.... I IWI ,~ . Irspectle Wark an Inkomea Dlemrtbare Overheld Gemeenteread--- , ~ I Postbus77563 ..- -.---._.... . ~ ~2~DenHaag _ _-_.----- - ' WilheMinavanPmiseaweg52 2595AN Dea Haag G JüL lr~îifj . . . .-. Telefoonl070)3044444 ,-, ~..y,/ Fax(o7o)scaaaas t www:nv'rvreb.nl , . .. _ -,~-c_ .: ~S.- . camaaparsoaa drs. F. Coumou V oaNm ~ 4. JULI 200 8 Doodciesnummer (070)3044886 tlwbrietvan e,naa
[email protected] oaskeamerk 2008/1787 ondenwerp Aanbieding leetpuntenbrief en rapporten Geachte leden, Hierbij stuur ik u drie nieuwe publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen:'Het eerstejaar', 'De lerende keten' en'Regionale samenwerking'. Mede op basis van deze publicaties heb ik de minister van Sociale Zsken en Werkgelegenheid per brief geïnformeerd over de stand van zaken rrondom de dienstverlening en samenwerking in de keten, en de samenwerking in de regio. Deze brief heb ik ook bijgesloten. De minister heeft deze publicaties vandaag openbaar gemaakt en verwerkt in een brief waarin hij het parlement informeert over de stand van zaken in de SUWI-uitvoering. Hoogachtend, Inspecteur-genernal a.i. / (drs. P.H.B. Pennekamp) Oe Inspedie Werk en Inkomen drdagt door haar toezicht b7 aaa het doeltreRead tunctianemn van het stelsel van werk en inkomen. IWI is de onathankeLjke toezichthouder voor da minister van SZW.
\ o 0 0000 O O ~~J ~ o o ~ ~~ o o 00000 0000000 O ~ OOo 0000oO o~o000 00~ ~ o 0000oO OooOo
iwi De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer mr. J.P.H. Donner Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Pastbus 115fi3 InspecNa Werk en Inkomen Toezichczelfstandlgaen overlga bestuorsorganea 2502 AN Den Haag W:IheMina van Pmisernveg 52 2595 AN Den Haag Telafoon (t170) 3044444 Fax (070) 3044445 www.ivmveb.nl coctaapersoon drs. F. Coumou Datam 18 juni 2008 Doadaesnummer (070) 304 48 86 tlwbriefvan E-mail fcoumouQiwiweb.nl onskenmenr 2008/1468 onaerwerp Stand van zaken ketensamenwerking in de regio Geachte heer Donner, Op een aantal momenten dit jaar informeert u het parlement over de stand van zaken rondom de dienstvetlening en samenwerking in de keten, en de samenwerking in de regio. Het eerste moment ligt in de maand juni. Als inspectie sluiten we waar mogelijk aan op dit mpportagemoment. Door gebundelde toezichtinformatie en infortnatie uit andere bronnen te combineren, wordt een overkoepelend beeld rondom de samenwerking mogelijk. De Inspectie Werk en Inkomen ondeaoekt als onafhankelijk toezichthouder op het stelsel voor werk en inkomen hoe de samenwerking tussen CWI> UW V en gemeenten verfoopt en beoordeelt of de dienstverlening verbetert. In deze brief schetsen we een beeld van de dienstverlening en samenwerking in de keten, en de samenwerking in de regio. We gaan daarbij in op zowel zaken die goed lopen, als knelpunten rondom samenwerking die we als inspectie tegenkomen. We hebben deze punten omgezet in enkele inzichten en leerpunten, die u kunt benutten om de samenwerking verder te bevorderen. De brief is hoofdzakelijk gebaseerd op drie nieuwe publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen:'Het eerste jasr','De lerende keten' en'Regionale samenwerking'. Deze publicaties treft u aan als bijlage bij deze brief. Waar relevant betrekken we in de brief cok enkele bevindingen uit eerder IWI-ondeaoek. Een deel van de resultaten uit deze ondeaoeken is ook al verwerkt in het Jaarverslag 2007 dat ik u op 29 april heb toegestuurd. Ik veaoek u om de brief en de achterliggende mppoáen aan te bieden aan de Eerste en Tweede Kamer. Rekeninghoudend met de formele tertnijn van maximaal vier weken, vemeem ik graag op welk moment u de stukken naar het parlement zendt. Beleidscantext Om de participatiedoelstellingen van het kabinet te hafen wordt gewerkt aan een nieuwe aanpak van de dienstverlening in het stelsel voor werk en inkomen. CWI en UW V fuseren per De Inspec0a Werk en Inkomen dreagt doar haar taezicht bij aan het aoeltreRend fundianeren van het sleLSe1 van weB en :..Lnmnn:Nll4m:ennn0.n..Le:..L..LUSir.Fl6nnAmvnn-Ae.~:..:W rvenCTN
iwi . . ons~cenmeik 2008/1468 1 januari 2009 en zullen intensiever gaan samenwerken met gemeenten en andere partijen in de zogenoemde Locaties Werk en Inkomen. Gelijktijdig wordt er in de periode tot 2012 een structurele besparing doorgevoerd op de uitvoeringskosten die oploopt naar 190 miljoen euro. De dienstverlening is geïnspireerd op de experimenten van de afgelopen jaren met toonkamers, waarin klanten nog maar te maken hebben met één contactpersoon en waarin zij de dienstverlening krijgen die bij hun situatie past, ongeacht hun uitkeringssituatie. Eind 2008 moet op alle locaties hiermee zijn gestart (ongeveer 100) en eind 2009 moet op alle locaties sprake zijn van geïntegreerde dienstverlening, waarin voor de klant het onderscheid tussen de organisaties niet meer zicht6aar is. Bij de samenwerking zijn veel partijen betrokken. Naast uw ministerie, CWI, UW V en de gemeenten bijvoerbeeld ook het Algemeen Keten Overleg, die de samenwerking faciliteert en aanjaagt, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Bureau Keteninformatisering werk en inkomen, Divosa en de ketenacademie. Dienstverlening aan de klant: maatwerk Uit het rapport'Het eerstejaar' blijkt dat een betere dienstverlening van groot belang is om meer mensen aan het werk te krijgen. Mensen met een W W-uitkering en mensen met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (W WB) krijgen in het eerste halFaar nadat zij werkloos zijn geworden vrijwel allemaal ondersteuning bij het zoeken naar werk. De ondersteuning bestaat voomamelijk uit gesprekken en adviezen. Dat stimuleert veel uitkeringsgerechtigden om meer tijd te besteden aan het zoeken naar werk. Dit is een positief punt. In de tweede helft van het jaar is er echter zowel in de W W als in de W WB een groep die niet meer ondersteund wordt, terwijl zij er tot op dat moment nog niet in geslaagd is werk te vinden. Het gaat relatief vaak om groepen die toch al kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt, zoals mensen met een slechte gezondheid, mensen met weinig scholing en ervaring, allochtonen en ouderen. Ook mensen die niet om hulp vragen, krijgen minder ondersteuning. Dit is een punt van aandacht. Om de participatiedoelstellingen te realiseren is het van groot belang om juist de kwetsbare groepen ondersteuning te bieden. Dat een groep mensen niet de ondersteuning krijgt die ze nodig heeft, wordt voor een deel verklaard doordat de overdracht van werkzoekenden van CWI naar UWV niet goed plaats vindt, waardoor sommige mensen tussen de wal en het schip vallen. Als het goed is, lost de geïntegreerde dienstverlening dit overdmchtsprobleem op. Daamaast is het van belang dat de uitvoeringsorganisaties de minder zelfredzame mensen kunnen onderscheiden en hen een passend aanbod kunnen doen. Het gaat hierbij om kennis waarmee de organisaties klanten kunnen onderscheiden die een exha zetje nodig heb6en. Dit in het kader van maatwerk, maar ook in relatie tot de besparingen die de uitvoeringsorganisaties moeten realiseren. De ambities op het gebied van participatie moeten immers gelijktijdig met een besparing op de uitvoering gerealiseerd worden. Dat vereist een selectieve inzet van middelen: weten wie wat nodig heeft, en dát bieden wat nodig is (niet minder, maar ook niet meer). In het Algemeen Keten Overleg hebben de betrokken organisaties al met elkaar besproken dat maatva
iwi onskenme~k 2008/1468 werk en selectieve dienstverlening de belangrijkste uitdagingen zijn voor de vemieuwing van de dienstverlening. De inspectie is enthousiast over innovatieve benaderingen op de arbeidsmarkt. Het gaat om benadedngen voor groepen voor wie de inzet van sollicitatieondersteuning en bemiddelingsactiviteiten niet voldoet. De praktijk laat zien dat zulke initiatieven ook bestaan. In het mpport 'Het eerste jaar' beschrijven we een aantal van dergelijke aanpakken. In de brief van 14 april 2008 heeft u samen met de staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de vormgeving van de basisdienstverlening vanuit UW V/CWI en de inwlling van de besparingstaakstelling. Daamit wordt duidelijk dat de wijze van dienstverleníng voortdurend wordt gerelateerd aan de mate van zelfredzaamheid van de werkzoekende. De inspectie acht het verstandig in de prioriteitstelling voldoende aandacht voor minder en niet-zelfiedzame clienten te waarborgen. Dit is temeer van belang aangezien de beleidsprogmmma's voor bijzondere groepen aflopen. Daamaast valt te verwachten dat de krapte op de arbeidsmarkt in de toekomst verder toeneemt en ook de participatie van groepen die nu nog op afstand staan daarbij belangrijk is. Geïntegreerde dienstverlening aan de aanbodzijde is één zijde van de medaille. Ondersteuning van werkzoekenden versterkt hun positie op de arbeidsmarkt en stimuleert hen bij het zoeken van werk, zoals ook blijkt uit het rapport'Het eerste jaar'. De andere zijde van de medaille is de dienstverlening aan werkgevers. Voor een grotere participatie is het van belang dat de ketenpartijen het aanbod van werkzoekenden snel en adequaat matchen met de vragen van werkgevers. Uit een eerdere IWI-pu6licatie'Matchen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt' blijkt dat knelpunten en belemmeringen in de werkgeversdienstverlening mede ooaaak zijn van een te beperkte deelname van vcoral kwetsbare groepen. Ondememingen zijn een zeer belangrijke speler in het bredere netwerk van werk, inkomen en scholing. De ketenpartners hebben de dienstverlening aan werkgevers om die reden ook als een van de speerpunten benoemd bij de vormgeving van de geïntegreerde dienstverlening. Een verbetering van de samenwerking is een voorwaarde om vraag en het aanbod bij elkaar te brengen en maatwerk en selectiviteit mogelijk te maken. Het gaat daarbij om samenwerking binnen de keten van werk en inkomen, maar ook met de regionale actoren daaromheen. Ketensamenwerking In 2007 heeft de inspectie een ondercoek gedaan naar de ontwikkelingen rondom integmle dienstverlening. Uit de studie'Op weg naar integrale dienstverlening' blijkt ondar meer dat in 90 procent van de ondeaochte locaties ondersteuning naar werk nog niet via integmle dienstverlening plaats vond. Wel was sprake van een positieve houding ten opzichte van integrale dienstverlening, was er grote samenwerkingsbereidheid en werd al op gmte schaal in verschillende vormen samengewerkt. Momenteel zijn UW V, CWI en gemeenten druk bezig om via lokale en regionale samenwerkingsverbanden integrale dienstverlening tot stand te brengen, zo blijkt uit het rapport `de lerende keten'. 3/8
iwi ons0.enmena 2008/1468 De ambitie is zoals gezegd dat eind 2009 op alle locaties sprake is van geintegreerde dienstverlening. Om bij te dragen aan realisatie van deze ambitie is het belangrijk om de knelpunten in de samenwerking op te sporen en daarvan te feren. De inspectie ziet dat er vier belangrijke factoren ten grondslag liggen aan de meeste knelpunten. Yerschillende organisaties, verschillende mogel~kheden Een achterliggend knelpunt in de samenwerking blijkt het feit dat de keten is geformeerd over de zbo's CWI en UWV enerzijds, in de toekomst samengevoegd tot één zbo, en de autonome gemeenten andercijds. Dit leidt in de samenwerking op verschillende manieren tot knelpunten. Een belangrijke voorwaarde voor samenwerking is dat beide partijen een gezamenlijke visie hebben en een voordeel hebben van de samenwerking. Omdat de partijen soms verschillende doelen hebben, hebben zij niet altijd evenveel voordeel van de samenwerking. Mdere punten zijn verschillen in beslisruimte en vertrouwen en investering in tijd en middelen. Managers van gemeenten hebben doorgaans meer beslissingsbevoegdheden en meer middelen tot hun beschikking dan managers van de zbo's. Dit leidt bijvoorbeeld tot een verschil in personele inzet bij projecten op het gebied van samenwerking en een verschil in zeggenschap, die de verhoudingen onder druk kan zetten. Het werkt soms ook deor in een verschil in informatiepositie, doordat zbo's en gemeenten te maken hebben met verschillende communicatiestromen. Een laatste verschil dat gevolgen heeft voor de samenwerking zit in de verantwoording via prestatie-indicatoren. De prestatie-indicatoren voor zbo's en gemeenten verschillen op punten en dat kan contm-productief werken. Ketenprestatie-indicatoren kunnen deze verschillen wegnemen. Hier worden door de uitvoeringsorganisaties en uw ministerie de eerste stappen in gezet. Praktische problemen Uit de ondeaoeken blijkt dat ook een aantal organisatorische randvoorwaarden voor samenwerking tot knelpunten leidt. Voorbeelden zijn de ICT-ondersteuning, die het nog niet goed mogelijk maakt voor medewerkers van verschillende organisaties om elkaars gegevens te gebruiken, een tekort aan geschikte huisvesting en beperkte mogelijkheden om gebruik te maken van elkaars re-integratiemiddelen om werkzoekenden aan het werk te helpen. Voor een deel zijn dit problemen die lokaal moeten worden opgelost, een deel kan centraal worden geregeld bij UW V en C WI en voor een deel zal ook smring nodig zijn die boven de drie partijen uitstijgt. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de gezamenlijke ICT-ondersteuning. Het gaat overigens niet alleen over randvoerwaarden in structuur. Ook de juiste culmur is een belangrijke voorwaarde. Het gaat erom dat de ketenpartners respect hebben voor elkaars competenties, taken en de wijze van uitvoering daarvan. Een ander `houdingsaspect' is zelf initiatieven nemen in het samen werken. Veel geïnterviewde medewerkers vinden dat moeilijk. 4/a
iwi onskenme* 2008/1468 Onrustige situalie Een derde factor die samenwerking bemeeilijkt is de onrustige context waarin de zbo's zich bevinden. De fusie van CWI en UW V kost tijd en aandacht en brengt de nodige onrust met zich mee. Op dit moment hebben UW V en C WI alle opdrachten voor de fusie vastgesteld en daarvoor werkgroepen ingesteld. Dit loopt een kleine maand achter op de oorspronkelijke planning. Daamaast hebben de organisaties natuurlijk cok te maken met de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden, de beleidsagenda en de wetgevingskalender. Medewerkers geven aan dat zij een hoge caseload hebben en richten zich begdjpelijkerwijs eerder op de afronding van het eigen werk dan op de inrichting van nieuwe vomten van samenwerking. Leren van elkaar Leren van elkaar is van belang om de integrale dienstverlening op de rails te krijgen. Medewerkers van de verschiflende lokale samenwerkingsverbanden (LWl's) lopen vaak tegen dezelfde knelpunten aan. Zij kunnen, veel meer dan nu gebeurt, gebruik maken van elkaars kennis en ervaringen om deze knelpunten efficiënt op te lossen. De leerpunten blijven nog te veel 'hangen' bij de managers en komen niet terecht bij de medewerkers, die ermee aan de slag zouden moeten gaan. Door een sterke nadruk op'6ottom-up'-leren ontwikkelen de samenwerkingsverbanden te vaak zelf instrumenten die efders ook al zijn ontwikkeld. Dat werkt vertragend en kostenverhogend. De inspectie ziet mogelijkheden om beter gebruik te maken van elkaars ervaringen en leerpunten om knelpunten op te lossen. Oplossingen zijn dat managers hun kennis meer delen en dat zij ondersteunen dat medewerkers leren van ervaringen in andere samenwerkingsverbanden. Daarbij kunnen zij gebruik maken van zogenoemde procesaanjagers die nu door het AKO-kemteam in de regio's worden aangesteld. Regionale samenwerking Op basis van afspraken tussen Rijk en gemeenten in het Bestuursakkoord vanjuni 2007 heeft de V1JG het initiatief genomen om 50 tot 60 ambassadeursgemeenten voor de vorming en uitvcering van regionaal arbeidsmarktbeleid aan te wijzen. Injuli 2007 is een bijeenkomst belegd met beoogde ambassadeursgemeenten, naar aanleiding waarvan 57 gemeenten zich hebben aangemeld. Om in kaart te brengen hoe de regionale samenwerking verloopt heeft I WI negen ambassadeursgemeenten ondeaocht, en vier gemeenten die deze rof niet hebben. Het initiatief om gemeentefijke partijen bij elkaar te brengen om tot één visie voor regionaal arbeidsmarktbeleid te komen ligt bij de ondeaochte ambassadeursgemeenten nog in de planfase. Zo zijn tijdens de regiowerktoppen intentieverklaringen ondertekend die moeten leiden tot plannen om de knelpunten op de regionale arbeidsmarkt op te lossen. Als er een actieplan of programma regionaaf arbeidsmarktbeteid ís bij ondeaochte gemeenten, dan is dat ontwikkeld in bestaande samenwerkingsvormen zoals een Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) of Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt (POA). Deze samenwerkingsvormen bestonden ook al voor de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt in het kader 5/B
iwi . onskenmerk 2008/1468 van het bestuursakkoord. In deze bestaande samenwerkingsvormen blijft men uitgaan van de afspraken die op bestuurlijk niveau zijn gemaakt tussen partijen. In die gemeenten waar nog geen regionale samenwerking bestond op het terrein van de arbeidsmarktbeleid, is men zich aan het oriënteren op een aanpak of wil men bestaande samenwerkingsvormen van onderop uitbreiden met een gezamenlijke aanpak. Hier blijft het op dit moment nog bij intenties. Volgens IWI is de belangrijkste verklaring voor het feit dat er nog weinig terecht is gekomen van regionaal arbeidsmarktbeleid het feit dat gemeenten vooml de bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen niet willen verstoren. Hierdoor trekken zij de regie ook niet nadrukkelijk naar zich toe. Samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen en tussen gemeenten in de regio is vaak nog per beleidsterrein georganiseerd, daardoor komen geméanten zowel intem als extem nog niet tot samenhangende visie op terrein van regionaal arbeidsmarktbeleid. IWI heeft overigens wel enkele voorbeelden gezien waarin wordt samengewerkt tussen economische-en sociale zaken zaken en tussen sociale zaken en onderwijs. Vcor zowel ketensamenwerking, als voor regionale samenwerking is kennisdeling van belang. Bij een aantal ondeaochte gemeenten blijkt dat deze niet op de hoogte zijn van de gegevens die bij CWI beschikbaar over de knelpunten op de arbeidsmarkt in de regio. Als ze er wel over beschikken dan worden deze bewerkt door de gemeenten. Doordat uitwisselen en gebruikmaken van gegevens tussen actoren nog niet vanzelfsprekend is, bemoeilijkt dit een gemeenschappelijke aanpak van regionaal arbeidsmarktbeleid. Conclusies · Maatwerk is van groot belang voor het behalen van de participatiedoelstellingen, evenals samenwerking met organisaties buiten de keten van werk en inkomen. Een dee! van de werkzoekenden krijgt nu geen of niet de juiste ondersteuning en vindt ook geen werk. Kwetsbare groepen en mensen die niet zelf om hulp vragen, zijn in die gmep oververtegenwoordigd. Het concept van `zelfredzaamheid' is niet op iedereen van toepassing en werkt dus ook niet bij elke persoon. · Het is van betang om ook-en juist- in tijden van besparingen op de uitvoeringsorganisaties, voldoende aandacht te richten op de kwetsbare groepen. Een deel van de tijd- en efficiencywinst die geboekt wordt door dienstverlening aan zelfredzame groepen te bieden via telefonie en intemet, zou ten goede moeten kamen aan meer aandacht voor minder en nietzelfredzame groepen. · De ketenpartijen moeten beschikken over de kennis waarmee klanten die een extra zetje nodig hebben onderscheiden kunnen worden. De inspectie zal in aankomende ondeaoeken ook bijdmgen aan kennisontwikkeling op dit gebied. sre
~ iwi . onskenmen~ 2008/1468 · De belangen en beschikbare middelen van gemeenten en de zelfstandige bestuursorganen CWI en UW V lopen regelmatig uiteen. De samenwerking wordt daardoor belemmerd. Gezamenlijke prestatie-indicatoren zouden de samenwerking kunnen bevorderen. Zoals u aangeeft in de brief van u en de staatssecretads van 20 mei 2008 aan het parlement zijn bij de ontwikkeling van ketenprestatieindicatoren de eerste stappen gezet. Er zijn ketenindicatoren afgesproken op het terrein van preventie, uitstroom en klanttevredenheid van zowel de werkgever als de cliënten. Daamaast heeft u de ketenpartijen vercocht een ketenindicator te ontwikkelen die inzicht biedt in de uitstroom naar werk. · Een aantal organisatorische pm6lemen is niet eenvoudig op te lossen en he6óen meer sturing van bovenaf nodig. Ik denk hier6ij in het bijzonder aan de sturing op de totstandkoming van een gemeenschappelijke ICT-infrastructuur. · Het draait niet alleen om structuur. Als voedingsbodem voor samenwerking is ook de juiste cultuur nodig. Respect voor de kennis en ervaring van anderen en eigen initiatief zijn daarbij sleutelwoorden. Een ondememende houding bij medewerkers, ten gunste van het resultaatjuicht de inspectie toe (zie ook ons jaarverslag). Mochten medewerkers daarbij op evidente belemmeringen stuiten, dan kunnen ze dit, ook via het AKO, aankaarten bij uw ministerie. Uiteraard blijft ook de inspectie hierin een rol spelen. · De combinatie van participatiedoelstellingen, de ontwikkeling van geïntegreerde dienstverlening, besparingen en de fusie van CWI met UWV is lastig en vereist veel tijd en aandacht. De organisaties hebben het komendejaar hun handen vol. Deze ontwikkelingen gezamenfijk houden het risico in dat de ambities niet gehaald worden. · Om het leren in de keten te verbeteren en daarmee de samenwerking naar een hoger niveau te brengen is het van belang een goede balans te vinden tussen bottom-up en top-down leren. Managers van de ketenpartijen kunnen meer dan nu het geval is hun kennis delen en medewerkers faciliteren om ervaringen van medewerkers andere locaties te benutten. · Bij de onderiochte ambassadeursgemeenten zit op dit moment het initiatief om gemeentelijke partijen bij elkaar te brengen om tot één visie voor regionaal arbeidsmarktbeleid te komen nog in de planfase. Als er een actieplan of progmmma regionaal arbeidsmarktbeleid is, dan is dat ontwikkeld in een bestaande samenwerkingsvorm. Waar nog geen regionale samenwerking bestond op het terrein van arbeidsmarktbeleid, zijn gemeenten zich aan het oriënteren. Het blijft hier bij intenties. · Bij regionale samenwerking zijn, evenals bij ketensamenwerking, houding en kennisaspecten van belang. Om de ambtelijke en bestuurlijke verhoudingen niet te verstoren trekken de gemeenten nog te weinig de regie naar zich toe bij de regionale samenwerking. Verder kunnen gemeenten meer dan zij nu doen gebmik maken van kennis van CWI over de arbeidsmarkt in de regio. ne
iwi ons~cenmerk 2008/1468 Ten besluit IWI blijft de ontwikkelingen volgen in verschillende toezichtpragmmma's. De inspectie zal eind 2008 opnieuw een overkoepelend beeld geven van de samenwerking in de keten en daarbuiten. Ik ben natuurlijk ook van harte bereid om een toelichting te geven op onze bevindingen en conclusies. Hoogachtend, Inspecteur-generaal a.i. (drs. P.H.B. Pennekamp) Bijlagen: rapport `De lerende keten' rapport `Het eerste jaar' nota van bevindingen `Het eerste jaar' persbericht verkennende studie `Regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid' B/B
0 h,speaüewer,c arn mxomen Afdeling CommunicaRe PersberichtPosfbos 115a3 2502AN oen Haag Onskenme* 20~i3/1434WJheMinavanPmisenweg52 Oatom llJnll2~~ó2595ANDenHaag Telefoon (070) 3044444 Fa% (We) 3044445 wmw.iwivreb.nl IWI: Niet iedereen krijgt juiste hulp bij zoeken werk Vrijwel iedereen met een WW- of W WB-uitkering krijgt bulp bij bet zoeken naar werk, maar de geboden bulp is uiet altijd de meest gescbikte dienstverlening. Dit komt deels door problemen in de overdracbt van werkzoekeudeu tussen CWI, UW V en gemeente. Integrale diensrverlening ia de Locaties Werk en Inkomen kan dit probleem oplossen. Bij de vorming van de Locaties Werk en Inkomen is bet vau belang dat CWI, UW V en gemeenten knelpunten in de samenwerking opsporen en bereid ziju van elkaar te leren. Dit stelt de Inspectie Werk en Inkomen in twee vandaag verschenen rapporten. Bijna alle werkzoekenden met een W W- of W WB-uitkering krijgen in het eerste jaar van de uitkering enige vorm van hulp bij het zoeken naar werk. In het tweede halfjaar neemt de ondersteuning af. Van de W W'ers die na een half jaar nog geen werk hebben, wordt de helR aangemeld veor een re-integratietraject. Ongeveer een kwart van de W W'ers en de helft van de W WB'ers krijgt in het tweede halfjaar van hun uítkedng geen ondersteuning meer. Het gaat vaak om mensen met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Ook ouderen en mensen die niet om hulp vragen krijgen minder vaak ondersteuning, blijkt uit het ondetzoek Het eerste jaar van I WI. Mensen die niet de hulp krijgen die ze nodig hebben, lopen het gevaar dat ze langer dan nodig ofzelfs blijvend van een uitkering afhankelijk zijn. Veel mensen krijgen dezelfde hulp aangeboden hoewel hun problemen verschillen. In veel gevallen bestaat de hulp vit gesprekken over vacamres en werk. Niet alle werkzoekenden krijgen daatmee de ondersteuning die ze nodig hebben. IWI verklaart dat deels door problemen in de overdracht van werkzoekenden van CWI naar UWV. Goede communicatie tussen de professionals van de organisaties is van belang om te zorgen dat niemand buiten de boot vatt. IWI signaleert dat de uitvoeringsorganisaties actief met deze problematiek bezig zijn. Erzijn inítiatieven met innovatieve werkwijzen om juist moeilijk bemiddelbare mensen uiteindelijk weer aan het werk te krijgen. Op weg naar integrale diensrverlening C WI, U W V en gemeenten werken steeds meer samen om werkzoekenden zo goed mogelijk te ondersteunen. Ze bevorderen lokale en regionale initiatieven om tot integrale dienstverlening te komen. Keeaijde van deze `bottom-up' benadering is dat er lokaal wel eens instrumenten worden ontwikkeld die ook al ergens anders zijn ontwikkeld. De samenwerking op het gebied van integrale dienstverlening kan volgens IWI aan kracht winnen als locaties en regio's meer ge6roikmaken van elkaars ervaringen. De contacten tussen de verschillende IocaHes lopen ~e Inspectie Werk en Inkomen dreagt doar haat toezicht bij aan het doeitreRend functioneren van het stelsel van werk en
iwi onskenme* 2008/1434 voomamelijk via de managers. Leerpunten blijven nu nog te veel `hangen' bij de managers en komen niet terecht bij de medewerkers die ermee aan de slag moeten gaan. In het rapport De lerende ketea constateert IWI verder dat er nog winst valt te boeken bij het lemn door samen te werken. Een belemmering bij deze vorm van leren ligt in de beelden die veel medewerkers van elkaars vaardigheden hebben. Waar die niet positiefzijn, is er minder bereidheid om van elkaar te leren. Ook leiden aplassingen die werkenderweg zijn bedacht niet altijd tot stmcmrele verbeteringen van de werkwijze. Voor het leecproces is het belangrijk dat medewerkers - ondanks een hoge werkdmk en fusieperikelen - tijd vrij kunnen maken om knelpunten en oplossingen met elkaar te bespreken. Er ligt een taak voor het management om dat te ondersteunen. De vorming van Locaties Werk en Inkomen bevordert een integrale dienstverlening aan werkzoekenden en daarmee de effectiviteit van de dienstverlening. Voor het zover is, moeten eok nog een aantal organisatorische problemen worden opgelost. Hierbij vaft te denken aan het ontschotten van verschillende regelingen. Dan kunnen re-integratie-instmmenten worden ingezet athankelijk van de behoefte van de werkzoekende en niet afhankelijk van de regeling waaronder iemand valt. De Inspectie Werk en Inkomen volgt als onathankelijk toezichthouder op het stelsel voor werk en inkomen hoe de samenwerking mssen CWI, UW V en gemeenten verloopt en beoordeelt of de dienstverlening aan werkzoekenden verbeterL Yoor een toelichting kunl u bellea met Erik Stolk (070 304 46 39 of 06 510 245 59). De rapporten Flet eerste jaar. Oadersteuning van burgers in het stelsel voor werk en inkomen' en De lerende keten. Leren door samen te werken in het stelsel voor werk en inkomen' kunt u downloaden van www. iwiweb.nl of opvragen bij de eenheid Communicatie (070 304 4617). va
Niet gescand