Speciale bijlage bij het driemaandelijks tijdschrift Accountancy&Tax
www.iec-iab.be | Nr. 3/4
IAS 17 Leaseovereenkomsten
AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB L I V O R N O S T R A AT 4 1 – B E - 1 0 5 0 B R U S S E L
IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen
Inhoud Accountancy&Tax
3
Inleiding De analyses van de werkgroep “IAS/IFRS – Fiscaliteit” van het IAB: vervolg
8
IAS 17 Leaseovereenkomsten
Speciale bijlage bij het driemaandelijks tijdschrift Accountancy&Tax Nr. 3/4 ADMINISTRATIE EN REDACTIE
IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel Tel: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 e-mail:
[email protected]
26
IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen
39
Bijlage: Indicatieve lijst van de monetaire en niet-monetaire posten
REDACTIECOÖRDINATOR
M. Tilmant e-mail:
[email protected] SAMENSTELLING VAN DE WERKGROEP
B. Bruggeman, A. Claes, M. Claes, J.-M. Cougnon, N. De Beule, J. De Blay, G. Delvaux, R. Lassaux, P. Raxhon, I. Richelle, P. Rottiers, R. Verheyen, J. Verhoeye UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Morstel www.intersentia.be Anthemis, Chemin du Cyclotron 6, 1348 Louvain-la-Neuve www.anthemis.be ILLUSTRATOR COVER
D. Juchtmans VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
G. Delvaux, Livornostraat 41, 1050 Brussel ISSN 1375-9876 MEDEDELING VOOR DE LEZERS
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: G. Delvaux Ondervoorzitter: E. Vercammen Secretaris-penningmeester: B. Vanderstichelen Secretaris: C. Baert RAAD
Voorzitter: G. Delvaux Ondervoorzitter: E. Vercammen Leden: C. Baert, A. Bert, M. Claes, C. Cloquet, J. De Blay, I. Dierickx, M. Dumont, P. Jaillot, B. Vanderstichelen, P. Van Dievoet, J. Van Wemmel, D. Van Zegbroeck ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
INLEIDING
De analyses van de werkgroep “IAS/IFRS – Fiscaliteit” van het IAB: vervolg Jos De Blay Accountant – Belastingconsulent
Inleiding: het IAS/IFRS-debat en de imponderabilia De vraag of de IFRS-normen in Europa al dan niet moeten of mogen worden toegepast op de statutaire jaarrekeningen van ondernemingen beroert sedert enige tijd vele stakeholders. De belanghebbenden in dit verband zijn niet enkel de ondernemingen zelf, maar ook hun aandeelhouders, de schuldeisers, de fiscale overheden en, last but not least, de beroepsbeoefenaars van de boekhoudkundige en fiscale wereld. Indien Europa zou kiezen voor een al dan niet verplichte veralgemeende invoering van de IFRS-normen voor de opstelling van de statutaire jaarrekeningen van ondernemingen rijzen twee belangrijke vragen: • Zullen deze boekhoudregels, die van Angelsaksische oorsprong zijn, in de toekomst moeten worden toegepast op de statutaire jaarrekeningen van alle ondernemingen of zal hun toepassing beperkt blijven tot beursgenoteerde of grote ondernemingen? En wat zijn grote ondernemingen?; • Moet of kan de nauwe connexiteit tussen het boekhoudrecht en het fiscaal recht in België in dergelijk geval bewaard blijven?
1
Binnen het korte bestek van dit artikel en gezien de IAB-werkgroep “IAS/IFRS-Fiscaliteit” nog niet toe is aan een eindconclusie, wordt op deze vragen (nog) geen uitgebreider antwoord geformuleerd. In Europa is momenteel een debat aan de gang, dat onderhevig is aan een aantal imponderabilia. De inleidende artikelen bij de analyses die in 2006 zijn gepubliceerd, hebben trouwens het antwoord op voornoemde vragen reeds vanuit een aantal oogpunten belicht. Dat de vraagstellingen op zich meer dan relevant zijn en het antwoord erop een grondige reflectie vereist, is overduidelijk gebleken uit de eerder gepubliceerde analyses van een vijftal IFRS-normen1 die werden vergeleken met het Belgische boekhoudrecht met aanduiding van belangrijke verschilpunten en de mogelijke fiscale impact. De werkgroep “IAS/IFRS-Fiscaliteit” van het IAB wil in 2007 dieper ingaan op de gestelde vragen.
1. Schets van de recente evolutie binnen Europa Om te bewijzen dat de materie in beweging is, blikken we in dit stadium even terug op recente ontwikkelingen binnen Europa.
Accountancy&Tax, nr. 3/2006 en 4/2006 – speciale bijlagen nr. 1/4 en 2/4.
Speciale bijlage –
3/4
3
INLEIDING
1.1. Eerste Moderniseringsrichtlijn Zoals reeds besproken in de vorige speciale bijlage bij Accountancy&Tax2 staat Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement3 en van de Raad van 18 juni 2003 ter aanpassing van de geldende communautaire boekhoudkundige richtlijnen, de lidstaten toe hun nationaal boekhoudrecht af te stemmen op de IAS/IFRS-standaarden. Voorlopig heeft België gekozen voor een minimalistische omzetting van deze eerste Moderniseringsrichtlijn in het Belgisch recht door de ondernemingen niet toe te laten of te verplichten hun statutaire jaarrekeningen op te stellen en te publiceren met toepassing van de IFRSnormen. De beslissing van België loopt daarmee trouwens in lijn met de keuze die de meeste lidstaten van de EU in dit verband hebben gemaakt.
1.2. Tweede Moderniseringsrichtlijn
België in lijn met de keuze gemaakt door de meerderheid van de lidstaten van de EU Verwacht wordt dat de Belgische wetgever deze nieuwe modaliteiten zal implementeren in het nationale recht.
Europa heeft na 2003 niet stilgezeten: op 14 juni 2006 werd een nieuwe Richtlijn aangenomen die in hoofdzaak de Vierde Richtlijn van 25 juli 19784 en de Zevende Richtlijn van 13 juni 19835 op talrijke punten wijzigt.6 De lidstaten krijgen tot 5 september 2008 de tijd om deze tweede Moderniseringsrichtlijn om te zetten in het nationale recht. Hierbij hebben een viertal nieuwigheden op het vlak van het jaarrekeningenrecht onze aandacht getrokken. Vooreerst worden de drempels voor de definitie van kleine vennootschap en kleine groep aangepast. Volgens de nieuwe regeling kunnen de lidstaten voor kleine vennootschappen:
2
• het minimum balanstotaal optrekken tot 4 400 000 euro; en • de netto-omzet verhogen tot 8 800 000 euro. Voor kleine groepen wordt het respectievelijk • 17 500 000 euro voor balanstotaal; en • 35 000 000 euro voor netto-omzet.7
Een tweede vernieuwing is dat lidstaten voortaan kunnen bepalen dat de financiële instrumenten worden gewaardeerd overeenkomstig de door de Europese Commissie goedgekeurde IAS/IFRS-normen.8 Dit houdt een uitbreiding in van de door de Werkelijke Waarde Richtlijn9 voorziene regeling inzake de waardering van sommige financiële instrumenten tegen hun werkelijke waarde. In een derde item, eveneens in het verlengde van IAS/ IFRS, wordt de minimuminhoud en de toelichting bij de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening uitgebreid. Nieuwe verplichtingen worden opgelegd inzake
J. DE BLAY, “De analyses van de werkgroep “IAS/IFRS – Fiscaliteit” van
consolideerde jaarrekening, 86/655/EEG van de Raad betreffende de
het IAB: vervolg”, Accountancy&Tax, nr. 4/2006 – speciale bijlage nr. 2/4,
jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere
p. 3-6.
financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaar-
3
rekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsonderne-
Bedoeld wordt de Europese Richtlijn 2003/51/EG van 18 juni 2003 ter
modernisering van de jaarrekeningenrichtlijnen, PB. EU van 17 juli 2003,
mingen, PB. I., 2006, 224/1.
nr. L 178, p. 16 e.v., verder in de tekst geciteerd als de eerste Moderni-
7
seringsrichtlijn.
8
Nieuw artikel 42bis, lid 5bis van de Vierde Richtlijn.
4
9
De zogenaamde Fair Value-Richtlijn: Richtlijn 2001/65/EG van het EP en
De Vierde Richtlijn van 25 juli 1978 heeft betrekking op de enkelvou-
Nieuwe artikelen 11 en 27 van de Vierde Richtlijn.
dige jaarrekening.
de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/
5
EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsre-
De Zevende Richtlijn van 13 juni 1983 heeft betrekking op de gecon-
solideerde jaarrekening.
gels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van be-
6
paalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële
Richtlijn 2006/46/EG van 14 juni 2006 tot wijziging van Richtlijnen
78/660/RRG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de ge-
4
Speciale bijlage –
3/4
instellingen, PB. I. 2001, 283/28.
INLEIDING
niet in de balans opgenomen regelingen10 en inzake transacties van de vennootschap met verbonden partijen.11
4de plaats innemen, na Frankrijk, de Verenigde Staten en Duitsland.
Tot slot wordt aan genoteerde vennootschappen de verplichting opgelegd om in hun jaarverslag over de enkelvoudige jaarrekening een verklaring inzake corporate governance op te nemen.12 Diezelfde vennootschappen zullen in hun jaarverslag over de geconsolideerde jaarrekening “een beschrijving moeten opnemen van de belangrijkste kenmerken van de interne controle- en risicobeheerssystemen van de groep met betrekking tot het proces van de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening”.13
Hoewel IAS/IFRS inzake fiscaliteit een oplossing zou kunnen bieden in de zoektocht naar een geharmoniseerde fiscale belastbare basis binnen Europa, moge het – onder meer naar aanleiding van deze academische studie – duidelijk zijn dat dit voor de individuele ondernemingen of sectoren aanleiding kan zijn tot het vaststellen van hetzij een hogere, hetzij een lagere belastingdruk. De veronderstelling dat de band tussen het boekhoudrecht en het fiscale recht bewaard zou blijven, roept trouwens onmiddellijk volgende vraag op: “Kan het fiscaal recht afhankelijk zijn van standpunten van een privé-organisme zoals de IASB, die in functie van economische ontwikkelingen evolueren?” Dit zou trouwens ook administratieve gevolgen hebben: ondernemingen, hun bestuurders, hun fiscale en boekhoudkundige raadgevers en, last but not least, de fiscale ambtenaren zouden in dergelijk geval moeten beschikken over een gedegen kennis van de meer dan 2 000 bladzijden tellende IFRSnormen.
Op de vennootschapsrechtelijke nieuwigheden vervat in deze tweede Moderniseringsrichtlijn wordt hier niet ingegaan.
2. Huidig standpunt van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen De werkgroep “IAS/IFRS – Fiscaal Recht”, opgericht in de schoot van de Belgische Commissie voor Boekhoudkundige Normen, gaat uit van het standpunt dat de nauwe band die traditioneel bestaat tussen het fiscaal recht en het statutair jaarrekeningenrecht behouden blijft. Voor meer details hierover verwijzen wij naar de vorige bijdragen in de speciale bijlagen bij Accountancy&Tax.
3. Invloed van een veralgemeende invoering van de IAS/IFRS-normen op de belastbare basis van vennootschappen Een recente academische studie14, analyseerde de gevolgen van een mogelijke convergentie tussen het nationaal boekhoudrecht en IAS/IFRS in 12 lidstaten van de EU, evenals in de Verenigde Staten. Uit deze analyse is gebleken dat de invoering van de IAS/IFRS-normen in elk der onderzochte gevallen aanleiding zou geven tot een verruiming van de belastbare basis van de ondernemingen. De gevolgen hiervan verschillen van sector tot sector. Volgens deze simulatie zou België ter zake een
Impact invoering IFRS: 4de plaats voor België Om dergelijke fiscale ongewenste consequenties te vermijden kan men natuurlijk kiezen voor het doorknippen van de traditionele nauwe band tussen het boekhoudrecht en het fiscaal recht. In dit perspectief rijst de vraag naar de noodzaak om een autonoom fiscaal recht op te stellen, evenals naar de administratieve last voor de ondernemingen om twee verschillende jaarrekeningen op te stellen, één onder IAS/IFRS en één voor de fiscale administratie. En dit terwijl Europa er volgens recente berichten juist naar streeft om de administratieve lasten van de ondernemingen tegen 2010 met 25 % te verminderen.15
10
Nieuw artikel 43, lid 1, 7bis van de Vierde Richtlijn.
and comparison using the enhanced model of the European tax ana-
11
Nieuw artikel 34, lid 7bis en 7ter van de Zevende Richtlijn.
lyzer”, Intertax 2005, Vol. 33, nr. 10 p. 414-428.
12
Nieuw artikel 46bis van de Vierde Richtlijn.
15
13
Nieuw artikel 36, lid 2, f) van de Zevende Richtlijn.
IFRS – Fiscaliteit: vervolg”, Accountancy & Tax, nr. 4/2006 – speciale bij-
14
O.H. JACOBS, C. SPENGEL, T. STETTER en C. WENDT, “EU Company
lage 2/4, p. 6.
J. DE BLAY, “IAS/IFRS – Fiscaliteit. De analyses van de werkgroep IAS/
Taxation in case of a common tax base: a computer based calculation
Speciale bijlage –
3/4
5
INLEIDING
4. Twee nieuwe analyses van de werkgroep “IAS/IFRS – Fiscaliteit” van het IAB In dit boeiende en zeer evolutieve kader hebben wij het genoegen u in deze 3de speciale bijlage twee nieuwe analyses van IAS/IFRS-normen voor te stellen, namelijk: 1. IAS 17 Leaseovereenkomsten 2. IAS 21 Wisselkoerswijzigingen Deze analyses werden opgesteld door auteurs die ook lid zijn van de werkgroep “IAS/IFRS – Fiscaliteit”. Deze werkgroep werd in 2005 opgericht in de schoot van de Commissie Belastingconsulenten, met als doel werkmiddelen ter beschikking te stellen van de leden door de analyse van een aantal IAS-normen, de vergelijking ervan met het Belgisch boekhoudrecht, het onderzoek naar discrepanties tussen de IAS/IFRS en het Belgisch boekhoudrecht en de aanduiding van de mogelijke fiscale impact van deze verschilpunten.16 Binnen het opzet van de werkgroep willen de artikels, naast de vergelijking van het IAS/IFRS-concept met het Belgisch boekhoudrecht, de aandacht van de leden vestigen op de meest opmerkelijke fiscale discrepanties tussen het Belgisch jaarrekeningenrecht en de IAS/IFRSnormen, zonder hierbij exhaustief te werk te gaan.
De definitie van lease in de Belgische grondslagen handelt niet over immateriële activa en onbebouwde terreinen. Ook vinden we in de Belgische grondslagen geen expliciete behandeling van de verwerking van de directe eerste kosten terug. De standaard IAS 17 maakt dan weer geen onderscheid tussen overeenkomsten inzake financieringshuur en overeenkomsten inzake huurkoop. De aanwezigheid van een optie om het actief te kopen heeft dus onder IAS geen invloed op voormelde principes. Wat de afschrijvingen betreft, merken we een verschillende prioriteit in beide raamwerken. De uiteindelijke verwerking kán echter simultaan verlopen. IAS 17 schrijft namelijk voor dat het actief moet worden afgeschreven over de leaseperiode als deze korter is dan de afschrijvingsperiode voor soortgelijke activa die niet worden geleased, en het niet vaststaat dat de eigendom zal worden overgedragen op het einde van de leaseovereenkomst (IAS 17.25). De Belgische grondslagen verwijzen daarentegen enkel naar de afschrijving van soortgelijke activa. Het verschil blijft beperkt daar het onder de Belgische boekhoudwetgeving ook is toegelaten om het actief af te schrijven over de leaseperiode als dit economisch kan worden verantwoord. Inzake verschillen in afschrijvingen tussen de beide boekhoudconcepten kan men ook verwijzen naar de reeds gepubliceerde analyse IAS 16: Materiële vaste activa.17
4.1. IAS 17: Leaseovereenkomsten In voorgaande analyses werd vastgesteld dat er voor een aantal belangrijke punten sterke overeenkomsten bestaan tussen beide boekhoudstandaarden. Er zijn ook een aantal opmerkelijke verschilpunten, waarvan sommige in hoofde van de leasinggever en andere in hoofde van de leasingnemer. Wat de classificatie van leasingovereenkomsten betreft, heeft het Belgisch boekhoudrecht formele regels inzake kapitaal, rente en kosten. In IAS/IFRS geldt dat vrijwel alle aan het eigendom van een actief verbonden risico’s en beloningen overgedragen worden (eigendom moet op het einde niet overgaan). Gevolg is dat het naar de hand zetten van de formele regels minder aan bod kan komen. Het is de geest van de overeenkomst die in IAS/ IFRS primeert.
16
G. DELVAUX en E. VERCAMMEN, “De kern van het debat”, Accoun-
tancy & Tax, nr. 3/2006 – speciale bijlage nr. 1/4, p. 3.
6
Speciale bijlage –
Wat roerende leasing betreft, bepaalt de 15%-grens in het Belgisch boekhoudrecht of het al dan niet een full pay out lease is. IFRS bepaalt enkel de mate waarin de aan het eigendom van een geleased actief verbonden risico’s en beloningen bij de lessor of de lessee liggen of het al dan niet om full pay out lease gaat. Het gevolg zal zijn dat onder IFRS bij een koopoptie van meer dan 15 % toch een financiële lease in aanmerking zal moeten worden genomen, zodat betalingen niet zo snel in kosten kunnen worden geboekt maar moeten worden afgeschreven. Bij onroerende leasing is er in het Belgisch boekhoudrecht geen vereiste tot eigendomsverwerving op het einde van de leaseperiode. Bij IFRS moet de eigendom van het terrein in principe op het einde van de overeenkomst overgaan op de lessee (zie IAS 17, § 1). Het gevolg daarvan zal zijn dat onder IFRS meer overeenkomsten als operationele lease kunnen worden geboekt. 17
P. ROTTIERS, “IAS 16 Materiële vaste activa”, Accountancy & Tax,
nr. 3/2006 – speciale bijlage nr. 1/4, p. 17-27.
3/4
INLEIDING
Uit het toegevoegde voorbeeld blijkt dat de gevolgen meestal beperkt blijven tot een tijdsverschil. Uiteraard is hier in voorkomend geval een financieringskost aan verbonden. De discrepanties kunnen uiteraard wel een verschil tot gevolg hebben op de mogelijkheden tot winstuitkering en belastingschuld onder de verschillende raamwerken.
4.2. IAS 21: Wisselkoerswijzigingen Bij de vergelijking van twee boekhoudstandaarden in het licht van wisselkoerswijzigingen valt op te merken dat negatieve omrekeningsverschillen in beide concepten in resultaat worden genomen. Positieve omrekeningsverschillen kunnen – vanuit het voorzichtigheidsbeginsel van het Belgisch boekhoudrecht – volgens de Belgische normen en fiscale regels worden uitgesteld. Deze afwijkende boekingsmethode van de latente positieve omrekeningsverschillen volgens de Belgische boekhoudnormen is echter niet verplicht, en de onderneming kan de Belgische boekhoudnormen aan de IFRS aanpassen. Tenslotte gaat het slechts om een tijdelijk verschil dat uiterlijk bij de realisatie van het onderliggende actief- of passiefbestanddeel wordt teruggedraaid. Er kan tevens een verschil ontstaan met betrekking tot een vordering op een dochteronderneming, die – volgens IFRS – moet worden beschouwd als deel uitmakend van de investering van de vennootschap in haar dochteronderneming. In dergelijk geval wordt het omrekeningsverschil, volgens IFRS, in het eigen vermogen geboekt en volgens de Belgische normen in resultaat genomen (tenzij het, voor latente winsten, eventueel op een overlopende rekening wordt opgevoerd). Dit verschil zal slechts fiscale gevolgen hebben als het rechtstreeks aan het eigen vermogen toegerekende omrekeningsverschil niet in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van de beweging van de belaste reserves voor fiscale doeleinden.
Tot slot stelt een studie van de CBFA vast dat Belgische beursgenoteerde bedrijven winstdefinities niet duidelijk genoeg uitleggen.18 Dat het onder IFRS ook niet al goud is wat blinkt, blijkt uit een recent gepubliceerde studie19 van de Commissie voor het Bank-, Financie-, en Assurantiewezen (website www.cbfa.be). De studie heeft betrekking op de Belgische vennootschappen waarvan de aandelen op de Belgische gereglementeerde markt, Eurolist by Euronext, genoteerd zijn en die geconsolideerde rekeningen opgesteld met toepassing van de IFRS hebben gepubliceerd. De CBFA onderzocht in deze studie 105 onder IFRS geconsolideerde jaarrekeningen van voornoemde Belgische vennootschappen en in dit verband citeren wij de CBFA-ondervoorzitter, de heer Jean-Paul Servais: “Onder Belgische boekhoudnormen moesten Belgische beursgenoteerde bedrijven hun winst- en verliesrekening volgens een duidelijk schema rapporteren. Dat was erg goed voor de vergelijkbaarheid van de resultaten. Helaas zijn de publicatievereisten onder IFRS soepeler. De internationale boekhoudstandaarden leggen geen schema op, alleen een lijst met begrippen die de rekening zeker moet bevatten”. Voor meer details verwijzen wij naar de studie zelf en het artikel in De Tijd. Aan de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen van ondernemingen onder IFRS kan dus blijkbaar toch ook nog wat worden gesleuteld.
Een gepast woord van dank Bij deze gelegenheid en vlak voor het einde van drie jaar werking in de schoot van de Raad van het IAB kan ik het niet nalaten alle auteurs en leden van de werkgroep “IAS/IFRS- Fiscaliteit” lof en dank toe te kennen voor hun voortdurende inzet, voor de geschreven artikels en voor hun bijdrage aan de maandelijkse vergaderingen van de werkgroep. De Raad wil ik danken voor de mogelijkheid die werd geboden om deze boeiende onderwerpen, die van wezenlijk belang zijn voor de toekomst van onze beroepen, voor en samen met u te bestuderen.
•
18
“Wildgroei winstdefinities maakt beleggers onder IFRS leven zuur”,
De Tijd, 27 januari 2007.
19
CBFA,”Studie over de voorstelling van de IFRS-winst- en verliesreke-
ning en de naleving van CESR-aanbeveling inzake alternatieve prestatiemaatstaven”, Studies en documenten, nr. 34.
Speciale bijlage –
3/4
7
8
Speciale bijlage –
3/4
In derde instantie worden de belangrijkste verschillen opgesomd. Tot slot wordt een voorbeeld gegeven met het moment en het bedrag van winstneming bij een onroerende leasing zowel binnen het Belgisch boekhoudrecht als bij IAS 17.
van 30.01.2001. In de kolom ernaast wordt hetzelfde gedaan voor de IAS/IFRSbehandeling op basis van IAS 17. Om het geheel overzichtelijk te houden, werd deze vergelijking beperkt.
IAS 17.2
Toepassingsgebied
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
Deze standaard mag echter niet worden toegepast als grond- 2° de gebruiksrechten op roerende goederen waarover de onslag van waardering voor: derneming beschikt op grond van leasing of soortgelij(a) door lessees aangehouden vastgoed dat administratief ke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten wordt verwerkt als vastgoedbelegging (zie IAS 40, Vasttermijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden goedbeleggingen); betaald bij optielichting indien de nemer een koopoptie (b) vastgoedbeleggingen die door lessors in lease worden bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting gegeven uit hoofde van een operationele lease (zie ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kaIAS 40); pitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd. Het (c) biologische activa die door lessees worden aangehoubedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te den uit hoofde van een financiële lease (zie IAS 41, lichten komt evenwel in aanmerking als het ten hoogLandbouw); of ste 15 % vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever (d) biologische activa die door lessors in lease worden gegein het goed heeft geïnvesteerd. ven uit hoofde van een operationele lease (zie IAS 41).
Advies 144/1, Roerende leasing – definitie, Bull. CBN, nr. 15, oktober 1984, p. 16-17 Com.IB 92, 2/56
Deze standaard moet worden toegepast bij de administra- Onder deze post worden opgenomen: tieve verwerking van alle leaseovereenkomsten met uitzondering van: 1° de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde on- Art. 95 KB W.Venn. (a) leaseovereenkomsten voor de exploratie of het gebruik roerende goederen waarover de onderneming beschikt op 30.01.2001 van mineralen, olie, aardgas en soortgelijke uitputbare grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overhulpbronnen; en eenkomsten, wanneer de contractueel te storten termij(b) licentieovereenkomsten met betrekking tot films, videonen, naast de rente en de kosten van de verrichting, opnamen, toneelstukken, manuscripten, octrooien en ook de integrale wedersamenstelling dekken van het auteursrechten. kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd;
Toepassingsgebied
IAS/IFRS
2. Belangrijkste verschillen tussen de International Financial Reporting Standard (IFRS) en het Belgisch boekhoudrecht
In eerste instantie worden de belangrijkste regels van het Belgisch boekhoudrecht schematisch opgesomd op basis van de bepalingen van het KB W.Venn.
Bedoeling van deze bijdrage is een aantal belangrijke verschillen weer te geven tussen de Belgische boekhoudrechtelijke behandeling van zowel onroerende als roerende leaseovereenkomsten en de behandeling van deze overeenkomsten in IAS 17 ‘Leaseovereenkomsten’.
1. Doelstelling
IAS 17: LEASEOVEREENKOMSTEN
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
9
IAS 17.4
IAS 17
Financiële leasing is een niet-opzegbare overeenkomst, PV 660 van 10.03.1994 meestal voor verschillende jaren, waarbij de leasingnemer aan de leasinggever een reeks van huursommen betaalt in ruil voor het gebruik van een actief. Op het einde van het contract heeft de leasingnemer de mogelijkheid het goed te kopen tegen een prijs die overeenstemt met de vermoedelijke restwaarde, de zgn. koopoptie.
Definities
Onder een operationele lease wordt verstaan, elke leaseover- Operationele leasing is een leasing waarbij de leasinggever eenkomst die geen financiële lease is. aan de huurder naast het verhuurde actief in de praktijk vaak ook producten als verzekering, onderhoud, herstelling, vervangingsmiddelen enz. ter beschikking stelt en de kosten hieraan verbonden deel laat uitmaken van het contract. Deze leaseovereenkomst is vaak een kortetermijncontract.
Een financiële lease is een leaseovereenkomst die vrijwel alle aan de eigendom van een actief verbonden risico’s en voordelen overdraagt. De eigendom kan uiteindelijk wel of niet worden overgedragen.
Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee.
Definities
a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven; b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de Com.IB 92, 61/234 overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven.
Met een in het 1° en 2° bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld, voor zover bepaald:
Met een prijs voor het lichten van de in het 2° bedoelde koopoptie, binnen de voormelde beperking van 15 %, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld van de contractueel bedongen vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te verlengen.
10
Speciale bijlage –
3/4
De definitie van een leaseovereenkomst omvat contracten voor de huur van een actief, die een bepaling bevatten die de huurder het recht geeft om de eigendom van het actief te verwerven wanneer aan de overeengekomen voorwaarden voldaan is. Deze contracten worden soms aangeduid als huurkoopcontracten.
De minimale leasebetalingen zijn de betalingen waartoe de lessee gedurende de leaseperiode verplicht is of kan worden gesteld, exclusief voorwaardelijke leasebetalingen, servicekosten en belastingen die door de lessor dienen te worden betaald of die de lessor gerestitueerd krijgt, samen met: • voor de lessee: eventuele bedragen die worden gegarandeerd door de lessee of door een met de lessee verbonden partij; of • voor de lessor: een eventuele aan hem gegarandeerde restwaarde door:
IAS 17.6
IAS 17.4
IAS/IFRS
De financiële renting heeft dezelfde kenmerken als de financiële leasing, met twee uitzonderingen. “De boekhoudkundige verwerking is identiek aan die van de operationele leasing en de aankoopoptie heeft een restwaarde van meer dan 15 %”.
Renting is het huren van een goed voor een bepaalde termijn. Het is een full pay-out overeenkomst zonder aankoopoptie. De initiële investering van de leasinggever wordt volledig terugbetaald.
Onroerende leasing betreft een overeenkomst waarbij de financier de verplichting aangaat een onroerend goed te verwerven, in te richten of te bouwen volgens de plannen door de gebruiker opgesteld. De gebruiker van zijn kant gaat de verbintenis aan dit onroerend goed te huren tegen een vaste prijs. Bij het einde van de huurperiode beschikt de gebruiker over een koopoptie. Deze aankoopoptie mag niet vervangen worden door een automatische eigendomsoverdracht.
KB BTW nr. 30 van 29/12/1992, Art. 1, Aanschrijving 73/010 van 15.03.1973. Beslissing ET77318 van 17.05.1993. Beslissing ET83388 van 06.06.1995.
Roerende leasing is een overeenkomst waarin de financier KB 55 van 10.11.1967 de verplichting aangaat een roerend goed, overeenkomstig de instructies van de huurder te verwerven of te vervaardigen, mits dit roerend goed een bedrijfsmiddel is dat uitsluitend voor beroepsdoeleinden van de huurder moet dienen. De duur van de huurtijd moet overeenstemmen met de gebruikelijke levensduur van het goed. De huurprijs moet vooraf zo vastgelegd zijn dat de waarde van het gehuurde goed over de huurtijd erdoor afgeschreven wordt. De huurder moet op het einde van het contract de kans krijgen de bedrijfsmiddelen te verwerven tegen een prijs die overeenstemt met de vermoedelijke residuwaarde.
Het is een non full pay-out lease. Dit betekent dat de huursommen de initiële investering niet compenseren. Van de operationele leasing is in de balans van de leasingnemer geen spoor te vinden.
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
11
Periodieke huurprijzen Het totale door de leasingnemer periodiek betaalde bedrag (exclusief btw) dat in de meeste gevallen samengesteld is uit een kapitaalgedeelte en een interestgedeelte.
Het geïnvesteerde kapitaal begrijpt derhalve onder meer: De directe eerste kosten zijn de marginale kosten die direct • de studiekosten (marktstudies, studiekosten van ingenizijn toe te rekenen aan de onderhandeling over en de afsluieurs, landmeters en architecten), met betrekking tot het ting van een leaseovereenkomst, behalve dergelijke kosten terrein en/of het gebouw; die gemaakt zijn door een fabrikant of handelaar die als les- • de vergoedingen van makelaars en lasthebbers tussor optreedt. sengekomen bij de aankoop van het terrein en/of het gebouw, en, uiteraard, de aankoop- of oprichtingsprijs van het gebouw.
Onder de onverdiende financieringsbaten wordt verstaan het Geïnvesteerd kapitaal is het geheel van de door de leasingverschil tussen: gever gedane kosten (exclusief btw) voor het verkrijgen, het (a) de bruto-investering in de lease en oprichten en/of het omvormen van het onroerend goed, (b) de netto-investering in de lease. voorwerp van het leasingcontract, met uitsluiting evenwel van de aankoopprijs van het terrein en de bijkomende kosten welke niet onderworpen zijn aan de btw en rechtstreeks verbonden zijn met de aankoop van het terrein (notariskosten, registratierechten enz.).
De bruto-investering in de lease is de som van: Geïnvesteerd kapitaal (a) de door de lessor te ontvangen minimale leasebetalin- “integrale wedersamenstelling van het door de leasinggever gen ter zake van een financiële lease, en in het gebouw geïnvesteerde kapitaal” (b) de eventuele ongegarandeerde restwaarde die de lessor Moet die interpretatie rekening houden met de aantoekomt. schaffingswaarde van het gebouw voor de leasinggever of de marktwaarde ervan op het moment waarop De netto-investering in de lease is de bruto-investering in de de overeenkomst wordt gesloten? De Commissie is van lease gedisconteerd tegen de impliciete rentevoet van de oordeel dat voor de marktwaarde moet worden geopleaseovereenkomst. teerd.
Indien de lessee echter het recht heeft om het actief te kopen tegen een prijs die zoveel lager is dan de verwachte reële waarde op het tijdstip waarop het recht kan worden uitgeoefend, dat het op het tijdstip van het aangaan van de lease, redelijkerwijs zeker is dat van het recht gebruik zal worden gemaakt, omvatten de minimale leasebetalingen ten minste de gedurende de leaseperiode verschuldigde leasetermijnen tot de datum van de verwachte uitoefening van dit kooprecht en het bedrag verschuldigd bij uitoefening van het kooprecht.
(i) de lessee; (ii) een met de lessee verbonden partij; of (iii) een derde die niet met de lessor is gelieerd en die financieel in staat is om de verplichtingen uit hoofde van de garantie na te komen.
IAS 17
Beslissing nr. ET109235 van 14 juni 2005 over het geïnvesteerd kapitaal bij onroerende financieringshuur
Advies 144/5, begrip geïnvesteerd kapitaal, Bull. CBN, nr. 35, oktober 1995, p. 13-17
Beslissing nr. ET109235 van 14 juni 2005 over het geïnvesteerd kapitaal bij onroerende financieringshuur
12
Speciale bijlage –
3/4
Bij de classificatie van een leaseovereenkomst als financiële lease dan wel als operationele lease is de economische realiteit van de transactie bepalend, niet de vorm van het contract. Zie ook SIC-27: Evaluatie van de economische realiteit van transacties die de juridische vorm van een leaseovereenkomst hebben.
IAS 17.10
Voorbeelden van situaties die individueel of in combinatie normaliter zouden leiden tot de classificatie van een leaseovereenkomst als financiële lease zijn: (a) met de leaseovereenkomst wordt de eigendom van het actief aan het einde van de leaseperiode aan de lessee overgedragen; (b) de lessee heeft het recht om het actief te kopen tegen een prijs die naar verwachting beduidend lager is dan de reële waarde op het moment dat dit recht voor het eerst kan worden uitgeoefend, zodanig dat het, op het tijdstip van het sluiten van de leaseovereenkomst, redelijk zeker is dat het recht zal worden uitgeoefend; (c) de leaseperiode omvat het grootste gedeelte van de economische levensduur van het actief, zelfs indien de eigendom niet wordt overgedragen;
Een leaseovereenkomst wordt ingedeeld als een financiële lease indien hiermee nagenoeg alle aan de eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen. Een leaseovereenkomst wordt ingedeeld als een operationele lease indien hiermee niet nagenoeg alle aan de eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen.
De risico’s omvatten de mogelijkheid van verlies door ongebruikte capaciteit of technologische veroudering of door een verminderde opbrengst vanwege gewijzigde economische omstandigheden. De voordelen kunnen bestaan uit de verwachting van winstgevende exploitatie gedurende de economische levensduur van het actief of uit de waardestijging van het actief of de realisatie van de restwaarde van het actief.
De classificatie van leaseovereenkomsten die in deze standaard wordt toegepast, is gebaseerd op de mate waarin de aan de eigendom van een geleased actief verbonden risico’s en voordelen bij de lessor of de lessee liggen.
IAS 17.8
IAS 17.7
Classificatie van leaseovereenkomsten
IAS/IFRS
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
13
Indicaties van situaties die er individueel of in combinatie verder toe kunnen leiden dat een leaseovereenkomst als financiële lease wordt geclassificeerd, zijn: (a) als de lessee de leaseovereenkomst kan opzeggen, worden de aan de opzegging gerelateerde verliezen voor de lessor gedragen door de lessee; (b) winsten of verliezen ten gevolge van veranderingen in de reële waarde van de restwaarde komen toe aan de lessee (bv. in de vorm van een korting op de leasebetalingen die gelijk is aan het grootste gedeelte van de verkoopopbrengst aan het einde van de leaseovereenkomst); en (c) de lessee kan de leaseovereenkomst voortzetten gedurende een vervolgperiode, tegen een leaseprijs die beduidend lager is dan de marktconforme leaseprijs.
Indien uit andere kenmerken (dan 17.10 en 17.11) duidelijk is dat via de leaseovereenkomst niet nagenoeg alle aan de eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen, wordt de leaseovereenkomst aangemerkt als een operationele lease.
Deze standaard vereist dat terreinen niet samen met gebouwen zouden worden behandeld. Volgens de omstandigheden zullen de terreinen behandeld worden als contracten van financieringshuur (finance lease) maar meestal worden ze beschouwd als eenvoudige huurcontracten (operating lease). Het is mogelijk de terreinen en/of de gebouwen die in huur zijn gegeven als vastgoedbelegging te beschouwen. De waardering aan de werkelijke waarde en de voorstelling moet beantwoorden aan de bepalingen van IAS 40.
IAS 17.11
IAS 17.12
IAS 17.14 17.19
(d) op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst is de contante waarde van de minimale leasebetalingen ten minste gelijk of nagenoeg gelijk aan de reële waarde van het geleasede actief; en (e) de geleasede activa zijn zodanig specifiek, dat deze, zonder belangrijke aanpassingen, alleen geschikt zijn voor gebruik door de lessee.
IAS 17
14
Speciale bijlage –
3/4
IAS 17.24
De Lembre (Boek 5)
IAS 17.20
Het deel van de volgens het contract te storten termijnen dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het geleasede goed wordt opgenomen onder de materiële vaste activa.
Bij aanvang van een leaseperiode dienen lessees financiele leases als activa en verplichtingen in hun balans op te nemen tegen bedragen die gelijk zijn aan de reële waarde van het geleasede actief of, indien ze lager zijn, tegen de contante waarde van de minimale leasebetalingen. Beide worden bepaald op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst. De disconteringsvoet die bij de berekening van de contante waarde van de minimale leasebetalingen moet worden gebruikt, is de impliciete rentevoet van de leaseovereenkomst indien het praktisch haalbaar is deze te bepalen. Zo niet, dan moet de marginale rentevoet van de lessee worden gebruikt. Het bedrag dat als actief wordt opgenomen, omvat alle directe eerste kosten van de lessee.
Deze verwerking kan onder IAS volledig behouden blijven. Dit zal men dan ook volledig analoog aan het Belgisch boekhoudrecht gaan behandelen. 25000 Vaste activa in leasing of op grond van soortgelijke rechten 25000 Vaste activa in leasing of op de grond van 17200 aan Leaseschuld soortgelijke rechten 422 Vervallende leaseschuld binnen het jaar 17200 aan Leasingschulden en soortgelijke Eventueel wordt de koopoptie verbonden aan de leasing in Indien relevant kan de huurder de koopoptie, verbonden de orderekeningen geboekt: aan het leasingcontract, in orderekeningen boeken. De 05000 Verplichtingen tot aankoop van vaste activa huurder kan dit, indien het voor hem relevant is, voorstel- 05100 aan Crediteuren wegens verplichtingen tot len als een verkoopverbintenis met als waarde van de koopaankoop van vaste activa optie: De leasingnemer betaalt geen voorschot maar hij kan wel 05000 Verplichtingen tot aankoop van vaste activa een aankoopoptie hebben. De restwaarde bedraagt maxi05100 aan Crediteuren wegens verplichtingen tot mum 15 % van de totale investering. In dat geval wordt de aankoop van vaste activa leasingnemer beschouwd als de economische eigenaar van het actief. Bijgevolg worden de afschrijvingen geboekt in de Men maakt vaak directe eerste kosten in verband met speci- balans van de onderneming (on-balance). fieke leaseactiviteiten, zoals de onderhandeling over en het afsluiten van leaseovereenkomsten. De kosten die worden geïdentificeerd als zijnde direct toerekenbaar aan activiteiten die door de lessee voor een financiële lease zijn gedaan, worden opgeteld bij de waarde die als actief wordt opgenomen.
Afsluiten leaseovereenkomst
Leaseovereenkomsten in de jaarrekening van lessees (huurder)
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
Eerste opname
Financiële leases
Leaseovereenkomsten in de jaarrekening van lessees (huurder)
IAS/IFRS
Com.IB 92, 61/236, 1°
De Lembre (Boek 3) Art. 62, § 1, KB W.Venn.
Art. 62, eerste lid KB W.Venn. Com.IB 92 61/244, 1°; 61/245
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
15
Een financiële lease geeft aanleiding tot afschrijvingskosten voor af te schrijven activa en tot financieringskosten voor elke verslagperiode. De afschrijvingsgrondslagen voor af te schrijven geleasede activa moeten consistent zijn met de afschrijvingsgrondslagen voor af te schrijven activa in eigendom, en de opgenomen afschrijving moet worden berekend in overeenstemming met IAS 16 Materiële vaste activa en IAS 38 Immateriële activa. Indien het niet redelijk zeker is dat de lessee tegen het einde van de leaseperiode de eigendom zal verkrijgen, dient het actief volledig te worden afgeschreven over de leaseperiode of over de gebruiksduur, indien deze korter is.
Het af te schrijven bedrag van een geleased actief wordt systematisch aan elke verslagperiode toegerekend tijdens de periode van het verwachte gebruik, op een basis die consistent is met de afschrijvingsgrondslagen die de lessee toepast voor af te schrijven activa in eigendom. Indien het redelijk zeker is dat de lessee tegen het einde van de leaseperiode de eigendom zal verkrijgen, is de periode van het verwachte gebruik de gebruiksduur van het actief. In het andere geval wordt het actief afgeschreven over de leaseperiode of over de gebruiksduur, indien deze korter is.
IAS 17.27
IAS 17.28
is overgedragen, zijn er op activa maar kunnen worden op vorderingen verplichtingen nog kan
Waardestijgingen Zolang het contract van leasing of soortgelijke of het gelijkOm te bepalen of er bij een geleased actief sprake is van een aardige contract loopt, is de huurder geen eigenaar. Hij kan bijzondere waardevermindering, dient een entiteit IAS 36 Bij- dan ook moeilijk/onmogelijk een meerwaarde registreren zondere waardevermindering van activa, toe te passen. op deze goederen.
IAS 17.30
Afschrijvingen op materiële vaste activa aan Geboekte afschrijvingen op vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht
63020 25009
63020 25009
IAS 17
De verschillende afschrijvingssystemen, kunnen we hier De Lembre (Boek 4) dus aanwenden.
De leasingnemer heeft de gebruiksrechten over het actief en Art. 45 en 64 KB moet de normale waarderingsregels toepassen. Dit betekent W.Venn. dat hij eventuele waardeverminderingen moet boeken. Advies 112/5
Wanneer het gebruiksrecht echter geen waardeverminderingen meer er waardeverminderingen geboekt bij twijfel of de leasingnemer zijn nakomen.
Waardedalingen Zolang het gebruiksrecht nog niet is afgestaan aan de leasingnemer mag de leasinggever volgens de gewone regels afschrijvingen en waardeverminderingen boeken op de activa.
Leasingschulden worden in het passief van de balans gewaar- Art. 62, tweede lid KB deerd op het deel van de nog in de volgende boekjaren te W.Venn. storten termijnen, dat strekt tot de hersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de leasingovereenkomst betrekking heeft.
De Lembre (Boek 5)
Afschrijvingen op materiële vaste activa aan Geboekte afschrijvingen op vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht
De minimale leasebetalingen dienen deels als financieringskosten te worden opgenomen en deels als aflossing van de uitstaande verplichting. De financieringskosten dienen zodanig aan elke periode tijdens de leaseperiode te worden toegerekend, dat dit resulteert in een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting. Voorwaardelijke leasebetalingen dienen als lasten te worden verwerkt in de perioden waarin de kosten zijn gemaakt.
IAS 17.25
Waardering na eerste opname
16
Speciale bijlage –
3/4
IAS 17.37
IAS 17.36
De verwerving van het vast actief wordt geboekt tegen aan- Advies 144/2, Bull. schaffingswaarde. Aangekochte activa, bestemd voor lea- CBN, nr. 22, juni 1988, sing, worden in voorraad gehouden. Hierop zijn de gewone p. 18 regels van voorraadwijzigingen van toepassing.
Eerste opname
De verhuurder krijgt een vordering op de huurder. Deze Art. 62 KB W.Venn. vordering is op termijn en bestaat uit de gecumuleerde De Lembre (Boek 4) kapitaalbestanddelen van de door de huurder betaalde huursommen, die in feite de aanschaffingswaarde vertegenwoordigen. Bij financiële leases worden vrijwel alle aan de juridische Uiteraard worden alleen de kapitaalbestanddelen in de jaareigendom verbonden risico’s en voordelen overgedragen rekening vermeld. door de lessor; de te vorderen leasebetaling wordt door de lessor behandeld deels als aflossing van de hoofdsom en deels 290 of 291 Handelsdebiteuren of overige vorderingen als financieringsbaten ter vergoeding van de lessor voor zijn 700 aan Verkopen investering en diensten.
Financiële leasing
Financiële leasing
Lessors dienen door hen gehouden activa op grond van een financiële lease in de balans op te nemen en als vordering te presenteren, op een bedrag dat gelijk is aan de nettoinvestering in de lease.
Leaseovereenkomsten in de jaarrekening van lessors (verhuurder)
In tegenstelling tot de financiële leasing is er bij operationele leasing geen aankoopoptie bepaald. De vaste maandelijkse huurprijs dekt alle kosten (financiering, belasting op inverkeersstelling, pechverhelping en onderhoud). Hier verwerkt de leasingnemer, huurder de facturen als bedrijfskosten en dient men niet af te schrijven (Off-balance).
Operationele leases
Ook de leasinggever mag geen herwaarderingsmeerwaarden boeken. De activa die het voorwerp van de leaseovereenkomst uitmaken worden in hoofd van de leasinggever als vorderingen beschouwd.
Herwaarderingsmeerwaarden De leasingnemer is geen juridische eigenaar. Bijgevolg kan hij geen herwaarderingsmeerwaarden boeken.
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
Leaseovereenkomsten in de jaarrekening van lessors (verhuurder)
Operationele leasingskosten Terugvorderbare btw aan Kredietinstellingen
De boekingen voor operationele lease zijn:
De Lembre (Boek 5)
61 499 55
Leasebetalingen (exclusief servicekosten zoals in verband met verzekeringen en onderhoud) op grond van een operationele lease moeten op tijdsevenredige basis als last worden opgenomen gedurende de leaseperiode, tenzij een andere systematische wijze van toerekening meer representatief is voor het tijdspatroon van de voordelen die de gebruiker geniet Zie ook SIC-15 Operationele leases – Prikkels.
IAS 17.33 - 34
Operationele leases
IAS/IFRS
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
17
De opname van financieringsbaten dient zodanig te zijn dat er elke periode sprake is van een constant rendement op de netto-investering van de lessor in de financiële lease.
Een lessor streeft ernaar de financieringsbaten op systematische en rationele basis toe te rekenen over de leaseperiode. Deze toerekening van de baten is gebaseerd op een patroon dat een constant periodiek rendement op de netto-investering van de lessor in de financiële lease weerspiegelt. Leasebetalingen over de periode, exclusief servicekosten, komen ten laste van de bruto-investering in de lease, waarbij zowel de aflossing op de hoofdsom wordt opgenomen als de onverdiende financieringsbaten worden gerealiseerd.
IAS 17.40
Waardering na eerste opname
Debiteuren wegens verplichtingen tot verkoop vaste activa aan Verplichtingen tot verkoop vaste activa
IAS 17
Waardedalingen - Zolang het gebruiksrecht niet aan de huurder is overge- De Lembre (Boek 4) dragen, bezit de verhuurder een ‘normaal’ goed, waarop de gebruikelijke afschrijvingsregels (bij beperkte duur) of de waarderingsregels (bij onbeperkte duur) van toepassing zijn. - Zodra de overdracht van het gebruiksrecht heeft plaatsgevonden, is er geen sprake van afschrijvingen, doch wel van waardeverminderingen op vorderingen indien men eraan twijfelt of de huurder zijn verplichtingen nog kan nakomen.
Waardestijgingen Het registreren van een meerwaarde is uitgesloten. Immers, De Lembre (Boek 4) de activa waarvoor contracten van leasing of soortgelijke mogelijk zijn, worden beschouwd als vorderingen tegenover de huurder.
Lessors maken vaak directe eerste kosten. Deze kosten omvat- 05200 ten bedragen zoals provisies, kosten van juridische bijstand en interne kosten die marginaal en direct toe te rekenen 05300 zijn aan de onderhandeling over en de afsluiting van een lease. Deze kosten omvatten geen algemene overheadkosten zoals die worden gemaakt door de verkoop- en marketingafdeling. Bij financiële leases waarin geen fabrikant of dealer die als lessor optreedt, is betrokken, worden de directe eerste kosten opgenomen in de eerste waardering van de financiele leasevordering en komen ze in mindering van de baten die gedurende de leaseperiode worden opgenomen. De impliciete rentevoet van de leaseovereenkomst is op zodanige wijze vastgesteld dat de directe eerste kosten automatisch zijn opgenomen in de financiële leasevordering. Er bestaat geen reden om deze afzonderlijk toe te voegen. De kosten die door een fabrikant of handelaar die als lessor optreedt, zijn gemaakt bij het onderhandelen over en afsluiten van een leaseovereenkomst, vallen niet onder de definitie van directe eerste kosten. Dientengevolge behoren deze kosten niet tot de netto-investering in de lease en worden ze als last opgenomen wanneer de verkoopwinst wordt opgenomen. Dit is bij een financiële lease normaliter bij de aanvang van de leaseperiode.
IAS 17.39
IAS 17.38
Indien aan het leasingcontract een koopoptie verbonden is, Advies 144/3, Bull. dan mag de verhuurder, indien dit voor hem relevant is, dit CBN, nr. 26, maart voorstellen als een verkoopverbintenis met als waarde deze 1991, p. 7-8 van de koopoptie.
18
Speciale bijlage –
3/4
De verkoopopbrengsten die aan het begin van een leaseperiode worden opgenomen door een fabrikant of handelaar die als lessor optreedt, komen overeen met de reële waarde van het actief, of, indien lager, de contante waarde van de minimale leasebetalingen die de lessor toekomen, berekend tegen een marktrente. De kostprijs van de verkoop die aan het begin van de leaseperiode wordt opgenomen is gelijk aan de kostprijs of, indien afwijkend, de boekwaarde van het geleasede actief, verminderd met de contante waarde van de ongegarandeerde restwaarde. Het verschil tussen de verkoopopbrengsten en de kostprijs van de verkoop is de verkoopwinst, die wordt opgenomen volgens de grondslagen van de entiteit voor gewone verkooptransacties.
Directe eerste kosten die door een fabrikant of handelaar die als lessor optreedt, zijn gemaakt bij de onderhandeling over en de afsluiting van een financiële leaseovereenkomst worden aan het begin van de leaseperiode opgenomen als een last, aangezien ze voornamelijk verband houden met het verdienen van de verkoopwinst van de fabrikant of handelaar.
IAS 17.46
Fabrikanten of handelaren geven hun cliënten vaak de keuze tussen het kopen of leasen van een actief. Een financiële lease van een actief door een lessor die fabrikant of handelaar is, leidt tot twee soorten baten: (a) de winst of het verlies gelijk aan de winst of het verlies uit een gewone verkooptransactie van het geleasede actief, tegen normale verkoopprijzen en met weerspiegeling van eventuele kwantum- of handelskortingen; en (b) de financieringsbaten over de leaseperiode.
IAS 17.43
IAS 17.44
Een actief onder een financiële lease die is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop (of opgenomen is in een groep activa die wordt afgestoten en geclassificeerd als aangehouden voor verkoop) overeenkomstig IFRS 5 dient overeenkomstig diezelfde IFRS te worden verwerkt.
IAS 17.41A
IAS/IFRS
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
19
De leasebaten (met uitzondering van ontvangsten in verband met geleverde diensten, zoals verzekeringen en onderhoud) dienen door de lessor op tijdsevenredige basis te worden opgenomen over de leaseperiode, tenzij een andere systematische wijze van toerekening meer representatief is voor de wijze waarop het gebruiksvoordeel van het geleasede actief vermindert (Zie ook SIC-15 Operationele leases – Prikkels).
De boekingen inzake de ontvangen betalingen inzake operationele lease zijn bij facturatie van de leasesom 40 Debiteuren uit operationele lease 70 aan Opbrengsten uit operationele lease 499 verschuldigde btw
Kosten, met inbegrip van afschrijvingen, die zijn gemaakt voor het verdienen van de leasebaten worden opgenomen als last.
Directe eerste kosten die door lessors worden gemaakt bij de onderhandeling over en de afsluiting van een operationele leaseovereenkomst dienen te worden opgeteld bij de boekwaarde van het geleasede actief en over de leaseperiode op dezelfde basis als de leasebaten te worden opgenomen als last.
De afschrijvingsgrondslagen voor af te schrijven geleasede activa dienen consistent te zijn met de normale afschrijvingsgrondslagen van de lessee voor gelijksoortige activa en de afschrijving moet worden berekend in overeenstemming met IAS 16 en IAS 38.
Om te bepalen of er bij een geleased actief sprake is van een bijzondere waardevermindering, past een entiteit IAS 36 toe.
IAS 17.50
De Lembre (Boek 5)
IAS 17.51
IAS 17.52
IAS 17.53
IAS 17.54
Lessors dienen activa die operationeel geleased zijn in de balans op te nemen overeenkomstig de aard van het actief.
Operationele leasing
De huuropbrengsten worden in opbrengsten opgenomen in de periode waarop ze betrekking hebben.
Activa gehouden om te verhuren worden geboekt onder ‘Andere materiële vaste activa’.
IAS 17
20
Speciale bijlage –
3/4
Dit is een techniek die zowel van financiële als operatio- Art. 63 KB W.Venn. nele aard kan zijn. De leasinggever gaat het te leasen goed van de leasingnemer afkopen om het daarna onmiddellijk in leasing of huur te geven aan de vroegere eigenaar. Deze operaties worden als één geheel beschouwd.
Een sale and leaseback-transactie is een transactie waarbij een actief wordt verkocht en hetzelfde actief wordt teruggeleased. De leasebetaling en de verkoopprijs hangen meestal nauw samen, aangezien ze als één pakket worden bedongen. De verwerkingswijze van een sale and leaseback-transactie hangt af van het type leaseovereenkomst dat wordt gebruikt.
Indien een sale and leaseback-transactie leidt tot een financiele lease, dient een eventueel positief verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde door een verkoper-lessee niet onmiddellijk als bate te worden opgenomen. In plaats daarvan moet het als overlopende passiefpost worden opgenomen en gespreid over de leaseperiode ten gunste van de winst- en verliesrekening worden gebracht.
Indien de leaseback een financiële lease is, is de transactie een middel waarmee de lessor de lessee financiering verschaft, met het actief als zekerheid. Het is bijgevolg niet juist om een positief verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde te beschouwen als een bate. Een dergelijk positief verschil wordt als overlopende passiefpost opgenomen en gespreid over de leaseperiode ten gunste van de winsten verliesrekening gebracht.
Indien een sale and leaseback-transactie leidt tot een operationele lease en het duidelijk is dat de transactie tegen reële waarde is uitgevoerd, moet een eventuele winst of een eventueel verlies onmiddellijk in de winst- en verliesrekening worden opgenomen. Indien de verkoopprijs lager is dan de reële waarde, dient een eventuele winst of een eventueel verlies onmiddellijk in de winsten verliesrekening te worden opgenomen, behalve indien het verlies wordt gecompenseerd door toekomstige leasebetalingen onder de marktprijs. In dat geval dient het verlies te worden opgenomen als overlopende actiefpost en te worden afgeschreven in verhouding tot de leasebetalingen over de periode waarin het actief naar verwachting zal worden gebruikt. Indien de verkoopprijs hoger is dan de reële waarde, dient het positieve verschil ten opzichte van de reële waarde te worden opgenomen als overlopende post en gespreid over de periode waarin het actief naar verwachting zal worden gebruikt, ten gunste van de winst- en verliesrekening te worden gebracht.
IAS 17.58
IAS 17.59
IAS 17.60
IAS 17.61
De meer- of minderwaarde die wordt gerealiseerd bij de verkoop komt niet onmiddellijk in het resultaat maar wordt als overlopend actief of passief geboekt en pro rata van de afschrijvingen in het resultaat opgenomen.
Met deze constructie wil men geïnvesteerd kapitaal terug vrijmaken om het elders nuttiger aan te wenden.
Sale and leaseback-transacties
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
Sale and leaseback-transacties
IAS/IFRS
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
21
Voor operationele leases waarbij de reële waarde op het tijdstip van een sale and leaseback-transactie lager is dan de boekwaarde van het actief, dient onmiddellijk een verlies te worden opgenomen dat gelijk is aan het verschil tussen de boekwaarde en reële waarde.
Voor financiële leases is een dergelijke aanpassing niet nodig, tenzij er een bijzondere waardevermindering is opgetreden. In dat geval wordt de boekwaarde in overeenstemming met IAS 36 verminderd tot de realiseerbare waarde.
IAS 17.63
IAS 17.64
Wat de afschrijvingen betreft, merken we een prioriteitsverschil in beide raamwerken. De uiteindelijke verwerking kán echter simultaan verlopen. IAS 17 schrijft namelijk voor dat het actief moet worden afgeschreven over de leaseperiode als deze korter is dan de afschrijvingsperiode voor soortgelijke activa die niet worden geleased, en het niet vrij zeker is dat de eigendom zal worden overgedragen op het einde van de leaseovereenkomst (IAS 17.25). De Belgische
De definitie van lease in de Belgische grondslagen handelt niet over immateriële activa en onbebouwde terreinen. In de Belgische grondslagen vinden we ook geen expliciete behandeling van de verwerking van de directe eerste kosten terug. IAS 17 maakt dan weer geen onderscheid tussen overeenkomsten inzake financieringshuur en overeenkomsten inzake huurkoop. De aanwezigheid van een optie om het actief te kopen, heeft dus onder IAS geen invloed op voormelde principes.
Wat de classificatie van leasingovereenkomsten betreft, heeft het boekhoudrecht formele regels inzake kapitaal, rente en kosten. In IAS/IFRS geldt dat vrijwel alle aan het eigendom van een actief verbonden risico’s en beloningen overgedragen worden (eigendom moet op einde niet overgaan). Gevolg is dat het naar de hand zetten van de formele regels minder aan bod kan komen. Het is de geest van de overeenkomst die in IAS/IFRS primeert.
Inzake vennootschapsbelasting geldt het principe dat het boekhoudrecht primeert op het fiscaal recht, tenzij het fiscaal recht expliciet afwijkt van het boekhoudrecht.
Na het oplijsten van de beide raamwerken, worden hier enkele verschillen expliciet besproken.
3. Vergelijking
Indien de leaseback een operationele lease is en de leasebetalingen en de verkoopprijs tegen reële waarde zijn bepaald, is er in feite sprake van een normale verkooptransactie en wordt een eventuele winst of eventueel verlies onmiddellijk opgenomen in de winst- en verliesrekening.
IAS 17.62
IAS 17
Wat sale and lease back-overeenkomsten betreft, moet naar Belgisch boekhoudrecht de winst of het verlies steeds gespreid worden genomen. Bij IAS/IFRS worden niet enkel leaseverrichtingen bedoeld, maar tevens sale and rent backovereenkomsten geviseerd als de verkoopprijs hoger is dan de reële waarde. Dit zal geen effect hebben binnen de vennootschapsbelasting als art. 47 WIB 1992 niét kan worden of wordt toegepast. De meerwaarde is dan in één keer belastbaar of de minderwaarde in één keer fiscaal aftrekbaar (negatieve reserve).
Bij onroerende leasing is er in het Belgisch boekhoudrecht geen vereiste tot eigendomsverwerving op het einde van de leaseperiode. Bij IFRS moet de eigendom van het terrein in principe op het einde van de overeenkomst overgaan op de lessee (zie IAS 17, § 1). Het gevolg daarvan zal zijn dat onder IFRS meer overeenkomsten als operationele lease kunnen worden geboekt.
Wat roerende leasing betreft, bepaalt de 15%-grens in het Belgisch boekhoudrecht of het al dan niet een full pay out lease is. In IFRS bepaalt enkel de mate waarin de aan het eigendom van een geleased actief verbonden risico’s en beloningen bij de lessor of de lessee liggen of het al dan niet om full pay out lease gaat. Het gevolg zal zijn dat onder IFRS bij een koopoptie van meer dan 15 % toch een financiële lease in aanmerking zal moeten worden genomen, zodat betalingen niet zo snel in kosten kunnen worden geboekt maar moeten worden afgeschreven.
grondslagen, daarentegen, verwijzen enkel naar de afschrijving van soortgelijke activa. Het verschil blijft beperkt daar het onder de Belgische boekhoudwetgeving evenwel ook toegelaten is om het actief af te schrijven over de leaseperiode als dit economisch kan worden verantwoord.
22
Speciale bijlage –
3/4
Het gebouw kan op het einde van de leaseovereenkomst gekocht worden door de lessee aan de reële waarde (17.10a).
-
-
-
-
-
De leaseovereenkomst betreft een gebouw met een economische levensduur van 30 jaar. Het gebouw werd niet opgericht op basis van specifieke indicaties van de lessee (17.10c). Het betreft een polyvalent kantoorgebouw. De bruto-investering (17.4) in de lease van een gebouw bedraagt 1 000 000 euro. Directe eerste kosten die door lessors worden gemaakt bij het onderhandelen over en afsluiten van een (operationele) lease dienen te worden opgeteld bij de boekwaarde van het geleasede actief en dienen over de leaseperiode op dezelfde basis als de leasebaten te worden opgenomen als last (17.52). Deze bedragen 10 000 euro. We wensen een winst te realiseren van 100 000 euro op deze overeenkomst. De berekeningen dienen dus te gebeuren op het totale bedrag van 1 100 000 euro. De leaseperiode (17.4) is 15 jaar. De impliciete rentevoet (17.4) van de leaseovereenkomst is 6 %. Dit is de disconteringsvoet die volgt uit de gelijkstelling op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst van • enerzijds de som van de contante waarde van - de minimale leasebetalingen en - de ongegarandeerde restwaarde en • anderzijds de som van - de reële waarde van het geleasede actief en - de eventuele directe eerste kosten van de lessor.
-
Als voorbeeld selecteren we de boekhoudkundige verwerking van een onroerende leasing vanuit het standpunt van de verhuurder (lessor).
4. Uitgewerkt voorbeeld vanuit standpunt van de lessor
De presentatie van de geleasede activa verschilt ook onder beide raamwerken. Lessors van operationele leaseovereenkomsten moeten onder IFRS de activa volgens hun aard presenteren terwijl deze activa volgens het Belgische raamwerk als ‘andere vaste activa’ worden gepresenteerd. De vereiste informatieverschaffing is onder IAS 17 ook veel uitgebreider dan onder de Belgische grondslagen. Voor de paragrafen die deze informatieverschaffing onder IAS verder toelichten verwijzen we naar 17.31, 17.35, 17.47, 17.56 en 17.65 van de standaard.
Bij operationele lease worden de lasten/baten in de winst- en verliesrekening van de lessee/lessor opgenomen wanneer ze worden opgelopen/verworven. Er is geen (principieel lineaire) opnamebasis vereist zoals conform IAS 17. 100 000,00
Winst 0,06
Conform IAS 17 ligt de discussie genuanceerder. De classificatie van leaseovereenkomsten die onder IAS 17 worden toegepast, is gebaseerd op de mate waarin de aan de eigendom van een geleased actief verbonden risico’s en voordelen bij de lessor of de lessee liggen (IAS 17.7 - 17.19). De risico’s omvatten de mogelijkheid van verlies door ongebruikte capaciteit of technologische veroudering of door een verminderde opbrengst vanwege gewijzigde economische omstandigheden. De voordelen kunnen bestaan uit de winstgevende exploitatie gedurende de economische levensduur van het actief of uit de waardestijging van het actief of de realisatie van een restwaarde van het actief (IAS 17.7). Om de classificatie te kunnen maken reikt IAS 17 een aantal voorbeelden en indicaties van situaties aan waaruit men kan afleiden of het al dan niet gaat over een financiele lease (IAS 17.10 en 17.11). Enkele van deze indicaties voor een financiële lease zijn hierbij opgenomen: • de lessee heeft een optie om het actief te kopen tegen een prijs die naar verwachting beduidend lager ligt dan de reële waarde op het moment dat deze optie voor het eerst kan worden uitgeoefend, zodanig dat het op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst redelijk zeker is dat de optie zal worden uitgeoefend; • indien de leaseperiode het grootste gedeelte van de economische levensduur van het actief omvat, zelfs indien de eigendom niet wordt overgedragen (IAS 17.10c); • de aard van de geleasede activa is zodanig specifiek dat alleen de lessee ze kan gebruiken zonder belangrijke aanpassingen (IAS 17.10e).
Naar Belgisch boekhoudrecht kan men vaststellen dat het de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen waarover de vennootschap beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten betreft volgens art. 95, § 1, III D. B W.Venn. 30 januari 2001. Hierbij dienen de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling te dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd. Het betreft naar Belgisch boekhoudrecht dus een duidelijke financiële onroerende lease. Financiële leasing is immers een niet-opzegbare overeenkomst, meestal voor verschillende jaren, waarbij de leasingnemer aan de leasinggever een reeks van huursommen betaalt in ruil voor het gebruik van een actief. Op het einde van het contract heeft de leasingnemer de mogelijkheid het goed te kopen tegen een prijs die overeenstemt met de vermoedelijke restwaarde, de zgn. koopoptie (PV660 van 10.03.1994).
Eerst moet de classificatie van de leaseovereenkomst gebeuren.
Rente
15 jaar
Kosten Leaseperiode
1 000 000,00 10 000,00
Geïnvesteerd kapitaal
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
23
1 100 000,00
1 052 740,96
1 002 646,38
949 546,12
893 259,85
833 596,40
770 353,14
703 315,29
632 255,16
556 931,43
477 088,28
392 454,54
302 742,77
207 648,29
106 848,15
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Resterend kapitaal
Aflossingstabel
6 410,89
12 458,90
18 164,57
23 547,27
28 625,30
33 415,89
37 935,31
42 198,92
46 221,19
50 015,78
53 595,59
56 972,77
60 158,78
63 164,46
66 000,00
Interest
1 100 000,00
106 848,15
100 800,14
95 094,47
89 711,77
84 633,74
79 843,15
75 323,73
71 060,12
67 037,85
63 243,26
59 663,45
56 286,27
53 100,26
50 094,58
47 259,04
Kapitaal
Hier is het jaarlijks af te lossen bedrag 113 259,04 euro. Gezien de rente 6 % is, kan men de klassieke aflossingstabel met het kapitaal en interest bestanddeel opmaken.
A = T . rentevoet i 1 – (1/(1 +i)n) Hierin is : - A = annuïteit, jaarlijks af te lossen bedrag - T = totaal af te lossen bedrag - n = aantal jaarlijkse termijnen - i = rentevoet
Aangezien het aantal termijnen (15) bekend zijn, kan men het bedrag dat jaarlijks moet worden afgelost door de lessee en dus ontvangen door de lessor berekenen met
Annuïteit
Voor de verdere verwerking binnen beide raamwerken berekenen we eerst de annuïteit en stellen we dan een klassieke aflossingstabel op.
In het hier uitgewerkte voorbeeld is er geen enkele indicatie dat het hier een financiële lease betreft. De lessee kan het gebouw op het einde van de leaseovereenkomst wel kopen, maar aan de reële waarde. De leaseperiode omvat niet het grootste deel van de economische levensduur van het gebouw en het betreft een multifunctioneel kantorencomplex, niet ontworpen op specifieke aanwijzingen van de lessee. Volgens IAS 17 kunnen we hier besluiten dat het een operationele lease betreft.
15 Totalen
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
6 410,89 688 885,61
12 458,90
18 164,57
23 547,27
28 625,30
33 415,89
37 935,31
42 198,92
46 221,19
50 015,78
53 595,59
56 972,77
60 158,78
63 164,46
66 000,00
90 000,00
Belgisch BHR
Winstneming
45 925,71 688 885,61
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
IAS/IFRS
IAS 17
Volgens IAS 17 dienen de leasebaten uit operationele leases op tijdsevenredige basis te worden opgenomen over de leaseperiode, tenzij een andere systematische wijze van toerekening meer representatief is voor het tijdspatroon waarin het gebruiksvoordeel dat het geleasede actief oplevert vermindert (IAS 17.50).
Het gedeelte van de periodieke leasingvergoedingen dat overeenstemt met een interestvergoeding wordt daarentegen niet geactiveerd door de gever, maar a rato van de periodieke betalingen in resultaat genomen.
Daarbij moet uiteraard worden bedacht dat de leasingvordering die de gever als gevolg van het afsluiten van de leasingovereenkomst activeert, overeenstemt met de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft. Zulks vloeit a contrario voort uit hetgeen in art. 26, § 1 van het jaarrekeningbesluit is bepaald met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking bij de leasingnemer.
Volgens de adviezen van de CBN (Advies 144/2, Bull. CBN, nr. 22, juni 1988, p. 18; Advies 144/2bis, Bull. CBN, nr. 24, september 1989, p. 20 en Advies 144/3, Bull. CBN, nr. 24, september 1989, p. 20) heeft de Commissie te kennen gegeven dat wanneer bij het afsluiten van een leasingovereenkomst blijkt dat het bedrag van de leasingvordering die de gever t.a.v. de leasingnemer verwerft, het bedrag van de aanschaffingsprijs van het geleasede goed overtreft, de gever dit verschil onmiddellijk en integraal als een gerealiseerde winst moet boeken.
De volgende stap is de opname in resultaat. Hoe moet conform het Belgisch boekhoudrecht het verschil tussen de aanschaffingsprijs van het verleasede goed en het bedrag van de vordering op de nemer in resultaat worden genomen bij de gever?
24
Speciale bijlage –
3/4
63 164,46
60 158,78
56 972,77
53 595,59
50 015,78
46 221,19
42 198,92
37 935,31
33 415,89
28 625,30
23 547,27
18 164,57
12 458,90
6 410,89
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
688 885,61
66 000,00
1
Totalen
90 000,00
0
Belgisch BHR
206 665,68
1 923,27
3 737,67
5 449,37
7 064,18
8 587,59
10 024,77
11 380,59
12 659,68
13 866,36
15 004,73
16 078,68
17 091,83
18 047,63
18 949,34
19 800,00
27 000,00
0,30
Belastingen
Belgisch boekhoudrecht
482 219,93
4 487,62
8 721,23
12 715,20
16 483,09
20 037,71
23 391,12
26 554,72
29 539,24
32 354,83
35 011,05
37 516,91
39 880,94
42 111,15
44 215,12
46 200,00
63 000,00
Resultaat
688 885,61
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
45 925,71
IAS/IFRS
206 665,68
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
13 777,71
0,30
Belastingen
IAS/IFRS
482 219,93
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
32 148,00
Resultaat
De gevolgen blijven eigenlijk beperkt tot een tijdsverschil. Dit kan uiteraard wel een verschil tot gevolg hebben op de mogelijkheden tot winstuitkering en belastingschuld onder de verschillende raamwerken. In het voorbeeld bedraagt de belastingvoet 30 %.
5. Conclusie
IAS 17
Speciale bijlage –
3/4
25
•
•
•
•
•
•
• •
• •
•
• •
•
IAS 17
Jan Verhoeye Accountant – Belastingconsulent
Els De Wielemaker Wetenschappelijk medewerker HIAF – Hogeschool Gent
BTW Beslissing nr. ET109235 (14.06.2005). Circ 08.08.00/1 (circ. Nr. Ci.RH.421/530.016 dd.08.08.2000) Bull. Nr. 808, p. 2135. “Commissie voor Boekhoudkundige Normen”, in Bull. CBN. - Advies 112/5, Progressieve afschrijvingsmethode, Bull. CBN, nr. 8, april 1981. - Advies 144/1, Roerende leasing – definitie, Bull. CBN, nr 15, oktober 1984, p. 16-17. - Advies 144/2, Winst uit overdracht van het gebruiksrecht op een goed krachtens een leasingovereenkomst, Bull. CBN, nr. 22, juni 1988, p. 18. - Advies 144/3, Boeking van het verschuldigd bedrag om de optie te lichten of van de restwaarde aan het einde van de overeenkomst’, Bull. CBN, nr. 26, maart 1991, p. 7-8. - Advies 144/5, Begrip geïnvesteerd kapitaal, Bull. CBN, nr. 35, oktober 1995, p. 13-17. E. DE LEMBRE, Boekhoudzakboekje, CED-Samsom, 2005. E. DE LEMBRE, Handboek Boekhouden: Boek 4: Grondige studie van de jaarrekening naar Belgisch Recht, Wolters Plantyn, 2005. KB W.Venn. 30.01.2001, (art. 33, art. 45, art. 62, art. 63, art. 64, § 1, art. 67, § 2, art. 91, art. 95, art. 97, art. 165). KB 10.01.2005. S. RUYSSCHAERT, Handboek leasing: roerende en onroerende leasing, cross border leasing: juridische, boekhoudkundige en fiscale aspecten, Maklu, 2005, 235 p.
• •
• •
W. BLOMME, V. WEETS en T. CARLIER, Aan de slag met IFRS, Kluwer, 700 p. D. DE CREM, M. MASSART, H. LAMON en A. VAN BAVEL, Aspects fiscaux de la comptabilité et technique de la déclaration fiscale, Kluwer, 2006, 827 p. E. DE LEMBRE (et al.), Praktisch boekhouden, Kluwer, 2005. E. DE LEMBRE, Handboek Boekhouden: Boek 5: Grondige studie van de jaarrekening naar IFRS, Wolters Plantyn, 2006, 513 p. ERNST & YOUNG, The Ernst & Young Guide to applying IAS in Belgium, Kluwer, 2001, pp. 302-323. J. HAVERALS, “International Accounting standards and International Financial Reporting Standards in Belgium: The revaluation of the relationship between accounting and taxation”, European Taxation, May 2005, p. 199208. IASB, International Accounting Standard 17, Leaseovereenkomsten - SIC 15: Operationele leases – Prikkels - SIC 27: Evaluatie van de economische realiteit van transacties in de juridische vorm van een lease-overeenkomst - SIC 32: Immateriële activa – Kosten van websites - IFRIC 4: Vaststelling of een overeenkomst een leaseovereenkomst bevat F. MOUSEL, Quel impact fiscal suite à l’adoption des normes IFRS par L’Union européenne?, Larcier, 2006, 221 p. THE FINANCIAL REPORTING GROUP OF ERNST & YOUNG, International Gaap 2005, Lexis Nexis, 2004, 2024 p. F. VOORHELST, K. MAEREVOET, J.F. VAN DEN DRIESSCHE, L. FEYAERTS, Fiscale wenken, Leasing en fiscus, CED-Samsom, 2003, 232 p.
Belgisch boekhoudrecht
Internationale Financiële Rapporteringsstandaarden
6. Bronnen
26
Speciale bijlage –
3/4
6
5
4
3
2
1
Art. 22, lid 2, en 170, § 1, van het KB van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen (hierna “KB W.Venn.”). Zie ook Advies 117/1, Bull. CBN, nr. 5, mei 1979, p. 14. Advies 117/2, Bull. CBN, nr. 7, juni 1980, p. 2-4. Art. 10, § 1, van de Wet van 17 juli 1975 en art. 27 KB W.Venn. Art. 170, § 2, KB W.Venn. Art. 14 van de Wet van 17 juli 1975. Zie ook Advies 117/2, Bull. CBN, nr. 7, juni 1980, p. 2-4. “Mededeling van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen”, Bull. CBN, nr. 27,
Daarenboven kan de minister van Economische Zaken, in bijzondere gevallen, na een met redenen omkleed advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, een afwijking toestaan, inzonderheid betreffende de munt waarin de jaarrekening wordt voorgesteld.5 Dergelijke afwijking kan verantwoord zijn, wanneer de zo goed als globale activiteit van een onderneming plaats heeft in een zone waar een andere munt dan de euro wordt gebruikt en het merendeel van de bezittingen, resultaten en verplichtingen van de onderneming met deze zone verband houden.6
De jaarrekening van de Belgische ondernemingen kan, naast de openbaarmaking in euro, ook openbaar worden gemaakt in de munt van een lidstaat van de OESO, en dit met gebruikmaking van de omrekeningskoers op de balansdatum.4
De Belgische boekhoudnormen bepalen dat de jaarrekening in euro wordt uitgedrukt.1 Deze bepaling geldt zowel voor de Belgische vennootschappen als voor de Belgische bijkantoren van vennootschappen naar buitenlands recht.2 Aangezien de jaarrekening rechtstreeks moet voortvloeien uit de boekhouding, nadat deze in overeenstemming is gebracht met de gegevens van de inventaris, volgt daaruit dat de boekhouding – of alleszins de voorstelling in synthesevorm – ook in euro moet worden opgesteld.3
2. Munt waarin de boekhouding wordt gevoerd en de jaarrekening wordt opgesteld
Onder wisselkoerswijzigingen verstaat men de transacties in vreemde valuta en de omrekening van de financiële verslaggeving van de activiteiten van de vennootschap in het buitenland. De boeking van afgeleide instrumenten en van dekkingsverrichtingen (‘hedge accounting’) door middel van financiële instrumenten wordt hier niet behandeld; hieraan wordt een aparte bijdrage gewijd. De boeking van activiteiten in landen met een hyperinflatie wordt evenmin behandeld.
De overgang van de Belgische boekhoudnormen naar de IFRS-normen brengt enkele belangrijke veranderingen met zich mee op het stuk van de wisselkoerswijzigingen. Deze bijdrage brengt deze veranderingen op het stuk van de Belgische inkomstenbelastingen in kaart. Er wordt speciale aandacht besteed aan de gevolgen voor de kmo’s.
1. Doelstelling
10
9
8
7
februari 1992, p. 15 tot 17. Zie ook Advies 117/2, Bull. CBN, nr. 7, juni 1980, p. 2-4. Art. 171, lid 2, KB W.Venn. Art. 1, 4°, lid 2, van de Wet van 17 juli 1975, alsook Advies 1/1, Bull. CBN, nr. 1, augustus 1977, p. 7; Advies 1/5, Bull. CBN, nr. 3, juli 1978, p. 12 en Advies 1/5bis, Bull. CBN, nr. 10, april 1983, p. 4-5. Art. 10, § 2, lid 4, 5°, van de Wet van 17 juli 1975. IAS 21, § 38.
Dat begrip functionele valuta, hoewel niet als dusdanig erkend, is gedeeltelijk in de Belgische boekhoudkundige normen opgenomen, met name voor zover het aan de grondslag ligt van de analyse die een onderneming toelaat een afwijking van de Belgische boekhoudnormen aan te vragen met betrekking tot het gebruik van de euro. Het komt eveneens voor met betrekking tot de bepaling van de presentatievaluta van de geconsolideerde rekening.
De IFRS-normen verwijzen naar het begrip functionele valuta om de referentiemunt aan te duiden waarin de boekhouding wordt gehouden – zelfs als voor de presentatie eventueel een andere munt wordt gebruikt.
Terwijl een Belgische vennootschap, volgens de Belgische boekhoudnormen, meestal haar boekhouding in euro zal voeren en haar jaarrekening in euro zal opstellen, laten de IFRS-normen ook toe haar jaarrekening in euro op te stellen, zonder dit evenwel op te leggen.
Volgens IFRS kan een entiteit haar jaarrekening in een valuta naar keuze presenteren.10 De IFRS-normen maken een onderscheid tussen de functionele valuta – gedefinieerd als de valuta in de primaire economische omgeving waarin de entiteit actief is – en de presentatievaluta – de munt gebruikt voor de presentatie van de financiële verslaggeving. Als de presentatievaluta verschilt van de functionele valuta moet dat feit, alsook de functionele valuta en de reden voor het gebruik van een andere presentatievaluta worden vermeld.
De Belgische bijkantoren van buitenlandse ondernemingen zijn ook aan de Belgische boekhoudwet onderworpen8 en moeten eveneens, op zeldzame uitzonderingen na, jaarrekeningen opstellen.9
Merk op dat de geconsolideerde jaarrekening mag worden opgesteld in de munt van een lidstaat van de OESO, wanneer deze munt de meest relevante munteenheid is voor de verrichtingen, voor de activa en de passiva en voor de resultaten van het geconsolideerde geheel.7
IAS 21: DE GEVOLGEN VAN WISSELKOERSWIJZIGINGEN
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
27
IAS 21.11
IAS 21.8 en IAS 21.9 tot 21.14
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
-
Definities
Een bijkantoor heeft een verschillende functionele valuta dan de hoofdzetel als haar bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd met een belangrijke mate van zelfstandigheid en niet als verlengstuk van die van de verslaggevende entiteit.
Het is de valuta die hoofdzakelijk bepalend is voor de verkoopprijs van goederen en diensten en van het land waarvan de concurrentiekrachten en de regelgeving hoofdzakelijk de verkoopprijs van haar goederen en diensten bepalen.
De functionele valuta is de valuta in de primaire eco- Het begrip functionele valuta komt niet voor. nomische omgeving waarin een entiteit actief is, met name normaliter die omgeving waarin zij geldmiddelen genereert en uitgeeft.
Er moeten drie valuta worden onderscheiden:
Definities
Omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte jaarrekeningen van buitenlandse bijkantoren: Advies CBN 172/1, Bull. CBN nr. 35, oktober 1995, p. 18 tot 39 Art. 34 KB W.Venn. van 30 januari 2001 (waarderingsregels) Verwijzing naar art. 132 KB W.Venn. van 30 januari 2001
Bronnen Bronnen IAS 21: De gevolgen van wisselkoerswijzigingen, Publicatie- Verrichtingen in vreemde valuta blad van de Europese Unie, NL, 31/12/2004, L 394/97 Art. 34 KB W.Venn. van 30 januari 2001 (waarderingsregels) Advies CBN 152/1, Bull. CBN nr. 20, december 1987 Advies CBN 152/4, Bull. CBN nr. 23, december 1988 Advies CBN 152/5, Bull. CBN nr. 26, maart 1991
IAS/IFRS
3. Vergelijking IAS/IFRS met Belgisch boekhoudrecht
IAS 21
28
Speciale bijlage –
3/4
Iedere entiteit (zetel of bijkantoor) moet eerst zijn functio- Een Belgische vennootschap moet in principe haar boeknele valuta bepalen. houding voeren en haar jaarrekening voorstellen in euro, ook voor wat haar verrichtingen in het buitenland betreft (cf. supra punt 2).
Ze moet de gegevens in vreemde valuta in functionele va- Idem als onder IFRS. luta omzetten met gebruikmaking van de wisselkoers van de dag van de transactie.
IAS 21.17
IAS 21.21
Verrichtingen in vreemde valuta
Advies CBN 152-1, Deel III.B
Een buitenlandse activiteit is een entiteit die een dochteronderneming, geassocieerde deelneming, joint venture of filiaal van de verslaggevende entiteit is en waarvan de activiteiten zijn gebaseerd of worden uitgevoerd in een ander land dan het land van de verslaggevende entiteit of in een andere valuta dan de valuta van de verslaggevende entiteit.
IAS 21.8
Verrichtingen in vreemde valuta
Een entiteit kan een monetaire post hebben in de vorm van een vordering op of een schuld aan een buitenlandse activiteit. Een post waarvan de afwikkeling niet in de nabije toekomst is gepland en die in de nabije toekomst waarschijnlijk niet zal worden afgewikkeld, maakt in wezen deel uit van de netto-investering van de entiteit in die buitenlandse activiteit. Handelsvorderingen en handelsschulden behoren hier niet toe.
IAS 21.8
IAS 21.15
Art. 170, § 2, KB W.Venn.
Advies CBN 152-1, Deel I
Monetaire posten zijn aangehouden valuta-eenheden en ac- Monetaire post: de liquide middelen alsmede de posten die Advies CBN 152-1, tiva en verplichtingen die ontvangen of betaald moeten wor- betrekking hebben op een bepaalde hoeveelheid te innen Deel I en III.C den in een vast of vast te stellen aantal valuta-eenheden. of te betalen munteenheden; de andere vermogensbestanddelen zijn niet-monetaire posten (voorraden, gebouwen, De netto-investering in een buitenlandse activiteit is het bedrag deelnemingen enz.). van het belang dat de verslaggevende entiteit heeft in de nettoactiva van die activiteit.
Een vreemde valuta is iedere andere valuta dan de functi- Vreemde munt of devies: elke andere valuta dan de munt onele valuta van de entiteit. waarin de jaarrekening wordt opgemaakt (‘reporting currency’). - De presentatievaluta is de valuta waarin de jaarrekening wordt gepresenteerd. Geen begrip presentatievaluta. De openbaarmaking moet in euro geschieden, eventueel samen met een openbaarmaVolgens IFRS mag een entiteit in feite vrij haar presentatie- king in de munt van een lidstaat van de OESO, met gebruikvaluta kiezen. making van de omrekeningskoers op balansdatum.
-
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 21.8
IAS 21.38
IAS 21.8
IAS 21.8
IAS/IFRS
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
29
IAS 21.28
IAS 21.25
IAS 21.22 - 21.23
Valutakoersverschillen die voortvloeien uit de afwikkeling van monetaire posten of uit de omrekening van de monetaire posten tegen wisselkoersen die verschillen van de koersen die bij hun initiële boeking werden gebruikt, dienen in opbrengsten of in kosten te worden genomen van de periode waarin ze zich voordoen, tenzij ze deel uitmaken van de netto-investering van een verslaggevende entiteit in een buitenlandse activiteit.
Het gevolg van deze vergelijking kan zijn dat een bijzonder waardeverminderingsverlies opgenomen wordt in de functionele valuta terwijl het niet zou worden opgenomen in de vreemde valuta, of andersom.
(a) de kostprijs omgerekend tegen de wisselkoers op datum van de transactie (voor een post gewaardeerd tegen historische kostprijs) en (b) de opbrengstwaarde omgerekend tegen slotkoers.
IAS 21
Wanneer op eenzelfde munt positieve en negatieve ver- Advies CBN 152-1, schillen worden geboekt en in de overlopende rekeningen Deel VII.B opgevoerd, wordt enkel het overschot van het bedrag van de negatieve verschillen t.o.v. het bedrag van de positieve verschillen ten laste genomen. De resultatenrekening wordt niet beïnvloed ingeval het bedrag van de positieve verschillen groter is dan het bedrag van de negatieve verschillen.
Wanneer een dergelijk actief een niet-monetair actief is en Niet gepreciseerd. de waarde in een vreemde valuta wordt bepaald, wordt de boekwaarde bepaald door:
De boekwaarde van sommige posten wordt bepaald door Niet gepreciseerd, maar als gelijkaardig te beschouwen. twee of meer bedragen met elkaar te vergelijken. De boekwaarde van voorraden is bijvoorbeeld de laagste waarde van de kostprijs en de opbrengstwaarde volgens IAS 2.
(a) monetaire posten die in een vreemde valuta worden weergegeven, te worden omgerekend op basis van de slotkoers; (b) niet-monetaire posten die op basis van de historische kostprijs worden gewaardeerd in een vreemde valuta, te worden omgerekend op basis van de wisselkoers die geldt op de transactiedatum; en (c) niet-monetaire posten die tegen reële waarde worden gewaardeerd in een vreemde valuta, te worden omgerekend op basis van de wisselkoers die gold op het moment waarop de reële waarde werd bepaald.
Op iedere latere balansdatum dienen:
In de praktijk kan de gemiddelde koers voor een week of Idem als onder IFRS, met mogelijkheid tot andere prakti- Advies CBN 152-1, maand worden gebruikt, behalve wanneer de wisselkoer- sche oplossingen die aanzienlijke verschillen kunnen op- Deel III.B sen aanzienlijk schommelen. leveren.
30
Speciale bijlage –
3/4
Een entiteit kan een monetaire post hebben in de vorm van Dit bijzondere geval wordt in de Belgische normen niet beeen vordering op of een schuld aan een buitenlandse acti- handeld. viteit. Aangezien het een monetaire post betreft, voorzien de Belgische normen niet in een boeking in het eigen vermogen. Een post waarvan de afwikkeling niet in de nabije toekomst is gepland en die in de nabije toekomst waarschijnlijk niet zal worden afgewikkeld, maakt in wezen deel uit van de netto-investering van de entiteit in die buitenlandse activiteit. Wanneer deze monetaire post is uitgedrukt in de functionele valuta van de verslaggevende entiteit of van de buitenlandse activiteit, wordt het wisselkoersverschil overgeboekt naar de afzonderlijke component van het eigen vermogen. Maar wanneer dergelijke posten in een andere valuta zijn uitgedrukt, blijven de wisselkoersverschillen in het resultaat opgenomen.
Als een entiteit van functionele valuta verandert, moet ze alle posten naar de nieuwe functionele valuta omrekenen tegen de koers van de datum waarop de wijziging heeft plaatsgevonden.
De bedragen die voortvloeien uit deze omrekening voor niet-monetaire posten worden verwerkt als historische kostprijs van deze posten.
IAS 21.35
IAS 21.37
“Hoewel de Commissie een duidelijke voorkeur handhaaft Advies CBN 152-1, en een aanbeveling formuleert voor een voorzichtige toe- Deel VII.C passing van het realisatiebeginsel, (…), wil zij niet uitsluiten dat een onderneming bij wijze van norm onmiddellijk alle wisselresultaten en omrekeningsverschillen in resultaat zou nemen, en dit zonder onderscheid te maken tussen wisselresultaten en omrekeningsverschillen. Zulks is geoorloofd indien het gaat om een bestendige politiek van de onderneming, waartoe is besloten in het volle besef van de gevolgen daarvan en waarvan de keuze duidelijk wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening onder de waarderingsregels.”
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 21.15, 21.32 en 21.33
IAS/IFRS
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
31
Dergelijk omrekeningsverschil blijft in resultaat opgenomen, of, als het een monetaire post betreft die deel uitmaakt van de netto-investering, in een afzonderlijke component van het eigen vermogen.
Actief- of passiefposten kunnen echter niet worden geëlimineerd zonder het resultaat van de valutakoersschommelingen in de geconsolideerde jaarrekening aan te geven.
IAS 21
In het bijzondere geval van de omrekening van een buitenlandse activiteit, in casu een dochteronderneming, worden saldi en transacties binnen de groep geëlimineerd volgens de normale consolidatieprocedures.
IAS 21.45
IAS 21.41
Keuze van de monetaire/niet-monetaire methode (geen Advies CBN 172-1 uitzondering voor bijkantoren met verrichtingen die onafhankelijk zijn van deze van de hoofdzetel). Deze methode heeft tot gevolg dat de door het bijkantoor uitgevoerde verrichtingen en de daaraan verbonden monetaire risico’s worden verwerkt alsof het verrichtingen betrof die rechtstreeks (a) de activa en verplichtingen dienen voor elke gepresen- door de zetel werden uitgevoerd: teerde balans te worden omgerekend tegen de slotkoers op die balansdatum; - de monetaire posten worden tegen slotkoers omgere(b) de baten en lasten dienen voor elke winst- en verliesrekend, behalve wanneer het wisselrisico specifiek is gekening te worden omgerekend tegen de wisselkoers op dekt; in dat geval worden ze omgerekend tegen de koers de transactiedata (of gemiddelde koers van de periode, van de dekkingsverrichting; tenzij bij aanzienlijke schommelingen); en (c) alle resulterende valutakoersverschillen dienen als een - de niet-monetaire posten – en de daarmee samenhanafzonderlijke component van het eigen vermogen te gende afschrijvingen en waardeverminderingen – worworden opgenomen. den omgerekend tegen de geldende omrekeningskoers op de aanschaffingsdatum; Deze wisselkoersverschillen komen voort uit: - de resultaten worden omgerekend hetzij tegen de gel- Advies CBN 172-1, (a) de omrekening van baten en lasten tegen de wisselkoers dende omrekeningskoers op de datum waarop ze zijn p. 22 op de transactiedatum, en de omrekening van activa en vastgesteld, hetzij tegen een gemiddelde koers; verplichtingen tegen de slotkoers. Dergelijke koersverschillen ontstaan zowel op baten en lasten die in de - de omrekeningsverschillen worden in de resultatenrewinst- en verliesrekening worden opgenomen als op kening geboekt – positieve omrekeningsverschillen kunbaten en lasten die rechtstreeks in het eigen vermogen nen eventueel op een overlopende rekening worden worden verwerkt; opgevoerd, als de vennootschap deze methode in haar (b) de omrekening van de nettoactiva bij aanvang van de waarderingsregels toestaat. periode tegen een slotkoers die verschilt van de vorige slotkoers.
Wanneer een entiteit haar rekeningen in een andere valuta dan de functionele valuta of dan de presentatievaluta van sommige individuele entiteiten voorstelt, moeten het resultaat en de financiële positie van iedere entiteit als volgt in de presentatievaluta worden omgerekend:
Omrekening van in vreemde valuta opgestelde jaarrekeningen van buitenlandse activiteiten
IAS 21.39
Omrekening van in vreemde valuta opgestelde jaarrekeningen van buitenlandse activiteiten
32
Speciale bijlage –
3/4
De resultaten en de financiële positie van een entiteit waarvan de functionele valuta de valuta is van een economie met hyperinflatie, dienen als volgt te worden omgerekend in een andere presentatievaluta:
IAS 21.42
Het bedrag van de valutakoersverschillen die in de winsten verliesrekening zijn opgenomen, met uitzondering van deze op financiële instrumenten die, in overeenstemming met IAS 39, worden gewaardeerd tegen reële waarde en de nettokoersverschillen die in een afzonderlijke component van het eigen vermogen zijn opgenomen, en een aansluiting tussen het bedrag van dergelijke valutakoersverschillen aan het begin van de periode en het bedrag aan het einde van de periode.
Als de presentatievaluta verschilt van de functionele valuta moet dat feit, alsook de functionele valuta en de reden voor het gebruik van een andere presentatievaluta, worden vermeld.
Wanneer er een wijziging is opgetreden in de functionele valuta van ofwel de verslaggevende entiteit ofwel een belangrijke buitenlandse activiteit, dient dat feit en de reden voor de wijziging van de functionele valuta te worden vermeld.
IAS 21.52
IAS 21.53
IAS 21.54
Informatieverschaffing
(a) alle bedragen (balans, resultatenrekening, vergelijkende cijfers) moeten worden omgerekend tegen de slotkoers op de meest recente balansdatum, behalve (b) wanneer bedragen worden omgerekend in de valuta van een economie zonder hyperinflatie. Dan dienen de vergelijkende cijfers de cijfers te zijn die in de desbetreffende jaarrekening van het vorige jaar als cijfers over het verslagjaar zijn gepresenteerd.
Bij het afstoten van een buitenlandse activiteit moet het cumulatieve bedrag van de uitgestelde valutakoersverschillen opgenomen in een afzonderlijke component van het eigen vermogen, die verband houdt met die buitenlandse activiteit, in de winst- en verliesrekening worden opgenomen wanneer de winst of het verlies op de afstoting wordt opgenomen.
IAS 21.48
IAS/IFRS
De waarderingsregels vermelden de methoden en grondsla- Art. 34 KB W.Venn. gen voor de omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en verplichtingen, alsmede de methoden voor de omrekening van de financiële staten van bijkantoren of centra van werkzaamheden in het buitenland, en de wijze van verwerking in de rekeningen van de wisselkoersverschillen en de omrekeningsverschillen van vreemde valuta.
Informatieverschaffing
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
33
Er kan een verschil ontstaan met betrekking tot een vordering op een dochteronderneming, die – volgens IFRS – moet worden beschouwd als deel uitmakend van de investering van de vennootschap in haar dochteronderneming. In dergelijk geval wordt het omrekeningsverschil, volgens IFRS, in het eigen vermogen geboekt, en volgens de Belgische normen, in resultaat genomen (tenzij het, voor latente winsten, zoals hierna vermeld, eventueel op een overlopende rekening wordt opgevoerd).
2. Omrekening van in vreemde valuta opgestelde jaarrekeningen van buitenlandse activiteiten
Tenslotte gaat het slechts om een tijdelijk verschil dat uiterlijk bij de realisatie van het onderliggende actief- of passiefbestanddeel wordt teruggedraaid.
Deze afwijkende boekingsmethode van de latente positieve omrekeningsverschillen volgens de Belgische boekhoudnormen is echter niet verplicht, en de onderneming kan de Belgische boekhoudnormen aan de IFRS aanpassen.
Voor de valuta daarentegen waarvoor een positief omrekeningsverschil wordt vastgesteld, en wanneer de vennootschap kiest voor een afzonderlijke boeking van deze positieve verschillen op een afzonderlijke overlopende rekening van het passief, kunnen de in resultaatneming en de taxatie van dit positief omrekeningsverschil, volgens de Belgische boekhoudkundige normen en fiscale regels worden uitgesteld.
Voor een Belgische entiteit zal de functionele valuta gewoonlijk de euro zijn, zeker als ze geen buitenlandse activiteit heeft. Als de presentatievaluta eveneens de euro is, zal bijgevolg de verwerking van verrichtingen in vreemde valuta volgens de IFRS overeenstemmen met deze volgens de Belgische normen voor de valuta waarvoor een negatief omrekeningsverschil wordt vastgesteld. Dit negatief omrekeningsverschil zal met name in resultaat worden genomen.
1. Verrichtingen in vreemde valuta
Fiscale gevolgen
IAS 21
34
Speciale bijlage –
3/4
Com.IB 92 183/8
Gelet op de mogelijkheid om de verliezen van buitenlandse inrichtingen met het Belgisch resultaat te verrekenen, is het echter niet uitgesloten dat zich in bepaalde gevallen verschillen kunnen voordoen, meer bepaald wanneer de buitenlandse inrichting winsten zal realiseren in de loop van volgende boekjaren (de fiscale problematiek van de ‘recapture’).
De overeenkomsten tot het voorkomen van dubbele belasting laten in principe toe om het buitenlands resultaat van belasting vrij te stellen, ongeacht de berekeningsmodaliteiten van dit buitenlandse resultaat.
Met betrekking tot een Belgische entiteit die over een nietgeïntegreerd buitenlands bijkantoor beschikt dat gebruik maakt van een andere functionele valuta, dient te worden opgemerkt dat de Belgische normen de toepassing van de monetaire/niet-monetaire methode aanbevelen, terwijl de IFRS het gebruik van de slotkoersmethode voorschrijven.
Deze gevallen zijn echter zeer zeldzaam. Binnen het bestek van deze studie gaan we dan ook niet verder in op deze modaliteiten.
Vanuit fiscaal oogpunt bepaalt de administratieve commentaar de praktische modaliteiten om een Belgische boekhouding die in een andere munteenheid wordt gevoerd in euro om te rekenen.
Als de euro niet de functionele valuta van de Belgische entiteit is, dient vooreerst te worden opgemerkt dat de Belgische onderneming aan de minister van Economie een afwijking kan vragen om een andere munteenheid als presentatievaluta te gebruiken.
Dit verschil zal slechts fiscale gevolgen hebben als het rechtstreeks aan het eigen vermogen toegerekende omrekeningsverschil niet in aanmerking zou worden genomen bij de bepaling voor fiscale doeleinden van de beweging van de belaste reserves.
IAS/IFRS
BELGISCH BOEKHOUDRECHT
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
35
Vorderingen aan Verkopen
909 909
Vorderingen aan Overlopende rekeningen
43 43
40 75
Vorderingen aan Financiële opbrengsten
43 43
Volgens de IFRS-normen (en eventueel de Belgische normen als de waarderingsregels het bepalen) zal de vennootschap boeken:
Het wisselkoersverschil zal bij de inning van de vordering in resultaat worden genomen.
Immers, (1 000/1,05) – 909 = 43
40 49
De vennootschap boekt volgens de Belgische normen (tenzij zij ervoor kiest om de positieve omrekeningsverschillen onmiddellijk in resultaat te nemen – cf. infra):
Stel dat deze vordering het enige bestanddeel is van de balans dat in vreemde valuta wordt uitgedrukt.
Bij de afsluiting van het boekjaar op 31 december van jaar X, is de vordering nog niet betaald en bedraagt de koers euro/USD 1,05.
Immers, 1 000/1,1 = 909
40 70
Zij boekt derhalve:
Op 31 oktober bedraagt de koers euro/USD 1,1.
Vennootschap A, een Belgische vennootschap die haar rekeningen in euro bijhoudt, verkoopt op 31 oktober van jaar X producten aan een klant voor een bedrag van 1 000 USD.
4. Eerste voorbeeld: Positieve omrekeningsverschillen
672 000
70 000
240 000
117 000 245 000
Passiva
Kapitaal Overgedragen winst Schulden op meer dan een jaar Schulden op ten hoogste een jaar
(000 FV2)
2
1
IAS 21
Voorbeeld overgenomen uit Traité pratique des comptes annuels, Kluwer, Consolidation C.IV-2-19 tot 2-26. FV = Functionele valuta van de entiteit.
40 000
(27 000) Winst van het boekjaar
(15 000) Belastingen op het resultaat
82 000
818 000
900 000
672 000
172 000
200 000
250 000 50 000
Financieel resultaat
Bedrijfsresultaat
50 000 51 000
Afschrijvingen
120 000
597 000 Lonen en sociale lasten
Diensten en diverse goederen
642 000 (45 000)
Aankopen Voorraadwijziging
Bedrijfskosten Grondstoffen en handelsgoederen
Bedrijfsopbrengsten (omzet)
Resultatenrekening van de nv ABC voor boekjaar 2007 (000 FV)
Liquide middelen
Materiële vaste activa Voorraden Handelsvorderingen op ten hoogste een jaar
Activa
Balans van de nv ABC op 31.12.2007
5. Tweede voorbeeld: Omrekeningstechnieken1
36
Speciale bijlage –
3/4
117 000
•
•
5 000
240 000
75 000
100 000
65 000
2 000
70 000
10 500
40 000
19 500
Het kapitaal werd bij de oprichting op 01.01.2004 volledig gestort.
10 500
VAL2
FV
3 000
VAL1
000 FV
De liquide middelen betreffen de volgende bedragen (omgerekend in FV tegen de koers van 31.12.2007):
75 000
VAL2
FV
10 000
VAL1
000 FV
De handelsvorderingen betreffen de volgende bedragen (omgerekend in FV tegen de koers van 31.12.2007):
225 000
20 000 12 000 45 000 40 000
•
138 000
100 000 30 000 75 000 50 000
01.01.2004 01.01.2005 01.01.2006 01.01.2007
Nettoboekwaarde
De voorraden per einde boekjaar werden gewaardeerd tegen kostprijs bepaald volgens de FIFO-methode. Het betreft in feite de twee laatste leveringen die nog in voorraad zijn. Deze leveringen werden verricht op 13.12.2007 (125 000 FV) en op 23.12.2007 (120 000 FV). De voorraad per begin boekjaar werd ook tegen kostprijs gewaardeerd; deze bedroeg 200 000 FV en werd volledig aangeschaft op 15 december 2006.
80 000 18 000 30 000 10 000
Aanschaffingsprijs
Datum van aanschaffing
Gecumuleerde afschrijvingen
De materiële vaste activa betreffen alle machines en werden als volgt aangeschaft (in 000 FV):
•
•
Voormelde jaarrekening moet worden omgerekend in valuta “X”, met toepassing van de verschillende methoden en gelet op volgende gegevens:
50 000
(20 000) 5 000 25 000 40 000
000 FV
16 500
5 500
7 000
172 000
16 500
110 000
45 500
Aantal FV voor 1 ‘X’ 60 65 55 51 45 47 48 53 54 56 52
Datum of periode 01.01.2004 01.01.2005 01.01.2006 01.07.2006 15.12.2006 31.12.2006 01.01.2007 13.12.2007 23.12.2007 31.12.2007 Gemiddelde 2007
Hierna volgt een overzicht van de wisselkoersen:
FV
VAL2
VAL1
000 FV
De schulden op minder dan een jaar betreffen de handelsschulden in de volgende valuta (omgerekend in FV tegen de koers van 31.12.2007):
•
(323) 82 481 Te berekenen
000 ‘X’ (historisch)
De schulden op meer dan een jaar betreffen een lening in FV, aangegaan op 01.01.2006 (eerste terugbetaling op 30.06.2009) voor een bedrag van 200 000(000) FV.
(Er werden geen dividenden uitgekeerd).
2004 2005 2006 2007
Boekjaar
Winst / (Verlies)
De overgedragen winst vertoont de volgende historiek:
•
•
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
37
NETTOWINST
Omrekeningsverschil
WINST VOOR OMREKENINGSVERSCHIL
Afschrijvingen Financiële resultaten Belastingen
Bedrijfsopbrengsten Aankopen Voorraadwijziging Diensten en diverse goederen Lonen en sociale lasten
RESULTATENREKENING
TOTAAL PASSIVA
Kapitaal Overgedragen winst Schulden op meer dan één jaar Schulden op ten hoogste één jaar Omrekeningsverschil (overlopende rekening van het passief)
40 000
o
40 000
(51 000) (15 000) (27 000)
900 000 (642 000) 45 000 (120 000) (50 000)
672 000
250 000 50 000 200 000 172 000 o
672 000
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA
117 000 245 000 240 000 70 000
Materiële vaste activa Voorraden Handelsvorderingen op ten hoogste een jaar Liquide middelen
ACTIVA
000 FV
(f) 56 56
56 56 (e) 56 56
60 (c) 56 56 (d)
(a) (b) 56 56
Koers
51
o
51
(906) (268) (482)
16 071 (11 464) 136 (2 143) (893)
12 285
4 167 291 3 571 3 072 1 184 o
12 285
2 169 4 580 4 286 1 250
Bedrag 000 ‘X’
Monetaire / niet-monetaire methode
Omrekeningstabel
56 56 56 56 56 56 56 56 56
56 56 56 56 56
56 56 56 56
Koers
714
o
714
(911) (268) (482)
16 071 (11 464) 804 (2 143) (893)
12 000
4 464 893 3 571 3 072 o
12 000
2 089 4 375 4 286 1 250
Bedrag 000 ‘X’
Slotkoersmethode
IAS 21
38
Speciale bijlage –
3/4
117 000
20 000 12 000 45 000 40 000
245 000
125 000 120 000
Waarde 000 FV 53 54
Historische koers
291
51
240
4 580
2 358 2 222
Waarde 000 ‘X’
2 169
333 185 818 833
1 235
12 285 (4 167) (240) (3 571) 3 072
De winst vóór het omrekeningsverschil dat blijkt uit de omgerekende resultatenrekening, bedraagt slechts 51, zodat een positief omrekeningsverschil van 1 235 – 51 = 1 184 moet worden verwerkt. Om voorzichtigheidsredenen wordt deze winst niet op de resultatenrekening geboekt, maar wel op een overlopende rekening van het passief opgenomen.
Totaal activa Kapitaal Overgedragen winst tot en met 2006 Schulden op lange termijn Schulden op korte termijn
d. De balans, vóór de berekening van het omgerekende resultaat van het boekjaar, ziet er als volgt uit (000 ‘X’):
Overgedragen resultaat tot en met 2006 Resultaat van boekjaar 2007 (zie omrekening Resultatenrekening 2007)
c. Om te rekenen tegen historische koers (000 ‘X’)
13.12.2007 23.12.2007
Datum van levering
60 65 55 48
Nettoboekwaarde Nettoboekwaarde Historische koers 000 FV 000 ‘X’
b. Om te rekenen tegen historische koers
01.01.2004 01.01.2005 01.01.2006 01.01.2006
Datum van aanschaffing
a. Om te rekenen tegen historische koers
Monetaire / niet-monetaire methode
45 000
200 000 245 000
45 Zie (b)
Historische koers
136
4 444 4 580
000 ‘X’
01.01.2004 01.01.2005 01.01.2006 01.01.2006
Datum van aanschaffing 60 65 55 48
906
333 92 273 208
10 000 50 000
Totaal overgedragen resultaat volgens balans
714
179 893
(357) 89 447
000 ‘X’ (tegen slotkoers)
Dit verschil is een winst, blijkens de omgerekende resultatenrekening, voor boekjaar 2007.
40 000
(20 000) 5 000 25 000
2004 2005 2006
Verschil
000 FV
Boekjaar
Alle bestanddelen (met inbegrip van deze van het eigen vermogen) worden omgerekend tegen de koers die van toepassing is op de datum van afsluiting van de balans. De overgedragen winst van het boekjaar/overgedragen winst blijkt uit volgende tabel:
51 000
20 000 6 000 15 000 10 000
Nettoboekwaarde Nettoboekwaarde Historische koers 000 FV 000 ‘X’
De afschrijvingen moeten worden omgerekend tegen de koers die wordt toegepast voor de omrekening van de vaste activa op de balans.
Slotkoersmethode
f.
Voorraad begin boekjaar Voorraad einde boekjaar
000 FV
e. Om te rekenen tegen historische koers
IAS 21
Speciale bijlage –
3/4
39
Passiva VIII. Schulden op meer dan een jaar IX. Schulden op ten hoogste een jaar X. Overlopende rekeningen (kunnen ook van niet-monetaire aard zijn)
IAS 21
Philippe Raxhon Belastingconsulent – Deloitte Belastingconsulenten
Passiva I. Kapitaal II. Uitgiftepremies III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Reserves V. Overgedragen resultaat VI. Kapitaalsubsidies VII. Voorzieningen voor risico’s en kosten
VI.
Oprichtingskosten Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa (behalve de eventuele hierin opgenomen vorderingen) Voorraden
Activa I. II. III. IV.
Activa V. VII. VIII. IX. X.
Vorderingen op meer dan een jaar Vorderingen op ten hoogste een jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Overlopende rekeningen (kunnen ook van niet-monetaire aard zijn)
Niet-monetaire posten:
Monetaire posten:
BIJLAGE: INDICATIEVE LIJST VAN DE MONETAIRE EN NIET-MONETAIRE POSTEN
Accountancy&Tax