Overzicht van de activiteiten tijdens het kalenderjaar 2011 van de arbeidsrechtbanken en de arbeidsauditoraten uit het rechtsgebied van het arbeidshof te Antwerpen.
I. ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN 1. Burgerlijke Zaken
Rechtsbedeling Arbeidsrechtbank:
nieuwe zaken gevonniste zaken
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 13397 11693 10775 10139 12181 10894 10524 11092 10458 9442 8727 18658 8487 8586 8321 12127 12343 11122 9886 11933 10359 9941 10435 9644 8235 7323 9829 6929 8240 8688
De rechtsbedeling in het arrondissement Antwerpen over het werkingsjaar 2011 sluit inzake instroomcijfers met 8321 nieuwe zaken dicht aan bij de cijfers van het jaar 2010 met 8586 zaken en bij de 8487 zaken in 2009. Het topjaar 2008 (18.658 zaken) was te wijten aan de overname van de bij de Rechtbank van Eerste Aanleg aanhangige dossiers inzake collectieve schuldenregeling. Buiten deze piek wordt in de trendlijn sedert 1997 eerder een gestage beperkte daling van de input waargenomen. Zo is in 2011 ook sprake van een lichte terugval (-3,09%), met 265 zaken minder dan in 2010.
Er kan een duidelijker verschil worden genoteerd aan de uitstroomzijde. Met 8688 gevonniste zaken voor 2011 is er op korte termijn een lichte stijging van 5,44 % waar te nemen, met 448 vonnissen meer dan in 2010 en zelfs 1759 vonnissen meer dan in 2009. De arbeidsrechtbank is er in dit werkjaar dus in geslaagd meer uitspaken te produceren dan er nieuwe zaken zijn binnengekomen, iets wat zich de laatste 10 jaar niet meer had voorgedaan. Het past wellicht hier te vermelden bij wijze van overgang naar het volgende item, dat het arbeidsauditoraat sedert de wetswijziging in 2006 ieder jaar meer adviezen in burgerlijke zaken verleent dan dat het zaken ontvangt die voor advies worden medegedeeld. Medegedeelde zaken en adviezen
medegedeeld adviezen
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 12508 10121 9318 8704 10449 9235 8943 9216 8998 2738 2541 2644 2811 3087 3050 10456 10737 9549 8493 9339 9592 8923 9144 9468 3001 3060 3357 3337 3618 3606
In tegenstelling tot de dalende trend bij de arbeidsrechtbank, zijn op het arbeidsauditoraat zowel de 1 instroom als de uitstroom toegenomen sedert 2006 . Tegenover het jaar 2010 (3087 zaken) is er niettemin sprake van een zeer lichte daling (-1,2%) met 37 zaken op een totaal van 3050 medegedeelde zaken in 2011, maar nog steeds van een stijging tegenover de 2811 zaken in 2009.
1
Sedert de wetswijziging van 2006 wordt in de zaken over sociale zekerheidsbijdragen (RSZ en zelfstandigen) enkel facultatief advies verleend voor zover het een complex geschil of principebetwisting betreft. De andere materies van sociale zekerheid of sociale bijstand blijven verplicht mededeelbaar aan het auditoraat.
Met 3606 zaken bleef het aantal verleende adviezen in 2011 stabiel (-0.33%) met 12 adviezen minder op een totaal van 3618 in 2010, maar wel 281 adviezen meer dan de 3337 van 2009 (een toename van 8,06%). Men kan nog steeds stellen dat de huidige activiteit van de tussenkomst van het auditoraat bij wijze van advies in de facultatief mededeelbare zaken een meerwaarde oplevert. De vrijgekomen capaciteit sinds 2006 werd aldus ruimschoots en nuttig ingevuld, ook in die zaken die a priori niet meer verplicht mededeelbaar zijn. Het auditoraat beperkt zich sedertdien tot inhoudelijke en zinvolle tussenkomsten, dankzij meer arbeidsintensief vakwerk, tot genoegen van de magistraten en wellicht ook van de burger, die uiteindelijk het meest geniet van een goede rechtsbedeling.
Uit deze additionele grafiek mag worden besloten dat de huidige burgerlijke activiteit op het arbeidsauditoraat sedert het scharnierjaar 2008 nog steeds toeneemt (61,26%) tegenover de strafrechtelijke activiteit (38,74%). Dit gaat bovendien ook in tegen een sterk dalende trendlijn. Daartegenover staat dat de magistraten zelf vooral een sterke toename van werklast in strafzaken ervaren in een omgekeerde 40/60 verhouding. Bespreking per materie: Algemeen:
Volgens de nominale en de relatieve verhoudingsgrafiek vormen de zaken betreffende de vier volgende materies in 2011 met 2691 zaken of 88,37% nog steeds veruit de hoofdmoot van de burgerlijke werking: OCMW (1085 zaken of 35,63%), ZIV (773 zaken of 25,39%), Werkloosheid (487 zaken of 15,99%), en Mindervaliden (346 zaken of 11,36%). In veel mindere mate volgen de betwistingen inzake (gewaarborgde) Gezinsbijslag (127 zaken of 4,17%) en deze onder de noemer ‘andere zaken’, met name de betwistingen met het Sluitingsfonds voor Ondernemingen, Jaarlijkse vakantie en arbeidsovereenkomsten van arbeiders, bedienden en havenarbeiders, art. 578 Ger. W. (59 zaken of 1,22%). Nog veel beperkter in het globale geheel is vervolgens het aandeel inzake Werknemers-pensioenen en Inkomensgarantie voor ouderen (63 zaken of 2,07%), Zelfstandigenbetwistingen zonder bijdragen (43 zaken of 1.41%), RSZ-betwistingen (28 zaken of 0,92%), Arbeidsrisico’s (ongevallen en
beroepsziekten: 22 zaken of 0,72%), Administratieve geldboeten (18 zaken of 0,59%), Juridische bijstand (8 zaken of 0,26%) en de Bijdragen Zelfstandigen (8 zaken of 0,26%). Volgens de langere termijntrends uit de polynome trendlijnen bij de grafieken over 15 jaar per (sub)categorie kan dezelfde evolutie worden verwacht zoals in 2010: enkel in de materie van de Gezinsbijslagen is de korte termijngrafiek tegengesteld aan de langere termijngrafiek. Er volgt wellicht dus nog een stijging inzake Werkloosheid, ZIV, Mindervaliden, Administratieve geldboeten en ‘andere zaken’. Het aantal OCMW-dossiers, Werknemerspensioenen, Uitkeringen Zelfstandigen kent opnieuw een stijging. Daarentegen wordt een verdere daling verwacht inzake de Bijdragen RSZ, Bijdragen Zelfstandigen en de Gezinsbijslagen. Hieronder worden de categorieën apart behandeld. Bijdragen RSZ:
Bijdragen RSZ
1997 4680
1998 4295
1999 4338
2000 4322
2001 4998
2002 5459
2003 4322
2004 4421
2005 4549
2006 210
2007 48
2008 62
2009 52
2010 28
2011 28
Voor het jaar 2011 blijft het aantal zaken 28 gelijk aan 2010, tegenover 52 zaken in 2009. Het arbeidsauditoraat verleent sinds 2006 alleen nog een ‘verplichte’ tussenkomst in de gevallen van schrapping van het werknemersstatuut of wanneer de werknemer de R.S.Z. dagvaardt om zijn statuut alsnog te laten erkennen. De huidige, voornamelijk facultatieve tussenkomsten van de leden van het auditoraat zijn bijgevolg van principiële aard. Dat verklaart de kwaliteit van de schriftelijke adviezen in deze materie.
Werkloosheid:
Werkloosheid
1997 612
1998 592
1999 494
2000 395
2001 369
2002 281
2003 254
2004 281
2005 361
2006 412
2007 478
2008 628
2009 489
2010 471
2011 487
Voor het jaar 2011 kan men een beperkte toename waarnemen van 471 zaken (in 2010) naar 487 zaken (en 489 zaken in 2009), m.a.w. een lichte stijging met 16 zaken of 3,4%. De toename van het aantal zaken sinds 2004 is duidelijk over zijn hoogtepunt sinds 2008, hoewel de polynome trendlijn voorlopig nog een blijvende stijging voorspelt. Deze stijging is mede te verklaren door de volgende factoren. De betwistingen over de toelaatbaarheidsvoorwaarden blijven in grote mate behouden. Met de ‘datamatching’, de koppeling van diverse data-banken van sociale zekerheid, kwam sinds enige jaren een aanzienlijk aantal fraudegevallen aan het licht. Achtereenvolgens betrof dit de gevallen van cumulatie van een werkloosheidsuitkering met een gewone arbeidsovereenkomst en nadien als uitzendkracht door de koppeling aan de databank van de loon- en arbeidstijdgegevens (LATG), recenter met prestaties als zelfstandige door koppeling aan het Algemeen Repertorium van de Zelfstandigen (2010-2011) en momenteel ook de genieters van een ziekte-uitkering (RIZIV). Verder wordt door de activeringsmaatregelen zo nodig het recht op uitkering ontzegd aan wie niet actief solliciteert, wat een jaarlijks terugkerend aandeel in de betwistingen oplevert. De plotse toename in 2008 van de geschillen betreffende de ongeschiktheid van meer dan 33 % blijkt achteraf eerder tijdelijk te zijn geweest en is opnieuw afgenomen in 2011. In ieder geval moet worden vastgesteld dat de drempel bij de burger om bij de arbeidsrechtbank een beslissing over de werkloosheidsuitkeringen te betwisten, steeds lager wordt, zodat deze globale stijging eveneens in een langere context wordt gesitueerd, zoals de trendlijn aangeeft.
Gezinsbijslag en gewaarborgde Gezinsbijslag:
Totaal Gezinsbijslag Gezinsbijslag Gewaarborgde Gezinsbijslag
1997 89
1998 86
1999 97
2000 131
2001 95
2002 123
2003 118
2004 118
2005 104
2006 131
2007 108
2008 94
2009 78
2010 111
2011 127
89
86
97
131
95
123
118
118
104
131
108
94
64 14
98 13
109 18
Voor het jaar 2011 kan men een verdere stijging waarnemen van 111 zaken (in 2010) naar 127 zaken (tegenover 78 zaken in 2009), m.a.w. een stijging met 16 zaken of 14,41%. Deze toename situeert zich bijna uitsluitend in de dossiers gewone Gezinsbijslag (109 dossiers in 2011 tegenover 98 in 2010), terwijl het aantal dossiers gewaarborgde Gezinsbijslag nagenoeg stabiel blijft (18 zaken in 2011 tegenover 13 in 2010 tegenover 14 zaken in 2009). Het cijfer van 2011 benadert daarmee het niveau van 2006, zodat de jaren 2008 en 2009 eerder een uitzondering vormden. Een verklaring voor deze schoksgewijze evolutie valt voorlopig niet te vinden. Pensioenen werknemers (en inkomensgarantie voor ouderen)
Pensioenen - IGO
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 1492 275 426 279 1232 140 74 85 87 66 63 51 46 59 63
De pensioenkamer behandelt de betwistingen inzake werknemerspensioenen KB nr. 50 van 24 oktober 1967) en deze over de inkomensgarantie voor ouderen (wet 22 maart 2001), voorheen, het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (wet 1 april 1969). Voor het jaar 2011 kan men voor wat de werknemerspensioenen betreft een relatieve toename waarnemen van 42 zaken (in 2010) naar 46 zaken (tegenover 29 zaken in 2009), m.a.w. een relatieve stijging met 4 zaken of 9,5%. Een reden kan hier thans niet voor gegeven worden. Wel sluiten de cijfers van 2011 opnieuw aan bij de trendlijn, die een verdere stijging verwacht omwille van de vergrijzing. Voor het jaar 2011 kan men voor wat de inkomensgarantie betreft een status quo waarnemen van 17 zaken (zoals in 2009 en 2010). Sedert 2005 worden de zaken over het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en de inkomensgarantie voor ouderen apart becijferd, los van het OCMW-contentieux, hoewel het vaak die klanten betreft die voor hun pensioenleeftijd een OCMW-uitkering genoten. Een groot deel van de recente betwistingen betreft mensen die zich in het Rijk vestigen na gezinshereniging en die derhalve nooit actief hebben bijgedragen tot het vangnet van de sociale zekerheid. Dergelijke aanvullende uitkeringen worden niet steeds ambtshalve toegekend, zoals de ombudsman voor pensioenen wil doorgevoerd zien. Inzake het totaal van de pensioen- en inkomensgarantiebetwistingen wordt opnieuw een relatieve stijging van het aantal nieuw ingeschreven zaken vastgesteld van 59 zaken (in 2010) naar 63 (tegenover 46 in 2009), m.a.w. een stijging met 4 zaken of 6,78%. Uit de lange termijngrafiek blijkt de ombuiging van de daling duidelijk. De korte termijngrafiek en de polynome trendlijn voorspellen een lichte toename die toe te schrijven is aan de toename van beide bestanddelen. Ziekte- en invaliditeitsverzekering:
ZIV
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 507 453 493 516 639 593 595 695 542 604 575 646 739 815 773
Voor het jaar 2011 kan men een duidelijke daling waarnemen van 815 zaken (in 2010) naar 773 (tegenover 739 in 2009), m.a.w. een daling met 42 zaken of -5,15%. Sinds 2005 is het aantal ZIV-dossiers toegenomen met 42,62%. De oorzaak valt moeilijk te duiden. Bovendien voorspelt de polynome trendlijn nogmaals een verdere stijging. Terwijl de toename van dossiers de laatste 2 werkjaren groter was dan de trendlijn, is in 2011 opnieuw aansluiting gevonden met deze trendlijn.
Leefloon en maatschappelijke dienstverlening (en juridische bijstand):
LL - MDV - juridische bijstand
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 641 501 461 667 536 415 684 897 693 762 605 545 591 995 1085
Voor het jaar 2011 kan men opnieuw een bescheiden toename waarnemen van 986 OCMW-zaken (in 2010) naar 1085 (tegenover 591 in 2009), m.a.w. een stijging met 99 zaken of 10,04%. Doorgaans betreft het dezelfde soort betwistingen als in 2010, zowel wat de leefloondossiers betreft als de dossiers betreffende maatschappelijke dienstverlening, met een lichte toename van Fedasil-zaken. Samen met de 8 inleidingen inzake Juridische Bijstand, die eveneens op deze kamer worden behandeld, komt het totale aantal op 1093 dossiers. De relatieve daling van het aantal zaken die de voorgaande jaren te noteren viel, heeft zich sterk gewijzigd in 2010 en 2011, waarbij zelfs de piek van het jaar 2004 ruim werd overschreden, zodat de huidige cijfers ver boven de trendlijn uitkomen. Ook de polynome trendlijn voorspelt nog een verdere stijging op langere termijn. De pieken van 2002-2004 en van 2009-2011 volgen nauw de regularisatiegolf, in die zin dat geregulariseerden snel de weg vinden naar de sociale bijstand.
Bijdragen zelfstandigen:
Bijdragen Zelfstandigen
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 3086 3292 2263 1972 2358 1877 2141 2087 2146 14 3 2 13 8 8
Voor het jaar 2011 kan men een status quo waarnemen van 8 zaken (sinds 2009) voor zover dit statistisch nog relevant is.
Uitkeringen zelfstandigen:
Uitkeringen Zelfstandigen
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 96 85 67 69 64 56 63 62 46 50 57 43 48 51 43
Voor het jaar 2011 kan men een afname waarnemen van 51 zaken (in 2010) naar 43 zaken (tegenover 48 in 2009), m.a.w. een daling met 8 zaken of -15,69%. In de recente evolutielijn is nog steeds sprake van een status quo voor de uitkeringsdossiers (met daarin onder meer betwistingen inzake arbeids-ongeschiktheid, gezinsbijslag en pensioenen). De polynome trendlijn beweegt zich bijna horizontaal, aangezien ook op langere termijn de status quo waarneembaar is.
Mindervaliden:
Mindervaliden
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 227 287 222 179 196 281 275 362 400 413 502 393 384 434 346
Hiermee worden de geschillen bedoeld inzake tegemoetkomingen aan mindervaliden en de betwistingen inzake medische onderzoeken, uitgevoerd met het oog op toekenning van sociale of fiscale voordelen (het ‘Algemeen Attest’), die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn afgeleid van een sociaal recht of van de sociale bijstand (art. 582,1° Ger. W.), alsook de geschillen inzake de sociale integratie van personen met een handicap (art. 582,2° Ger. W.). Voor 2011 kan men een merkbare afname waarnemen van 434 zaken (in 2010) naar 346 zaken (tegenover 384 zaken in 2009), m.a.w. een duidelijke daling met 88 zaken of -20,28%. Een reden hiervoor kan niet meteen worden gevonden. Veruit het grootste deel van de geschillen betreft de beroepen tegen de door de FOD Sociale Zekerheid genomen administratieve beslissingen, waarbij door de persoon met de handicap zowel de (niet)-toekenning van tegemoetkoming als de medische beslissing met het oog op toekenning van sociale of fiscale voordelen wordt betwist. Van deze 346 zaken zijn er 27 dossiers die een beroep inhouden tegen beslissingen die genomen werden door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, wat zo goed als een status quo inhoudt in vergelijking met 2010 toen (tegenover 28 dossiers in 2009). Dit aantal vertegenwoordigt ongeveer 7,80% van het totaal aantal nieuwe zaken in 2011 (voor 2010 lag dit op 6% en 2009 kwam deze verhouding afgerond op 7%). Nieuw in 2011 is de nieuwe geschillenbeslechting inzake de Zorgverzekering, die wordt gevoerd voor dezelfde kamer als de mindervaliden. Wat de lange termijngrafiek betreft, liggen de cijfers voor de jaren 2008, 2009 en 2011 voor het totale mindervalidencontentieux met inbegrip van de zorgverzekering onder de verwachte stijgende trendlijn, zodat in de toekomst opnieuw een stijging kan worden verwacht. Administratieve geldboeten:
Administratieve Geldboeten
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 50 60 46 34 33 20 24 23 29 33 37 37 23 42 18
Voor het jaar 2011 kan men een spectaculaire afname waarnemen van 42 zaken in 2010 naar 18 zaken in 2011 (tegenover 23 in 2009), m.a.w. een duidelijke daling met 24 zaken of -57,14%, een globaal cijfer dat het sterkst werd benaderd in 2002. De stijging die de laatste jaren werd vastgesteld in deze materie, is wellicht toe te schrijven aan de Programmawet en Diverse bepalingenwet van 27 december 2004, waardoor de modaliteiten van het uitstel ook op dit soort zaken van toepassing zijn geworden, zodat de Directeur-generaal en de Arbeidsrechtbank de tenuitvoerlegging van de betaling van de administratieve geldboete geheel of gedeeltelijk kunnen uitstellen. Dergelijke betwistingen worden dan ook al enige jaren niet meer gevoerd. Voor de intussen uitzonderlijk gebleken stijging in 2010 kan dan ook geen aanwijsbare reden worden gegeven. Wellicht vormt het diepe dal van het jaar 2009 eerder een uitzondering in de sinds 2002 stijgende lijn; een beeld dat zich ook nationaal weerspiegeld ziet. Voor de sterke daling van 2011 spelen allicht de invoering van het e-PV en het nieuwe Sociaal Strafwetboek evenzeer een duidelijke rol. Ten slotte is het ook niet denkbeeldig dat de hoge rechtsplegingsvergoeding in verhouding tot het betwiste bedrag bepaalde werkgevers (en sinds kort ook zelfstandigen) danig heeft afgeschrikt. Intussen laat de globale economische crisis zich ook duidelijk bij de werkgevers gevoelen, zodat de inleiding van een betwisting een eventuele hoop op kwijtschelding dan wel een uitstel van betaling doet veronderstellen. Bijgevolg verwacht de polynome trendlijn opnieuw een duidelijke stijging voor de toekomst, niettegenstaande de grote financiële rem van de RPV.
Andere zaken: Fonds Sluiting Ondernemingen, Jaarlijkse Vakantie en dossiers art. 578 Ger. W. (arbeidsovereenkomsten)
andere (FSO, JV, art.578 Ger.W.)
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 393 185 41 43 65 143 348 73 37
Algemeen Voor het jaar 2011 kan men een verdere afname waarnemen van 73 zaken (in 2010) naar 37 zaken in 2011 (tegenover 348 in 2009), m.a.w. een verdere daling met 36 zaken of -49,31%. De piek van het jaar 2009 was haast exclusief toerekenbaar aan de eenmalige stijging van de vele dossiers inzake Jaarlijkse Vakantie met éénzelfde specifieke betwisting. De algemene toename in de trendlijn geeft op langere termijn globaal een duidelijke stijging uit een diep dal aan. Aangezien het hier een amalgaam betreft van drie zeer verschillende materies die in deze rubriek onder één noemer worden behandeld, is het nuttig deze nader op te splitsen. Sluitingsfonds Voor het jaar 2011 kan men een status quo waarnemen van 3 zaken (in 2010) naar 4 zaken, m.a.w. een stijging met 1 zaak (voor zover deze cijfers statistisch relevant zijn). Ook de lichte stijging van het aantal dossiers sedert 2007 is verwaarloosbaar. Jaarlijkse vakantie Voor het jaar 2011 kan men een afname waarnemen van 8 zaken (in 2010) naar 5 zaken in 2011 (tegenover 250 zaken in 2009), m.a.w. een daling met 3 zaken of -37,5%, zodat het globale cijfer dit van het jaar 2007 weer benadert. Artikel 578 Ger. W. (arbeidsovereenkomsten) Voor het jaar 2011 kan men een relatieve toename waarnemen van 26 zaken (in 2010) naar 28 in 2011 (tegenover 42 zaken in 2009), m.a.w. een stijging met 2 zaken of 7,69%. Het aantal medegedeelde overeenkomstenzaken zakt daarmee opnieuw tot het niveau van 2006. De gestage toename van de voorbije drie jaren lijkt daarmee een halt te zijn toegeroepen.
Arbeidsongevallen en beroepsziekten 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Arbeidsongevallen + beroepsziekten 4 1 3 31 43 41 22
Voor het jaar 2011 kan men een sterke afname waarnemen van 41 zaken (in 2010) naar 22 zaken in 2011 (tegenover 43 in 2009), m.a.w. een steile daling met 19 zaken of -46,34%. Sinds 2007 komt het auditoraat systematisch tussen indien het ziekenfonds in het geding is, op grond van de subrogatieregeling (art. 136, § 2 gec. ZIV-wet 1994), wat gedeeltelijk de toename sedertdien kan verklaren.
2. Strafzaken
Algemeen:
In 10 jaar tijd is het totale aantal strafzaken toegenomen en weer afgenomen van 1853 zaken (in 2002) naar het vergelijkbare niveau van 1893 zaken in 2011. Een lichte verdere daling kan dan ook worden verwacht voor de toekomst, zoals blijkt uit de polynome trendlijn. Het meest spectaculair is echter de daling van dit werkjaar met 637 zaken tegenover 2010 of -25,18%. De verhouding tussen de correctionele zaken en de politiezaken schommelt de laatste jaren rond ruim 80% correctionele en 20% politionele zaken. Voor 2011 bedraagt deze verhouding echter 91,13% voor de correctionele zaken tegenover 8,87% voor de politiezaken. Zoals hoger reeds werd aangestipt onder de subtitel 1.2. Medegedeelde zaken en adviezen, ervaren de magistraten de sterke daling in het aantal nieuwe correctionele dossiers duidelijk minder scherp, aangezien de complexiteit van de strafzaken sterk is toegenomen, waardoor de behandelingsduur niet steeds evenredig mee daalt. Correctionele zaken:
nieuwe zaken geseponeerde zaken minnelijke schikkingen ter beschikking voor rechtbank gebracht vonnissen vonnissen in graad beroep beschikkingen raadkamer
1997 2481 1200 18 230 211 185 25 1
1998 1609 1166 14 167 263 246 3 4
1999 1148 961 2 87 220 243 53 1
2000 1296 854 1 87 164 185 46 6
2001 1602 931 0 172 54 81 23 1
2002 1513 949 1 166 91 98 0 2
2003 1664 1223 1 235 80 88 29 10
2004 1717 1220 0 191 169 162 8 4
2005 2101 1175 8 226 168 191 3 7
2006 2030 1569 116 182 221 205 3 6
2007 1864 1357 90 200 269 275 0 11
2008 2128 1200 88 190 215 241 2 9
2009 2130 1221 91 170 302 310 5 14
2010 2223 1319 80 197 255 289 4 5
2011 1725 1565 18 146 164 220 0 6
De instroom Het globale aantal nieuwe strafzaken (correctioneel en politioneel samen) kent een plotse sterke daling (-25,17%) met 1893 zaken in 2011 tegenover 2530 zaken in 2010. Verhoudingsgewijs neemt het aantal correctionele zaken sterk af met 1725 in 2011 tegenover 2223 in 2010 (-22,4%). Hiervoor kan een meervoudige verklaring worden gevonden. Enerzijds hebben de invoering van het elektronisch proces-verbaal (e-PV) bij de vier grote sociale inspectiediensten en van het nieuwe Sociaal Strafwetboek voor alle sociale inspectiediensten geleid tot een dubbele tijdelijke hapering in de toezending van processen-verbaal. Verder heeft de RVA eenzijdig beslist de Europese rechtspraak inzake het beginsel Non bis in idem ook op zijn processen-verbaal toe te passen, wat op zijn beurt duidelijk heeft geleid tot een sterke daling van het aantal nieuwe processen-verbaal. De RVA is nochtans de grootste leverancier van inbreuken op grond van cumulatie van uitkeringen hoewel dergelijke opsporingen van anomalieën via datamatching evident niet het monopolie van de RVA zijn. Hier kan bijvoorbeeld het gegevensonderzoek worden vermeld, dat de zogenaamde “witte fraude” opspoort, binnen de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid met de gegevens van de werklozen. Na de werknemers en de interim-arbeiders (door vergelijking van de Dimona-databank en de loon- en arbeidstijdgegevens of LATG) en de zelfstandigen (door vergelijking met het Algemeen Repertorium van de Zelfstandigen), komen nu de ziekte-uitkeringsgerechtigden in beeld door koppeling aan de mutualiteiten en de RIZIV. Wellicht betreft het dus een eenmalige hapering in de trend, die het gevolg is van de diverse gerichte controleacties van de inspectiediensten, die al dan niet worden uitgevoerd in het raam van het jaarlijkse SIOD-actieplan op het federale niveau. Naar inhoud zijn de jaarcijfers en statistieken van de inspectiediensten onderling moeilijk te vergelijken, aangezien zij zich baseren op eigen specifieke parameters, ingevolge de toekenning van een Nace-code per economische activiteit van de onderneming of van het aantal (bedrijfs-) controles of processen-verbaal. 2008 DIMONA / sociale documenten
2009
2010
2011
1632/219 1768/238 1902/220 1759/187
deeltijdse arbeid
852
856
1004
856
buitenlandse werknemers
824
870
937
727
werkloosheid
685
592
593
328
loonwetgeving
186
204
175
131
Uit de input van het arbeidsauditoraat kan men een rangschikking opstellen van de vijf voornaamste vastgestelde inbreukfiguren aan de hand van het criterium ‘aantal verdachten per inbreuk’. De ‘top-5’ van de hoofdinbreuken bleef in 2011 ongewijzigd. Alleen de aantallen zijn relatief gedaald. DIMONA (1759 verdachten) en Sociale documenten (187 verdachten) Het aantal vaststellingen voor niet-aangegeven werk, in het jargon ook wel DIMONA-inbreuken genoemd, is in 2011 (1759 zaken) afgenomen tegenover 1902 zaken in 2010 en 1768 in 2009, wat een daling uitmaakt van 143 zaken of -7,52%. De piek van het jaar 2010 is dus weer verdwenen. Het hoge aantal inbreuken in deze categorie wordt verklaard doordat deze vaststellingen gewoonlijk samenvallen met andere inbreuken. De 187 inbreuken op de wetgeving sociale documenten zijn in 2010 eveneens afgenomen tegenover 220 in 2010 en 238 in 2009 met 33 zaken of -15%. De onmiddellijke elektronische aangifte vóór de aanvang van iedere tewerkstelling is intussen veralgemeend voor iedere werkgever, waardoor dit soort inbreuken duidelijker en onbetwistbaar kan worden vastgesteld door de eenvoudige raadpleging door de inspectie van de elektronische gegevensbank DmfA (de multifunctionele aangifte). Een tweede verklaring ligt in het feit dat de overkoepelende Sociale Inspectie- en Opsporingsdienst (SIOD) in 2011 voor de voornaamste sectoren een minimum aantal controles heeft opgelegd voor de gezamenlijke inspectiediensten binnen de Arrondissementscel. In 22 gevallen werden bovendien DIMONA-inbreuken vastgesteld voor minimum 5 werknemers, waardoor deze dossiers werden opgenomen in de Laurence II-databank (2). Er kan dan ook weinig positieve correlatie worden gevonden tussen de inbreuken en de Laurence-statistiek. Nog minder correlatie bestaat er overigens tussen de jaarlijkse opgave van de Laurence II-gegevens voor statistische doeleinden en de effectieve werklast op het auditoraat.
2
Zie de “Jaarstatistiek”, verslag van de statistische analisten van het College van Procureurs-generaal, te raadplegen op Omptranet.
Deeltijdse arbeid (856 verdachten) Deze inbreuk vertoont in 2011 met 856 zaken een opmerkelijke daling met 148 zaken tegenover 1004 zaken in 2010 (tegenover 852 in 2009) of -14,74%. Het aantal door de Arrondissementscel gevoerde controles (in het kader van de SIOD-doelstellingen van zijn jaaractieplan) in de sector van de horeca, waar voornamelijk met deeltijdse arbeiders wordt gewerkt, ligt met 274 zaken in 2011 merkelijk hoger dan de 221 zaken in 2010. Evenzo legde de SIOD in 2010 en 2011 om dezelfde reden minimumcontroles op voor de taxibedrijven, openbare markten en evenementensector. Buitenlandse werknemers (727 verdachten) De tewerkstelling van buitenlandse werknemers, al dan niet met een illegaal verblijf, vormt in 2011 de derde grootste categorie inbreuken. Met 727 verdachten komende van 937 verdachten in 2010 (en 870 in 2009), kent ook deze inbreukfiguur een substantiële daling met 210 verdachten of -22,5%. Het overgrote deel van de aangetroffen buitenlandse werknemers bij overtredingen zijn “nieuwe” EU onderdanen: voornamelijk Bulgaren en Roemenen die voor hun tewerkstelling niet voldoen aan de verblijfsvoorwaarden en alsnog een arbeidskaart moeten voorleggen. Wel moet worden vastgesteld dat steeds meer werkgevers deze verplichting omzeilen door hun werknemer als vennoot of zelfstandige medewerker aan te geven. Werkloosheid (328 verdachten) Voor het jaar 2011 kan men een sterke afname waarnemen van 593 verdachten in 2010 met 265 eenheden naar 328 verdachten in 2010 (tegenover 592 in 2009) of -44,69%. De grote daling kan grotendeels zoniet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de eenzijdige beslissing van de RVA het Non bis in idem-beginsel toe te passen, zodat er wordt gekozen voor de burgerlijke sanctie voor de arbeidsrechtbanken niet langer tegelijk ook een strafvervolging te laten doorgaan. Dit gegeven was mede de aanleiding voor het auditoraat om zijn beleid in de individuele sociale subsidiefraude te wijzigen. Daarover wordt hieronder uitgebreid gerapporteerd bij de uitstroom van correctionele zaken. Loonwetgeving (131 verdachten) Voor het jaar 2011 kan men een duidelijke afname waarnemen van 131 verdachten in 2011 tegenover naar 175 verdachten in 2010 (tegenover 204 vaststellingen in 2009), m.a.w. een daling met 44 vaststellingen of -25,14%. Voor het hoge aantal inbreuken in 2011 (zoals in 2009 en 2010) bij deze inbreukfiguur kan geen concrete verklaring worden gevonden. Wellicht is een reden dat de toepassing van de Belgische loonwetgeving op buitenlandse werkgevers - die hun werknemers hier tewerkstellen in het raam van een detachering – zwaar en langdurig grensoverschrijdend onderzoek vergt, en bovendien niet eens een garantie op succes oplevert. Dat ook de politiediensten recent meer processen-verbaal hebben opgesteld, kan eveneens onder meer worden verklaard ingevolge de gezamenlijke controles met de inspectiediensten, al dan niet kaderend binnen het SIOD-actieplan. Ook voor 2011 waren er bijkomende specifieke arrondissementscel-acties gepland op de openbare markten en de taxivoertuigen, naast de gebruikelijke fraudegevoelige sectoren, zoals de bouw, de horeca en in mindere mate de kleinhandel. Vanwege het parket van de Procureur des Konings worden eveneens 41 dossiers ter beschikking gesteld, met daarin hoofdzakelijk feiten met betrekking tot schijnzelfstandigen en verslagen van curatoren met daarin vermeldingen van mogelijk strafbare feiten. Het aantal CFI-meldingen 35 ten slotte kent evenzeer een duidelijke stijging. Moeilijk tot zeer problematisch bij dit soort dossiers is evenwel het feit dat er hier vaak witwas is mee gemoeid, een complex type fraude waarvoor het auditoraat geheel niet is opgeleid.
De uitstroom Wat de ‘penale correctionele uitstroom zonder de seponeringen’ betreft - met name de som van de dossiers die ter beschikking worden gesteld (146), de minnelijke schikkingen (18), beschikkingen raadkamer (6) en rechtstreekse dagvaardingen (164) – toont de grafiek aan dat deze globale cijfers met 334 zaken in 2011 veel beter scoren dan de evolutie in de instroom. Bijgevolg kan duidelijk worden vastgesteld dat de kloof tussen de output en de input verder worden dichtgereden en dat de ‘achterstand’ wordt ingehaald. Dit is opnieuw een goede zaak voor dit werkingsjaar.
Het aantal correctionele seponeringen is met 1565 zaken in 2011 significant gestegen tegenover 1319 zaken in 2010 met 18,65%. Dit globale cijfer wordt opgesplitst in seponering met (62,11%) en zonder oplegging van een administratieve geldboete (37,89%). Het aantal zaken waarbij het auditoraat heeft afgezien van strafvervolging met het oog op het opleggen van een administratieve geldboete bedraagt 972 zaken in 2011 tegenover 762 in 2010 wat een stijging uitmaakt van 27,5% %. Het Directoraat-generaal van de Juridische Studiën (FOD WASO) heeft in 459 zaken in 2011 een administratieve geldboete voorgesteld, wat een totaal bedrag van € 3 634.989,5 vertegenwoordigt. Daarvan werd in 2011 reeds € 290.264,50 betaald . De afhandeling zonder gevolg van dossiers met beperkte inbreuken is dan weer minder opmerkelijk gestegen naar 593 in 2011 tegenover 557 zaken in 2010 (6,5%). Bijgevolg wordt het vervolgingsbeleid consequent maar niet overdreven toegepast. De verklaring voor de globale stijgende evolutie bevat diverse punten, en sluit gedeeltelijk ook aan bij de hoger vermelde uitlegging naar aanleiding van de daling van de instroom. Zo geldt ook hier de invloed van de daling van het aantal processen-verbaal door de invoering van het e-PV, het nieuwe Sociaal Strafwetboek en de wijzigende houding van de RVA in zijn Non bis in idem-omzendbrief. Als hoofdzaak geldt echter dat het auditoraat een ingrijpende gewijzigde beleidskeuze heeft gemaakt met betrekking tot de vervolging van de individuele sociale subsidiefraudedossiers (dus niet de georganiseerde fraude), naar aanleiding van de betrokken RVA-omzendbrief. Het auditoraat was al langer mistevreden met de weinig adequate systematische sancties (opschorting of geheel uitstel) van de correctionele rechter in dit soort zaken, alsof deze zelf een Non 4 bis in idem-beginsel incalculeerde . Dergelijke rechtspraak staat haaks op de nationale regeringspolitiek (Laurence-II, Col nr. 3 d.d. 18-1-2007) en het lokale vervolgingsbeleid van het auditoraat om de zwaarste inbreuken adequaat te laten sanctioneren door de correctionele rechtbank. Indien dit niet het geval is, dan schiet het vervolgingsbeleid tekort. Indien men bovendien rekening houdt met de effectiviteit van dergelijke lichte sancties niettegenstaande de gevoerde onderzoeken en de hoge maatschappelijke kost van de ter beschikking gestelde middelen (personeel: -28%, magistraten: -20%), beperkte zittingscapaciteit (te delen met het parket) en opsporingscapaciteit, dan komt men logischerwijze uit bij de seponering als meest adequate sanctievorm. Het auditoraat heeft deze gewijzigde beleidskeuze bovendien bewust doorgevoerd op een gunstig moment, kort voor de inwerkingtreding van het nieuwe Sociaal Strafwetboek, waarbij vanaf 1 juli 2011 voor dergelijke inbreuken ook een administratieve geldboete kan worden opgelegd door het Directoraat-generaal van de Juridische Studiën van de FOD WASO. Tevoren bestond deze sanctievorm niet. Bijkomend pluspunt in het gehele kostenplaatje vormt de hoge invorderingsgraad van deze dienst ten opzichte van de resultaten van de Ontvanger der Penale Boeten. Onrechtstreeks heeft de daling van het aantal minnelijke schikkingen en werkstraffen (zie hieronder) ook een invloed gehad op de hogere actuele seponeringsgraad. Het aantal voorgestelde minnelijke schikkingen is in 2011 spectaculair gedaald naar 18 zaken (77,5%) tegenover 80 zaken in 2010, wat wellicht evenzeer geheel is toe te schrijven aan het gewijzigde beleid inzake de seponering van de individuele sociale fraudedossiers. Met 13 zaken in 2011 tegenover 22 zaken in 2010, wordt 55% van de voorgestelde minnelijke schikkingen betaald, wat dan weer een stijging uitmaakt. De nochtans algemene dalende trend is symptomatisch voor de neerwaartse conjunctuur. Dit impliceerde tot vóór de beleidswijziging naar de seponering van de individuele subsidiefraudedossiers, dat er voor deze onbetaalde dossiers nog moest worden gedagvaard, wat een extra werklast en maatschappelijke kost met zich meebracht. Ter zitting werden bovendien systematisch betalings-moeilijkheden ingeroepen, wat – samen met de Non bis in idemrichtlijn van RVA – leidde tot de voornoemde inadequate correctionele straffen, aangezien de alternatieve (werk-)straf ook weinig soelaas bracht in de vele verstekzaken, doordat de versteklatende betrokkene zijn akkoord niet kon geven voor de toepassing van deze alternatieve straf. Een klein gedeelte van de dossiers (circa 8%) wordt ter beschikking gesteld van een ander auditoraat om territoriale bevoegdheidsredenen of naar het parket van de procureur des Konings op grond van diens algemene bevoegdheid. Ter zake kan een daling van -25,89% worden vastgesteld met 146 zaken in 2011 tegenover 197 zaken in 2010.
3
Dit betreft uiteraard een voorlopige balans. Aangezien de betalingstermijn 3 maanden bedraagt, is deze nog niet voor alle administratieve geldboeten verstreken. Bovendien hebben werkgevers soms een afbetalingsplan bekomen, dat kan lopen over verschillende jaren. Het eindresultaat kan dus pas veel later meegedeeld worden.
4
Een burgerlijke sanctie van uitsluiting tot het recht op uitkeringen gedurende 13 tot 26 weken of onder verzwarende omstandigheden van 27 tot 52 weken (kwade trouw) is dan ook niet weinig.
Het aantal dagvaardingen is met 164 zaken in 2011 sterk gedaald met -35,69% tegenover 255 zaken in 2010. Reden hiervoor is het lagere instroomcijfer (-22,4%) van dossiers en ook het feit dat er minder minnelijke schikkingen werden voorgesteld (zodat achteraf in deze onbetaalde zaken niet meer correctioneel moest worden gedagvaard). De daling van het aantal dagvaardingen tegenover het topjaar 2009, kan gedeeltelijk mee worden verklaard doordat het auditoraat vanaf februari 2010 nog op 90% en vanaf april 2011 op 80% van zijn capaciteit draait en dat ook het totaal aantal zittingen is afgenomen. Meest belangrijk voor deze daling is ten slotte de hoger vermelde beleidswijziging naar een algemene seponering (bovendien voor toepassing van een administratieve geldboete sedert 1 juli 2011) van de individuele subsidiefraudedossiers. Het aantal zittingen is verder afgenomen met -17,4% tot 38 zittingen in 2011, tegenover 39 in 2010 en 46 in 2009. Dit aantal wordt jaarlijks vastgelegd in samenspraak met het parket en de rechtbank van eerste aanleg, zodat de zittingscapaciteit niet steeds naadloos kan aansluiten op de eigen dagvaardingscapaciteit. Bepaalde zittingen werden bovendien ook ingenomen door complexe of zwaardere dossiers. Voorts kan ook worden vermeld dat het aantal correctionele vonnissen een sterke daling uitmaakt van -23,88% met 220 uitspraken in 2011 tegenover 289 in 2010, wat parallel loopt met het lagere aantal dagvaardingen. Het aantal beschikkingen van de Raadkamer is nagenoeg gelijk gebleven met 6 zaken in 2011 tegenover 5 zaken in 2010.
Politiezaken:
nieuwe zaken geseponeerde zaken minnelijke schikkingen ter beschikking voor rechtbank gebracht vonnissen
1997 514 120 262 225 54 54
1998 614 177 207 276 63 61
1999 578 87 153 260 61 62
2000 626 70 198 268 66 65
2001 484 74 111 187 57 60
2002 340 50 69 109 108 105
2003 403 34 77 124 93 65
2004 410 63 94 129 56 63
2005 300 60 67 125 50 48
2006 359 48 50 107 31 27
2007 573 42 80 64 32 32
2008 538 24 51 244 48 43
2009 433 17 57 201 38 41
2010 307 24 40 107 32 35
2011 168 55 50 73 11 15
De instroom Voor het jaar 2011 neemt het aantal nieuwe politiezaken met 168 zaken opnieuw duidelijk af tegenover 307 zaken in 2010 (-45,28%). Dit laatste kan wellicht opnieuw haast uitsluitend worden toegeschreven aan de stopzetting van de opname van de reeds betaalde onmiddellijke inningen in de statistieken van het auditoraat. Een statistiek is alleen bruikbaar indien men ze zuiver maakt en houdt. De uitstroom Het aantal politiezaken die ter beschikking werden doorgezonden naar een ander bevoegd arbeidsauditoraat, bedraagt 73 in 2011 tegenover 107 in 2010 (-31,78%). Dit significant lage cijfer is opnieuw in 2011 hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de betaalde onmiddellijke inningen niet meer worden opgenomen in de statistieken van het auditoraat. Ook hier geldt dat een statistiek pas bruikbaar is indien men ze zuiver maakt en houdt. Het aantal geseponeerde zaken (o.a. om opportuniteitsredenen), met name 55 zaken in 2011 is meer dan verdubbeld met 129% tegenover 24 zaken in 2010. Ook het aantal minnelijke schikkingen is opnieuw toegenomen met 50 voorgestelde zaken in 2011 tegenover 40 in 2010, (25%), waardoor het niveau van 51 zaken in 2008 weer is bereikt. Daarvan zijn er 29 (58%) betaald in 2011, tegenover 30 in 2010. Het aantal dagvaardingen, met name 11 zaken in 2011 is opnieuw heel significant afgenomen met 65,63% tegenover 32 zaken in 2010. Wellicht kan dit verschil weer worden ingehaald in 2012. Samenhangend met de daling van het aantal dagvaardingen en het aantal zittingen, ligt ook het aantal vonnissen met 15 zaken in 2011 beduidend lager met -57,14% tegenover 35 uitspraken in 2010.
Uit de globale cijfers van de politiedossiers kan worden afgeleid dat de uitstroom in 2011 (met 134 zaken) nauw begint aan te sluiten op de instroom: 168 nieuwe zaken en 73 over te dragen zaken (‘achterstand’). De doorlooptijden van de dossiers waarin werd gedagvaard is bijzonder gunstig geëvolueerd in deze categorie strafzaken. De verdere bewaking van de gunstige politionele doorlooptijden zal dan ook een actiepunt zijn in het werkjaar 2012.
II. ARBEIDSRECHTBANK MECHELEN 1. Burgerlijke zaken Aantal inleidingen - inschrijvingen op de algemene rol : 2010 : 2.013, een vermeerdering van 71 t.o.v. 2009 2011 : 1980, een vermindering van 33 t.a.v. 2010 - inschrijvingen op de rol van het kort geding : 2010 : 3 2011 : 3 De verschillen van het aantal inschrijvingen op de algemene rol vinden we in volgende materies: een vermeerdering bij de geschillen inzake: - art. 578 Ger.W. : arbeidsovereenkomsten arbeider (+15) - art. 580 Ger.W. : bijdragen (+117) een vermindering voor de geschillen inzake: - art. 578 Ger.W. : arbeidsovereenkomsten bediende (-108) - art. 581, 8° Ger.W.: maatschappelijke dienstverle ning (-19) Wat de overige materies betreft worden er slechts geringe verschuivingen genoteerd.
BESPREKING Het aantal werkloosheidsdossiers daalde in 2011 met 5,31%, nl. van 113 in 2010 naar 107 in 2011. Deze daling is dus verwaarloosbaar en nog te vroeg om hieruit definitieve conclusies te trekken gelet op de geringe daling en het gegeven dat in 2010 het aantal werkloosheidsdossiers was gestegen met 27% (van 82 naar 107). Mogelijks kan er toch al een verband gelegd worden met de stijging van de werkgelegenheid in 2011 (ondanks de crisis) maar ook met de stijging van de beroepsbevolking, waardoor het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, geteld door de RVA, met 16 603 eenheden was gedaald in 2011. Het waren er gemiddeld 421 823 per maand, of 3,8 % minder dan in 2010. Dat 5 niveau is lager dan dat van 2007, voor de crisis.( ) Ook het aantal niet-werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en, voor het eerst sinds 2002, daalde het aantal bruggepensioneerden in 2011 (met respectievelijk 7 en 1 %). De graad van vergoede werkloosheid in brede zin (met inbegrip van alle vergoede volledig werklozen, werkzoekend 6 en niet-werkzoekend, evenals de bruggepensioneerden) is de laagste van de afgelopen 25 jaar.( ) Daarnaast blijkt ook dat er in totaliteit – landelijk gezien – minder negatieve beslissingen (- 6.331 t.o.v. 2010) waren hetgeen onmiskenbaar een invloed heeft op de instroom van de ingestelde procedures. De daling van het aantal ingestelde beroepen, lijkt dan ook in overeenstemming ten opzichte van de rest van België (landelijk 1.191 ingestelde beroepen bij de arbeidsrechtbank in 2010 ten opzichte van 1.017 beroepen in 2011.). Het aantal O.C.M.W.-zaken is met 78 nieuwe zaken in 2011 t.o.v. 101 nieuwe zaken in 2010 gedaald, nl. met 22%. Hieruit mag geenszins geconcludeerd worden dat het aantal beroepen tegen de 5 6
bron Jaarverslag RVA 2011. Het gaat hier om gegevens voor geheel België. bron Jaarverslag RVA 2011. Het gaat hier om gegevens voor geheel België.
weigeringsbeslissing voor een leefloon en/of maatschappelijke dienstverlening gedaald is hetgeen enigszins vreemd zou zijn gelet op het toenemend aantal aanvragen omwille van de economische crisis. De daling is grotendeels te wijten aan het aantal terugvorderingsdossiers (dossiers waarbij leefloon en/of maatschappelijke dienstverlening wordt teruggevorderd). Het gerechtelijk arrondissement Mechelen heeft verhoudingsgewijs een groter aantal terugvorderingsdossiers ten opzichte van andere gerechtelijke arrondissementen. Dit is een historisch gegeven vermits gedurende bepaalde jaren door het OCMW van Mechelen vrij eenvoudig steun werd toegekend doch steeds op terugvorderbare basis. Hierdoor verkreeg men een vertekend beeld wat er ondermee toe leidde dat de voorbije jaren veel terugvorderingsdossiers werden ingeleid waarbij vaak nog het bestaansminimum werd teruggevorderd. Het aantal (oude) terugvorderingsdossiers (40 in 2011 t.o.v. 55 in 2010) neemt af, waardoor vermoedelijk de dalende tendens van het aantal OCMW-zaken zich zal voortzetten. Met slechts 9 nieuwe zaken m.b.t. sociale bijdragen voor zelfstandigen in 2011 (t.o.v. 22 in 2010) zet de dalende tendens in deze materie zich voort (- 59,1%). De reden hiervan is dat de sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen – en dit sedert enkele jaren -gebruik maken van de mogelijkheid om via dwangbevel de achterstallige bijdragen rechtstreeks te innen bij de bijdrageplichtigen ( Koninklijk Besluit van 4 oktober 2005, in werking getreden op 1 oktober 2005) hetgeen onmiskenbaar een grote invloed heeft op het aantal ingeleide zaken. Het aantal pensioendossiers werknemers bedroeg slechts 7 in 2011 t.o.v. 5 in 2010 (+40%). Een stijging doch het aantal betwistingen inzake pensioenen blijkt dus verwaarloosbaar. Het voorbije jaar 2011 was ook een jaar waarin er weinig of geen belangrijke wetswijzigingen zijn geweest. Belangrijke wetswijzigingen genereren vaak een aantal bijkomende rechtsprocedures: b.v. onduidelijkheden betreffende de toepassing van de nieuwe wetgeving, verschillende interpretatiemogelijkheden van de nieuwe wetgeving, een toestroom aan vragen die deze nieuwe wetgeving bij de gepensioneerden oproept. Mogelijks kan de komende jaren een stijging verwacht worden gelet op de hervormingen in de verschillende pensioenstelsels. Het aantal beroepen voortvloeiend uit de toepassing van het decreet van 27 juni 1990 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van personen met een handicap en van de Wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten bedroeg 88 in 2011 t.o.v. 93 in 2010 ( - 5,35 %). De dalende tendens van de laatste twee jaar zet zich dus voort. Het aantal nieuwe zaken werkgeversbijdragen (RSZ) bedroeg 1017 in 2011 t.o.v. 900 in 2009 ( + 13 %). In 2011 werden er 259 Z.I.V.-zaken ingeleid. Dit tegenover 256 in 2010 (- 3,83%). De sterke stijging (meer dan 11%) t.o.v. het jaar 2009-2010 zet zich dus niet voort. Er was 1 nieuw ziektedossier inzake zelfstandigen in 2011 (- 75%), t.o.v. 4 in 2010, 3 in 2009 en 5 in 2008. In 2011 waren er 2 burgerlijke geschillen in verband met administratieve geldboeten (beroepen tegen beslissingen van de Directie van de administratieve geldboeten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg) t.o.v. 6 in 2010 (- 66,7%). Ondanks de depenalisering van het sociaal strafrecht waarbij het merendeel van de strafzaken zonder gevolg wordt geklasseerd met het oog op het zien opleggen van een administratieve geldboete blijven de beroepen bij de Arbeidsrechtbank tegen de beslissing van de Directeur-generaal van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die de geldboeten oplegt, verwaarloosbaar. Mogelijks is hier in 2012 een stijging te verwachten door de nog grotere depenalisering door de invoering van het Sociaal Strafwetboek. Het aantal dossiers inzake gezinsbijslag werknemers bedroeg 39 in 2011 t.o.v. 29 in 2010 (+34,5%). In 2011 werden 3 zaken m.b.t. jaarlijkse vakantie ingeleid t.o.v. 19 in 2009 (- 84,2%). Deze daling heeft te maken met het jaar 2010 waarin uitzonderlijk een groot aantal zaken werden ingeleid (met hetzelfde voorwerp) waarbij enkele rechtszaken als “testcase” dienden voor de overige dossiers. Er was geen enkele betwisting betreffende het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen. In steeds meer geschillen tussen werkgever en werknemer is het advies van het arbeidsauditoraat vereist, gezien bij een ontslag vaak redenen van discriminatie of pesterijen op het werk worden aangevoerd (8 in 2011 t.o.v. 6 in 2010, + 33,3 %). De verwachting is dat dit aantal de komende jaren
eveneens zal stijgen vermits hoger vermelde motieven vaak enkel subsidiair worden ingeroepen en eerder als een vangnet ter staving van de vordering tot het bekomen van een vergoeding dan wel dienen aanzien te worden als daadwerkelijk sprake is van discriminatie of pesterijen op het werk. Ook in betwistingen betreffende arbeidsongevallen dient het arbeidsauditoraat advies te verlenen telkens er een mutualiteit vrijwillig tussenkomt om voorgeschoten ziektekosten en uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid terug te vorderen (9 keer in 2011). Dit aantal bleef gelijk t.o.v. 2010. De rechtsgrond voor de subrogatoire vordering van de ziekteverzekeraar is gelegen in de Z.I.V.-wet en niet in de Arbeidsongevallenwet. Nu in geval van een subrogatoire vordering op grond van artikel 136, §2, 3de lid van de Z.I.V.-wet de verzekeringsinstelling in beginsel rechtens in de plaats van de rechthebbende treedt tot beloop van het bedrag van de prestaties toegekend in uitvoering van de Z.I.V.-wet, voor het geheel van de sommen die krachtens de Arbeidsongevallenwet verschuldigd zijn en die dezelfde schade geheel of gedeeltelijk vergoeden, impliceert dit dat de rechter die kennis neemt van dergelijke vordering in de eerste plaats het bedrag dient te bepalen van de prestaties of uitkeringen waarop de verzekerde werknemer recht heeft op grond van de Z.I.V.-wet. Vermits deze materie van openbare orde is dient de rechter ambtshalve te verifiëren of de Z.I.V.-wet correct werd toegepast. De vordering op grond van de wettelijke subrogatie betreft zodoende een geschil in de zin van artikel 580, 2° Ger.W. zodat de zaak verplicht mededeelbaar is aan het openbaar ministerie krachtens artikel 764, 10° Ger.W (Arbh. Antwerpen, 27 november 2006, www.juridat.be)
Aantal vonnissen : - eindvonnissen : 2010 : 1.650 2011 : 1.891 - tussenvonnissen : 2010 : 468 2011 : 459 - Aantal nog af te handelen zaken op de algemene rol : 2010 : 2.458 2011 : 2.313 - Aantal beschikkingen in kort geding : 2010 : 2 2011 : 5 - Aantal beslissingen Bureau voor Rechtsbijstand : 2010 : 6 2011 : 6 - Aantal beschikkingen inzake collectieve schuldenregeling : 2010 : 1444 2011 : 1478 - Aantal beschikkingen bij toepassing van art. 747 § 1 & 2 Ger.W. : 2010 : 421 2011 : 309
De rechtsdag : Een rechtsdag bij toepassing van art. 750 Ger.W. kan worden bepaald tussen één tot vier maanden.
Bijzondere werkzaamheden van de griffie : De griffier van de rollen verzond in 2011 het volgende aantal oproepingen: - op basis van: art. 704 Ger.W.: 1.670 art. 750 Ger.W.: 903 art. 803 Ger.W.: 214 art. 1034 Ger.W. : 182 - op basis van een andere wetgeving : 131 In 2011 werden er 13.620 gerechtsbrieven verstuurd. Van dit totaal werden er 10.967 gerechtsbrieven verstuurd in functie van de materie collectieve schuldenregeling. De griffier bracht bij gerechtsbrief 1.509 vonnissen ter kennis van partijen in toepassing van art. 792, 2° lid Ger.W. Besluit : In 2011 nam het aantal nieuwe zaken ingeschreven op de algemene rol lichtjes af (-33) evenals de eenzijdige verzoekschriften m.b.t. de collectieve schuldenregeling (-59). Met betrekking tot de zaken ingeschreven in de algemene rol werden er in het jaar 2011 meer zaken afgehandeld (2089) dan er werden ingeschreven (1980) waardoor het aantal hangende zaken opnieuw daalt. Het totaal afgehandelde zaken die werden ingeschreven in de A rol is als volgt samen gesteld : 1887 eindvonnissen, 6 beschikkingen afdanking beschermde werknemer art. 587bis, 73 doorhalingen, 108 weglatingen en 21 afstanden van geding. Er werden tevens 459 tussenvonnissen uitgesproken. Bijkomend werden er 1478 beslissingen geveld m.b.t. de materie van de collectieve schuldenregeling wat opnieuw een stijging geeft in vergelijking met 2010. Om deze beslissingen ter kennis te brengen aan de betrokken partijen werden er ongeveer 21.000 kennisgevingen verzonden waarvan 10.967 gerechtsbrieven.
2. Strafzaken Aantal ingekomen zaken 2010 : 2011 :
774 521
- Aantal afgehandelde zaken 2010 : 2011 :
775 402
- Aantal zaken verval van strafvordering tegen betaling van een geldboete : 2010 : 2011 :
23 26
- Aantal niet afgehandelde zaken : 2010 : 369 2011 : 369 -
Aantal gedagvaarde zaken :
* Correctioneel : 2010 : 81 2011 : 39 * Politierechtbank : 2010 : 2 2011 : 2 Aantal vonnissen : * Correctioneel : 2010 : 82 2011 : 71 * Politierechtbank 2010 : 2 2011 : 2
BESPREKING In 2011 kwamen er 521 nieuwe strafzaken binnen op het auditoraat (t.o.v. 774 in 2010). Op de input van de PV’s heeft het arbeidsauditoraat weinig impact. De inspectiediensten doen controles op het terrein en hebben ingevolge hun ruime wettelijke bevoegdheden de vrijheid om, bij vaststelling van inbreuken, aan de overtreder een waarschuwing te geven of de toestand te regulariseren. De inspectiediensten vormen dus een eerste buffer en filter. Alleen voor de – volgens de sociaal inspecteur - ernstige inbreuken wordt een PV opgesteld, dat naar het arbeidsauditoraat wordt verzonden. De terugval in het aantal binnenkomende PV’s is uitsluitend te wijten aan het beleid dat de RVA sinds 2010 toepast tengevolge van een arrest het Europees Hof van d rechten van de Mens van 10 februari 2009 in verband met het principe “non bis idem”. In een - voorbarige – nota poneerde de RVA het standpunt dat een administratieve sanctie niet kan gecumuleerd worden met een strafrechtelijke sanctie. Nochtans oordeelde het Belgische Hof van Cassatie reeds verschillende malen dat het algemeen rechtsbeginsel “non bis in idem” en artikel 14.7 BUPO niet beletten dat de wetgever sancties van uiteenlopende aard mag bepalen voor eenzelfde overtreding, de ene onderworpen aan het nationale strafrechtstelsel en de andere onderworpen aan het stelsel van administratieve aard, ook al hebben de laatste een strafrechtelijke aard in de zin van artikel 6 EVRM. Het arbeidsauditoraat volgt in haar beleid hetgeen beslist werd in de schoot van de Raad van Arbeidsauditeurs, met name dat deze Cassatierechtspraak dient gevolgd te worden. Slechts in 10 % van de binnenkomende dossiers wordt gedagvaard, o.m. wegens het beperkt aantal correctionele zittingen toebedeeld aan het arbeidsauditoraat en om beleidsredenen (zowel de wetgever als het College van Procureurs-generaal, zie o.m. COL.3/2007 geven de voorkeur aan de depenalisering van het sociaal strafrecht) Sinds 1 juli 2011 is het Sociaal Strafwetboek, ingevoerd ingevolge artikel 2 van de Wet van 6 juni 2010, van toepassing. De invoering van het Sociaal Strafwetboek heeft echter geen invloed op het vervolgingsbeleid (met uitzondering van de inbreuken niveau 1) e mijn ambt volgt dus het principe zoals voorzien in artikel 68 van het Sociaal Strafwetboek.
Onverminderd de rechten van de burgerlijke partij, kunnen de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 2, 3 en 4 en vermeld zijn in Boek 2 op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot strafvervolging voor de correctionele rechtbank, tot een minnelijke schikking, tot bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216 ter van het Wetboek van strafvordering of ten slotte ook tot de in artikel 138 bis 6 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. De aard van de inbreuken speelt een grote rol in de beslissing tot al dan niet vervolging. Mijn auditoraat past de aanbevelingen van de COL 3/2007 d.d. 18 januari 2007 inzake het strafrechtelijk beleid van de auditoraten onverminderd toe. e
Voor inbreuken op artikel 12,1 a) van de Buitenlandse Arbeidskrachtenwet, met name, tewerkstelling van een buitenlandse onderdaan, die niet gerechtigd is tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in het Rijk, wordt de werkgever systematisch gedagvaard voor de correctionele rechtbank. Mijn ambt dagvaardt ook principieel in zaken van ernstige subsidiefraude, waarbij personen ten gevolge van onjuiste of valse verklaringen, ten onrechte werkloosheidsuitkeringen, ziekteuitkeringen of leefloon konden ontvangen. De strenge straffen voorzien in het KB van 31 mei 1933 werden door het Sociaal Strafwetboek gehandhaafd en soms zelfs verzwaard. De correctionele rechtbank te Mechelen spreekt in zulke zaken van subsidiefraude strenge straffen uit en het Hof van Beroep te Antwerpen heeft zulke fraudeurs al veroordeeld tot effectieve gevangenisstraffen. Inzake zware en dodelijke arbeidsongevallen wordt, wanneer blijkt dat de werkgever ernstig faalde in zijn veiligheidsbeleid, regelmatig een vordering tot gerechtelijk onderzoek ingesteld. Ook in verschillende van deze zaken liep de werkgever strenge straffen op. Verder werkt mijn auditoraat ook pro-actief in de bestrijding van de sociale fraude in het arrondissement Mechelen. De wijkwerking van elke politiezone werd gesensibiliseerd om mogelijke sociale fraude te signaleren. Immers, zien hoe de buurman sociale uitkeringen geniet en verder bijklust “in het zwart”, werkt onvrede en verzuring in de hand bij eerlijke burgers die dagelijks met veel inspanningen in hun levensonderhoud proberen te voorzien. Ook tegen het oneigenlijk inzetten van vrijwilligers op grote evenementen wordt pro-actief opgetreden. Reeds tweemaal vergaderden de arbeidsauditeurs en de inspectiediensten van Mechelen en Leuven om desbetreffend een eenvormig standpunt in te nemen en het vervolgingsbeleid inzake dit oneigenlijk gebruik van het vrijwilligersstatuut (n.a.v. het grootste muziekfestival van het jaar) op Mekaar af te stemmen. De omzendbrief COL. 13/2005 van 16 november 2005 heeft geleid tot een betere toepassing en opvolging van het sociaal strafrecht. Het College van Procureurs-generaal heeft, met het oog op een verbetering van de informatieuitwisseling inzake sociale fraude tussen de parketten en de arbeidsauditoraten, aan de parketten van de Procureurs des Konings speciale aandacht gevraagd voor indiciën van sociale fraude, die soms in een dossier van gemeen strafrecht opduiken. De stipte toepassing van deze COL. door het parket te Mechelen heeft tot een (nog) betere samenwerking tussen beide parketten geleid en enkele gerichte onderzoeken naar sociale fraude en mensenhandel op gang kunnen brengen, o.a. in de sector van de thuisprostitutie.
De goede samenwerking tussen arbeidsauditoraat en parket van de procureur des Konings werd in 2011 verder gezet en versterkt, o.m. in samenwerking m.b.t. “misbruik van vennootschappen” en screening en controle van verdachte garages en car-washes.
Het aantal politiezaken (inbreuken op de E.E.G.-verordeningen 561/06 en 3821/85) bedroeg 91 in 2011 (191 in 2010). De daling van deze zaken blijkt algemeen, wegens een schrijnend gebrek aan controleurs bij de directie Mobiliteit en Vervoer
III. ARBEIDSRECHTBANK TURNHOUT 1. Burgerlijke zaken Tijdens bedoeld jaar 2011 werden bij de Arbeidsrechtbank te Turnhout 2431 zaken ingeleid: 2420 zaken werden op de algemene rol ingeschreven en 11 zaken op de bijzondere rol der kortgedingen, inleidingen op eenzijdige verzoekschriften en verzoekschriften tot rechtsbijstand. In 2010 bedroegen deze getallen respectievelijk 2595, 2586 en 9; in 2009 2334, 2316 en 18; in 2008 2456, 2446 en 10; in 2007 2542, 2529 en 13; in 2006 2789, 2775 en 14; in 2005 3035, 3028 en 7; in 2004 3282, 3274 en 8. De opvallende daling van het aantal inleidingen van 2004 tot en met 2009 lijkt gestopt. Na 2007 lijkt het aantal inleidingen gestabiliseerd. De ingeleide betwistingen werden door mijn ambt ontleed en de desbetreffende gegevens zijn vervat in bijgevoegde tabel. Het aantal betwistingen inzake arbeidsovereenkomsten (art. 578 Ger.W.) kent na verschillende jaren van daling opnieuw sedert 2009 een ernstige stijging en een bijna status quo: 275 zaken in 2011 tegen 279 zaken in 2010, 275 zaken in 2009, 233 zaken in 2008, 290 zaken in 2007, 294 zaken in 2006 en 296 zaken in 2005. Na de opmerkelijke verdubbeling van het aantal eindbeslissingen in 2009 (429 in 2009 tegenover 204 in 2008), bleef in 2010 het aantal eindbeslissingen (349) het aantal inleidingen overtreffen met meer dan 50 eenheden. In 2011 echter zakte het aantal eindbeslissingen tot 191. Het aantal betwistingen inzake arbeidsongevallen - beroepsziekten (art. 579 Ger.W.) lijkt gestabiliseerd: van 205 nieuwe zaken in 2004 naar 172 in 2005, 157 in 2006, 158 in 2007, 169 in 2008, 154 in 2009, 173 in 2010 en 158 nieuwe zaken in 2011. Inzake artikel 580 Gerechtelijk Wetboek - uitkeringen – werd het record van 2010 met 604 zaken niet bereikt, maar ook 2011 werd een topjaar met 589 nieuwe zaken. In 2009 werden 516 nieuwe zaken genoteerd, in 2008 511 zaken, in 2007 456 zaken, in 2006 412, in 2005 471 en in 2004 541. Inzake artikel 580 Gerechtelijk Wetboek - bijdragen – lijkt ook een stabilisatie te zijn opgetreden: 1289 nieuwe zaken in 2006, 1227 in 2007, 1200 in 2008, 1115 in 2009, 1332 in 2010 en 1252 in 2011. Wat betreft artikel 581 Gerechtelijk Wetboek - bijdragen zelfstandigen - wordt de gevoelige daling ingezet in 2006 bestendigd; meer bepaald van 682 zaken in 2005 over 363 zaken in 2006, 216 zaken in 2007, 144 in 2008, 68 in 2009, 23 in 2010 tot 28 nieuwe zaken in 2011. Deze daling is te wijten aan het feit dat de sociale zekerheidskassen, gelast met de inning van de sociale bijdragen, van werkwijze zijn veranderd en haast niet meer via gerechtelijke weg invorderen. Inzake artikel 581 Gerechtelijk Wetboek – uitkeringen zelfstandigen – blijft het aantal nieuwe zaken stabiel, maar bescheiden: 5 zaken in 2011, tegenover 7 zaken in 2010, 10 in 2009, 5 in 2008, 14 in 2007 en 15 in 2006. Het aantal zaken ingeleid op grond van artikel 582, 1° en 2° Gerechtelijk Wetboek (Minder-validen en Vlaams Fonds) zakte in 2011 tot 113 nieuwe zaken. Na een feitelijk status quo in de jaren 2001, 2002 en 2003 (89, 91 en 92 zaken) en een aanzienlijke stijging in 2004 (110 zaken), 2005 (127 zaken) en 2006 (239 zaken), leek in de jaren 2007 (163 zaken), 2008 (171 zaken), 2009 (176 zaken) en 2010 (166 zaken) opnieuw een evenwicht gevonden. De terugval in 2011 van het aantal inleidingen lijkt onverklaarbaar. Net zoals in de jaren 2001, 2002, 2003, 2005, 2006, 2007, 2009 en 2010, waren er in 2011 geen inleidingen op grond van artikel 582, 3°, 4°, 5°,6° en 7° Gerechtelijk Wetboek. In 2004 en 2008, de jaren met sociale verkiezingen, werden respectievelijk 18 en 6 zaken ingeleid.
Het aantal zaken op grond van artikel 583 Gerechtelijk Wetboek (betwistingen van de door de Directeur-generaal van de Studiedienst van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid opgelegde administratieve geldboete) bleef ook in 2011 beperkt tot 5 zaken. Ook in de vorige jaren bleef dit aantal minimaal: 2 zaken in 2010 en 2009, 7 in 2008, 5 in 2007 en 6 in 2006. Het aantal eindvonnissen van de Arbeidsrechtbank steeg opnieuw gevoelig in 2011 tot 2659. In 2010 waren er 2341 eindbeslissingen, in 2009 2055, 2194 in 2008, 2028 in 2007, 2298 in 2006, 2461 in 2005 en 2795 in 2004. Het aantal doorhalingen, afstanden en weglatingen van de rol daalde in 2011 lichtjes tot 338. In 2010 waren er nog 381. In 2009 werden er slechts tot 244 geteld, vergelijkbaar met de 255 in 2007. In 2008 waren er dit nog 335 en in 2006 420, vergelijkbaar met de voorgaande jaren: 398 in 2005, 428 in 2004 en 407 in 2003. Het totaal aantal door het OM gegeven adviezen steeg in 2011 ook van 876 adviezen in 2010 tot 1092 in 2011. In 2009 werden 939 adviezen gegeven, in 2008 1040 en in 2007 900. Het aantal uitgebrachte schriftelijke adviezen bleef lichtjes stijgen tot 13 in 2011, komende van 11 in 2010, 2 in 2009, 95 in 2008 en 5 in 2007. Het totaal aantal gegeven adviezen was in de jaren 2003-2005 vrijwel constant gebleven: 2842 in 2003, 2719 in 2004 en 2753 in 2005. Door het niet langer systematisch zetelen van het OM in de geschillen bedoeld in artikel 580 (RSZ bijdragen) en 581 Gerechtelijk Wetboek (bijdragen zelfstandigen) was het totaal aantal gegeven adviezen in 2006 aanzienlijk gedaald tot 1812 en in 2007 tot 900. Vanaf 2007 worden per jaar gemiddeld 969 adviezen gegeven.
2. Strafzaken In 2011 werden er in de notities van mijn Parket slechts 577 strafzaken ingeschreven: 417 correctionele zaken en 160 politiezaken (inbreuken op de E.E.G. Verordeningen betreffende de rij- en rusttijden in het wegvervoer). Enkel in de jaren 1970, 1971, 1972, 1973 en 2009 werden minder correctionele strafzaken ingeschreven. Het aantal binnen gekomen politiezaken bereikte in 2011 een nieuw dieptepunt. In 2010 werden nog 751 strafzaken ingeschreven: 580 correctionele zaken en 171 politiezaken. In 2009 werden in totaal nog 810 strafzaken ingeschreven: 491 correctionele zaken en 319 politiezaken. In 2008 werden 909 strafzaken ingeschreven: 664 correctionele zaken en 245 politiezaken. In 2007 noteerden wij 913 strafzaken: 665 correctionele zaken en 248 politiezaken; in 2006 952 strafzaken: 695 correctionele en 257 politiezaken en in 2005 betrof het 1118 strafzaken: 691 correctionele en 427 politiezaken. Een verklaring voor de daling van het aantal ingeschreven strafzaken kan niet enkel worden verklaard door de daling van het aantal politiezaken: de daling in aantal correctionele zaken kan ongetwijfeld worden gevonden in de gevoelige vermindering van het aantal door de RVA toegezonden dossiers omwille van de door de rijksdienst specifieke interpretatie van het non bis in idem-principe. Ook wordt vastgesteld dat sinds 2003 (1361 notities) het totaal aantal strafzaken jaar na jaar is gedaald! Mijn Ambt heeft in 2011 in totaal 45 zaken gedagvaard voor de correctionele rechtbank en 8 voor de politierechtbank. In 2010 werden nog 60 zaken gedagvaard voor de correctionele rechtbank en 24 voor de politierechtbank. Mijn Ambt had in 2009 in 40 zaken gedagvaard voor de correctionele rechtbank en 7 voor de politierechtbank In 2008 werden 67 zaken gedagvaard voor de correctionele rechtbank en 17 voor de politierechtbank, in 2007 83 zaken voor de correctionele rechter en 17 voor de politierechter, in 2006 66 zaken voor de correctionele rechtbank en 10 voor de politierechtbank, in 2005 51 zaken voor de correctionele rechter en 15 voor de politierechter en in 2004 45 zaken voor de correctionele rechtbank en 37 voor de politierechtbank. De invoering van het Sociaal Strafwetboek had geen noemenswaardige invloed op het aantal dagvaardingen.
De correctionele rechtbank sprak in 2011 op onze vordering 41 vonnissen uit, tegenover 50 in 2010, 67 in 2009, 83 in 2008, 75 in 2007, 59 in 2006, 63 in 2005 en 74 in 2004. Verleende uitstellen omwille van de invoering van het Sociaal Strafwetboek en een meer systematisch aanstellen van een lasthebber ad hoc kunnen de daling van het aantal uitspraken verklaren. De correctionele rechtbank sprak in 2011 2 vonnissen uit in graad van beroep. De politierechtbank sprak in 2011 op onze vordering 15 vonnissen uit tegenover 12 in 2010, 7 in 2009, 18 in 2008, 25 in 2007, 5 in 2006, 22 in 2005 en 34 in 2004. Het aantal door de overtreder aanvaarde minnelijke schikkingen daalde in 2011 opnieuw tot 19. In 2010 waren dit er nog 37, doch in 2009 slechts 12. In 2008 waren dit er nog 77, in 2007 73, in 2006 35 en in 2005 75. De wettelijk verplichte grootte van de minnelijke schikking alsmede de vaak milde beoordeling van de rechtbank beperken in het algemeen zowel de voorstellen tot verval van rechtsvordering als de aanvaarding. Het Arbeidsauditoraat te Turnhout seponeerde in 2011 365 correctionele zaken, tegenover 568 in 2010, 86 in 2009, 510 in 2008, 495 in 2007, 520 in 2006 en 473 in 2005. Wat betreft de politiezaken seponeerde mijn ambt in 2011 slechts 33 zaken, tegenover 113 zaken in 2010, 8 in 2009, 60 zaken in 2008, 67 in 2007, 19 in 2006 en 36 in 2005. In totaal werden in 2011 398 zaken geseponeerd, tegenover 681 zaken in 2010, 94 in 2009, 570 in 2008, 562 in 2007, 539 in 2006, 509 in 2005, 263 in 2004 en 540 in 2003. 2011 was een overgangsjaar op de grens tussen verleden en toekomst. Het arbeidsauditoraat Turnhout is nog steeds klaar voor de uitdagingen van de volgende jaren.
IV. ARBEIDSRECHTBANK HASSELT 1. Burgerlijke Zaken In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal nieuw ingeleide zaken, onderverdeeld per materie en het totaal. Evolutie van het aantal nieuw ingeleide zaken de voorbije vijf jaar ARTIKEL GER.WETBOEK Artikel 578 Artikel 579 Artikel 580 bijdragen Artikel 580 uitkeringen Artikel 581 bijdragen Artikel 581 uitkeringen Artikel 582, 1° en 2° Artikel 582, 30, 4° en 5° Artikel 583 Eenzijdige verzoekschriften collectieve schuldenregeling
2007 445 167 1385 623 277 18 129 0 11 99
2008 366 184 1480 646 199 19 97 10 8 1722
2009 318 172 1600 709 34 22 125 0 3 439
2010 360 153 1697 787 47 20 117 0 0 617
2011 348 174 1628 783 11 27 104 0 4 568
Verschil ’10-11 -12 +21 -69 -4 -36 +7 -13 0 +4 -49
TOTAAL
3154
4731
3422
3798
3647
-151
Gedurende het jaar 2011 werden er 3647 nieuwe dossiers ingeschreven op de algemene rol en de rol van de eenzijdige verzoekschriften inzake collectieve schuldenregeling. Vergeleken met 2010 is dit een lichte daling van het aantal te behandelen zaken. Op een paar uitschieters in de diverse deeldomeinen na, zou men globaliter kunnen spreken van een status quo. Opmerkelijk hierbij is dat gedurende de kalenderjaren 2009 en 2010 het aantal zaken betreffende de RSZ bijdragen wezenlijk was toegenomen en dit aantal zaken gedurende het kalenderjaar 2011 daalde met 4%. Gelet op de relatief kleine wijziging van het aantal inleidingen, kunnen er geen oorzaken worden aangewezen die op een bepaalde tendens zouden wijzen. Het aantal inleidingen in de collectieve schuldenregeling blijkt zich voorlopig te stabiliseren om en bij de 600 eenheden. Of dit een tijdelijk fenomeen is, of dat het gaat om een definitieve trend, kan evenmin op dit ogenblik worden voorspeld. Het is alleszins geruststellend dat de steile toename van jaar tot jaar blijkbaar is gestopt, zodat de arbeidsrechtbank van Hasselt niet langer dreigt overstelpt te geraken met deze procedures.
Nieuw ingeleide zaken de laat st e 5 jaar
6000 4000 4731
2000
3422
3154
3798
3647
0 2007
2008
2009
2010
2011
Schematische voorstelling van de meest in het oog springende cijfers in 2011 vergeleken met de afgelopen vier jaar:
Overzicht van de meest in het oog springende trends gedurende de periode 2008-2011
Artikel 579
2008 2009 2010 2011
184 172
1480
199
1722
1600
34
Artikel 580 bijdragen 439
Artikel 581 bijdragen 153 174
1697 1628
47 11
617 568
Collectieve schuldenregeling
Duiding bij de meest opmerkelijke cijfers in 2011 in burgerlijke zaken: Artikel 579:
stijging van het aantal zaken arbeidsongevallen van 153 naar 174, of 13,72%
Er moet vooreerst worden vastgesteld dat het nominale aantal arbeidsongevallen, ondanks de gevoerde preventieve acties, niet afneemt. Daarnaast worden er zowel door de arbeidsongevallenverzekeraars, als door de slachtoffers van arbeidsongevallen, vele medische betwistingen gevoerd. Hierbij valt het op dat de drempel om de stap naar de rechtbank te zetten eerder laag is, hetgeen soms aanleiding geeft tot betwistingen van eerder kleine omvang. Artikel 580:
daling van het aantal zaken RSZ bijdragen van 1697 naar 1628 of 4%
Voor deze lichte afname van inleidingen kan mijn ambt geen duidelijke oorzaken aanhalen. Het totale aantal nieuwe zaken blijft relatief groot, hetgeen in een moeilijke economische periode niet abnormaal kan genoemd worden. Artikel 581:
daling van het aantal zaken bijdragen zelfstandigen van 47 naar 11 of 76.59%
De gerechtelijke betwistingen inzake bijdragen zelfstandigen zijn bijna volledig tot nihil herleid. Zoals in de jaarverslagen van 2009 en 2010 reeds werd aangehaald, worden er door de R.S.V.Z. andere invorderingsmethoden gebruikt, zodat de gerechtelijke procedures stelselmatig naar de achtergrond worden verschoven. Deze beleidsoptie is de enige reden waarom dit soort van betwistingen niet meer voor de arbeidsrechtbanken moeten worden beslecht. Collectieve schuldenregeling: een daling van het aantal zaken van 617 naar 568 of 7,94% Het aantal nieuwe zaken betreffende de collectieve schuldenregeling is lichtjes verminderd tot 568. Dit betekent nochtans niet dat het totaal aan hangende zaken betreffende de collectieve schuldenregeling en het daarmee gepaard gaande werk zou verminderd zijn. Een procedure collectieve schuldenregeling blijft gemiddeld gedurende een periode van 6 tot 8 jaar hangen, zodat een zaak die in 2005 werd ingeleid, statistisch gezien slechts in 2013 volledig zal afgehandeld zijn. Tijdens een procedure van collectieve schuldenregeling worden meerdere beschikkingen door de arbeidsrechtbank gemaakt, zodat het zeer moeilijk te berekenen valt hoeveel zaken er op dit ogenblik nog hangende zijn voor de arbeidsrechtbank van Hasselt, inzake collectieve schuldenregeling. Wel kan met zekerheid worden gesteld dat gedurende het kalenderjaar 2011 er zeker aanzienlijk minder dan 568 zaken betreffende collectieve schuldenregeling definitief werden afgehandeld, zodat het aantal hangende zaken ook aanzienlijk is toegenomen. Bij een stagnatie van het aantal nieuwe zaken, mag worden verwacht dat vanaf 2015 er evenveel of meer zaken per jaar definitief kunnen worden afgesloten, als dat er nieuwe zaken zullen ingeleid worden. Het aantal nieuwe zaken vergeleken met de uitgesproken vonnissen:
5000 4731
Nieuwe zaken Vonnissen
4500
3728
4000 3336
3549
3500
3556 3798 3647
3422
3000 2008
2009
2010
2011
Gedurende het kalenderjaar 2011 werden er in totaal 3556 vonnissen uitgesproken. Het aantal ingeleide zaken en het aantal uitgesproken vonnissen lopen de voorbije jaren vrijwel parallel. Wanneer er rekening gehouden wordt met de weglatingen op de algemene rol (120), kan geconcludeerd worden dat de output de input op de voet volgt. Deze tendens is reeds meerdere jaren de regel met uitzondering van het jaar 2008, waarin de overname van vele dossiers (ongeveer 1500) van collectieve schuldenregeling, die door de rechtbank van eerste aanleg aan de arbeidsrechtbank werden overgemaakt, een grote discrepantie tussen input en output heeft veroorzaakt. Zoals reeds eerder uitgelegd zullen er vermoedelijk vanaf 2015 meer vonnissen worden uitgesproken dan dat er nieuwe zaken zullen ingeschreven worden. Adviezen uitgebracht door het openbaar ministerie de voorbije vijf jaar: Adviezen O.M. Schriftelijke Mondelinge Totaal
2007 36 1301 1337
2008 27 1280 1307
2009 19 1374 1393
2010 16 1487 1503
2011 15 1545 1560
Het openbaar ministerie gaf gedurende het jaar 2011 in 1560 zaken een advies, met andere woorden een stijging met 57 adviezen ten opzichte van 2010. Er werden gedurende het jaar 2011, 120 zaken weggelaten van de algemene rol.
2. Strafzaken In onderstaande tabel wordt een volledig overzicht gegeven van de inbreuken vervat in de pro – justitia’s die we in 2011 en 2010 ontvingen en dit onderverdeeld per materie, alsmede het jaarlijkse totaal en het verschil met het voorgaande jaar:
Inbreuken
2010
2011
EEG-verordeningen Werkloosheid Dimona A.R.A.B. Tewerkstelling vreemdeling Programmawet deeltijds Sluikwerk-Zwartwerk Bescherming loon Sociale documenten Arbeidsongevallen Sociale zekerheid Varia - Pesten Bedrieglijk genot ziekte-uitkering Arbeidsreglement Collectieve Arbeidsovereenkomsten C.A.O. Outplacement Onwettig uitvoeren bouwwerken Jaarlijkse vakantie Oneerlijke handelspraktijken Arbeidsovereenkomsten Brugpensioen Ten onrechte bekomen vergoeding/toelage Mensenhandel Uitzendarbeid Totaal
246 418 197 171 65 56 37 6 42 49 31 11 26 19 3 5 0 3 0 0 0 1 0 7 1393
184 100 204 9 69 55 40 12 52 29 36 37 23 9 2 0 0 2 0 0 0 0 9 9 881
Verschil ‘10-‘11 -62 -318 +7 -162 +4 -1 +3 +6 +10 -20 +5 +26 -3 -10 -1 -5 0 -1 0 0 0 -1 +9 +2 - 512
Voor wat betreft het aantal pro-justitia’s werden in het kalenderjaar 2011 781 nieuwe zaken in de notitieregisters ingeschreven. Dit betreft 560 zaken minder dan het aantal dat er gedurende het kalenderjaar 2010 werden ingeschreven. Het betreft een spectaculaire vermindering van het aantal ingeschreven nieuwe zaken met niet minder dan 41%. Deze spectaculaire vermindering van de instroom van nieuwe zaken heeft verschillende oorzaken, oorzaken die zowel van tijdelijke als van blijvende aard zijn. Naar mijn oordeel kunnen de oorzaken als volgt worden samengevat ; -
Nieuwe beleidsvisie van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
De toepassing van “non bis in idem” heeft geleid tot een beleidswijziging bij de R.V.A. inzake de behandeling van vastgestelde inbreuken lastens werkoze-werknemers. Terwijl in het verleden de inspecteurs van de R.V.A. binnen de provincie Limburg bij elke vastgestelde inbreuk op de werkloosheidsreglementering, in de regel, overgingen tot het opstellen van een pro justitia, gebeurt dit sedert eind 2010 enkel nog in uitzonderlijke, voornamelijk zeer ernstige gevallen. Het laten primeren van een administratieve sanctie is een zeer verdedigbare optie die door de R.V.A beleidstop werd genomen. Deze keuze heeft de instroom van pro justitia’s, opgesteld door de inspecteurs van de R.V.A., aanzienlijk doen verminderen, zonder nochtans de controle en bestraffing van de misbruiken opzichtens de werkloosheidsreglementering te hebben verminderd. -
De veelvuldige betaling van onmiddellijke inningen inzake inbreuken op de Europese Verordeningen inzake rij- en rusttijden
Zoals in het jaarverslag over het kalenderjaar 2010 werd vermeld, werd de hoegrootheid van de voorgestelde onmiddellijke inningen inzake inbreuken op de rij- en rusttijden, aangepast, hetgeen tot vlottere betaling heeft geleid van deze onmiddellijke inningen.
Medio 2010 werd voornamelijk bij de verkeerspolitie Limburg, de berekeningswijze van de voorgestelde onmiddellijke inningen bijgesteld. Voorheen werd conform de boetecatalogus een optelsom gemaakt van alle boeten die individueel per inbreuk werden bepaald, zodat deze optelsom veelvuldig tot een abnormaal hoog bedrag aan voorgestelde onmiddellijke inningen aanleiding gaf. Er werd geen rekening gehouden met de eendaadse samenloop, zodat de bedragen aan voorgestelde onmiddellijke inningen dikwijls te hoog werden berekend en de overtreders weigerden om de onmiddellijke inningen te betalen. Vervolgens dienden de verbalisanten een pro justitia op te stellen, waarna het arbeidsauditoraat een (lager berekende) minnelijke schikking kon opleggen of tot dagvaarding voor de politierechtbank kon overgaan. Deze werkwijze was zeker contraproductief, zodat de huidige werkwijze de voorkeur moet genieten. De vlottere betaling van de onmiddellijke inningen resulteert in een kleiner aantal opgestelde pro justitia’s en heeft als voordeel dat de volledige keten die volgt nadat de pro justitia’s zijn opgesteld, aanzienlijk minder wordt belast. -
De invoering van het elektronisch pro justitia.
Gedurende het jaar 2010 werd een proefproject opgestart teneinde de sociale - inspectiediensten te verplichten een elektronisch proces-verbaal op te stellen. Dit proefproject heeft ertoe geleid dat alle sociale - inspectiediensten in de loop van het kalenderjaar 2011 zijn overgestapt naar het elektronisch pro justitia. Het elektronisch pro justitia hield grote wijzigingen in, zowel naar de vorm als de inhoud van het document. Alle diensten gebruiken nu dezelfde lay-out, dezelfde rubrieken, dezelfde gestandaardiseerde wetteksten en dezelfde wijze van redactie en afhandeling van dit pro justitia. Enkel na het elektronisch aanvinken van bepaalde velden, kan het pro justitia worden afgewerkt, hetgeen fouten en het vergeten van bepaalde vermeldingen, in vele gevallen kan voorkomen. De invoering van het elektronisch pro justitia heeft veel opleidingswerk gevergd maar het resultaat blijkt positief te zijn. Vooral de studiedienst van de directeur-generaal tewerkstelling en arbeid plukt nu reeds de vruchten van de invoering van het elektronisch pro justitia. (Voor de arbeidsauditoraten is het betreurenswaardig dat zij de enigen zijn die het elektronisch pro justitia (nog) niet kunnen ontvangen). Het hoeft uiteraard geen betoog dat de invoering van het elektronisch pro justitia in de aanvangsen opleidingsfase, het rendement inzake opstelling van de pro justitia’s negatief heeft beïnvloed. De aanvankelijke kinderziekten en het tijdsverlies bij het zoeken naar de juiste werkwijze hebben ertoe geleid dat tijdelijk minder pro justitia’s werden opgesteld, maar na een periode van circa 3 tot 6 maanden, blijkt de nieuwe werkwijze gekend te zijn bij de inspectiediensten, zodat opnieuw een hoger rendement kan gerealiseerd worden. -
De invoering van het nieuwe sociaal strafwetboek
Naast de ingebruikname van het elektronisch pro justitia, heeft ook de inwerkingtreding van het nieuwe sociaal strafwetboek, tot grote aanpassingen geleid binnen de diverse sociale inspectiediensten. De invoering van dit nieuwe sociaal strafwetboek met onmiddellijke ingang vanaf 1 juli 2011 betekende, dat alle incriminaties dienden aangepast te worden en alle inspecteurs en controleurs vanaf 1 juli 2011 de nieuwe strafbepalingen dienden te kennen en dienden toe te passen. De studiedienst van tewerkstelling en arbeid heeft in nauwe samenwerking met de raad van arbeidsauditeurs, zeer hard gewerkt om binnen kort tijdbestek alle incriminaties te herschrijven, alle conversatietabellen op te stellen en alle overgangsscenario’s voor te bereiden. Gebruik makend van het elektronisch pro justitia werden de wijzigingen vlot doorgevoerd, maar hebben deze wijzigingen van de inspecteurs en de controleurs van de inspectiediensten opnieuw aanpassingen gevergd. Ook deze aanpassingen gepaard gaande met opleidingen en infosessies hebben het aantal nieuw opgestelde pro justitia’s zeker negatief beïnvloed. Inmiddels geraken de inspectiediensten vertrouwd met het nieuwe sociaal strafwetboek, zodat mag verwacht worden dat het tijdelijk rendementsverlies inmiddels tot het verleden behoort.
Uit de cijfers per deeldomein kan het volgende worden afgeleid:
1. Inbreuken op de Europese Verordeningen inzake de rij- en rusttijden Tijdens het kalenderjaar 2011 werden er 184 pro justitia’s inzake inbreuken op de rij-en rusttijden overgemaakt aan het arbeidsauditoraat van Hasselt. Dit betekent een vermindering met 25 % opzichtens het kalenderjaar 2010. Voornamelijk de vlottere betaling van de voorgestelde onmiddellijke inningen, ingevolge een naar mijn oordeel correcter berekend boetetarief, hebben ertoe geleid dat minder pro justitia ’s dienden te worden opgesteld. De controles werden zeker niet verminderd en het aantal vastgestelde inbreuken wijzigde evenmin significant, noch in aard noch in omvang. Er werd wel vastgesteld dat steeds meer Belgische transportbedrijven een buitenlandse dochteronderneming oprichten, teneinde vanuit het buitenland de internationale transporten te regelen. Een lagere loonkost en waarschijnlijk een lagere fiscale aanslag alsmede een minder scherpe controle, leiden ertoe dat de Belgische transportfirma’s voor de oprichting van een buitenlands filiaal kiezen. Bij vaststelling van inbreuken op de Europese verordeningen inzake de rij- en rusttijden, kiezen de chauffeurs van de buitenlandse transportfirma’s in regel om de vastgestelde inbreuken door middel van betaling van een onmiddellijke inning af te handelen. Deze keuze geeft opnieuw aanleiding tot het niet opstellen van een pro justitia, hetgeen alleszins erg werkbesparend is, vooral voor de verbalisanten. 2. Inbreuken op de werkloosheidsreglementering Van alle deeldomeinen is de vermindering van het aantal opgestelde pro justitia’s het grootst voor wat de werkloosheidsreglementering betreft. Terwijl tijdens het kalenderjaar 2010 er nog 418 pro justitia’s lastens werklozen werden opgesteld, waren dit er nog exact 100 gedurende het kalenderjaar 2011. Deze vermindering met niet minder dan 76 % moet bijna integraal worden toegeschreven aan de beleidswijziging bij de top van de R.V.A., inzake het niet opstellen van pro justitia’s, wanneer de vastgestelde inbreuk met het opleggen van een administratieve sanctie kan worden afgehandeld. Deze reeds eerder aangekondigde tendens heeft zich voltrokken rond het rechtsbeginsel “non bis in idem” en zal ook naar de toekomst toe resulteren in een minder groot aantal opgestelde pro justitia’s opzichtens werklozen die op frauduleuze wijze de werkloosheidsreglementering overtreden. 3. Sociale documenten en dimona Inzake sociale documenten en geen meldingen bij het dimonasysteem werden er respectievelijk 52 en 204 pro justitia’s aan het arbeidsauditoraat van Hasselt overgemaakt gedurende het kalenderjaar 2011. Deze lichte stijging van 7% is niet richtinggevend, maar wijst erop dat dit soort van inbreuken zich blijft voordoen en voortdurende controle absoluut noodzakelijk blijft. De niet-melding bij het dimonasysteem en de niet betaling van R.S.Z.-bijdragen, kan ons sociaal zekerheidssysteem grondig ontregelen, zodat het permanent opvolgen van dit soort van misdrijven een prioriteit blijft. In de bouwsector werd vastgesteld dat de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen, afkomstig van Europese landen die bij de Europese Unie werden geannexeerd tijdens de laatste annexatiegolf, aanzienlijk is toegenomen. De controle op deze buitenlandse ondernemingen is arbeidsintensief, vooral inzake de detacheringen en limosameldingen. Deze arbeid moet nochtans geleverd worden vermits uit de controles blijkt, dat naast gevallen van fraude dikwijls ook onwetendheid en taalproblemen ertoe leiden dat de regels niet worden gerespecteerd. Vermits de Belgische lonen moeten betaald worden, zelfs aan buitenlandse werknemers die in België voor hun buitenlandse werkgever werken en vermits ook de Belgische arbeidsvoorwaarden van toepassing blijven, dient dit segment van de arbeidsmarkt grondig gecontroleerd te worden. Dit leidt dikwijls niet tot het opstellen van pro justitia’s maar tot regularisaties die voor de werknemers uiterst belangrijk kunnen zijn. 4. Arbeidsongevallen Inzake arbeidsongevallen, blijft het spijtig genoeg een algemene vaststelling dat er ieder jaar binnen het arrondissement Hasselt een 20 à 30 zware ongevallen te betreuren vallen. Dit aantal neemt niet
af, alhoewel het Toezicht op het Welzijn op het Werk jaarlijks meerdere preventieve acties organiseert. Het gebruik van zwaar materiaal in de bouwsector, de hoge werkdruk en arbeidskost, gepaard aan het slecht inschatten van de gevaren door de werknemers op de werkvloer, veroorzaken jaarlijks nog teveel arbeidsongevallen. In de relatief nieuwe sector van de zonnepanelen blijken de veiligheidsvoorschriften niet goed te worden nageleefd. Veelvuldig wordt er op daken gewerkt zonder dat de werknemers individuele beschermingsmiddelen dragen en zonder dat collectieve beschermingsmiddelen worden gebruikt. Het toezicht op het Welzijn op het Werk voorziet voor het volgende jaar een verscherpte controle van deze sector, teneinde ook aldaar een bewustwording te bereiken. 5. Zwartwerk, ontduiken sociale zekerheidsbijdragen en oneerlijke handelspraktijken Ook tijdens het kalenderjaar 2011 werden meerdere gevallen van grootschalige sociale fraude vastgesteld en werden er meerdere gerechtelijke onderzoeken aangevat teneinde deze zaken te onderzoeken. Alhoewel de arbeidsinspectiediensten grote bevoegdheden hebben om diepgaande onderzoeken te voeren, blijft het noodzakelijk om bij grootschalige fraude huiszoekingen te laten uitvoeren en via financiële onderzoeken beslagen te laten leggen. Deze verregaande onderzoeksmaatregelen moeten gebeuren via tussenkomst van de onderzoekskabinetten zodat een gerechtelijk onderzoek soms noodzakelijk is. Deze gerechtelijke onderzoeken zijn zeer arbeidsintensief gelet op de grote hoeveelheid van administratieve stukken die telkens moeten onderzocht worden. Deze onderzoeken kosten veel tijd zodat er voorafgaand aan het te vorderen onderzoek, grondig wordt nagekeken op welke wijze dit onderzoek zo productief mogelijk kan uitgevoerd worden. De doorlooptijd van de meeste gerechtelijke onderzoeken is zeker aanvaardbaar, dit rekening houdend met het vele materiële werk dat moet geleverd worden om de gepleegde sociale fraude exact te becijferen. 6. Tewerkstelling van illegaal in het Rijk verblijvende vreemdelingen Gedurende het kalenderjaar 2011 werden er 69 strafdossiers opgesteld waarin één of meerdere illegaal in het Rijk verblijvende vreemdelingen werden tewerkgesteld, zonder dat de werkgevers de nodige tewerkstellingsvergunningen hadden aangevraagd en of bekomen. In vergelijking met het kalenderjaar 2010 betreft dit een lichte toename met 4 eenheden. Ondanks het feit dat de onderdanen van verschillende Europese landen op dit ogenblik geen arbeidsvergunning meer nodig hebben en derhalve niet meer het statuut van vreemde arbeidskracht hebben, blijven de inspectiediensten de tewerkstelling van illegaal in het Rijk verblijvende vreemdeling vaststellen. Het gaat meermaals om uitgeprocedeerde kandidaat politieke vluchtelingen, die na hun afgewezen asielprocedure onderduiken en trachten om klandestiene arbeid uit te voeren. In de fruitsector blijven nog een aantal Indische arbeidskrachten actief, waarbij het voorkomt dat deze Indische onderdanen met vervalste identiteitsdocumenten worden tewerkgesteld. In de bouwsector treffen de inspectiediensten Braziliaanse arbeidskrachten aan die via Portugal op de Europese arbeidsmarkt terecht komen. Tenslotte blijken de Chinese restaurants en de bordelen gebruik te maken van personen die zich in een moeilijke situatie bevinden, teneinde deze mensen in soms mensonwaardige omstandigheden tewerk te stellen. Schematische voorstelling van enkele van de meest in het oog springende tendensen en vaststellingen :
500 400 300
2010
200 100 0 EEGVerordeningen
Werkloosheid
2011
Het aantal in 2011 gevonniste zaken bedroeg voor de correctionele rechtbank 164 en 18 voor de politierechtbank, wat respectievelijk een daling met 58 en 5 vonnissen betekent ten opzichte van 2010. Door de correctionele rechtbank werden veel minder zaken opzichtens werkloze werknemers beoordeeld, te wijten aan de nieuwe beleidsoptie van de R.V.A. ten overstaan van de frauderende werkloze. De vermindering van deze eerder in omvang beperkte strafrechtelijke dossiers, heeft uiteraard tot een verminderd aantal eindvonnissen geleid. Per zitting werden er gemiddeld enkele zaken minder behandeld dan in het recente verleden, enkel te wijten aan het wegvallen van de in regel eerder eenvoudige zaken, die in zittingstijd door minder, doch complexere, zaken werden vervangen. Het openbaar ministerie was in 2011 aanwezig op 23 correctionele zittingen waarvan 2 in graad van beroep en op 7 zittingen van de politierechtbank. 94 dossiers werden uitsluitend met een minnelijke schikking afgehandeld en in 387 bundels werd er overgegaan tot seponering. 214 zaken werden overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg teneinde het opleggen van een administratieve geldboete. Wegens bevoegdheidsredenen werden er het afgelopen jaar 154 zaken overgemaakt aan een ander parket. De politiediensten meldden aan het arbeidsauditoraat Hasselt 37 zaken die afgerond werden met betaling van een onmiddellijke inning. Hierbij valt het op dat in het overgrote deel van de betaalde onmiddellijke inningen, inzake inbreuken op de reglementering betreffende de rij –en rusttijden, de betrokken politiediensten de betaling van onmiddellijke inningen niet meedelen aan het arbeidsauditoraat van Hasselt. Uit de vergaderingen met de cel verkeer, blijkt dat het moet gaan om een groot aantal onmiddellijke inningen, doch bij gebreke aan becijferde informatie, kan door het arbeidsauditoraat van Hasselt onmogelijk worden nagegaan omtrent welk aantal onmiddellijke inningen het exact gaat. In 114 zaken werd overgegaan tot voeging van de bundels. Procentuele voorstelling van het gevolg dat in 2011 werd gegeven aan de zaken die in dat jaar afgehandeld zijn op basis van de jaarstatistieken:
Gevolg dat aan de afgehandelde zaken in 2011 werd gegeven
Gevoegde zaken 10%
Beschikkingen en vonnissen 15%
Minnelijke schikkingen 8% Ter beschikking 13%
Onmiddellijke inningen 3%
Seponeringen 33%
Administratieve geldboeten 18%
Toelichting bij het vervolgingsbeleid Voor wat het globale vervolgingsbeleid van het arbeidsauditoraat te Hasselt betreft geven volgende verduidelijkingen een betere kijk geven op het cijfermateriaal.
Voorafgaand dient echter te worden opgemerkt dat om tot een juiste interpretatie van de cijfers te kunnen overgaan er rekening moet worden gehouden met de vaststelling dat gemiddeld 30 % van de zaken die voorkomen in de rubriek “gevoegde zaken” worden gevoegd aan grote zaken die correctioneel worden gedagvaard en derhalve aan de correctionele rechter voor beoordeling worden voorgelegd. Wanneer met hoger genoemd gegeven rekening wordt gehouden, blijkt dat 65% van de binnengekomen zaken resulteerden in één van de drie mogelijkheden zoals omschreven in de omzendbrief, terwijl de overige 35% van de zaken ofwel werden overgemaakt aan een andere rechtsmacht, ofwel op strafrechtelijk vlak werden geseponeerd.
1. Administratieve geldboeten 35% van de zaken werden overgemaakt aan de directeur-generaal van de studiedienst van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Deze zaken betroffen de strafzaken waarbij weliswaar een inbreuk werd vastgesteld, maar waarbij deze inbreuk ofwel een loutere nalatigheid betrof, ofwel zowel op sociaal-economisch vlak als op maatschappelijk vlak slechts geringe gevolgen ressorteerde. De niet aangifte bij DIMONA voor één tot maximum vier werknemers, geen aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wanneer het slechts om enkele dagen arbeid handelde, het niet volgen van de verplichtingen inzake het kenbaar maken van de deeltijdse uurroosters over een beperkte periode (lees: maximaal één maand), kleine inbreuken op de ARAB-bepalingen, het niet afleveren van werkloosheidsdocumenten beperkt tot een relatief korte periode (lees: maximaal twee maanden), het niet kunnen voorleggen van personeelsregisters, aanwezigheidsregisters en afwijkingsregisters waarbij geen andere inbreuken konden vastgesteld worden, alsmede het niet tijdig opstellen van arbeidsreglementen, studentencontracten, individuele rekeningen voor zover geen frauduleuze bedoelingen konden vastgesteld worden. Daar het de expliciete bedoeling van de wetgever is geweest om dergelijke inbreuken niet correctioneel te vervolgen en gezien de omzendbrief deze intentie duidelijk ondersteunt, werden, bij éénmalig vastgestelde inbreuken zoals hierboven aangehaald, deze zaken overgemaakt aan de directeur-generaal. Dit gebeurde via een begeleidend schrijven waarbij, per individuele zaak, aan de directeur-generaal werd meegedeeld of mijn ambt de feiten al dan niet bewezen achtte en welke de redenen waren waarom de vastgestelde feiten niet via strafrechtelijke weg werden afgehandeld. Het percentage van zaken dat werd overgemaakt aan de directeur-generaal is sterk gestegen van 20% naar 35% wanneer dit vergeleken wordt met het aantal zaken dat gedurende het kalenderjaar 2010 aan de directeur-generaal is overgemaakt. Deze sterke stijging is rechtstreeks toe te schrijven aan het gegeven dat de inbreuken waarvoor de directeur-generaal bevoegd is een veel groter deel uitmaken van het totaal aantal opgestelde pro justitita’s dan dit gold voor het kalenderjaar 2010. Het aantal pro justitia’s opgesteld lastens werklozen die inbreuken plegen op de werkloosheidsreglementering is enorm gedaald (zie verder) en gezien voor deze inbreuken de directeur-generaal niet bevoegd is, resulteert dit automatisch in een grote procentuele wijziging van de gegeven bestemming aan de pro justitia’s.
2. Minnelijke schikkingen Alhoewel het nominale aantal voorgestelde minnelijke schikkingen gedurende het kalenderjaar 2011 sterk gedaald is, vertaalt deze daling zich slechts zeer beperkt in het percentage van voorgestelde minnelijke schikkingen in verhouding tot het algemene totaal. Het aantal zaken dat volledig kon worden afgesloten met een minnelijke schikking betrof 10%. Dat het normaal aantal voorgestelde minnelijke schikkingen aanzienlijk is gedaald, is zoals ik verleden jaar reeds aankondigde volledig te wijten aan het rechtsbeginsel “non bis in idem”. Nadat de wetgeving inzake de ziekteverzekering werd gewijzigd, zodat een dubbele vervolging, (administratieve sanctie en gerechtelijke sanctie), werd uitgesloten, besliste het hoofdbestuur van de
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening eveneens om het rechtsbeginsel “non bis in idem” veel strikter te gaan toepassen. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heroriënteerde haar beleid en opteert telkens ervoor een administratieve sanctie op te leggen, zodat de inspecteurs-controleurs van de R.V.A. geen pro justitia opstellen, doch de zaak volledig administratief afhandelen. Deze beleidsbeslissing is begrijpelijk, gezien het zwaartepunt van de beteugeling reeds langer de administratieve sanctie betrof. Wanneer een werkloze-werknemer wordt gesanctioneerd met een uitsluiting van het recht op werkloosheidsuitkeringen gedurende een periode van 4 tot 52 weken en deze werkloze-werknemer de ten onrechte genoten uitkeringen dient terug te betalen, betekent het cumulatief opleggen van een gerechtelijke minnelijke schikking van gemiddeld 250 tot 300 euro, de facto, een eerder symbolisch toegevoegde sanctie. Wanneer daarenboven werd vastgesteld dat bij niet betaling van de minnelijke schikking, het arbeidsauditoraat diende tot dagvaarding over te gaan en de correctionele rechter vervolgens dikwijls enkel straffen met uitstel oplegde, bleek het nut van het opstellen van pro justitia’s dikwijls gecontesteerd te zijn. De correctionele rechters hielden expliciet rekening met de opgelegde administratieve sancties, zodat de gerechtelijke veroordeling meermaals tot, de facto, nul werd herleid alhoewel de feiten als bewezen werden verklaard. Anderzijds hield de rechter in de arbeidsrechtbank ook rekening met de opgelegde correctionele veroordeling, wanneer de administratieve sanctie in een burgerlijke procedure voor de arbeidsrechtbank werd betwist. In vele gevallen verminderde de rechter in de arbeidsrechtbank de administratieve sanctie opgelegd door de R.V.A. met de reeds opgelopen correctionele veroordeling, ingeval de strafbare feiten als bewezen werden verklaard door de correctionele rechter en vervolgens een correctionele straf werd opgelegd. Alhoewel omtrent het rechtsbeginsel “non bis in idem” veel inkt is gevloeid inzake de administratieve sancties opgelegd door de R.V.A., gevolgd door een correctionele veroordeling voor dezelfde feiten, lijkt de R.V.A. dit probleem nu definitief te hebben opgelost door het gevolgde beleid, in hogervermelde zin, te hebben aangepast. Tenslotte weze opnieuw opgemerkt dat, wanneer in een strafzaak meerdere beklaagden betrokken zijn en mijn ambt overgaat tot het voorstellen van een minnelijke schikking, de strafzaak in de statistieken slechts als afgesloten via de betaling van een minnelijke schikking wordt vermeld, als alle beklaagden het voorgestelde bedrag aan minnelijke schikking hebben betaald. Wanneer een beklaagde het voorgestelde bedrag aan minnelijke schikking niet betaalt, kan de strafzaak niet worden afgesloten en zal de persoon die de minnelijke schikking niet wil betalen voor de bevoegde strafrechtbank vervolgd worden. Bij de statistische verwerking wordt een dergelijke strafzaak opgenomen onder de gedagvaarde zaken.
3. Strafrechtelijke vervolgingen Gedurende het kalenderjaar 2011 werden 20% van de strafrechtelijke dossiers voor de bevoegde rechtbank gebracht. Gezien er nominatief veel minder (kleine) inbreuken opzichtens werklozewerknemers werden geverbaliseerd, eindigden slechts enkele van deze zaken in een correctionele dagvaarding. Deze relatief kleine strafdossiers, waarvoor de directeur-generaal geen administratieve sancties kon en kan opleggen, vormden gedurende het kalenderjaar 2011 nog slechts een zeer klein deel van het aantal zaken dat voor de correctionele rechtbank werd gebracht. Maatschappelijke gezien moet deze tendens positief worden beoordeeld, daar de kleine werkloosheidsdossiers, niet het soort dossiers zijn die voor de correctionele rechter moeten beoordeeld worden. ( In het verleden kon dit dikwijls niet op een andere manier worden afgehandeld vermits bij de niet-betaling van de minnelijke schikking het arbeidsauditoraat in dit soort van zaken genoodzaakt was om tot dagvaarding voor de correctionele rechtbank over te gaan.)
4. Besluit vervolgingsbeleid Alhoewel het vervolgingsbeleid niet werd gewijzigd is er dus toch een wezenlijke wijziging in de cijfers vaststelbaar.
V. ARBEIDSRECHTBANK TONGEREN 1. Burgerlijke Zaken Globaal wordt in de meeste materies die de arbeidsrechtbank behandelt een lichte daling van het aantal inschrijvingen op de algemene rol vastgesteld. In 2011 werden 2 292 zaken ingeleid op de algemene rol tegenover 2 452 in 2010. Voor de bijzondere procedures, kortgeding en de verzoekschriften tot rechtsbijstand werden 12 zaken ingeschreven voor het jaar 2011 en respectievelijk 15 zaken in 2010. Voor de inleidingen op éénzijdig verzoekschrift (collectieve schuldenregeling) is er een lichte stijging sedert de voorbije jaren, waarschijnlijk ten gevolge van de economische crisis, nl. : jaar 2009 2010 2011
aantal éénzijdige verzoekschriften collectieve schuldenregeling 402 526 544
In het algemeen is het aantal nieuwe zaken in alle materies licht gestegen of ongewijzigd gebleven. Behalve inzake de geschillen betreffende de R.V.A. (artikel 580 Ger. W.) is er een redelijke daling: van 222 in 2010 naar 140 in 2011. Dit is voornamelijk het gevolg dat er nog weinig aangifte wordt gedaan van zelfstandige activiteiten (volgens artikel 48 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering). Er is eveneens een blijvende dalende tendens, sedert 2006, van de inschrijvingen op de algemene rol vast te stellen inzake de bijdragen in het sociaal statuut van de zelfstandigen (art. 581 Ger.W.): van 39 in 2010 naar 8 in 2011. jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
aantal zaken bijdragen zelfstandigen 741 286 211 161 55 39 8
Deze daling is het gevolg van de wetswijziging van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2005) waarbij in artikel 20 van het Koninklijk Besluit nr. 38 van 27 juli 1967 een § 7 werd ingevoegd, luidende als volgt: “§7; Onverrminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden kunnen de door dit artikel beoogde kassen als inninginstellingen van de bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van dwangbevel invorderen. De dwangbevelen worden weinig betwist, zeker indien het bedrag niet te hoog is (een eventuele betwisting tegen een dwangbevel gebeurt wel voor de arbeidsrechtbank). Het aantal zaken waarin in 2011 eindvonnis werd uitgesproken bedraagt 2 180 tegenover 2 335 in 2010, het aantal tussenvonnissen bedraagt 319 in 2011 tegenover 385 in 2010. Het aantal weglatingen van de algemene rol bedraagt 135. Het aantal doorhalingen van de rol en afstanden bedraagt 248. Het aantal hoger beroepen tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank te Tongeren in 2011 bedraagt 188 tegenover 199 in 2010.
Er is een lichte daling in het geven van advies door het openbaar ministerie: het openbaar ministerie gaf gedurende het jaar 2011 in 1 030 zaken een advies, tegenover 1 147 in 2010. Het openbaar ministerie was in 2011 aanwezig op 142 zittingen van de arbeidsrechtbank, terwijl het 150 keer diende te zetelen in 2010. De arbeidsrechtbank te Tongeren kent geen achterstand. De termijn tussen de overzending van het dossier aan het auditoraat en de rechtsdag is voor de meerderheid van zaken 1 – 4 maanden.
2. Strafzaken Het totaal aantal strafzaken, ingeschreven in de notities van het auditoraat in het kalenderjaar 2011 is gedaald met 375 zaken tot 670. De daling van het aantal zaken situeert zich zowel in de politiezaken (-156) als in de correctionele zaken (-219 zaken). Er werden 15 politiezaken zonder gevolg geklasseerd en 244 correctionele zaken; een groot aantal van deze correctionele zaken betreffen RVA dossiers, waarin geen strafvervolging meer wordt ingesteld ingevolge de interne RVA richtlijnen inzake de toepassing van het non bis in idem principe. Er werd door de arbeidsauditeurs van de provincie Limburg in overleg met de directeurs van de werkloosheidsbureaus overeengekomen dat de dossiers een administratieve afhandeling krijgen aangezien dit de meest efficiënte maatregel met zich meebrengt (onmiddellijke schorsing van de werkloosheidsuitkeringen). Het aantal dossiers inzake inbreuken op de Welzijnswet kent weer een daling (-24). De inspectiedienst Toezicht op het Werk voert een zeer gericht pro-actief beleid inzake veiligheid op de werkvloer. Dit resulteert in een groot aantal waarschuwingen en regularisaties. Daarentegen steeg het aantal arbeidsongevallen van 14 naar 22 zaken, waarvan 4 dodelijke arbeidsongevallen. Het aantal processen-verbaal inzake werkloosheid is verder gedaald tot 73 zaken. Dit heeft ook te maken met het gehanteerde non bis in idem principe door de RVA en de afspraken hieromtrent in de provincie Limburg. De vaststelling betreffende de illegale tewerkstelling van vreemde arbeidskrachten is gedurende het jaar 2011 gedaald met 26 zaken. Er werden 33 processen-verbaal opgesteld inzake illegaal in het Rijk verblijvende vreemdelingen zonder dat de werkgevers de nodige tewerkstellingsvergunningen hadden aangevraagd of behouden. De tewerkstelling doet zich nog steeds voornamelijk voor in de horeca en in de bouw. In de fruitsector zijn de vaststellingen betreffende de illegale tewerkstelling van vreemde arbeidskrachten gedurende het jaar 2011 verminderd tot 2 dossiers. De inbreuken inzake Dimona zijn gedaald met 25 zaken. Het aantal eindvonnissen in 2011 bedroeg voor de correctionele rechtbank 65. In correctionele zaken wordt er steeds bij tussenvonnis een lasthebber ad hoc aangesteld; dit was het geval in 29 zaken. Het openbaar ministerie was in 2011 aanwezig op 11 zittingen van de correctionele rechtbank in eerste aanleg en op 3 zittingen van de politierechtbank. In 40 dossiers werd een minnelijke schikking voorgesteld; 102 dossiers werden in 2011 afgehandeld door betaling van de minnelijke schikking. Aan de FOD WASO werden 296 zaken (+47) toegezonden teneinde een administratieve geldboete op te leggen.
Wegens bevoegdheidsredenen werden het afgelopen jaar 148 zaken toegezonden aan een ander parket. Voorts werden 36 zaken afgerond door betaling van een onmiddellijke inning.