Inhoud Lessen groep 6 225 I. Lichamelijke en emotionele ontwikkeling 227 1. Allemaal gevoelens 227 2. Schuttingtaal 229 3. Jongens en meisjes 230
II. Sociale ontwikkeling en relaties 232 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Jongen of meisje? 232 Detectivespel 233 Gezocht: een vriend 234 Verliefd 236 Relaties 238 Wat is seks 240
III. Seksualiteit en gezondheid 242 10. Seksueel misbruik 242
Kopieerbladen 245 Planningsformulier 256
Relaties en seksualiteit – groep 6
223
Lessen groep 6 I. Lichamelijke en emotionele ontwikkeling Doel: De kinderen • vergroten hun eigen lichaamsbesef/beeld • ontdekken dat iedereen uniek is met eigen kenmerken, voorkeuren en gevoelens • weten dat het aanraken van bepaalde delen van hun lichaam positieve en negatieve gevoelens kan oproepen, en dat dergelijke ervaringen bij anderen soortgelijke gevoelens oproepen • kennen van naam en functie van lichaamsdelen en kenmerken van jongens en meisjes • weten hoe de voortplanting verloopt (bevruchting, zwangerschap en geboorte) Lessen: les
titel
lesdoel
1
Allemaal gevoelens
De kinderen bespreken allerlei soorten gevoelens en emoties aan de hand van fotomateriaal.
2
Schuttingtaal
De kinderen leren dat seksuele taal op verschillende plaatsen op verschillende manieren gebruikt wordt, zowel in het Nederlands als in de NGT.
3
Jongens en meisjes
De kinderen leren de woorden waarmee delen van de geslachtsorganen worden aangeduid en krijgen een duidelijk beeld van de functie van de geslachtsdelen van jongens en meisjes.
II. Sociale ontwikkeling en relaties Doel: De kinderen • zien in hoe sekserollen ontstaan en worden aangeleerd • onderkennen vooroordelen en discriminatie • beseffen dat ze, om een vriendschap te beginnen, te onderhouden en te stoppen, een aantal dingen moeten kunnen: goed luisteren, assertief zijn, inleven in de ander, enzovoort • beseffen dat verliefdheid kan verschillen in aspecten als uitingsvorm, leeftijd en geslacht en welke reacties verliefdheid kan oproepen bij zichzelf en anderen • beseffen dat liefde kan verschillen in aspecten als uitingsvorm, leeftijd en geslacht. En dat het ervaren van liefde in woord, gebaar en lichamelijk contact een primaire levensbehoefte van alle mensen is • weten dat iemand aangetrokken kan worden door of verliefd kan worden op een man, een vrouw of beide
Relaties en seksualiteit – groep 6
225
• weten dat mensen kunnen kiezen voor verschillende relatievormen: samenwonen, trouwen, lat-relatie, man-man, vrouw-vrouw, enzovoort. En dat daar door mensen verschillend over wordt gedacht • kennen verschillende samenlevingsvormen en weten dat de samenstelling daarvan door diverse oorzaken kan veranderen • weten dat de uitingsvormen van en opvattingen over seks verschillen Lessen: les
titel
lesdoel
4
Jongen of meisje?
De kinderen kijken naar een kort verhaal in NGT. Bij iedere vraag in het verhaal kiezen ze wie de activiteit of de uitspraak doet. Welke activiteiten en uitspraken worden aan een jongen of man (Rob, opa, papa) en welke aan een meisje of vrouw (Reba, oma, mama) toegeschreven?
5
Detectivespel
De kinderen denken na over vooroordelen en stereotypen en het doorbreken daarvan.
6
Gezocht: een vriend
De kinderen houden zich bezig met de vraag hoe je vriend of vriendin van iemand kunt worden.
7
Verliefd
De kinderen houden zich bezig met vragen rondom verliefdheid.
8
Relaties
De kinderen verkennen de variatie aan relatievormen en denken na over de eigen opvatting en die van anderen.
9
Wat is seks?
De kinderen leren dat uitingsvormen van en opvattingen over seks verschillen. Dat kan per persoon verschillen, maar ook per groep of leeftijd, en per cultuur.
III. Seksualiteit en gezondheid Doel: De kinderen • weten wat seksueel misbruik inhoudt en op welke manier je eventueel om hulp kunt vragen Lessen: les
titel
lesdoel
10
Seksueel misbruik
De kinderen leren wat seksueel misbruik inhoudt en op welke manier je om hulp kunt vragen.
Relaties en seksualiteit – groep 6
226
I. Lichamelijke en emotionele ontwikkeling Les 1 Allemaal gevoelens Lesdoelen De kinderen bespreken allerlei soorten gevoelens en emoties bij zichzelf en anderen. Voorbereiding Knip een aantal foto’s van gezichten van mensen uit kranten en/of tijdschriften, waarop in ieder geval de gevoelens trots, boos, blij en verdrietig zichtbaar zijn. Benodigdheden • foto’s van gevoelens • buddies of plakband • bord, krijt • kopieerblad 6.1 en/of 6.2 Introductie Leg de foto’s met de emoties blij, verdrietig, trots en boos op een tafel en ga er met de kinderen omheen zitten. Vraag aan de kinderen wat ze op de foto’s zien en laat ze kort reageren. Vraag dan hoe de mensen op de foto’s zich voelen en waarom dat zo is. Bespreek dit per foto, bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen: – Hoe voelt hij/zij zich, denk je? – Hoe kun je dat zien? – Waarom zou hij/zij zich zo voelen? – Heb jij dat gevoel ook wel eens? – Wanneer heb je dat gevoel? Plak de foto’s op het bord en schrijf de gevoelens die de kinderen noemen erbij of teken/plak de gebarentekeningen van de gevoelens erbij. Kern Deel de kopieerbladen uit. Lees de vragen en aanvulzinnen voor en geef een aantal voorbeelden. De kinderen maken de vragen en vullen in ieder geval drie zinnen aan. (Mag in steekwoorden.) Ze mogen zelf kiezen welke zinnen ze af willen maken. Geef zelf een persoonlijk voorbeeld. Afsluiting Bespreek de bladen na. Wat hebben ze opgeschreven? Als de kinderen dit willen, plakt u de bladen op het bord. Ga met de kinderen in de kring zitten en geef de kinderen de gelegenheid om vragen te stellen over bepaalde antwoorden. Iedereen kan meepraten, ook de kinderen van wie het blad niet is opgehangen. Laat ieder kind dat dit wil iets vertellen over een zin die het heeft opgeschreven. Vertel zelf iets over een emotie die niet aan bod is gekomen of stel daar vragen over. Benadruk steeds dat er verschillen zijn. Niet iedereen is trots op of boos of blij over dezelfde dingen.
Relaties en seksualiteit – groep 6
227
Suggesties/ideeën/tips • Bedenk samen met de kinderen nog meer aanvulzinnen en laat deze door henzelf of door anderen aanvullen. • Laat de kinderen in groepjes of individueel in tijdschriften of andere bladen zoeken naar plaatjes die volgens hen horen bij de foto’s op het bord. Vraag na waarom ze de plaatjes bij de emoties vinden passen. • De kinderen bedenken hoe ze een gevoel uit kunnen beelden. Maak er een foto van en hang deze op een prikbord. Schrijf het gevoel erbij en plak de gebarentekening erbij. • Verdeel de kinderen in twee groepen. Laat hen tegenover elkaar zitten. Geef een van de groepen drie gevoelens (bijvoorbeeld blij, boos, trots) die ze moeten uitbeelden, terwijl ze op hun stoel blijven zitten. De andere groep kijkt aandachtig toe en vertelt na afloop welke emoties ze hebben gezien. Draai daarna de rollen om. Bespreek het spel na en stel bijvoorbeeld de volgende vragen: - Welk gevoel zag je? - Hoe zie je dat? - Hoe weet je hoe iemand zich voelt? - Hoe kun je iemand blij, trots of juist boos maken? - Wanneer was je voor het laatst blij, boos of trots? - Waarom word je blij, boos of trots? - Hoe kun je blij, boos of trots worden? Breid deze oefening uit met andere gevoelens, bijvoorbeeld gefrustreerd of boosaardig. • In deze les worden verschillende vaardigheden gevraagd: het kunnen ‘aflezen’ van gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal en die kunnen koppelen aan gevoelens. Vervolgens het koppelen van die gevoelens aan gebeurtenissen en het koppelen van gevoelens aan zelf meegemaakte gebeurtenissen. Wanneer kinderen moeite hebben met deze oefening, probeer dan te achterhalen met welke vaardigheid ze moeite hebben. Oefen deze vaardigheid extra. • Het PAD-leerplan (Programma Alternatieve Denkstrategieën) biedt veel mogelijkheden om de vaardigheden te oefenen. • Sluit aan bij de kanjertraining. • Bespreek gevoelens in situaties met horenden, bijvoorbeeld: Je zit op een verjaardag met allemaal horenden. Hoe voel je je? Wat doe je daarmee? Of: Je mag niet meedoen op straat. Hoe komt dat? (Bedenk altijd meerdere redenen. Nooit alleen: Omdat ik doof/slechthorend ben.) Wat doe je eraan? Differentiatiemogelijkheden • De kinderen voor wie de zinnen van kopieerblad 6.1 te moeilijk zijn, maken kopieerblad 6.2. In het vak boven ieder gezicht/iedere smiley, tekenen ze een situatie waarin zij zich zo voelen. • Voor sommige kinderen biedt de introductie misschien al voldoende uitdaging. Trek dan meer tijd uit voor dit onderdeel en besteed meerdere lesuren aan deze les. Of hang de kopieerbladen in de klas op. Als een bepaalde emotie zich voordoet, wordt de zin aangevuld en een tekening gemaakt van de situatie. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Relaties en seksualiteit – groep 6
228
Les 2 Schuttingtaal Lesdoelen De kinderen leren dat seksuele taal op verschillende plaatsen op verschillende manieren gebruikt wordt, zowel in het Nederlands als in de NGT. Benodigdheden • grote vellen papier, stiften • bord Introductie Vraag welke gebaren en woorden de kinderen kennen rond borsten, billen, piemel en vagina en andere woorden die met seksualiteit te maken kunnen hebben. Verdeel de klas in kleine groepjes en geef ieder groepje een groot vel papier. Laat hen daar samen zoveel mogelijk namen en gebaren opschrijven en tekenen die met seksualiteit te maken hebben. Het kan zijn dat kinderen in de klas gebaren of woorden gebruiken die een seksuele lading hebben, zonder dat zij zich hiervan zelf bewust zijn. Breng deze gebaren of woorden dan zelf in. Vraag bij de kinderen door naar de betekenis. Als de kinderen er niet uitkomen, geef dan zelf duidelijke definities. Bespreek de verzamelde woorden en gebaren, bijvoorbeeld borsten, tieten, kont, billen, reet, penis, lul, pik, piemel, vagina, kut, spleetje, gleuf, babygaatje, doos, pikkie, lul, klootzak, de omhoog gestoken middelvinger. Schrijf en teken de begrippen onder elkaar op het bord. Kern Zoek met de kinderen uit welke woorden hetzelfde betekenen. Leg uit dat woorden wel hetzelfde kunnen betekenen, maar dat er toch een verschil is: – Sommige woorden gebruik je thuis en op school. Die horen bij de gewone gebarentaal of spreektaal*. * Sommige woorden kun je thuis gebruiken, andere niet. Maar misschien kun je er thuis sowieso al weinig over praten. Veel mensen vinden seksualiteit iets persoonlijks. Ze willen er niet met iedereen over praten. Ze gebruiken de woorden die we opgeschreven hebben niet. Ze zeggen: van onderen, of: tussen je benen. – De dokter gebruikt soms nog andere woorden. Dat zijn deftige woorden. Je zou het dokterstaal kunnen noemen. – Andere woorden zijn niet zo netjes. Dat wordt schuttingtaal genoemd. Vraag aan de kinderen of zij kunnen raden waarom het zo heet. Leg zonodig uit dat schuttingtaal zo genoemd wordt, omdat deze woorden vaak op muren of schuttingen gezet worden, als graffiti*. * Door schuttingtaal te gebruiken spreek je met weinig respect over seksualiteit. Op de tv of op internet zie je dat vaak. Sommige kinderen (en grote mensen) vinden dat stoer. Of ze voelen zich verlegen. Als ze schutting taal gebruiken, voelen ze zich minder verlegen en stoerder. Vaak gebruiken mensen ook schuttingtaal om mee te schelden. Weten de kinderen daar voorbeelden van? In de NGT heb je bijvoorbeeld het scheldwoord lul; dat is anders dan het gebaar voor lul in de gewone betekenis. Zoek met de kinderen uit welk woord in welke categorie hoort en maak zo drie rijen. Doe dit zowel met de Nederlandse woorden als met de gebaren. Schrijf de woorden op drie verschillende vellen papier: schooltaal, dokterstaal en schutting taal.
Relaties en seksualiteit – groep 6
229
Thuis en op school willen we wel op een respectvolle manier over seksualiteit praten. Seksualiteit is fijn als mensen van elkaar houden. Vandaar dat we niet alle woorden zomaar gebruiken. Afsluiting Spreek met de kinderen af welke woorden in de klas gebruikt worden bij de lessen en welke woorden bij de schuttingtaal horen en in de klas niet gebruikt worden. Hang de vellen met schooltaal en dokterstaal op het bord. Het vel met de schuttingtaal hangt u ook op het bord, maar dan achterstevoren. Wanneer de kinderen in de klas een schuttingwoord gebruiken, kunt u hen vragen op welk vel papier dit woord staat en wat er over het gebruik van dit woord is afgesproken.
Les 3 Jongens en meisjes Lesdoelen De kinderen leren de woorden waarmee delen van de geslachtsorganen worden aangeduid en krijgen een duidelijk beeld van de functie van de geslachtsdelen van jongens en meisjes. Voorbereiding Herinner de kinderen zonodig aan de afspraken die u in de vorige les (les 2) hebt gemaakt over de namen en gebaren voor geslachtsdelen die u in de klas wel of niet wil horen en zien. Benodigdheden • dvd jongens en meisjes met afspeelapparatuur (zie bijgevoegd materiaal) • kopieerblad 6.3 Introductie Vorm jongens- en meisjesgroepen. Laat iedere groep de geslachtsdelen van de man en de vrouw tekenen, zoals zij denken dat het eruit ziet. In sommige culturen mogen meisjes in het bijzijn van jongens niet over deze zaken praten. U kunt overwegen deze les apart aan jongens en meisjes te geven. Het gaat erom dat de lessen effect hebben. Kern Bekijk, vergelijk en bespreek de tekeningen. Hoe precies hebben de kinderen de geslachtskenmerken getekend? Weten ze de namen en functies van de geslachts organen? Wees erop voorbereid dat sommige kinderen van huis uit niet gewend zijn om over deze onderwerpen te praten. Bekijk samen de dvd en bespreek deze. Welke geslachtskenmerken heeft de groep gezien bij het meisje/de vrouw en waar dienen ze voor? Bijvoorbeeld: schaamlippen (binnenste en buitenste), plasgaatje, vagina (babygaatje), clitoris (klein gevoelig bobbeltje). De schaamlippen dienen als een soort bescherming, net als je oogleden of je lippen. Uit het plasgaatje komt de plas van een meisje. De vagina is een opening of gaatje waar later, als je gaat vrijen met een man, een piemel in kan. Nog later kan er ook een baby door geboren worden. De clitoris is een bobbeltje dat gevoelig is als je eraan komt. Bij het vrijen geeft dat een heel prettig gevoel voor een meisje. De eierstokken, eileider en baarmoeder horen ook bij de geslachts delen van de vrouw, maar die liggen in het lichaam. In deze les gaat het om de uiterlijke geslachtsdelen, die je kunt zien.
Relaties en seksualiteit – groep 6
230
Welke geslachtskenmerken heeft de groep gezien bij de jongen/man en waar dienen ze voor? Bijvoorbeeld: piemel, ballen, balzak. Bij een jongen zien je aan de buitenkant een piemel en twee ballen, die in een soort zak hangen. Dat zijn zaadballen. Daarin worden later, vanaf de puberteit, de zaadcellen gemaakt en bewaard. Aan de piemel zelf kun je de eikel zien. Bovenop de eikel zit een kleine opening. Uit dat gaatje komt de plas van een jongen. Later komt er ook sperma uit, daarin zitten de zaadcellen. De eikel is een heel gevoelig onderdeel van de piemel. Je kunt het vergelijken met de clitoris bij een meisje. Afsluiting Verdeel na het zien van de dvd de groep weer in dezelfde jongens- en meisjes groepen als aan het begin van de les. Deel de kopieerbladen uit en laat de kinderen de juiste woorden bij de geslachtsorganen zetten. NB Het gebaar voor voorhuid kan ook worden gemaakt met 1-hand en Q-hand. Informatieboeken • Over baby’s en zo – en waar ze vandaan komen van Robbie Harris, uitg. Gottmer, ISBN 9025731821 • Waar kom ik vandaan van Sylvia Schneider, uitg. Piramide, ISBN Aan de hand van een verhaal wordt informatie gegeven over groei, lichaam, seks en zwangerschap. Leesboeken • Ben jij ook op mij? van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 902161498 Prentenboeken • Mama, waar komen de kindjes vandaan? van Janosch, uitg. Van Holkema & Warendorf, ISBN 9026910495. Prentenboek met veel tekst over een muis die wordt voorgelicht. • Babietjes, babietjes, babietjes van Tessa Dahl, uitg. Fontein, ISBN 9026104855. Vergelijkingen tussen dieren- en mensenbaby’s. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Relaties en seksualiteit – groep 6
231
II. Sociale ontwikkeling en relaties Les 4 Jongen of meisje? Lesdoelen De kinderen kijken naar een kort verhaal in NGT. Bij iedere vraag in het verhaal kiezen ze wie de activiteit of de uitspraak doet. Welke activiteiten en uitspraken worden aan een jongen of man (Rob, opa, papa) en welke aan een meisje of vrouw (Reba, oma, mama) toegeschreven? Benodigdheden • dvd Rob en Reba (zie bijgevoegd materiaal) • tv en afspeelapparatuur • kopieerblad 6.4 en kopieerblad 6.5 Introductie Schrijf aan de linkerkant van het bord namen Rob, opa en papa. Schrijf aan de rechterkant van het bord de namen Reba, oma en mama. Leg de kinderen uit dat ze naar een verhaal op dvd gaan kijken, waarin steeds vragen worden gesteld over wie iets zegt of doet. De kinderen mogen dan kiezen voor Rob of Reba, opa of oma, papa of mama. Zo maken ze zelf het verhaal. Ze maken hun keuze duidelijk door links (voor Rob, opa, papa) of rechts (voor Reba, oma, mama) bij het bord te gaan staan. Benadruk dat iedere keus goed is. Het gaat erom wat ze zelf denken. Hun eigen mening is belangrijk. Begin met een paar voorbeelden en wijs steeds mee naar de linker- en rechterkant van het bord: – ‘Ik speel graag met lego.’ Wie zegt dat, Rob of Reba? – ‘Ik computer graag.’ Wie zegt dat, Rob of Reba? – ‘Ik help met koken.’ Wie zegt dat, Rob of Reba? – ‘Ik help met timmeren.’ Wie zegt dat, Rob of Reba? Kern Zet de televisie tegenover het bord, zodat de kinderen de dvd kunnen zien als ze bij het bord staan. Kijk samen met de kinderen naar de dvd. (Zet de dvd na iedere vraag meteen stil.) De kinderen maken steeds hun keuze door links of rechts bij het bord te gaan staan. Bevraag de kinderen op hun keuze. Waarom hebben ze voor een bepaalde persoon gekozen? Laat ze kort hun argumenten aangeven. Vergelijk de antwoorden met elkaar. Stimuleer en leid de discussie tussen de kinderen. Vooral keuzen waarbij een kleine minderheid de opvatting van de meerderheid niet lijkt te delen, kunnen een interessante discussie opleveren. Als de kinderen steeds met elkaar dezelfde rolbevestigende keuze maken, kunt u daar wat kritische vragen bij stellen en eventueel zelf een roldoorbrekend voorbeeld geven. Houd wel de verhaallijn vast en bespreek de eerste keuzen nog niet zo uitgebreid, zodat kinderen ook bij de laatste keuzen nog gemotiveerd zijn om hun mening te geven. Afsluiting Vraag de kinderen of ze na de discussie een andere keuze zouden maken. Kijk nog een keer naar de dvd en laat de kinderen opnieuw keuzes maken. Na afloop bespreekt u met de kinderen of er nu iets is veranderd. Is het verhaal hetzelfde gebleven, of verloopt het nu anders?
Relaties en seksualiteit – groep 6
232
Prentenboeken • Ik + jij = wij van Marja Baseler, uitg. House of Books, ISBN 9044305883. • Roekeloze Robijntje van Hiawyn Oram, uitg. Altamira, ISBN 9069632047. Over een meisje dat van alles durft. • De pinnige prinses van Martin Waddell, uitg. De Vries-Brouwers, ISBN 9061743958. Over een prinses die dwars tegen de clichés ingaat van wat een echte prinses hoort te doen. Differentiatiemogelijkheden Als kinderen moeite hebben met het afzien van de beelden, lees de tekst dan zelf voor. Leesvaardige kinderen kunt u blad 6.4 geven, zodat ze de tekst zelf kunnen lezen en de namen invullen. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 5 Detectivespel Lesdoelen De kinderen denken na over vooroordelen en stereotypen en het doorbreken daarvan. Voorbereiding • Kopieer de foto's. • Plak de foto’s op stevig karton, knip ze uit en plastificeer ze. • Kopieer de beschrijving van de foto’s. Benodigdheden • vier setjes foto’s van portretten, hobby’s en kleren etc. (zie bijgevoegd materiaal) • beschrijving van de foto’s (zie bijgevoegd materiaal) • bord • plakband of buddies Introductie Soms zijn dingen anders dan je verwacht. Iemand kan er niet leuk uitzien, maar toch erg aardig zijn. Of andersom. En als je iemand ziet die net zijn tranen afveegt, dan hoeft die persoon niet verdrietig te zijn. Hij/zij kan net uien gesneden hebben. Iemand kan klein zijn, maar toch erg sterk zijn. Iemand kan stomme kleren aanhebben, maar toch erg leuk zijn. Kern Verdeel de kinderen in vier groepjes. Vertel dat ze detectives zijn en geef ieder groepje een setje met foto’s, uitgezonderd de portretten. Op de foto’s staan kleren, kinderen, voorwerpen die bij een persoon horen. De kinderen proberen zich aan de hand van de foto’s een voorstelling te maken van die persoon. Is dat een jongen of een meisje, een man of een vrouw, hoe oud is hij/zij, sportief of juist niet, doof/slechthorend of horend, netjes of niet, aardig of niet? Ze maken een tekening van de persoon die ze zich bij deze voorwerpen voorstellen. En ze beschrijven die persoon door woorden of tekeningen eromheen te zetten. Hang de vier portretfoto’s op het bord. Verzamel de setjes met foto´s van voorwerpen. Geef ieder setje aan een ander groepje. Bij welk portret denken ze dat de voorwerpen horen? Daar plakken ze de foto´s van de voorwerpen onder. Vraag steeds naar argumenten voor hun keuze. Relaties en seksualiteit – groep 6
233
Stel de vier mensen op de portretten voor aan de hand van de beschrijving (zie bijgevoegd materiaal). Vertel hoe oud ze zijn en welke foto's ze zelf hebben uitgekozen, omdat die bij hen passen. De kinderen presenteren de tekeningen die ze in hun groepje hebben gemaakt. Klopt het beeld dat ze zich naar aanleiding van de voorwerpen van de persoon gevormd hadden? Of is het heel anders? Afsluiting Soms doen mensen dingen die je niet verwacht. Daarom is het ook lastig om een goede detective te zijn! Kunnen de kinderen van zichzelf een aantal dingen noemen die mensen niet snel van hen zouden verwachten? Dit zijn juist vaak roldoorbrekende dingen, bijvoorbeeld kleding, spelletjes, hobby´s, eten en drinken. Noem eventueel voorbeelden van uzelf. Differentiatiemogelijkheden • Aan taalvaardige kinderen kunt u uitleggen wat een vooroordeel is. Mensen verwachten soms dingen van elkaar door naar de buitenkant te kijken. Ze oordelen snel op wat ze zien, bijvoorbeeld: oh, dat is een meisje, die kan dat wel. Of: oh, dat is een jongen, die kan dat niet. Of: oh, dat is een horend persoon, die kan dat niet. De mensen zien een stukje buitenkant en denken al precies te weten hoe die persoon is, wat hij of zij doet en wat hij of zij kan. Maar dat klopt niet altijd. Dat wordt een vooroordeel genoemd, omdat je al oordeelt voordat je iemand kent. Hoe voorkom je vooroordelen? Zorg dat je iemand goed leert kennen en vraag bijvoorbeeld waarom hij of zij dingen doet, leuk of vervelend vindt. • Afhankelijk van het niveau van de kinderen, kunt u ook kiezen alleen het tweede en derde onderdeel van de kern aan te bieden. • Laat de kinderen vier dingen verzinnen en tekenen die bij henzelf horen. Verwachten de andere kinderen dat van hem of haar? • Verzamel in 4 dozen verschillende kledingsstijlen. (Bijvoorbeeld: sportieve kleding/ een kostuum, stropdas en hoed/ Slordige, vieze kleding / mooie jurk en sieraden.) Laat de kinderen op grond van de kleding voorspellen van wie de kleren zijn. Laat ze die persoon tekenen en beschrijven.
Les 6 Gezocht: een vriend Lesdoelen De kinderen houden zich bezig met de vraag hoe je vriend of vriendin van iemand kunt worden. Benodigdheden • eventueel bladen waarin advertenties of brieven van kinderen staan, bijvoorbeeld Penny, Tina, Donald Duck • papier, pen • enveloppen • kopieerblad 6.6 • eventueel een digitale fotocamera of videocamera en afspeelapparatuur Introductie Vertel het volgende verhaal: Emma is met haar ouders op vakantie in een bungalowpark. Ze blijven twee weken. Het is erg leuk, vindt Emma: een mooi zwembad, een grote speeltuin en een zandbak.
Relaties en seksualiteit – groep 6
234
Emma gaat meteen de eerste dag op haar fiets naar de speeltuin. Daar zijn al een heleboel kinderen aan het spelen. Emma zou graag een vriendin willen. Dan hoeft ze tenminste niet alleen naar de speeltuin. Bij de schommel staat een aardig meisje. Maar Emma durft niet naar haar toe te gaan. Het meisje heeft haar ook gezien, maar ze blijft bij de schommel staan. Zij is ook verlegen, denkt Emma. Ik durf niets te doen, maar als ik niets doe, krijg ik geen vriendin. Wat moet ik doen? Wat kan Emma doen? Vraag aan de kinderen of ze ook wel eens zo´n situatie hebben meegemaakt? Wat deden ze toen? Is dat ook een idee voor Emma? Of hebben ze nog andere ideeën? Kern Praat met de kinderen over vrienden en vriendinnen. Hoe vind je een vriend of vriendin? Leg uit dat je een advertentie kunt maken om een vriend of vriendin te vinden. In een advertentie in een blad, in de supermarkt of op internet kun je schrijven hoe jij bent en wat voor vriend of vriendin je zoekt. Laat eventueel een aantal voorbeelden zien uit jeugdbladen, zoals: Penny, Tina of Donald Duck. Vertel de kinderen dat ze zelf een advertentie gaan maken. Deel de kopieer bladen uit en lees samen met de kinderen de advertentie die erop staat. Bespreek samen wat je in de advertentie kunt zetten. Lees met de kinderen de invulzinnen van het kopieerblad door. Benadruk dat ze dit erin kunnen zetten, maar ook andere dingen, die ze zelf belangrijk vinden. Bespreek waarom de informatie die erin staat van belang is. Waarom is het bijvoorbeeld belangrijk dat je dezelfde dingen leuk vindt? Maak samen met de kinderen een voorbeeld op het bord, van uzelf of van een denkbeeldig kind. Vraag aan de kinderen waarom je geen adres in de advertentie zet. Leg uit dat je dit nooit moet doen, ook niet op internet. Je kunt niemand op zijn woord vertrouwen als je haar of hem nog nooit hebt gezien. Vertel de kinderen dat ze zelf een nummer mogen verzinnen. Ze vertellen het nummer alleen aan u. Zo gaat het ook bijvoorbeeld in tijdschriften. Mensen die bij zo’n tijdschrift werken, weten wel waar je woont en sturen de brieven aan jou door. Dat is een veilige manier, want zo kun je thuis niet lastig gevallen worden door mensen die je niet kent. De kinderen maken ieder een advertentie waarin ze een vriend of vriendin zoeken. Ze kiezen zelf of ze daar het invulblad voor willen gebruiken. Afsluiting De kinderen hangen hun advertentie op in de klas. Bespreek de advertenties. Suggesties/ideeën/tips • Sluit aan bij de Kanjertraining over de klassenregels en over wat vriendschap is. • Schrijf vier advertenties en vraag de kinderen op welke ze zouden willen reageren. Waarom zouden ze juist die advertentie uitkiezen? • Op www.oudersonline.nl of www.planet.nl staan veel handige en bruikbare tips voor ouders, leerkrachten en kinderen over de omgang met internet. Spreek duidelijke gedragsregels af ten aanzien van het e-mailen, msn’en en surfen. Maak zonodig pestbedrag over de e-mail, msn of sms bespreekbaar door een aantal voorbeelden aan de kinderen voor te leggen. Wat vinden ze daarvan? Wat doen zij als een vriend(in) hen vraagt om zo’n mail door te sturen? Wat doen zij als ze zo’n mail krijgen? Schrikken ze wel eens van e‑mailtjes? Vinden ze het handig om daar afspraken over te maken en zo ja, wat moeten die afspraken dan zijn? Relaties en seksualiteit – groep 6
235
Informatieboeken • Ik + jij = wij van Marja Baseler, uitg. House of Books, ISBN 9044305883. Een informatief boek over vriendschap, liefde en geboorte. Leesboeken • De beste vrienden van Henk Hokke, uitg. De Fontein, ISBN 9026116659. Over het zelf schrijven van liefdesbrieven. (Om voor te lezen) • Vrienden? van Selma Noort, uitg. Zwijsen, ISBN 902768913X. Paul baalt als zijn vriend Koos niet meer met hem wil spelen. (AVI 3) • De geheime club van Daan van Vivian den Hollander, uitg. Zwijsen, ISBN 9027689105. Over Daan, die een geheime hut op een eiland heeft. (AVI 3) • Een vijand als vriend van Anke de Vries, uitg. Zwijsen, ISBN 9027623333. (AVI 4) Differentiatiemogelijkheden Geef kinderen die minder taalvaardig zijn in het Nederlands de gelegenheid hun advertenties opnemen op video of webcam. Bekijk samen de advertenties. Of laat de kinderen een reclameposter maken over zichzelf. Wat hebben de kinderen te bieden als vriend? Geef een voorbeeld van uzelf of een persoon die de kinderen allemaal kennen. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 7 Verliefd Lesdoelen De kinderen houden zich bezig met vragen rondom verliefdheid. Benodigdheden • dvd Verliefd (zie bijgevoegd materiaal) • tv, afspeelapparatuur • eventueel kopieerblad 6.7 • opnameapparatuur • papier, pen Introductie Maak met de kinderen een woordspin met het woord ‘verliefd’ in het midden. Zorg dat ook de spanning en de onzekerheid van een verliefdheid daarbij worden opgenomen, bijvoorbeeld met woorden als ‘spannend’, ‘niet weten wat je moet doen’. Kern Laat de kinderen de brieven lezen en/of bekijken op dvd. Stop de dvd na iedere brief. Bespreek met de kinderen wat de belangrijkste vraag van de brief is. Schrijf die vraag op het bord. Laat de kinderen in tweetallen een brief kiezen en kijk opnieuw naar de brieven op de dvd. Laat nu de kinderen de brief beantwoorden. Dat kunnen ze schriftelijk doen, of als videobrief. Bespreek de oefening na. Besteed aandacht aan vragen als: – Vond je het moeilijke brieven? – Staan er dingen in de brieven die jij ook wel eens hebt meegemaakt? – Wat deed jij toen? – Zou jij ook een brief schrijven naar een tijdschrift als je met zo´n soort vraag zou zitten? Of zou je het aan iemand anders vragen? Aan wie?
Relaties en seksualiteit – groep 6
236
– Hoe voelt het om verliefd te zijn? – Is het een fijn gevoel? Of is het niet fijn? Afsluiting Laat de kinderen een tekening of gedicht maken die de gevoelens weergeven als je verliefd bent. Het gedicht kan gemaakt worden in het Nederlands of in de NGT. Als rijmvorm kunt u bijvoorbeeld kiezen voor het maken van een elfje. Een elfje bestaat uit een gedicht van vijf regels. De eerste regel is één woord of gebaar, de tweede regel twee woorden of gebaren, de derde regel drie woorden of gebaren en de vierde regel vier woorden of gebaren. De vijfde regel bestaat weer uit één woord of gebaar en geeft een sterk gevoel weer. Een voorbeeld in het Nederlands: Verliefd Blozend hoofd Eng, spannend, leuk Wat moet ik doen? Stilte Een voorbeeld in de NGT: verliefd vlinders (voor de buik gemaakt) dromen zenuwachtig (trillende benen) kijken (met twee V-handen elkaar aankijken) leuk eten kan (ontkennend), slapen kan (ontkennend) help Als alle gedichten en tekeningen klaar zijn, kunnen ze worden opgehangen of gebundeld. Suggesties/ideeën/tips • Laat de situaties in brieven uitspelen of teken ze op het bord. • Neem de gedichten op video of webcam op. • Laat de kinderen het woord van de woordspin kiezen dat voor hen het best bij verliefd zijn past. Ze maken er een tekening van en plakken het op goudpapier of in een rood hart. • Maak een boekje van de elfjes door de gedichtjes op mooie tekeningen te printen, die de kinderen bij hun elfje maken of uitzoeken. • Stuur de elfjes op naar NIGZ, T.a.v. Sanderijn van der Doef, Bleek 13, 3440 AM Woerden. Zij wil de elfjes bundelen en uitgeven. Leesboeken • Kusjes van Haye van der Heyden, uitg. Elzenga, ISBN 9066921307. Jeroen vindt Pauline leuk, maar zit ermee dat ze anderen zoent. (AVI 4) • Verliefd op de meester van Corrie Hafkamp, uitg. Zwijsen, ISBN 9027634440. De klas krijgt een nieuwe meester, die erg leuk en knap is. (AVI 3) • De ogen van Rosa van Lieneke Dijkzeul, uitg. Zwijsen, ISBN 9027634432. Roel en Kim verzorgen samen een paard en worden verliefd op elkaar. (AVI 4) • Help, juf is verliefd! van Carry Slee, uitg. Unieboek/Van Reemst, ISBN 9064940312. Om voor te lezen. • Diede en Rik verliefd van Angelique Waard, uitg. Prometheus, ISBN 9000035015. • Duizend kusjes van Henk Hokke, uitg. De Fontein, ISBN 9026116659. Over het schrijven van liefdesbrieven. Om voor te lezen.
Relaties en seksualiteit – groep 6
237
Prentenboeken • Ik + jij = wij van Marja Baseler, uitg. House of Books, ISBN 9044305883. • Ben jij ook op mij? van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 902161498. Differentiatiemogelijkheden Als kinderen moeite hebben met het afzien van de beelden, kopieert u voor hen blad 6.7, zodat ze de tekst zelf kunnen lezen. Of lees de brieven voor. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Les 8 Relaties Lesdoelen De kinderen verkennen de variatie aan relatievormen en denken na over de eigen opvatting en die van anderen. Voorbereiding Kopieer blad 6.8 en knip de tekeningen van de verschillende relatievormen uit. Plak ze ieder op een groot vel gekleurd papier. Gebruik verschillende kleuren papier. Leg nog een paar extra bladen klaar. Benodigdheden • bord, krijt • kopieerblad 6.8 • grote vellen gekleurd papier, dikke stift • tijdschriften • scharen, lijm Introductie Schrijf op het bord ‘relaties’. Vraag de kinderen of ze weten wat relaties zijn. Welke verschillende relatievormen kennen ze? Schrijf enkele antwoorden eromheen en maak er een woordspin van: teken een kring om ‘relaties’ en trek vanaf de kring lijnen naar de woorden die de kinderen noemen. Probeer al vragende een aantal relaties te laten benoemen en definiëren, bijvoorbeeld: huwelijk (uit liefde, omdat de ouders een partner hebben uitgekozen), samenwonen, lat-relatie, vriendschapsrelatie, werkrelatie, familierelatie, homoseksuele/lesbische relatie. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten? Bespreek met de kinderen dat je in je leven veel verschillende relaties tegelijker tijd kunt hebben. Je hebt een relatie met je vader, je moeder, je broer, je opa en oma, de kinderen uit je klas, je juf, je vriend of vriendin. Iedere relatie is anders. Dat is juist leuk! Kern Leg de gekleurde vellen papier in het midden van de klas. Bekijk samen met de kinderen de tekeningen die erop staan en schrijf de juiste relatievorm eronder. Relatievormen die wel ter sprake zijn gekomen maar waar geen tekening van beschikbaar is, schrijft u op een apart blad. De kinderen zoeken in tijdschriften plaatjes en woorden die bij een van de relaties horen. Ze knippen de plaatjes uit en plakken ze op het vel papier waar ze bij horen. Hang de vellen op en bespreek de resultaten. Begrijpt iedereen waarom de plaatjes en teksten zijn opgeplakt? Laat de kinderen het zelf uitleggen.
Relaties en seksualiteit – groep 6
238
Stel vragen als: – Wat vind je ervan? Ken je mensen die zo´n relatie hebben? – Hoe zouden andere mensen over zo´n relatievorm denken? Ben jij het daarmee eens? – Hoe komt het dat er mensen zijn die sommige relatievormen vreemd vinden of zelfs niet goed vinden? – Hoe komt het dat sommige mensen wel bij elkaar wonen als ze een relatie hebben en andere mensen niet? – Wat voor relatie wil jij later hebben, denk je? Bespreek dat er ook relaties zijn die niet normaal zijn, bijvoorbeeld als een volwassene seks wil met een kind. Afsluiting Vertel het verhaal van Tamara. Tamara is tien jaar. Dit weekend heeft ze gelogeerd bij haar tante, Rita. Rita is haar liefste tante. Tamara vindt het een groot feest om bij haar te zijn. Vroeger woonde Rita alleen. Nu woont Roos bij Rita. Roos is een goede vriendin van Rita. Dat kun je wel zien, vindt Tamara. Toch vindt ze het vreemd dat Rita nooit eens uitgaat met een vriend. ‘Heeft Rita wel eens verkering, mam?’ vraagt ze als ze weer thuis is. ‘Ja zeker’, lacht haar moeder. ‘Ze heeft nu verkering met Roos.’ ‘Met Roos?’ zegt Tamara verbaasd. ‘Maar dat kan toch niet?’ ‘Jawel hoor’, zegt haar moeder. ‘Rita wordt niet verliefd op mannen. Maar wel op vrouwen. Vrouwen die alleen verliefd worden op vrouwen, zijn homoseksueel. We noemen ze ook wel lesbisch. Er zijn ook mannen die alleen verliefd worden op mannen en niet op vrouwen. Die mannen zijn ook homoseksueel.’ Stel een aantal vragen aan de kinderen, als die in de kern nog niet ter sprake zijn geweest: – Wat denk je dat Tamara ervan vindt? – Wat vind jij ervan? – Ken je homoseksuele mensen? – Hoe vind je ze? – Wat vinden je ouders? Probeer door te vragen als daar aanleiding toe is. Dit kan eventuele vooroordelen doorprikken, maar ook inzicht geven in serieuze verschillen in opvattingen. NB: Houd er rekening mee dat het onderwerp homoseksualiteit tot discussie kan leiden als kinderen van huis uit negatieve ideeën hierover hebben meegekregen. In sommige culturen wordt homoseksualiteit afgekeurd. Vaak worden hier religieuze overwegingen voor genoemd. Het is dan belangrijk de kinderen te leren dat je het niet met elkaar eens hoeft te zijn, maar elkaars mening wel moet respecteren. Daarnaast is een respectloze manier van praten over homoseksualiteit onacceptabel. Houd er rekening mee dat lichamelijke uitingen van genegenheid in verschillende culturen voor verschillende leeftijden heel verschillend wordt ervaren en beleefd. In veel Arabische landen is het bijvoorbeeld heel normaal als mannen hand in hand lopen. Soms mogen mannen en vrouwen dat juist weer niet. Informatieboeken • Ik + jij = wij van Marja Baseler, uitg. House of Books, ISBN 9044305883. Een informatief boek over vriendschap, liefde en geboorte. • Ben jij ook op mij? van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 902161498. Een informatief boek over alles wat met relaties en seksualiteit te maken heeft. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff. Relaties en seksualiteit – groep 6
239
Les 9 Wat is seks? Lesdoelen De kinderen leren dat uitingsvormen van en opvattingen over seks verschillen. Dat kan per persoon verschillen, maar ook per groep of leeftijd, en per cultuur. Wellicht is het verstandig om de klas te splitsen in een jongens- en meisjesgroep en deze les aan beide groepen apart te geven. Benodigdheden • kopieerblad 6.9 Introductie Schrijf het woord ‘seks’ op het bord. Welke woorden horen daar volgens de kinderen bij? Maak een woordspin. Schrijf alleen die woorden voor geslachts delen op die met de kinderen zijn afgesproken voor gebruik in de klas (zie les 2) en bedenk samen andere woorden die met seksualiteit te maken hebben. Verzamel ook de gebaren en maak er eenvoudige tekeningen van op het bord. Benoem dat iedereen bij seks aan andere dingen denkt en er andere woorden voor heeft. Zorg dat ook positieve woorden als liefde en houden van in het web komen. Kern Mensen gebruiken het woord seks, maar weten ze eigenlijk wel wat het betekent? Misschien betekent het woord wel verschillende dingen voor verschillende mensen. Vertel de kinderen dat ze dat gaan onderzoeken. Deel de vragenlijst (kopieerblad 6.9) uit. Maak duidelijk dat de vragen niet fout beantwoord kunnen worden. Het gaat om je eigen mening, over wat jij vindt. En je mag ook de mening vragen van anderen uit de klas. Veel mensen vinden het niet prettig als je ze iets over seks vraagt. Dat vinden ze iets voor zichzelf, waar anderen niets mee te maken hebben. In de klas kunnen we er wel over praten, maar je hoeft het niet te doen, als je dat niet wilt. Je kunt de vragen van deze lijst niet zomaar stellen, bijvoorbeeld aan opa en oma. Of je moet zeker weten dat zij er wel met je over willen praten. En dan doe je dat niet op een verjaardag, waar anderen bij zijn, maar als je een keer met opa en oma alleen bent. Bespreek de vragenlijst kort. Geef de kinderen de gelegenheid om voor zichzelf de vragen te beantwoorden en om de vragen voor te leggen aan de andere kinderen en aan u of uw collega in de klas. Het voordeel van vragen stellen in de klas is, dat extra duidelijk is dat het vragen zijn die je niet zomaar overal aan iedereen kunt stellen. Laat in verband met de organisatie de kinderen in kleine groepjes (van 3 of 4) de vragen aan u en uw collega stellen. Afsluiting Inventariseer de antwoorden en bespreek tenslotte klassikaal welke verschillen in opvattingen er bestaan over seks. Geef de kinderen de gelegenheid om, als ze dit willen, te vertellen over de thuissituatie. Is seks een onderwerp dat besproken wordt of mag er niet over gesproken worden? Weten de kinderen ook waarom, bijvoorbeeld in verband met cultuur?
Relaties en seksualiteit – groep 6
240
Suggesties/ideeën/tips • Spreek met een collega af of de kinderen op een bepaald tijdstip in groepjes van 3 of 4 langs mogen komen om de vragen te stellen. Informeer de betrokken leerkracht(en) van te voren over het onderwerp van de vragenlijst. U kunt ook vragen of hij of zij langs komt in de klas. • Als er bij de woordspin woorden als neuken gebruikt worden, kunt u terug verwijzen naar les 2. Schrijf het woord wel op het bord, maar geef, als het woordweb klaar is, aan dat neuken schuttingtaal is, in plaats daarvan kun je op school en thuis beter het woord vrijen gebruiken. Veeg het woord neuken uit en schrijf het woord vrijen op (tenzij dit er al staat). Herhaal zonodig dat je door schuttingtaal te gebruiken niet respectvol over seks praat. Informatieboeken • Ben jij ook op mij? van Sanderijn van der Doef, uitg. Ploegsma, ISBN 902161498. • Ik + jij = wij van Marja Baseler, uitg. House of Books, ISBN 9044305883. • Over baby’s en zo – en waar ze vandaan komen van Robbie Harris, uitg. Gottmer, ISBN 9025731821. • Seksuele voorlichting voor kinderen van 7 tot 10 jaar van Christiane Verdoux, uitg. Aartselaar/Deltas, ISBN 9024346355. Een informatief boek met veel illustraties. Differentiatiemogelijkheden Als de vragenlijst te moeilijk is voor de kinderen, geeft u hen de opdracht om in tijdschriften plaatjes te zoeken die wel en niet met seks te maken hebben. De kinderen knippen de plaatjes uit en plakken de plaatjes die met seks te maken hebben op de voorkant van een vel papier. Ze schrijven erbij: hoort wel bij seks. De plaatjes die niet met seks te maken hebben, plakken ze op de achterkant. Ze schrijven erbij: hoort niet bij seks. Als alle kinderen klaar zijn, laten ze hun collage aan een klasgenoot zien (of aan u). De klasgenoot (of u) omcirkelt de plaatjes die volgens hem of haar (u) bij seks horen en legt uit waarom hij of zij (u) dit wel bij seks vindt passen. Dat kan ook een plaatje zijn dat het kind aan de kant ‘hoort niet bij seks’ geplakt had. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Relaties en seksualiteit – groep 6
241
III. Seksualiteit en gezondheid Les 10 Seksueel misbruik Lesdoelen De kinderen leren wat seksueel misbruik inhoudt en op welke manier je om hulp kunt vragen. Voorbereiding Maak een gleuf in het deksel van een schoenendoos, waardoor de kinderen een brief kunnen doen. Benodigdheden • schoenendoos • kopieerblad 6.10 • eventueel kopieerblad 6.11 Introductie Schrijf verdeeld over het bord de volgende zinnen ‘Ja, dit wil ik wel’, ‘Nee, dit wil ik niet’, ‘Ik twijfel’ en teken daar drie smiley’s bij met een vrolijke mond, met een verdrietige mond en met een mond als een streep en een vraagteken erboven. Deel kopieerblad 6.10 uit. Bekijk de situaties één voor één en omschrijf ze zoals hieronder beschreven. De kinderen mogen steeds aangeven wat ze zelf zouden willen in die situatie, door een van de antwoorden van het bord geven. Bijvoorbeeld: – In het zwembad wil je je alvast een beetje afdrogen en iemand zegt dat hij/zij je wel even helpt met afdrogen. – In het busje op weg naar school zegt een grote jongen dat je met je hand over zijn piemel moet aaien. – Op het strand probeer je je in te smeren met zonnebrandcrème en iemand zegt, zonder dat je dat gevraagd hebt, dat hij/zij je wel even helpt. – In de tram zit iemand naast je die zijn/haar hand op jouw been legt. – Iemand wil steeds met je over seks praten, terwijl jij dat helemaal niet wilt. – In het zwembad sta je op de glijbaan te wachten op je beurt en iemand gaat heel dicht achter je tegen je aanstaan. – Als je in het zwembad van de glijbaan wilt, gaat er iemand dicht tegen je aanzitten. – In het zwembad kijkt er iemand in je kleedhokje, als je net bloot bent. Kern Geef aan dat u samen met de kinderen nog een keer heel precies naar de situaties gaat kijken. Bespreek twee van de situaties aan de hand van de volgende vragen: – Wat gebeurt hier precies? – Hoe voelt het kind zich? – Wie is die man/jongen? – Wil het kind dat dit gebeurt? – Kan het kind nee zeggen? – Wil de man/de jongen dat het kind nee zegt? Waarom wel/niet? – Wat kan het kind doet? Leg aan de kinderen uit dat als iemand iets met jouw lichaam wil, hij of zij dan rekening moet houden met jouw grenzen. Anders is het seksuele intimidatie of grensoverschrijdend gedrag. Het praten over seks zonder dat jij dat wilt, valt daar ook onder. Relaties en seksualiteit – groep 6
242
Als deze seksuele intimidatie nog verder gaat, noemen we het seksueel misbruik. Dan wil iemand bijvoorbeeld jouw geslachtsdelen aanraken tegen je wil of geslachtsgemeenschap met je. Aanranding of verkrachting heet dat. Maar het is ook seksueel misbruik als iemand vraagt of je zijn/haar geslachtsdelen wilt aanraken, zonder dat jij dat wilt. Laat de kinderen zelf met voorbeelden komen die ze gehoord hebben. Zet een duidelijke omschrijving van seksueel misbruik/seksuele intimidatie op het bord en laat die daar de verdere les staan: – Iemand wil iets met jouw lichaam doen of iemand wil dat jij iets bij zijn/haar lichaam doet, maar jij wilt dat niet. Praat er met de kinderen over wat je kunt doen in zo’n geval, bijvoorbeeld: Duidelijk nee zeggen, uit de situatie weggaan en hulp inroepen. Vragen voor de nabespreking: – Zijn er wel eens situaties die je eigenlijk niet wilt, maar waarvan je denkt dat het wel gewoon zal zijn? (bijvoorbeeld: uitkleden bij de dokter, omkleden in de kleedkamer bij gym, op schoot zitten bij een familielid, afscheidszoen geven of krijgen van een familielid) Bespreek samen of deze situaties gewoon zijn en wanneer ze ongewoon worden. – In al die situaties mag je best nee zeggen, maar dat is moeilijk. Wie herkent dat? – Wie kan er een voorbeeld geven van zo’n situatie waarin je toch nee hebt gezegd? – Wie weet nog een andere manier om in zo’n situatie te reageren? Afsluiting Laat de schoenendoos zien en vertel dat deze de komende weken (of langer) in de klas zal blijven staan. Geef de kinderen de opdracht om (met of zonder naam) een vraag of opmerkingen over dit onderwerp of seksualiteit en relaties in de doos te doen en vertel dat u deze vragen zult beantwoorden bij een volgende gelegenheid. Benadruk dat de kinderen ook in de komende weken hun vragen of opmerkingen in de doos kunnen doen. Maak duidelijk dat de vragen niet altijd hardop hoeven worden voorgelezen. Als een kind een persoonlijk antwoord wil, kan het dat erbij zetten. Maar dan moet het wel zijn of haar naam erbij zetten. NB Het is van belang dat kinderen taal kunnen geven aan grensoverschrijdend gedrag. Dat is de eerste stap in bewustwording. Als u het vermoeden heeft dat een kind bij u in de groep seksueel misbruikt wordt/is, of als een kind dit aan u komt vertellen of een vraag erover in de doos doet, kunt u contact opnemen met de interne contactpersoon van de school. Suggesties/ideeën/tips • Speel de situaties zoveel mogelijk uit met de kinderen en laat hen in de rollenspelen oplossingen bedenken. • Vraag bij de kinderen ook in de dagen na deze les naar aanleiding van concrete situaties die de kinderen meemaken of waar ze over horen of dit gedrag oké is of dat het een grens over gaat. Bespreek de volgende voorbeelden: - Ga heel dicht bij een kind staan. Bespreek wat de gewone afstand is, wat ze prettig vinden. - Wat doen de kinderen als ze pornofoto’s gemaild krijgen? Gaat dat ook een grens over? Waarom wel/niet?
Relaties en seksualiteit – groep 6
243
• Bekijk samen met de kinderen de film De tasjesdief. De film gaat niet over seksueel misbruik, maar wel over hoe je uit een nare situatie komt: Een jongen heeft een vervelend geheim. Hij moet van grote jongens tasjes roven. De film is met NGT tolk verkrijgbaar via vitaal.denhaag.org, uitg. Vereniging ouders van dove kinderen Amsterdam, Domino Films. Informatieboeken • Het is niet leuk! van Martine Delfos, uitg. Pereboom, ISBN 9075564538. Over kinderen die andere kinderen seksueel misbruiken. • Blijf van me af! van Martine Delfos, uitg. Pereboom, ISBN 9075564414. Over seksueel misbruik bij meisjes. Differentiatiemogelijkheden Geef kinderen die dit aankunnen aan het einde van de leskern kopieerblad 6.11. Op het blad staan allerlei handelingen en gedragingen van anderen. Laat de kinderen er in kleine groepjes over discussiëren of lees de stellingen één voor één voor en laat de kinderen reageren. De bedoeling is dat het voor de kinderen duidelijk wordt wat zij wel of niet goed vinden. Bespreek het blad na. Kinderen die bedreigende situaties goed kunnen inschatten en naar hun intuïtieve gevoelens luisteren, kunnen daar in de praktijk hun voordeel mee doen. Naar: Relaties en seksualiteit van Sanderijn van der Doef en Klaas Houterman, uitg. NIGZ, SLO, Thieme Meulenhoff.
Relaties en seksualiteit – groep 6
244
O nee
O ja
Wanneer?
2. Ben jij soms verdrietig?
O nee
O ja
Wanneer?
3. Ben jij soms stoer?
O nee
O ja
Wanneer?
4. Schaam jij je soms?
O nee
O ja
Wanneer?
5. Ben jij soms eenzaam?
O nee
O ja
Wanneer?
6. Ben jij soms zenuwachtig?
O nee
O ja
Wanneer?
7. Ben jij soms blij?
O nee
O ja
Wanneer?
8. Ben jij soms trots?
O nee
O ja
Wanneer?
Ik heb een hekel aan Ik vind het raar als Ik houd van Ik ben dol op Ik ga graag Ik lust graag
Kopieerblad 6.1 - Relaties en seksualiteit
1. Ben jij soms bang?
Kopieerblad 6.2 - Relaties en seksualiteit
Wanneer voelde jij je zo? Teken dat maar!
trots
blij
boos
verdrietig
1
1 Kopieerblad 6.3 - Relaties en seksualiteit
2 3
4
5
6
7
5
4
3
2
Rob en Reba Het is woensdagmiddag. Rob en Reba gaan op de fiets naar opa en oma. De band van Reba’s fiets wordt zacht. Gelukkig hebben ze een fietspomp. Wie pompt de band op?
(Rob/Reba)
Rob en Reba fietsen verder. Als ze bij opa en oma zijn, doen ze hun fiets op slot. Maar één slot gaat moeilijk. Wie krijgt zijn slot niet dicht?
(Rob/Reba)
Kopieerblad 6.4 - Relaties en seksualiteit
Rob en Reba zien een poesje lopen. Een klein zwart poesje. ‘Oh, wat een lief poesje! Wie zegt dat?
(Rob/Reba)
‘Bah, wat een stom beest.’ Wie zegt dat?
(Rob/Reba)
Rob en Reba lopen naar het huis van opa en oma. Ze bellen aan. Opa en oma doen de deur open. ‘Wat een verrassing! Ik ga thee inschenken en koek halen.’ Wie zegt dat?
(opa/oma)
Even later zitten ze met z’n vieren om de tafel. Ik train veel voor voetballen.’ Wie zegt dat?
(Rob/Reba)
‘En ik doe aan ballet.’ Wie zegt dat? Rob en Reba gaan weer op de fiets naar huis. Opa en oma zwaaien ze uit. ‘Ik hoop dat Rob en Reba voor het donker thuis zijn.’ Wie zegt dat?
(opa/oma)
(Rob/Reba)
Rob en Reba rijden op een stille weg. Opeens staat er een grote zwarte hond op de weg. De hond blaft naar Rob en Reba. ‘Ik ben bang.’ Wie zegt dat?
(Rob/Reba)
‘Je hoeft niet bang te zijn. ’Wie zegt dat?
Rob/Reba)
Rob en Reba komen thuis.
Papa en mama zijn in de keuken. Wie kookt er?
(papa/mama)
Ze eten lekker pannenkoeken. Als ze klaar zijn, wast mama af. Wie droogt er af?
(papa/Rob/Reba)
‘Ik wil graag met de trein spelen, mag dat?’ Wie vraagt dat?
(Rob/Reba)
‘Je mag met de trein spelen. Maar als je klaar bent, moet je het wel zelf opruimen.’ Wie zegt dat?
(papa/mama)
Kopieerblad 6.5 - Relaties en seksualiteit
Het eten ruikt heerlijk.
vriend. Ik zoek een
Kopieerblad 6.6 - Relaties en seksualiteit
n? vriend worde n ij m il w ie W kijken. Ik hou van tv . buiten spelen n a v u o h ik n men. E spelen we sa n a d t, d r o w riend Als je mijn v lkaar niet. We pesten e an pesten. Ik hou niet v 14. naar nummer d r o o tw n a n e Schrijf e
Deze zinnen kun je gebruiken!
Hallo! Mijn naam is Ik ben een jongen/meisje. Ik zoek een vriend/vriendin. Ik ben
jaar oud.
Ik ben horend/doof/slechthorend. Ik hou erg van Vind jij dit ook leuk? Ik heb een hekel aan Ik ben een leuke vriend/vriendin, omdat ik Ik wil samen met jou graag Wil jij mijn vriend/vriendin worden? Schrijf dan een brief naar nummer
Hoi, Ik ben een jongen van 10 jaar. En ik zit in groep 6. Vier meisjes uit mijn groep willen verkering met mij. Ik vind de meisjes allemaal leuk. Ik heb tegen alle meisjes gezegd: “Ik wil verkering met jou!” De meisjes gaan nu steeds ruzie maken. Ze zeggen allemaal: “Ik heb verkering met Achim”. Maar ik wil niet kiezen. Als ik nu één meisje kies, dan wil ik later misschien wel een andere. Wat moet ik nu doen? Hallo, Ik ben een m eisje van 9 ja ar. Ik ben heel er g verliefd op een jongen ui Hij is de bro t groep 8. er van mijn vr iendin. Als ik bij mij n vriendin op bezoek ga, d Maar hij zegt an zie ik ook niets tegen m haar broer. ij. Ik denk dat hij mij kinder achtig vindt. Ik heb nu ee n mooie Valen ti jnskaart gem Ik wil die kaar aakt. t opsturen na ar hem. Maar ik durf niet. Hij ziet van w ie die kaart is . En dan lacht hij me uit. Of hij laat d e kaart aan ie dereen op sc Wat moet ik hool zien. doen? Groetjes N.
Hoi,
G. uit P
n 9 jaar uit groep 6. Ik ben een meisje va 8 is verliefd op mij. Een jongen uit groep hterna. Die jongen loopt me ac met mij?” gd: “Wil je verkering Hij heeft ook gevraa Ik heb “nee” gezegd. efd op hem. Want ik ben niet verli Hallo, j stom. Mijn vriendin vindt mi . worden jaloers op jou Ze zegt: “Alle meisjes Ik ben een jo n.” ngen van 10 ja met hem neme ing er rk ve l we et ar, mo Ik wil verker Je in g met een mei l. we el ijf sje uit mijn kl Ik heb gepraa Ik tw as. t met de vrie k. leu l we is n ge jon nd die in van dit mei Ik zei: “Ik heb Want sje. ee n geheim Ik wil verker Wat moet ik doen? ing met jouw vriendin.” Nu heeft de vriendin alles verteld aan d Ik ben nu erg Daaag, Sanne H. it meisje. boos. De vriendin ze gt dat het ni et erg is. Want het mei sje weet het nu . En zij wil ook verkering met m ij. Maar ik vind het raar Wat moet ik doen? Groeten!
Kopieerblad 6.7 - Relaties en seksualiteit
Groeten Achim.
Kopieerblad 6.8 - Relaties en seksualiteit
Interview Wat betekent het woord seks? Wat is seks eigenlijk?
Mijn klasgenoot zegt: “Seks is Mijn juf of meester zegt: “Seks is
Welke gevoelens horen bij het woord seks? Bijvoorbeeld: verliefd – liefde – opwinding – zenuwachtig – verlegen – raar – blij –
helemaal niet leuk - warm – koud. Ik vind Mijn klasgenoot vindt Mijn juf of meester vindt Welk gedrag hoort bij het woord seks? Bijvoorbeeld: zoenen – aaien – arm om elkaar heen – kijken naar elkaar –
lachen naar elkaar – kijken naar anderen – uitkleden – vrijen – tongzoenen. Ik vind Mijn klasgenoot vindt Mijn juf of meester vindt
” ” ”
Kopieerblad 6.9 - Relaties en seksualiteit
Ik zeg:” Seks is:
Kopieerblad 6.10 - Relaties en seksualiteit
Stellingen 1. Als mijn vader me helpt met afdrogen, dan vind ik dat goed. O ja O nee O ik weet niet 2. Als ik op schoot moet zitten bij mijn moeder, dan vind ik dat goed. O ja O nee O ik weet niet 3. Als ik op schoot moet zitten bij een buurman, dan vind ik dat goed. O ja O nee O ik weet niet
O ja O nee O ik weet niet 5. Als iemand in een heel drukke bus met zijn hand tegen mijn been wrijft, dan denk ik “Laat maar!”. O ja O nee O ik weet niet 6. Als een juf mij kietelt, maar ik wil het niet, dan denk ik “Laat maar!”. O ja O nee O ik weet niet 7. Als een man mij vraagt zijn, zijn piemel aan te raken, dan doe ik dat. O ja O nee O ik weet niet 8. Als de dokter mij vraagt of ik mij wil uitkleden, dan doe ik dat. O ja O nee O ik weet niet
Kopieerblad 6.11 - Relaties en seksualiteit
4. Als iemand in een heel drukke lift dicht tegen me aan staat, dan denk ik “Laat maar!”.
Relaties en seksualiteit – groep 6
256
10. Seksueel misbruik
9. Wat is seks?
8. Relaties
7. Verliefd
6. Gezocht: een vriend
5. Detective spel
4. Jongen of meisje?
3. Jongens en meisjes
2. Schuttingtaal
1. Allemaal gevoelens
Lesactiviteiten
Planningsformulier groep 6
Datum activiteit
Opmerkingen
Relaties en seksualiteit – groep 6
257
10.
9.
8.
7.
6.
5.
4.
3.
2.
1.
Lesactiviteiten
Extra planningsformulier groep 6
Datum activiteit
Opmerkingen