Maandblad voor Vermogensrecht
IE(-rechten), P2P en ISP: handhaving van auteursrechten op internet nog mogelijk? Inleiding
Internettechnologie creëert nieuwe markten en nieuwe mogelijkheden. Het open karakter van internet brengt mee dat het ook steeds makkelijker is om op grote schaal inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten (hierna: IErechten). Een juridisch gezien belangrijke ontwikkeling zijn peer to peer (P2P) ruilnetwerken.1 P2P-technologie is net zo oud als het internet zelf, maar het gebruik van deze techniek is het laatste decennium substantieel toegenomen. Bij P2P kunnen individuele gebruikers zelfstandig informatie aanbieden, maar ook informatie vinden en downloaden van andere individuele gebruikers. De meest bekende vorm van P2P-verkeer is het geautomatiseerd versturen van muziekbestanden in het gecomprimeerde MP3-formaat. Omdat met behulp van P2P-netwerken veelvuldig muziek en films zonder toestemming van de rechthebbende beschikbaar worden gesteld, ligt P2P-verkeer voortdurend onder vuur van muziek- en filmindustrie en autoriteiten. Handhaving van auteursrechten en naburige rechten op internet lijkt met de komst van P2P-netwerken onmogelijk geworden. Door dematerialisering – informatie is niet tastbaar (op een fysieke informatiedrager geplaatst) maar digitaal2 – heeft het auteursrecht een andere dimensie gekregen. De digitale vorm biedt voordelen qua kwaliteit en techniek en het is eenvoudig om digitale bestanden te verspreiden. Regels die handhaving van auteursrecht op bijvoorbeeld muziek reguleren, zijn geschreven vanuit de gedachte dat de muziek op een cd, cassette of lp (fysieke gegevensdrager) staat. Door de komst van internet is ook de cd inmiddels achterhaald; muziek wordt rechtstreeks vanaf de pc gespeeld. Door de digitalisering van informatie en het internet is het (wereldwijd) verspreiden en kopiëren van informatie zeer eenvoudig geworden. Dat deze auteursrechtrelevante handelingen
1. Voorbeelden van decentrale P2P-netwerken zijn BitTorrent, Usenet, eDonkey en voorheen ook KaZaA. Zie HR 19 december 2003, AMI 2004/1, p. 9-25 m.nt. P.B. Hugenholtz; LJN AN7253 (Buma/KaZaA). Zie ook H.C. Jehoram, Het faciliteren van auteursrechtinbreuk door het publiek via exploitatie van peer-to-peer netwerken. Langzaam herstel van het Kazaa debacle, in: D.J.G. Visser (red.), Een eigen oorspronkelijk karakter, Opstellen aangeboden aan prof. mr. Jaap. H. Spoor, Amsterdam: DeLex 2007, p. 47-54. Een voorbeeld van een centraal P2P-netwerk is Skype, een Voice over IP-programma waarmee men over het internet kan telefoneren, zie <www.skype.com/intl/nl>. Ook Napster was een centraal P2P-netwerk. 2. Een voordracht of voorstelling zijn ook vormen van openbaar maken van auteurswerken in niet-fysieke zin. Zie ook de ‘Endstra-tapes’-zaak, HR 30 mei 2008, RvdW 2008, 567; LJN BC2153 m.nt. D.J.G. Visser, Boek9.nl, B9 6289, waar onder andere de vraag aan de orde was of op transcripten van ‘achterbankgesprekken’ (mondelinge voordracht, interview) die Endstra voerde met politieambtenaren auteursrecht rust. De Hoge Raad laat deze vraag (r.o. 4.6) over aan het verwijzingshof te Den Haag.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
op grote schaal vanuit de huiskamer gebeuren, maakt handhaving van auteursrechten in een digitale omgeving lastig. Vragen betreffende privaatrechtelijke aansprakelijkheid voor onrechtmatige gedragingen op internet richten zich vooral op de positie van de internet service provider (ISP).3 Oorzaak hiervan is dat op internet veelal niet te achterhalen zal zijn welke persoon achter een onrechtmatige gedraging zit en waar hij zich bevindt. De ISP is dan logischerwijs degene waarop de ogen zich richten, omdat deze (daarmee) wel bekend is. In de praktijk gaat het bij aansprakelijkheid voor onrechtmatige gedragingen van klanten van ISP’s vaak om inbreuk op intellectuele eigendomsrechten of portretrecht (IE-inbreuken).4 Wanneer een houder van een P2P-netwerksite via een ISP is te achterhalen en juridisch is aan te spreken, is het kwaad al geschied. Nu gebruikers van desbetreffende site gebruik zullen gaan maken van andere (in het buitenland gehoste) sites die nog niet zullen zijn gewraakt, zal het kwaad blijven geschieden. P2P-netwerken zijn niet tegen te houden en zullen zich verder ontwikkelen.5 Problemen die voorheen ook al bestonden, worden op internet zoveel meer en groter, dat het niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief andere problemen worden.6 Verschillende factoren hebben invloed op de aansprakelijkheidspositie van de ISP in het geval van auteursrechtinbreuken: de mate van betrokkenheid van de ISP bij de inhoud van de inbreuk, de mate waarin de ISP redelijkerwijs controle op en zeggenschap over de inbreuk kan uitoefenen, waarbij ook technische belemmeringen en mogelijkheden een rol kunnen spelen, de wijze waarop de ISP zich profileert tegenover het publiek of de klanten, daarbij kan worden gedacht aan bepaalde uitlatingen over aard, kwaliteit of betrouwbaarheid van de informatie. Welke zorg kan van een ISP worden gevergd ten aanzien van enerzijds het ontdekken van auteursrechtinbreuken in de doorgegeven informatie en anderzijds het daadwerkelijk nemen van stappen daartegen? Bij dit laatste valt bijvoorbeeld te denken aan het weigeren van doorgifte van dergelijk materiaal of zelfs het eigenmachtig verwijderen daarvan. Kortom: hoe dient de ISP zich te gedragen ten opzichte van auteursrechtinbreuken die met behulp van P2Pnetwerken door zijn klanten worden begaan? 3. C.E. Drion, De overeenkomst van Internet Service Providers met consumenten, MvV 2008, p. 15-16 en Nota Wetgeving voor de elektronische snelweg, Kamerstukken II 1997/98, 25 880, nr. 1-2 (nota WES), p. 65-68. 4. Zie bijv. Vzr. Rb Amsterdam 1 november 2007, LJN BB6926; tevens in Computerrecht 2008/1 nr. 8 m.nt. Chr.A. Alberdingk Thijm en in Mediaforum 2008/1, nr. 3 m.nt. K.J. Koelman (Prins Willem-Alexander c.s./Vereniging Martijn). 5. Europees onderzoek naar P2P-televisie is gaande, ook daar zullen zich vergelijkbare auteursrechtproblemen gaan voordoen. Daarnaast staan er ook op YouTube (een populaire website waarop de groei van online video explodeert) filmpjes die auteursrecht schenden. 6. Zie T. van der Linden, Vrijheid en vogels, AA 2008, p. 96-97. Zie ook brief van het ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving, aan de Tweede Kamer van 14 april 2008 over Rechtshandhaving en internet en beleidsbrief auteursrecht van 20 december 2007, Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 6.
179
Maandblad voor Vermogensrecht Om deze vraag te beantwoorden, beschrijf ik eerst de verschillende functies die een ISP kan verrichten en het wettelijk kader waarin de ISP zich begeeft. Vervolgens beschrijf ik de problemen die zich met betrekking tot ISP’s voordoen bij P2P-netwerken. Naar aanleiding daarvan schets ik enkele oplossingen voor en door ISP’s die kunnen bijdragen aan handhaving van auteursrechten op internet. Het artikel sluit ik af met een samenvatting van mijn bevindingen. ISP’s en hun wettelijk kader
Een ISP kan in mijn opvatting vier functies verrichten: access, hosting, extra value en content.7 Access is het aan een klant de technische faciliteit verschaffen om via het systeem van de ISP toegang te verkrijgen tot het internet (de dienst internettoegang). Hosting is het aan een klant de mogelijkheid verschaffen om op de ISP-server(s) bepaalde informatie van en voor derden toegankelijk te maken. De internetdiensten die hieronder vallen zijn: website, e-mail, nieuwsgroep en chat. Extra value betreft het verrichten van diensten die een meerwaarde betekenen voor de klant ten opzichte van access en hosting. Een ISP kan bijvoorbeeld op verzoek van een klant een domeinnaam registreren of zijn klant de mogelijkheid bieden om voor ondersteuning gebruik te maken van een helpdesk. Onder extra value wordt ook begrepen de mogelijkheid om klachten over onrechtmatige informatie te kunnen deponeren, informatie te filteren of anti-virussoftware en filterprogrammatuur ter beschikking te stellen. Het aanbieden van content betreft het aanbieden van inhoudelijke informatie op het internet. In dit geval gaat het om informatie afkomstig van de ISP zelf. De inhoud, het ontwerp, de inrichting en de ordening van informatie op de portal-site c.q. website van de ISP vallen onder de verantwoording van de ISP. In de van 1998 daterende nota voor de elektronische snelweg (nota WES) was men van mening dat het leerstuk van de onrechtmatige daad in beginsel geschikt is voor de elektronische omgeving: een specifieke privaatrechtelijke aansprakelijkheidsregeling voor tussenpersonen – zoals ISP’s – werd niet overwogen.8 Een dergelijke aansprakelijkheidsregeling is er echter wel gekomen. Op 17 juli 2000 is de Europese Richtlijn inzake elektronische handel (de Richtlijn) vastgesteld.9 De bepalingen in de Richtlijn met betrekking tot civielrechtelijke aansprakelijkheid van de ISP zijn neergelegd in art. 6:196c
7. Zie L.A.R. Siemerink, De overeenkomst van Internet Service Providers met consumenten (Recht & Praktijk nr. 149), Deventer: Kluwer 2007, p. 11-23. 8. Kamerstukken II 1997/98, 25 880, nr. 1-2, p. 6 en Kamerstukken II 1998/ 99, 25 880, nr. 7, p. 5. Zie ook Kamerstukken II 2002/03, 25 880, nr. 14. 9. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt, PbEG L178 van 17 juli 2000. De overwegingen 40 tot en met 48 bij de Richtlijn zijn gewijd aan de aansprakelijkheid van ISP’s. De Richtlijn (en art. 6:196c BW) is niet van toepassing op de functies content en extra value.
180
BW.10 Art. 6:196c BW gaat over de vraag wanneer een ISP een haar toerekenbare bijdrage heeft geleverd aan verspreiding van informatie en zij daardoor aansprakelijk kan worden gehouden. In lid 1 en 2 zijn een op art. 12 van de Richtlijn gebaseerde vrijwaring van aansprakelijkheid voor mere conduit (doorgeefluik) neergelegd. In lid 3 is een op art. 13 van de Richtlijn gebaseerde vrijwaring van aansprakelijkheid voor caching (wijze van opslag) neergelegd.11 Deze zijn met betrekking tot de aansprakelijkheidspositie van de ISP bij het uitoefenen van de functie access van belang. In het vierde lid is een op art. 14 van de Richtlijn neergelegde vrijwaring van aansprakelijkheid voor hosting neergelegd. Deze is van toepassing op de functie hosting, met uitzondering van de dienst e-mail. De vrijstelling van aansprakelijkheid die art. 6:196c BW biedt, heeft uit de aard van de zaak alleen betrekking op de doorgifte of opslag strekkende tot openbare informatie-uitwisseling. Het moet gaan om informatie die voor het publiek toegankelijk is, bijvoorbeeld via websites en nieuwsgroepen.12 Art. 6:196c lid 4 geldt daarom niet voor de dienst e-mail. In lid 5 wordt uiteengezet dat de mogelijkheid onverlet wordt gelaten een rechterlijk verbod of bevel ten aanzien van de (potentieel) schadetoebrengende informatie te verkrijgen.13 Voorwaarde is wel dat de ISP daartoe redelijkerwijs in staat is. Dat is het geval wanneer hij in een contractuele relatie staat met de persoon die verantwoordelijk is voor de inhoud van de schade toebrengende informatie. De vrijwaringen bij het verrichten van access die uitsluitend is gericht op mere conduit, respectievelijk hosting beschermen ISP’s tegen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van het onrechtmatige karakter van informatie, met inbegrip van hyperlinks of interactieve verwijzingen, afkomstig van een ander, klant dan wel derde (de informatieverschaffer). De ISP’s zijn bij het verrichten van access die uitsluitend is gericht op mere conduit, respectievelijk hosting onder voorwaarden gevrijwaard van aansprakelijkheid ten opzichte van degene die ten gevolge van de onrechtmatige informatie schade heeft geleden. Van de ISP die de functie hosting uitoefent, wordt verwacht dat hij ‘prompt handelt’ om de onrechtmatige informatie van zijn systeem te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken zodra hij van die informatie kennis heeft.14 10. Zie ook het verslag van de Europese Commissie betreffende de stand van de implementatie van de Richtlijn inzake elektronische handel in de lidstaten, publicatienr. COM(2003)702, Celex-nr. 503DC0702. 11. Caching dient niet te worden gezien als een activiteit van een ISP, het is niets anders dan een technische handeling. Een ISP installeert een proxy-server en zet deze aan. Wat het auteursrecht betreft, is hier sprake van een tijdelijke reproductie c.q. een technische reproductie handeling (art. 13a AW). 12. Kamerstukken II 2001/02, 28 197, nr. 1-3, p. 25. 13. Zie overweging 47 Richtlijn. 14. Zie overweging 46 Richtlijn: ‘[…] De verwijdering of het ontoegankelijk maken dient te geschieden met inachtneming van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting en van daarvoor vastgestelde procedures op nationaal niveau. Deze Richtlijn mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om specifieke eisen te stellen waaraan onverwijld dient te worden voldaan eer er informatie wordt verwijderd of ontoegankelijk wordt gemaakt.’
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
Maandblad voor Vermogensrecht Een ISP die van een klant afkomstige informatie opslaat (hosting), is doorgaans in staat adequaat op te treden tegen de bij hem opgeslagen informatie. Dit is anders bij de ISP die de functie access alleen gericht op mere conduit uitoefent, en er wel weet van heeft dat zijn systemen worden gebruikt voor het uitvoeren van onrechtmatige activiteiten, maar geen maatregelen lijkt te hoeven nemen om daaraan een einde te maken. De ratio voor de uitsluiting van de aansprakelijkheid bij mere conduit is dat hetgeen de ISP in dat geval doet een louter technisch, automatisch en passief karakter heeft. Dat veronderstelt dat hij kennis van, noch controle over de informatie heeft die wordt doorgegeven.15 Het belang van wijdverbreide internettoegang heeft de wetgever hier vooropgesteld. De Richtlijn hanteert het begrip ‘daadwerkelijk kennis heeft’, art. 6:196c lid 4 BW spreekt van ‘zodra hij weet, of redelijkerwijs behoort te weten’. Deze termen zijn geobjectiveerd, ‘met zekerheid kennis hebben van’ is immers moeilijk aantoonbaar. Indien een ISP weet, dan wel redelijkerwijs behoort te weten van onrechtmatige activiteiten of informatie op internet of besef krijgt van feiten of omstandigheden waaruit het onrechtmatige karakter van de informatie duidelijk blijkt, is de ISP volgens art. 6:196c lid 4 BW aansprakelijk wanneer hij de informatie niet verwijdert. Het element wetenschap speelt dus een doorslaggevende rol. De wet zwijgt zowel over de wijze waarop een ISP wetenschap kan krijgen van bepaalde informatie, als over de wijze waarop een ISP wetenschap kan krijgen van de onrechtmatigheid daarvan. De memorie van toelichting (MvT) zegt hier het volgende over16:
De Richtlijn en art. 6:196c BW bieden een ISP niet voldoende houvast.18 Op het moment dat ISP’s geen aanspraak kunnen maken op een vrijwaring uit art. 6:196c BW staat daarmee nog niet vast dat ze ook aansprakelijk zijn. En inmiddels is de technische achtergrond waartegen deze regeling tot stand is gekomen in die mate veranderd dat deze regeling niet meer tot tevredenstellende uitkomsten leidt.19 De Richtlijn geeft bijvoorbeeld geen antwoord op vragen die nieuwe technische ontwikkelingen opwerpen op het gebied van P2P en hoe het zit met de aansprakelijkheidspositie van internetzoekmachines. Het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is wat dit betreft opener. De vraag of, en zo ja in hoeverre, een ISP aansprakelijk kan worden gesteld, moet worden beantwoord aan de hand van het algemene leerstuk van de onrechtmatige daad wanneer een ISP geen aanspraak kan maken op een vrijwaring van aansprakelijkheid zoals neergelegd in art. 6:196c BW. De vraag welke mate van zorg in de gegeven omstandigheden van de ISP kan worden gevergd ten aanzien van de belangen van derden staat daarbij centraal.20 In het algemeen wordt aangenomen dat de mate van zorg die in het maatschappelijke verkeer bij het verrichten van een bepaalde activiteit betaamt, in het bijzonder afhankelijk is van: de aard en de omvang van de schade die als gevolg van de activiteit kan worden verwacht, de mate van waarschijnlijkheid dat deze schade zal optreden, de aard en het maatschappelijke nut van de activiteit en de mate van bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen.21 Het feit dat een ISP een belangrijke functie vervult in de publieke informatievoorziening (beschikbaarheid) zal in de meeste gevallen behoren tot de relevante omstandigheden van het geval.
‘Hij weet het wanneer hij daarop wordt geattendeerd, een enkele kennisgeving van een derde is daartoe niet voldoende. Aan de juistheid van de kennisgeving behoort in redelijkheid niet te kunnen worden getwijfeld.’
Nu de verschillende functies die een ISP kan verrichten duidelijk zijn en het wettelijke kader waarin de ISP zich begeeft is weergegeven, kom ik toe aan een beschrijving van de problemen die zich met betrekking tot ISP’s voordoen door middel van P2P-netwerken.
Uit de memorie van toelichting blijkt dat in redelijkheid niet behoort te kunnen worden getwijfeld, wanneer de kennisgeving afkomstig blijkt van (een derde met een machtiging van) een rechter of de informatie onmiskenbaar onrechtmatig is. Een zekere onderzoeksplicht kan wel bestaan in bijzondere gevallen, waarin de ISP een gegronde reden heeft te twijfelen aan de rechtmatigheid van de bij hem opgeslagen informatie in verband met de gerechtvaardigde belangen van derden.17
15. Kamerstukken II 2001/02, 28 197, nr. 1-3, p. 26. 16. Relevante pagina’s MvT Aanpassingswet inzake elektronische handel: p. 25-28 en 46-51. 17. Zie art. 15 lid 1 Richtlijn en overweging 48 Richtlijn.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
18. Zie H. Hijmans, Aansprakelijkheid op het Internet na de totstandkoming van richtlijn 000/31/EG, Computerrecht 2000, p. 234-239: ‘De reikwijdte van de Richtlijn is beperkt. Zij ziet niet op alle internetverkeer, doch slechts op elektronische handel, die ook nog binnen de Europese Unie moet plaatsvinden. De Richtlijn geeft geen antwoord op alle relevante vragen, maar sluit alleen aansprakelijkheid uit in enkele zeer specifieke situaties. De interpretatie van de bepalingen is niet steeds duidelijk.’ Zie ook R. Julia-Barcelo en K.J. Koelman, Intermediary liability. Intermediary liability inthe E-commerce Directive: so far so good, but it’s not enough, Computer & Law Security Report 2000, p. 231-239 en C.B. van der Net, De civielrechtelijke aansprakelijkheid van internetproviders na de Richtlijn elektronische handel, JAVI 2002, p. 10-15. 19. De Richtlijn wordt momenteel geëvalueerd. 20. Zie Vzr. Rb. Amsterdam 1 november 2007, LJN BB6926; tevens in Computerrecht 2008/1 nr. 8 m.nt. Chr.A. Alberdingk Thijm en in Mediaforum 2008/1, nr. 3 m.nt. K.J. Koelman (Prins Willem-Alexander c.s./ Vereniging Martijn). 21. Zie HR 5 november 1965, NJ 1966, 136 m.nt. G.J.S (Kelderluik).
181
Maandblad voor Vermogensrecht ISP’s en P2P-netwerken
Een P2P-netwerk, bijvoorbeeld BitTorrent, werkt als volgt.22 Op een BitTorrent-website worden links naar torrentbestanden aangeboden van onder andere films, muziek en software (de werken). Torrentbestanden bevatten zelf geen auteursrechtelijk beschermd materiaal, maar coördineren het downloaden via het P2P-systeem BitTorrent. Middels deze software is het mogelijk om muziekalbums of films in korte tijd binnen te halen op de pc. De persoon die deze ‘down- en uploadwebsite’ in stand houdt, is de websitehouder die een overeenkomst heeft met een ISP. De ISP verbindt de server waarop de website draait met internet. De ISP kan daarbij als host voor de websitehouder fungeren of enkel de dienst acces verlenen.23 Door deze torrentbestanden te downloaden, wordt het voor de gebruiker van de website mogelijk verbinding te maken met de computers van andere gebruikers. De werken (of delen daarvan) worden vervolgens vanaf de computers van die andere gebruikers gedownload en daarna vanaf de computer van de gebruiker weer geupload, zodat zij ter beschikking komen van weer andere gebruikers die de bestanden willen downloaden. Er kunnen zodoende twee verschillende soorten ISPklanten worden onderscheiden. Een klant van de ISP kan gebruiker van een P2P-netwerk zijn (klant gebruikt P2Psoftware om te up- en downloaden) of een aanbieder van een P2P-netwerk (klant is eigenaar van een P2P-site, bijvoorbeeld een hiervoor beschreven BitTorrent site). Wat de P2P-websitehouder betreft, verschilt de mate van betrokkenheid van de ISP indien de klant gebruikmaakt van access of hosting. Als zonder toestemming van de auteursrechthebbende een werk wordt verveelvoudigd of openbaar gemaakt, dan is sprake van inbreuk op het auteursrecht24 (art. 1 jo. art. 12-14 Auteurswet (AW)).25 Downloaden via P2Pnetwerken van muziek en films voor thuisgebruik (thuiskopie), zonder commercieel oogmerk, mag in Nederland
22. Zie B. Rietjens, Over leechers, seeds en swarms: auteursrechtelijke aspecten van BitTorrent, AMI 2006/1, p. 8-16. Zie ook HR 19 december 2003, AMI 2004/1, p. 9-25 m.nt. P.B. Hugenholtz; LJN AN7253 (Buma/KaZaA). 23. Zie Vzr. Rb. Den Haag 5 januari 2007, LJN AZ5678, Computerrecht 2007 m.nt. L.A.R. Siemerink, p. 108-113 (Brein/KPN). 24. Of naburig recht, zie Wet op de naburige rechten (WNR). 25. Vindt deze op grootschalige en/of georganiseerde wijze plaats, dan is sprake van digitale piraterij (internetpiraterij); het illegaal uploaden van auteursrechtelijk en nabuurrechtelijk beschermd materiaal. Zie Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 6, p. 8-9.
182
(art. 16 c t/m g AW).26 Deze thuiskopie-exceptie is ontstaan vanuit het oogpunt dat handhaving van auteursrechten bij consumenten thuis niet mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer een consument een kopie van een cd van hem op een cassettebandje maakt, is het niet mogelijk om dit te controleren en daarnaast vindt het in de privésfeer plaats, zodat daar het recht op privacy geldt. De exceptie is dus ontstaan vanuit het oogpunt van kopiëren op fysieke dragers en geldt nu dus ook voor downloaden van muziek. Commercieel oogmerk wil zeggen dat je er economisch gewin mee behaalt. Wanneer een internetgebruiker een film gratis downloadt zodat hij deze niet hoeft te huren of ervoor naar de bioscoop hoeft te gaan, biedt dat economisch gewin, maar is geen sprake van een commercieel oogmerk.27 Wanneer de desbetreffende film nog niet in de Nederlandse bioscopen draait en dus ook nog niet te huur dan wel te koop is op dvd weet dan wel behoort een internetgebruiker te weten dat hij moreel gezien niet juist bezig is. Het probleem is dat dit niet te bewijzen en ook niet te handhaven is. Al kent het auteursrecht enig respijt voor de thuiskopiist, bestanden uploaden (aanbieden/openbaar maken) is verboden. Een thuiskopie mag niet aan iemand anders worden gegeven. Alleen downloaden zonder te uploaden, is mogelijk bij sommige P2P-programma’s, maar vaak kan downloaden alleen als de internetgebruiker ook uploadt en dus illegaal bezig is. Dat geldt bijvoorbeeld ook bij BitTorrent.28 Een internetbestand met muziek of film downloaden mag als dat zonder direct of indirect commercieel oogmerk gebeurt en de download uitsluitend voor eigen gebruik is. Het downloaden van illegaal gekopieerde muziek is zodoende in Nederland toegestaan.29 Software (computerprogramma’s, art. 45h t/m 45n AW) mag niet worden ge-
26. Recentelijk anders: Rb. Den Haag 25 juni 2008, rolnr. 246698, HA ZA 05-2233 (Importeurs en/of fabrikanten blanco informatiedragers/ Thuiskopie), raadpleegbaar via
, B9 6341; tevens daar raadpleegbaar reacties op het vonnis, B9 6363. De rechbank stelt voorop (r.o. 4.4.3) dat het maken van een privékopie van illegaal materiaal een illegale handeling is die niet onder de werkingssfeer van art. 16c Aw valt. Maar tevens oordeelt de rechtbank (r.o. 4.4.4) dat bij de vaststelling van de hoogte van de thuiskopievergoeding wel rekening mag worden gehouden met privékopieën van illegaal materiaal! Nu mijns inziens het laatste woord over dit vonnis nog niet is gesproken, ga ik in onderhavige bijdrage uit van het standpunt dat het maken van een thuiskopie uit illegale bron wel is toegestaan op grond van art. 16c Aw. Zie ook Kamerstukken II 2002/03, 28 482, nr. 5, p. 32-33; nr. 8, p. 12-14, Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 6, p. 12 en D.J.G. Visser, De invloed van de Donald Duck op de afschaffing van het auteursrecht, NJB 2008, p. 391-392. 27. Zie ook D.J.G. Visser, ‘Napsteren’, ‘Gnutellen’ en de afwezigheid van legale muziek op Internet, Computerrecht 2001, p. 132. Anders: J.M.B. Seignette, Napster en de controle van de rechthebbende over de distributie van zijn werk, AMI 2001, p. 32. 28. Zie B. Rietjens, Over leechers, seeds en swarms: auteursrechtelijke aspecten van BitTorrent, AMI 2006/1, p. 10. 29. Zie MvT, Kamerstukken II 2001/02, 28 482, nr. 3, p. 20-26 en 45-48. Zie ook Visser 2001, p. 132 en L. Wichers Hoeth, Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, 2007, p. 477. Anders: J.M.B. Seignette, Napster en de controle van de rechthebbende over de distributie van zijn werk, AMI 2001, p. 32.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
Maandblad voor Vermogensrecht kopieerd, ook niet voor eigen gebruik (art. 45n AW). Downloaden van illegaal en legaal gekopieerde software is zodoende niet toegestaan.30 Uitgezonderd hiervan is open source software en free software.31 In dit artikel ga ik verder voornamelijk in op muziek en film.
dat van Stichting Brein en dat van zijn klant.36 Een ISP wil en/of kan informatie waarover wordt geklaagd niet inhoudelijk beoordelen. Hij opereert slechts als tussenpersoon. Indien er een rechterlijk vonnis is gewezen, kan een ISP pas zeker zijn van de onrechtmatigheid van informatie.
ISP’s zijn genoodzaakt mee te werken aan de bestrijding van vermeende wetsovertredingen.32 Een ISP dient het belang van een IE-rechthebbende op naleving van zijn rechten voor ogen te hebben, maar tegelijkertijd dient hij ook de privacy van zijn klanten waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten te bewaken. Stichting Brein (Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland)33 gaat namens veel rechthebbende auteurs, uitvoerend kunstenaars, uitgevers, producenten en distributeurs de strijd aan met inbreuken op intellectuele eigendomsrechten op muziek, films, video’s en interactieve software.34 Een ISP komt in een lastige positie te verkeren wanneer hij wordt gedwongen een klacht over onrechtmatig handelen van zijn klant te beoordelen, niet in de laatste plaats omdat de vraag of in het betrokken geval sprake is van onrechtmatig handelen zeer complex kan zijn.35 Hij voelt zich tussen twee vuren zitten,
De rechtspraak op het gebied van ‘internetrecht’ is voortdurend in ontwikkeling.37 Uit bijvoorbeeld een strafzaak van Brein tegen beheerders van een P2P-website wordt het juridische probleem met betrekking tot handhaving van het auteursrecht duidelijk.38 De auteursrechtinbreuk wordt niet door de beheerders van de website gepleegd, maar door de individuele bezoekers van de website, die via de P2Pwebsite auteursrechtelijk beschermde werken hebben geüpload.39 Door het beheren van de website is de gelegenheid geboden aan de bezoekers daarvan om op eenvoudige en snelle wijze illegaal te uploaden. Enkel de uploads van individuele bezoekers van de website kunnen dienen als wettig bewijs, omdat dan sprake is van inbreuk op auteursrecht.
30. Software kan overigens online worden gekocht waarna het vervolgens moet worden gedownload om er de beschikking over te krijgen. Dan is sprake van legaal online aangeschafte software. 31. Het bekendste alternatief (open source software) voor Windows is bijvoorbeeld Linux. Een belangrijke trend is niet alleen dat je via internet gratis aan software kunt komen (open source software is gratis), maar dat de programma’s ook steeds vaker vanaf het internet draaien (webbased). In plaats van dat de gebruiker het programma downloadt en installeert op de pc, hoeft hij het programma alleen maar online aan te roepen. De softwaremarkt verschuift van pc’s naar internet. 32. Zie Rb. Den Haag 9 juni 1999, LJN AA1039 (Scientology/XS4ALL) en Hof Amsterdam 7 november 2002, LJN AF0091 (XS4ALL/Deutsche Bahn). Zie ook Vzr. Rb. Utrecht 12 juli 2005, NJ 2005, 387, LJN AT9073 en Hof Amsterdam 13 juli 2006, LJN AY3854 (Brein c.s./5 ISP’s). Zie tevens Vzr. Rb. Amsterdam 24 augustus 2006, LJN AY6903 (Brein/UPC). 33. Zie <www.anti-piracy.nl>. 34. In 2007 voerde Brein 2.485 onderzoeken uit: 586 met betrekking tot illegale verspreiding van bestanden op internet en 1246 met betrekking tot aanbod van illegale dragers op internet. Er werden in de acties tegen internetpiraterij onder meer 96 illegale P2P-sites met meer dan zeven miljoen gebruikers en 2.585 http-websites afgesloten. 35. Zie S. Nas, The Multatuli Project ISP Notice & take down, oktober 2004 (raadpleegbaar via <www.bof.nl>). Uit onderzoek van de Stichting Bits of Freedom (BOF) naar de praktijk van ISP’s bij een mogelijke inbreuk op auteursrecht haalden zeven van de tien onderzochte ISP’s de website zonder enig nader onderzoek uit de lucht. Voor de test zette BOF een auteursrechtvrije tekst van Multatuli uit 1871 online bij tien verschillende ISP’s, waaronder Freeler, Tiscali, Demon, Planet Internet, XS4ALL en Chello. Vervolgens stuurde de fictieve ‘mr. Johan Doorglever, juridisch adviseur van het E.D. Dekkers genootschap’, via een gratis hotmailadres een klacht aan alle ISP’s. In 70% van de gevallen verwijderde men de tekst onmiddellijk (Tiscali, Demon en Planet Internet), zonder te kijken naar de pagina of de twijfelachtige herkomst van de klager. XS4ALL, Chello en Freeler verwijderden het materiaal niet. Freeler reageerde echter geheel niet op de verzoeken. Chello achtte een hotmailadres niet voldoende om een klacht te kunnen verifiëren. XS4ALL was van de onderzochte ISP’s de enige die ook daadwerkelijk de website bezocht en concludeerde dat het auteursrecht niet meer gold voor de onderhavige werken.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
Uit een recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan worden opgemaakt dat EU-landen niet verplicht zijn om van ISP’s te eisen dat ze naam, adres en woonplaats (NAW-gegevens) van muzieken filmruilers (P2P-gebruikers) voor civiele zaken afdragen aan de waakhonden van de muziek- en filmindustrie (in Nederland Stichting Brein) om auteursrecht te handhaven.40 36. Zie Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 7. Zie ook Vzr. Rb. Haarlem 14 mei 2008, LJN BD1446 (Staat der Nederlanden/A-Group c.s.). 37. Met betrekking tot ISP’s zie: HR 25 november 2005, LJN AU4019, RvdW 2005, 133 (Lycos/Pessers); HR 16 december 2005, NJ 2006, 9, (Scientology/XS4ALL); Hof Amsterdam 15 juni 2006, LJN AX7579, NJF 2006, 427, AMI 2006/5, 173 m.nt. K.J. Koelman (Brein/Techno Design) (zie ook Rb. Haarlem 12 mei 2004, LJN AO9318, NJ2004, 357, IER 2004, 57.); Hof Amsterdam 7 november 2002, Mediaforum 2003/1, p. 38-41 m.nt. A.H. Ekker, (XS4ALL/Deutsche Bahn); Vzr. Rb. Utrecht 9 juli 2002, Computerrecht 2002/5, p. 296-299 m.nt. W.A.M. Steenbruggen, (Teleatlas/Planet Internet); Hof Den Bosch 25 juli 2002, KG 2002, 259 (Rutloh/Concept ICT). Zie tevens Hof Amsterdam 3 juli 2008, LJN BD6223 (Leaseweb/Brein) en Vzr. Rb. Den Haag 5 januari 2007, LJN AZ5678, NJF 2007, 86 m.nt. L.A.R. Siemerink in Computerrecht 2007, p. 111-113 en m.nt. O.L. van Daalen, AMI 2007, p. 58 (Brein/KPN). Zie ook R. Chavannes, Brein/KPN: het gevaar van een bagatel?, Mediaforum 2007, p. 174-178. 38. Rb. Rotterdam 24 juli 2007, LJN BB0268. 39. Zie agreed statement bij art. 8 World Copyright Treaty (WCT) waarin staat: ‘It is understood that the mere provision of physical facilities for enabling or making a communication does not in itself amount to communication within the meaning of this Treaty or the Berne Convention.[…]’ Het enkel faciliteren levert geen auteursrechtinbreuk op, maar kan onder bepaalde omstandigheden wel een onrechtmatige daad opleveren. We zien dit terug in de uitspraak Hof Amsterdam 15 juni 2006, LJN:AX7579, NJF 2006, 427, AMI 2006/5, 173 m.nt. K.J. Koelman (Brein/Techno Design). 40. HvJEG 29 januari 2008, C-275/06 (Promusicae/Telefónica de Espaáa SAU). In deze zaak had de Spaanse vereniging van muziekproducenten Promusicae van de Spaanse ISP Telefónica gevorderd NAW-gegevens te verstrekken van klanten die via KaZaA muziekbestanden uitwisselden. Dat een prejudiciële procedure even duurt, blijkt ook hier, nu KaZaA op internet als P2P-netwerk inmiddels verleden tijd is.
183
Maandblad voor Vermogensrecht In Nederland was er al het arrest van de Hoge Raad in de zaak Lycos/Pessers.41 In dat arrest is bevestigd dat er aanleiding kan zijn een ISP te veroordelen NAW-gegevens bekend te maken indien onrechtmatig zou kunnen zijn gehandeld, daardoor schade kan zijn geleden en er geen minder ingrijpende manier is om achter de NAW-gegevens te komen. Vervolgens dient dan nog een belangenafweging plaats te vinden tussen het privacybelang van de klant en het belang van de, wanneer we het over auteursrecht hebben, rechthebbende. De uitspraak van het Europese Hof van Justitie brengt daarom voor Nederland niets nieuws.42 Wat is nu de positie van een ISP tegenover P2P-netwerken. De P2P-netwerkenproblematiek doet zich bij ISP’s voornamelijk voor bij de functies access en hosting. Een breedband internetverbinding is gemeengoed geworden. Aangezien ADSL43 tegenwoordig een zodanige capaciteit betreft, kan de klant daarmee een ruilnetwerk-website die op zijn eigen servers staat op het internet toegankelijk maken. Een klant hoeft daartoe dus geen gebruik meer te maken van de functie hosting van zijn ISP. Een klant heeft zijn ISP dan alleen nog nodig voor access. De situatie waarin ISP’s zich bevinden wanneer zij dienen te oordelen over een klacht met betrekking tot een auteursrechtinbreuk op een website die zij voor hun klant hosten dan wel auteursrechtinbreuk op een website waarvoor zij de klant door middel van acces de mogelijkheid bieden om deze site aan het internet te koppelen, is complex. De ISP’s zullen daarbij steeds afwegingen moeten maken. Er heerst onduidelijkheid over de vraag wat een ISP precies moet doen wanneer hij in kennis is gesteld van de openbaarmaking van onrechtmatige informatie via zijn systemen. Volgens art. 6:196c lid 4 BW, dat betrekking heeft op hosting, kan de ISP ervoor kiezen de informatie te verwijderen dan wel de toegang daartoe onmogelijk te maken.44 Door de desbetreffende informatie te verwijderen, kan de ISP schade toebrengen aan zijn klant, terwijl later alsnog kan komen vast te staan dat geen sprake is geweest van onrechtmatige informatie. Omdat de ISP ook aan de belangen van zijn klant moet denken – hij heeft met hem immers een contractuele relatie – zal hij er veelal verstandig aan doen hooguit de toegang tot de vermeende inbreukmakende informatie te blokkeren, totdat definitief duidelijk is of er wel of geen 41. HR 25 november 2005, LJN AU4019; RvdW 2005, 133 (Lycos/ Pessers). Zie ook Vzr. Rb. Arnhem 3 april 2008, LJN BC9312 (De Roode Roos BV/Reform- en vitaminecentrum De Rooij BV c.s.), over een verzoek tot het mogen leggen van bewijsbeslag als bedoeld in art. 1019b Rv voor zover het elektronische informatie betreft die is opgeslagen bij een ISP. 42. Zie ook Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 7, p. 3. 43. ADSL staat voor Asymmetric Digital Subscriber Line. 44. Informatie van het internet verwijderen, is in wezen onmogelijk, zie bijv. Vzr Rb. Dordrecht 15 februari 2007, LJN AZ8818. Zie ook www.archive.org.
184
sprake is van onrechtmatige informatie.45 In de praktijk zal vaak niet direct duidelijk zijn of er wel of geen sprake is van een inbreukmakende handeling, zodat een ISP tussen twee kwaden dreigt te moeten kiezen. De ISP die de informatie niet ontoegankelijk maakt, riskeert aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad. De ISP die de informatie wel ontoegankelijk maakt, riskeert een vordering van zijn klant wegens wanprestatie. Bovendien zullen ISP’s bang zijn hierdoor hun klanten te verliezen, omdat zij overstappen naar andere ISP’s die minder snel informatie ontoegankelijk maken. Een ISP heeft zodoende te maken met twee aansprakelijkheden; aansprakelijkheid voor wat zijn klanten doen en aansprakelijkheid tegenover zijn klanten. ISP’s moeten, wanneer de klacht daartoe aanleiding geeft, een afweging maken of zij overgaan tot het verschaffen van de persoonsgegevens van de desbetreffende klant met het risico dat zij de privacy en anonimiteit van de klant schenden. Hoewel iedere ISP bij een dergelijke klacht kan besluiten naar de rechter te stappen, lijkt het onwaarschijnlijk dat veel ISP’s dat zullen doen wanneer de klachten wekelijks of dagelijks binnenstromen. Het probleem doet zich voor dat klanten van ISP’s door middel van P2P-netwerken muziek dan wel films downloaden en uploaden en hiermee auteursrechten schenden. Het is een ISP die zijn klanten door middel van een overeenkomst de diensten acces en hosting aanbiedt waardoor zij gebruik kunnen maken van P2P-netwerken. Een ISP maakt zodoende een wezenlijk onderdeel uit van het faciliteren van P2P-netwerken.46 Sommige ISP’s adverteren ook met teksten dat via hun ADSL-abonnementen nu nog sneller films en muziek kunnen worden gedownload. De wijze waarop een ISP zich profileert tegenover het publiek en zijn klanten speelt zodoende een rol bij de vaststelling van zijn aansprakelijkheid.47 Oplossingen ter verbetering van handhaving van auteursrecht op internet
Hierna beschrijf ik enkele oplossingsrichtingen die aan hiervoor genoemde P2P-netwerkenproblematiek bij ISP’s en daarmee tevens aan handhaving van auteursrechten op internet zouden kunnen bijdragen. Klanten informeren c.q. bewust maken
Op grond van art. 11.3 van de Telecommunicatiewet (TW) rust op ISP’s, aanbieders van openbare telecommunicatiediensten, een zorgplicht. Dit betekent dat zij maat-
45. De Richtlijn spreekt van ‘onwettige’ informatie of activiteiten, naar Nederlands recht is het logischer om van ‘onrechtmatige’ te spreken. Zie ook M.H.M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss. Tilburg UT), Den Haag: Sdu Uitgevers 2001, p. 216. 46. Zie ook P.B. Hugenholtz in zijn noot onder HR 19 december 2003, (Buma/KaZaA) AMI 2004/1, p. 24. 47. Zie ook Hof Amsterdam 15 juni 2006, LJN AX7579, NJF 2006, 427, AMI 2006/5, 173 m.nt. K.J. Koelman (Brein/Techno Design).
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
Maandblad voor Vermogensrecht regelen moeten treffen voor een veilig gebruik van hun netwerk. Ook zijn zij verplicht hun klanten goede voorlichting te geven over de mogelijke gevaren en risico’s van het gebruik van het netwerk. Het is echter niet duidelijk hoe ver deze zorgplicht gaat. Het open karakter van internet brengt met zich dat internet ook wordt gebruikt op manieren die in strijd zijn met de wet. Wellicht is het mogelijk op grond van art. 11.3 TW ter handhaving van het auteursrecht een beroep te doen op ISP’s. Op grond van hun zorgplicht zouden ISP’s moeten voorkomen dat hun klanten auteursrechtelijk beschermd materiaal zonder toestemming uitwisselen. De zorgvuldigheidsnormen waaraan een ISP zich in het algemeen heeft te houden, strekken niet tot bescherming van illegale gebruikers, maar wel tot bescherming van de schadelijdende partij. ISP’s zouden moeten beginnen verantwoording te nemen voor content. Door de mogelijkheid die een consument heeft om een breedband internetovereenkomst af te sluiten wordt P2P-gebruik en daarmee auteursrechtinbreuk immers door ISP’s gestimuleerd. Er kan daarom een beroep worden gedaan op ISP’s, omdat zij de partij zijn die het plegen van auteursrechtinbreuk mede faciliteren. Dit beroep kan echter mijns inziens niet verder gaan dan klanten informeren en waarschuwen, omdat ingevolge art. 15 van de Richtlijn lidstaten dienstverleners geen algemene verplichting mogen opleggen om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onrechtmatige activiteiten duiden. Een mogelijkheid daartoe is internetgebruikers bewust maken van auteursrecht door middel van het actief geven van voorlichting aan zowel bestaande als nieuwe klanten. Voor nieuwe klanten kan deze informatie bij het sluiten van het contract worden verstrekt. Aan zijn bestaande klanten kan de ISP op een regelmatige basis via een nieuwsbrief, mailing of op haar website voorlichting over auteursrechten verstrekken. Veel particulieren, en met name minderjarigen zijn zich te weinig bewust van de gevaren, waaronder auteursrechtinbreuk, op internet. Door internetgebruikers die met behulp van P2P-netwerken downloaden en uploaden van het internet wordt het (illegaal) kopiëren van muziek, films, games en software bijna als vanzelfsprekend ervaren. De illegale producten die zelf worden gebrand, worden onderling cadeau gedaan, geruild of verkocht.48 Voorlichtingscampagnes over wat auteursrechten zijn en hoe deze worden gehand-
48. Het uitputtingsbeginsel is niet van toepassing op niet-stoffelijke exemplaren, dat was de consument wel gewend met betrekking tot stoffelijke exemplaren. Zie art. 12b Aw waarin de uitputting is geregeld dat spreekt over ‘exemplaar’ wat duidt op een stoffelijk exemplaar. De heersende opvatting is dat transmissie via internet niet een stoffelijk exemplaar betreft, althans niet door de rechthebbende zelf in omloop is gebracht. Zie ook Visser 2001, p. 131.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
haafd zouden hierin verandering kunnen brengen.49 Het aan P2P-gebruikers kenbaar maken dat wat zij doen onrechtmatig is jegens de auteurs van de werken, kan bijdragen aan verbetering. Stichting Brein probeert met campagnes en brochures de internetgebruikers te wijzen op de gevaren en risico’s van up- en downloaden en illegale cd-handel. Ook ISP’s kunnen bijdragen aan het informeren van hun klanten over auteursrechten. Het is echter de vraag of gebruikers zich hier iets van zullen aantrekken. Hier is sprake van een proces dat niet meer te keren is. Toch is het belangrijk op het niveau van de internetgebruiker (de bron) deze informatie te verschaffen, omdat alleen op dat niveau controle mogelijk is. Controle aan de bron is onmogelijk, dat moet de bron zelf doen. Heffingen in internetabonnement doorberekenen
Betaling voor thuiskopieën gaat via heffingen op lege cd’s, dvd’s en videobanden, waaruit betaling aan auteursrechthebbenden plaatsvindt. Voor harde schijven, geheugenkaarten of USB-sticks geldt echter (nog) geen heffing, terwijl muziek veelal rechtstreeks zal worden afgespeeld via de pc of een draagbare mediaspeler (Ipod). Er gaan daarom ook wel plannen op om op deze dragers te gaan heffen.50 Omdat het gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk in een digitale omgeving niet is te controleren (privacy) en te handhaven, kan worden overwogen om iedere internetgebruiker via zijn ISP een internetheffing te laten betalen. Voor ISP’s zal dit wel administratieve rompslomp meebrengen. Tevens doet zich het probleem voor dat ook ‘onschuldige’ internetgebruikers die geen P2P-software hebben geïnstalleerd deze internetheffing moeten betalen.51 Daarnaast is het de vraag of het heffingsgeld wel daadwerkelijk terecht komt bij de auteursrechthebbenden. Met de bestaande heffingen is dat ook nauwelijks het geval. Ook is hier sprake van de meer fundamentele kwestie dat het auteursrecht een soort vergoedingsrecht zou worden.52 Betaling voor thuiskopieën via heffingen is een vergoeding voor een juridisch toegestane (legale) kopie. Wanneer heffingen in internetabonnementen zouden worden doorberekend, heeft de heffing nu juist ook betrekking op illegale kopieën.53
49. Over hoe internetgebruikers ‘geïnformeerd’ worden over P2P en auteursrechtinbreuk verwijs ik bijvoorbeeld naar de artikelen ‘Veilig en anoniem downloaden. Blijf uit handen van Brein.’, Computer! Totaal, 2008/6, p. 56-59; ‘Meer, makkelijker, goedkoper muziek downloaden’, hcc Magazine 2008/2, p. 36-38; ‘Mythes over downloaden, Hoe illegaal is het downloaden van muziek en films?’, Computer! Totaal, 2008/4, p. 46-50; Downloaden mag gewoon. Dus waarom uploaden niet?, NRCnext d.d. 2 april 2008 en ‘Muziekdownloads. Op krimpende audiomarkt groeit en bloeit de muziek van internet. Vrijheid brengt het goede van de consument naar boven’, NRC-handelsblad d.d. 18 maart 2008. 50. Zie echter Besluit van 17 februari 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in art. 16c van de Auteurswet 1912, Stb 2007, 75. 51. Zie ook P.B. Hugenholtz in zijn noot onder HR 19 december 2003, (Buma/KaZaA) AMI 2004/1, p. 24. 52. Zie ook P.B. Hugenholtz in zijn noot onder HR 19 december 2003, (Buma/KaZaA) AMI 2004/1, p. 24. 53. Zie echter Rb. Den Haag 25 juni 2008, rolnr. 246698, HA ZA 05-2233 (Importeurs en/of fabrikanten blanco informatiedragers/Thuiskopie), raadpleegbaar via Boek9.nl, B9 6341; tevens daar raadpleegbaar reacties op het vonnis, B9 6363. Zie ook noot 26.
185
Maandblad voor Vermogensrecht Tegen betaling downloaden
Sinds een aantal jaren zijn er websites opgericht die online verkoop van muziek, films, games en software tegen betaling verzorgen. Voorheen was er nauwelijks een legaal alternatief.54 Het tegen betaling downloaden van muziek slaat nog steeds niet echt aan in Nederland.55 Het aanbod is niet compleet genoeg en er worden allerlei technische (digital rights management, DRM) restricties gehanteerd.56 Wellicht is de oplossing een internetmuziekabonnement waarbij consumenten een maandelijkse bijdrage via hun ISP betalen voor onbeperkte toegang tot een legale muziekdatabase. P2P-gebruik kan op deze wijze worden ingeperkt door maar een bepaalde hoeveelheid dataverkeer toe te staan. Muziek moet dan niet meer worden gezien als een product, maar als een dienst. Ook hierbij wordt dus een beroep gedaan op de ISP. (Collectief) beheer anders regelen
Downloaden in Nederland verbieden of thuiskopie-exceptie toepassen op uploaden
Aan de ene kant zijn er de belangenbehartigers die eigenlijk vinden dat niemand iets mag downloaden zonder dat de rechthebbenden er geld voor krijgen, wat er voor pleit om de thuiskopie-exceptie voor downloaden af te schaffen.58 Aan de andere kant zit de online (P2P) wereld nu eenmaal anders in elkaar, wat er juist voor pleit om een thuiskopie-exceptie ook voor uploaden in te voeren.59 Beide maatregelen vereisen een aanpassing van de Auteurswet. Wanneer de eerste richting gevolgd gaat worden, zal de bescherming van de consument in verband met zijn privacy duidelijk voor ogen moeten worden gehouden.60 De tweede optie brengt met zich mee dat uploaden ook zal moeten worden toegestaan, omdat ook hier geen controle en handhaving mogelijk is en de consument het recht heeft op privacy.
Nu heeft alleen Buma op grond van art. 30a AW een vergunning, en zodoende dus een monopoliepositie (bemiddelingsmonopolie). Het is aan muziekauteurs niet verboden om desgewenst rechtstreeks zelf hun recht als bedoeld in art. 30a lid 2 en 3 Aw uit te oefenen. In de praktijk komt dit echter nauwelijks voor. Internet biedt hiervoor mogelijkheden. Het beschikbaar stellen van auteurswerken via P2Pnetwerken kan legaal gebeuren indien de rechthebbende hiertoe uitdrukkelijk toestemming geeft. Het verlenen van een licentie is daartoe voldoende. In de praktijk wordt ook muziek beschikbaar gesteld door rechthebbenden met toestemming om dit verder te verspreiden, juist om naamsbekendheid te verkrijgen. Daarnaast zijn er bekende artiesten die via hun website hun nieuwste album aanbieden. De consument kan door middel van het internet als producent fungeren. Zo kunnen beginnende artiesten hun liedjes op het internet verspreiden en zo bekendheid verkrijgen. Wanneer zij vervolgens geen contract sluiten met Buma maar hun eigen rechten beheren via bijvoorbeeld een licentieovereenkomst op een website vanwaar de songs kunnen worden gedownload, kunnen zij hun eigen auteursrecht beheren. De auteursrechthebbende kan dan anderen toestaan om het werk waar hij auteursrecht op heeft te kopiëren, distribueren, vertonen, en op te voeren met daarbij het vereiste dat hij als maker wordt vermeld.57
Nederland is binnen Europa een van de weinige landen waar het downloaden van (illegaal) materiaal als thuiskopie (kopiëren voor eigen gebruik met heffing) is toegestaan (art. 16c AW). De optie om de thuiskopie-exceptie ook toe te passen op uploaden, brengt met zich mee dat Nederland zich in een nog afwijkender positie gaat begeven van zijn Europese collega’s. Door downloaden niet meer toe te staan in Nederland, wordt beter aangesloten bij de andere Europese landen en kan zodoende worden bijgedragen aan een betere handhaving van auteursrechten op het grensoverschrijdende internet. Het druist echter in tegen het recht op vrijheid van informatie.61 Bovendien is het de vraag of de P2P-problematiek hiermee wordt opgelost, nu andere Europese landen ook kampen met de problemen die handhaving van auteursrechten door de komst van P2P-netwerken met zich meebrengen. In Frankrijk kan iemand die tot drie keer toe illegaal downloadt zijn internetaansluiting kwijtraken. In Engeland is een wetsvoorstel in de maak om ISP’s te dwingen klanten af te sluiten die illegaal films en muziek downloaden en verspreiden. Anders dan in Nederland is in deze landen het downloaden van beschermd materiaal dus verboden. Het afsluiten van een internetverbinding
54. Zie ook Visser 2001, p. 133. 55. Een muziekzaak die momenteel gedijt is de driedimensionale Sony BMG-winkel op <www.SecondLife.com>, waar virtuele ‘burgers’ proberen een echte muziekhandel nieuw leven in te blazen. 56. DRM is een digitale techniek die de muziekbestanden beveiligt, zodat gebruikers zonder de juiste rechten (bijvoorbeeld omdat ze daarvoor niet hebben betaald) ze niet kunnen afspelen of kopiëren. Het is een digitale techniek waarmee aan een werk gebruiksvoorwaarden worden gekoppeld die automatisch worden gehandhaafd (zie art. 29a AW). In de praktijk is DRM echter eenvoudig te hacken, ondanks het omzeilverbod van art. 29a Aw. Consumenten worden zodoende niet beperkt in hun macht om auteursrecht beschermde werken te kunnen gebruiken. De markt was blijkbaar nog niet klaar voor DRM en zal er wellicht nooit klaar voor zijn. 57. Zie <www.creativecommons.org>.
58. Zie echter Rb. Den Haag 25 juni 2008, rolnr. 246698, HA ZA 05-2233 (Importeurs en/of fabrikanten blanco informatiedragers/Thuiskopie), raadpleegbaar via Boek9.nl, B9 6341; tevens daar raadpleegbaar reacties op het vonnis, B9 6363. Zie ook noot 26. 59. Zie ook P.B. Hugenholtz in zijn noot onder HR 19 december 2003, (Buma/KaZaA) AMI 2004/1, p. 24. 60. Door de digitalisering van de maatschappij heeft privacy al een heel andere definitie gekregen. 61. Dat het recht op informatie (art. 10 EVRM) voorrang kan genieten boven het auteursrecht blijkt uit de Scientology-zaak, Hof Den Haag 4 september 2003, NJ 2003, 664; LJN AI5638; IER 2003, 69 m.nt. FWG; BIE 2004, 57 m.nt. A.A.Q. Dit vraagstuk kan ook gaan spelen bij het verwijzingshof inzake de ‘Endstra-tapes’-zaak, HR 30 mei 2008, RvdW 2008, 567; LJN BC2153. Zie ook Vzr. Rb. Haarlem 14 mei 2008, LJN BD1446 (Staat der Nederlanden/A-Group c.s.).
186
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
Maandblad voor Vermogensrecht vind ik zeer vergaand.62 Internetgebruik is inmiddels zo’n belangrijk onderdeel van ons dagelijks leven geworden dat afsluiting niet op een dergelijke grond kan en mag plaatsvinden.63 De kern van het probleem wordt hier niet mee aangepakt. Tevens wordt een ISP belast met het afsluiten van de internetverbinding waar hij wel toe in staat is, maar waarbij het recht op toegang tot informatie wordt geschonden. Filteren c.q. blokkeren van informatie
Door middel van filtertechnieken kunnen ISP’s bepaalde onrechtmatige informatie onbenaderbaar maken voor hun klanten. Filteren komt zodoende neer op informatie blokkeren. ISP’s kunnen bijvoorbeeld besluiten te filteren op BitTorrent sites. Een vraag is echter in hoeverre dit is toegestaan.64 Daarnaast zal de effectiviteit van deze maatregelen bepaald niet succesvol zijn, omdat informatie die eenmaal op internet staat in razend tempo kan worden gekopieerd en via andere kanalen aangeboden. Bovendien zou juist door de selectie met behulp van het filter de ISP niet langer gebruik kunnen maken van art. 6:196c BW, omdat hij de doorgegeven informatie selecteert. Een probleem is ook dat veel P2P-verkeer tegenwoordig is versleuteld (encrypted), waardoor filteren wordt tegengewerkt. Regeling in algemene voorwaarden van de ISP-overeenkomst
Het bij uitstek privaatrechtelijke karakter van het auteursrecht brengt mee dat marktpartijen zelf invulling kunnen en moeten geven aan hun rechtsverhoudingen. Algemene voorwaarden gelden tegenover klanten. De vraag is echter of de hier geschetste problemen in een paar regels van de algemene voorwaarden of in gedragscodes zijn te reguleren. Een ISP kan zich in zijn algemene voorwaarden het recht voorbehouden de vermeende onrechtmatige informatie te blokkeren, bijvoorbeeld totdat over het karakter van de informatie een rechterlijk oordeel is verkregen. De meeste ISP’s hebben in hun algemene voorwaarden bepalingen opgenomen dat ze naar eigen goeddunken pagina’s kunnen wissen en niet hoeven in te staan voor de gevolgen daarvan. Een ISP die zich in zijn algemene voorwaarden tegen claims van zijn klanten heeft ingedekt, hoeft weinig vorderingen van zijn klanten te verwachten. Zelfregulering door ISP’s
Wanneer er een klacht binnenkomt, kan een Nederlandse ISP op grond van de huidige wetgeving echter niet anders dan informatie beoordelen op onrechtmatigheid. Wanneer
62. De Nederlandse brancheorganisatie van de entertainmentindustrie (NVPI) stelt voor dat ISP’s maatregelen nemen tegen het illegaal aanbieden van muziek door de uploader eerst een waarschuwing te geven en na herhaling de toegang tot bijvoorbeeld e-mail en internetbankieren te blokkeren. Zie ‘Geen mail voor muziekpiraten’, NRC-Next d.d. 5 juni 2008. 63. In Estland is toegang tot internet zelfs een grondrecht. 64. Zie A. Engelfriet, Richtlijnconform filteren van peer-to-peer verkeer, IER 2007/6, p. 368-371.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
de ISP dat niet doet en de informatie eenvoudig doorleidt, ontstaat er een zekere mate van chilling-effect ten aanzien van de klant.65 Een klachtenadres (abuse e-mailadres) waar internetgebruikers met klachten over misbruik via de desbetreffende ISP – bijvoorbeeld verspreiding van auteursrechtinbreukmakende informatie – terecht kunnen, kan een oplossing bieden. Hiervoor moet dan een goed protocol worden opgemaakt; alleen zeggen dat er iets verdachts plaatsvindt, is niet voldoende. Nederlandse ISP’s moet ruimte worden geboden om een standaardprocedure te hanteren voor het afwikkelen van binnenkomende klachten. Een meldingsformulier waarop de klager met behulp van een questionnaire moet aangeven waarom de informatie volgens hem onrechtmatig is, moet daarvan onderdeel uitmaken. Een ISP heeft tijd nodig om een afweging te maken en mag dat ook.66 Daartoe kan een ISP in contact treden met de desbetreffende klant. Ook ISP XS4ALL acht de situatie dat een ISP op de stoel van de rechter moet gaan zitten niet wenselijk en is daarom met een klachtenprocedure gekomen.67 Die moet haar klanten duidelijkheid geven bij klachten over hun uitingen op internet en biedt klagers de mogelijkheid om melding te doen van bijvoorbeeld inbreuk op auteursrecht.68 De procedure voorziet in anoniem contact tussen de klager en de beklaagde. XS4ALL wil haar klanten zo vooraf laten weten waar zij aan toe zijn in geval van een klacht. De beklaagde krijgt een melding van de klacht, nog voordat deze door XS4ALL wordt beoordeeld. Een beklaagde internetter kan dan zelf zonodig schadebeperkende maatregelen nemen. Bovendien hoopt XS4ALL daarmee de kans te minimaliseren dat ze wordt gedwongen om persoonsgegevens van de klant te overhandigen. Indien een uiting op een website waarover een melding binnenkomt naar het oordeel van XS4ALL onmiskenbaar onrechtmatig is, wordt een dringend verzoek verzonden aan de klant om de gewraakte bestanden of informatie zelf te verwijderen. Indien de klant hieraan niet terstond gevolg geeft, of aantoont dat er niets mis is, zal XS4ALL de informatie zo mogelijk ontoegankelijk maken. Indien een melding het verzoek bevat om NAW-gegevens van een klant van XS4ALL te verstrekken, zal XS4ALL dat onder voorwaarden doen. Indien de melder, bijvoorbeeld Stichting Brein, een IP-adres verstrekt of als de melding betrekking heeft op P2P-gebruik (bijv. uploaden van torrents), moet de 65. Zie ook M.H.M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss. Tilburg UT), Den Haag: Sdu Uitgevers 2001, p. 63. 66. Zie Kamerstukken II 2001/02, 28 197, nr. 1-3, p. 25-28. 67. XS4ALL stelt nieuwe meldingsprocedure voor illegale activiteiten in als gevolg van gewonnen rechtszaken door Brein: Brein/UPC en Brein/KPN. De XS4ALL klachtenprocedure is raadpleegbaar via: <www.xs4all.nl/overxs4all/contact/media/beleidsregels_klachten.pdf>. Zie ook F. Kuitenbrouwer, Wat nu ‘Anon.nl’?, Computerrecht 2007, nr. 112. 68. Opvallend is dat een meldingsformulier via de website van XS4ALL kan worden verkregen, maar per fax moet worden verstuurd.
187
Maandblad voor Vermogensrecht melder (Stichting Brein dus) ten minste drie tijdstippen verstrekken waarop de overtreding (‘onrechtmatige gedraging’) heeft plaatsgevonden. XS4ALL roept andere ISP’s op om haar procedure te volgen: ‘Een gezamenlijke aanpak geeft de Nederlandse internetter de zekerheid van een deskundige en uniforme klachtenregeling en -afhandeling. Daarnaast geeft het alle betrokkenen de kans hun belangen te verdedigen.’ Wettelijke notice and take down-procedure
De klachtenprocedure van XS4ALL is te beschouwen als een notice and take down-procedure (NTD-procedure).69 Een NTD-procedure houdt kort gezegd het volgende in. De ISP ontvangt van een auteursrechthebbende die claimt dat zijn rechten worden geschonden een verzoek tot blokkering van vermoedelijk auteursrecht inbreukmakende informatie en vervolgens wordt de informatie geblokkeerd door de ISP. Het maakt niet uit of aan die claim kan worden getwijfeld. Daarna zorgt de ISP dat de klant hiervan op de hoogte wordt gebracht en vraagt aan de klant om een reactie te geven. Geeft de klant een reactie en zegt hij bijvoorbeeld dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk, dan zal de ISP proberen deze twee partijen met elkaar in contact te brengen. De ISP fungeert als tussenpersoon. Hij zorgt voor het contact, maar hoeft op dat moment geen oordeel te vellen over de (on)rechtmatigheid van de informatie. Het initiatief van XS4ALL zal wellicht kunnen leiden tot een uniforme zelfregulerende NTD-procedure in Nederland. Derden die schade lijden, hoeven zich van een door ISP’s zelf gehanteerde NTD-procedure echter niets aan te trekken. Wanneer de ISP aan de hand van de ontvangen klacht twijfelt over de (on)rechtmatigheid van de informatie, dient de informatie online te blijven totdat een rechter hierover heeft beslist. ISP’s moeten klachten altijd doorsturen aan de desbetreffende klant en een redelijke termijn hanteren voor het geven van antwoord aan de indiener van de klacht. Blijft een reactie van de klant uit, dan zou een ISP alleen moeten ingrijpen als hij onmiddellijk gevaar, onmiskenbare onrechtmatigheid of aantoonbare grote financiële schade verwacht. Het hangt geheel van de omstandigheden van het geval af of een ISP door de rechter wordt verplicht om persoonsgegevens af te staan. Wanneer de ISP aan de hand van een ontvangen klacht twijfelt over het verschaffen van persoonsgegevens, dienen deze niet te worden verstrekt totdat een rechter hierover heeft beslist. Transparantie is met betrekking tot deze onderwerpen cruciaal. ISP’s moeten 69. Marktplaats heeft een Melding van Inbreuk Programma ontwikkeld dat vergelijkbaar is met een NTD-procedure, zie <www.marktplaats.nl>. Zie ook Rb. Zwolle 3 mei 2006, LJN AW6288, NJF 2006, 279 (Stokke/ Marktplaats). Ook Google hanteert een specifieke ‘note and take down’-procedure die houders van IE-rechten in staat stellen om haar van eventuele schendingen op de hoogte te stellen, www.google.nl. Zie ook Vzr. Rb. Amsterdam 26 april 2007 m.nt. J.V.J. van Hoboken, LJN BA3941, PRG 2007, 66, Mediaforum 2007-6, p. 205-208 (Jensen/ Google). Zie ook P.B. Hugenholtz in zijn noot onder HR 19 december 2003, (Buma/KaZaA) AMI 2004/1, p. 24.
188
de reeds door hun gehanteerde NTD-procedure publiceren. Statistieken over notice and take down en gevolgen daarvan kunnen het probleem beter onder de aandacht brengen en leiden tot een wenselijke oplossing. De minister van Justitie heeft in een brief aan de Tweede Kamer de oprichting van een notice and take down-systeem aangekondigd.70 Een NTD-procedure kan duidelijkheid voor een ISP brengen.71 Drie vraagstukken zijn ondanks de wetgeving niet helder. Ten eerste is niet duidelijk wie de (on)rechtmatigheid van de beweerdelijk onrechtmatige informatie dient te beoordelen. Dit kan niet aan een ISP worden overgelaten, maar is een taak voor de rechter. Ten tweede is niet duidelijk wanneer een ISP wetenschap heeft van bepaalde informatie, dan wel wetenschap heeft van de onrechtmatigheid van de informatie. Mijns inziens is dat bij mogelijk onrechtmatige informatie enkel het geval wanneer hem een gerechtelijk oordeel is betekend, met daarbij de vaststelling van de onrechtmatigheid van bepaalde informatie. Ten derde kan de toegankelijkheid van beweerdelijk onrechtmatige informatie gedurende een gerechtelijke procedure nog voor problemen zorgen. De ISP die informatie niet ontoegankelijk maakt, riskeert aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad. De ISP die de informatie wel ontoegankelijk maakt, riskeert een vordering van de klant, de afnemer van zijn dienst, wegens wanprestatie. De ISP moet het belang van (potentieel) door de onrechtmatige informatie benadeelden afwegen tegen het belang van zijn klanten. Aan de orde is hier de spanning tussen het voorkomen of tegengaan van de verspreiding van onrechtmatige informatie enerzijds en de vrijheid van meningsuiting anderzijds.72 Een gestroomlijnde communicatie tussen de schadelijdende partij en de persoon die de beweerdelijk onrechtmatige informatie met behulp van zijn ISP openbaart op internet, kan een oplossing bieden voor de hier opgesomde problemen. Een wettelijke grondslag ontbreekt thans, wat betekent dat derden die schade lijden, zich van een door ISP’s zelf gehanteerde NTD-procedure niets hoeven aan te trekken. Zij kunnen een door een ISP gehanteerde procedure negeren en hun eigen beleid (bijv. sommatie door een advocaat) toepassen. De wetgever lijkt de voorkeur te geven aan zelfregulering op dit gebied. Mijns inziens is het wenselijk dat de wetgever overgaat tot het realiseren van een wettelijke NTD-procedure. Het blijft een klant of klager (daarnaast) altijd vrijstaan naar de rechter te stappen. Het instellen van
70. Kamerstukken II 2004/05, 28 197, nr. 22. 71. In art. 14 lid 3 van de Richtlijn wordt de mogelijkheid tot aanvullende nationale wetgeving uitdrukkelijk geboden. Zie ook W.Z. de Jongh & L.A.R. Siemerink, Amerikaanse en Finse elementen voor de Nederlandse implementatie van de Richtlijn inzake elektronische Handel, Computerrecht 2002, p. 12-20. Over ‘notice and take down’ zie ook R. Julia-Barcelo, Liability for On line Intermediaries: A European Perspective, E.I.P.R. 1998, p. 461-462 en Schellekens 2001, p. 236-238. 72. Zie overweging 40 Richtlijn.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
Maandblad voor Vermogensrecht een meldpunt dat een oordeel velt over de inhoud van de informatie acht ik niet realiseerbaar.73 Technisch gezien kan een dergelijk meldpunt 24 uur per dag bereikbaar zijn. Juridisch gezien zie ik het echter als een probleem wie deel moeten uitmaken van het meldpunt om de informatie te beoordelen en hoe (snel) een oordeel dient te worden geveld. Een wettelijke NTD-procedure biedt meer rechtszekerheid voor beide partijen. Afsluitend
In dit artikel heb ik een overzicht gegeven van hoe een ISP zich zou kunnen gedragen ten opzichte van auteursrechtinbreuken die met behulp van P2P-netwerken door zijn klanten worden begaan. Klanten van een ISP kunnen door middel van gebruik van P2P-software auteursrechtelijk beschermde werken uploaden en downloaden. Daarnaast kunnen klanten van een ISP websitebeheerder zijn van een P2P-netwerksite. Om handhaving van auteursrechten op internet niet onmogelijk te maken, is het van belang de rol van de ISP nader te belichten. In deze bijdrage heb ik getracht daartoe een aanzet te geven. Het is een ISP die zijn klanten door middel van een overeenkomst de diensten access en hosting aanbiedt waardoor zij gebruik kunnen maken van P2P-netwerken en P2P-netwerksites kunnen aanbieden. Een ISP maakt zodoende een wezenlijk onderdeel uit van het faciliteren van P2P-netwerken.
Een goede oplossing vind ik een wettelijke notice and take down-procedure voor ISP’s die acces en hosting verrichten. Daarmee kan de handhaving van auteursrechten beter worden gerealiseerd. De rol van een ISP moet mijns inziens worden beperkt tot informatie verwijderen dan wel blokkeren en persoonsgegevens verschaffen wanneer een rechter hem dit oplegt (art. 6:196c lid 5 BW) of wanneer dit in de wet is bepaald. Hiertoe zou een wettelijke NTD-procedure in het leven kunnen worden geroepen om meer duidelijkheid en rechtszekerheid te verkrijgen. Daarin kan een wettelijke vrijwaring voor ISP’s worden gerealiseerd wanneer een ISP wordt verzocht informatie te verwijderen en/of persoonsgegevens te verschaffen. De klachtenprocedure van XS4ALL kan daartoe als aanzet worden beschouwd. Zelfregulering in de vorm van een klachtenprocedure en/of een regeling in de algemene voorwaarden is echter niet voldoende, omdat derden zich er niet aan te hoeven houden. In de praktijk is behoefte aan een uniforme, transparante wettelijke NTD-procedure. Mr. dr. L.A.R. Siemerink, gerechtsauditeur bij de Hoge Raad der Nederlanden en gastdocent aan de Universiteit Leiden bij eLaw@Leiden, Centrum voor Recht in de Informatiemaatschappij74
Op een ISP rust op grond van art. 11.3 van de Telecommunicatiewet een zorgplicht. Op grond van deze zorgplicht kan volgens mij van de ISP een informatieplicht worden gevergd die inhoudt dat ISP’s hun klanten wijzen op en bewust maken van de werking van het auteursrecht en handhaving daarvan op internet. Voorts zou iedere internetgebruiker via zijn ISP door middel van een doorberekening in de maandelijkse internetbijdrage een heffing kunnen gaan betalen. Auteursrecht op internet wordt dan een soort vergoedingsrecht en zal ook betrekking hebben op illegale kopieën. Tevens doet zich het probleem voor dat ook ‘onschuldige’ internetgebruikers die geen P2P-software hebben geïnstalleerd deze internetheffing moeten betalen. Daarnaast kunnen legale alternatieven via ISP-abonnementen van online verkoop van muziek, films, games en software (verder) worden ontwikkeld. In ISP-maatregelen, zoals de uploader eerst een waarschuwing geven en na herhaling de toegang tot bijvoorbeeld e-mail en internetbankieren blokkeren, kan ik mij niet vinden. Ten eerste wordt de kern van het probleem hier niet mee aangepakt en tevens wordt een ISP belast met uitvoeringstaken (het blokkeren van internetdiensten) waar hij wel toe in staat is, maar waarbij het recht op toegang tot informatie wordt geschonden.
73. Zie hierover Schellekens 2001, p. 239-242 en R. Julia-Barcelo en K.J. Koelman. Intermediary liability in the E-commerce Directive: so far so good, but it’s not enough, Computer & Law Security Report 2000, p. 237. Een meldpunt is vergelijkbaar met een ‘expert’commissie die XS4ALL in haar klachtenregeling hanteert.
MvV juli/augustus 2008, nr. 7/8
74. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
189