Griekenland en Rome hebben niet alleen de geschiedenis en het uitzicht van Europa mee bepaald maar hebben ook een moeilijk te overschatten invloed gehad op het Europese denken en de Europese cultuur. Grieks en Latijn verdienen onder meer daarom een plaats in het Europees onderwijs. Maar de lessen Grieks en Latijn mogen zich zeker niet beperken tot de wellicht te lang in stand gehouden traditionele lessen ex cathedra. Ze moeten zich aanpassen aan de moderne wereld waarin nieuwe technologieën tot ontwikkeling zijn gekomen. Alleen door het invoeren, toepassen en blijvend aanpassen van de meest moderne lesmethodes kunnen leerkrachten Latijn en Grieks de studie van Europa’s verleden vrijwaren tegen de niet aflatende pogingen om het cultureel waardevolle te vervangen door het utilitaire. Dit boek probeert na te gaan hoe sommige boeiende projecten in klassieke vorming vandaag gebruikmaken van informatie- en communicatietechnologie als hulpmiddel om hun opdracht te volbrengen: klassieke talen levend houden voor het Europa van de toekomst. Dit boek is bestemd voor leerkrachten van het secundair onderwijs die inspiratie zoeken, ideeën willen opdoen en hulp willen vinden om hun dagtaak op een zinvolle en eigentijdse wijze te vervullen. Met de financiële steun van de Europese Commissie in het kader van het Socrates Comenius programma. Comenius 2.1-project CIRCE N°:112066-CP-1-2003-1-BE-COMENIUS-C21.
ICT &
KLASSIEKE TALEN IN EUROPA
EEN INTRODUCTIE TOT HET GEBRUIK VAN ICT DOOR LEERKRACHTEN KLASSIEKE TALEN
ICT & KLASSIEKE TALEN IN EUROPA EEN INTRODUCTIE TOT HET GEBRUIK VAN ICT DOOR LEERKRACHTEN KLASSIEKE TALEN
1
2
ICT & KLASSIEKE TALEN IN EUROPA
EEN INTRODUCTIE TOT HET GEBRUIK VAN ICT DOOR LEERKRACHTEN KLASSIEKE TALEN
Projectcoördinator: Veerle De Troyer Eindredacteur: Julian Morgan Met bijdragen van: Mireille de Biasi, Robin Delisle, Steffan Griffiths, Marc Knecht, Chris Lord, Julian Morgan, Elisabeth Nedergaard, Wilf O’Neill, Andrew Parkin, Annarella Perra, Sylvie Royo, Tony Smith, Sophie Van Esch, Jens Vermeersch
3
ICT & KLASSIEKE TALEN IN EUROPA Een introductie tot het gebruik van ICT door leerkrachten klassieke talen Brussel Het Gemeenschapsonderwijs 2006 116 pp. – 24 cm. D/2006/8479/4 ISBN 90-806-3099-3 De laatste hand werd aan dit boek gelegd op 15 maart 2006. Voor updates gelieve de website te raadplegen: www.circe.be Ontwerp omslag en lay-out: Watch It Productions Vertaler: Marc Knecht Projectwebsite: www.circe.be
Met de financiële steun van de Europese Commissie in het kader van het Socrates Comenius programma. Comenius 2.1-project CIRCE N°:112066-CP-1-2003-1-BE-COMENIUS-C21. De inhoud van dit project reflecteert niet noodzakelijk het standpunt van de Europese Commissie, noch is de Europese Commissie er op enige wijze verantwoordelijk voor. © 2006 CIRCE Project Elk onderdeel van dit boek is beschermd door auteursrecht. Elk gebruik dat verder gaat dan de strikte bepalingen van de wet op het auteursrecht, is verboden zonder voorafgaande toestemming van de eigenaars van het auteursrecht. Dit geldt ook voor fotokopieën, vertalingen en kopieën op microfilm, alsook voor opslag en gebruik op elektronische systemen. 4
INHOUD
Inhoud.................................................................................................................... Pagina 5 Woord vooraf......................................................................................................... Pagina 7 Inleiding en verantwoording.....................................................................................Pagina 9 HOOFDSTUK 1 : INLEIDING Waarom klassieke talen?........................................................................................ Pagina 13 Waarom ICT?........................................................................................................ Pagina 15 Waarom ICT in klassieke talen?.............................................................................. Pagina 16 Een basisuitrusting software voor leerkrachten klassieke talen................................. Pagina 17 Documenten genereren - veelgebruikte bestandstypes............................................... Pagina 19 Enkele bedenkingen bij hardware............................................................................ Pagina 21 ‘Open source’ of vrije software................................................................................ Pagina 22 Leeromgevingen..................................................................................................... Pagina 22 Juridische aspecten en auteursrechten in de Europese Unie...................................... Pagina 23 Nationale wetten over auteursrechten...................................................................... Pagina 25 HOOFDSTUK 2: DE INTEGRATIE VAN ICT IN HET ONDERWIJS VAN KLASSIEKE TALEN Een integratiebeleid................................................................................................ Pagina 27 Het creëren van documenten op papier..................................................................... Pagina 28 Gebruik van beschikbare software: leren met de computer........................................ Pagina 31 Communicatie via e-mail......................................................................................... Pagina 33 Opzoeken op het internet: leerkrachten.................................................................... Pagina 35 Opzoeken op het internet: leerlingen........................................................................ Pagina 36 Opzoeken op het internet: WebQuest of Webkwestie................................................. Pagina 37 Opzoeken via geïnstalleerde software....................................................................... Pagina 39 Webpagina’s of websites maken.............................................................................. Pagina 41 Andere softwaretoepassingen gebruiken................................................................... Pagina 43 Netwerkprojecten.................................................................................................... Pagina 45 Evaluatie van het werk van leerlingen.................................................................. Pagina 47 HOOFDSTUK 3: DE ROL VAN DE LEERKRACHT Pedagogische aanpak, einddoelen en doelstellingen.................................................. Pagina 51 De veranderende rol van de leerkracht..................................................................... Pagina 54 E-leren - een nieuwe benadering?............................................................................ Pagina 57 HOOFDSTUK 4: CASESTUDIES Inleiding................................................................................................................. Pagina 61 Een e-handboek om Grieks te leren: van wastafeltjes tot laptops............................... Pagina 62 Circulus Latinus Panormitanus: chatten in het Latijn................................................ Pagina 63 E-Latijn: het Cambridge Online Latin Project.......................................................... Pagina 64 Het Eton College Grieks software project................................................................. Pagina 67 Google Latina, investigationis machina.................................................................... Pagina 68 Het HELIOS project .............................................................................................. Pagina 69 ICT en mindervaliden............................................................................................. Pagina 73 Computers en visuele handicaps: possunt quia posse videntur.................................... Pagina 74 Inspiration: software om te “mindmappen”............................................................. Pagina 78 Just-in-Time Teaching (JiTT)................................................................................... Pagina 80 5
Latijns vocabularium inoefenen............................................................................... Pagina 82 Net-leren: e-leren en netwerken gebruiken om Grieks en Latijn te geven....................... Pagina 83 Netwerken in scholen: het Deens DDN Latijn/Engels project..................................... Pagina 85 Perseus offline gebruiken........................................................................................ Pagina 88 Perseus online gebruiken. De mythe van Europa....................................................... Pagina 90 Fotoarchieven......................................................................................................... Pagina 93 Presentatiesoftware gebruiken. Power Point............................................................ Pagina 95 Een diareeks maken met presentatiesoftware.......................................................... Pagina 97 Gebruik van het internet: Benwell, centrum van de wereld....................................... Pagina 99 Videoconferentie: Grieks via afstandsonderwijs........................................................ Pagina 100 WebQuest: Stille grootsheid en edele eenvoud…....................................................... Pagina 104 Woordenlijst........................................................................................................... Pagina 108 De CIRCE-partners................................................................................................. Pagina 110 Over het project...................................................................................................... Pagina 114
6
WOORD VOORAF
Uit recent Nederlands onderzoek blijkt dat een belangrijk deel van de leerkrachten zichzelf onvoldoende in staat acht om ICT didactisch verantwoord toe te passen. In Nederland ging het bijvoorbeeld om 54 procent van de leerkrachten in het secundair onderwijs*. Leerkrachten zijn zich vaak nog onvoldoende bewust van de mogelijkheden die er zijn om ICT binnen hun vak te gebruiken. Ze hebben onvoldoende kennis van specifieke vakgebonden toepassingen en mogelijkheden, zelfs al hebben ze een algemene ICT-basiskennis. Met het CIRCE-project willen we een aanzet geven om deze leemte op te vullen voor leerkrachten klassieke talen en cultuur. CIRCE is een Europees samenwerkingsproject dat gesubsidieerd werd binnen het Comenius-onderdeel van het Socrates-onderwijssubsidie-programma van de Europese Unie (EU). Dit boek is een van de resultaten van het project. Met deze publicatie willen we leerkrachten een aantal basisprincipes bijbrengen en hen in contact brengen met vakspecifieke ICT-toepassingen. Door dit boek te gebruiken in combinatie met een reeks nascholingen hopen we dat leerkrachten hun didactische ICT-vaardigheden kunnen verbeteren. We denken dat dit niet alleen de kwaliteit van hun lessen kan ten goede komen maar dat ze er zelf ook extra plezier in het lesgeven aan kunnen beleven.
Veerle De Troyer Projectcoördinator
* Nico Van Kessel, Madeleine Hulsen en Irma van der Neut, Acht jaar onderwijs en ict, Nijmegen / Tilburg, ITS / IVA, p. 21. Christa Teurlings en Irma van der Neut (red.), Leergedrag van VMBO-leerlingen bij het gebruik van ict, Tilburg, Meso Consults, 2005, p.45 (Vmbo-reeks, 35)
7
8
INLEIDING
Dit handboek heeft tot doel leerkrachten klassieke talen in Europa te ondersteunen en de resultaten van hun werk te verbeteren door middel van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Het handboek is zowel voor beginners als voor gevorderden bestemd. Het wil geenszins volledig zijn. Het is een vertrekpunt en kan tot op zekere hoogte als naslagwerk geraadpleegd worden. Maar als we rekening houden met de druk waaronder het onderwijs in klassieke talen vandaag vaak staat, is het belangrijk dat we onze persoonlijke horizonten vergelijken, ze met elkaar delen en ze verruimen om de continuïteit van ons waardevol werk veilig te stellen. Hoofdstuk 1 bekijkt de rol van klassieke talen en ICT binnen het moderne onderwijssysteem in een Europese context. Het geeft een algemene inleiding op de meest gebruikte soft- en hardware en eindigt met aandacht voor juridische aspecten en auteursrecht in het bijzonder. Hoofdstuk 2 beschrijft specifieke ICT-toepassingen die door leerkrachten kunnen geïmplementeerd en ontwikkeld worden. Het ligt niet in de bedoeling dat leerkrachten zich alles proberen eigen te maken, maar wel dat ze zich bewust worden van de didactische mogelijkheden van alle ICT-toepassingen die behandeld worden. Elk onderdeel van dit hoofdstuk eindigt met raadgevingen hoe men te werk gaat, met “eerste stappen” voor beginners en “meer ideeën” voor gevorderden die nieuwe methodes willen ontwikkelen. Hoofdstuk 3 gaat na hoe les- en leermethodes kunnen aangepast worden door middel van ondersteuning die ICT biedt. Het richt zich tot mensen die hun weg proberen te vinden in het technologische labyrint van de ICT-leeromgeving. Het kan ook helpen om bepaalde pedagogische problemen aan te pakken die gerezen zijn door ICT te combineren met gangbare onderwijsmethodes. Hoofdstuk 4 illustreert hoe ICT op dit ogenblik wordt toegepast door verschillende Europese leerkrachten die zo vriendelijk waren hun medewerking te verlenen aan het project. In een aantal voorbeeldanalyses wordt verduidelijkt hoe, waar en waarom bepaalde strategieën werden ontwikkeld en ingevoerd. Dit hoofdstuk volgt geen vast stramien maar we hopen dat je het nuttig zal vinden om het materiaal te overlopen en er inspiratie uit te putten om nieuwe invalshoeken te creëren in je eigen lessen. Het werk van de CIRCE-partners omvat dit handboek, een website (www.circe.be) en de organisatie van internationale vijfdaagse trainingscursussen die opgenomen zijn in de Comenius-catalogus van de EU. Behalve wat hier gedrukt is, vind je nog een brede waaier ander materiaal op onze website, waaronder: ■ enkele concreet uitgewerkte voorbeelden van lessen die door leerkrachten aan CIRCE ter beschikking werden gesteld; ■ een artikel over het installeren en het gebruik van lettertypes; ■ een onderdeel over het klassieketalenonderwijs in verschillende landen van de EU; ■ een onderdeel over websites in de verschillende deelnemende landen van de EU; ■ een onderdeel over software in de verschillende deelnemende landen van de EU; ■ een fotobank; ■ een forum waar leerkrachten van verschillende landen met elkaar kunnen discussiëren. We hebben de discussie over computerhardware en computersystemen in dit handboek met opzet vermeden: daarover kan men raad vragen aan plaatselijke ICT-consulenten. We gaan ervan uit dat leerkrachten thuis of op school een computer ter beschikking hebben (en liefst op beide plaatsen) en dat ze toegang hebben tot het internet. 9
Computers zijn er nu eenmaal en het ziet ernaar uit dat ze ook meer en meer zullen deel uitmaken van de les- en leeromgeving. Ook ICT-vaardigheden zijn nu een vaste vereiste geworden voor leerkrachten. Al wie zich op dat terrein niet zelfverzekerd voelt, zal baat hebben bij de lectuur van deze gids. Jouw reacties en ervaringen zijn in de toekomst altijd welkom. Verantwoording Onze dank gaat uit naar diegenen die hebben bijgedragen aan het totstandkomen van dit handboek. De meeste bijdragen kwamen van de partners van het CIRCE-project: Veerle De Troyer (BE), Elisabeth Nedergaard (DK), Mireille de Biasi (FR), Haralampos Tsaknakis (GR), Annarella Perra (IT) en Julian Morgan (UK). We danken verder ook Alfred Reitermayer (AU), Joeri Facq, Marc Knecht en Alain Meurant (BE), Hans Joachim Glücklich, Ivo Gottwald (DE), Hanne Leervad en Lars Kirkegaard (DK), Guy Cherqui, Robin Delisle, Jacques Julien, Sylvie Royo en Sophie Van Esch (FR), Vasileios Fyntikoglou en Potamousi Paraskevi (GR), Francisco de Oliveira (PO), Malcolm Garden, Brenda Gay, Steffan Griffiths, Will Griffiths, Andrew Johnson, Chris Lord, Wilf O’Neill, Peter Taylor, Andrew Parkin en Tony Smith (UK). We vernoemen even graag de vertalers van het handboek: Marc Knecht (BE), Andreas Thiel (AU), George Trigas (GR), Hélène Piquemal (FR), Roberto Cuccu (IT). We verontschuldigen ons bij diegenen die we in deze lijst vergaten te vermelden. Ten slotte gaat onze dank uit naar de medewerkers van de sector Internationalisering van het Gemeenschapsonderwijs, en dan vooral naar Veerle De Troyer, coördinator van dit project. Julian Morgan, eindredacteur
10
11
12
HOOFDSTUK 1 Inleiding
WAAROM KLASSIEKE TALEN? Waarom is het nog steeds belangrijk Grieks en Latijn te leren, talen die nog maar zelden gebruikt worden in de wereld van vandaag? Waarom tijd en middelen besteden om door te dringen tot de beschaving van de oude Grieken en Romeinen? In het moderne Europa moeten deze vragen gesteld worden en het moderne Europa zal snel de antwoorden vinden. De klassieke talen zijn het voornaamste middel om contact te leggen met de wereld van de oudheid, en dus is het belangrijk om de kennis van die talen en van de culturen waarin die talen gebruikt werden, in stand te houden. Het is een integrerend deel van onze erfenis, van onze culturele achtergrond en van het begrijpen van de westerse beschaving. Zonder kennis van ons verleden kunnen we ons heden nooit ten volle begrijpen en nog veel minder gissingen en veronderstellingen maken in verband met onze toekomst. Een samenleving mag in haar ontwikkeling niet afgeremd worden door een traditie van “kijken naar het verleden” maar moet zich kunnen ontplooien terwijl ze rekening houdt met haar erfenis. Een zorgvuldig evenwicht tussen traditie en vernieuwing kan borg staan voor vooruitgang zonder de waarden van het verleden te verliezen. Grieks en Latijn zijn de kroonjuwelen van de West-Europese cultuur. Dankzij het Grieks ontstonden enkele van de belangrijkste werken van de Europese letterkunde, zoals de epen van Homerus, de geschiedkundige werken van Herodotus en Thucydides, de tragedies van Aeschylus, Sophocles en Euripides, de komedies van Aristophanes en de filosofische werken van Plato en Aristoteles - om alleen maar de belangrijkste te noemen. De Griekse taal heeft bijgedragen tot het formuleren van enkele van de belangrijkste gedachten en begrippen van de westerse cultuur, in vakgebieden die variëren van oorlogvoering tot geneeskunde, van politiek tot ethiek, van mythologie tot theater, van dichtkunst tot psychologie. Lectuur van klassieke teksten in de originele taal helpt ons begrijpen hoeveel we de oude Grieken verschuldigd zijn: zij zijn onze ware voorouders op geestelijk vlak. We mogen niet uit het oog verliezen dat het Nieuwe Testament in het Grieks geschreven is, door mensen die zelf beïnvloed waren door het Griekse denken en de Griekse levenswijze. In de drie eeuwen voor onze tijdrekening creëerden de Romeinen de eerste westerse supermacht. In die periode kwam de overwegend rurale beschaving van Rome in contact met de meer gesofistikeerde Griekse cultuur en nam ze over, niet zonder de eigen cultuur in stand te houden. De Romeinse dichter Horatius vatte dit proces samen in de zin Graecia capta ferum victorem cepit et artes intulit agresti Latio (Epistulae 2, 1, 156 sq.) - het onderworpen Griekenland onderwierp de ruwe overwinnaar en voerde de kunsten in het landelijke Latium in. Romeinse schrijvers zoals Cicero, Caesar, Catullus, Vergilius, Horatius, Propertius, Ovidius, Livius, Martialis en Seneca hebben een enorme impact gehad op de latere Europese literatuur en het West-Europese denken; het concept humanitas was geboren. Deze oude schrijvers hebben allemaal met hun gedachten en inzichten de basis gelegd voor de hedendaagse benadering van allerlei problemen. Een interessant curiosum: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens kunnen we nu in het Latijn op het internet lezen (www.unhchr.ch/udhr/lang/ltn.htm). Latijn was de officiële taal van het Romeinse Rijk en werd daardoor verspreid over een zeer grote oppervlakte. In het westelijk deel van het Rijk bleef Latijn toonaangevend, ook al werd Grieks er als een belangrijke tweede taal aangeleerd. In het oostelijke deel van de Middellandse Zee bleef Grieks echter als cultuurtaal overheersen over heel de periode van de Romeinse overheersing en tot de val van Byzantium. Na de val van het Romeinse Rijk ontwikkelde Latijn zich enerzijds tot wat wij nu kennen als de Romaanse talen (Frans, Roemeens, Italiaans, Portugees en Spaans) maar 13
bleef het anderzijds zowel de voertaal van de katholieke kerk als de internationale communicatietaal bij uitstek binnen Europa. Latijn was ook de wetenschappelijke taal die geleerden in alle domeinen bleven gebruiken tot een stuk in de 20e eeuw. Ook nu is Latijn de internationale wetenschappelijke taal gebleven die gebruikt wordt in geneeskunde, biologie en andere domeinen. De kennis van Grieks nam sterk af in West-Europa tijdens de middeleeuwen. Er kwam een herleving in de renaissance: schrijvers en geleerden herontdekten de waarden van de Griekse beschaving. Bij de opmars van de technologie worden talloze nieuwe woorden aan de Europese talen toegevoegd en heel wat van deze termen komen uit de klassieke talen. Denk in dat verband maar aan begrippen als ‘monitor’, ‘compact disk’, ‘dataprojector’ en zelfs aan ’computer’: allemaal zijn ze afgeleid van het Latijn. Kennis van Latijn en Grieks vandaag is een enorme steun om zowel moderne talen als religieuze en wetenschappelijke termen te begrijpen. Zelfs Europese talen die niet direct van het Latijn zijn afgeleid, zijn er sterk door beïnvloed - net zoals ze beïnvloed zijn door Grieks - op het vlak van leenwoorden en afleidingen. We zijn allen, veel meer dan we denken, beïnvloed door Latijn en Grieks en door onze klassieke erfenis. De invloed van de oude wereld kan niet genoeg naar waarde geschat worden als we geen rekening houden met de materiële overblijfselen van de Griekse en Romeinse cultuur. Architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en archeologische overblijfselen getuigen allemaal van de grootheid van de beschavingen die hen hebben voortgebracht. Elk kunstwerk getuigt van de Griekse en Romeinse manier van leven en denken. Een geïntegreerde studie van zowel literatuur als archeologische overblijfselen, voorwerpen en kunstwerken kan leiden tot een beter begrip van de oudheid zelf en daardoor van de grondvesten van het leven in Europa vandaag. Grieks en Latijn leren ondersteunt: ■ een dieper inzicht in talen en betere algemene taalvaardigheid; ■ een beter begrip van grammatica en grammaticale systemen die transferabel zijn naar de studie van moderne Europese talen; ■ een rijkere woordenschat; ■ een beter begrip van leenwoorden en afleidingen; ■ een verhoogde bekwaamheid om zich nauwkeurig en correct uit te drukken; ■ een beter begrip van de wijze waarop talen onderling met elkaar verbonden zijn. De studie van de Griekse en Romeinse beschaving ondersteunt: ■ het cultureel bewustzijn en het inzicht in wat de Europese landen bindt; ■ een beter begrip van onze basiswaarden en denkwijzen; ■ de vaardigheid om het heden te beoordelen op basis van het verleden. De studie van klassieke vakken (taal en/of achtergronden) ondersteunt: ■ een brede algemene vorming die een goede basis kan zijn voor hogere studies; ■ een vlotte beheersing van de moedertaal (het belangrijkste instrument bij studeren!); ■ een algemene bekwaamheid voor talen; ■ een algemene bekwaamheid om teksten te begrijpen, te analyseren en te interpreteren; ■ een verhoogd vermogen tot synthese. Eigenlijk bevorderen studies van klassieke talen de optimale vaardigheden voor om het even welke verdere studie, voor om het even welk wetenschappelijk onderzoek en voor om het even welke job waar men uit verschillende en uiteenlopende gegevens een geheel of een patroon moet afleiden. Maar toch blijft de belangrijkste reden om klassieke talen te studeren het pure plezier dat een leerling aan de studie zelf beleeft! 14
WAAROM ICT? Het dagelijkse leven kreeg naar het einde van de 20e eeuw toe een nieuwe dimensie door de ICTrevolutie. De 21e eeuw, de eerste eeuw van het nieuwe millennium, ziet de dageraad van een nieuw cultureel systeem. De eigentijdse digitale cultuur is gebaseerd op een toenemend gebruik van de computer als een instrument voor communicatie, creativiteit en opslagruimte, misschien wel het krachtigste instrument dat de mens ooit gecreëerd heeft. Alle sectoren van onze samenleving werden bij deze vernieuwing betrokken. In 2005 had meer dan de helft (58%) van de huishoudens van de 25 lidstaten van de EU via minstens één van de leden toegang tot een computer. In 2005 gebruikte 49% van de werknemers een computer op het werk. Recente cijfers uit het Verenigd Koninkrijk (VK) laten verstaan dat één huishouden op twee een computer bezit. Nog in 2005 had 50% van de Belgische huishoudens toegang tot het internet en in Nederland was dit zelfs 78 %. Deze en andere statistieken kunnen worden geraadpleegd op de website van Eurostat (http://europa.eu.int/comm/eurostat/). In zo’n scenario wordt de vaardigheid om ICT te gebruiken een nieuwe vorm van alfabetisme. Kunnen werken met een computer is even belangrijk geworden nu als kunnen lezen, schrijven en rekenen honderd jaar geleden: men zou kunnen stellen dat zonder die nieuwe vaardigheid burgers niet ten volle kunnen deelnemen aan de maatschappij en haar evolutie en evenmin de vaardigheden kunnen verwerven die noodzakelijk zullen blijken in de 21e eeuw. Dat de evolutie waarbij ICT het dagelijkse leven kon beïnvloeden of beheersen zich zo snel kon voltrekken, kan verklaard worden doordat het gebruik van de computer de mens bevrijd heeft van een resem telkens terugkerende taken en geestdodende arbeid (zeker waar hij lijsten van gedetailleerde instructies moest uitvoeren). ICT kan zorgen voor doeltreffende vernieuwing, niet alleen in de industrie en de administratie maar ook in het onderwijs. Iedereen die betrokken is bij opleiding en onderwijs, zal aanvoelen dat ICT een deel van de opdracht is geworden, hoe verschillend elk individu ook tegen de ICT-revolutie aankijkt. De gelegenheid die we nu krijgen om ICT te gebruiken, maakt het ons mogelijk ons werk aan te passen en te verbeteren, rekening houdend met de noden van de moderne samenleving. We kunnen onze oefenprogramma’s aanpassen door activiteiten te introduceren die behalve creativiteit ook het analytisch en probleemoplossend denken van onze leerlingen stimuleren. We kunnen onze informatiesystemen veranderen, wat een manipulatie van data mogelijk maakt. We kunnen nieuwe modellen van communicatie en leeromgeving creëren waardoor we niet langer gebonden blijven aan de oude, traditionele banden van tijd en ruimte. Het is dus niet zozeer de vraag of leerkrachten klassieke talen gemakkelijk toegang kunnen bieden tot informatie als wel hoe ze die informatie kunnen omzetten naar kennis. Als we voor dit laatste kiezen, kunnen we onze leerlingen motiveren om dieper inzicht te verwerven in de leerstof dan op de traditionele manier mogelijk was.
15
WAAROM ICT IN KLASSIEKE TALEN? De studie van de oudheid en haar talen werd in onze cultuur lange tijd op een voetstuk geplaatst en bovendien werden klassieke talen op een zeer traditionele manier onderwezen. De leerstof en de onderwijssystemen zijn intussen gelukkig geëvolueerd. Zoals ook erkend wordt in verscheidene Europese beleidsdocumenten, is iedereen het erover eens dat ICT kan helpen om nieuwe werkmethodes te promoten in het onderwijs en de studie van alle vakken in alle onderwijssystemen in Europa. Het Europees Parlement en de Europese Raad hebben een programma gelanceerd dat over drie jaar loopt (2004-2006) en dat een betere kwaliteit en toegankelijkheid van de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels nastreeft door het efficiënte gebruik van ICT (volledige benaming hoeft hier niet meer: zie eerste vermelding op p. 6, 2de regel). Dit zogeheten “eLearning-programma” verwijst naar “de efficiënte integratie van ICT en het belang van een verbeterd en doeltreffend gebruik van ICT voor de Europese kennismaatschappij”. ICT mag niet voorbehouden blijven voor wiskunde, wetenschappen of moderne talen. Latijn, Grieks en antieke cultuur moeten ook deelnemen aan deze trend, zowel om efficiënt studeren te bevorderen als om het voortbestaan van deze studierichtingen in Europa te waarborgen. Dit is van het allergrootste belang. Drie basistoepassingen van ICT in het onderwijs kunnen aangewend worden in dit proces: 1) dankzij CBL (Computer Based Learning/computergestuurd leren) kan de leerling/gebruiker autonoom studeren of werken terwijl hij/zij de computer gebruikt; 2) met didactische software kan de gebruiker (leerling of leerkracht) zijn/haar eigen origineel product creëren of gebruikmaken van vooraf door anderen gecreëerd werk; 3) elektronisch leren verwijst naar een nieuwe vorm van onderwijs “op afstand” voor interactief en/of gezamenlijk leren. Enkele voorbeelden van het gebruik van ICT in de vakken Latijn, Grieks en antieke cultuur: antieke teksten (tragedies, komedies, gedichten) bijeenbrengen en ter beschikking stellen; ■ de analyse van klassieke teksten; ■ programma’s om Latijnse of Griekse verzen te scanderen of metrisch te analyseren; ■ Latijnse en Griekse teksten vertalen of vertalingen van Latijnse en Griekse teksten opzoeken; ■ Latijnse of Griekse woordenboeken of vocabulariumlijsten gebruiken; ■ programma’s en lettertypes om in klassieke talen te schrijven; ■ lessen ontwerpen (bijvoorbeeld tekst met hyperlinks, presentaties, toetsen); ■ opzoekopdrachten uitvoeren op het internet (bv. over literatuur, kunst, cultuur, morfologie); ■ afbeeldingen opzoeken, bewerken en archiveren; ■ software om ideeën te visualiseren, om de ontwikkeling van denkpatronen te bevorderen. ■
Hoofdstuk 2 van dit handboek stelt een aantal methodes en opdrachten voor die leerkrachten kunnen helpen enkele van deze ideeën toe te passen.
16
EEN BASISUITRUSTING SOFTWARE VOOR LEERKRACHTEN KLASSIEKE TALEN Van de voordelen die ICT aan leerkrachten kan bieden raakt stilaan iedereen overtuigd, al was het maar omdat we dagelijks geconfronteerd worden met en/of gebruikmaken van door de computer gegenereerde documenten. Maar telkens weer doemen nieuwe toepassingen op en moeten we altijd weer kiezen wat ons in deze veelheid het best van pas komt. Soms weten we al waar we heen willen voor we ons op pad wagen (ex ante) en soms komt ons inzicht terwijl we bezig zijn (in itinere). Bij het gebruiken van software kan dit inzicht om het even wanneer komen. In dit handboek proberen we duidelijk te maken welke benaderingen er mogelijk zijn en hoofdstuk 2 gaat hier dieper op in. We hopen dat iedere leerkracht een aantal elementaire ICT-vaardigheden zal verwerven, waaronder kennis van verschillende soorten software en de aanpak die ze vergen: een leerkracht klassieke talen moet niet alleen software kennen die specifiek gericht is op klassieke talen maar ook kunnen werken met software die voor algemeen gebruik bestemd is. In de volgende samenvatting komen namen van software voor die leerkrachten klassieke talen kunnen interesseren. Er zijn twee categorieën: software specifiek voor klassieke talen en software voor algemeen gebruik. Software specifiek voor klassieke talen Leerkrachten klassieke talen hebben software ter beschikking die specifiek hun werk kan ondersteunen. In de volgende hoofdstukken (en op www.circe.be) vind je heel wat informatie over zulke software en hoe die te gebruiken. Specifieke software voor Latijn, Grieks en antieke cultuur is in zekere zin belangrijker dan wat volgt onder “algemeen gebruik” omdat deze software een directe toepassing vindt in ons werk. Enkele voorbeelden. ■ Latijnse en Griekse elektronische vocabulariumlijsten en lexica, verzamelingen van inscripties of e cursussen grammatica kan je vinden op verschillende websites. Klassieke teksten in de originele taal of in vertalingen kan je vinden in elektronische bibliotheken zoals Perseus online www.perseus.tufts.edu of de Latijnse bibliotheek, www.thelatinlibrary.com. ■ Andere hulpmiddelen die op het internet te vinden zijn omvatten tijdschriften zoals het Italiaanse Zetesis, www.rivistazetesis.it. Ook vakverenigingen zijn op het net aanwezig, zoals de Joint Association of Classical Teachers, www.jact.orggoogle.com. De Franse site die beheerd wordt door Musagora biedt een ruime waaier aan uitstekend materiaal: www.educnet.education.fr/ musagora. Dankzij deze sites kan je verschillende versies en tekstoverleveringen van auteurs en werken in het Latijn en Grieks raadplegen. ■ Cd-roms zoals Thesaurus Linguae Graecae, Thesaurus Linguae Latinae of Platform Independent Perseus kunnen waardevol zijn maar vallen duur uit voor privégebruik. ■ Verschillende lettertypes om teksten te lezen en te schrijven, zoals het kosteloze Antioch (details op www.users.dircon.co.uk/~hancock/antioch.htm), kunnen erg nuttig zijn en een onderdeel van www.circe.be is hieraan gewijd. ■ In het VK is er commerciële software beschikbaar over de Griekse en Romeinse beschaving, zoals Roman Life (www.j-progs.com). ■ Op www.circe.be vind je uitgebreidere lijsten van software die specifiek voor klassieke talen bestemd is en ook suggesties over het gebruik ervan in de verschillende talen van de CIRCE-partners. Software voor algemeen gebruik In ons dagelijks werk als leerkracht hebben we voor specifieke omstandigheden specifieke oplossingen nodig. De tabel hieronder is een vereenvoudigde en niet-exhaustieve lijst die leergierige classici kan inspireren. Je neemt dit overzicht het best door samen met hoofdstuk 2, waar praktische voorbeelden worden gegeven van software voor algemeen gebruik. Links naar de software die hier vermeld wordt, vind je in de trefwoordenlijst aan het einde van dit boek. 17
Gebruik
Commerciële software
Vrije software*
Schrijven en redigeren van documenten, creëren van presentaties, databases en rekenbladen
AppleWorks, Microsoft Office Microsoft Works WordPerfect Office
Open Office Star Office
Bewerken van beelden
Adobe Photoshop Adobe Photoshop Elements CorelDraw, Paintshop Pro
Irfan View Microsoft Gif Animator Gimp, Inkscape en Scribus
Bewerken van beelden
Apple Safari Microsoft Internet Explorer Mozilla, Mozilla Firefox Netscape Navigator, Opera
E-mail
Microsoft Outlook
Apple Mail Eudora Mozilla Thunderbird Netscape Messenger
Audio of video draaien of omzetten
Apple Quicktime Professional Real Player Professional Winamp Professional
Apple iTunes, Apple Quicktime Audacity, Real Player Windows Media player
.pdf- en .lit-documenten lezen (eBooks)
Adobe Acrobat Reader Microsoft eBook Reader
.pdf- en .lit-documenten creëren (eBooks)
Adobe Acrobat Professional
Michisoft Reader Studio PDF 995, PDF Creator
Oefeningen maken
HotPotatoes (niet gratis voor privéscholen), Quia (je moet inschrijven)
HotPotatoes (gratis voor officiële scholen), QuizFaber, Winasks, Javaclic
Structuren maken, mindmapping Inspiration
CmapTool, FreeMind
Webpagina’s maken
Macromedia Dreamweaver Microsoft Front Page
1st Page Mozilla Composer, NVu
Encyclopedie
Microsoft Encarta Winkler Prins Encyclopedia Britannica
WikiPedia
* Vrije Software is software waarvan de makers de broncode ter beschikking stellen en hun auteursrechtelijke bescherming gebruiken om aan die broncode een licentie te koppelen die vrij gebruik toelaat. Men mag de software kosteloos en zonder expliciete toelating op een onbeperkt aantal computers gebruiken, aanpassen, verspreiden en integreren met andere software. Het vrij gebruik is echter niet onbeperkt, want gebruikers moeten daarbij een aantal voorwaarden vervullen; deze voorwaarden worden beschreven in de licentie die bij de software hoort. (definitie uit: Jan De Craemer (red.), Vrije software in het onderwijs, een praktische gids voor het gebruik van open source software en open leermiddelen, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs, 2005, 65 p.) Meer informatie hierover: http://vrijesoftware.klascement.net www.openstandaarden.be www.ososs.nl
18
DOCUMENTEN GENEREREN - VEELGEBRUIKTE BESTANDSTYPES Heel wat leerkrachten gebruiken de computer als een dagelijks hulpmiddel om cursussen, toetsen, puntenlijsten, persoonlijke documenten enz. te maken. Hiervoor gebruiken ze verschillende bestandstypes die een minimum aan tijd vergen om documenten te genereren die ze nadien makkelijk en doeltreffend kunnen gebruiken en uitwisselen. In de volgende paragrafen geven we een lijst van veelgebruikte bestandstypes. Dit zal vooral nuttig zijn voor leerkrachten die documenten willen uitwisselen met collega’s en/of leerlingen of die informatie willen over extensies en bestandstypes. Alle programma’s voegen tijdens het opslaan achter de naam van een bestand een extensie toe. Via deze extensie weet het besturingssysteem bij welk programma het bestand hoort. Als je in Word een nieuw bestand maakt en je slaat het op, dan heb je een doc-bestand gemaakt. Je bestand over Rome heet dan Rome.doc. Het kan verwarrend zijn dat de extensie doc niet altijd wordt weergegeven als je het bestand op je computer vermeld ziet. Nochtans is, zelfs onzichtbaar, de extensie doc toch aanwezig, tenzij je ze met opzet zou verwijderen of veranderen. Als je nadien een document opslaat, zou je gebruik kunnen maken van de mogelijkheid ‘Opslaan als’ in het menu in plaats van ‘Opslaan’. Dan kan je het document in plaats van als een doc-bestand bijvoorbeeld opslaan als een rtf-bestand. Dit type bestand kan op alle computers in alle tekstprogramma’s geopend worden. Voor foto’s geldt hetzelfde. We kennen ze als gif, bmp, jpg. Deze types bestanden en extensies worden later besproken. Tekstdocumenten kunnen bewaard worden als: 1) doc (Word document, een extensie die eigendom is van Microsoft); 2) rtf (Rich Text File, een niet-specifieke, van het ene tekstprogramma naar het andere overdraagbare extensie voor een document); 3) txt (alleen tekst, zonder opmaak); 4) wpd (Wordperfect document). Een doc-bestand kan nuttig zijn voor een bestand met complexe opbouw (bijvoorbeeld met afbeeldingen en tabellen). Omdat een doc-bestand zeer veel informatie bewaart over o.a. afbeeldingen en tabellen, kan het moeilijk worden om het geheel vlot onder controle te houden: zo’n bestand kan enorm groot worden. Bestanden met doc-extensie kunnen soms moeilijk (of niet!) gelezen worden in andere programma’s. Vergeet ook niet dat verschillende versies van Microsoft Word (bijvoorbeeld Word 6, Word 2004 voor Mac) niet altijd onderling helemaal op elkaar afgestemd bleken. Soms kan een document dat je gemaakt hebt in de recentste versie van Word niet gelezen of bewerkt worden door iemand die een oudere versie van Word gebruikt. Bestanden met rtf-extensie kunnen makkelijk in verschillende tekstprogramma’s gebruikt worden en zijn dus geschikt voor algemeen gebruik. Ze zijn vrij goed bestand tegen virussen (wat belangrijk is als we een tekstbestand meesturen met een e-mail) en zijn vrij klein. rtf-bestanden mogen dan bedoeld zijn voor algemeen gebruik, toch zullen ze er telkens anders uitzien als ze geopend worden in verschillende tekstprogramma’s. Daar moet je dus rekening mee houden als je zo’n bestand uitwisselt met anderen: doe dat pas als je echt zeker bent van het resultaat in de tekstprogramma’s van de anderen. Vooral als je bijvoorbeeld veel tabs, tabellen en verschillende lettertypes gebruikt, zou het kunnen dat je bestand er op andermans computer en in een ander tekstprogramma anders uitziet dan je verwacht had. Het eenvoudigste bestand is een txt-bestand. Een txt-bestand kan nuttig zijn als je louter tekst moet overbrengen of doorgeven. Het is veel lichter dan andere bestanden en als je geen lay-out gebruikt, zijn ze heel gebruiksvriendelijk. Presentaties worden vaak gebruikt door leerkrachten klassieke talen die informatie willen aanbieden en daartoe diavoorstellingen maken voor gebruik in de klas. Software om presentaties 19
te maken omvat onder meer Microsoft PowerPoint, Impress (van Star Office of Open Office) en Appleworks. Dergelijke bestanden kunnen opgeslagen worden als: 1) ppt (in deze bestanden kan je de dia’s afzonderlijk bekijken en bewerken); 2) pps (in deze bestanden kan je de dia’s alleen op een scherm bekijken, niet bewerken); 3) exe (deze bestanden gebruik je als je een diavoorstelling wilt draaien op een computer waarop vooraf geen software werd geïnstalleerd). Presentatiebestanden (ppt, pps, exe) kunnen gemakkelijk verdeeld worden maar zijn niet echt geschikt om op het internet geplaatst te worden: ze zijn veel te groot. Ze zijn wel zeer geschikt om overmatig gebruik van papier te beperken en nemen zonder problemen multimediabestanden op van andere programma’s. HTML-bestanden worden gebruikt op het internet en in intranetten, samen met complexere bestanden zoals DHTML of XML. Je kan HTML-bestanden maken met gespecialiseerde programma’s en met de meeste recente tekstprogramma’s. Dergelijke programma’s bieden de mogelijkheid om hyperlinks te leggen en kunnen multimedia-elementen bevatten zoals foto’s, geluidsbestanden en video’s. HTML-bestanden kunnen zelfs op cd-roms gebruikt worden maar daar is hun gebruik eerder beperkt. Ze hebben meestal de extensie htm of html en worden gegenereerd in een algemeen verspreide computertaal (Hypertext Mark Up Language). Alle computers kunnen deze bestanden lezen op voorwaarde dat er een browser voorhanden is (een programma om gegevens en websites op het internet te zoeken en weer te geven). HTML is een opmaaktaal om informatie (waarvoor geen auteursrechten of licenties verschuldigd zijn) te verspreiden. HTML-bestanden kunnen met verbazend gemak op het internet gepubliceerd worden; daarbij kunnen verschillende soorten informatie samen gepubliceerd worden. Bijkomend voordeel is hun beperkte omvang: ze zijn zeer klein maar kunnen toch grote hoeveelheden tekst bevatten. Daardoor kan een grote hoeveelheid informatie worden aangeboden die iedereen gemakkelijk kan analyseren en gebruiken. Portable document files (pdf) zijn bestanden die op elke computer kunnen geladen worden in programma’s als Adobe Acrobat Reader of Apple’s Preview. Het meest gebruikte bestandstype is ‘.pdf ’, de “vader” van de elektronische boeken. Het grote voordeel van .pdf-bestanden is dat ze er altijd hetzelfde uitzien (zelfde lettertype, zelfde opmaak, zelfde lay-out, zelfde tabellen…), op welke computer ze ook bekeken worden. Nog een voordeel is dat ze links kunnen bevatten naar andere documenten of websites, zodat iemand die een pdf-bestand leest, onmiddellijk toegang heeft tot informatie van andere soorten bronnen. Bovendien kan een bestand dat zeer groot is, als een pdf-bestand via het internet verspreid worden. .pdf-bestanden kunnen alleen gelezen worden door software die speciaal daarvoor ontworpen is. Ze zijn goed ingeburgerd, makkelijk te printen en kunnen zowel op pc als op Mac gebruikt worden. MSReader-bestanden (.lit) zijn relatief nieuw maar zijn nooit echt doorgebroken. Ze zijn bestemd voor documenten die moeten kunnen meegenomen en gelezen worden op pocketpc’s. Je hebt er het gratis programma Microsoft Reader voor nodig. Grafische bestanden (bv. foto’s) hebben verschillende extensies, afhankelijk van de beelden die opgeslagen worden. Hierover wordt meer informatie verstrekt in hoofdstuk 2. De meest verspreide grafische bestanden zijn: 1) jpg-bestanden: gecomprimeerde bestanden; worden veel gebruikt op het internet en in digitale camera’s; het is beter ze niet vaak opnieuw op te slaan, anders boeten ze in aan kwaliteit; 2) bmp-bestanden: zogenaamde bitmaps; kunnen makkelijk geladen worden in allerlei programma’s maar nemen veel geheugen in beslag; 3) gif-bestanden: gecomprimeerde bestanden met een beperkt aantal kleuren; worden veel gebruikt op het internet en er kan animatie op toegepast worden; 4) psd-bestanden: bestanden die opgeslagen zijn in Adobe Photoshop; omvatten verschillende lagen en worden veel gebruikt door professionele grafici. 20
ENKELE BEDENKINGEN BIJ HARDWARE We willen hier geen inleiding tot de informatica geven, maar een aantal basisbegrippen over hardware willen we toch wel aanreiken. Welke computers zijn er momenteel op de markt voor scholen, leerkrachten en leerlingen? Er zijn draagbare computers en computers die een vaste plaats hebben. Velen beschouwen de draagbare computer (laptop) als een wondermiddel: hij heeft een goede schermresolutie, kan overal meegenomen en makkelijk aangesloten worden op netwerken en op het internet. Moderne laptops hebben een grote opslagcapaciteit op hun harde schijf en hebben standaard een ingebouwde cd- of dvd-lezer of -schrijver. Er is een grote waaier aan prijzen, types en kwaliteit. Niet alle laptops beschikken nog over een diskettestation omdat deze ruimte ingenomen kan worden door bijvoorbeeld een kaartlezer voor digitale media. De ‘memory stick’ heeft het diskettestation evenwel grotendeels overbodig gemaakt. Wie soms last heeft van hoofdpijn, nekpijn of andere door computergebruik veroorzaakte kwalen, is beter af met een vaste computer (desktop): die is minder belastend en comfortabeler bij dagelijks gebruik. De laatste generatie desktops heeft een ‘flatscreen’ (plat beeldscherm) (met een hogere resolutie) en een ingebouwde cd- of dvd-schrijver. Alle moderne computers moeten kunnen aangesloten worden op het internet, ofwel via een telefoonmodem, ofwel via een breedbandinternetverbinding. De beste manier om snel op het internet te surfen verloopt ofwel via de kabel, ofwel via ADSL; beide zijn nu beschikbaar in grote delen van Europa. Ook draadloze netwerken (wifi) hebben intussen hun intrede gedaan en bedienen zowel de laptop als de desktop. De twee belangrijkste types van computer zijn pc of Apple. Ongeveer 90% van de computers die verkocht worden, draaien onder een of andere versie van Microsoft Windows. Soms wordt voor PC ook het ‘open source’ besturingssysteem Linux (of een variant) gebruikt. De meeste scholen in Europa gebruiken pc’s die meestal onderling verbonden zijn via netwerken (Local Area Network = LAN) met verschillende servers. De meeste computervirussen zijn gericht tegen pc’s en beveiliging is dan ook van het grootste belang voor scholen. Er wordt veel geld uitgegeven aan software die computervirussen tegenhoudt of opspoort en onschadelijk maakt, maar toch blijven met de regelmaat van de klok nieuwe virussen opduiken: oplettendheid blijft geboden! Apple computers (ongeveer 10% van de computermarkt) worden in slechts weinig scholen gebruikt. Apple staat borg voor een gesofistikeerd besturingssysteem en vlotte netwerkmogelijkheden met relatief hoge veiligheid. Apple bouwt maar enkele types van computer. Dat maakt het voor de klant eenvoudiger om snel te beslissen wat hij/zij wil. Bij de aankoop van een pc daarentegen staat de klant voor een overdonderend gamma toestellen die allemaal dezelfde mogelijkheden bieden en vaak zijn samengesteld uit dezelfde componenten. Gebruikers van Apple en pc hebben elkaar jarenlang met argwaan bekeken en daar lijkt niet veel verandering in te komen in de nabije toekomst. Essentieel is dat leerkrachten zich niet laten beïnvloeden door subjectieve argumenten in dit verband: wat telt is het bestandstype, niet de hardware. Een Apple-gebruiker kan in een door pc’s gedomineerde wereld zonder enig probleem communiceren met een pc-gebruiker en een pc-gebruiker kan zonder moeilijkheden zijn projecten en informatie delen met een Apple-gebruiker, als beiden tenminste rekening houden met de bestandstypes die ze gebruiken. De “onverenigbaarheid” van de twee systemen inzake uitwisselbaarheid van bestanden, wordt fel overdreven, zeker als men rekening houdt met het universele karakter van het internet.
21
‘OPEN SOURCE’ OF VRIJE SOFTWARE In dit handboek hebben we het over heel wat verschillende producten die nuttig zijn voor ons werk: soms beschrijven we vrije software, soms shareware, soms commerciële software. Dit zijn de drie meest gangbare types software in Europa. We hopen dat we leerkrachten een overzicht kunnen geven van de softwarewereld en hun keuze kunnen vergemakkelijken. Het is niet onze taak om te adviseren welk product men zou moeten kopen maar wel om suggesties te doen over mogelijk didactisch gebruik, zonder enige commerciële bedoeling. We hebben (zoals je waarschijnlijk hebt opgemerkt) in dit handboek melding gemaakt van software die gebaseerd is op ‘open source’ programma’s, zoals Star Office of Open Office, software die ook gebruikt wordt in scholen en andere instellingen. In bepaalde landen ondertekende het Ministerie van Onderwijs een overeenkomst met Software House (Sun Microsystems) om het gebruik van deze gratis software in scholen te bevorderen, onder meer in Italië. Voor meer informatie, ga naar www.sun.com. Met vrije software bedoelen we alle software waarvan de broncode beschikbaar is voor en aanpasbaar is door iedereen. Software met open code werd ontwikkeld in het algemeen belang als een flexibel, nuttig en kosteloos product. Gratis verspreiding en open broncode zijn de meest in het oog springende kenmerken van de “open source”-filosofie, maar dit betekent niet dat er geen gebruikerslicenties voor zouden zijn. Er bestaan specifieke licenties zoals GPL (General Public Licence) die omschreven worden op de Open Source Website. Voor verdere informatie, ga naar www.opensource.org. Shareware is een vorm van software die zonder of met weinig restricties verspreid mag worden, maar waarvoor bij herhaald gebruik wel een vastgelegd bedrag betaald moet worden. De grens tussen shareware en traditionele commerciële software is in de jaren 1990 vager geworden, omdat aanbieders van die laatste categorie steeds vaker probeerversies van hun programma’s gingen verspreiden via traditionele distributiekanalen voor shareware als downloadsites en bij computerbladen horende cd-roms en dvd-roms. Commerciële software blokkeert vaak de toegang tot de broncode voor de gebruiker om de softwareontwikkelaars garanties te bieden in verband met hun werk: de broncode is “onzichtbaar” gemaakt. Voor Vlaanderen is er de gratis brochure uitgegeven door het Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap: “Vrije software in het onderwijs. Een praktische gids voor het gebruik van open source software en open leermiddelen”, downloadbaar van http://vrijesoftware.klascement. net. Nederland heeft een overheidssite over vrije software in het onderwijs: www.ososs.nl. LEEROMGEVINGEN In de afgelopen jaren tekende zich een duidelijke evolutie af in het gebruik van ICT in het onderwijs. Waar men oorspronkelijk vooral ICT gebruikte bij op zichzelf staande toepassingen zoals bureausoftware of specifieke educatieve programma’s, is er nu een integratie-beweging aan de gang, gebaseerd op het internet. Doordat men wereldwijd steeds meer over breedbandinternetverbindingen beschikt, ook voor privégebruik, is de verspreiding en het gebruik van elektronische leeromgevingen (ELO) aan een opmars begonnen. Een ELO is een op webtechnologie gebaseerde verzameling gereedschappen, waarmee studenten studietaken kunnen verrichten, leerkrachten hun onderwijs kunnen vernieuwen, onderwijsinstellingen het gebruik van ICT in de klas kunnen stimuleren en onderwijsadministraties hun administratieve processen kunnen stroomlijnen. Dergelijke omgevingen kunnen zowel gebruikt worden om studieopdrachten te geven aan studenten (e-leren, materialen ter beschikking te stellen, …) als om administratieve taken te vervullen zoals het bijhouden van punten voor een rapportage. Dit biedt de mogelijkheid om leren op een andere manier vorm te geven en vooral flexibeler te maken naar tijd en plaats en naar didactische keuzemogelijkheden. 22
De meest gebruikte ELO’s in het onderwijs: Commerciële ELO’s: ■ Smartschool: www.smartschool.be ■ Studyplanet en Tools2Team: www.studyplanet.be ■ eloV (een Blackboard variant): http://elov.cc.kuleuven.be ‘Open source’-toepassingen: ■ Dokeos: www.dokeos.com ■ Moodle: www.moodle.org Bronnen: D. Fokkinga, A. Galema, R. Smedinga en H. Winf. Leren, studeren, beheren! Een digitale kapstok voor de Elektronische Leer Omgeving aan de RuG, 1999-2000, Op: www.cs.rug.nl/~rein/publications/iml-elo.PDF www.openleren.be/open/elo/index.htm
JURIDISCHE ASPECTEN EN AUTEURSRECHTEN IN DE EUROPESE UNIE In de loop van je werk kunnen er problemen rijzen die betrekking hebben op de bescherming van elektronisch materiaal, computerprogramma’s, gegevensbanken en dergelijke door het auteursrecht. Het gebruik van dergelijke hulpmiddelen voor het onderwijs en voor de opleiding van leerkrachten kan onderworpen zijn aan bepaalde wettelijke beperkingen, afhankelijk van bijvoorbeeld de omvang van het gebruik. Daarom zouden alle leerkrachten zich bewust moeten zijn van bepaalde principes met betrekking tot reproductierechten en verspreiding van relevant materiaal. Voor we ons bezighouden met wettelijke bepalingen en definities vragen we je het probleem eens te bekijken met je gezond verstand. Als je overweegt elektronisch materiaal te gebruiken dat zich op het internet of elders bevindt, stel je dan de vraag “Wat zou ik ervan denken als iemand dit deed met mijn werk?”. Deze vraag kan als een gouden regel gehanteerd worden en zo kan elke verdere wettelijke zoektocht overbodig gemaakt worden. In geval van twijfel stuur je een e-mail naar de website of de betrokken persoon waarin je de toestemming vraagt om het materiaal te gebruiken in de gegeven omstandigheden. Wat de Europese wetgeving betreft, raden we je aan Richtlijn 2001/29/EC van het Europees Parlement en van de Raad van 22 mei 2001 te raadplegen betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en aanverwante rechten in de informatiesamenleving. De volgende punten komen uit deze richtlijn en deze opsomming mag niet als exhaustief beschouwd worden. Wetten in verband met auteursrecht beschermen de ontwikkeling en commercialisering van nieuwe producten en diensten en de verspreiding van hun creatieve inhoud. De vooruitgang van de technologie betekent dat er meer mogelijkheden zullen komen voor creatie, productie en commercialisering van nieuwe producten. Daarom moeten wetten in verband met auteursrecht worden aangepast om op een adequate manier in te spelen op de veranderende economische realiteit. In een aantal lidstaten zijn er al wetten op nationaal niveau aangenomen om te reageren op de technologische uitdagingen, maar de informatiemaatschappij heeft zich zo ontwikkeld, dat er meer mogelijkheden zijn om intellectueel eigendom over de grenzen van de lidstaten heen te gebruiken. Harmonisatie van die wetten is daarom wenselijk. Auteursrecht is nu eenmaal essentieel voor de bescherming van intellectuele creaties. Rechten van rechthebbenden moeten afdwingbaar zijn op basis van de wetgeving van de lidstaten en de bepalingen van de Conventie van Bern voor de bescherming van literaire en artistieke werken en andere goedgekeurde conventies. Bepaalde principes en regels zijn vastgelegd in Richtlijn 91/250/EEC(5), Richtlijnen 92/100/EEC(6), 93/83/EEC(7), 93/98/EEC(8) en 96/9/EC(9), die uitgewerkt worden in Richtlijn 2001/29/EC. Bron: http://europa.eu.int/scadplus/leg/en/lvb/l26053.htm 23
In het geval van computerprogramma’s is, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/250/EEC, het beschermde object (in de zin dat er exclusieve rechten verleend worden aan de wettelijke eigenaars) de “uitdrukking” van het computerprogramma in welke vorm ook, maar niet de ideeën en principes die ten grondslag liggen aan een of ander onderdeel van het computerprogramma of aan de interfaces binnen het computerprogramma. Deze laatste vallen niet onder auteursrecht. Het begrip “computerprogramma” omvat, volgens de definitie van de richtlijn, ook de voorbereidende gegevens en de ontwerpgegevens. Belangrijke uitzonderingen op de beperkende bepalingen (dus: gevallen waarin de toestemming van de rechthebbende niet vereist is) omvatten het recht om, onder bepaalde voorwaarden die in de Richtlijn beschreven staan, het programma te kopiëren met het doel de compatibiliteit van een programma met andere programma’s tot stand te brengen, en het recht de werking van het programma te bestuderen en te testen met het doel de ideeën en principes te bepalen die aan een onderdeel van het programma ten grondslag liggen (Artikels 5 en 6). Dit is duidelijk een schemerzone. Een gegevensbank is wettelijk omschreven als een verzameling onafhankelijke documenten, gegevens of ander materiaal dat systematisch of methodisch geordend en individueel toegankelijk is via elektronische of andere middelen. Het auteursrecht van een gegevensbank is de keuze en het ordenen van een aantal gegevens. Met andere woorden: de methodes of criteria die gebruikt werden bij het kiezen en ordenen van de gegevens vormen de intellectuele schepping van de rechthebbende en vallen onder de bescherming van het auteursrecht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de auteursrechtelijke bescherming van een gegevensbank en de auteursrechtelijke bescherming van de inhoud van de gegevensbank. Dit laatste is iets totaal anders en de bepalingen van Richtlijn 96/9/EC hebben geen betrekking op de rechten die al dan niet zouden bestaan voor de inhoud van een gegevensbank Een belangrijke uitzondering op de exclusieve rechten van de wettelijke eigenaar van een gegevensbank is “waar er gebruik wordt gemaakt van een gegevensbank met als enig doel onderwijs of wetenschappelijk onderzoek, zolang de bron vermeld wordt en voor zover het gebruik niet commercieel blijft” (volgens artikel 6, paragraaf 2(b) en artikel 9, paragraaf (b) van Richtlijn 96/9/EC). Met andere woorden: voor onderwijs en onderzoek is het gebruik van een databank niet onderworpen aan de exclusieve rechten van de wettelijke eigenaar (dus: er is geen toestemming vereist) zolang dit gebruik geen commerciële bedoelingen heeft en de bron vermeld wordt. Een algemene opmerking: beperkende regels in verband met auteursrechtelijke bescherming zijn tamelijk vaag en eerder repressief dan preventief. Dit betekent dat de regels gebruikt worden om het gebruik van intellectueel of artistiek eigendom te catalogeren als een inbreuk op het auteursrecht nadat de inbreuk heeft plaatsgevonden. Er bestaat a priori geen algemene regel die vooraf bepaalt of het gebruik van intellectueel of artistiek eigendom wettelijk geoorloofd is of niet, tenzij er expliciet wettelijke beperkingen bij intellectueel of artistiek eigendom gevoegd werden. Voor onderwijsdoeleinden zijn er bijkomende voorzieningen in de wet die bepaalde uitzonderingen toestaan op de geldende beperkingen, zelfs als bepaalde objecten uitdrukkelijk beschermd zijn door auteursrecht, op voorwaarde dat het object in kwestie niet gebruikt wordt voor commerciële doeleinden en een behoorlijke bronvermelding krijgt. Samenvattend lijkt het veilig om, in wettelijke termen, materiaal voor onderwijsdoeleinden op om het even welke manier te gebruiken, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met het volgende: ■ geen commercieel gebruik; ■ contact opnemen met de wettelijke eigenaars; ■ aan de wettelijke eigenaars de toestemming vragen en ook hun toestemming krijgen vooraleer iets te gebruiken dat uitdrukkelijk auteursrechtelijk beschermd wordt en waarvoor de wet niet in een expliciete uitzondering voorziet (wat bijvoorbeeld het geval is voor computerprogramma’s). Meer informatie over juridische aspecten en auteursrechten in de Europese Unie vind je op http://europa.eu.int/eur-lex/ (een databank met alle Europese juridische teksten).
24
NATIONALE WETTEN OVER AUTEURSRECHTEN Het is wenselijk dat alle leerkrachten klassieke talen in de Europese Unie zich bewust zijn van het belang van auteursrecht vooraleer ze gebruikmaken van elektronische hulpmiddelen. Soms gaan de lokale regels verder dan die van de Europese Unie. In België zijn er verschillende wetten die betrekking hebben op het auteursrecht. Er is de algemene auteurswet (wet van 30 juni 1994), de wet betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (wet van 30 juni 1994) en de wet betreffende de rechtsbescherming van databanken (wet van 31 augustus 1998). Inzake de bescherming van de privacy is er de wet betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (wet van 8 december 1992). Het illegaal gebruik van software is zowel burgerrechtelijk als strafrechtelijk gesanctioneerd. De directeur van de school en de leerkracht dragen in dit verband een bijzondere verantwoordelijkheid. Indien beschermde werken door de leraar op het internet worden geplaatst, moet vooraf de toestemming van de auteur worden gevraagd. Van bijzonder belang is de reprografieregeling die de reproductie van artikelen, werken van beeldende kunst, databanken of korte fragmenten uit beschermde werken in principe toelaat (geregeld door het KB van 30 oktober 1997). Indien de reproductie onderwijsdoeleinden heeft, is zij ook voor digitale werken mogelijk. Richtlijn nr. 2001/29/EC werd door de wet van 22 mei 2005 omgezet in een Belgische wet, die bepaalde aspecten van het auteursrecht in de informatiemaatschappij regelt. Zo werd de bescherming van technische voorzieningen en informatie betreffende het beheer van rechten ingevoerd en werd het mogelijk om beschermde werken mee te delen ter illustratie bij onderwijs, indien men dit doet door middel van gesloten netwerken van de instelling. Meer informatie over auteursrecht in België is te vinden in: J. Deene en K. Van der Perre, Nieuwe auteurswet. Belang voor de digitale wereld, NJW, nr.119, 14 september 2005, pg. 866 e.v. En in het kader van onderwijs: M.-C. Janssens en C. Melanie, Auteursrecht en onderwijs met bijzondere aandacht voor de internetomgeving, T.O.R.B., 2003-2004, pg. 168 e.v.
25
26
HOOFDSTUK 2 De integratie van ICT in het klassieketalenonderwijs
EEN INTEGRATIEBELEID Dit is wellicht het belangrijkste aspect van het gebruik van ICT in het onderwijs. Leerkrachten klassieke talen zijn druk bezette mensen die het zich niet kunnen veroorloven de gewone gang van zaken radicaal te vervangen door totaal nieuwe methodes; we moeten het nieuwe integreren in het huidige. Leerkrachten moeten niet vervangen worden door computers: het is de menselijke benadering, niet het invoeren van de computer, die studeren lonend maakt. Het zou anderzijds niet verstandig zijn te ontkennen dat het onderwijs moet meegaan met zijn tijd. Hoe gaan leerkrachten klassieke talen dan het best te werk bij de integratie van ICT? Realistische beslissingen in verband met de integratie van ICT Hou nu even je gebruikelijke werkwijze, jaarplan en taakbelasting voor ogen om realistische beslissingen te nemen over hoe je wil werken. Soms is het beter ICT te gebruiken en soms is het beter dat niet te doen; er bestaat geen wondermiddel. Dit handboek brengt verschillende terreinen van ICT-gebruik in kaart. Als er terreinen zijn waar de voordelen duidelijk zijn en integratie van ICT niet als belastend wordt ervaren, zouden leerkrachten hun werkwijze kunnen aanpassen. Als bijvoorbeeld de les waarin altijd dia’s van Pompei geprojecteerd worden, nogal saai overkomt, waarom dan in die les geen website of vooraf geïnstalleerde software gebruiken? Is overhoring van het vocabularium af en toe mogelijk met ICT of met een computer in de klas? Waarom leggen we de leerlingen het gebruik van ICT niet op voor hun eindejaarswerk over een aspect van bijvoorbeeld Rome of de Acropolis? Een dergelijke aanpak haalt je normale werkwijze niet te erg overhoop. Het is in elk geval het begin van een proces tot vollediger integratie van ICT in je werkwijze. Bekijk je werkwijze en jaarplan eens. Vraag je af waar je ICT zou kunnen integreren. Vergeet niet dat dit op verschillende terreinen mogelijk is, die verder in dit handboek aan bod komen. Men kan ICT integreren door leerlingen paarsgewijs of individueel aan computers te laten werken, door lessen te geven in een computerklas of door een 1 STAPPEN leerling de computer te laten gebruiken als middel om iets te tonen. Kijk eens naar enkele voorbeelden van lessen op www.circe.be om te zien waar andere leerkrachten mee bezig zijn. Probeer te bepalen wat je zelf wil en kan bereiken op dat gebied. STE
Overloop je jaarplan voor elke klas. Kan je garanderen dat elke klas elk jaar met ICT werkt? Of elk semester? En hoeveel leerlingen kan je bij je ICT-projecten betrekken? MEER IDEEËN
27
HET CREËREN VAN DOCUMENTEN OP PAPIER In dit handboek slaat “documenten op papier” op alles wat kan geprint worden, of het nu daadwerkelijk geprint wordt of niet. Het gaat dus over tekstverwerking, rekenbladen en grafische programma’s. Verscheidene programma’s - en er zijn er ook die in ‘open source’ werken - combineren verschillende of alle onderdelen in één pakket, en dus hebben de meeste leerkrachten toegang tot alle onderdelen zonder dat ze nieuwe software moeten kopen. Verlies niet uit het oog dat de tijd die je investeert in het leren gebruiken van deze nieuwe technologieën, goed opbrengt: je vaardigheden zullen er sterk door groeien. Wat je nu beschouwt als moeilijk of ronduit onhaalbaar zal een tweede natuur worden als je de nodige tijd besteedt aan het leren van hoe alles werkt. Ooit vond je Vergilius of Homerus lezen moeilijk, en eigenlijk is dat heel wat moeilijker dan leren werken met de hieronder beschreven technologieën. Je kan nu moeilijk geloven dat je met de nieuwe technologieën pareltjes zal produceren die respectvol door anderen zullen ter hand genomen worden, maar dergelijke vaardigheden zijn echt gemakkelijk te verwerven. Tekstverwerking De meesten van ons kunnen met een tekstprogramma werken; deze vaardigheid kan beschouwd worden als een verworvenheid. Het is echter niet ondenkbaar dat sommigen ook het gevecht met deze Hydra van Lerna nog niet hebben aangevat. Het ligt niet in de bedoeling om hier in het lang en het breed uit te weiden over deze vaardigheid omdat er veel gelegenheid is in scholen of zelfs thuis om met een tekstverwerker te leren omgaan. De gebruikers van een pc kunnen Microsoft Word, Microsoft Works of vrije software gebruiken. Alle programma’s kunnen documenten produceren met verschillende lettertypes (hoewel je rekening moet houden met de verwarring die dat kan teweegbrengen; beperk je tot één of maximum twee lettertypes per document) in verschillende grootte. Als je werkt met een Apple zul je waarschijnlijk gebruikmaken van AppleWorks, Microsoft Word of vrije software. Ook hier vind je een eindeloze variatie in lettertypes en effecten die erop kunnen toegepast worden. Veel leerkrachten zijn tevreden dat ze een tekstverwerker gebruiken en als dat het geval is, dan is het een vaardigheid waarop verder kan gebouwd worden. Voor leerkrachten die wensen te experimenteren met Griekse of gespecialiseerde Romeinse lettertypes, hebben we documenten op de website (www.circe.be) geplaatst over hoe je dit doet. Desktop publishing Desktop publishing is een andere manier om tekst op te maken; het overlapt voor een groot deel tekstverwerking. Meer uitgewerkte lay-out, met informatie in tabelvorm, kolommen, groter lettertype en titels kan gemakkelijk gegenereerd worden als je kan steunen op je vaardigheid in tekstverwerking. Als je iets op de computer wilt doen en je weet niet hoe je eraan begint, dan ga je in het programma waarin je iets wilt doen naar de help-functie waar je een vraag kan stellen of zelf op zoek kan gaan. Waardevolle hulp is ook te vinden in de reeks “Voor Dummies” (bijvoorbeeld Word voor Dummies). Het loont de moeite om zo’n boek te kopen, ook al vind je dat de beschrijving in de titel niet helemaal van toepassing is op jezelf! Gespecialiseerde programma’s als Quark Xpress zullen je in staat stellen complexe lay-outs te ontwikkelen, maar eigenlijk kan je vaak hetzelfde resultaat bereiken in de software die op je pc voorhanden is. Koop dus geen duur programma als je er geen nodig hebt! Rekenbladen (spreadsheets) Rekenbladen worden vrij algemeen gebruikt in scholen. Overweeg bijvoorbeeld het gebruik van een rekenblad om de vorderingen van een leerling in kaart te brengen. Een werkblad kan soepel en ad infinitum aangepast worden, of je nu een overzicht wilt creëren van je opeenvolgende aanstellingen in het onderwijs, een puntenboek wilt bijhouden of gedifferentieerde opdrachten wilt geven aan een of meer klassen. Rekenbladen zijn gebaseerd op een rooster maar dan zonder lijnen; als je de principes onder de knie hebt, moeten ze er echt niet saai uitzien. Ze worden ingevuld met cijfers, 28
tekst of formules. Alleen formules zijn ingewikkeld om te leren invoeren en gebruiken; materiaal selecteren uit een rekenblad en bepalen wat er moet geprint worden of op een scherm moet komen, lijkt alleen maar moeilijk. Als je een pc gebruikt, zul je waarschijnlijk een exemplaar van Microsoft Excel of vrije software ter beschikking hebben; dit programma is vrij makkelijk in het gebruik en is de standaard in het bedrijfsleven. Je kan ook veel realiseren met Microsoft Works. Gebruikers van een Mac kunnen eveneens met Excel of vrije software werken, ook al gebruiken velen AppleWorks, dat over een zeer goed rekenblad beschikt. Help-functies zijn beschikbaar en ook collega’s informatica, wiskunde of wetenschappen zullen ongetwijfeld graag helpen als je problemen hebt! Grafische programma’s Met grafische programma’s bedoelen we bv. Adobe Photoshop voor Mac of pc, een veel goedkopere maar beperktere versie Adobe Photoshop Elements en Corel Draw of PaintShop Pro voor gebruikers van een pc. Works-programma’s zoals Microsoft Works of AppleWorks kunnen ook grafische opdrachten uitvoeren maar zijn daartoe natuurlijk niet zo goed uitgerust als gespecialiseerde programma’s. Het loont de moeite om wat basisvaardigheden te verwerven in dit domein. In tegenstelling tot de meeste andere programma’s slaan grafische programma’s je werk niet op met bekende en veelgebruikte extensies; het is dus noodzakelijk dat je een en ander leert over de soorten grafische bestanden vooraleer je verder gaat (zie p. 20). Voor de niet-ingewijden: als je een afbeelding opslaat, kan je zelf bepalen welk bestandstype ze krijgt. Vermijd bestanden die niet compatibel zijn met andere programma’s of die te veel geheugen gebruiken. Pc’s gebruikten vroeger altijd bitmaps (bmp) die zeer groot zijn. Als je foto’s opslaat als jpeg-bestand (jpg), zullen ze veel minder geheugen in beslag nemen. Jpeg-bestanden (Joint Pictures Experts Group) zijn wijd verbreid op het internet en kunnen gedownload worden op zowel Mac als op pc; hun gebruik wordt dan ook aanbevolen. Vergeet evenwel niet dat een jpeg-bestand gecomprimeerd is; als je een afbeelding opslaat en die opnieuw opslaat als jpg, zou ze wazig kunnen worden. Hier enkele bedenkingen bij afbeeldingen op het scherm. De meeste schermen tonen een afbeelding met 72 dots per inch (dpi) maar als je een afbeelding met deze resolutie print, zal ze waarschijnlijk niet goed zijn. Om dit te ondervangen werk je het best met afbeeldingen tot 300 dpi. Die zullen een mooi resultaat geven als ze geprint worden maar ze zullen op het scherm ongeveer viermaal groter lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Alleen tijd en ondervinding zullen je hierin kunnen gidsen. Als je een verzameling dia’s hebt, overweeg dan om je beste dia’s naar je fotowinkel te brengen en vraag om ze op een foto-cd te plaatsen. Als je de foto-cd in je bezit hebt (dat duurt maar enkele dagen en kost nog geen euro per beeld), kan je de waardevolle dia’s gebruiken op manieren waar je nooit van had kunnen dromen. Geslaagde foto’s afdrukken is eenvoudig en ze vormen een onuitputtelijke bron voor de versiering van je klas. De digitale camera valt niet meer weg te denken uit onze maatschappij, maar bedenk dat je evenveel hebt aan je eigen foto’s als die op een foto-cd staan als aan nieuwe foto’s die je met een digitale camera hebt genomen. Hier is het alleszins niet noodzakelijk om over de laatste technologische snufjes te beschikken! Foto’s kunnen natuurlijk ook gebruikt worden in presentaties en in websites. Dan werk je het best niet boven 72 dpi; je zal dus wel de foto’s die je hebt opgeslagen om te printen, opnieuw moeten opslaan in een aangepaste resolutie.
29
Vaardigheden en verwachtingen Als leerlingen een taak op hun pc moeten maken en die moeten afgeven, dan moet het resultaat netjes zijn en goed presenteren. Leerlingen moeten nu eenmaal over bepaalde vaardigheden beschikken (werken met grafische programma’s kan hier misschien nog een uitzondering zijn). Maar ook leerkrachten moeten hun leerlingen verzorgde documenten kunnen overhandigen (bv. een cursus). Het zou mooi zijn als je hen ICT-opdrachten kon geven en hen daarna ook daadwerkelijk kon helpen om die uit te voeren. De rol van coördinator en coach is dan immers weggelegd voor jou, de leerkracht! Als de bovengenoemde vaardigheden nieuw zijn voor jou, overweeg dan om een cursus te volgen. In alle landen worden verschillende soorten cursussen aangeboden; raadpleeg dus bijvoorbeeld een plaatselijk centrum voor volwassenenonderwijs. Je kan 1 STAPPEN bijna overal Microsoft Word of Adobe Photoshop volgen. Trek voldoende tijd uit om ervaring op te doen met programma’s die je nog niet voldoende onder de knie hebt. Beschik je over een Works-pakket, probeer het dan op andere manieren te gebruiken dan je tot nu toe gewoon was. Wat is een redelijke termijn om een nieuw programma aan te leren? Welk bedrag wil je spenderen? Over welke van de bovengenoemde programma’s kun je beschikken, hetzij thuis, hetzij op school? Hoe kan je optimaal gebruikmaken van programma’s die je al hebt maar niet gebruikt of kent? Maak gebruik van de help-functie op je computer. STE
Gegevensbanken zijn een onschatbare hulp als je informatie verzamelt over foto’s, boeken of wat dan ook. Voor gebruikers van een pc: ga na wat Microsoft Works op dit vlak kan doen, of de professionele versie Microsoft Access. Gebruikers van Mac doen MEER IDEEËN een beroep op AppleWorks of FileMaker Pro. Een groepswerk voor een klasgroep (met afgedrukt eindproduct) kan heel productief zijn en heel uitdagend voor jou in de rol van coach. De meeste leerlingen bezitten al de basisvaardigheden, inclusief het gebruik van grafische programma’s. Ben je zeker van je stuk als het op je ICT-vaardigheden aan komt? Geef ze dan een plaats in je lessen, zodat je ze kan delen met je leerlingen: “the sky is the limit”!
30
GEBRUIK VAN BESCHIKBARE SOFTWARE: COMPUTER ASSISTED LEARNING (LEREN MET DE COMPUTER) Het gebruik van beschikbare software is voor leerkrachten klassieke talen vaak de gemakkelijkste weg om ICT in hun lessen te introduceren zonder vooraf een groot aantal vaardigheden te moeten leren. Of ze die software echt gebruiken is evenwel totaal afhankelijk van de vraag of de software in het budget past en gebruiksvriendelijk genoeg is. Heel wat software op de markt is gebaseerd op het Engels en zou voor een niet-Engelssprekende maar in beperkte mate bruikbaar kunnen zijn. Voor wie Engels geen probleem vindt: er zijn heel wat softwarepakketten die op ruime schaal getest zijn en geschikt bevonden werden voor gebruik in de klas. Toen CAL (Computer Assisted Learning)-software voor het eerst verscheen (in het midden van de jaren tachtig), was de kwaliteit ervan geenszins gewaarborgd en liet de betrouwbaarheid soms te wensen over. Ook al is dit misschien nog sporadisch het geval, toch is CAL-software vandaag meer dan waarschijnlijk betrouwbaar en nuttig. CAL-hulpmiddelen CAL wordt nog maar zelden gebruikt als een acroniem; vroeger dacht men dat computers ooit op een of andere manier leerkrachten zouden kunnen vervangen. Er werd heel wat gediscussieerd over de vraag hoe wenselijk dat was maar vandaag wantrouwen veel leerkrachten software die tot doel heeft dingen aan te leren in plaats van dingen in te oefenen. Als je van plan bent een CAL-hulpmiddel te gebruiken, vraag je dan af of het iets nieuws bijbrengt. De kennis van een Latijns vocabularium kan bijvoorbeeld gecontroleerd worden op de traditionele manier: met pen en papier. Maar als volgens jou de controle van die kennis via software een beter gestructureerde benadering mogelijk maakt die leerling-vriendelijk is, die overhoring van de woorden in een vaste of willekeurige volgorde mogelijk maakt, die gebaseerd kan zijn op een handboek of op woordenlijsten, dan kan je besluiten om die software te gebruiken omdat het systeem beter lijkt dan een leerkrachtgestuurde methode of dan een methode die gebaseerd is op het gebruik van rekenbladen. Op dezelfde manier kan je verkiezen software te gebruiken die driedimensionale afbeeldingen van de antieke wereld mogelijk maakt. De belangrijkste vraag die men zich moet stellen als men zich voorneemt software te gebruiken is: kan ik hetzelfde doen of hetzelfde resultaat bereiken zonder de computer? Voor wie geen ervaring heeft met CAL: er zijn mogelijkheden om grondig geteste software te onderscheiden van minder betrouwbare. De softwarelijst die we hebben opgesteld per land en per taal, evenals een aantal voorbeelden van lessen zijn te vinden op www.circe.be. Ook de casestudies in hoofdstuk 4 kunnen ideeën bezorgen. Beschouwingen over software Eerst en vooral: werkt het programma vlot als het via de server op meer dan één computer terzelfder tijd loopt? Is dat niet het geval, dan zul je het programma alleen kunnen gebruiken op een computer in een mediatheek (met dataprojector) of op één computer in een hoek van de klas. Ten tweede: koop bij voorkeur een schoollicentie van een softwarepakket. Er zijn heel wat voordelen aan een programma dat door een hele klas terzelfder tijd kan gebruikt worden. Waarschijnlijk is dit aanzienlijk duurder dan één licentie, maar de uitgave kan gespreid worden over de jaarbudgetten en ze zal alleszins meer opbrengen dan de aankoop van andere software.
31
Win advies in Deze discussie gaat verder dan de expertise van veel leerkrachten klassieke talen en dat is ook normaal. Een leerkracht kan in zijn of haar school of scholengroep een beroep doen op een ICTcoördinator die advies kan geven over technische aangelegenheden voor men geld van de school uitgeeft. Trouwens, een ICT-coördinator is vaak beter geplaatst om te onderhandelen met softwareverdelers dan een leerkracht. Aarzel dus niet om je verantwoordelijkheid ter zake uit handen te geven. Als je software wilt aankopen, win dan eerst advies in. Koop software! Als hulp hierbij kan je de lijst van hulpmiddelen raadplegen op www. circe.be. Deze lijst is zeker niet volledig maar kan gebruikt worden als uitgangspunt. Bezoek de website van je vereniging van leerkrachten klassieke talen en raadpleeg vooral de pagina’s over ICT als die er zijn, om na te gaan of er stimulerende nieuwig1 STAPPEN heden zijn bijgekomen in de al bekende lijst. Denk vooral na over hoe je deze nieuwe software eventueel zou kunnen integreren in je lessen! STE
Maak een overzicht van de software waarover je op school kan beschikken en bepaal welke klassen welke software zullen gebruiken. Zo bouw je aan een compleet gecoordineerd en geïntegreerd ICT-beleid door gebruik te maken van de programma’s die al gebruikt en uitgetest werden door collega’s van andere vakken. Aarzel niet om op MEER IDEEËN discussieplatformen feedback te verzamelen over software waarvan je de aankoop overweegt; anderen hebben misschien al met die software gewerkt en kunnen je nuttig advies geven.
32
COMMUNICATIE VIA E-MAIL De meeste leraars klassieke talen zijn al beslagen gebruikers van e-mail, maar misschien mogen we toch een paar manieren bespreken om e-mail te gebruiken en de voordelen van het systeem uitleggen, om dan enkele caveats te belichten. Sinds e-mail zijn intrede heeft gedaan, is de wereld behoorlijk kleiner geworden. Je kan probleemloos contact houden met familie en vrienden over de hele wereld. Dit zou voldoende reden moeten zijn om een e-mailaccount aan te maken, maar bovendien zijn er ook voor leerkrachten tal van (professionele) redenen om deze technologie te gebruiken. E-mail is de overdracht van correct geadresseerde berichten via een Internet Service Provider (ISP) naar de ISP van een andere persoon, waar het bericht wacht tot de geadresseerde het downloadt. Voordelen en gebruik van het systeem Het gaat snel en het is eenvoudig. Communicatie via e-mail is zo direct en antwoorden is zo eenvoudig dat de geadresseerde (als die online is) dat gewoonlijk onmiddellijk doet. Je kan documenten en foto’s meesturen als bijlage. Als je foto’s meestuurt, is het aangewezen om die eerst op te slaan als jpeg-bestanden omdat die zo minder groot zijn en de mailbox van de ontvanger minder belasten (zie Het creëren van documenten op papier). Je kan ook gemakkelijk een e-mail sturen naar verschillende mensen terzelfder tijd; het is al even gemakkelijk om een e-maildiscussie te voeren, waarbij boodschappen van of aan individuele personen doorgestuurd worden naar anderen. Dit kan je doen met collega’s en leerlingen om bijvoorbeeld je opinie te geven maar ook om samen te werken aan groepsopdrachten. Je kan e-mail ook gebruiken om het werk van leerlingen te evalueren: leerlingen sturen hun werk door als bijlage, zodat de leerkracht het kan verbeteren, commentaar kan geven en terugsturen. Caveats De toon van een e-mail kan snel een onverwachte reactie van de lezer veroorzaken , gewoon omdat velen onder ons te snel schrijven en misschien te snel verzenden. Een snel verzonden bericht of een niet grondig doordacht antwoord kan kwetsend overkomen. Het komt niet zelden voor dat een meningsverschil door het gebruik van e-mail sneller escaleert dan bij andere vormen van communicatie. E-mail kan ook tijdrovend zijn; een persoonlijk gesprek met een collega in hetzelfde gebouw is meestal productiever dan communicatie via e-mail. Open nooit bijlagen van e-mails die geen herkenbare naam of onderwerp hebben; ze kunnen een virus in zich dragen of reclameboodschappen (spam) bevatten. Spammers en verspreiders van virussen proberen je soms om de tuin te leiden door een boodschap te sturen met als onderwerp “mail delivery failed”. Een ander onderwerp dat vaak gebruikt wordt is een verwijzing naar een afspraak, al dan niet afgezegd. Zulke berichten hebben dan bijlagen en het kan gevaarlijk zijn om die te openen. E-mailprogramma’s Op de meeste computers is er een e-mailprogramma geïnstalleerd dat alleen maar moet geactiveerd worden (Microsoft Outlook Express of Apple’s Mail). Met zo’n programma kan je berichten schrijven, lezen en archiveren (om ze nadien nog te raadplegen). Denk eraan dat het merendeel van de computervirussen overgebracht worden van en naar Windows-pc’s en ontworpen zijn om dat besturingssysteem aan te vallen via Outlook of Outlook Express. Wees dus voorzichtig als je dit programma gebruikt: een dagelijkse update door een goed antivirusprogramma is essentieel om 33
schade te voorkomen. Je hebt nu alleen nog een internetaccount nodig om te starten. Andere e-mailsystemen (bijvoorbeeld Yahoo! Mail, Hotmail van Microsoft of Gmail van Google) gebruik je vanuit een internetbrowser; deze programma’s zijn gratis. Het voordeel van deze e-mailservice is dat je, waar ter wereld je je ook bevindt, je mails kan lezen en beantwoorden, op voorwaarde natuurlijk dat je toegang hebt tot het internet. Het nadeel is dat je niet bij al deze programma’s je mails kan bewaren en dat er beperkingen kunnen zijn voor wat je wil verzenden. Het grootste nadeel is evenwel dat je, om deze e-maildiensten te gebruiken, online moet zijn, in tegenstelling tot Microsoft Outlook Express of Apple’s Mail. Voor wie alleen e-mails wil lezen en beantwoorden, volstaat ruimschoots een account bij Yahoo! Mail, Hotmail van Microsoft of Gmail van Google. De twee voornoemde methodes worden door sommige websites gecombineerd. De gebruiker kan er zijn e-mail nakijken als hij inlogt. Zo’n site is bijvoorbeeld www.mail2web.com: iedereen kan er overal zijn mail bekijken. Met zo’n systeem kan je mails lezen, zelfs als je op reis bent en je behoudt je eigen account op je computer thuis. Zonder twijfel zullen deze systemen nog verder evolueren omdat bijvoorbeeld mobiele telefonie e-mail integreert. E-mailadressen vinden E-mailadressen binnen instellingen zijn gewoonlijk logisch gemaakt. Als je bijvoorbeeld een bericht stuurt naar
[email protected], mag je verwachten dat het e-mailadres ook bestaat (en het bestaat ook). Je vindt e-mailadressen gemakkelijk en het is dan eenvoudig om anderen te benaderen met korte en eenvoudige vragen. Als je een vraag hebt over een boek dat iemand geschreven heeft, dan kan je zijn of haar e-mailadres vinden en binnen enkele minuten de vraag stellen.
1STE STAPPEN
Activeer een e-mailaccount. Als je twijfelt bij welke provider je zal aansluiten, informeer dan bij vrienden die misschien nuttige raad kunnen geven: persoonlijk advies kan beter zijn dan professioneel advies. Als je niet tevreden bent over de ene provider, schakel dan over naar een andere. Vergeet niet dat in dat geval je e-mailadres waarschijnlijk ook verandert.
Het is mogelijk en eenvoudig om een e-mail naar verschillende personen te sturen. Het is dus even eenvoudig om een e-maildiscussie te voeren, waarbij boodschappen van of aan individuele personen doorgestuurd worden naar anderen. Een e-forum of een elektronische MEER IDEEËN leeromgeving is daarvoor een geschikt platform. Er bestaan ook uiteenlopende soorten emailgroepen waarbij je kan aansluiten en waar mensen met gelijklopende belangstelling met elkaar in contact kunnen komen. In Nederland kan je bijvoorbeeld aansluiten bij de e-mailgroep van de leerkrachten klassieke talen en cultuur: www.digischool.nl/kt/community. Andere communicatie via internet Met sommige toepassingen kan men al gesprekken voeren via het internet, wat aanzienlijk goedkoper kan zijn dan via de telefoon of zelfs gratis, aangezien je “Voice over IP”-verbinding waarschijnlijk gebruikmaakt van een lokaal telefoonnummer of een breedbandverbinding, welke afstand persoon A ook scheidt van persoon B. Deze technologie heet Voice over Internet Protocol (VOIP). Een voorbeeld van zo’n systeem is Skype, www.skype.com. Hiermee kan je telefoneren (ook naar gewone telefoons tegen betaling van de lokale gesprekskosten), chatten en videogesprekken voeren. Ook met Microsoft Windows Messenger kan je vanaf de computer direct met andere personen overal ter wereld communiceren met behulp van chatsessies, spraak en video. Je kan met Windows Messenger bepalen met wie je praat en wanneer, doordat je sommige gebruikers kan blokkeren. Je kan de status van vrienden weergeven en bepalen of je toegevoegd wilt worden aan de lijst met contactpersonen van iemand anders. www.microsoft.com/netherlands/windowsxp/messenger/default.aspx Andere dergelijke programma’s zijn ICQ, AIM en Yahoo Messenger. 34
OPZOEKEN OP HET INTERNET: LEERKRACHTEN Het internet is een verbluffend rijke bron van informatie waarvan een aanzienlijk deel nutteloos, vaag, onnauwkeurig en stompzinnig is. Toch zijn er veel sites waarop academici toezicht houden en waar je waardevolle informatie kan vinden. Internetaccounts en browsers Om op het internet te zoeken heb je een account nodig, thuis of op school. In het vorige deel hebben we suggesties gedaan over het openen van een account. Dan heb je software nodig om tekstbestanden en foto’s op je scherm te brengen: een browser. Browsers zijn gewoonlijk gratis en omvatten Microsoft Internet Explorer, Netscape Navigator, Firefox en Apple Safari. Breek je hoofd niet over welke browser je wil gebruiken: er zal er meer dan waarschijnlijk één geïnstalleerd zijn op de computer die je koopt. Webadressen Als je je browser opent, zul je allerlei dingen zien, waaronder een adresbalk bovenaan waar je URL’s of webadressen kan typen. Als je naar http://www.circe.be wilt gaan, typ dit adres dan in de adresbalk, druk op de entertoets en je bent vertrokken. Je moet nooit http:// typen als het adres met ‘www’ begint; beperk je tot www.circe.be. En als het webadres met ‘www’ begint en met ‘.com’ eindigt, moet je zelfs dat niet typen. Als je dus naar www.google.be wilt surfen, moet je alleen ‘google’ intypen en op de entertoets drukken. Zoekmachines Google is een uitstekende site waar je dingen op het internet zoekt en vindt. Als je Google opent, zul je een balk zien waarin je kan typen wat je wil vinden, bijvoorbeeld ‘Sophocles’. Je drukt dan op de entertoets. Er verschijnt een aantal resultaten die je een voor een kan openen door erop te klikken. Google is zeer goed om afbeeldingen te vinden; de resultaten zijn soms verrassend. Nog een mogelijkheid die Google biedt, is zoeken in moderne talen en zelfs in het Latijn (zie Google Latina, investigationis machina, op pagina 68). Het internet kan je vaak heel specifieke informatie geven die je niet in gewone encyclopedieën vindt. Als je wil weten waarom Hercules altijd een leeuwenhuid draagt als hij afgebeeld wordt, dan vind je die informatie in enkele minuten op het internet (probeer maar). Je kan ook naar de bron van een bepaalde Latijnse zin zoeken door die zin in te typen. Controleer of je toegang hebt tot het internet en start je browser op. Bezoek een aantal sites die vermeld worden op de CIRCE-website. Overweeg hoe je zoekmachines zoals Google gaat gebruiken om dingen te vinden die je nodig hebt. Het internet gebruiken is 1 STAPPEN eenvoudig maar je zal aan vaardigheid winnen naarmate je vaker op het internet surft. Er zijn heel wat handleidingen en tijdschriften op de markt maar de meeste mensen putten vooral vertrouwen uit eigen ervaring op het internet terwijl ze allerlei sites bezoeken en zoekmachines gebruiken. STE
Je kan je zoekactie specifieker maken door bepaalde symbolen te gebruiken. Aanhalingstekens zijn aangewezen onmiddellijk voor en achter een aantal woorden die je samen en in die volgorde wilt zoeken; bijvoorbeeld “Mars Ultor” of “Romeinse vrouwen”. Een plusteken (+) is aanbevolen als je verschillende woorden zoekt die in dezelfde tekst MEER IDEEËN voorkomen; je plaatst dan een plusteken onmiddellijk voor elk woord dat je zoekt, bijvoorbeeld +Augustus +Mars +tempel. In Google kan je ook kiezen voor “geavanceerd zoeken”, zodat je meer criteria kan gebruiken, en je kan er kiezen voor “afbeeldingen”. Probeer dit gerust uit. Probeer ook materiaal dat je op het internet hebt gevonden te gebruiken door tekst of afbeeldingen in je documenten in te voegen. 35
OPZOEKEN OP HET INTERNET: LEERLINGEN Het internet is een nuttig instrument voor leerlingen als het met de nodige omzichtigheid gebruikt wordt. Leerlingen kunnen makkelijk veel tijd verprutsen bij zoekopdrachten zonder goede resultaten; als leerkracht moet je hen dus goed begeleiden. Om het risico van tijdverlies te beperken, kan je opteren voor gerichte zoekopdrachten, vrije zoekopdrachten (die goed zijn voorbereid) of WebQuest, dat zich toespitst op gerichte zoekopdrachten waarbij de leerkracht een zoekomgeving bouwt waarin de leerlingen kunnen zoeken. Nadere uitleg volgt hieronder. Gerichte zoekopdrachten Een gerichte zoekopdracht is een gemakkelijke manier om de leerlingen naar de links te brengen die je hen wil zien gebruiken. Je moet dus vooraf de relevante links zoeken en printen of ze in een Word-document, een e-mail of een website plakken vanwaar de leerlingen kunnen vertrekken. Vrije zoekopdrachten Bij een vrije zoekopdracht laat je de leerlingen zelf naar links zoeken. Hier moet je hen vooraf leren welke zoekmachines er zijn en hoe ze moeten gebruikt worden, zoals hierboven werd uitgelegd. Veel leerlingen kennen de basistechnieken van het zoeken maar weten waarschijnlijk niet hoe ze hun zoekactie kunnen verfijnen. Controle van de zoekresultaten Leerlingen moeten de gevonden resultaten controleren. Niet alle websites zijn evenwaardig en een gouden regel is nagaan wie de website aanbiedt. Als het een officiële onderwijsinstelling betreft, is de kans om betrouwbare informatie te vinden groter dan wanneer de website aangeboden wordt door een privépersoon. Dit is belangrijk voor de leerlingen. Als de speurtocht op het internet vijf verschillende resultaten heeft opgeleverd, kan je de klas met een dataprojector alle gevonden sites tonen en uitleggen hoe ze kunnen controleren wie de site aanbiedt. De aanwezigheid van ‘edu’ in de naam van de website kan een aanwijzing zijn voor de kwaliteit ervan, ook al moet zelfs in dat geval de nodige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden. Geef de leerlingen een goed onderwerp voor een zoekopdracht. De resultaten van de zoekopdracht moeten een meerwaarde hebben voor de leersituatie. Geef de leerlingen verschillende vaste opdrachten in een gerichte zoekopdracht. Laat een thema open 1 STAPPEN voor vrij opzoekwerk. Vraag de leerlingen drie websites over dit thema en laat hen de gevonden websites evalueren. Zo breng je hen kritische zin bij. Bespreek de resultaten in klasverband via projectie van alle gevonden sites met een dataprojector. STE
Voor gerichte zoekopdrachten moeten de leerlingen in boeken en op het internet op zoek gaan naar relevante informatie over het opgelegde onderwerp. Het is misschien een goed idee hen de verschillende criteria voor een gerichte zoekopdracht te tonen. MEER IDEEËN Toon hen ook hoe ze op zoek moeten gaan naar afbeeldingen. Vrije zoekopdrachten kunnen eigenlijk alleen voor grootschalige projecten. Voor een zeer duidelijk omschreven gebruik van internetbronnen kan een WebQuest gebruikt worden.
36
OPZOEKEN OP HET INTERNET: WEBQUEST OF WEBKWESTIE Het idee van WebQuest (educatieve speurtocht) werd ontwikkeld aan de San Diego State University door Bernie Dodge in samenwerking met Tom March (zie http://WebQuest.sdsu.edu/overview. htm). Bernie Dodge omschreef een WebQuest als “een op onderzoek gerichte handeling waarin de meeste of alle door leerlingen gebruikte informatie afkomstig is van het internet. WebQuests zijn ontworpen om de leerlingen hun tijd optimaal te laten gebruiken, om te focussen op het omgaan met informatie en niet zozeer op het zoeken naar informatie en om de denkprocessen van leerlingen te ondersteunen op het terrein van analyse, synthese en evaluatie”. Een WebQuest kan opgevat worden als een kortlopende of een langlopende speurtocht (zie http:// edweb.sdsu.edu/courses/edtec596/about_webquests.html). De bouwstenen van een WebQuest Een WebQuest bestaat uit zes bouwstenen: 1) Een inleiding moet het nut beschrijven van de WebQuest voor het in de klas behandelde onderwerp. Ze is bedoeld om de leerlingen te motiveren en nieuwsgierig te maken. Ze moeten een idee krijgen van wat er te gebeuren staat en aangemoedigd worden om naar de volgende stap te gaan. 2) Een omschrijving van de opdracht van de WebQuest kan helpen om het onderwerp en het verwachte eindproduct voor te stellen. De rol van een WebQuest zal er altijd in bestaan informatie te zoeken en die informatie om te zetten in kennis (van informatie naar analyse en van analyse naar interpretatie van het onderwerp in kwestie). Beperk je voor de taakomschrijving tot het algemene doel van de WebQuest, de specifieke stappen van het proces komen in de volgende bouwsteen aan de orde. 3) Een beschrijving van de werkwijze omvat de verschillende opdrachten en vragen die tijdens de WebQuest moeten opgelost worden, alsook de bronnen die kunnen gebruikt worden. Een blad met opdrachten en vragen kan hier het werk van de leerlingen vergemakkelijken. Je moet kiezen of alle leerlingen dezelfde opdrachten zullen krijgen dan wel of ze in groep werken met verschillende opdrachten, waarna de groepen in een volgende les als “expert” in hun domein hun kennis moeten delen met de anderen; de anderen gebruiken de hun doorgespeelde kennis in een afrondend debat over het onderwerp. 4) Een bespreking van de evaluatiemethode moet de leerlingen uitleggen hoe hun uitwerking van de WebQuest zal beoordeeld worden. Ze dient als richtsnoer voor de leerlingen, opdat ze zouden begrijpen hoe de leerkracht hun prestatie beoordeelt. 5) Een terugblik beschrijft wat de leerlingen geleerd hebben of welk peil ze bereikt hebben nadat ze de WebQuest tot een goed einde hebben gebracht. Deze terugblik kan een intenser gebruik van de WebQuest opleveren. 6) Het blad van de leraar geeft informatie van leerkracht aan leerkracht. De ontwerper van de WebQuest kan de achterliggende filosofie uitleggen, het onderwerp en de eindtermen, het schooltype en het niveau schetsen, de keuzes in soorten opdrachten en vragen verklaren, enz. Het blad van de leraar kan ook informatie bevatten over de bestede tijd en de vorderingen die de leerlingen maakten om het gebruik van een WebQuest voor anderen te vergemakkelijken. Het blad heeft alleen zin als de WebQuest ook toegankelijk wordt gemaakt voor collega’s, bijvoorbeeld via de website van de school.
37
Meer informatie over Webquests en voorbeelden vind je op: www.webkwestie.nl/ http://webquest.kennisnet.nl/info. Een hele reeks Webquests over de oudheid vind je op www.digischool.nl/gs/community/histoforum/ lesmateriaal/oudheid.htm. Een originele invalshoek is de Webquest MacCaesar, over Romeins voedsel: www.webkwestie.nl/roman%20food/
1STE STAPPEN
Stel een oefening op om je leerlingen te helpen het internet te gebruiken voor persoonlijk opzoekwerk. Bepaal vooraf hoeveel vrijheid je wil toestaan om informatie te zoeken en verwerk er de vaardigheden in die de leerlingen zullen nodig hebben om hun doel te bereiken. Probeer de leerlingen materiaal te laten gebruiken dat ze op het internet vinden, om te controleren of ze tekst en foto’s kunnen kopiëren en plakken in hun eigen document. Probeer lestijd van een klasgroep te besteden aan opzoeken op het internet, misschien als onderdeel van een ruimer project. Denk een groepsproject uit met opdrachten voor de verschillende groepen.
MEER IDEEËN
38
Lees de casestudie op pagina 104 over WebQuest; ga na hoe alles in zijn werk gaat. Klik enkele links aan om te zien of deze WebQuest ook in jouw klas zou werken. Lees de casestudie op pagina 85 over Netwerken in scholen. Je vindt er misschien inspiratie om nieuw studieterrein af te bakenen of nieuwe methodes om het internet te gebruiken.
OPZOEKEN VIA GEÏNSTALLEERDE SOFTWARE Toen computers voor het eerst in gebruik werden genomen in het onderwijs, leek het er even op dat de geweldige hoeveelheid informatie die op een cd-rom kon geplaatst worden een manier bood om een heel naslagwerk of zelfs een hele bibliotheek op één schijfje te plaatsen. In de loop van de laatste tien jaar is men geleidelijk afgestapt van het gebruik van geïnstalleerde software voor opzoekwerk en is men meer het internet gaan gebruiken; het gebruik van geïnstalleerde software heeft dus aan belang ingeboet. Toch moeten leerkrachten beseffen dat er uitstekende producten op de markt zijn die kunnen geïnstalleerd worden op de harde schijf van afzonderlijke computers of op een netwerk, en dat hun gebruik verschillende soorten opzoekwerk van leerlingen of leerkrachten kan ondersteunen. Perseus Toonaangevend en verreweg de belangrijkste speler op dit vlak is Platform Independent Perseus. Perseus omvat een set van vier cd-roms die verdeeld worden door Yale University Press. Perseus is ook beschikbaar in een beknopte versie maar die is niet aan te raden: de volledige set heeft oneindig veel meer te bieden. Het is een gigantische database voor teksten, kaarten en foto’s, met 3,4 miljoen Griekse woorden, een ontleedfunctie, een lexicon en 24.000 foto’s van de Griekse wereld. Heel wat van de inhoud is ook online beschikbaar, maar de installatie van de cd-roms garandeert snelheid en betrouwbaarheid. Een kort overzicht van deze software vind je op pagina 94 van dit handboek. Informatie over hoe je de software kan bestellen, staat op www.yalebooks.co.uk/yale/ default.asp. Platform Independent Perseus is een moeilijk programma om onder de knie te krijgen. Je moet dus voldoende tijd uittrekken om ermee te werken en te experimenteren. Oxford Classical Dictionary Nog een interessante titel uit het Engels taalgebied is de Oxford Classical Dictionary, derde editie, die onlangs ook op cd-rom uitgegeven is door Oxford University Press. Deze editie bevat de volledige tekst van het woordenboek in boekvorm maar heeft ook links tussen verschillende artikels. Een artikel over ‘Tiberius’ kan een link hebben naar ‘Seianus’; via een eenvoudige klik ga je naar het artikel over ‘Seianus’. Dit maakt het zeer eenvoudig om naar verwijzingen te gaan en je opzoekwerk uit te breiden. Bovendien is het mogelijk tekst te markeren, te kopiëren en te plakken in een tekstverwerker, zodat je makkelijk documenten voor leerlingen kan aanmaken of je nota’s voor eigen werk kan aanvullen. Informatie over deze cd-rom vind je op www.nlx. com/titles/titlocd.htm. Woordenboeken zijn in verschillende landen beschikbaar. Als je de CIRCE-website raadpleegt, vind je onder meer een Latijn-Italiaans en een Latijn-Frans woordenboek, die verder in dit handboek aan bod komen. Thesaurus Linguae Graecae De Thesaurus Linguae Graecae (TLG) is de naam die gegeven werd aan een enorme verzameling van Griekse teksten op cd-rom. De laatste uitgave (TLG E) dateert van februari 2000. TLG is ook de naam van een onderzoekscentrum aan de Universiteit van California, Irvine, dat opgericht werd in 1972 en dat de meeste Griekse literaire teksten verzameld en gedigitaliseerd heeft van 39
Homerus tot de val van Byzantium in 1453. Het centrum had tot doel een allesomvattende digitale bibliotheek van de Griekse letterkunde te creëren, van de oudheid tot nu. Je vindt meer informatie op www.tlg.uci.edu/. In april 2001 kwam TLG ook online voor instellingen die zich wilden abonneren en enige tijd geleden kregen ook individuele personen toegang (tegen betaling). Een verzameling Latijnse teksten van het Packard Humanities Institute (PHI) ‘Latin authors and Bible versions’ is een gelijkaardige verzameling Latijnse teksten, van het begin tot 200 na Christus, met de Digesta van Justinianus, Servius’ commentaar op Vergilius, Porphyrius’ commentaar op Horatius en verschillende versies van de bijbel. Uitsluitend beschikbaar op cd-rom (geen versie online) bij het Packard Humanities Institute (300 Second Street, Suite 201, Los Altos, CA 94022, e-mail:
[email protected]; tel: +1 (650) 948-0150; fax: +1 (650) 948-4135). Deze verzameling wordt over het algemeen aangeduid als PHI. In TLG en PHI kan je opzoeken met externe software. Je kan deze software kopen maar er is ook goede vrije software die gratis is. Meer bijzonderheden vind je op http://gainsford.tripod. com/links.htm. TLG en PHI worden niet op ruime schaal gebruikt in de middelbare scholen omdat ze eigenlijk bestemd zijn voor het universitaire niveau. Voor leerkrachten zijn ze evenwel een onschatbaar instrument, vooral om authentieke Latijnse en Griekse teksten te vinden. Verzamelingen van afbeeldingen Opzoeken kan ook in verzamelingen van digitale afbeeldingen. Scholen kunnen ze aankopen voor hun leerkrachten en leerlingen om projecten, presentaties en websites te stofferen. Koop software en installeer hem op je computer. Leer hem vervolgens gebruiken en experimenteer ermee zo vaak je kan in je werk voor school. Lees de bijdrage over Platform Independent Perseus op pagina 90 van dit handboek. 1STE STAPPEN
MEER IDEEËN
40
Overweeg hoe je de software kan gebruiken om documenten voor je leerlingen te maken. Kopieer en plak teksten in je eigen documenten en probeer of dat ook lukt met afbeeldingen. Hou rekening met auteursrecht (zie hoofdstuk 1). Overweeg eventueel een cursus te volgen, om de software optimaal te leren gebruiken. Overweeg hoe je leerlingen de software kunnen gebruiken en hoe je hen dit kan aanleren.
WEBPAGINA’S OF WEBSITES MAKEN Als je een internetfanaat bent, komt er een ogenblik dat je wil tonen wat je kan en wat je bezit door je lesmateriaal toe te voegen aan de gigantische hoeveelheid die al op het internet voorhanden is. Materiaal op het World Wide Web (www) plaatsen is een logische volgende stap als je zelf gebruik hebt gemaakt van materiaal dat anderen er geplaatst hebben. Het is geen echt moeilijke opgaaf… Wat heb je nodig? Je hebt heel wat nodig, maar zowat alles wordt je ter beschikking gesteld door je internetprovider. Webpagina’s maken lijkt tot op zekere hoogte op werken met een tekstverwerker. Het verschil is dat je een programma nodig hebt dat speciaal voor dit doel ontworpen is: zo zal je eenvoudiger werken en doeltreffender resultaten boeken. Software zoals Microsoft Front Page kan die opdracht aan, maar wie een professioneler resultaat wil, zal bijvoorbeeld gebruikmaken van Macromedia’s Dreamweaver. Je kan ook gratis software gebruiken zoals 1st Page en Mozilla of Netscape Composer. De taal van het internet is samengesteld uit html, een computertaal. Als je een van de bovenvermelde programma’s gebruikt, moet je geen html leren, wat toch wel een voordeel is. Met deze programma’s kan je een achtergrond kiezen voor je website of webpagina’s, tekst bewerken, lettertypes kiezen, de grootte en de kleur van lettertypes veranderen en foto’s inlassen (normaal jpeg- of gif-bestanden. Meestal zijn jpeg-bestanden het meest geschikt voor het internet (zie “Het creëren van documenten op papier”). Inhoud Denk eraan dat te veel informatie op je website vaak nadelig is voor de boodschap die je wil brengen; hou je website dus eenvoudig! Foto’s zijn het best niet te groot, anders duurt het te lang om ze te downloaden. Veel bezoekers van websites worden misselijk van te veel animatie op een pagina. Of ze worden nerveus als ze er te lang op moeten wachten. De animatie heeft immers geen meerwaarde voor de boodschap van de website. Dankzij jpeg-bestanden bepaal je zelf het compressieniveau van je foto’s. Je bepaalt dus zelf de grootte van je grafische bestanden en de tijd die het downloaden ervan zal vergen. Zet het compressieniveau op ongeveer 5 of 6 en controleer de grootte van de bestanden voor je ze gebruikt. De tijd om bestanden te downloaden blijft een heikel punt. Ook al is breedbandinternet in opmars, toch zijn er nog erg veel mensen die werken met een telefoonlijn en modem. Denk dus vooral niet dat iedereen die je site bezoekt, een snelle internetverbinding heeft. Een algemene regel: als je site eenvoudig van opzet is en geen zware bestanden bevat, zal hij erg gebruiksvriendelijk zijn. Vermijd ook pop-upmenu’s en teksten waarin je moet scrollen. Leg liever een link na het eerste deel van een tekst naar het vervolg. Een internaut wil nu eenmaal snel informatie vinden! Uploaden op het internet Als je een paar webpagina’s gemaakt hebt, moeten ze nog op het internet geplaatst worden. Je hebt dus ruimte nodig op een website, maar die wordt meestal ter beschikking gesteld en onderhouden door je internetprovider. Om de bestanden te transfereren van je computer naar de webserver, heb je ftp-software nodig (file transfer protocol) die vaak gratis wordt geleverd of kan afgehaald worden van sites zoals www.tucows.com. Ook deze software zul je zelf moeten verkennen met bv. hulp van een internettijdschrift. Het is een sensatie om je eigen werk naar het internet te zien gaan, zeker als je weet dat anderen het waarschijnlijk zullen gebruiken. Nog een algemene opmerking: er bestaan al veel sites met links naar websites. Het heeft dus niet veel zin nog een site te maken met links naar andere sites.
41
Ga na of je school dan wel je internetprovider je gratis ruimte ter beschikking stelt om er je website onder te brengen. Controleer dan of je alle software ter beschikking hebt die je zal nodig hebben om je site over te brengen naar het internet. Maak enkele webpagina’s en breng ze over naar het internet; controleer eerst in de browser op je 1 STAPPEN computer of alle links goed werken. Als alles vlot verlopen is, kan je je URL (je webadres) promoten door het aan geïnteresseerden te geven. STE
MEER IDEEËN
Lees andere delen van dit handboek, vooral de casestudies in hoofdstuk 4 en voorbeelden van lessen op de CIRCE-website, en kijk of je hier inspiratie vindt. Waarom zou je geen website bouwen in samenwerking met een andere school in je eigen of een ander land? De leerlingen kunnen individuele webpagina’s maken als onderdelen van een overkoepelend en eventueel vakoverschrijdend, gecoördineerd project.
Bouw verder aan je eigen site en probeer er een link naar te laten leggen vanuit andere (grotere en meer bekende) sites, zoals de website van de vereniging van leerkrachten klassieke talen in je land. Verlies de leesbaarheid van je site niet uit het oog voor mensen met een visuele handicap: lees ICT en mindervaliden en Computers en visueel gehandicapten: possunt quia posse videntur op pagina’s 74 en 75.
42
ANDERE SOFTWARETOEPASSINGEN GEBRUIKEN “Sofware” betekent in dit onderdeel van het handboek om het even welke interactieve manier om studeren te ondersteunen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld eenvoudige presentaties die gemaakt werden door leerlingen of leerkrachten maar ook ambitieuzere projecten waar schermen met informatie aan elkaar kunnen worden gelinkt of waarbij bijvoorbeeld een quiz kan ingevoegd worden. Hier ligt voor leerkrachten klassieke talen nog veel onontgonnen terrein! Softwaretoepassingen maken wordt beschouwd als een veeleisende bezigheid, een Eleusis waar alleen de geïnitieerden welkom zijn. De redenen hiervoor moeten gezocht worden in de geschiedenis van de computer. Veel programma’s waren ellenlange lijsten van gecodeerde regels. Toch zijn veel programma’s om software te maken waarmee het werk van leerlingen kan ondersteund worden, tamelijk gemakkelijk om te gebruiken zodra een aantal basisvaardigheden verworven zijn. Een ambitieuze leerkracht kan probleemloos materiaal knippen en plakken uit een document (opgemaakt in een tekstverwerker) en dat invoegen in bijvoorbeeld een HyperStudio-bestand of een diapresentatie, misschien nog een paar afbeeldingen invoegen en iets gemaakt hebben dat de moeite waard is, zonder ook maar één lijn code te hebben geschreven. Andere programma’s kunnen evenwel veel moeilijker uitvallen! Hot Potatoes Hot Potatoes is een programma waarmee men op een eenvoudige manier testen en toetsen kan maken. Zijn zes toepassingen stellen je in staat om interactieve oefeningen te maken van het genre meerkeuzeoefening, oefening met korte antwoorden, husseloefening (door elkaar gehusselde zinnen of woorden), kruiswoordpuzzel, combineeroefening en invuloefening. Hot Potatoes is niet gratis maar moet niet betaald worden door mensen die werken voor het officieel onderwijs en die hun pagina’s op het internet plaatsen. Ben je een leerkracht die graag hulpmiddelen maakt maar niet wil leren programmeren, dan is dit waarschijnlijk iets voor jou. Het kan alleszins leerlingen helpen om zelftests op te stellen en kan zo, waar nodig, waardevolle hulp bieden bij studie. Je vindt Hot Potatoes, voor Mac of pc, op http://web.uvic.ca/hrd/halfbaked. Quizzen maken Alternatieven voor Hot Potatoes kan je op verschillende plaatsen vinden. QuizFaber is ontwikkeld door Luca Galli en kan gedownload worden op www.lucagalli.net. Dit programma kan verschillende soorten quizzen maken en is gratis. Op sommige websites kan je online een quiz maken. Een ervan is Quia op www.quia.com, waar zal gevraagd worden om jezelf te registreren maar waar je nadien een heel gamma oefeningen kan maken. Presentatiesoftware Er zijn verschillende programma’s om presentaties te maken. Je kan Impress kiezen (een deel van Star Office of Open Office), Presentation (een deel van Open Office), AppleWorks of Microsoft PowerPoint. In deze programma’s kan je tekst uit documenten invoeren of nieuwe tekst schrijven. Je kan een achtergrondkleur instellen of grafieken toevoegen. Een logo kan zichtbaar zijn in de rechterbovenhoek van het scherm op alle dia’s van een presentatie. Er kunnen allerlei overgangen tussen opeenvolgende dia’s worden ingevoerd. Toch is leren werken met deze software niet moeilijker dan werken met een tekstverwerker. Er bestaan handboeken voor presentatieprogramma’s die te koop zijn in computerwinkels en boekhandels. Presentatiesoftware kan voor veel doeleinden gebruikt worden: leerlingen kunnen er het resultaat van een opdracht of verwerkte informatie mee presenteren in de klas (met een dataprojector), wat een heel leuk alternatief is voor geschreven tekst. Weinig leerlingen zullen werken met presentatiesoftware moeilijk vinden. TextEase TextEase werkt langs dezelfde lijnen als HyperStudio en is heel flexibel. De gebruiksvriendelijkheid is groot en in veel scholen heeft het programma zijn nut bewezen. Het is gebaseerd op de idee dat alles wat op het scherm wordt gecreëerd, kan verplaatst worden als een voorwerp dat 43
vervolgens kan geprint worden, kan gebruikt worden als presentatie of omgezet worden in een webpagina. TextEase bestaat uit een aantal producten waaronder TextEase Studio, waarmee je rekenbladen en databases kan maken, grafieken kan invoegen en tekst invoeren op dezelfde pagina. Meer informatie over TextEase vind je op www.textease.com. Andere software Er zijn nog heel wat andere manieren om zelf softwaretoepassingen te creëren. Microsoft’s Visual Basic is nuttig maar is alleen voor pc-gebruikers. Authorware van Macromedia biedt ruime mogelijkheden maar is erg duur in de aankoop. Een van de beste programma’s om multimediasoftware te maken is Macromedia’s Director, dat gebruikt wordt door veel professionele softwaremakers, maar ook dit is heel duur. Zeker dit laatst vermelde programma zou wel eens de mogelijkheden van een leerkrachtenbudget kunnen overstijgen. Werken met beeldmateriaal Er zijn nog technologische hulpmiddelen die je kan verkennen en waarover je misschien beschikt. Als je een digitale camera hebt, kan je die meenemen naar de Provence of naar een opvoering van Medea. Foto’s kunnen ingevoegd worden in alle softwareprogramma’s die hier vermeld werden. Met heel wat programma’s kan je goedkoop en makkelijk panoramische zichten van 360° creëren, om die bijvoorbeeld bij een fotoreeks over het Pantheon te voegen. Een digitale camera en zo’n “panoramische” software zullen onbekende paden voor je openen. Vooral Windows XP is erg goed om met beelden te werken en je kan zonder problemen binnen dit besturingsprogramma diashows maken. Misschien kan je beschikken over een digitale videocamera en kan je video’s verwerken op je computer; dan kan je ook videofragmenten of zelfs filmfragmenten invoeren in je groeiende softwarebibliotheek. Mac OSX heeft uitstekende ingebouwde hulpmiddelen om beelden of video te behandelen, de zogenaamde iLife suite. Zelfs een iPod kan nu gebruikt worden om diashows te maken. Tijd en geld zijn zoals altijd de belangrijkste rem op het enthousiasme. Download Hot Potatoes of Quizfaber en kijk of je de mogelijkheden die ze aanbieden kan gebruiken. Overweeg de aankoop van HyperStudio of TextEase. Misschien wil je eerst een demo krijgen? Die kan je downloaden van de betrokken website. Probeer een paar schermen met materiaal op te bouwen en verbind ze met elkaar met knoppen. 1 STAPPEN Vergeet de speciale effecten niet uit te testen! Experimenteer eens met grafische elementen en probeer tekst en foto’s in te voegen. Hou je gerust enkele uren bezig voor je beslist om verder te gaan. En vergeet niet dat alleen het investeren van voldoende tijd je het zelfvertrouwen kan geven om een zinvol project op poten te zetten! STE
Lees enkele casestudies in hoofdstuk 4 over het gebruik van presentatiesoftware. Controleer eerst of je misschien al een kopie van presentatiesoftware op je harde schijf hebt staan: hij werd misschien bijgeleverd bij de aankoop van je computer. Als dat het geval is, experimenteer er dan maar op los en overweeg eventueel de aankoop van een handboek. Probeer materiaal uit je tekstbestanden te kopiëren en in te voeren in je presentatiesoftware. Doe hetzelfde met afbeeldingen. Probeer hyperlinks te leggen en voeg overgangen in met speciale effecten. Kan je dit gebruiken in de klas? Is er een dataprojector in je school die je kan gebruiken? Denk na over een opdracht voor de leerlingen waar de beschreven technologie kan gebruikt worden. Kunnen je leerlingen de resultaten van hun opzoekwerk over de vrouwelijke aspecten van Dido als een presentatie voor de klas brengen in plaats van als een paper? Kan een klas deelnemen aan een multimediaproject met HyperStudio? Kan MEER IDEEËN je misschien zelf software creëren voor een aantal klassen? Heb je een digitale camera en kan je de beelden op je pc laden? Of kan je beschikken over een digitale videocamera? Kan je gesproken commentaar inlassen of een soundtrack toevoegen? Misschien heb je leerlingen die deze vaardigheden onder de knie hebben en kunnen helpen met hun kennis en materiaal? 44
NETWERKPROJECTEN Netwerkprojecten coördineren Netwerkprojecten maken het mogelijk dat klassen online samenwerken, bijvoorbeeld via leeromgevingen (ELO) zoals Studyplanet, Blackboard, Smartschool en Dokeos. Je kan netwerkprojecten organiseren binnen je school maar ook met klassen van andere scholen (zelfs scholen in andere landen). Via ELO moet je zelfs niet samen online zijn! Maar ook wie geen leeromgeving ter beschikking heeft, kan een netwerkproject opstarten via e-mail of via een website. Planning en werkwijze Je plant een project, kiest een thema of onderwerp, definieert de werkwijze, verdeelt de leerlingen in groepen en laat het project lopen over een vooraf bepaalde tijdspanne. Op het einde van die periode geven de groepen een afgewerkte taak af die geëvalueerd wordt. Het eindproduct van elke groep wordt in de klas gepresenteerd om de resultaten van de groepen voor iedereen beschikbaar te maken. Vooraleer specifieke opdrachten worden gegeven, moeten de leerkrachten die het project leiden, duidelijk afspreken wie welk onderdeel voor zijn/haar rekening neemt. Een blad met een overzicht van de afspraken vergemakkelijkt de opvolging. Zoek eerst een thema of onderwerp waaraan de leerlingen zullen werken. Bepaal wat het eindresultaat van het hele project moet zijn en hoe dat eindresultaat in het jaarplan past. Probeer in te schatten in hoeverre je de leerlingen zal toelaten het thema, het verloop en het eindproduct van het project te beïnvloeden (een open of een meer gesloten aanpak). Misschien kan je alle deelnemende leerlingen een vragenlijst laten invullen (opgesteld door de begeleidende leerkrachten), waarna de leerlingen individueel aan een door hen gekozen onderdeel van het project kunnen werken. Je kan een bijkomende opdracht geven waarbij de leerlingen onafhankelijk van elkaar op een creatieve manier werken. Als het mogelijk is, zouden de leerlingen elkaar moeten kunnen ontmoeten bij het begin en het einde van het project (zie pagina 86). Coördinatie Taakomschrijvingen en eventuele vragenlijsten worden voorgesteld ofwel tijdens online samenwerking, ofwel op een website (waar de leerlingen dan naar verwezen worden via een e-mail). Zorg ervoor dat of de taakomschrijvingen en eventuele vragenlijsten maar op die ene plaats te vinden zijn. Als je de verschillende opdrachten voor de leerlingen plant, is het belangrijk om passende strategieën te gebruiken. De samenwerking in een netwerkproject is iets helemaal anders dan het normaal lesgebeuren en leerlingen zullen maar gemotiveerd zijn om virtueel met een andere klas samen te werken als het een extra dimensie geeft aan wat ze ook zelf hadden kunnen doen. Het tot stand brengen van het eindproduct zal inspanningen vergen en er zullen onderweg heel wat hindernissen zijn. Je zal omzichtig te werk moeten gaan en je leerlingen heldere en begrijpelijke feedback moeten geven, zowel over de manier waarop ze samenwerken als over de kwaliteit van hun resultaten. Als je aan het einde van het project een ontmoeting kan organiseren met alle deelnemers, zal dit voor alle betrokken leerlingen een goede gelegenheid zijn om delen van hun werk te presenteren; voor de betrokken leerkrachten is het een kans om het werk van de groepen in hun aanwezigheid te evalueren. Is zo’n ontmoeting niet mogelijk, dan moet je op de online slotvergadering delen van het werk van de leerlingen presenteren aan de hele groep en bij dezelfde gelegenheid evalueren (Je kan voor de evaluatie ook een online vergadering op kleinere schaal organiseren, dus voor een beperktere groep). Moeilijkheden overwinnen Het samenwerkingsproces is moeilijk en je zal dit zorgvuldig moeten plannen als je wil dat het project kans op slagen heeft. Het is verkieslijk maar niet noodzakelijk dat de betrokken klassen samen online zijn, een- of tweemaal per week voor de duur van het project. Dit heeft een bevruch45
tende invloed en zal het werk versnellen omdat de leerlingen sneller en gemakkelijker antwoord ontvangen op hun vragen en reacties krijgen op hun inbreng. Zorg ervoor dat alle leerlingen op een bepaald moment verantwoordelijk zijn voor hun inbreng tijdens de online vergaderingen. Het kan soms aangewezen zijn de rol van individuele leerlingen binnen elke groep te laten roteren. Het kan nuttig zijn om naast de algemene online vergaderingen ook deelvergaderingen te organiseren, omdat je anders misschien nog moeilijk je weg vindt in de toevloed van inbreng tijdens een algemene online vergadering. Een deelvergadering voor elk deel van het project (met eventueel daarbinnen andere vergaderingen per groep leerlingen) maakt het voor de leerlingen veel gemakkelijker om de inzending te vinden die relevant is voor hun eigen werk en voor de begeleidende leerkrachten om feedback te geven in de loop van het project. De rol van de leerkrachten In dit alles spelen de leerkrachten de rol van adviseur. Bij de start moet je echter overeenstemming bereiken over de maatregelen die zullen genomen worden tegen een groep die niet goed functioneert, voor het geval de leerlingen zondigen tegen de geest van een online vergadering of bij voorvallen die niet door de beugel kunnen. Hou er rekening mee dat leerlingen niet graag terechtgewezen worden door leerkrachten die ze niet kennen. Lees de casestudies in hoofdstuk 4; daar wordt een dergelijk project beschreven. Vooraleer je begint te denken aan het coördineren van een netwerkproject, moet je zeker zijn dat de technische infrastructuur voorhanden is. Je moet een elektronische vergadering organiseren waarin alle betrokken leerlingen aan het project kunnen bij1 STAPPEN dragen door e-mails te sturen en documenten en foto’s op het internet te plaatsen. Vraag lang genoeg voor je aan je project begint aan de ICT-verantwoordelijken van je school om de beste oplossingen te helpen vinden voor technische kwesties. Bespreek de mogelijkheden van een project met de directeur en als het goedgekeurd is, bespreek dan je idee met een testgroep van leerlingen. Probeer niets van een dergelijke omvang in gang te zetten vooraleer je iedereen hebt geraadpleegd. Dan moet je op zoek gaan naar een partner voor je netwerkproject. STE
Projecten zoals dit vergen veel tijd. Zorg er dus voor dat het tijdschema ruim genoeg is. Wees klaar en duidelijk over de eisen die gesteld worden aan het “eindrapport” dat aan de leerkracht moet overhandigd worden. Het is belangrijk dat de afgewerkte MEER IDEEËN taken het resultaat zijn van samenwerking. Je kan in de loop van het project overwegen om het eindrapport voorlopig op te splitsen in verschillende deelrapporten. De begeleidende leerkrachten kunnen dan reageren op de deelrapporten vooraleer alle groepen het eindrapport inleveren. Zelfs jongeren voor wie sms en e-mails een natuurlijk onderdeel zijn van hun dagelijks leven, voelen zich beter als ze kunnen samenwerken met mensen die ze ontmoet hebben. Als je de deelnemende klassen niet kan samenbrengen bij het begin van het project, moet je alle deelnemers een persoonlijk profiel laten samenstellen waarop een foto prijkt, hun leeftijd, favoriete vakken, hobby’s e.d. en die allemaal op een webpagina plaatsen die gemaakt is voor de elektronische vergaderingen.
46
EVALUATIE VAN HET WERK VAN LEERLINGEN Een kernbegrip bij de evaluatie van het werk van de leerlingen is “measurable learning outcome”, het “meetbaar leerresultaat”. Dit werd vaak over het hoofd gezien in vorige pogingen om technologie een plaats te geven in niet-technologische vakken in het onderwijs. Toch is dit echt geen moeilijk punt als je het juist benadert. Als het je bedoeling is om ICT te integreren in je lespraktijk, dan moet je erover waken dat de evaluatie van ICT een plaats krijgt in je beoordelingssysteem. De beste manier om dit te verwezenlijken is het creëren van meetbare leerresultaten. De leerlingen vrijblijvend en ongestructureerd op een pc laten werken op vrijdagmiddag, zonder enige vorm van evaluatie, kan niet de bedoeling zijn. Een op computerwerk gebaseerde opdracht Het beoogde meetbare leerresultaat zal variëren volgens de opdracht die gegeven wordt. Een eenvoudige manier om resultaten te genereren is de leerlingen een op computerwerk gebaseerde opdracht geven en die evalueren. Als je leerlingen opzoekwerk doen over Romeinse gebouwen, dan kan je ze vragen om een korte presentatie te maken over het Maison Carrée of over het amfitheater in El Jem. Je kan evalueren tijdens de les en je houdt daarbij rekening met inhoud, gebruik van beeldmateriaal en nauwkeurigheid van de begeleidende uitleg, net zoals je zou doen bij een opdracht die op papier had moeten afgegeven worden. Je zou bij je evaluatie evenwel ook rekening kunnen houden met de graad van zelfvertrouwen die blijkt uit het geven van de presentatie (met gebruik van een dataprojector). Een andere opdracht kan erin bestaan om met Perseus online beeldhouwwerken te vinden binnen verschillende categorieën, zoals het materiaal waaruit ze gemaakt werden, de productiedatum, de vindplaats en de verzameling waartoe ze behoren (www.perseus.tufts.edu). De leerling moet deze beelden aan de klas tonen en als onderdeel van de presentatie live gebruikmaken van het internet. Dit is zeker geen ongevaarlijke opdracht (de internetverbinding kan uitvallen tijdens de les) maar wel een waardevolle opdracht die het zelfvertrouwen van de leerling versterkt, zowel voor het opzoekwerk als voor de presentatie voor een publiek. De risico’s van directe online presentatie vermijdt men dus het best door de leerling te vragen om de gebruikte internetpagina’s offline beschikbaar te maken of om teksten en beelden te downloaden en er een diapresentatie van te maken, omdat men bij mislukking mee gaat oordelen over ICT. Aan leerlingen van de hoogste graad kan je ook een op computerwerk gebaseerde opdracht geven over tekstinhoud. Daarbij moeten ze bijvoorbeeld aangeven op welke objectieve gronden zij de waarachtigheid van een bron al of niet in twijfel trekken. Je geeft bijvoorbeeld een “feit” uit de geschiedenis van de Romeinse keizers en de tekst van Tacitus, Suetonius en Cassius Dio waarin dat “feit” beschreven wordt. De opdracht voor de leerlingen bestaat er dan in door markering met kleur de exacte woorden in de tekst aan te duiden die het “feit” behandelen en via opzoekwerk op het internet of op een vooraf opgegeven website informatie te verzamelen over de bedoelingen van de drie auteurs en daarna een “gefundeerd oordeel” vellen. Toegepaste software of websites Er zijn heel wat voorbeelden van toegepaste software of websites waar een meetbaar leerresultaat kan verkregen worden. Voorbeelden op het internet omvatten het Grieks project op de website van Eton College (www.etoncollege.com) of op Crustula (http://ww2.ac-poitiers.fr/lang_anc/crustula/). Met Hot Potatoes kan je scores genereren. Al deze software geeft punten die men nadien via een netwerk kan bekijken. Dergelijke punten kunnen gevoegd worden bij de cijfers die op een meer klassieke manier tot stand zijn gekomen. Hoed je echter voor zinloze opdrachten zoals vocabularium opvragen in de vorm van meerkeuzevragen waar leerlingen niet anders kunnen dan hoge scores behalen. Een meetbaar leerresultaat van zo’n oefening kan geen maatstaf zijn voor de vooruitgang die een leerling geboekt heeft. 47
In omstandigheden waar leerlingen samenwerken, kan een meetbaar leerresultaat verkregen worden door de individuele bijdrage van de leerlingen in het groepswerk te evalueren. Als bijvoorbeeld individuele leerlingen werken aan verschillende onderdelen van een website, kan elke sectie apart beoordeeld worden. Het spreekt voor zich dat je de beoordelingscriteria op voorhand vastlegt en aan de leerlingen meedeelt. Leg vast hoe en waar je de vorderingen van de leerlingen zal evalueren. Er moet immers een mogelijkheid bestaan binnen het project of de opdracht om een evaluatie te geven! Zorg er dus voor dat bepaalde opdrachten binnen een project uitgevoerd moeten worden door individuele leerlingen met presentatiesoftware of dat er goed afgeba1 STAPPEN kende deelopdrachten zijn die kunnen geëvalueerd worden. Lees sommige voorbeelden van lessen op de CIRCE-website om te zien of je daar ideeën kan opdoen. Overloop de pagina’s die besteed zijn aan software om te zien of er dingen bij zijn die je zullen helpen om individuele evaluatie toe te passen. STE
Een groepswerk kan uiteenlopende resultaten hebben. Overweeg eerst of het realistisch is om binnen jouw jaarplan groepswerk in te voeren. Er zullen altijd twee onderdelen van evaluatie zijn: een voor de inhoud qua klassieke talen en een voor het bereikte niveau van gebruik van ICT. Hoe kan je correct gebruik van ICT positief stimuleren en MEER IDEEËN intussen de vorderingen op het stuk van klassieke talen niet uit het oog verliezen? Als je ICT als een hulpmiddel beschouwt, zoals een boek, de bibliotheek of de mediatheek (wat mogelijk is door Word-documenten te linken aan PowerPoint-bestanden of documenten en afbeeldingen op het internet), dan kan je ervoor zorgen dat de vordering op het gebied van klassieke talen primordiaal blijft maar dat terzelfder tijd de culturele achtergrond van de leerling verrijkt wordt.
48
49
50
HOOFDSTUK 3
De rol van de leerkracht
PEDAGOGISCHE AANPAK, EINDDOELEN EN DOELSTELLINGEN In de afgelopen twintig jaar is ICT belangrijk geworden in het onderwijs. In die periode hebben leerkrachten geprobeerd lessen te creëren waarin het aandeel van ICT steeds groter werd. In de eerste fase van de toepassing van ICT voelde men de behoefte om te rechtvaardigen waarom men ICT gebruikte. Nu zijn de rollen eigenlijk omgekeerd en moet een leerkracht bijna kunnen verantwoorden waarom hij/zij geen ICT gebruikt. Leerkrachten zijn zich ervan bewust dat nieuwe manieren van lesgeven en van leerstof verwerken (met gebruik van ICT) heel wat mogelijkheden bieden. Maar: kan jij als leerkracht dan nog de volledige controle behouden over een oefening als je leerlingen aan de computer werken? En hoe doe je dat dan met nieuwe leeromgevingen zoals die nu uitgetest worden door het Cambridge Online Latin Project (pagina 64) en het Helios-project (zie pagina 69)? We proberen de lezers dus bewust te maken van problemen, systemen en beheer en we willen hen inspiratie geven, eerder dan pasklare oplossingen aan te reiken. Als we in onze lessen ICT gebruiken, moeten we menselijke vindingrijkheid en technologie integreren in een nieuw soort klaslokaal of moet de computerklas optimaal toegankelijk worden (wat maar al te vaak nog niet het geval is). De mogelijkheid om in een lestijd van vijftig minuten een tiental minuten frontaal de opdracht uit te leggen en de rest van de tijd (veertig minuten) ieder aan zijn eigen pc in het computerlokaal nabij het leslokaal te laten werken is voor ICT belangrijk. Traditionele methodes om les te geven kennen immers beperkingen in tijd, plaats en inhoud van het handboek. Lessen die ondersteund worden door ICT kunnen die beperkingen opheffen om eindtermen na te streven die mee verwezenlijkt worden door de verschillende aspecten van ICT, die op hun beurt een specifieke invloed hebben op het leerresultaat. Sommige van deze eindtermen zijn heel vérstrekkend en zijn zeer belangrijk in de globale opvoeding van een moderne burger en kunnen dus zeker niet ten volle gerealiseerd worden binnen de lessen klassieke talen. Toch moeten we voor ogen houden dat heel wat specifieke doelstellingen in onze cursussen aan bod kunnen komen. Er bestaan veel ICT-systemen en recentelijk verscheen heel wat didactisch materiaal om leerlingen te helpen op het gebied van talen, waaronder Latijn en Grieks. Deze categorie software kan “edutainment” omvatten als het onderwijs en ontspanning combineert. Didactische programma’s en hulpbronnen (ook aangeduid als CAL = Computer Assisted Learning) kunnen nuttig zijn als we leerlingen moeten motiveren, als leerlingen problemen kunnen leren oplossen met spelletjes of met leersystemen die oneindig veel geduld hebben en veel “trial and error” toelaten. De tabellen op de volgende pagina’s kunnen verduidelijken hoe algemene eindtermen, die gegenereerd worden door de verschillende aspecten van ICT, specifieke doelstellingen in de lessen klassieke talen kunnen ondersteunen. ICT-systemen Overeenkomstig de leerplannen bestaat er een onderscheid in niveau van de opdracht: in de 2de graad geldt het principe “de leerlingen kunnen (dit) onder leiding van de leraar”, in de 3de graad geldt “de leerlingen kunnen (dit) zelf”.
51
Systeem
Algemeen doel
Specifiek doel
e-mail
■
samenwerken op het gebied van leren / lesgeven ■ communiceren met anderen ■ leren in onderling overleg tot een gezamenlijk standpunt te komen ■ informatie uitwisselen
■
verzendlijst, forum, chat
■
kennis verwerven door samenwerking ■ leren met andere mensen ■ gemeenschappelijke problemen oplossen ■ samenwerken in een project ■ experimenteren met nieuwe communicatiemethodes ■ nieuwe communicatiesystemen aanleren
■
audio- of videoconferentie
■
zo ver mogelijk in de wereld informatie verspreiden in “real time”, zonder hoge kosten ■ van op afstand reageren op anderen
■
samenwerken, communiceren en ideeën uitwisselen over Latijn en Grieks ■ meningen en ervaringen delen over klassieke talen
samenwerken, communiceren en ideeën uitwisselen over het geven van Latijn en Grieks ■ meningen en ervaringen delen over klassieke talen ■ de studie van Latijn en Grieks levendiger maken
■
tekstverwerking en gebruik van specifieke lettertypes
■
gebruik van verschillende lettertypes ■ verschillende opmaaksystemen inoefenen
■
gebruik van het internet
■
informatie verzamelen informatie zoeken en selecteren in documenten ■ leren werken met browsers en andere software ■ een kritische houding leren aannemen over het internet
■
■
52
klassieke kennis delen lessen van op afstand even doeltreffend maken als bij persoonlijk contact
varianten in alfabetten leren onderscheiden ■ oefenen in het gebruik van antieke lettertypes ■ nieuwe studiemethodes voor Latijn en Grieks ontwikkelen webpagina’s over Latijn en Grieks verkennen ■ toegang krijgen tot online bronnen, ook van musea, bibliotheken en databases ■ nieuwe studiemethodes voor Latijn en Grieks kunnen toepassen ■ klassieke documenten, vertalingen en tekstoverleveringen kunnen interpreteren en vergelijken ■ opzoekingen doen in verband met problemen rond de klassieke talen en klassieke oudheid
Systeem
Algemeen doel
Specifiek doel
presentatiesoftware
■
informatie op een coherente manier leren samenbrengen ■ informatie voorstellen d.m.v. beelden en andere media ■ informatie leren ordenen na elkaar of via hyperlinks
■
computerprogramma’s
■
gelinkte informatie leren uitwerken ■ nieuwe communicatietalen leren ■ informatie leren personaliseren ■ inbreng geven aan creativiteit ■ nieuwe onderwijsmethodes kunnen toepassen
■
Materiaal
Algemeen doel
Specifiek doel
op methode gebaseerde spelletjes
■
kennis verwerven binnen een vastgelegd kader ■ informatie leren selecteren
■
in een taalspelletje een vooropgesteld niveau bereiken (bv. score)
dril en oefening
■
vaardigheden inoefenen kennis verwerven via kleine didactische units
■
verschillende types van oefeningen in verband met klassieke talen inoefenen (bv. vocabularium, grammatica, vertaling, literatuur)
verschillende hulpmiddelen combineren voor een presentatie van een klassiek onderwerp (kunst, teksten,…) ■ nieuwe studiemethodes voor Latijn en Grieks kunnen toepassen tekst met hyperlinks gebruiken als een communicatiemiddel voor een modern onderwijssysteem in klassieke talen
Didactisch materiaal
■
simulatie of “virtual reality”-wereld
■
met elkaar kunnen interageren in een virtuele omgeving ■ gegevens manipuleren ■ nieuwe modellen ontwikkelen om met informatie om te gaan ■ kennis verwerven via individuele interessepunten
■
software voor zelf-studie
■
de klassieke oudheid bezoeken langs virtuele weg ■ de virtuele wereld van de klassieke oudheid oproepen en beter begrijpen wat die wereld inhoudt
stap voor stap kennis verwerven door verschillende fases te doorlopen
■
inoefenen en instuderen van verschillende aan klassieke talen gebonden vaardigheden met weinig of geen hulp van de leerkracht
53
DE VERANDERENDE ROL VAN DE LEERKRACHT De rol van de leerkracht vandaag verschilt sterk van de traditionele rol – de leerkracht achter een bureau, met het bord achter zich en de leerlingen voor zich. De leerkracht vandaag heeft een veel meer gevarieerde en gedifferentieerde functie als leerkracht/expert, begeleider/trainer en mentor/raadgever. De mogelijkheden van ICT in verschillende lessituaties hebben daar een belangrijk aandeel in. Het is belangrijk dat de leraar zijn didactische werkvorm voor iedere les overweegt. Er bestaat een direct verband met de drie leersituaties voor leerlingen: ■ de klas ■ de computerklas of mediatheek ■ het OLC (open leercentrum) De rol van zowel de leerkracht als de leerling verschilt van situatie tot situatie, net zoals de toepassing van ICT verschilt naargelang het onderwerp dat bestudeerd wordt. ICT-strategieën en ICT-methodes zijn complementair ten opzichte van de rol van de leerkracht, de rol van de leerling en de leersituatie. Het is niet slecht je eigen lesgeven te analyseren en uit te vissen welke van deze drie situaties je normaal verkiest. Overweeg welk voordeel jij en je leerlingen hebben bij de verschillende leersituaties. Overweeg of misschien niet meer variatie gewenst is. Beschouw de beschrijving die nu volgt als een richtlijn, geen wet. De klassituatie De klassituatie is een scenario waarbij de leerkracht en de leerlingen samenwerken over basisaspecten van leren. Het doel van een les in een klaslokaal zal vaak het aanbrengen zijn van nieuwe leerstof (inhoud of vaardigheden). De klassituatie wordt ook aangewend voor discussies met een groep leerlingen over vrij gecompliceerde onderwerpen. Ze vereist activiteit die goed door de leraar gecontroleerd wordt. Bij gelegenheid kan een leerkracht een leerling vragen een document aan zijn medeleerlingen te presenteren, dus de rol van voorzitter op zich te nemen, of hij kan op een andere manier zijn verantwoordelijkheid delegeren. De computerklas- of mediatheeksituatie De computerklas- of mediatheeksituatie is een scenario waarbij de leerlingen individueel of in groep werken om verschillende opdrachten uit te voeren of vaardigheden in te oefenen die in de klas werden aangebracht. Dit scenario heeft tot doel de leerlingen dieper op de in de klas aangebrachte dingen te laten ingaan en ze te laten werken aan vaardigheden die nodig zijn voor het leerproces. Deze situatie draait rond de individuele leerling of groep en de training is zo opgebouwd dat ze de leerlingen laat starten van het niveau waarop ze staan. De leerkracht vervult de rol van begeleider/trainer: het is zijn verantwoordelijkheid dat de leerlingen de opgelegde oefeningen of opdrachten naar hun beste vermogen kunnen uitvoeren. De leerlingen dragen een grote verantwoordelijkheid voor het behaalde resultaat maar de leerkracht moet aanwezig zijn om hen aan te moedigen en te helpen als er problemen rijzen. In deze situatie worden doelstellingen van het BZL (begeleid zelfgestuurd leren) verwezenlijkt. De OLC-situatie Het open leercentrum is een scenario waarbij de leerlingen in hoge mate zelf de controle over hun leerproces overnemen. Het voornaamste doel van studiezaalactiviteiten is de leerlingen onafhankelijk te laten werken over een onderwerp, hen leren verantwoordelijkheden op te nemen en hun eigen keuzes te maken, met de bedoeling een bevredigend eindproduct af te leveren. Werken in de studiezaal omvat methodisch werken aan een project en soms zelfs complex probleemoplossend denken. De leerkracht speelt hier de rol van mentor/raadgever. De leerkracht blijft verantwoor54
delijk, niet alleen voor een zinvolle opdracht maar ook voor de hulp die tijdens de uitvoering van de opdracht wordt gegeven. Ook in deze situatie worden doelstellingen van het BZL (begeleid zelfgestuurd leren) verwezenlijkt. De tabellen hieronder kunnen helpen bij de overweging welke ICT-hulpmiddelen je in welke leersituatie zal gebruiken. De klassituatie Gebruik en doel presentatie van nieuwe leerstof ■ informatie aanreiken ■ gesprek over nieuwe leerstof ■ presentatie van werk van leerlingen ■ gesprek over de behaalde resultaten ■
Kenmerken ■ inleiding tot kernonderwerpen en inleidende oefening van basisvaardigheden ■ discussies met de hele groep ■ de leerkracht heeft de volledige controle ■ plaats: de klas
Rol leerkracht is het centrum van het gebeuren ■ leerkracht heeft controle ■ leerlingen kunnen alleen werken in kleine groepen of paarsgewijs ■ de leerkracht is expert ■
ICT nota’s via de computer ■ elektronisch logboek ■ leerling kan de aangewezen presentatiesoftware gebruiken ■ de leerling kan gebruikmaken van ICT of andere leermiddelen ■
De computerklas- of mediatheeksituatie Gebruik en doel ■
inoefenen van basiskennis en vaardigheden die in de klas werden aangebracht
Kenmerken inoefenen van basiskennis en vaardigheden op het eigen ritme van de leerling en met zijn eigen methode ■ individuele behoeften van de leerlingen staan centraal ■ plaats: klas, mediatheek, computerklas, werkstation thuis of elders ■
Rol leerlingen werken individueel of misschien in groep ■ de leerkracht is begeleider en trainer ■
ICT verschillende soorten software zoals elektronische oefenprogramma’s (bv. voor grammatica) of elektronische tests ■ databases ■ communicatie met experts buiten de school ■ gebruik van het internet behoort tot de rol van de leerkracht (beperkt opzoeken) ■
55
De OLC-situatie (open leercentrum) Gebruik en doel behandeling van complexe vraagstukken of problemen ■ onafhankelijk probleemoplossend denken ■ mogelijkheid om eigen keuzes te maken ■ de leerkracht behoudt de verantwoordelijkheid voor het project, voor de aanzet en bewaakt de projectvoortgang ■ de leerling werkt onder voorwaarden door de leerkracht bepaald ■
Kenmerken kennis van verschillende bronnen opvragen ■ onafhankelijk werken aan onderwerpen en problemen ■ plaats: mediatheek, computerklas, thuis of elders ■
Rol leerlingen werken individueel of in groepen, hebben controle over de beslissingen die ze moeten nemen om hun opdracht uit te voeren ■ de leerkracht is mentor/raadgever ■
ICT leerlingen beschikken vrij over internet ■ communicatiehulpmiddelen ■ ideeën visualiseren ■ presentatiehulpmiddelen ■ eigen webpagina’s creëren ■ leeromgeving (elo) ■
De tabellen hierboven zijn gedeeltelijk overgenomen en aangepast uit: Gymnasie-IT/2003 udgave, obligatorisk modul 1, kapitel 3: “It og undervisning”, geschreven door de raad van uitgevers voor gymnasie-IT, Claus Gregersen, Herning Gymnasium, Elsebeth Lauridsen, VUC Syd, Paul Højbjerg, Slagelse Tekniske Skole, Peder Pedersen, Næstved Handelsskole, Ulla Gjørling, UNI•C supplied with Anders Kjær, UNI•C, Hans-Kurt Gade, Kolding Amtsgymnasium and Gitte Normand, Århus Akademi. De idee van de drie leersituaties is ontwikkeld door de Deense pedagogische adviseur en leerkracht van klassieke beschaving Erik Prinds in het boek “Rum til laering. En idé- og debatbog om nye laeringsformer med IKT”, CTU, 1999.
56
E-LEREN - EEN NIEUWE BENADERING? E-leren - elke vorm van leren die ondersteund wordt door ICT - werd ontwikkeld sinds de vroege jaren 1980 door de integratie van onderwijs op afstand en computergestuurd onderwijs. Onderwijs op afstand evolueerde van een statisch model naar verschillende vernieuwende en dynamische modellen. Computergestuurd onderwijs is jarenlang een populair concept geweest: leerlingen kunnen op zichzelf studeren met een cd-rom die op een computer is geïnstalleerd, waardoor ze gemakkelijk toegang krijgen tot betrouwbare informatie. Recente ontwikkelingen in het gebruik van het internet leidden tot op het internet en op het web gebaseerde opleiding, waarbij individuele opleiding online mogelijk werd (door het ontstaan van nieuwe systemen van e-leren). Er worden volledige onlinecursussen gemaakt waardoor men interactieve communicatie kan combineren met de voordelen van het onderwijs op afstand. Zo worden de kosten gedrukt, groeit de flexibiliteit en worden gepersonaliseerde toepassingen mogelijk. Er is ook een risico aan deze evolutie verbonden: de ontwikkeling van te veel onlinemateriaal zou in sommige landen een bedreiging kunnen vormen voor de job van leerkrachten op scholen. Enige omzichtigheid blijft dus geboden. Cursisten die een onlinecursus laten schieten, zijn evenwel geen uitzondering. Hier is er wel een paradox: worden we nu bedreigd door het potentieel succes van deze nieuwe methode of juist niet? Leerkrachten zullen altijd nodig blijven als coach en mentor. Een typisch aspect van e-leren is dat het direct leidt naar samenwerkend leren en dat zijn werkwijze van “many-to-many” op veel manieren kan benut worden. Nog typisch voor e-leren is dat er interactie mogelijk is in twee richtingen: leerkrachten en leerlingen kunnen met elkaar communiceren (verticaal contact) maar leerkrachten kunnen ook met andere leerkrachten in contact komen, zoals ook leerlingen met elkaar (horizontaal contact). Bij e-leren zijn er drie belangrijke elementen: doen, communiceren en delen. Het resultaat is een dynamisch en flexibel onderwijssysteem dat een plaatsje kan vinden naast en binnen de al bestaande systemen. De meest gebruikte communicatiekanalen zijn e-mail, chat, audio- en videoconferentie, nieuwsgroep of forum. E-leren vereist een aangepaste leeromgeving en een nieuw profiel voor de leerkracht. De virtuele klas is een specifieke leeromgeving: in dit nieuw didactisch scenario vinden we traditioneel onderwijs in combinatie met vernieuwende elementen, menselijke vindingrijkheid geïntegreerd met machines, taalkundige systemen geïntegreerd met ICT-ondersteuning. Te midden daarvan moeten leerkrachten niet alleen vakbekwaam zijn maar ook over technologische competenties beschikken omdat e-leren nu eenmaal werkt met e-mail, chat, audioconferentie en videoconferentie, nieuwsgroep of forum. Een leerkracht moet telkens een systeem kiezen, rekening houdend met wat hij/zij geeft. Specifieke activiteiten moeten kloppen met specifieke leeromstandigheden, de doelstellingen van de les en hoe de leerkracht de leerlingen bij het gebeuren wenst te betrekken. De leraar is hier dus niet alleen opvoeder maar ook regisseur, hij/zij coördineert en faciliteert een bepaalde leeromgeving. Om aan dit nieuwe profiel te beantwoorden, kan een leerkracht niet anders dan vertrouwd worden met de technologie. Om de lessituatie te kunnen blijven controleren, is het belangrijk dat de leerkracht een strategie ontwikkelt voor het systeem dat gebruikt wordt, een geschikt onderwerp kiest voor de lessen, over alle informatie beschikt, improvisatie vermijdt en geen overdreven hoeveelheid informatie geeft. Daarom is het noodzakelijk in vooraf vastgelegde fasen te werken, online en offline, en vooraf al het materiaal dat gebruikt zal worden klaar te maken.
57
Tijdens de lessen moet de leerkracht alle details uitleggen aan alle leerlingen samen. Na de lessen kan er hulp of feedback aangeboden worden aan individuele leerlingen of groepen leerlingen. In sommige gevallen kunnen er taken gegeven worden die afgewerkt moeten zijn binnen het bestek van het lesuur. Het is dus noodzakelijk dat de leerkracht zelf ervaring heeft met het gekozen medium. Welk systeem ook gebruikt wordt, het beperkt de taal die de leerkracht kan gebruiken. Tijdens de lessen (en tijdens audioconferentie en videoconferentie) moet de leerkracht eenvoudige, directe taal gebruiken in korte zinnen en altijd klaar zijn om te reageren. Als de leerkracht moet schrijven, dan moet hij/zij kleine brokken tekst (met korte, eenvoudige zinnen) of titels gebruiken en duidelijke beelden ter illustratie (lezen van een scherm gaat trager dan lezen van een blad!). Uiteraard wordt algemeen gangbaar en correct taalgebruik nagestreefd: vermijd internettaal te gebruiken! Op dezelfde manier moet ook de informatie gedoseerd worden. Grote gehelen moeten worden opgedeeld in kleine, afzonderlijke brokjes en we moeten er rekening mee houden dat onze leerlingen zich op een afstand van ons bevinden. De belangrijkste dingen in alle lessen zijn interactie, participatie, betrokkenheid, observatie en focus. Het is essentieel dat leerkrachten van te voren nadenken over deze aspecten van hun werk omdat er nu eenmaal een afstand is die leerkracht en leerling scheidt. Visuele feedback is erg gering of ontbreekt helemaal, wat de opdracht erg verschillend maakt van de traditionele klassituatie. Ook tijdsbeheer is heel belangrijk; de leerkracht moet dus van tevoren een lesplan hebben met alle tijdsgegevens, uitgedrukt in minuten, voor inleiding, interactie, gebruik van de computer, feedback en meer dan waarschijnlijk een vorm van hulp offline die nodig kan zijn. Goed beheer van de virtuele klas door de e-leerkracht veronderstelt dat zo goed als niets aan improvisatie wordt overgelaten. Een leerkracht zal ook offline beschikbaar moeten zijn en technische ondersteuning moeten kunnen geven. Voor de e-leerling mag deze manier van leren geen hinderpaal vormen: de leerkracht moet flexibel genoeg zijn om gerezen problemen meteen aan te pakken. Het is nodig dat in de lerarenopleiding aan deze aspecten voldoende aandacht wordt besteed. De relevante casestudies in hoofdstuk 4 kunnen meer inzicht geven in hoe dit alles verloopt in echte situaties. We denken hierbij aan de volgende drie casestudies: E-Latijn: het Cambridge Online Latin Project (pagina 64), Net-leren: e-leren en netwerken gebruiken om Grieks en Latijn te geven (pagina 83) en Videoconferentie: Grieks via afstandsonderwijs (pagina 100).
58
59
60
HOOFDSTUK 4 Casestudies
INLEIDING De casestudies die nu volgen zijn geschreven door verschillende leerkrachten uit verschillende landen. Toen ze gecontacteerd werden, kregen ze carte blanche om een domein van hun voorkeur te belichten, zonder dat er een kader werd opgelegd. Het lag in de bedoeling om voorbeeldmateriaal te verzamelen dat toont hoe leerkrachten met de nieuwe technologie omgaan, elk met zijn eigen ervaring en enthousiasme. Hopelijk inspireert dit hoofdstuk om nieuwe ideeën uit te proberen als onderdeel van het eigen leerproces. De casestudies zijn louter voorbeelden van goede lespraktijk, geen beschrijving van alles wat er zou kunnen gedaan worden. Ze staan in willekeurige volgorde. Soms leggen ze uit hoe en waar dingen kunnen fout gaan: de paden van de technologie lopen niet altijd recht… We hopen dat de lezer hier en daar een casestudie doorneemt, zoals hij een stuk fruit zou nemen uit een rijk gevulde fruitmand. De auteurs van de meeste casestudies hebben hun e-mailadres vermeld. Als je dus verdere informatie wil, neem dan gerust contact op. Ten slotte hopen we dat, na afloop van het project, andere leerkrachten klassieke talen ook hun casestudie zullen bijdragen tot het CIRCE-project, in een op de groei berekend onderdeel van onze website. Ga kijken op www.circe.be voor meer details. Je zal er ook een brede waaier andere dingen vinden, waaronder voorbeelden van lessen.
61
EEN E-HANDBOEK OM GRIEKS TE LEREN: VAN WASTAFELTJE TOT LAPTOP door Mireille de Biasi,
[email protected] en Véronique Drujon,
[email protected] In vier secundaire scholen in de streek van de Puy-de-Dôme, Frankrijk, krijgen de leerlingen van het derde jaar (14 jaar oud) de kans om driemaal per week een lesuur Grieks van 50 minuten te volgen via videoconferentie. Tijdens enkele van deze lessen werken ze samen met hun leerkracht, waarbij ze gebruikmaken van videopresentatie en een elektronisch handboek. In andere lessen werken ze zelfstandig met alleen het elektronische handboek. Leshulp om zelfstandig of met de leerkracht te studeren Het bleek noodzakelijk om de leerlingen een specifiek handboek te bezorgen, zodat ze kwaliteitsvolle tekst- en iconografische documenten kunnen gebruiken en maken, zowel tijdens de lessen als wanneer ze alleen werken. Via deze materialen komen leerlingen in contact met de Griekse taal en beschaving en leren ze de regels kennen van de iconografische studie. Ze hebben, buiten het bestek van de lessen, de gelegenheid om met hun leerkracht te e-mailen - wat spontane vragen oplevert, maar ook de uitwisseling mogelijk maakt van bestanden met oefeningen of opdrachten of de beoordeling daarvan. Het gebruik van een passende tabel met letters helpt de leerlingen om hun werk te doen met een Griekse font. Het merendeel van hun opzoekwerk doen ze op het internet. Kader van het elektronisch handboek
Het elektronische handboek: een flexibel en gepersonaliseerd hulpmiddel Dit handboek werd drie jaar lang uitgetest in de klas (tijdens normale lessen en in lessen op afstand). Het gebruik ervan maakte duidelijk hoe leuk de leerlingen het vonden om een oude taal te leren terwijl ze ook ICT kunnen gebruiken (we denken daarbij aan het zelf produceren en manipuleren van documenten, het iconografisch analyseren van digitale beelden, het aanmaken van werknota’s enz.). Het flexibele kader van het elektronische handboek stelt de leerkracht in staat om op elk moment nieuwe documenten of oefeningen op te nemen. Ook de leerlingen kunnen hun eigen bestanden aan het handboek toevoegen. Het handboek kan je vinden op: www.educnet.education.fr/musagora/manuel/default.htm.
62
CIRCULUS LATINUS PANORMITANUS: CHATTEN IN HET LATIJN door Annarella Perra,
[email protected] Op het internet zijn er veel hulpmiddelen voor Latijn en Grieks, maar een opvallend en belangrijk item is een Latijnse chat (Locutorium Latinum) die opgestart werd door de Circulus Latinus Panormitanus (CLP) op www.cirlapa.org/cgi-bin/locutorium/chat.cgi, de enige chatgroep die uitsluitend Latijn gebruikt. De hele website is in het Latijn geschreven, dus ook alle teksten, instructies en contacten met de CLP-webmaster of de chatmoderator. Dit is een voorbeeld van een “Latijns bad” waarbij men “in real time” contact heeft met mensen van over de hele wereld die Latijn willen gebruiken. Het is ook een valabele manier voor leerkrachten klassieke talen om een digitaal gesprek te voeren met collega’s of mensen die een beetje Latijn-gek zijn, en het biedt een mooie gelegenheid om ICT te integreren in de lessen klassieke talen. Leerlingen kunnen hier hun kennis van Latijns vocabularium in de praktijk brengen: in het Latijn inlichtingen over zichzelf geven of persoonlijke standpunten innemen. Alle niveaus van de taal kunnen gebruikt worden, van literair Latijn tot sermo vulgaris: er is altijd wel iemand om mee te chatten. Wat heb je nodig? Een computer die verbonden is met het internet en waarop een browser is geïnstalleerd. Je hebt ook tijd nodig om te schrijven, want de conversatie verloopt natuurlijk schriftelijk.
De interface van CLP is helder en overzichtelijk, zoals mag blijken uit de bijgevoegde Locutoriumafbeelding. Men moet eerst registreren om in het Locutorium te kunnen chatten. Agnomen staat voor gebruikersnaam en Signum arcanum voor paswoord. Onderaan het scherm kan je zien wie er online is. Zodra je aangemeld bent bij het Locutorium, zie je een pagina met frames. De linkerkant is bestemd voor berichten die de gebruikers kunnen lezen, terwijl je rechts kan zien wie er allemaal online is. De onderkant van het scherm bevat: ■ een ruimte om in te schrijven; ■ een knop om je tekst te versturen; ■ een keuzevak Ad omnes waar je de persoon kan kiezen naar wie je je boodschap stuurt; ■ de mogelijkheid om emoticons te kiezen: Vultum elige (stupor, tristitia, risus, etc.). Je moet zeker deze website eens bezoeken! Optime valete, nautae! 63
E-LATIJN: HET CAMBRIDGE ONLINE LATIN PROJECT door Wilf O’Neill,
[email protected] De snelle opkomst en vooruitgang van ICT betekent een grote verrijking voor de hulpmiddelen die beschikbaar zijn voor leerkrachten klassieke talen, zeker voor leerkrachten Latijn. Deze hulpmiddelen komen vooral tot hun recht bij zelfstandig leren en afstandsleren en bij het aanbieden van Latijn op scholen die geen gespecialiseerde leerkracht hebben. De achtergrond Tot het ogenblik dat de universiteiten van Oxford en Cambridge afstapten van de eis dat elke leerling Latijn moest gevolgd hebben, hadden scholen en leerkrachten de garantie dat Latijn zou gegeven worden. Het afzien van deze eis had gemakkelijk het einde kunnen betekenen voor Latijn in het Engels secundair onderwijs. Ook al liep het aantal latinisten fel terug, toch wijst het feit dat Latijn in het secundair onderwijs nog bestaat en dat het hier beschrevene gebeurt, op een positieve ommekeer na de crisis. De gelegenheid om nieuwe les- en leermethodes te ontwerpen die Latijn toegankelijk maakten voor een veel ruimere waaier leerlingen, werd met beide handen aangegrepen. Zo ontstond de leesmethode waarvan de Cambridge Latin Course een lichtend voorbeeld is. Deze methode, die voor het eerst gepubliceerd werd in 1970, was goed ingeburgerd toen Bob Lister, toenmalig directeur van het Cambridge School Classics Project (verantwoordelijk voor het ontstaan van de Cambridge Latin Course) in 1999 de term ‘e-Latijn’ bedacht. Het begon op beperkte schaal met studenten uit de lerarenopleiding die werk verbeterden dat hen via e-mail toegestuurd was door de eerste leerlingen online. Dit Cambridge Online Latin Project heeft nu zowel leerlingen van het secundair onderwijs onder zijn hoede als individuele studenten over de hele wereld. Behalve de tekstboeken krijgen de leerlingen van het Cambridge Online Latin Project handboeken die het materiaal in de tekstboeken uitbreiden en advies of hulp verlenen aan wie alleen werkt. Een doorbraak kwam er in 2000, toen de Engelse regering besloot een proefproject op te starten om e-onderwijsprogramma’s in drie vakken te ontwikkelen: wiskunde, Japans en Latijn. De laatste twee waren gekozen als vakken die door een minderheid werden gevolgd en dus met deze aanpak hun voordeel konden doen). De 5 miljoen pond om materiaal te maken voor Latijn ging naar een consortium dat bestond uit het Cambridge School Classics Project, Cambridge University Press (als uitgever) en de mediamaatschappij Granada. Proefmateriaal werd gemaakt en uitgetest in scholen en er verscheen een dvd met hulpmiddelen voor boek I. Men werkte intussen aan een tweede dvd voor boek II en die zou vrij snel verschijnen. Terzelfder tijd ontwikkelt het Cambridge School Classics Project zijn website, die vrije toegang geeft tot een brede waaier van hulpmiddelen, waaronder interactieve versies van verhalen, vocabulariumtesters, een audiowoordenboek en nog veel meer. Het materiaal Het elektronisch materiaal sluit nauw aan bij de handboeken maar is veel meer dan alleen maar een elektronische versie van de cursus. Elk onderdeel van de handboeken wordt ondersteund door allerlei hulpmiddelen, waarvan er heel wat interactief zijn. Leerlingen kunnen luisteren naar een verhaal dat voorgelezen of in sommige gevallen opgevoerd wordt. Vervolgens kunnen ze dat verhaal gaan verkennen via hypertekst die de betekenis en de grammatica geeft van elk woord. Er zijn talrijke oefeningen met verklaringen van taalfenomenen. Ook het aspect antieke beschaving wordt ondersteund door een weelde aan activiteiten, beelden en videoclips. 64
Hoe het allemaal werkt Het materiaal (zowel e-hulpmiddelen als materiaal op het internet) is heel flexibel en kan op veel verschillende manieren en in verschillende omstandigheden gebruikt worden. In scholen met een leerkracht Latijn: ■ in de klassituatie met een dataprojector/elektronisch bord; ■ leerlingen voor huiswerk en individueel studeren (vooral nuttig waar Latijn een beperkte plaats heeft in de lessentabel of buiten de lesuren onderwezen wordt); ■ als proevertje voor toekomstige latinisten (ik gebruikte deze benaderingswijze gedurende een aantal jaren met leerlingen van 13 jaar om hen ervaring met het vak te laten opdoen voor ze kozen voor een hoger niveau en met leerlingen die individueel studeerden en huiswerk doorstuurden voor verbetering per e-mail). In scholen zonder leerkracht Latijn: ■ scholen die Latijn willen aanbieden maar geen gekwalificeerde leerkracht vinden, kunnen partnerscholen worden met het Cambridge Online Latin Project. In dat geval worden de leerlingen in hun lessen Latijn gesuperviseerd door een mentor die al dan niet wat basiskennis Latijn heeft en wiens rol erin bestaat de leerlingen aan te moedigen en technisch te ondersteunen. Huiswerk wordt via e-mail naar een e-leerkracht of e-verbeteraar gestuurd die het nakijkt en terugstuurt naar de leerling. Buiten de school: ■ er zijn veel mensen van alle leeftijden en alle achtergronden die hun Latijn willen opfrissen of Latijn willen leren en voor hen biedt het Cambridge Online Latin Project ondersteuning aan via een e-leerkracht, naast het beschikbare gedrukte en elektronische materiaal. Het blijkt duidelijk uit de feedback dat zowel e-leerkracht en mentoren als leerlingen en individuele studenten van het aangeboden materiaal en de benaderingswijze houden. Sommige scholen vonden dit een uitstekende manier om hun aanbod uit te breiden in dezelfde geest als andere initiatieven van de Engelse regering ter ondersteuning van hoogbegaafde kinderen. Als ik uit ervaring mag spreken… Ik ben ongeveer vier jaar bezig geweest met het Cambridge Online Latin Project als e-leerkracht voor individuele studenten. Ik heb bijna 50 studenten begeleid, vooral echt individuele, maar in twee gevallen groepen scholieren die als individuele studenten werkten. De leeftijd van de leerlingen varieerde van 13 tot 86; ze woonden niet enkel in Engeland maar ook in de Verenigde Staten, Israël, Luxemburg en Australië. Ze studeerden Latijn om de meest uiteenlopende redenen: sommigen waren echte beginners, sommigen pikten de draad van hun Latijn weer op, sommigen deden het louter voor zichzelf, anderen wilden hun carrière een nieuw elan geven. Niet alle leerlingen slagen en sommigen geven op. Familiale of persoonlijke omstandigheden kunnen veranderen en dat kan zijn weerslag hebben op hun studie. Eén leerlinge was zo enthousiast dat ze stopte om zich te laten inschrijven aan de universiteit. Dus niet iedereen die stopt, is een mislukkeling! In dit opzicht verschilt de ervaring van het Cambridge Online Latin Project niet erg van andere organisaties die afstandsonderwijs aanbieden. Ook al is zo studeren erg verschillend van de traditionele methodes en heeft het inherente nadelen, toch zijn er ook duidelijke voordelen. Vanuit het standpunt van de leerkracht is er het voordeel (ook al mis je de directe interactie tussen leerkracht en leerling) dat je werkt met maar één leerling tegelijk, zonder de afleidingen die gemeengoed zijn geworden op scholen. E-mail kan soms erg snelle feedback geven en er is nog altijd de telefoon als er een onmiddellijk antwoord vereist is. Videoconferentie wordt al gebruikt om de kloof met schoolgroepen te dichten en webcams en chat worden met goed gevolg gebruikt met individuele studenten. De voor- en nadelen voor leerlingen 65
zijn vergelijkbaar. Niet meer moeten geholpen worden door klasgenoten maar de onverdeelde aandacht genieten van een persoonlijke, zij het dan ver verwijderde begeleider. Ik moet nog glimlachen om een e-mail van een nieuwe leerling (die nog op de schoolbanken zat) die even wou vragen of ik een echte persoon was of een machine… Als we Latijn even buiten beschouwing laten, geeft op deze manier studeren waardevolle ervaring in leren leren en zelfstandigheid. Ik was ook betrokken bij het project als taaladviseur bij Granada. Ik controleerde niet alleen het Latijn dat gesproken werd (de acteurs begeleiden en verbeteren) maar was ook de commentaarstem voor heel wat verhalen. Behalve het proefmateriaal voor boeken I en II heb ik de tekst en de woordenlijst opgenomen in de rest van de cursus voor gebruik op de website van het Cambridge School Classics Project. Een boeiende en lonende ervaring! Enkele slotbeschouwingen Elektronisch onderwijs is - en dit moet met veel nadruk gezegd worden - geen vervangmiddel voor een leerkracht in een klas. Latijn leren met een goede en motiverende leerkracht zal altijd de beste manier blijven. Voor heel wat leerlingen is dit helaas geen optie en daarom proberen we elektronisch onderwijs zo realistisch en waardevol mogelijk te maken. Een techniek om de kloof tussen gewoon en elektronisch onderwijs te dichten is de videoconferentie: leerkracht en leerling kunnen “in real time” met elkaar communiceren. Nog een bedenking - ik ben visueel gehandicapt - is dat dergelijk materiaal Latijn en andere vakken gemakkelijker toegankelijk maakt voor mensen met een gedeeltelijke of volledige visuele handicap door het gebruik van schermlezers en andere software (zie pagina 74). Welke weg is Latijn ingeslagen? Zullen deze nieuwe hulpmiddelen helpen om Latijn te promoten en te helpen overleven? De tijd zal het uitwijzen, maar e-Latijn brengt de taal nu al binnen het bereik van velen die geen kans hebben gekregen het ooit te studeren. Website De website van het Cambridge School Classics Project kan je vinden op www.cambridgescp.com. Het interim-verslag over het Cambridge Online Latin Project en ander materiaal over Latijn en de Romeinse wereld kunnen daar geraadpleegd worden. Definities E-verbeteraar Zoals de naam doet vermoeden is dit iemand die huiswerk nakijkt en terugstuurt, zonder bijkomende commentaar of raadgevingen. E-verbeteraars kunnen leerkrachten of universiteitsstudenten zijn. E-leerkracht Een leerkracht Latijn die huiswerk nakijkt en terugstuurt en bijkomende commentaar of raadgevingen geeft aan de leerlingen (of die nu behoren tot een school of individuele studenten zijn). Individuele student Iemand die is ingeschreven als privépersoon en niet deel uitmaakt van een schoolgroep. Partnerschool Een partnerschool is een school die een groep leerlingen heeft ingeschreven voor het Cambridge Online Latin Project om op een of meer niveaus ondersteuning te krijgen. Zie de website van het Cambridge School Classics Project voor details.
66
HET ETON COLLEGE GRIEKS SOFTWARE PROJECT door Steffan Griffiths, s.griffi
[email protected] Het departement klassieke talen van Eton College heeft het initiatief genomen om software te maken die helpt bij de studie van Grieks vocabularium en Griekse grammatica. Gefinancierd door Eton College met de gulle steun van de Chandris Group zijn de programma’s gratis beschikbaar op het internet. De software, ontworpen door Tony Smith, bestaat uit oefenprogramma’s voor vocabularium en morfologie. Het geheel is opgebouwd uit op zichzelf staande en aanpasbare modules die in Eton werden uitgetest voor ze voor buitenstaanders beschikbaar werden. De software is vrij beschikbaar op www.etoncollege.com. Daar kies je Eton in Action in het eerste menu en vervolgens Greek Project in het tweede. De ontwikkeling van de software verliep in verschillende fasen. In de eerste fase werd een testprogramma gemaakt voor woordenschat, dat werkte op basis van officieel erkende woordenlijsten. Het programma maakt overhoringen mogelijk op basis van multiple choice in twee richtingen, evenals typen in het Grieks met een vrij eenvoudige omspelsleutel. Er staat op de website ook een woordenlijst die kan gedownload worden. In de tweede fase werd een testprogramma voor werkwoorden gemaakt. De leerling moet bepaalde onderdelen van een werkwoordsvorm identificeren door op de juiste optie te klikken. Het is mogelijk het programma zo te configureren, dat de leerling zich kan concentreren op bepaalde vormen. Leerlingen kunnen bv. het perfectum uitsluiten als ze dat wensen, of men kan een test opvragen over contracte werkwoorden. Een testprogramma voor substantieven werd het laatst toegevoegd. Opnieuw kan de gebruiker specificeren wat in de test moet opgenomen worden. Substantieven zijn downloadbaar van websites van officieel erkende cursussen. Je kan ook kiezen jezelf te testen door bepaalde vormen te herkennen of door antwoorden te typen met de omspelsleutel. En je kan zelf de snelheid van de test bepalen. Het oorspronkelijke testprogramma voor woordenschat was geschreven in Java, latere programma’s in Flash. De eerste programma’s worden nu omgezet. Er worden ook testprogramma’s gepland voor adjectieven, telwoorden en voornaamwoorden. De verschillende delen van het project zullen qua presentatie beter op elkaar afgestemd worden. In de eerste twee jaar van het project waren er 7787 bezoekers voor het testprogramma voor woordenschat en werkwoorden. Men vermoedt dat de grote meerderheid van de gebruikers Engelse leerlingen zijn die examens voorbereiden. Omdat het project stilaan beter bekend raakt dankzij de testprogramma’s voor morfologie, hopen we dat de software voor iedereen nuttig zal blijken, ongeacht de cursus die men volgt, en dat hij zo een wereldwijd publiek zal aanspreken. De makers van het project zijn opgetogen over de start maar ook ongeduldig om feedback te krijgen over de wijze waarop het project verder kan worden ontwikkeld of verbeterd. Neem a.u.b. contact op via de links op de website als je suggesties of opmerkingen hebt.
67
GOOGLE LATINA, INVESTIGATIONIS MACHINA door Annarella Perra,
[email protected] Wil je informatie verzamelen op het internet en daarbij Latijn gebruiken in je zoekmachine? Geen probleem - Google Latina is net wat je zocht! Iedere ernstige gebruiker van het internet kent Google (een gratis, zeer volledige en up-to-date zoekmachine), maar de gebruikers, vooral leerkrachten klassieke talen en fans van klassieke talen, kunnen nu een Latijnse versie gebruiken. Je kan heel wat Latijnse en Griekse bronnen vinden met om het even welke zoekmachine maar als je de band tussen klassieke talen en ICT verder wil verkennen, log dan in op Google Latina (©2004 Google) op www.google.com/intl/la/. Hier vind je alle details, instructies en definities op de pagina’s in het Latijn. Zo kunnen zowel wijzelf als onze leerlingen ons Latijn onderhouden terwijl we op het internet zoeken. De presentatie van de pagina is dezelfde als die in de andere talen waarin Google beschikbaar is, zoals je kan zien. Boven het vakje waar je je zoekcriteria kan ingeven, vind je de volgende rubrieken: ■ Tela voor zoeken op het internet; ■ Imagines voor foto’s - de zogenaamde Locupletissima imaginum investigatio in Tela; ■ Circuli, webforums, de zogenaamde Usenet diputationum fora explorare percurrere, die je brengen naar categorieën zoals Res hodiernae disputationesque... Een waarschuwing: veel van deze verdere categorieën schakelen dikwijls snel over op het Engels! ■ Index, voor zoeken in welbepaalde categorieën, zoals wetenschappen, kunsten, enz., de zogenaamde Tela pro argumentis in genera distributa. Opnieuw schakelen veel van deze verdere categorieën snel over op het Engels: de zoekmachine zelf is in het Latijn, maar daarom niet de links die erin gevonden worden. Onder het vakje waar je de zoekcriteria ingeeft, kan je twee knoppen aanklikken. We suggereren dat je Explorare Googles ope gebruikt om je zoektocht te beginnen, niet Favente Fortuna. Als je een gecontroleerde zoekactie wenst in plaats van een algemene, heb je keuze uit drie zoekmogelijkheden rechts van het vakje waar je de zoekcriteria ingeeft: ■ Excogitata investigatio (geavanceerd zoeken), om sommige criteria te verfijnen; ■ Optiones, om details te specificeren over taal en zoekresultaten; ■ Instrumenta de linguis, om keuzes te maken over landen en talen (ietwat verrassend: Latijn is niet opgenomen als een taaloptie!) Onder Excogitata investigatio kan je criteria bepalen om te zoeken. Er zijn verschillende mogelijkheden (zoals bij de meeste zoekmachines moet je velden invullen). Je kan resultaten zoeken (proventus invenire) met alle woorden, met de exacte woordcombinatie, met een van de woorden of zonder de woorden. Je kan het aantal resultaten per pagina bepalen, je kan per taal zoeken, op basis van bestandsformaat, datum, voorkomen van woorden in webpagina’s of URL’s. Je kan ook gelijkende pagina’s of gelinkte pagina’s zoeken door resp. de Similes- of Vincula-opties aan te klikken. Vergeet niet je keuzes te bewaren (Servare Electiones) voordat je teruggaat naar je laatste pagina. Zoals je ziet is er een groot aantal mogelijkheden, van eenvoudig tot complex zoeken: neem je tijd om alle functies van Google Latina te verkennen! Utinam vobis proficua sit investigatio! 68
HET HELIOS-PROJECT door Sophie Van Esch,
[email protected] 1. Een Frans-Belgische samenwerking tussen secundair onderwijs en universiteit 1.1 Doelstellingen Het Helios-project is gegroeid uit een samenwerking tussen le Lycée Ouvert de Grenoble (LOG), entiteit die afhangt van de Académie de Grenoble (Frankrijk), en de Université catholique de Louvain in Louvain-la-Neuve (UCL-LLN) (België). Deze samenwerking, vastgelegd na een ontmoeting in Grenoble op 11 februari 2005 en geformaliseerd in een document ondertekend door de rectoren van beide instellingen, beoogt het gezamenlijk opstellen en ter beschikking stellen op het internet van pedagogisch materiaal dat gebaseerd is op nieuwe technologieën ten dienste van de klassieke talen, geïntegreerd in nieuwe onderwijsformules. 1.2 De Franse partner (pedagogische inhoud): Lycée Ouvert de Grenoble (LOG) Het LOG verstrekte oorspronkelijk onderwijs aan specifieke doelgroepen die tijdens hun schoolloopbaan problemen hadden qua tijd (trainingsroosters, medische interventies) en ruimte (verblijf in ziekenhuis, stages). Maar het werd ook ingeschakeld om onderwijs van klassieke talen te beheren in de Académie van Grenoble, in scholen waar het vak dreigde te verdwijnen of een vermindering van lesuren dreigde te ondergaan wegens een te klein aantal leerlingen. De formule, voorgesteld door het LOG, is gebaseerd op vijf principes: ■ onderwijs in aanwezigheid van een leraar afwisselen met afstandsonderwijs; de lessen zijn niet ontworpen om louter voor zelfstudie gebruikt te worden; ■ nauwe relatie tussen de betrokken partijen (leerlingen, leraar-begeleider en leraar-ontwerper); ■ de lessen zijn modulair ontworpen; ■ de inhoud van de modules moet duidelijk zijn, zodat de leraar-begeleider gemakkelijk een keuze kan maken bij het organiseren van het onderwijs; ■ de interactiviteit heeft tot doel de lessen aantrekkelijker en minder saai te maken, de computer, indien mogelijk, de informatie te laten verwerken en herhaling van oefeningen mogelijk te maken. 1.3 De Belgische partner (technologische ondersteuning): Université catholique de Louvain te Louvain-la-Neuve (UCL-LLN) De projecten Itinera Electronica en Hodoi Elektronikai die aan de UCL gedragen worden door het departement Griekse, Latijnse en Oosterse Studies aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte (FLTR/GLOR), maken sinds 1998 gebruik van nieuwe technologieën ter ondersteuning van de klassieke talen door middel van digitale teksten maar ook via didactische lessenreeksen en interactieve lessen die gebruikmaken van verschillende programma’s (online en offline), zoals de universitaire cursussen die online ter beschikking gesteld worden en de didactische lessenreeksen voor het secundair onderwijs, uitgewerkt in 2000 in het kader van het project Itinera Electronica. Ze stellen ook heel wat andere elektronische middelen ter beschikking die het mogelijk maken om de studie van klassieke talen autonoom aan te vatten in een meer dynamisch perspectief.
69
2. De lessen Latijn en Grieks Helios-LOG 2.1 Structuur van de lessen Latijn en Grieks
Op 17 februari 2005 werd de website van Helios (http://helios.fltr.ucl.ac.be/) op het internet geplaatst. ■ De leraren-ontwerpers hebben toegang tot de FTP-server Neptune van de UCL waar de lessen worden opgeslagen. Zij moeten dus niet alleen de pedagogische inhoud van de lessen creëren maar ook het materiaal in HTML-formaat op de server ter beschikking stellen. ■ Elke les is opgebouwd op basis van een sjabloon. ■ De lessenreeksen die ter beschikking worden gesteld, zijn gebaseerd op teksten uit Itinera Electronica en Hodoi Elektronikai, maar ook op andere bronnen: online spraakkunst, vormanalyse, vocabularium, oefeningen; inhoudsanalyse, etc. ■ De lessen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de pedagogisch verantwoordelijken FR (Guy Cherqui, inspecteur van de Académie) en BE (Alain Meurant, gewoon hoogleraar aan de UCL). Na hun fiat worden ze officieel op de website van Helios geplaatst en aangekondigd in de wekelijkse Actu’Itinera/Hodoi/Hélios van Jean Schumacher (http://pot-pourri.fltr.ucl.ac.be/itinera/ actualites/default.htm). ■
■
Voorbeelden van lessen Grieks (nu in testfase in sommige scholen): Reeks I, Premiers Pas vers la Toison d’or: http://helios.fltr.ucl.ac.be/vanesch/ARGOS/default.htm Reeks II, Fables d’Esope: http://helios.fltr.ucl.ac.be/vanesch/ESOPE/default.htm Reeks VI, Le Mythe des individus de forme ronde: http://helios.fltr.ucl.ac.be/vanesch/PLATON/default.htm
■
Een voorbeeld van een les Latijn (nu in testfase in sommige scholen): Quatre moments de la passion amoureuse: Sénèque, Catulle, Tibulle, Virgile http://helios.fltr.ucl.ac.be/vanesch/PASSION/default.htm
2.2 Hoe verloopt het leren? 2.2.1 Complementariteit van onderwijs met leerkracht en afstandsonderwijs. De lessen Latijn, waarvan de uitwerking is gepland in het jaar 2005-2006, zijn bestemd voor leerlingen van 1ère (16-17 jaar; 5de jaar Latijn in Frankrijk). De lessen Grieks, die in hetzelfde jaar ontworpen worden, richten zich op leerlingen van niveau 3ème FR (14-15 jaar, beginners) en 2nde FR (15-16 jaar, beginners en 2de jaar Grieks). De lessen zijn in principe ontworpen voor één uur traditioneel onderwijs met leerkracht (zon70
der informatica), geconcentreerd op het analyseren en interpreteren van de teksten (vertaling en litteraire commentaar) en bijbehorende taalstudie, en twee uur autonome ICT-activiteit van de leerling (zonder leraar: thuis indien mogelijk of aan een pc op school). Tijdens deze zelfstandige activiteiten moet de leerling: het lesuur over de tekst met de leraar voorbereiden: documentatie opzoeken, lexicografische oefeningen maken, analysevragen oplossen, oefeningen maken en verbeteren via ICT… om het lesuur met leerkracht optimaal te kunnen benutten; ■ de studie uitdiepen na het lesuur met leerkracht: meer documentatie zoeken, bijkomende lectuur doornemen en oefeningen oplossen die de woordenschat en de spraakkunst helpen memoriseren, iconografisch en audiovisueel materiaal zoeken, enz. ■
2.2.2 Complementariteit van ICT-oefeningen en (elektronisch) contact tussen de leerling en de leerkracht-begeleider. De activiteiten van de leerling tijdens zijn autonome studie-uren omvatten: ■ ICT-oefeningen om herhaling en memorisatie te ondersteunen; ■ vragen beantwoorden of opdrachten maken die moeten worden verstuurd naar de leerkrachtbegeleider via het internet (bv. via toepassingen zoals L’ardoise virtuelle en L’analyseur). 2.2.3 Complementariteit van elektronische en papieren documenten. Voor zijn autonome studie-uren beschikt de leerling over elektronische programma’s en documenten en afgedrukte documenten (een spraakkunst die gebaseerd is op de online versie, cursusnotities, gedetailleerde werkfiches van zijn leerkracht-begeleider). 2.3 Begeleiding van de leerkracht-begeleider door de leraar-ontwerper Een leerkracht-begeleider kan via e-mail of telefoon contact nemen met de leerkracht die de lessen heeft ontworpen. Het kan gaan om technisch advies of om advies over het pedagogisch materiaal. 2.4 Eerste experimenten in sommige scholen De onderwijsformule LOG-Hélios wordt getest tijdens het schooljaar 2005-2006 in de volgende scholen: 1) collège Le Masségu in Vif (een klas 3ème Grieks beginners); 2) lycée in Tournon (een klas 2nde Grieks beginners); 3) lycée Camille Corot in Morestel (een klas 2nde Grieks beginners). De lessen van Helios worden sporadisch gegeven in de volgende scholen: 1) lycée Vaugelas in Chambéry (een klas 2nde Grieks beginners en tweedejaars en een klas 1ère Latijn); 2) lycée Pablo Neruda in Saint-Martin-d’Hères (een klas 1ère Latijn) 3) lycée M. Gimond in Aubenas (een klas 1ère Latijn) 4) collège Lariboisière in de Ardèche (een klas 3ème Grieks beginners).
71
3. Andere Helios-activiteiten 3.1 De leesuitdaging Frankrijk-België Twee groepen leerlingen van de hogere jaren van de humaniora, een Belgische en een Franse, dagen elkaar uit in een leeswedstrijd, opgebouwd rond een Latijns (en/of Grieks) werk volgens een scenario in vier stappen: 1) Lectuur en studie met leerkracht van de gekozen tekst (een verschillende tekst voor beide ploegen) die kan afgehaald worden van Itinera Electronica of Hodoi Elektronikai. 2) Vragen en oefeningen over het bestudeerde werk opstellen voor de andere ploeg, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van ICT. 3) Lectuur van het werk dat door de andere ploeg werd bestudeerd. 4) De vragen en oefeningen onder de ploegen uitwisselen. De leerlingen moeten de vragen van de tegenpartij oplossen en zo de leeservaring van de andere ploeg delen. Een eerste praktische toepassing wordt verwezenlijkt door twee partnerklassen: een klas van het Lycée Vaugelas in Chambéry en een andere van het Collège du Sacré-Coeur in Ganshoren (deelgemeente van Brussel). 3.2 Begeleiding Frankrijk-België voor een Latijnse vertaling De Belgische leerlingen (4de jaar Latijn) worden de begeleiders van Franse leerlingen (2de jaar Latijn) in het kader van de Latijnse vertaaloefening. Ze hebben de opdracht om via een forum antwoord te geven op vragen die hun jongere partners over de tekst stellen. De leerlingen worden verdeeld in gemengde Frans-Belgische ploegen: elke ploeg beschikt over zijn eigen discussieruimte op het Helios-forum. Alle leerlingen zijn ingeschreven op het forum en de leraren zijn de moderatoren. De begeleiding werkt in vier stappen, zo vaak als de Franse leerlingen tijdens het schooljaar vertaaloefeningen maken: 1) De Franse leerkracht deelt de Latijnse tekst uit aan zijn leerlingen en zet die tekst ook op het forum. De Franse leerlingen bereiden hun vertaling voor en proberen hun moeilijkheden onder woorden te brengen via vragen aan hun begeleiders; 2) De Franse leerlingen sturen via het forum hun vragen naar hun begeleiders; 3) De begeleiders nemen kennis van de vragen en proberen die te beantwoorden op het forum, enkel via suggesties bij de analyse van de tekst, zonder de volledige vertaling te geven. 4) De Franse leerlingen verbeteren hun vertaling aan de hand van de suggesties die ze op het forum van hun begeleiders hebben ontvangen en dienen hun eindvertaling in bij hun leraar. Een eerste praktische toepassing wordt verwezenlijkt door een klas van het Collège de Vif en een klas van het Collège Don Bosco in Sint-Lambrechts-Woluwe (deelgemeente van Brussel).
72
ICT EN MINDERVALIDEN door Wilf O’Neill,
[email protected], en Annarella Perra,
[email protected] De vooruitgang in computertechnologie waarvan iedereen kan genieten, heeft vaak speciaal belang voor mindervalide leerlingen. Het stelt hen in staat zich vlotter te integreren in de maatschappij en vaardigheden te verwerven die hen voorbereiden op een job door het gebruik van ICT. Mensen met beperkte mobiliteit of met visuele of auditieve handicaps kunnen door zulke technologie geholpen worden om te lezen en te schrijven. Met voldoende ondersteuning kunnen ze ook talen leren zoals Latijn en Grieks, zoals besproken wordt in de casestudie die volgt. Het is belangrijk dat het probleem van mindervalide leerlingen aan bod komt in een handboek zoals dit. Hier volgen alleen de belangrijkste overwegingen waarvan alle leerkrachten zich bewust zouden moeten zijn. Problemen van deze aard worden het best aangepakt als alle betrokken instanties samenwerken. Zowel hardware als software biedt veel oplossingen voor problemen die veroorzaakt zijn door een handicap, maar slechts enkele kunnen hier aan bod komen. Hulp bij dergelijke problemen kan gevonden worden in het besturingssysteem van Windows 95 en Mac System 7.x en hoger. Mensen met beperkte mobiliteit kunnen geholpen worden door bv. een filtertoets, muistoetsen, plaktoetsen, speciale toetsenborden (uitgebreide, ingedeelde of beperkte), een virtueel toetsenbord, alternatieven voor de standaardmuis zoals joysticks en muisvervangende instrumenten. Van mensen met een visuele handicap worden oplossingen in deze casestudie beschreven. Blinden van hun kant kunnen geholpen worden met toetsenborden, schermen en printers in braille en apparaten zoals de Optaconlezer, schermlezers, door de stem geactiveerde systemen en stemherkennende systemen. Ga voor verdere informatie naar http://trace.wisc.edu/world/.
73
COMPUTERS EN VISUELE HANDICAPS: POSSUNT QUIA POSSE VIDENTUR door Wilf O’Neill,
[email protected] Of je er nu van houdt of niet (odi et amo?!) - en we doen dat waarschijnlijk allemaal vicissim - het ziet ernaar uit dat computers en ICT er zijn en er blijven, voor klassieke talen zowel als voor andere vakken. Leerkrachten Latijn en Grieks hebben over het algemeen al de kansen en mogelijkheden benut, niet alleen door gelijke tred te houden met de ontwikkelingen maar in sommige gevallen door het voortouw te nemen (ik denk hier aan de hulpmiddelen voor e-leren van de Cambridge Latin Course waaraan ik het genoegen had te mogen meewerken). Maar waar blijven de visueel gehandicapten bij al deze hardware en software? Het is zeker juist om te stellen dat het hard werken is om technologie gebruiksvriendelijk te maken, maar anderzijds moet ik toegeven dat ik zonder hulpmiddelen zoals elektronische vergroters, stemrecorders en ondersteunende computertechnologie het lesgeven al lang zou opgegeven hebben! Dit artikel is geschreven vanuit het standpunt van een erkende visueel gehandicapte leraar met voldoende zicht om gebruik te maken van een aangepaste schermweergave (ook al beschik ik over spraaktechnologie, ik maak er weinig gebruik van). Ik zou willen beschrijven hoe technologie kan aangepast worden om visueel gehandicapte leerlingen (en leerkrachten) toegang te geven tot klassiek materiaal en hoe diegenen die zo’n materiaal produceren, het toegankelijker kunnen maken. Dit alles heeft natuurlijk niets met klassieke talen alleen te maken: de problemen en de oplossingen zijn universeel, net zoals de klassieke talen! Wat volgt is de neerslag van mijn eigen ervaringen en opzoekingen als visueel gehandicapte: ik heb zelf niet veel te maken gehad met leerlingen die hetzelfde probleem hadden. Ik ben me er ook van bewust dat iedereen verschillend is en dat de oplossing die het best past voor de ene persoon misschien niet werkt voor een andere. Instellingen wijzigen om een visueel gehandicapte te dienen kan nadelige gevolgen hebben voor andere gebruikers. Zelf vind ik gele letters op witte ondergrond nuttig en ik pas Outlook dan ook in die zin aan om e-mails te beantwoorden. Daarbij vergeet ik dan (tenzij een correspondent het meldt) dat ontvangers van mijn mails daardoor geconfronteerd worden met onmogelijk te lezen gele letters op witte achtergrond. De praktische tips die volgen hebben betrekking op de software waarmee ik het meest vertrouwd ben (Microsoft Windows XP Pro, Office Pro and Internet Explorer 6), maar de principes zullen ongetwijfeld ook gelden voor andere systemen en toepassingen. Belangrijk is, dat wij als leerkrachten beseffen hoe de ICT-hulpmiddelen die we gebruiken, kunnen aangepast worden voor de speciale noden van onze leerlingen. Gebruik van computers - problemen overwinnen Het ligt voor de hand om te beginnen met het besturingssysteem. Verschillende instellingen kunnen helpen om wat op het scherm staat makkelijker te zien en te vinden. Denk eraan dat eigenschappen die bedoeld zijn voor normale gebruikers of gebruikers met een andere handicap, ook kunnen helpen. Het on screen-toetsenbord kan bv. nuttig zijn om de lay-out te leren kennen als de toetsen van het klavier niet makkelijk kunnen gelezen worden. Het uitzicht van het scherm kan ook aangepast worden door een geschiktere kleurencombinatie zoals hoog contrast zwart. Het is misschien geen slecht idee om een sneltoets te gebruiken voor andere kleurencombinaties als nog anderen dezelfde computer gebruiken. Het is dan eenvoudiger om terug te keren naar de standaardinstelling van het beeldscherm. In elk geval moet je kunnen controleren hoe webpagina’s bij anderen zullen overkomen. Sommige software en sommige webpagina’s zijn zo ingesteld dat ze zwarte tekst tonen op een zwarte ondergrond bij hoog contrast… 74
Tips: ■ gebruik de toegankelijkheidsopties om tekst, grootte van de icoontjes en kleurencombinaties aan te passen; ■ verwijder alles van het scherm wat je niet gebruikt, zoals weinig gebruikte icoontjes of taakbalken; ■ gebruik hulpmiddelen zoals het “vergrootglas” of de “verteller”; ■ vind de “verdwenen” muisaanwijzer terug door hem naar een hoek van het scherm te slepen. Software Programma’s variëren enorm in hun gebruiksvriendelijkheid. Toepassingssoftware kan meestal vlot gebruikt worden terwijl andere soorten programma’s gigantische problemen kunnen veroorzaken, tenzij ze ontworpen zijn met het oog op vlotte toegankelijkheid. Tips ■ gebruik de zoomfunctie in programma’s zoals Word en Excel om de tekst te vergroten; ■ gebruik sneltoetsen; ■ gebruik AutoText en AutoCorrect voor frequent gebruik van tekst en woorden; ■ gebruik macro’s om het aantal toetsaanslagen voor vaak uitgevoerde handelingen te beperken. Internet We gebruiken allemaal dagelijks het internet en enkele aanpassingen aan de browser kunnen een wereld verschil maken. Tips voor internetopties ■ ga naar Toegankelijkheid onder het tabblad Algemeen om lettertypes en kleuren te vervangen die door webauteurs gekozen zijn; ■ werk in het opmaakmodel van de gebruiker; ■ ga naar Lettertypen en Kleuren om ze aan te passen; ■ ga naar het tabblad Geavanceerd voor instellingen van de schermlezer; ■ vergroot de tekst. Probeer voor alle software de toegankelijkheid na te gaan in de help-functie. Outlook Help bevat een nuttig artikel over het aanmaken van toegankelijke Office-documenten. Voor wie programma’s maakt en webpagina’s publiceert Van het grootste belang is dat softwareontwikkelaars en auteurs van webpagina’s zich bewust zijn van de problematiek en van de ter zake geldende wetgeving over mindervaliditeit en toegankelijkheid. Het principe dat als leidraad dient is dat programma’s en websites compatibel moeten zijn met hulptechnologieën en geen speciale gebruikersinstellingen in de weg mogen staan. Maar het is onredelijk te verwachten dat programmaschrijvers alle gadgets die ze ter beschikking hebben om hun creaties zo aantrekkelijk mogelijk te maken, terzijde schuiven omdat sommige van hun gebruikers er niets aan hebben. Het zou erop neerkomen te zeggen dat er geen geluid mag voorkomen in programma’s omdat sommige gebruikers doof zijn en dat er geen grafische elementen in verwerkt mogen zijn omdat sommige gebruikers visueel gehandicapt zijn. Maar het lijkt wel redelijk om te vragen dat software ook voor gehandicapten bruikbaar zou zijn en dat men zich zou inspannen om hem gebruiksvriendelijk te maken voor iedereen. Bij de meeste programma’s zou een beetje bijkomend werk ervoor kunnen zorgen dat de gebruiker tekst en achtergrond kan aanpassen. Deze onderdelen baren visueel gehandicapten de meeste zorgen.
75
Programma’s ■ voorzie voor de gebruiker in de mogelijkheid om lettertype en kleur aan te passen; ■ doe een test om te zien of het programma wel werkt met een andere kleurinstelling: is al de tekst wel zichtbaar? Webpagina’s gebruik lettertypes die op een rechte lijn staan (geen schreefletters), zoals Arial van minimum 12 punten; ■ wees omzichtig met het gebruik van kleur (het wachtwoord is hier “contrast”); ■ maak navigatie zo eenvoudig en intuïtief mogelijk; ■ vermijd doorzichtige keuzemenu’s; ■ wees spaarzaam met pop-upvensters en vormen die problemen kunnen opleveren; ■ hou rekening met de werking van schermlezers; ■ controleer dat onderdelen gemarkeerd worden als “lijst”, “paragraaf”, enz.; ■ hou rekening met het feit dat pagina’s gelezen worden van boven naar beneden en dat tabellen gelezen worden van links naar rechts, kolom per kolom; ■ schermlezers of brailleschermen werken beter met alleen tekst; ■ test je pagina’s door gebruik te maken van een tester voor webpagina’s zoals Bobby (zie verder). ■
Als dit allemaal niet volstaat Tot nu toe ging het uitsluitend over eigenschappen die ingebouwd waren in het besturingssysteem en in de toepassingen. Voor minder erge problemen (en voor iedereen bij wie ouderdomsverziendheid na de leeftijd van veertig begint) kan dit volstaan. Heel wat mensen met een ergere visuele handicap zouden nood kunnen hebben aan een krachtiger oplossing, zoals een schermvergroter en/ of een schermlezer die grotere controle door de individuele gebruiker mogelijk maken, met opties om kleuren te inverteren naar eigen goeddunken (noodzakelijk als een programma of webpagina normale en geïnverteerde tekst toont op hetzelfde scherm). De lijst hieronder vermeldt websites waar meer informatie te vinden is.
76
Nuttige links Toegankelijkheid van computers en software Schermvergroters: www.magnifiers.org Informatie over schermvergroters en schermlezers, over alternatieve muissoftware en “tekst naar spraak”. Microsoft Accessibility Resource Guide voor mensen met een visuele handicap: www.microsoft.com/enable/guides/vision.aspx Artikels over hulptechnologie en het aanpassen van computers voor mensen met een visuele handicap (hoe Windows, Word en Outlook aanpassen). Macromedia toegankelijkheid (de toegankelijkheid van websites testen): www.macromedia.com/macromedia/accessibility/gettingstarted/validate.html Irish National Disability Authority IT. Richtsnoer voor toegankelijkheid (websoftware en toepassingssoftware): http://accessit.nda.ie/index.html IBM Softwaretoegankelijkheid: www-3.ibm.com/able/guidelines/software/accesssoftware.html Adobe en toegankelijkheid: http://access.adobe.com/ Softwaretoegankelijkheid: www.vi-access.com/ Toegankelijkheid van webpagina’s World Wide Web Consortium - Initiatief voor toegankelijkheid van webpagina’s: www.w3.org/WAI/ World Wide Web Consortium - Toegankelijkheid in Web Design: www.wd4a.co.uk/ RNIB Web Access Centre: www.rnib.org.uk/ Michigan State University - Webtoegankelijkheid: www.msu.edu/webaccess/ University of Washington - Toegankelijk webontwerp: www.washington.edu/doit/Resources/web-design.html National Arts Disability Center - Toegankelijke webpagina’s maken voor het internet: http://nadc.ucla.edu/dawpi.htm Onderwijssoftware en websites toegankelijk maken: http://ncam.wgbh.org/cdrom/guideline/ Tester van webpagina’s: http://bobby.watchfire.com/bobby/html/en/index.jsp Kleurenblindheid: www.vischeck.com of www.wave.webaim.org
77
INSPIRATION, SOFTWARE OM TE ‘MINDMAPPEN’ door Chris Lord,
[email protected]
Ik zocht al geruime tijd naar software om concepten te visualiseren die zowel op Mac als op pc werkte, en op een recente nascholingscursus voor speciale noden in het onderwijs vond ik wat ik nodig had. Op het einde van haar sessie toonde de lesgeefster enkele ‘mindmaps’ die ontworpen waren door kinderen met dyslexie, gemaakt met software die Inspiration heette. Van de website www.inspiration.com/freetrial/index.cfm kon ik een gratis demoversie van het programma (voor de duur van 30 dagen) downloaden en al snel bleek dat ik iets veel ruimers had dan een programma om concepten te visualiseren. Mijn collega’s waren het met me eens en ongeveer tien van hen gebruiken Inspiration nu regelmatig. Inspiration is moeilijk te beschrijven. Op het eenvoudigste niveau is het een hulpmiddel om snel diagrammen aan te maken die bestaan uit beelden (symbolen) die verbonden zijn met lijnen (links). Symbolen kunnen tekstvakken zijn of foto’s, ofwel uit de 1300 die met het programma worden meegeleverd, ofwel om het even welke foto van het web, camera of scanner. Je kan je eigen beelden invoeren in de Inspiration-beeldenbank om ze telkens weer te kunnen gebruiken. Een groot aantal goed overwogen mogelijkheden helpen je om meer te doen met het programma. Enkele voorbeelden: de elementen van je snel opgebouwd diagram rangschikken in een duidelijke volgorde; een geordend diagram als tekst bekijken; deze tekst exporteren (met of zonder het diagram) naar een tekstverwerker of naar presentatiesoftware; een diagram als webpagina opslaan; een assortiment sneltoetsen om snelle handen van de muis weg te houden; hyperlinks naar websites en andere Inspiration-documenten; klank opnemen 78
en vasthechten aan een symbool; tekstnota’s vasthechten aan een symbool; lagere niveaus van een diagram verbergen of tonen. Printen is eenvoudig: grote diagrammen kunnen op verschillende schalen of afhankelijk van het diagram op een aantal A4-bladen geprint worden (wat nuttig kan zijn voor muurversiering). Beperkingen? Ze zijn niet talrijk. Ik denk dat het programma begon op besturingssysteem Mac 9 en daardoor zijn het uitzicht en aanvoelen nog niet helemaal wat je van een besturingssysteem Mac X verwacht en er is geen integratie met de iLife-toepassingen. Ik heb Inspiration op een (steeds groeiend) aantal manieren gebruikt en ik vind er telkens nieuwe bij. Ik geef klassieke talen, wetenschappen en ICT. Ik heb het programma al onder meer voor de volgende doeleinden gebruikt: overzichten maken voor herhaling van hoofdstukken over GrieksRomeinse beschaving en wetenschappen; Latijnse grammatica verduidelijken voor alle niveaus; rekenbladen maken met toepassingsvragen - ongelooflijk hoe geïnteresseerd de leerlingen zijn in vergelijking met rekenbladen die uitsluitend met Word gemaakt zijn: de software dwingt je gewoon visueler te denken. En - misschien het interessantste van alles - een instrument ontwerpen om in klassen met oudere leerlingen (16-18 jaar) verhandelingen te plannen over klassieke letterkunde waar ideeën worden besproken, ingevoerd in het programma, geprojecteerd met een digitale projector, geordend, opnieuw besproken en van commentaar voorzien en ten slotte geprint of per e-mail doorgestuurd naar de klasgroep. De koppeling van projector en printer maakt het mogelijk les te geven met gekleurde diagrammen op het scherm en voor referentie gebruik te maken van monochrome prints. Inspiration kopen is gemakkelijk: details kan je vinden op www.taglearning.co.uk. Een gratis alternatief is FreeMind, een ‘open source’ editor voor ‘mindmaps’. Dit programma kan je opladen op http://freemind.sourceforge.net. Behalve concepten visualiseren kan je daar ook de referentie zien naar het visualiseren van ideeën en leren denken, waarvoor ook software beschikbaar is. Het belangrijkste verschil tussen concepten visualiseren en ideeën visualiseren (en de grenzen zijn niet scherp afgebakend als je op zoek gaat naar specifieke programma’s!) is dat je bij het visualiseren van ideeën dikwijls uitgaat van één enkel woord of idee, terwijl het visualiseren van concepten eerder uitgaat van verschillende gegevens. Een uitgewerkt idee vertakt vaak als een boom, een gevisualiseerd concept is meer een netwerk van ideeën. In de praktijk komt het erop neer dat software die het ene kan, vaak ook het andere kan. 79
JUST-IN-TIME TEACHING (JiTT) door Elisabeth Nedergaard,
[email protected] JiTT is een afkorting voor het concept “Just-in-Time Teaching”. Dit concept werd in de late jaren 1990 in de Verenigde Staten ontwikkeld door Gregor Novak en Andrew Garvin (Indiana University-Purdue University), Evelyn Patterson (United States Air Force Academy) en Wolfgang Christian (Davidson College). Illustratie uit http://webphysics.iupui.edu/jitt/what.html De ICT-hulpmiddelen bij JiTT (opwarmingsoefeningen, puzzels en andere bronnen voor huiswerk) worden voortdurend afgewisseld met gewone lessen in klasverband. JiTT mag dus niet verward worden met afstandsonderwijs, ook al zijn er overeenkomsten in de ICT-hulpmiddelen. Het opzet achter het JiTT-concept is dat leerlingen zich actiever betrokken voelen bij het lesgebeuren als ze op hun niveau kunnen werken en actief bij het leerproces betrokken worden doordat ze voor de les hun bijdrage tot de les kunnen opsturen. De leerkracht moet de bijdrage van de leerlingen kort voor de les zelf ontvangen (bv. de vorige avond), maar nog ‘justin-time’ om de antwoorden door te nemen, de problemen te detecteren die de leerlingen bij het uitvoeren van hun opdrachten konden hebben en het lesplan bij te sturen. De ICT-hulpmiddelen bij JiTT staan er borg voor dat de leerlingen beter voorbereid zijn op de lessen en dat ze al hun huiswerk hebben gemaakt. Alle onderzoeken wijzen uit dat huiswerk een belangrijke impact heeft op het leerproces van de individuele leerling en JiTT-opdrachten moedigen de leerlingen zeker aan om hun huiswerk zorgvuldiger te maken. Doordat de leerlingen hun huiswerk voor iedere les indienen, kan de leerkracht hun niveau accurater inschatten; het is immers makkelijk af te leiden uit de doorgestuurde antwoorden. De JiTT-opdrachten maken het de leerkracht ook makkelijker om te zien of een bepaald probleem betrekking heeft op een individuele leerling, op een specifieke groep leerlingen of op de klas in haar geheel. Ook al impliceert het JiTT-concept dat de leerkracht de lesvoorbereiding pas kan afronden nadat hij de JiTT-opdrachten van de leerlingen heeft ontvangen, toch wordt de lesvoorbereiding vergemakkelijkt door de patronen die zichtbaar worden bij het bekijken van het huiswerk. De ICThulpmiddelen bij JiTT worden verder opgesomd. Opwarmingsoefeningen Opwarmingsoefeningen zijn korte opdrachten die voor de les moeten uitgevoerd worden. De vragen (en het mogen er niet te veel zijn!) focussen op belangrijke punten in de leerstof die moet gestudeerd worden en die tijdens de les aan bod zullen komen. De leerlingen sturen hun opdracht kort voor de les door naar de leerkracht. De gegeven antwoorden vormen het uitgangspunt van de les. De leerkracht kan bv. sommige antwoorden kopiëren naar transparanten en in de klas tonen. Opwarmingsoefeningen hebben vooral betrekking op nieuwe onderwerpen die aan bod zullen komen. Puzzels Puzzels dienen als sluitstuk op een onderwerp dat in de klas werd behandeld. De opdrachten worden door de leerlingen uitgevoerd en doorgestuurd naar de leerkracht, net zoals de opwarmingsoefeningen, maar er moet een dieper inzicht van de leerlingen in het onderwerp uit blijken. De antwoorden dienen als uitgangspunt voor de slotbespreking in een afrondende les.
80
Verrijkingsbladen De verrijkingsbladen moeten het huiswerk van de leerlingen vergemakkelijken en hen motiveren. Ze kunnen bestaan uit een korte inleidende tekst met links naar webpagina’s over het onderwerp in kwestie. Info over JiTT “JiTT resources” http://webphysics.iupui.edu/jitt/resources.html “A JiTT Sampler: Examples From Various Disciplines” http://webphysics.iupui.edu/jitt/jitturls.html In Denemarken werd de JiTT-methode uitgetest en verder ontwikkeld door het Toender Gymnasium om in overeenstemming te zijn met het nationale leerplan. Een voorbeeld van opwarmingsoefeningen is hier beschikbaar: www.toender-gym.dk/jitt/dansk/Grupperapport.htm Voorbeelden van opwarmingsoefeningen voor verschillende lesonderwerpen in Latijn en antieke cultuur vind je op: www.toender-gym.dk/jitt/classica (in het Deens) Starten Controleer of al je leerlingen toegang hebben tot het internet op de plaats waar ze hun huiswerk maken. Maak een planning voor een reeks lessen in de klas over een onderwerp. Kies voor elke les de centrale aandachtspunten die de basis zullen vormen voor de opwarmingsoefeningen. Maak een voorbeeld voor de opwarmingsoefeningen door bv. het Deense voorbeeld dat hierboven vermeld werd, aan te passen aan je eigen noden en behoeften. Stel het idee voor aan je leerlingen. Test de opwarmingsoefeningen voor een serie lessen uit en evalueer dan de waarde ervan met je leerlingen. Verdere verkenning Als de opwarmingsoefeningen een succes blijken, ga er dan mee door en maak er verrijkingsbladen bij met relevante links en informatie, bij voorkeur in de vorm van webpagina’s die je zelf hebt gemaakt. Gebruik puzzels om onderwerpen die al aan bod kwamen in de klas, af te ronden en als basis voor de slotbespreking van de onderwerpen in kwestie. Verdere lectuur: Gregor Novak, Andrew Garvin, Evelyn Patterson & Wolfgang Christian: JiTT, Prentice-Hall 1999, ISBN 0-13-085034-9 G. Novak: “What is JiTT?” http://webphysics.iupui.edu/jitt/what.html.
81
LATIJNS VOCABULARIUM INOEFENEN door Julian Morgan,
[email protected] Latin Vocab Drill software is misschien het meest gebruikte programma voor het ondersteunen van klassieke talen in de wereld: het wordt gebruikt in ongeveer 3000 scholen in het VK. Het bestaat in veel verschillende versies, aangepast aan de noden van specifieke cursussen. Het is ook beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk in versies voor officiële examens. Er zijn heel wat manieren om deze op overhoring gebaseerde software met succes te gebruiken, maar na ontwikkeling van een werkschema aan de Derby Grammar School bleek de volgende methode bijzonder succesvol. De school moet een schoollicentie kopen van J-PROGS (www.j-progs.com) voor ze aan het schema kan beginnen. Dan stelt ze de software ter beschikking van de leerlingen, zodat elke leerling zijn eigen licentie koopt. Aan het begin van hun GCSE-jaar, als ze 15 jaar oud zijn, kopen de leerlingen de licenties tegen £10 (ongeveer 15 euro) per stuk. Alle leerlingen worden dan naar de computerklas gebracht waar de leerkracht hen toont hoe ze het programma moeten gebruiken: hun huiswerk zal voor de volgende acht weken gebaseerd zijn op computerwerk dat thuis wordt gedaan. Daarom is de juiste werkwijze van groot belang. Eerst maken ze een keuze uit de opties in het programma, zodat ze kunnen werken op aparte woordenlijsten van elk ongeveer tien woorden. Ze krijgen de opdracht de lijst te bekijken en te werken van Latijn naar Engels; de hoofdtijden van het woord verschijnen op het scherm. Ze kunnen “peto petere petivi petitum” op hun scherm zien en het antwoord “zoeken” intypen. Als ze een hele lijst kunnen invullen, gaan ze over naar de volgende, enz. Twee weken lang zullen ze werken op negen lijsten en als ze die tamelijk goed kennen, worden ze aangemoedigd om alle negen lijsten samen te selecteren en zichzelf te testen op het e pakket, wat neerkomt op ongeveer 90 woorden. Daarna testen ze zichzelf opnieuw maar nu van Engels naar Latijn, met opgave van de hoofdtijden van het werkwoord. Dat betekent dat ze “zoeken” zullen zien en “peto petere petivi petitum” moeten intypen om het juiste antwoord te geven. Wij, leerkrachten, moeten hen dwingen van werkwoorden de hoofdtijden te herkennen en te kennen of van substantieven de nominatief, de genitief en het geslacht. Deze oefening is nuttig voor alle leerlingen, of ze nu ooit de vaardigheid ingeoefend hebben om Engels naar Latijn te vertalen of niet. Na de periode van twee weken komen ze naar de klas en worden daar door hun leerkracht overhoord over 20 woorden. Hun leerkracht maakt gebruik van Latin Vocab Drill om op goed geluk af woorden te kiezen uit de gestudeerde woordenlijsten. De leerkracht stelt de software in om een overhoring te maken van Latijn naar Engels, met alleen het eerste woord van een lijn zichtbaar. De leerlingen zien of horen “peto”. Ze moeten dat schriftelijk aanvullen tot “peto petere petivi petitum - zoeken” om een punt te scoren. Als er iets ontbreekt of fout is, scoren ze niets. Het succes van dit wetenschappelijk experiment, dat nu deel uitmaakt van onze standaardwerkwijze, is dat in de herfst van 2003 de klas van negen jongens gemiddeld 18,4/20 behaalde, in vier tests over acht weken. Niet alleen bleek deze werkwijze in deze vakgroep efficiënter dan vorige methodes om een vocabularium te leren, ze gaf ook betere resultaten. Verdere informatie: Een demo-versie van Latin Vocab Drill kan gedownload worden van de website van Centaur Systems, www.centaursystems.com. 82
“NET-LEREN”: E-LEREN EN NETWERKEN GEBRUIKEN OM GRIEKS EN LATIJN TE GEVEN door Robin Delisle,
[email protected] Elektronisch forum Een elektronisch forum is een netwerk voor samenwerking waarin leerkrachten, leerlingen of leerlingen gegevens uitwisselen of verzamelen en vaardigheden inoefenen. Het heeft twee aspecten: ■ ontmoetingen op het internet via nieuwsgroepen. Een nieuwsgroep is een bijzonder geschikte virtuele ruimte voor elektronische ontmoetingen. Met software zoals Mozilla Thunderbird, Netscape Messenger of Outlook Express kan men zich inschrijven bij nieuwsgroepen; ■ ontmoetingen op het intranet, waar software voor samenwerking wordt gebruikt (Netmeeting voor Windows, Gnomemeeting voor Linux). Oorsprong De idee van dit e-lerensysteem werd in 2000 door Robin Delisle ontwikkeld in het Collège Blaise Pascal (Viarmes, Val d’Oise, een voorstad van Parijs) en is daar blijven werken sinds ermee begonnen werd. Academische nieuwsgroepen van Latijn en Grieks werden gecreëerd op de server van de Académie de Versailles. Samenwerking via nieuwsgroepen Nieuwsgroepen maken allerlei soorten samenwerking mogelijk waar leerlingen van verschillende landen met elkaar kunnen communiceren over en werken aan dezelfde projecten: zulke nieuwsgroepen zijn ideale plaatsen voor Europese samenwerking. In de nieuwsgroep http://news.ac-versailles.fr/ac-versailles.disciplines.langues-anciennes.grec hebben leerkrachten uit Estland, Duitsland, België, Roemenië, Griekenland en Frankrijk samengewerkt aan projecten; er is er onder meer eentje van enkele Belgische en Franse leerkrachten over een voordien nooit vertaalde tekst van Libanios de redenaar. ■ In de nieuwsgroep http://news.ac-versailles.fr/ac-versailles.disciplines.langues-anciennes.latin hebben leerlingen uit Roemenië en Frankrijk boodschappen in het Latijn uitgewisseld. ■
Dankzij nieuwsgroepen kunnen leerkrachten en leerlingen uit hun klassen komen in een virtuele omgeving en in contact komen met andere leerkrachten, leerlingen en specialisten die ze anders nooit zouden “ontmoeten”. Aan een zware discussie over archaïsche Romeinse godsdienst zoals ze ingesteld werd door Numa Pompilius, werd bv. deelgenomen door leerlingen van vijf klassen, verspreid over heel Frankrijk. Er werden over dit onderwerp debatten gevoerd, overzichten en teksten opgesteld. Samenwerking via een intranet Met Netmeeting of Gnomemeeting kunnen gebruikers software delen die op een computer werd geïnstalleerd, wat o.m. “samenwerkende” chat opleverde. Leerlingen kunnen nota nemen op hun eigen computer en terzelfder tijd een website bezoeken, of een Latijnse of Griekse tekst vertalen, met commentaar die hun leerkracht hen ter beschikking stelt. De tekst verschijnt op elk scherm. Deze methode opent heel wat perspectieven en combinatiemogelijkheden: de computer kan een bord worden dat met anderen gedeeld wordt en terzelfder tijd persoonlijk blijft, terwijl het internet op de achtergrond beschikbaar is. De leerkracht is de “bordbeheerder” die gegevens en oefeningen laat verschijnen op de schermen van de leerlingen.
83
Een elektronische les geven Tijdens een les over Xenophanes en zijn zienswijze over polytheïsme geeft de leerkracht een URL op, activeert Netmeeting, start een tekstverwerker en de browser. Hij gaat naar een pagina op een website waar de leerlingen het beroemde fragment van Xenophanes in het Grieks kunnen vinden: “Als paarden of ossen of leeuwen handen hadden gehad en kunst hadden kunnen voortbrengen, dan zouden ook zij de goden hebben afgebeeld naar hun eigen gedaante.” (fragment 15). Hij kopieert en plakt de tekst, onderstreept de werkwoorden en gebruikt kleuren om nominatieven en accusatieven aan te duiden. Hij stelt analysevragen over de tekst. De leerlingen helpen hem terwijl ze op hun eigen terminal werken. Door gebruik te maken van chatten geeft de leerkracht het vocabularium van de tekst door en ontvangt van elke leerling voorstellen tot vertaling, tot er ten slotte een vertaling via samenwerking tot stand komt. Na deze oefening vraagt de leerkracht de leerlingen om op het internet te gaan zoeken naar informatie over Xenophanes, in de verwachting dat ze inlichtingen zullen vinden over het standpunt van de filosoof over polytheïsme. Hij kiest de beste samenvatting uit de hem toegestuurde opdrachten en zendt het naar de academische nieuwsgroep voor Grieks. Daar heeft een andere klas wat opzoekwerk over Homerus achtergelaten over beschrijvingen van goden in de Ilias. Juist deze beschrijvingen bekritiseert Xenophanes. Er is een verband tussen de theorie van Xenophanes en Homerus’ beschrijvingen van goden. Het huiswerk van de leerlingen zal over dit verband gaan. Bij het begin van de volgende les zullen de leerlingen hun commentaar publiceren op een nieuwsgroep.
84
NETWERKEN IN SCHOLEN: HET DEENSE DDN LATIJN/ENGELS PROJECT door Elisabeth Nedergaard,
[email protected] In de periode 2000-2003 gaf het Deense Ministerie van Wetenschappen, Technologie en Ontwikkeling een subsidie van 170 miljoen Deense kronen aan de Deense regio Nordjylland (Noord-Jutland). De regio moest deze grote som besteden aan de ontwikkeling van een “ICT-vuurtoren” die over het hele land zou schijnen. Het project heette “Det Digitale Nordjylland” (digitaal Noord-Jutland), afgekort “DDN” (zie www.detdigitalenordjylland.dk). Als onderdeel van het project moesten de gymnasia van Noord-Jutland verbonden worden in een netwerk dat hen in staat zou stellen kennis uit te wisselen en netwerkprojecten op te zetten. Een proefproject was het Latijn/Engels-project tussen het Fjerritslev Gymnasium en het Noerresundby Gymnasium & HF-kursus. Leerkrachten van die scholen suggereerden dat het proefproject zou plaatsvinden in het schooljaar 2000-2001. Het was een project van één jaar voor leerlingen in hun eerste jaar Latijn, leeftijd 16-18. De onderwerpen die gekozen werden, waren “Romeins Engeland” en “Latijn in het Engels”. De deelnemende leerlingen waren van 1.a 2000/01 van het Fjerritslev Gymnasium en van 1.b 2000/01 van het Noerresundby Gymnasium & HF-kursus. De volgende leerkrachten waren bij het project betrokken: Engels, Fjerritslev Gymnasium: Elsebeth Austin (
[email protected]); Latijn, Fjerritslev Gymnasium: Kell Commerau Madsen (
[email protected]); Engels, Noerresundby Gymnasium & HF-kursus: Birte Toenne Nielsen (now Birte Oskjaer) (
[email protected]); Latijn, Noerresundby Gymnasium & HF: Elisabeth Nedergaard (
[email protected]). Het allesomvattende doel van het project was het creëren van een vernieuwende leersituatie door de invoering van ICT. De samenwerking tussen Latijn en Engels moest bijdragen tot een betere kwaliteit van beide vakken en dat gebeurde ook. De netwerken binnen het project vormden een belangrijk onderdeel van de vernieuwende, op ICT gebaseerde methodes om les te geven. De ICTvaardigheden en programma’s werden beschouwd als voorbereiding voor verdere studies. Tijdens het project werden de volgende ICT-vaardigheden aan de leerlingen voorgesteld en door hen (en de leerkrachten) toegepast: tekstverwerking; gebruik van het internet; ■ conferentiesysteem FirstClass, zie www.centrinity.com; ■ zinsontleding via VISL (Visual Interactive Syntax Learning), zie www.visl.sdu.dk/; ■ vocabulariumtraining via gtPlus, zie http://gbcdesign.dk/; ■ andere programma’s zoals Hot Potatoes (http://web.uvic.ca/hrd/hotpot/), Quia (www.quia.com/) en Markin (www.cict.co.uk/software/markin/). ■ ■
Het onderdeel “netwerken” van het project had plaats in de tweede helft van het schooljaar, in de lente van 2001, toen de leerlingen al een tijd hadden gewerkt aan de onderwerpen “Romeins Engeland” en “Latijn in het Engels” (parallel onderwijs) en de basiskennis van Latijn als taal gevormd was. Een andere reden waarom deze late periode werd gekozen, was dat het netwerk eerst moest worden opgezet en vervolgens getest worden.
85
Vooraleer het netwerkproject aan de leerlingen werd voorgesteld, vergaderden de leerkrachten om te beslissen welke onderdelen er in het project zouden opgenomen worden. We besloten te focussen op een literair onderwerp, het carpe diem-thema in de dichters Catullus en Robert Herrick. Vervolgens bepaalden we de verschillende soorten opdrachten die de leerlingen zouden moeten uitvoeren: taalkundige/grammaticale vragen met betrekking tot Catullus III (die iedereen moest oplossen); een van Catullus’ gedichten vrij weergeven in het Engels (III, V of VIII, afhankelijk van de groep); ■ een verhandeling over de invloed van Catullus op Herrick op basis van tien van Herrick’s gedichten; ■ ten slotte een creatieve opdracht over het carpe diem-thema (de leerlingen moesten een gedicht schrijven over het thema in een taal van hun keuze). ■ ■
De leerlingen werkten in zes groepen van 5 tot 6 personen. De uitgewerkte opdrachten moesten op het einde van de werktijd samengebracht en opgenomen worden in een (met tekstverwerker gegenereerd) document. Elke leerling moest zijn onderdeel als een bijlage bij een e-mail aan zijn leerkracht bezorgen. Na de vergadering van de leerkrachten werd er een webpagina gemaakt voor de leerlingen (http:// home5.inet.tele.dk/austin/carpe.htm) met informatie over: ■ de groepen, zie http://home5.inet.tele.dk/austin/carpe2.htm; ■ het tijdschema, zie http://home5.inet.tele.dk/austin/carpe3.htm; ■ de tekst van tien gedichten door Robert Herrick over het carpe diem-thema, zie http://home5.inet.tele.dk/austin/carpedigt.htm; ■ de opdrachten, zie http://home5.inet.tele.dk/austin/carpe1.htm. Wat het verloop van het project betreft, was het oorspronkelijke plan dat de twee klassen elkaar zouden kunnen ontmoeten maar het bleek onmogelijk om hiervoor een dag te vinden. In hun beoordeling waren de leerlingen bijzonder kritisch over samenwerken met onbekende mensen zonder gezicht. Het resultaat zou beter zijn geweest als ze elkaar eerst hadden kunnen ontmoeten of als de leerkrachten hen een persoonlijk profiel hadden laten opstellen voor de leerlingen van de andere school. Leerlingen van die leeftijd (en misschien van alle leeftijden) hebben nood aan persoonlijk contact om het beste te kunnen maken van een virtuele dialoog. In de loop van het project werden technische details problemen. Het netwerk in Fjerritslev was helaas niet klaar bij de start van het project en dat zorgde voor vertraging in de virtuele discussie tussen de leerlingen. Het forum dat de technisch adviseurs van de twee scholen voor het netwerkproject hadden opgezet, functioneerde zonder problemen maar raakte al snel overspoeld door e-mails van de verschillende groepen en dat bemoeilijkte sterk het overzicht en beheer. Het geheel opsplitsen in een aantal kleinere fora (één voor elke groep leerlingen) zou de situatie zeker hebben verbeterd. Een ander probleem (dat voor ons als een verrassing kwam) was het gebruik van verschillende tekstverwerkers. In Fjerritslev gebruikten de leerlingen Star Office, terwijl ze in Noerresundby Microsoft Word gebruikten. Ze konden dus elkaars bestanden niet openen, tenzij ze opgeslagen waren als .rtf-bestand. Ook dit zorgde voor vertraging. Nog een verschil tussen de twee scholen was dat de leerlingen in Fjerritslev elk een laptop hadden, terwijl die in Noerresundby het moesten doen met de computers in de computerklas van de school. Indien alle leerlingen laptops met internetverbinding hadden gehad, zou het resultaat beter zijn geweest. Vertragingen, gecombineerd met andere externe factoren, zorgden ervoor dat iedere geplande sessie maar één keer kon plaatsvinden. Het project zou sneller opgeschoten zijn indien er meer gelijktijdige sessies hadden kunnen plaatsvinden, omdat de leerlingen dan onmiddellijke antwoorden hadden kunnen geven en krijgen, eventueel via chat. Nu verliep het project tamelijk traag 86
omdat de antwoorden die de leerlingen nodig hadden trager doorkwamen van de samenwerkende groep uit de andere school. Dat bracht met zich mee dat de groepen het meeste werk deden zonder optimaal van de netwerkfaciliteiten gebruik te maken. Hiervoor waren de leerkrachten gedeeltelijk verantwoordelijk omdat de opgelegde taken duidelijk door de groep van een school konden uitgevoerd worden zonder gebruik te maken van netwerkfaciliteiten… In de fase van de planning had men beter opdrachten bedacht met deadlines, om het gebruik van de netwerkfaciliteiten te bevorderen. Men had de opdrachten toen zo kunnen opvatten, dat ze onmogelijk uit te voeren waren zonder de medewerking van de groepen van de andere school. En ze hadden natuurlijk zo moeten opgevat zijn. Het werd snel duidelijk dat de leerlingen die de verantwoordelijkheid op zich namen om tijdens de werksessies op school te schrijven, zo goed als altijd dezelfde waren. Ook hier hadden de leerkrachten de groepen kunnen aanmoedigen om zich zo te organiseren, dat iedereen de gelegenheid kreeg om te schrijven en te oefenen in het verzenden en opslaan van bijlagen. Men had de groepen bijvoorbeeld kunnen vragen om elke week van contactpersoon te wisselen. Het tijdschema voor het project (drie weken in maart en april) was compleet ontoereikend en het werk moest verder gaan in mei. Oorzaak hiervan waren uiteraard de vertragingen maar ook het feit dat het werken via netwerk veel meer tijd in beslag nam dan verwacht. Toen eindelijk het eindproduct moest bijeengebracht en doorgestuurd worden, bleek het voor sommige groepen moeilijk om het relevante materiaal te vinden en er een geheel van te maken. Oorzaak hiervan waren de chaotische gezamenlijke sessies. Gevolg: verscheidene eindproducten waren onvolledig en dat werd weerspiegeld in de eindevaluatie; de groepen in kwestie kregen niet het cijfer waarop ze in optimale omstandigheden recht hadden gehad. Dit kan een nuttige les zijn geweest voor de betrokkenen. Toch leverde een overgroot deel van de groepen een mooie prestatie en een bevredigend eindproduct af. Twee verhandelingen waren uitstekend. De evaluatie werd schriftelijk gegeven door de leerkrachten van elke school voor hun eigen groepen. De cijfers werden per groep gegeven, maar hadden ook een invloed op het resultaat van elke individuele leerling op het einde van het schooljaar. De leerlingen evalueerden het project aan de hand van een vragenlijst. Een evaluatieverslag (in het Deens) van het Latijn/Engels-project vind je op: http://fc.nrsbgym.dk/~en/DDN/evaluering_af_ddn.htm
87
PERSEUS OFFLINE GEBRUIKEN door Julian Morgan,
[email protected] In dit artikel bespreken we Platform Independent Perseus op cd-rom. We beschrijven wat het is en hoe waardevol het is als bron. Het biedt de leerkracht, de onderzoeker of de leerling een snel en accuraat systeem om informatie te vinden. Een enorme waaier van Perseushulpmiddelen is online beschikbaar op www.perseus.tufts.edu. Dit artikel zal eerst onderzoeken hoe Perseus kan gebruikt worden om teksten voor te bereiden in Engelstalige scholen en zal dan nagaan hoe het van nut zou kunnen zijn in niet-Engelstalige scholen. Perseus voor Engelstaligen Het onderwijssysteem van het VK heeft twee soorten officiële examens voor de hoogste graden. GCSE’s worden afgelegd door leerlingen van 16 jaar in leerjaar 11. Hierna wordt niveau A afgelegd door leerlingen van 18 jaar. Grieks niveau A wordt, nationaal bekeken, afgelegd door een klein aantal leerlingen: niet meer dan 200. Daardoor wordt het vak maar door een klein aantal scholen aangeboden en in veel gevallen wordt het verbannen naar lestijden tijdens de lunchpauze of na schooltijd. Het is dus essentieel om de tijd optimaal te gebruiken. Onlangs heeft een leerling van mij in Derby Grammar School de Griekse GCSE afgelegd op 14jarige leeftijd en niveau A op 16-jarige leeftijd, beide met topresultaten. Zonder de steun van Perseus zou noch hij noch ik dit succes hebben kunnen boeken. De leerling bereidde al zijn niveau A-teksten, waaronder fragmenten van Euripides’ Bacchae en Homerus’ Ilias, voor door ze uit te pluizen, vocabularium op te zoeken in online woordenboeken en in een morfologische “ontleder” die ingebouwd is Perseus online. Elk opgezocht woord werd gekopieerd en geplakt in een Excelwerkblad en hij bracht de geprinte versie ervan mee naar elke les. Tijdens de les vertaalden we de tekst en bespraken we de stijlmiddelen en de inhoud, terwijl mijn leerling zijn notities aanvulde en verbeterde. Tijdens de lessen verwees ik naar de versie van Perseus op cd-rom waarmee men snel teksten kan vinden en die vertaling, encyclopedie, atlas, morfologische “ontleder” en woordenboek aanbiedt. Omdat mijn leerling uitzonderlijk begaafd was, werd ik bij gelegenheid tot het uiterste gedwongen: we worstelden ons door 40 verzen van de Ilias in ongeveer 30 minuten… De tekst was door mijn leerling beter voorbereid dan mogelijk was geweest als hij traditionele middelen had gebruikt. Ook ik had meer steun dan alleen boeken me hadden kunnen bezorgen, ook al waren die boeken voorhanden in de klas. Mijn leerling stelde vast dat zijn voorbereidingstijd met 75% afnam als hij bronnen online gebruikte in plaats van een traditioneel tekstboek, woordenboek, commentaar, grammatica en vertaling.
88
Het is moeilijk om onder de tijdsdruk waaraan Engelse leerkrachten klassieke talen blootstaan, een betere manier te vinden om Grieks te geven. Veel van Perseus is gebaseerd op het Engels, dus kan de geboden hulp voor andere Europese leerkrachten klassieke talen minder efficiënt zijn dan voor mij, maar de “ontleder” gebruikt een vocabularium dat toegankelijk is voor iedereen omdat het gebaseerd is op de Latijnse terminologie. Ten slotte is het vermeldenswaard dat mijn leerling op het officiële examen in 2002 de jongste van alle kandidaten was. Deze prestatie is werkelijk uitzonderlijk voor een vak waarover op niveau A nooit vroeger examen wordt afgelegd dan wettelijk geregeld. Het is evenwel niet ondenkbaar dat alleen zo’n hoogbegaafde kandidaat zoveel voordeel uit het gebruik van Perseus kan halen en dat minder begaafde kandidaten er misschien minder gebaat mee zijn. Perseus voor niet-Engelstaligen De hierboven beschreven ervaring kan natuurlijk zeer interessant zijn voor Engelstaligen of voor leerlingen buiten Engeland die goed genoeg Engels kennen. Maar wat als leerlingen Latijn en Grieks in Europa Perseus op die manier willen gebruiken, maar dat niet kunnen omdat de taaldrempel te hoog is? Ze vissen waarschijnlijk achter het net - of toch niet?
Een belangrijk aspect van Perseus online is dat morfologische analyse van woorden gegeven wordt in tabellen. Veel van de termen die in de verschillende Europese talen gebruikt worden, lijken vrij sterk op elkaar. Een begrip zoals ‘infinitief’ verschilt niet veel, of het nu Engels of Frans (infinitif), Italiaans (infinito), Nederlands (infinitief) of Duits (Infinitiv) is. Als een leerling een tekst opvraagt in Latijn of Grieks, is er niet noodzakelijk een barrière om dit deel van het proces te begrijpen. Het kan een probleem worden als het woordenboek gebruikt wordt, omdat Perseus een Engelse vertaling geeft. Eén manier kan erin bestaan een extra scherm te openen in je browser en in te loggen op Google (www.google.com). Klik nu op Language Tools en er zal een scherm verschijnen waar je kan vertalen van Engels naar Duits, Spaans, Frans, Italiaans of Portugees. Laat dit scherm open terwijl je Perseus gebruikt zoals eerder beschreven, maar kopieer elke keer de tekst van de tweede cel in de “Word Study Tool” van Perseus (dus de Engelse vertaling) en plak ze in het Google-vertaalvenster. Het zal zeker meer tijd vergen, maar voorlopige resultaten tonen aan dat de vertaling erg accuraat is. Bestudeer de schermafbeelding hieronder om de tekst te zien, de analyse, de Engelse vertaling en de Google-vertaling in het Frans. 89
PERSEUS ONLINE GEBRUIKEN: DE MYTHE VAN EUROPA VOORBEELD VAN EEN ACTIVITEIT WAARBIJ JE LITERAIRE EN ICONOGRAFISCHE BRONNEN IN PERSEUS COMBINEERT door Mireille de Biasi,
[email protected] Van oktober 2000 tot eind januari 2001 organiseerde de Académie de Clermont Ferrand een wedstrijd voor klassieke talen. Onze leerlingen moesten zelfstandig opzoekwerk doen over het thema van de stier en meer in het bijzonder over de mythe van Europa. Dit werk van de leerlingen wensten we te integreren in ons keuzevak. Ze gingen op zoek naar alle mogelijke informatie in boeken over mythologie, woordenboeken, cd-roms en geselecteerde websites (inter alia) en besloten een corpus te maken van alle literaire teksten en van alle beelden over Europa. Het opvoedkundig doel was: leerlingen moeten, op basis van dat werk, een document opstellen waarin ze een verband leggen tussen een fragment van een literaire tekst en een kunstwerk of een archeologisch voorwerp, en daarbij uitleggen waarom ze die relatie leggen. Het document wordt vervolgens doorgemaild naar de leerkracht. Selectie en bijeenbrengen van de teksten De leerkracht maakt een selectie van teksten uit The Perseus Digital Library: http://perseus.uchicago.edu/cache/perscoll_Greco-Roman.html Dit werk is te moeilijk voor leerlingen van het secundair onderwijs. Het bijeenbrengen van de teksten verloopt in verschillende stappen. Algemeen opzoekwerk met het woord Europa
Het resultaat van de zoekactie is een selectie van foto’s van archeologische voorwerpen, naslagwerken en citaten.
90
De lijst met bronnen moet eerst getoond worden, voor de resultaten van de afbeeldingen aan de beurt komen. De leerkracht kan deze teksten lezen in het Grieks of in het Engels. Als het juiste lettertype niet voorhanden is op de computer, moet hij het downloaden van de Perseus-website om de tekst correct op het scherm te brengen. Informatie over hoe je daarbij te werk gaat, vind je op de CIRCE-website. Om de selectie van de teksten samen te brengen in één document, moet de leerkracht de teksten van de Perseus-website kopiëren en plakken in een vooraf voorbereid document op de computer. De leerkracht zal de teksten ordenen volgens eigen behoeften. De Perseus Digital Library bevat niet alle teksten in verband met de mythe van Europa die je er zou verwachten als je uitgaat van Grimal, Dictionnaire de la mythologie. We hebben er enkele teksten uit de Budéreeks aan toegevoegd. De aldus tot stand gekomen selectie teksten wordt aan de leerlingen aangeboden in een tweetalig document (Grieks-Frans of Grieks-Engels). We moedigen onze leerlingen aan om Grieks te ontdekken zoals Champollion deed met hiërogliefen, door dus van de ene taal naar de andere over te springen. De leerlingen worden ingelicht over het auteursrecht dat bestaat voor elke tekst en elk ander werk. Dit is het onderwerp van een speciale les aan het einde van het derde jaar middelbaar (“B2i”, Brevet Informatique et Internet). De verzamelde teksten gebruiken met de leerlingen Dit wordt in verschillende stappen gedaan: 1. Gezamenlijk opzoekwerk voor de ontdekking van de mythe met behulp van het document met teksten dat de leerkracht vooraf gemaakt heeft en met gebruik van het iconografisch corpus. De mythe moet ontdekt worden via: ■ een motief op een Apulische beker* uit de 4e eeuw voor Christus en lectuur van een commentaar op de A Scholia van de Ilias, waar bepaalde woorden zullen worden gestudeerd (ze zijn met kleur gemarkeerd). De A Scholia van de Ilias vertelt in XII 2921 het verhaal van de liefde van Zeus en Europa volgens Hesiodos en Bacchylides; ■ het werk van Liberale da Verona** (afbeeldingen en hun onderschrift overgenomen van [Louvre.edu]) en de studie van een kort fragment van de Idyllen van Moschos (Grieks en vertaling). De leerlingen leren een eerste poging doen om een analyse te maken van een werk dat gebaseerd is op de oudheid. Dan moeten ze de uitbeelding begrijpen van een mythologisch tafereel in de wereld van de 15e eeuw en de relatie ervan met een antiek gedicht. 2. Zelfstandig opzoekwerk van de leerlingen, individueel of in groep, met behulp van een blad met gegevens. Het is nu hun beurt om een HTML-gegevensblad op te bouwen dat ze per e-mail naar hun leerkracht zullen doorsturen. Op dat blad zullen ze de relatie vastleggen tussen een afbeelding en een tekst en uitleggen waarom ze die keuze hebben gemaakt. De aanwijzingen voor dit werk volgen. *De ontvoering van Europa (330-320 B.C.), Apulische roodfigurige beker van de zog. Patera schilder , Kunsthistorisches Museum, Wenen, Ancient Mythology cdRom (ODA Édition). ** Liberale da Verona, De ontvoering van Europa, paneel, 39 cm x 118 cm, Louvre.edu, foto van Béatrice Oravec. 91
Zelfstandig werk: maak een gegevensblad over Europa I- Voorbereiding 1. Open het bestand Eurimage in de map Europa. Bekijk de afbeeldingen, kies er één uit en noteer de referentie. 2. Open dan het bestand EuroTextGrec. Lees de teksten, selecteer een fragment dat je bevalt en noteer de referentie. 3. Passen tekst en prentje bij elkaar? Je mag één van beide veranderen. II- Het document maken A. Afbeelding: 1. Open Bestand, sla dit nieuw document op in de map Europa met de vier eerste letters van je naam, gevolgd door Euro: “XXXXEuro” 2. Voeg de afbeelding van je keuze in met het menu Invoegen (de afbeeldingen dragen de naam van hun maker of van het onderwerp). 3. Open het bestand Eurimage: kopieer het onderschrift voor deze afbeelding. 4. Plak het onderschrift onder het prentje. 5. Sla op. 6. Schrijf een korte analyse van de afbeelding: wat stelt het voor? 7. Sla op. B. Tekst: 1. Open het bestand EuroTextGrec: kopieer het fragment dat je bevalt. 2. Plak het fragment in je “XXXXEuro”-document. 3. Kopieer de referenties van je tekst en plak ze. 4. Sla op. 5. Schrijf een korte commentaar (waarbij je je keuze uitlegt). 6. Sla op. C. Schrijf een commentaar Leg uit in welke zin tekst en afbeelding bij elkaar passen. D. Doorsturen Stuur het bestand naar je leerkracht. Een andere oefening zou erin kunnen bestaan een tekst en zijn Engelse vertaling te kiezen, die aan de leerlingen voor te leggen en te vragen in kleur aan te duiden welke woorden of delen van de tekst de leerling zowel in het Grieks als in het Engels begrijpt. Dit is een goede manier om de vaardigheid van de leerling in verwijzen te evalueren. Sedert 2004 kan je naar een Engelstalige database over Europa op het web gaan: www.educnet.education.fr/musagora/europe/english.htm Ze bestaat ook in het Frans: www.educnet.education.fr/musagora/europe/default.htm
92
FOTOARCHIEVEN door Julian Morgan,
[email protected] Ik was altijd al gefascineerd door fotografie. Het proces om een beeld vast te leggen met de gunstigste belichting en vanuit de beste hoek is een levenslange zoektocht die ik gecombineerd heb met mijn andere liefde, oudheidkundige vindplaatsen bezoeken. De voldoening van een echt goed beeld op een wondermooie plaats is ongeëvenaard en het is een gelukkig man die dit allemaal kan doen in naam van zijn werk. De laatste jaren ben ik erin geslaagd een archief uit te bouwen van 1.210.000 beelden waarmee ik verzamelingen samenstel voor verschillende doeleinden. De beelden zijn traditionele diapositieven, al zijn de meeste ook ingescand op cd-rom. Zo’n tien jaar geleden was ik ervan onder de indruk dat dit mogelijk was met beelden die ik uitgekozen had, maar nu laat ik al mijn dia’s inscannen op het ogenblik dat ze ontwikkeld worden, vooral omdat het oervervelend is dat werkje zelf te doen! Een database van de beelden en een systeem om de beelden te indexeren op de computer maken het eenvoudig om beelden te zoeken op basis van trefwoorden. Als ik een afbeelding nodig heb van om het even wat, vind ik ze meestal in een mum van tijd. Een schaduwzijde aan een hobby als deze is het prijskaartje… De uitrusting (fototoestellen, lenzen, diascanner) is ongelooflijk duur. Filmpjes en de prijs van het ontwikkelen zijn waarschijnlijk nog het duurst van al en dat bezorgt me dan een goed argument om over te schakelen naar digitale fotografie (een persoonlijke visie over de kwaliteit van digitale beelden vind je in de hiernavolgende casestudie van Marc Knecht over PowerPoint op pagina 95). Tot voor kort heb ik kunnen weerstaan aan digitale fotografie omdat ik naar mijn aanvoelen foto’s van topkwaliteit kon maken met “ouderwetse” methodes en door de foto’s eventueel bij te werken op de computer. Er is nu echter geen verschil meer in kwaliteit tussen digitale en conventionele fotografie en ik vond dat ik niet anders kon doen dan de overstap maken: mijn archief is nu een voortdurend uitbreidende digitale zaak geworden. Ondanks mijn “capitulatie” blijf ik ervan overtuigd dat het gebruik van een echt goed conventioneel fototoestel en het inscannen van de beelden resultaten van de hoogste kwaliteit blijven leveren. Een uitgavenpost die ik even vergat te vermelden is het bezoeken van de archeologische sites. Mijn werk heeft me de laatste jaren naar een groot aantal gebracht! Een fotoarchief opbouwen is een werk van liefde en ik heb me de laatste tijd geconcentreerd op de vraag hoe ik de resultaten het best kon aanwenden. In het VK moeten veel van onze leerlingen een paper afgeven als onderdeel van hun GCSE-examen op de leeftijd van 16 jaar. Het was voor hen altijd moeilijk om van het juiste punt te vertrekken in termen van beeldmateriaal dat ze verplicht moeten gebruiken. Dat is de laatste jaren gemakkelijker geworden omdat ik verschillende verzamelingen van foto’s heb gemaakt die bij die taak kunnen helpen. De foto-cd’s “Pompei”, “Rome”, “ROMANA”, “Hellenika” en “Hispania” bevatten elk ongeveer 1000 beelden die leerlingen in hun werkjes kunnen invoegen. Ze kunnen gebruikmaken van de zoekfunctie in hun tekstverwerker om beelden te vinden die ingescand zijn met een hoge resolutie en die de kwaliteit van hun werkjes echt ten goede komen. Persoonlijk ben ik er geen voorstander van dat de leerlingen materiaal invoegen dat ze van het internet hebben gehaald, en wel om drie redenen. Eerst en vooral kunnen er problemen zijn met auteursrechten als je zonder toestemming materiaal van websites gebruikt. Ten tweede is de kwaliteit van zeer veel beelden bedroevend: de meeste foto’s op het web zijn van lage resolutie en lijken nergens op als ze geprint worden. Ten derde is de naam die aan beelden gegeven wordt vaak misleidend of fout en hebben de leerlingen onvoldoende informatie over wat ze hebben gevonden, wat dan tot gevolg heeft dat ik hen geen punten kan geven voor het invoegen van afbeeldingen in 93
hun papers. De foto-cd’s die ik gemaakt heb, zouden het mogelijk moeten maken deze problemen te omzeilen en ik heb vastgesteld dat leerlingen nu veel minder tijd moeten besteden aan het verzamelen van materiaal dat dan nog van betere kwaliteit en relevanter is dan vroeger. Een aantal beelden van archeologische sites zal op de CIRCE-website geplaatst worden, voor vrij gebruik. Lees aandachtig de ReadMe-bestanden die bijgevoegd worden want er zullen beperkingen qua auteursrecht gelden, ook al zijn die echt niet zwaar! Kijk dit na op www.circe.be.
94
PRESENTATIESOFTWARE GEBRUIKEN: POWERPOINT door Marc Knecht,
[email protected] Ik zou hier willen uitleggen hoe ik in het algemeen gebruik maak van de computer en hoe ik PowerPoint begon te zien als een hulpmiddel bij mijn lessen. Om te beginnen moet ik bekennen dat ik als leraar klassieke talen geen heil zag in ICT, maar geleidelijk aan begon ik me te realiseren dat ze een toegevoegde waarde kon hebben in het onderwijs, al was het maar omdat leerlingen Latijn hun vak niet altijd associëren met het gebruik van de computer: ze zijn verrast een verband te zien tussen de studie van klassieke talen en de moderne wereld. Die verrassing wordt nog groter als ze merken dat hun leerkracht Latijn kaas heeft gegeten van ICT… En eigenlijk kan elke vorm van belangstelling voor ons vak beschouwd worden als positief en als een bron van motivatie voor onze leerlingen… Misschien wil ik enkelen onder jullie proberen af te helpen van een vorm van computerfobie. De computer is geen vreselijk ding maar een nuttig medium waarmee we kunnen proberen de hoofden van onze leerlingen te vullen met dingen die wij zinvol vinden, die ons hebben gemaakt tot wat we zijn... Als je mij - olim - voor de klas had kunnen horen fulmineren tegen computers, zou je me zonder meer gek verklaard hebben! En toch ben ik nu overtuigd van de bruikbaarheid en het nut van PowerPoint-presentaties in het vak Latijn. Hoe een dubbeltje rollen kan... Alles wat ik nodig had om de wereld van de computers te willen verkennen, was een zoon die geduldig mijn weerstand tegen computers afbrak en me de tijd gunde te experimenteren met zijn eerste computer die hij na ijverig sparen had gekocht. Je dacht toch niet dat ik hem er een gegeven had? Na enkele uren experimenteren was ik zelf verkocht... Werken met een tekstverwerker was veel simpeler dan cursussen opnieuw intikken wegens uitbreiding of verandering van tekstkeuze of herschikking of zo. Ik gebruikte WordPerfect omdat dit programma veel gebruiksvriendelijker en logischer was dan Word (Bill Gates verklaarde in 2003 dat Word een programma is waar nog veel aan gesleuteld moet worden!). Geleidelijk aan begon het verlangen me te bekruipen om die gedigitaliseerde cursussen (waar ik erg trots op was - een man blijft toch altijd een kind?) te voorzien van beelden. Ik vermoedde dat leerlingen het leuk zouden vinden beelden die ze in de klas via dia’s te zien hadden gekregen, thuis nog eens te bekijken. Afwezige leerlingen zouden meteen dezelfde uitbreiding van de cursus hebben als de anderen. Het was knoeien en huilen met de pet op, in het begin. Het lukte maar half, vond ik, het was maar zwart-wit via de fotokopieën die de leerlingen kregen en het kostte me handenvol geld aan kleureninktpatronen. Er moest een eenvoudiger weg bestaan. En die bleek er inderdaad te zijn. In 1999 liep er op school tijdens onze multiculturele dag een collega rond met een digitale camera. Ze nam digitale beelden van alle activiteiten en verdween, zodra er een disketje vol was, naar de computer op het secretariaat. Ik ging haar met eerbare bedoelingen achterna en zag met bonzend hart de beelden die zojuist genomen waren in “action painting” op het scherm verschijnen, opgeslagen worden onder een willekeurige naam en ingelast worden in het ludieke krantje dat enkele laatstejaars wilden uitdelen. Dit was het dus: zelf beelden maken en daarmee cursussen opvullen! De bestanden van de cursussen meegeven aan de leerlingen die ze dan zelf zouden kunnen printen in kleur! Een maand later vertrok ik op Romereis met 100 disketjes, het digitale fototoestel in kwestie en een groepje leerlingen. De leerlingen hadden oneindig veel begrip voor mijn nieuwe manie “Rome digitaliseren” en zetten bereidwillig individuen en groepen opzij die in de weg bleken te staan als ik een beeld wou schieten van een fontein of van een monument in een kerk. Een niet-latinist vroeg me na enkele dagen wat ik met die beelden ging aanvangen. Ik legde hem uit dat ik die wou 95
verwerken in cursussen en zo, en hij vroeg me waarom ik ze niet verwerkte in PowerPoint. Ik dacht dat hij me voor de gek hield omdat onze tafelgenoten begonnen te grinniken, maar hij verzekerde me dat hij het ernstig meende. Op de computer van ons hotel in Sorrento zat PowerPoint 97. Daar gaf hij een korte demonstratie van beelden invoegen, vergroten, verkleinen, knippen... En opnieuw was ik verkocht. Ik weet het, ik ben erg beïnvloedbaar, ik ben een man... Maar de kwaliteit van de eerste 2227 beelden van Rome en de golf van Napels bleek niet indrukwekkend groot te zijn. Het volgend jaar mocht ik de digitale camera meenemen die het Koninklijk Technisch Atheneum van Ieper gewonnen had in een Digikids-wedstrijd, en die bleek beelden van heel goede kwaliteit te maken: gemiddeld 200.000 bytes (de eerste beelden gemiddeld 45.000 bytes). Bovendien beschikte die camera over een zoomfunctie tot 16x... Sindsdien heb ik jaren gebruik mogen maken van die camera voor mijn Italiëreizen en ik bezat beelden die in PowerPoint heel mooi ogen. Nu beschik ik over een eigen digitaal fototoestel en kan ik uitstekende beelden maken van ongeveer 5 Mb voor mijn PowerPoint-werk. Sinds het schooljaar 2000-2001 ontvangt elke leerling van elke klas in september zijn of haar materiaal voor het komende schooljaar. Ze krijgen een cd-rom mee naar huis met een etiket en een “jaquette”, met illustraties die gekozen zijn uit het materiaal van dat schooljaar. Ik rekende er stiekem op dat mijn leerlingen gemotiveerd worden doordat ze een medium gebruiken waarmee ze vertrouwd zijn, en ik hoopte dat hun begrip en kennis van de morfologie, syntaxis en stijlmiddelen zou groeien door het gebruik van de computer. Vrij vlug kon ik merken dat de leerlingen inderdaad vlotter Latijn lazen, zowel in de klas als voor niet-bestudeerde teksten. Elke tekst die we in een cursus lezen, wordt begeleid door een analyse van die tekst in een Worddocument. Daarin worden per zin of per groep van verzen vragen gesteld over de inhoudelijke, grammaticale en stilistische aspecten, dingen die in de klas aan bod zijn gekomen maar waarvan de ondervinding me heeft geleerd dat zeker niet de hele groep leerlingen ze na de les ook kent of tijdens de les heeft genoteerd. De opdracht voor de leerlingen na elke les is het thuis beantwoorden van de vragen in het Word-document. Als ze een vraag over grammatica of stijlmiddelen niet meer kunnen beantwoorden, kunnen ze vanuit hun Word-document klikken op de tekst (een hyperlink die een PowerPoint-bestand opent). In PowerPoint kunnen de leerlingen dan informatie oproepen over werkwoordsanalyse, morfologie, syntaxis en stijlmiddelen. Als het Word-document is ingevuld, sturen ze het als bijlage bij een e-mail naar mij en krijgen het verbeterd terug. Deze vorm van JiTT (zie pagina 80) heeft me veel geleerd over mezelf (ik kan nu elke gegeven les ’s avonds kritisch evalueren aan de hand van de antwoorden die de leerlingen me bezorgen) en over mijn leerlingen (Waar staan ze? Wat kent de klas? Wat kent elke individuele leerling?). Ik kan nu tijdens de les dieper ingaan op grammatica die verdwenen is uit het collectieve geheugen van een klas of individuele leerlingen en hen door gerichte vragen (waarop ze het antwoord schuldig blijven) aansporen om bepaalde onderdelen van hun kennis op te frissen. Ook culturele aspecten in verband met de tekst zijn uitgewerkt (Hoe ziet dit monument er nu uit? Hoe werd dit verhaal in de kunst uitgebeeld? Hoe ziet dat gebruiksvoorwerp er eigenlijk uit?). Ik ben echt tevreden dat ik mijn leerlingen dagelijks zie evolueren in hun begrip en interpretatie van Rome en de Romeinse wereld. Ik ben een gelukkig man.
96
EEN DIAREEKS MAKEN MET PRESENTATIESOFTWARE door Mireille de Biasi,
[email protected] Achtergrond en doelstellingen In Franse middelbare scholen legt het onderwijs van klassieke talen graag de link tussen de studie van literatuur en taal enerzijds en kunst en cultuur anderzijds. Voor een leerkracht klassieke talen is een kunstwerk even relevant als studieobject als een tekst. Een schilderij kan veel meer zijn dan een illustratie die de aandacht van de leerlingen afleidt van de tekst. Het bestuderen ervan kan veel bijdragen tot het begrijpen van de tekst. Het bestuderen van een afbeelding leidt naar het bestuderen van geschreven teksten en vice versa. ICT is voor het onderwijs dus een zeer waardevol hulpmiddel. Inderdaad: het gebruik van ICT stelt de leerkracht in staat op het internet afbeeldingen te vinden van archeologische sites of kunstvoorwerpen en deze foto’s te rangschikken voor ze aan de leerlingen getoond worden. Een diareeks samenstellen Eerst en vooral moet de leerkracht zich er zorgvuldig van verzekeren dat hij/zij geen wet op het auteursrecht overtreedt bij het gebruik van afbeeldingen voor opvoedkundige doeleinden. De uitrusting Er kunnen verschillende softwarepakketten gebruikt worden om diareeksen te maken, onder andere Impress (onderdeel van Star Office of Open Office), Appleworks en Microsoft PowerPoint. Het duurt niet lang om vertrouwd te worden met de basisvaardigheden voor dergelijke software en een reeks beelden onder te brengen in een presentatie. Gegevensbanken op heel wat websites bieden digitale beelden aan van kwaliteit, inter alia, de Perseus Digital Library, het Beazley Archive, musea, monumenten en archeologische sites van Griekenland, Louvre.edu,... De verschillende stappen in de voorbereiding De eerste stap in de voorbereiding is het verzamelen van de afbeeldingen (als het nodig is, kan je hun grootte aanpassen in een grafisch programma. De tweede stap is nadenken over het verloop van de diareeks (de volgorde waarin de afbeeldingen geplaatst zullen worden). Als je presentatiesoftware opent, zie je gewoonlijk ongeveer dezelfde menuopties als in een tekstverwerker.
Om een dia te maken voeg je een afbeelding of tekst (of beide) in.
97
Maak nu verschillende dia’s. Wanneer je maar wil, kan je een overzicht krijgen voor je de diareeks start (er is een functie in PowerPoint om dia’s te sorteren: je kan dus de volgorde bekijken en veranderen). Bekijk de volgende illustratie.
Mogelijke instellingen (afhankelijk van de gebruikte software) ■ volgende dia: gebruik een timer of zet op manueel; ■ speciale effecten voor diaovergang zijn zeer talrijk; ■ ondertitels van afbeeldingen en tekst invoegen; ■ lijnen, aanwijzers en pijlen invoeren om de aandacht te vestigen op details van de afbeelding; voor meer informatie, ga naar deze voorstellingen van de Académie de Versailles op: www.ac-versailles.fr/pedagogi/Lettres/Rome_royale/serment0.htm; ■ geluidsbestanden invoegen, zoals uittreksels uit de Madrid Musicae Atrium of van Annie Belis, door het Kerylos ensemble. Ze kunnen gemixt worden als achtergrondmuziek bij de studie van bv. de Douris- drinkschaal. Controleer of ze onder de bescherming van auteursrechten vallen. Hoe gebruik je een diareeks tijdens de les? Je hebt een computer en een dataprojector nodig. De projectie is beter op een scherm maar een witte muur kan volstaan. Twee voorbeelden van hoe het systeem werkt Als voorbereiding op de studie van een uittreksel uit Plato’s Protagoras kan de studie van de Dourisdrinkschaal interessant zijn. Dit archeologisch kunstwerk is in het bezit van het Kunsthistorisches Museum in Wenen en je vindt er een afbeelding van in de Perseus Digital Library. Het helpt de leerlingen basiskennis verwerven van het opvoedingssysteem in Athene. Deze cursus wordt gegeven aan leerlingen die met Grieks beginnen in het derde jaar van het middelbaar. Studie van het schilderij “De Sabijnse vrouwen” van Jacques-Louis David (Musée du Louvre, Louvre-edu software) is waardevol na de episode van de Sabijnse maagdenroof (Livius). Deze cursus wordt gegeven aan leerlingen die met Latijn beginnen in het tweede jaar van het middelbaar. De waarde van het gebruik van digitale beelden Een afbeelding van hoge kwaliteit stelt leerlingen en leerkracht in staat om samen een gedetailleerde analyse te maken van een schilderij. Het beeld helpt nauwkeurig begrijpen hoe de kunstenaar omgaat met zijn materiaal. De leerkracht kan de grootte van het beeld aanpassen door de dataprojector dichter of verder van het scherm te brengen. Het is een belevenis als leerlingen het gevoel krijgen dat het schilderij als het ware in de klas hangt.
98
GEBRUIK VAN HET INTERNET: BENWELL, CENTRUM VAN DE WERELD door Andrew Parkin,
[email protected] Benwell ligt ten westen van Newcastle upon Tyne, een stad met een bijzonder rijke geschiedenis. Deze geschiedenis blijkt uit de weelde aan archeologisch materiaal van de omgeving in de verzameling van Newcastle University’s Museum of Antiquities. Benwell is misschien het best bekend als de locatie van een van de Romeinse forten langs de muur van Hadrianus en het museum bezit een grote verzameling inscripties en ander materiaal van deze site. Er zijn ook prehistorische, Saksische en middeleeuwse voorwerpen in het museum. In 1997 bezocht een plaatselijke studiegroep van Benwell het museum en was verbaasd te ontdekken dat het museum van hun eigen stad ooit een belangrijke plaats was geweest voor Romeinen en anderen. Een tweede bron van verbazing was het grote aantal voorwerpen dat gevonden was als bewijs van de Romeinse en latere bezetting van de streek. Zoals één van hen zei: “Benwell was echt ooit het centrum van de wereld.” Deze opmerking overtuigde de staf van het museum om het archeologisch verleden van Benwell meer bekendheid te geven. Men besloot dat het museum zou gebruikmaken van zijn ervaring met het internet en zou samenwerken met plaatselijke schoolkinderen om een webtentoonstelling te ontwikkelen. Aan klas 7H1, een groep van elfjarige leerlingen van het West Gate Community College in Benwell werd gevraagd het museum te bezoeken en voorwerpen uit te kiezen die ze graag in de webtentoonstelling zouden opgenomen zien. De leerlingen kregen toegang tot de e verzameling van het museum en vonden het bijzonder leuk om de depots te doorsnuisteren die normaal niet toegankelijk zijn voor het publiek. Toen ze allemaal hun persoonlijk favoriet voorwerp gekozen hadden, vroeg men hen op te schrijven waarom ze juist dat voorwerp hadden gekozen. De leerlingen kregen bovendien de gelegenheid hun ICT-vaardigheden te ontwikkelen door het voorwerp dat ze gekozen hadden voor te bereiden voor “uitstalling” op het internet. Drie gemeenteraadsleden van Newcastle City waren van bij het begin bij het project betrokken; zij schreven de inleiding bij de tentoonstelling, die daardoor in een sociaal kader werd geplaatst. De staf van het museum zorgde voor de uiteindelijke vormgeving van de tentoonstelling en voegde bijkomende informatie toe over de site en de voorwerpen, in samenwerking met de archeoloog van het graafschap. Het project maakte gebruik van de laatste technologische snufjes om het verleden toegankelijk te maken. Het bracht een digitale bron tot stand die niet alleen een hulpmiddel is voor het onderwijs aan de plaatselijke schoolkinderen van nu en later maar ook de geschiedenis van een klein stukje Newcastle onder de aandacht brengt van een veel ruimer publiek. Alle betrokkenen hielden er een band met de geschiedenis van hun woonplaats aan over en leerden hoe een museumverzameling erin kan slagen het verleden weer tot leven te brengen. Hopelijk hebben de leerlingen die meegewerkt hebben aan ‘Benwell: centrum van de wereld’, belangstelling ontwikkeld voor musea, plaatselijke geschiedenis en de mogelijkheden van het internet als een middel om informatie te verspreiden. De methode die ontwikkeld werd voor ‘Benwell: centrum van de wereld’ kreeg navolging in een aantal ICT-projecten die werden opgezet door het Museum of Antiquities. ‘Reticulum’ is bv. een site die gewijd is aan de Romeinen in het noorden van Engeland. Deze site is gebaseerd op het werk van First School-leerlingen van Northumberland die met het museum samenwerkten. Verdere informatie Zie http://musea.ncl.ac.uk/reticulum De site van ‘Benwell: centrum van de wereld’ is toegankelijk via de website van Museum of Antiquities: www.ncl.ac.uk/antiquities/ 99
VIDEOCONFERENTIE: GRIEKS VIA AFSTANDSONDERWIJS door Mireille de Biasi,
[email protected] Achtergrond van het project en doelstellingen Een hoofdinspecteur klassieke talen ontwierp deze lesmethode in 2000 in de streek van Auvergne. Hij had ermee zien experimenteren in de regionale onderwijsraad van Limoges. Het werd voorgesteld aan geïsoleerde landelijke middelbare scholen met de volgende doelstellingen: leerlingen de gelegenheid bieden een weinig gekozen optievak (waar bv. een kleine klas het inzetten van een leerkracht klassieke talen niet rechtvaardigt) te volgen, hun algemene kennis te verruimen, leerlingen in geïsoleerde gebieden de kans geven met elkaar in contact te komen en ICT te leren gebruiken. Voor het vierde jaar geven geïsoleerde landelijke middelbare scholen in de streek van Puy-de-Dôme aan hun leerlingen van het derde jaar de gelegenheid het optievak Grieks te volgen door middel van een videoconferentie: leerkrachten en leerlingen werken op afstand van elkaar en maken daarbij gebruik van ICT-systemen en vooral van de videoconferentie. Zenden en ontvangen De leerkracht werkt in de school waar hij/zij is aangesteld en geeft les aan leerlingen die tientallen kilometer verwijderd kunnen zijn. Tot nu toe liepen de lestijden van verschillende klassen in verschillende scholen voor Grieks niet parallel, maar sinds 2004 kan wekelijks een uurtje lesgegeven worden aan leerlingen in twee verschillende scholen op hetzelfde tijdstip. Zo konden de zes leerlingen in Cunlhat en de acht leerlingen in Saint-Amant dezelfde les volgen op hetzelfde ogenblik. Dit bevordert de interactie tussen de twee groepen. Uitrusting Alle scholen die aan het project deelnemen moeten een televisietoestel bezitten en apparatuur voor een videoconferentie: een camera met afstandsbediening, een tweerichtingsmicrofoon en een computer voor de leerkracht en één voor elke leerling. In Franse geïsoleerde landelijke gebieden is er nog geen breedbandinternet. Er zijn dus twee digitale telefoonlijnen nodig (één voor de video en één voor het internet). Het cursusmateriaal is gebaseerd op een elektronisch handboek: dit instrument wordt beschreven in een andere casestudie. Opstelling van het materiaal in de klas Alle leerlingen zitten voor de camera en het televisietoestel waarop ze hun leerkracht kunnen zien en horen. Elke leerling zit aan een computer en een map waarin hij/zij zowel handgeschreven als geprinte documenten kan klasseren. Over het algemeen bezitten de meeste leerlingen geen eigen computer thuis om er het elektronisch handboek te installeren. In scholen met beperkte financiële middelen kan het gebeuren dat de leerlingen computers moeten delen (het scherm moet dan voor alle gebruikers goed zichtbaar zijn). De leerkracht beschikt over een bord waarop kan ingezoomd worden, zodat het voor de leerlingen duidelijk leesbaar is. Toezicht op plaatselijk niveau Tijdens de lessen staan de leerlingen onder toezicht van een volwassene, zowel omwille van de veiligheid als om technische redenen. Deze persoon controleert of de leerlingen het materiaal op de geëigende manier gebruiken en probeert eventuele technische storingen te verhelpen (verbinding valt uit, klank, beeld, computer valt uit,…). Hij/zij houdt toezicht tijdens toetsen en drukt documenten af. Hij/zij helpt de leerlingen om de opdrachten van de leerkracht op afstand te begrijpen: het gaat immers over zelfstandig werk. Deze persoon moet ook de leerkracht op afstand inlichten over het reilen en zeilen in de school. Meestal betreft het een studiemeester van de school. 100
Problemen van lessenroosters Leerlingen van het derde middelbaar mogen met Grieks beginnen a rato van drie lessen per week. Het opstellen van lessenroosters voor zo’n cursus is onderworpen aan zeer strikte regels. Directeurs (of hun gemandateerden) moeten er rekening mee houden dat elke leerkracht verantwoordelijk is voor verschillende scholen. Ze moeten dus overleg plegen en het eens worden over de lessentabellen. Mijn school is de middelbare school van Trémonteix bij Clermont-Ferrand maar ik geef ook les op afstand in de scholen van Cunlhat en Saint-Amant. In mijn geval moeten dus drie directeurs hun fiat geven voor mijn lessenrooster. Organisatie van de lessen Tijdens enkele van de drie lessen van 50 minuten werken leerkrachten en leerlingen samen en gebruiken daarbij videopresentatie en het elektronisch handboek. Bij andere gelegenheden werken de leerlingen zelfstandig en gebruiken daarbij uitsluitend het elektronisch handboek (dit wordt beschreven in een andere casestudie). De rol van de leerkracht op afstand buiten de lesuren Pedagogisch ■ bezorgt digitale cursus (elektronisch handboek); ■ bepaalt nauwkeurig hoe de lessen moeten verlopen; ■ bezorgt methodologische bestanden om de leerlingen te helpen om basiscompetentie te verwerven in B2i (Brevet Informatique et Internet), die noodzakelijk is voor deze manier van les volgen; ■ verbetert de bestanden die de leerlingen maken; ■ houdt contact met de leerlingen via e-mail, zelfs buiten de lestijden; ■ plaatst zijn/haar digitale cursus op collectieve werkplatforms voor andere leerkrachten. Technisch ■ evalueert de ontwikkelingen in ICT; ■ leert alle mogelijke technische problemen en pannes oplossen omdat er bv. in een deelnemende school geen technische ondersteuning beschikbaar is. De rol van de leerkracht op afstand tijdens de lesuren Tijd waarin er contact is met de leerlingen ■ ■
bereidt alle documenten voor die tijdens de les naar de leerlingen zullen doorgestuurd worden; verzekert zich van de medewerking van elke leerling, zodat niemand toeschouwer wordt. Interactiviteit is essentieel: de leerling moet de gelegenheid hebben om welk probleem dan ook aan de leerkracht te melden. De leerling moet in staat zijn aan de leerkracht en aan de hele groep om het even welk element van tekst of afbeelding te tonen en moet altijd de eigen notities kunnen voorleggen (handgeschreven notities, oefeningen).
Tijd waarin er geen contact is met de leerlingen opdrachtenlijsten maken voor de leerlingen voor de uren dat ze zelfstandig werk doen: oefeningen, documentatie opzoeken, toetsen en examens voorbereiden; ■ contact houden met leerlingen per e-mail om hen voortdurend steun te bieden bij de leerstof, hun vorderingen op de voet te volgen en hen bestanden door te sturen. ■
101
De leerkracht op afstand bewijst zijn/haar betrokkenheid inzake evaluatie door: de punten via e-mail door te sturen; deel te nemen aan leraarsvergaderingen en ouderavonden via videoconferentie; ■ de opvoedingsprojecten van de school op afstand te volgen; ■ samen te werken met leerkrachten van andere vakken en nieuwe leerlingen te ontmoeten via video; ■ onderwijs op afstand in de praktijk te brengen en competentie in B2i te bewijzen. ■ ■
Bedenkingen na drie jaar ervaring Het project betekende een grote uitdaging voor de betrokken leerkrachten. Ze kregen geen specifieke opleiding en toen het programma van start ging, konden ze niet terugvallen op langdurige ervaring op het vlak van afstandsonderwijs (bv. het elektronisch handboek). De belangrijkste eigenschap die vereist is, is dus veel geduld en het verlangen om eigen lesmethodes te ontwikkelen. Omgaan met materiaal voor een videoconferentie is erg gemakkelijk. Wat de computer betreft: de leerkracht moet een tekstverwerker kunnen gebruiken en documenten kunnen produceren in alle vormen, maten en gewichten; moet ook weten hoe men moet omgaan met een Grieks lettertype en hoe men digitale beelden bewerkt; moet kunnen e-mailen en surfen. Deze manier om lessen Grieks te volgen vereist geen speciale ICT-competenties van de leerlingen. Problemen die zich hebben voorgedaan ■ technische problemen die te wijten waren aan het uitvallen van de verbinding en complicatie bij computergebruik (om die te verhelpen is het belangrijk dat er aan beide kanten een telefoon is); ■ keuze van de klas: de beste oplossing is een geluiddichte klas om de kwaliteit van de klank te verhogen; een gewone klas kan volstaan als er verschillende microfoons voorhanden zijn; ■ de teams van scholen op afstand beschouwen de leerkracht op afstand zelden als een volwaardig medelid (bv. bij leraarsvergaderingen en ouderavonden of als het gaat om uitwisseling van informatie over het dagelijkse leven op school). Correcte communicatie tussen de leerkracht op afstand enerzijds en het schoolteam en de administratie anderzijds is een voorwaarde voor succes. Het is essentieel voor leerkrachten op afstand om samen te werken als een team. Ze kunnen hun ervaringen uitwisselen, technische en onderwijsproblemen oplossen en handboeken e.d. samenstellen. In de onderwijsraad van Clermont-Ferrand zijn er twee leerkrachten die Grieks op afstand geven in vier verschillende scholen. We hebben vier jaar lang meermaals per week informatie uitgewisseld over onze aanpak. Het elektronische handboek aan het begin van dit hoofdstuk is de vrucht van die samenwerking (zie pagina 62).
102
Besluit Het gebruik van ICT om Grieks te geven is een manier om het gebrek aan cultureel aanbod in geïsoleerde landelijke middelbare scholen te ondervangen. Afgezien van het feit dat de leerlingen Grieks leren, ontwikkelen ze ook ICTvaardigheden en leren ze zelfstandig studeren. Concrete ontmoetingen tussen leerkracht en leerlingen zijn evenwel af en toe noodzakelijk en verlopen zeer hartelijk. Er zijn er drie per jaar (september, februari en eind mei) en ze hebben plaats waar er ook culturele activiteiten mogelijk zijn, zoals een museumbezoek en ontmoetingen met plaatselijke ambachtslui om een vergelijking te kunnen maken tussen de oude en de moderne keramische kunst en beeldhouwkunst. Het B2i (Brevet Informatique et Internet) is een certificaat van competentie in ICT dat Franse leerlingen moeten verwerven in de eerste vier jaar van hun middelbaar. Sommige van deze competenties zouden ze evenwel al in het basisonderwijs kunnen verwerven.
103
WEBQUEST: STILLE GROOTSHEID EN EDELE EENVOUD… door Elisabeth Nedergaard,
[email protected] Wat een WebQuest is, kon je al lezen in hoofdstuk 2 (“Opzoeken op het internet: WebQuest”). Deze casestudie behandelt een WebQuest over de verschillende percepties van de oudheid in de eerste helft van de 19e eeuw en hun afspiegeling in de kunst van die periode, meer bepaald in de zogenaamde Gouden Eeuw van Deense kunst, zie http://fc.nrsbgym.dk/~en/old/Webquest/St_st_ startside.htm De titel van de WebQuest is “Stille Storhed” (stille grootsheid), naar de woorden die Johann Joachim Winckelmann gebruikte om het wezenlijke van de Griekse beeldhouwkunst in het algemeen en van de Laocoöngroep in het bijzonder te vatten: “Stille Grösse und edle Einfalt”. De WebQuest in kwestie was opgevat als onderdeel van een opdracht voor de Deense nascholing over het pedagogisch gebruik van ICT, “Gymnasie-it”, zie www.gymnasie-it.dk. Het doelpubliek zijn leerlingen van het laatste jaar middelbaar die een gezamenlijk project opzetten dat de vakken geschiedenis, kunst en antieke cultuur overlapt. De WebQuest zou ook bruikbaar moeten zijn voor leerlingen die alleen antieke cultuur of Grieks volgen en voor leerlingen van het voorlaatste jaar. De WebQuest werd in de herfst van 2003 ontworpen door Elisabeth Nedergaard (antieke cultuur,
[email protected]) in samenwerking met Lone Gosvig Milling (geschiedenis,
[email protected]) en Alice Bergholt Nilsson (kunst,
[email protected]), leerkrachten aan het Noerresundby Gymnasium & HF-kursus. De WebQuest, die toegankelijk is gemaakt op het internet, bestaat uit de volgende delen of bouwstenen (zie ook het artikel over WebQuest in hoofdstuk 2): 1. titelpagina (“Startside”); 2. inleiding (“Introduktion”); 3. taakomschrijving (“Hovedopgave”); 4. procesbeschrijving (“Processen”), en in dit verband een werkblad (“Opgaveark”); 5. instructies in verband met evaluatie (“Evaluering”); 6. besluit (“Konklusion”); 7. blad voor de leerkracht (“Laererens side”). De titelpagina dient alleen om een overzicht te geven van de verschillende onderdelen van de WebQuest en om de algemene titel te geven. De inleiding vertelt de leerlingen over de werking van de WebQuest in verband met het in de klas behandelde onderwerp. Ze somt op welke voorkennis de leerlingen al zouden moeten hebben om over te gaan naar de evaluatie van de neoklassieke perceptie van de oudheid. Ze zouden al geoefend moeten zijn in het herkennen van Griekse kunst van verschillende periodes en de meesterwerken bestudeerd moeten hebben, zoals de Doryphoros van Polykleitos, de Apoxyomenos van Lysippos en de Laocoöngroep uit de Vaticaanse musea. De taakomschrijving geeft het allesomvattende doel van de WebQuest: dat de leerlingen vertrouwd raken met de perceptie van de oudheid in de neoklassieke periode en in staat zijn dit in een bredere context te plaatsen op basis van wat ze voordien over deze periode geleerd hebben. Men zou dan de vraag kunnen stellen of iedere periode van de geschiedenis een beeld van de oudheid gebruikt om zijn belangen te dienen en dan vragen wat de functie van de oudheid vandaag is. De leerlingen 104
krijgen de opdracht naar de procesbeschrijving te gaan, het blad met de opdrachten te vinden en de verschillende vragen op te lossen om tot een algemeen begrip van het onderwerp te komen. De procesbeschrijving geeft de leerlingen de verschillende soorten opdrachten in WebQuest en wat er van hen verwacht wordt. Ze worden ingelicht dat de sleutels tot de oplossing van elke opdracht te vinden zijn op het werkblad. Alle leerlingen zullen aan vijf dezelfde opdrachten werken omdat de WebQuest opgevat is als een kortlopende WebQuest (drie lessen van 95 minuten, de gezamenlijke eindbespreking inbegrepen). De eerste vier opdrachten moeten door de leerlingen per twee beantwoord worden en in de volgorde van het blad. Elke opdracht is onderverdeeld in kleinere secties die bestaan uit opzoekwerk, denkvragen of analysevragen. De allesomvattende interpretatie van het onderwerp (= opdracht 5) moet plaatsvinden in klasverband en is gebaseerd op de resultaten van het paarsgewijs werken aan de eerste vier opdrachten. In de procesbeschrijving hebben de leerlingen gelezen dat, als ze om één of andere reden de antwoorden voor de eerste vier opdrachten niet allemaal binnen het bestek van de eerste twee lessen gevonden hebben, ze de antwoorden thuis en alleen moeten aanvullen als huiswerk ter voorbereiding van de slotles. Het werkblad geeft de vijf opdrachten en hun onderverdelingen. Voor elke onderverdeling wordt de soort vraag meegedeeld en worden één of meer bronnen (websites) gegeven om het antwoord te vinden. Het werkblad bestaat in een Word-versie en in een html-versie: http://fc.nrsbgym.dk/~en/old/Webquest/St-st_opgaver_Word.doc http://fc.nrsbgym.dk/~en/old/Webquest/S000BE849.-1/St_st_opgaveark_web.htm?WasRead=1. De vijf opdrachten zijn de volgende: 1. achter neoclassicisme: de esthetische discussie in de jaren 1700 (acht kleinere vragen over Winckelmann en Lessing); 2. de oudheid in de beeldhouwkunst van de gouden eeuw (drie vragen over de Deense beeldhouwer Bertel Thorvaldsen, één over Winckelmann’s ideeën over de Apollo Belvedere, één over de latere reactie op het neoklassieke idealisme: “Wij, kunstenaars, mogen niet langer zoals Thorvaldsen in Rome zitten en de oudheid nabootsen...”, gezegd door beeldhouwer Niels Hansen Jacobsen, 1899); 3. de oudheid in de schilderkunst van de gouden eeuw (een vraag over de Deense schilder Nicolai Abildgaard en zijn schilderij over de gewonde Philoctetes, één over de Franse schilder JacquesLouis David en de Eed van de Horatii en één over de Deense schilder Martinus Roerbye die in Athene werkte kort na de Griekse onafhankelijkheidsstrijd (1833)); 4. de oudheid in de architectuur van de gouden eeuw (vier vragen over de Deense broers en architecten Christian en Theophilus Hansen, beiden werkzaam in Athene na de onafhankelijkheid in 1833 en ook betrokken bij de werkzaamheden op de Atheense Acropolis in die periode); 5. hoofdopdracht (te beantwoorden in pleno; de opdracht omvat 9 vragen om de discussie op gang te brengen). De instructies voor de evaluatie geven de leerlingen de criteria op basis waarvan hun prestatie zal beoordeeld worden. Ze worden verondersteld actief deel te nemen aan het proces en weten dat niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit van hun werk zal beoordeeld worden. Ze weten dat het niet alleen belangrijk is informatie te zoeken maar ze ook kritisch te gebruiken door van analyse via interpretatie naar het leggen van verbanden te gaan. Alleen dan kan informatie kennis worden. De conclusie stelt dat de leerlingen na de WebQuest kennis moeten verworven hebben in de neoklassieke perceptie van de oudheid en daardoor ook een beter begrip van de beeldhouwkunst, schilderkunst en architectuur van die periode. Dankzij hun werk over de neoklassieke periode zouden ze de reeds bekende kunstwerken in een breder verband moeten kunnen zien en hun functie in het hedendaagse Europa bespreken.
105
Het blad voor de leerkracht geeft algemene informatie over de WebQuest als concept en informatie over deze WebQuest in het bijzonder. Deze informatie wordt van leerkracht tot leerkracht gegeven en stemt min of meer overeen met het hoofdstuk in dit handboek over hoe je een WebQuest maakt (zie pagina 37). Toen dit hoofdstuk werd geschreven, was de WebQuest nog niet uitgetest op leerlingen. Het gebruik van de WebQuest veronderstelt een aantal computers met een internetverbinding voor de helft van de betrokken groep leerlingen (één computer per twee leerlingen). Het duurde verschrikkelijk lang om de WebQuest te maken en de juiste links te kiezen, maar het onderwerp is zo moeilijk te benaderen en het materiaal is zo moeilijk te vinden dat het geen zin zou hebben gehad om de leerlingen gewoon te vragen vrij op zoek te gaan naar informatie op het web. Eigenlijk is WebQuest een tof concept om moeilijke onderwerpen aan te pakken of onderwerpen waarvoor niet makkelijk materiaal te vinden is op het internet. Doordat de leerkracht de controle krijgt over het zoeken naar relevante links, kunnen de leerlingen zich concentreren op het onderwerp zelf, zonder tijd te verliezen in zinloze zoektochten naar informatie.
106
107
TREFWOORDENLIJST 1st Page A level Access
software om website te bouwen / html editor, www.evrsoft.com officieel examen in het VK dat men aflegt als men 18 jaar is databasesoftware, onderdeel van Microsoft Office for pc (not Mac), www.microsoft.com Acrobat software voor gebruik van pdf-bestanden, www.adobe.com ADSL breedbandinternetverbinding Appleworks software voor algemeen gebruik, www.apple.com AQA examencommissie in het VK AS officieel examen in het VK dat men aflegt als men 17 jaar is Audacity freeware multimediasoftware om audio- en videobestanden te draaien, www.real.com Authoring system software waarmee men andere software kan ontwerpen Bestandsextensie 3 letters die gehecht worden aan een bestandsnaam, bv. ‘.doc’ Bitmap type van beeldbestand CAL Computer Assisted Learning software CIRCE A Classics and ICT Resource Course for Europe, www.circe.be CLC Cambridge Latin Course CmapTool freeware om conceptkaarten te maken, http://cmap.ihmc.us/ COLP Cambridge Online Latin Project, www.cambridgescp.com CorelDraw grafische software, www.corel.com CSCP Cambridge School Classics Project CUP Cambridge University Press Desktop een computer ontworpen om op een bureau te staan; kan ook begrepen worden als het scherm van een computer dat de gebruiker ziet Dreamweaver software om website te bouwen / html editor, www.macromedia.com DTP desktop publishing e-boek document dat op elke computer kan gelezen worden Eudora freeware voor e-mail, www.eudora.com Excel software voor werkblad, onderdeel van Microsoft Office, www.microsoft.com FileMaker Pro databasesoftware voor Mac, www.apple.com Firefox internetbrowser en html editor, www.mozilla.com Freeware gratis software, ook al kunnen sommige gebruiksvoorwaarden van toepassing zijn Front Page software om website te bouwen / html editor, www.microsoft.com FTP File Transfer Protocol, software om bestanden op het internet te plaatsen GCSE officieel examen in het VK dat men aflegt als men 16 jaar is gif gecomprimeerd type van beeldbestand Gif Animator freeware voor grafische bestanden, www.tucows.com Google bekendste zoekmachine voor het internet, www.google.com Gnomemeeting software voor samenwerking en conferentie, www.gnomemeeting.org/ Hot Potatoes software om quizzen te maken, gratis voor staatsinstanties en scholen, http://web.uvic.ca/hrd/halfbaked/index.htm HTML Hypertext Mark Up Language, gebruikt voor websites en webpagina’s ICT informatie- en communicatietechnologie IL Independent Learner (vrije leerling) Impress presentatiesoftware, onderdeel van Star Office of Open Office, www.sun.com of www.openoffice.org/ Inspiration software om conceptkaarten te maken, www.inspiration.com/freetrial/index.cfm Internet Explorer browser en html editor, www.microsoft.com Irfan View freeware voor grafische bestanden, www.irfanview.com/ ISP Internet Service Provider 108
jpeg LAN Laptop Mac Mail Media Player
gecomprimeerd type van beeldbestand Local Area Network draagbare computer computer die gebouwd is door Apple e-mailsoftware van Apple, www.apple.com multimediasoftware van Microsoft om audio- en videobestanden te draaien, www.microsoft.com Microsoft softwaregigant, www.microsoft.com Mozilla browser en html editor, www.mozilla.com Netmeeting software voor samenwerking en conferentie, www.microsoft.com/windows/netmeeting/ Netscape browser en html editor, www.netscape.com OCR examencommissie in het VK OHP overheadprojector Open Office open source office freeware, www.openoffice.org Opera browser en html editor, www.opera.com Outlook Express e-mailsoftware van Microsoft, www.microsoft.com Paintshop Pro grafische software, www.corel.com pc Personal Computer, met meestal Microsoft Windows-besturingssysteem pdf document dat op elke computer kan gelezen worden PDF 995 freeware om pdf-bestanden te maken, www.software995.com Perseus Een digitale bibliotheek voor de studie van de oudheid, met teksten in het Latijn en het Grieks, www.perseus.tufts.edu PHI Packhard Humanities Institute, een gegevensbank met Latijnse teksten, e-mail:
[email protected] Photoshop grafische software, www.adobe.com PIP Platform Independent Perseus; gegevensbank op cd-rom van Griekse teksten, sites en voorwerpen, Yale University Press, www.yalebooks.co.uk/yale/default.asp PowerPoint presentatiesoftware, onderdeel van Microsoft Office, www.microsoft.com Quicktime multimediasoftware van Apple om audio- en videobestanden te draaien, www.apple.com QuizFaber freeware om quizzen te maken, www.lucagalli.net Reader Studio freeware om pdf-bestanden te maken, www.planetebook.com Real Player multimediafreeware om audio- en videobestanden te draaien, www.real.com Romaanse taal taal die in essentie van het Latijn is afgeleid Shareware software die gratis mag uitgetest worden maar betaald moet worden als je hem blijft gebruiken Software computerprogramma Rekenblad wiskundig blad met tabellen Star Office gratis office software, www.sun.com TLG Thesaurus Linguae Graecae, een gegevensbank van Griekse teksten, www.tlg.uci.edu URL Uniform Resource Locator (internetadres dat gewoonlijk begint met http://www) Virus programma dat ontworpen is om binnen te dringen in een computersysteem en daar schade toe te brengen Winasks freeware om quizzen te maken, www.winasks.com/20 Windows Microsoft-product dat het besturingssysteem is voor de meeste computers Word tekstverwerker, onderdeel van Microsoft Office, www.microsoft.com WordPerfect tekstverwerker, onderdeel van WordPerfect Office www.corel.com Works softwaresuite voor algemeen gebruik voor tekstverwerking, rekenbladen en presentaties 109
DE CIRCE-PARTNERS DE COÖRDINATOR H ET G EMEENSCHAPSONDERWIJS Adres Internationalisering E. Jacqmainlaan 20 B - 1000 Brussel BELGIË T +32 2 790 96 61 F +32 2 790 97 97 Contactpersonen: Veerle De Troyer, Jens Vermeersch
[email protected];
[email protected] www.gemeenschapsonderwijs.be/europa Beschrijving Het Gemeenschapsonderwijs is een Vlaamse Openbare Instelling die optreedt als inrichtende macht voor het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Het Gemeenschapsonderwijs waarborgt de vrije keuze van ouders en kinderen op kwaliteitsvol en open onderwijs in Vlaanderen en Brussel. Het richt zich op de totale ontwikkeling van de persoon en wil kinderen en jongeren opvoeden tot vrije, mondige mensen die stevig in hun schoenen staan in een moderne samenleving. Het Gemeenschapsonderwijs stelt leerwinst centraal en kiest voor een democratisch bestuur. De centrale administratie en de pedagogische begeleidingsdienst staat ten dienste van 773 instellingen verdeeld over 28 scholengroepen, met meer dan 27.000 personeelsleden en 166.000 leerlingen.
110
DE PARTNERS N OERRESUNDBY G YMNASIUM Adres Studievej 14 9400 Noerresundby DENEMARKEN T + 45 98 17 28 33 F + 45 98 17 29 07 Contactpersoon: Elisabeth Nedergaard,
[email protected] www.nrsbgym.dk Beschrijving Het Noerresundby Gymnasium is een van de vier scholen voor algemeen hoger secundair onderwijs in de streek van Aalborg (de vierde stad van Denemarken). Ze werd gesticht in 1962 en telt ongeveer 650 leerlingen en 90 leerkrachten. De leerlingen komen zowel uit de stad als uit de meer landelijke gebieden ten noorden van Noerresundby. De school heeft een sterke traditie van klassieke talen: elk jaar zijn er leerlingen die Latijn en Grieks van niveau A volgen. Ze heeft de reputatie vernieuwend te zijn, vooral in het gebruik van ICT. Elisabeth Nedergaard geeft les aan het Noerresundby Gymnasium sinds 1995. C OLLÈGE T RÉMONTEIX Adres Rue Jean Monnet 63100 Clermont-Ferrand FRANKRIJK T +33 4 73 19 27 50 F +33 4 73 19 27 59 Contactpersoon: Mireille de Biasi,
[email protected] www3.ac-clermont.fr/etabliss/tremonteix www.educnet.education.fr/musagora/default.htm Beschrijving Het Collège Trémonteix is een openbare school voor secundair onderwijs van 496 leerlingen tussen 11 en 15 jaar. Latijn en Grieks worden er van het tweede tot het laatste jaar als optievakken gegeven. Het aantal leerlingen dat klassieke talen volgt, varieert, maar in 2005-2006 waren er 21 twaalfjarigen, 27 dertienjarigen en 34 veertienjarigen die Latijn volgden en 37 veertienjarigen die Grieks volgden. Musagora is een project dat gefinancierd wordt door het Franse Ministerie van Onderwijs. Een groep leerkrachten van verschillende ‘académies’ is verantwoordelijk voor de volgende opdachten: pedagogisch materiaal creëren voor het onderwijs van klassieke talen in secundaire scholen, pedagogische strategieën ontwikkelen voor het gebruik van ICT en dit gebruik promoten als een middel om samenwerking tussen leerkrachten klassieke talen in Frankrijk en Europa te bewerkstelligen. 111
CTI R ESEARCH A CADEMIC C OMPUTER T ECHNOLOGY I NSTITUTE Adres 11 Akteou street 118 51 Athene GRIEKENLAND T +30 10 34 16 220 F +30 10 34 16 250 Contactpersoon: Haralampos Tsaknakis,
[email protected]; www.cti.gr Beschrijving Het Academic Research Computer Technology Institute (CTI) is een non-profitorganisatie onder de voogdij van het Griekse Ministerie van Onderwijs. Het CTI houdt zich voornamelijk bezig met onderzoek en ontwikkeling van ICT en het geven van aan ICT gerelateerde adviezen aan de Griekse staat. Het instituut spant zich sterk in om ICT in te voeren en te laten gebruiken in Griekse scholen; het begeleidt scholen bij de aankoop van hardware, leidt leerkrachten op, ontwikkelt educatieve software en aanverwant materiaal en voorziet in hulp voor scholen. Het CTI is een stuwende kracht achter de ontwikkeling en toepassing van grootschalige programma’s waarbij meer dan 10.000 scholen en 100.000 leerkrachten over het hele land betrokken zijn. Hoofdbekommernis is de ontwikkeling van nieuwe methodes om het onderwijsproces voor alle betrokkenen te verbeteren door de integratie van nieuwe technologieën.
SSIS/CIRD U NIVERSITÀ
DEGLI
S TUDI
DI
C AGLIARI
Adres v. Cino da Pistoia, 20 09128 Cagliari ITALIË T +39 070 401 591 F +39 070 401 224 Contactpersoon: Annarella Perra,
[email protected] www.ssiscagliari.it Beschrijving Zowel CIRD als SSIS zijn departementen van de universiteit van Cagliari. Het CIRD is een departement voor onderzoek op het vlak van onderwijs; het organiseert bijscholingen voor leerkrachten in alle onderwijssectoren. Het SSIS biedt gespecialiseerde postgraduaatopleidingen aan voor leerkrachten van het hoger secundair onderwijs en opleidingen voor toekomstige leerkrachten, bestaande uit een gespecialiseerde studie van 2 jaar en stages in scholen.
112
M EDUSA C OURSES
FOR
ICT T RAINING
Adres 65A St Helen’s Gate Pocklington East Yorkshire YO42 4SY ENGELAND T +44 1604 88 01 19 Contactpersoon: Julian Morgan,
[email protected] www.j-progs.com Beschrijving Medusa is de merknaam waaronder Julian Morgan leraars klassieke talen toont hoe ze met succes ICT kunnen gebruiken. Het werk van Medusa wordt gesteund door de Joint Association of Classical Teachers. De bedoeling is leerkrachten te helpen bij het testen en evalueren van nieuwe technologieën om het onderwijs van klassieke talen in het VK te ondersteunen. Medusa biedt opleidingen aan in het gebruik van Perseus-software op cd-rom en op het internet, in samenwerking met Yale University Press (VK) en het Perseus Project (VSA). Het werk van Medusa is toegespitst op het optimaal aanwenden van gratis internetbronnen en van verschillende commerciële producten, waaronder software van Centaur en J-PROGS.
113
OVER HET PROJECT Administratieve coördinatie Veerle De Troyer, Jens Vermeersch en Katrien Lehouck (Gemeenschapsonderwijs, Internationalisering) Inhoudelijke coördinatie: Veerle De Troyer Eindredactie Nederlandse versie: Veerle De Troyer Eindredactie Engelse versie: Julian Morgan CIRCE-team Mireille de Biasi, Veerle De Troyer, Julian Morgan, Elisabeth Nedergaard, Annarella Perra, Efi Politopoulou, Haralampos Tsaknakis, Jens Vermeersch Auteurs die een bijdrage hebben geleverd: Mireille de Biasi, Robin Delisle, Steffan Griffiths, Jacques Julien, Marc Knecht, Chris Lord, Julian Morgan, Elisabeth Nedergaard, Wilf O’Neill, Andrew Parkin, Annarella Perra, Sylvie Royo, Tony Smith, Sophie Van Esch, Jens Vermeersch Andere bijdragen komen van: Alfred Reitermayer (AU), Joeri Facq, Justin Van Moer, Josette Donné (BE), Hans Joachim Glücklich, Ivo Gottwald (DE), Lars Kirkegaard, Hanne Leervad (DK), Vasileios Fyntikoglou, Potamousi Paraskevi (GR), Lucia Baiocchi, Marina Fiori, Stefano Gorla, Simonetta Partolino, Martina Pinna (IT), Francisco de Oliveira (PO), Malcolm Garden, Brenda Gay, Will Griffiths, Andrew Johnson, Peter Taylor (UK). Met advies van Valentijn Van Hooteghem. Vertalers Roberto Cuccu (Italiaans), Marc Knecht (Nederlands), Hélène Piquemal (Frans), Andreas Thiel (Duits), George Trigas (Grieks) Taalnazicht: Hélène De Keyser Website: www.circe.be Lay-out: Bart Vliegen Uitgever: Het Gemeenschapsonderwijs Wettelijk depot D/2006/8479/4 ISBN 90-806-3099-3 Als je vragen hebt over dit boek of het project dat aan het boek ten grondslag ligt, stuur ze dan naar Veerle De Troyer: Het Gemeenschapsonderwijs Internationalisering Emile Jacqmainlaan 20, B-1000 BRUSSEL Tel.: + 32 2 790 96 61 / Fax: + 32 2 790 97 97 E-mail:
[email protected] www.gemeenschapsonderwijs.be 114
FOTOVERANTWOORDING Veerle De Troyer, Jens Vermeersch: 11, 12, 26, 39, 49, 50, 56, 59, 60 Julian Morgan: 8, 94, 107 Mireille de Biasi: 103 De foto op pagina 61 is gepubliceerd met de vriendelijke toelating van het Gallo Romeins Museum van Tongeren (België)
Met de financiële steun van de Europese Commissie in het kader van het Socrates Comenius programma. Comenius 2.1-project CIRCE N°:112066-CP-1-2003-1-BE-COMENIUS-C21. De inhoud van dit project reflecteert niet noodzakelijk het standpunt van de Europese Commissie, noch is de Europese Commissie er op enige wijze verantwoordelijk voor.
115
116