slaat zijn arm om mijn schouders. ‘Nou, daar gaan ze weer.’ ‘Ik zei toch dat ze boos zou worden over die camera,’ zeg ik. ‘Waarom moest ik hem per se laten zien van jou?’ ‘Ik heb je toch niet gedwongen?’ ‘Jawel. Ik kon toch geen nee zeggen toen jij erover begon!’ ‘Is het dan zo gek dat ik jou eens een keer een groot cadeau wil geven?’ ‘Nee… dat bedoel ik niet.’ Hij glimlacht even. ‘Eigenlijk was het best leuk om haar voor één keer voor gek te zetten. Daarin moet ik haar gelijk geven.’ Hij kijkt me een paar lange seconden aan en strijkt dan voorzichtig een lok haar uit mijn gezicht. ‘Maar dat is écht niet de reden dat ik die camera heb gekocht! Het was gewoon een leuke bijkomstigheid.’ Ik knik. ‘Als jij het zegt.’ Ik zoek een doosje aspirine in mijn vaders badkamerkastje en druk twee tabletten uit de strip, vul het tandenpoetsglas met water en laat ze daarin vallen. Terwijl ik wacht tot de tabletten zijn uitgebruist, kijk ik naar mezelf in de spiegel. Mijn haar komt alweer bijna tot op mijn schouders. Ik moet Markus vragen of hij het weer eens wil knippen. Hij is niet bepaald een meester-kapper, maar met mijn krullen zie je het toch niet als het hier en daar een beetje ongelijk wordt. Geen kapper ter wereld kan het er trouwens echt anders uit laten zien. Mensen met steil haar begrijpen niet hoe lastig het is om krullen te hebben. Mijn krullen willen ook nooit eens normaal blijven zitten, ze staan alle kanten op. Nou ja, het is zoals het is. Je moet het doen met het uiterlijk dat je hebt. Er is trouwens eigenlijk niet echt iets mis met mij en sinds Rosie heeft gezegd dat mijn ogen dezelfde kleur hebben als aquamarijn, ben ik daar zelfs heel tevreden mee. Mijn irissen zijn duidelijk gescheiden van het oogwit door een donkergrijze
29
ring. Aquamarijn met een loden randje eromheen. Dat klinkt toch lang niet slecht. Bijna spannend. Ik pak mijn vaders tandenpoetsglas en drink het bittere mengsel op. Dan ga ik terug naar het terras, waar mijn vader koffie voor ons heeft ingeschonken. Het is fijn om nog even met hem te zitten kletsen en als ik een uurtje later naar huis fiets, met mijn cadeaus in een plastic tas, ben ik niet meer zo verdrietig en boos.
30