i 20 indicator
04-50-00-3 GU B - 12/2012
WWW.PRECIAMOLEN.COM
Vereenvoudigde gebruikershandleiding
Deze handleiding is bestemd voor de gebruikers van de i 20 indicator. Dankzij deze handleiding zult u het apparaat snel onder de knie hebben. Raadpleeg de volgende handleidingen voor de elektrische aansluiting en de installatie : • blokschema van de bekabeling : 04-50-00 DD • installatiehandleiding : 04-50-00 MI • gebruikershandleiding : 04-50-00 MU
Veiligheid
Voor het materiaal dat wordt aangesloten door middel van een contactdoos, bepaalt norm NF EN 60 950 dat die contactdoos in de buurt van het materiaal moet worden geplaatst en gemakkelijk bereikbaar moet zijn. Voor het materiaal dat vast verbonden is met het netwerk, moet er in de vaste installatie een snel bereikbare hoofdschakelaar worden ingebouwd.
Configuratie
m+O
Toetsen Keuze van de applicatie in de configuratiemodus
Configuratie Enkelvoudige weging Pagina 6
Configuratie Telling Pagina 7
Configuratie Formulering Pagina 13
Configuratie Controle van toleranties Pagina 10
Configuratie Berekening Pagina 15
Gebruik
O
Toets De gekozen applicatie starten
Gebruik Telling Pagina 7
Gebruik Enkelvoudige weging Pagina 6
Gebruik Formulering Pagina 13
Gebruik Controle van toleranties Pagina 10
Gebruik Berekening Pagina 15
Voordat u de applicatie voor het eerst gebruikt, moet u de parameters ervan in de configuratiemodus controleren. 04-50-00-3 GU B
1
i 20 indicator
Overzicht $ Keyboard
C
Functie
O M
Applicatie/metrologie
E
Escape
m
Menu
Verleent in de gebruiksmodus toegang tot het instelmenu van de huidige applicatie.
m+O
Configuratiemodus
Deze toetsen ingedrukt houden om de indicator in de configuratiemodus in te schakelen.
R
Bevestiging
8 4 6 2
Richtingstoetsen
0... 9C
Numeriek keyboard en correctie
& S I
Tarrering of nulstelling
2
Aan/uit
Lang drukken om de indicator in te schakelen. Schakelt om tussen de twee werkingsmodi. Een menu of de huidige invoer zonder registratie verlaten.
Een menu openen of bevestiging van de huidige invoer. De menu- of lijstopties doorlopen. Indicatie < > in de hulpzone.
Batchoptelling Printen
Indien er een printer aangesloten is.
04-50-00-3 GU
$ Scherm 5 1
10
8888.888 . .
8888888888
9
2
6
cd
k
4
888
3
i
z
W 6 0
7
8
Functie Opschrift/symbool
1. 2.
Gewichtszone Gebruikerszone
3. Hulpzone
4.
kg g t lb
- Indicaties voor de gebruiker. - Staafdiagram. - Indicatie NET indien registratie van tarra. - Eenheidsaanvulling. - Indicatie van de geldige toetsen. Zie details hieronder Eenheid. Formuleringsapplicatie : Hoeveelheid van een ingrediënt. (Neemt de plaats van de eenheid in.)
D
- Applicaties : Symbool D wordt weergegeven. Het weergegeven gewicht is geen metrologische referentie. - Metrologisch scherm Geen symbool. Het weergegeven gewicht is een metrologische referentie.
6.
W1 W2 i z
04-50-00-3 GU B
Weergave van numerieke gegevens : gewicht, aantal stuks, berekende gegevens.
%
5.
7.
Gebruik
Bereik 1 of 2 is actief. Het gewicht is instabiel. Het gewicht bevindt zich in de nulzone en is stabiel.
3
i 20 indicator Functie Opschrift/symbool
8.
Lading van de accu :
0
9.
Gebruik 0 - 10 %
1
10 - 30 %
2
30 - 60 %
3
60 - 100 %
.
Bevestiging van het indrukken van een toets.
.
Telapplicatie : Eenheidsgewicht te laag in vergelijking met de resolutie van het instrument.
10.
Functie Opschrift/symbool
$
Gebruik
Basisparameters
%
Taal
• PARAMETERS/LANGUAGE PARAMETERS LANGUAGE Keuze tussen Frans en Engels.
%
Display
• Met PARAMETERS / DISPLAY / ECO MODE kan de automatische uitschakeling worden ingesteld :
ON OFF
- Uitschakeling van de achtergrondverlichting na 30 s inactiviteit, gewicht op nul. - Na 1 uur inactiviteit, gewicht op nul, wordt de indicator uitgeschakeld. Geen automatische uitschakeling.
• Met PARAMETERS/DISPLAY PARAMETERS DISPLAY/BRIGHTNESS DISPLAY BRIGHTNESS kan de lichtsterkte van de achtergrondverlichting worden ingesteld : 3 niveaus of uitschakeling.
• Met PARAMETERS/DISPLAY PARAMETERS DISPLAY/COLOR DISPLAY COLOR kan de kleur van de schermachtergrond worden ingesteld : 7 mogelijke kleuren.
4
04-50-00-3 GU
$
Opslag
Wanneer er configuratieparameters werden gewijzigd, kunnen die op twee manieren worden opgeslagen : - door terug te keren naar het hoogste niveau van het configuratiemenu :
SAVE
menu
< >
Het scherm van de optie SAVE wordt ongeveer 1 s lang weergegeven, vervolgens wordt de keuze om de gewijzigde parameters al dan niet te bevestigen voorgesteld.
NO
save
< >
YES
NO kiezen om naar het configuratiemenu terug te keren zonder de gewijzigde parameters op te slaan.
save
< >
YES kiezen om naar het configuratiemenu terug te keren en de gewijzigde parameters op te slaan.
- door de toets O in te drukken. Ook nu wordt het scherm van de optie SAVE ongeveer 1 s lang weergegeven, en de keuze om de gewijzigde parameters al dan niet te bevestigen vervolgens voorgesteld.
NO
save
< >
NO kiezen om de indicator uit te schakelen zonder de gewijzigde parameters op te slaan.
YES
save
< >
YES kiezen om de indicator uit te schakelen en de gewijzigde parameters op te slaan.
Na de configuratie en de selectie van de opgeslagen applicatie start het systeem direct met de gekozen applicatie wanneer de indicator wordt ingeschakeld. Tijdens het gebruik kan de operator indien nodig terugkeren naar de configuratie van de gekozen applicatie. Daarvoor moet hij de indicator herstarten in de configuratiemodus en de procedure (Keuze van de applicatie) opnieuw volgen. 04-50-00-3 GU B
5
i 20 indicator
Enkelvoudige weging $ Configuratie 1. In het configuratiemenu de functie SIMPLE WT selecteren. (LOGIN / OPERATOR / APP / SELECT APP / SIMPLE WT).
2. De parameter PRINT MODE invoeren. Met deze parameter kunt u voor elke weging de registratiemodus kiezen :
• MANUAL ⇒ door de toets R of I in te drukken. • STABILITY ⇒ automatisch op stabiliteit. De twee menu's hieronder zijn alleen actief als de modus STABILITY geselecteerd is. In de andere gevallen zullen deze menu's niet zichtbaar zijn. - AUTO BATCH ⇒ YES / NO. Biedt de mogelijkheid om automatisch een batch te beginnen. - PROD.THRESH⇒ drempelwaarde huidig stuk.
• PERIODIC⇒ automatisch na een periode. Het menu hieronder is alleen actief als de modus PERIODIC geselecteerd is. In de andere gevallen zal het niet zichtbaar zijn. - Met PERIOD ⇒ kan de printperiode in minuten worden ingevoerd (van 1 tot 60).
$ Operationele modus 1. Zodra het apparaat ingeschakeld is, is de
0.000
modus voor enkelvoudige wegingen actief. De toetsen die daarmee verbonden zijn :
• • • • •
& : Een tarrering/nulstelling uitvoeren. I : Het resultaat van de huidige weging printen. R : De weging van een batch registreren. C: Annulering van de laatste weging van de batch. S : Batcheinde.
HR:
2. Een eerste weging uitvoeren. Het resultaat van de weging wordt weergegeven (A), evenals het gewicht in hoge resolutie (B).
3. De huidige weging printen (I), als er een printer aangesloten is. Na het printen kan er een nieuwe weging worden uitgevoerd. 6
B A
HR:
0.0000
0.436 0.4360
d
k
z
d
k
z
04-50-00-3 GU
Telling $ Configuratie 1. In het configuratiemenu de functie COUNT selecteren. (LOGIN / OPERATOR / APP / SELECT APP / COUNT).
2. De parameter TYPE invoeren. Met deze parameter kan het type telling worden gekozen.
• STANDARD ⇒ Enkelvoudige telling. • TOL CHK+/-⇒ telling met tolerantiecontrole. De modus STANDARD kiezen.
3. De parameter PRINT MODE invoeren. Met deze parameter kunt u voor elke weging de registratiemodus kiezen :
• MANUAL ⇒ door de toets R of I in te drukken. • STABILITY⇒ automatisch op stabiliteit. 4. De parameter EXT. SCALE invoeren. Met deze parameter kan een samplingweegschaal al dan niet worden geactiveerd.
$ Operationele modus % Samplingfase 1. Zodra het apparaat ingeschakeld is, begint de
0.000
samplingfase.
NB.OF.PIECES 2. Het aantal samples op de weegschaal plaatsen. Het resultaat van de weging van de sample wordt weergegeven (A).
A
0.290
NB.OF.PIECES
04-50-00-3 GU B
d
k
< >
z
d
k
< >
z
7
i 20 indicator 3. De functie NB PIECES selecteren, om het aantal samples in te voeren (R). De huidige waarde van het aantal stuks wordt weergegeven.
0.290
5. Het aantal samples bevestigen (R).
B
• huidig gewicht op de weegschaal (C). • eenheidsgewicht (D). • gewicht in hoge resolutie (E). De procedure is identiek voor elke weging.
0.290
d
k
0-9
50
6. De toetsen 4 en 6 gebruiken om de overeenkomstige gegevens weer te geven.
0-9
0
4. Het aantal stuks met behulp van het keyboard invoeren. Het huidige ingevoerde aantal wordt op het scherm weergegeven (B).
d
k
C
W: D
50 50 50
d PCS
0.290KG
d PCS
Uw: 0.0058KG E
HR:
d PCS
0.2900
% Telfase 1. De volgende toetsen zijn met de telfase verbonden :
• m : Afbreken en terugkeren naar de samplingfase.
• I : Het resultaat van de huidige weging printen.
W:
50
d PCS
0.290KG
• R : De weging van de batch registreren • S : Batcheinde.
8
04-50-00-3 GU
2. Een eerste weging uitvoeren. De volgende informatie wordt getoond :
• het aantal berekende stukken (A), • het gewicht van de weging (B), • het berekende eenheidsgewicht (C).
B
W:
04-50-00-3 GU B
PCS
0.290KG
3. De huidige weging printen (I), als er een printer aangesloten is. Na het printen kan er een nieuwe weging worden uitgevoerd.
73
d
A
C
73
d PCS
Uw: 0.0058KG
9
i 20 indicator
Controle van toleranties $ Configuratie 1. In het configuratiemenu de functie TOL CHK+/- selecteren. (LOGIN / OPERATOR / APP / SELECT APP / TOL CHK+/-).
2. De parameter TOL DEF invoeren. Met deze parameter kunt u de invoermodus voor de toleranties kiezen.
• ENTRY ⇒ handmatige invoer met behulp van het keyboard. • ENTRY.WEIGH⇒ invoer of weging van een last. Wanneer de modus ENTRY.WEIGH wordt gekozen om een last te wegen, zal het cijfer 0 moeten worden ingevoerd met behulp van het keyboard.
3. De parameter COLOR invoeren. Met deze parameter kunt u verschillende schermkleuren gebruiken voor de target, de tolerantie - en de tolerantie +.
• TOLERANCE - : NO/YES (indien ja wordt het scherm geel wanneer de waarde < de tolerantie -).
• TARGET : NO/YES (indien ja wordt het scherm groen wanneer de waarde binnen de tolerantie valt).
• TOLERANCE + : NO/YES (indien ja wordt het scherm rood wanneer de waarde > de tolerantie +).
4. De parameter PRINT MODE invoeren. Met deze parameter kunt u voor elke weging de registratiemodus kiezen :
• MANUAL ⇒ door de toets R of I in te drukken. • STABILITY⇒ automatisch op stabiliteit. De twee menu's hieronder zijn alleen actief als de modus STABILITY geselecteerd is. In de andere gevallen zullen deze menu's niet zichtbaar zijn.
• AUTO BATCH
batch te beginnen.
⇒ YES / NO. Biedt de mogelijkheid om automatisch een
• PROD.THRESH⇒ drempelwaarde huidig stuk. 5. De parameter BEEP invoeren. Met deze parameter kan aan een van de toleranties al dan niet een pieptoon worden toegekend.
$ Operationele modus De tolerantiecontrole wordt uitgevoerd in 3 stappen: de sampling (Zie "Samplingfase", pagina 7.), de vaststelling van de instellingen en de eigenlijke controle.
10
04-50-00-3 GU
% Vaststelling van de instellingen 1. De last die overeenstemt met de target invoeren of wegen, en vervolgens bevestigen (R). De toets (R) nogmaals indrukken. De target is geregistreerd.
1.384 1.384
d
k
< >
TARGET
d
k
0-9
1.384 KG 2. De last die overeenstemt met de tolerantie invoeren, en vervolgens bevestigen (R). De toets R nogmaals indrukken. De instelling is geregistreerd. Het aantal stuks hangt samen met de target (tolerantie - = 1,384 - 0,050 = 1,334 kg). Opmerking: als de last wordt gewogen, stemt het weergegeven gewicht direct overeen met het aantal dat wordt gebruikt voor de tolerantie (1,334).
3. Op dezelfde manier te werk gaan voor de tolerantie +.
0.050 0.050
d
k
< >
TOLERANCE-
d
k
0-9
0.050 KG
0.050
4. Vervolgens nogmaals bevestigen om alle parameters te registreren (R).
d
k $
CONFIRM % Controle 1. De volgende toetsen zijn met de controlefase
0.000
verbonden :
• m : Afbreken en terugkeren naar de fase van de vaststelling van de toleranties.
• I : Het resultaat van de huidige weging printen.
.
d
k
< >
I
• R : De huidige weging registreren. • S : Batcheinde.
04-50-00-3 GU B
11
i 20 indicator 2. Een eerste weging uitvoeren. A
De volgende informatie wordt getoond:
• de resultaten van de controle, -
onder de tolerantie - (A) met betrekking tot de target (B) binnen de toleranties (C) boven de tolerantie + (D)
• het eenheidsgewicht, • het totale gewicht. 3. De huidige weging printen (I), als er een printer aangesloten is. Na het printen kan er een nieuwe weging worden uitgevoerd.
I . B
.··* C
1.328 1.382 1.390 1.480
d
k
< >
.
d
k
< >
.
d
k
< >
.··I· . D
d
k
< >
.··I··.Á
12
04-50-00-3 GU
Formulering $ Configuratie 1. In het configuratiemenu de functie FORMUL selecteren. (LOGIN / OPERATOR / APP / SELECT APP / FORMUL).
2. De parameter ACCUMUL. invoeren: • YES: Het recept wordt samengesteld door in een reservoir product toe te
voegen. Het berekende resultaat wordt getarreerd na de registratie van elke bewerking.
• NO: Het recept wordt samengesteld door alle producten apart te wegen. Het berekende resultaat wordt pas op nul gesteld nadat het vorige product verwijderd is.
3. De parameter DEC POINT invoeren: van 0 (geen decimaal) tot 6. Met deze parameter kan de plaats van het decimaalpunt in de berekende weergave worden bepaald naargelang van het gewicht.
4. De parameter BEEP invoeren. Met deze parameter kan er al dan niet een pieptoon worden toegekend, wanneer 100 % van de gewenste hoeveelheid wordt bereikt.
$ Operationele modus 1. Zodra het apparaat ingeschakeld is, is de formuleringsmodus actief. De toetsen die daarmee verbonden zijn :
• &: Een tarrering/nulstelling uitvoeren. • I : Het resultaat van de huidige weging
QUANTITY
0
d
g
< >
z
printen.
• R : De weging van een formulering registreren.
• C: Annulering van de laatste weging van de formulering.
• S : Batcheinde.
04-50-00-3 GU B
13
i 20 indicator
2. Op R drukken om de gewenste hoeveelheid in
0
te voeren.
QUANTITY 3. De waarde met behulp van het numerieke keyboard invoeren (0 tot 9). Bevestigen (R). Als de ingevoerde hoeveelheid 0 bedraagt, wordt de hoeveelheid gewogen.
2000 G
¡: 4. Een eerste weging uitvoeren tot het gewenste percentage bereikt is.
¡: 5. De huidige weging bevestigen (R). De informatie met betrekking tot de weging wordt op nul gesteld, om een nieuwe weging uit te voeren. Er wordt een melding met betrekking tot het aantal wegingen aan de gegevens toegevoegd (A).
A
Nb:
0
d
g
< >
0 0
z
d
g
0-9
z
d z
46
cd
0
cd
46%
1
z
z
6. Herhaal de bewerking zo vaak als nodig is, tot de samenstelling 100 % bereikt.
7. Print het resultaat van de formulering, als er een printer aangesloten is (I). Na het printen kan er een nieuwe formulering worden uitgevoerd.
14
04-50-00-3 GU
Berekening $ Configuratie 1. In het menu voor de functionele configuratie de functie CONVERSION selecteren. (LOGIN / OPERATOR / APP / SELECT APP / CONVERSION).
2. De parameter UNITS invoeren. Met deze parameter kunt u de in de berekeningen gebruikte eenheid invoeren.
3. De parameter DEC POINT invoeren: van 0 (geen decimaal) tot 6. Met deze parameter kan de plaats van het decimaalpunt in de berekende weergave worden bepaald naargelang van het gewicht.
4. De parameter PRINT MODE invoeren. Met deze parameter kunt u voor elke weging de registratiemodus kiezen :
• MANUAL ⇒ door de toets R of I in te drukken. • STABILITY⇒ automatisch op stabiliteit. De twee menu's hieronder zijn alleen actief als de modus STABILITY geselecteerd is. In de andere gevallen zullen deze menu's niet zichtbaar zijn.
• AUTO BATCH
batch te beginnen.
⇒ YES / NO. Biedt de mogelijkheid om automatisch een
• PROD.THRESH⇒ drempelwaarde huidig stuk.
$ Operationele modus % Vaststelling van de coëfficiënt 1. Het type coëfficiënt dat overeenstemt met de richtingstoetsen (4 en 6) selecteren, en vervolgens bevestigen (R). Voorbeeld met een coëfficiënt die een deler is (A). De huidige waarde van de coëfficiënt wordt weergegeven (B).
A
DIV FACTOR B
0 2. De waarde van de nieuwe coëfficiënt invoeren (C), en vervolgens bevestigen (R).
C
0.081 04-50-00-3 GU B
0.000 0.000 0.000
d
k
< >
z
d
k
0-9
z
d
k
0-9
z
15
i 20 indicator De berekeningsmodus is operationeel. Wanneer er geen coëfficiënt is, kunt u onmiddellijk naar de berekeningsfase gaan door één keer de toets R in te drukken. De gekozen eenheid wordt weergegeven (D).
0.000 W:
0.000KG
d
k
M/L
z D
% Berekening 1. De volgende toetsen zijn met de
0
berekeningsfase verbonden :
• m : Afbreken en terugkeren naar de fase van de vaststelling van de coëfficiënten.
• R : De huidige weging registreren. • S : Batcheinde.
2. Een eerste weging uitvoeren. De volgende informatie wordt getoond :
W:
0.000KG
B
A
W:
0.168KG
• het resultaat van de berekening voor de huidige weging (A),
• • • •
het gewicht van de weging (B), de gebruikte eenheid, als er één is (C),
D
het gewicht in hoge resolutie (D), de gebruikte coëfficiënt (E).
3. De huidige weging printen (I), als er een printer aangesloten is. Na het printen kan er een nieuwe weging worden uitgevoerd.
HR: E
/
16
0 0 0
d M/L
d M/L
C d M/L
0.1680
d M/L
0.081
04-50-00-3 GU
Voorgeprogrammeerde tarra $ Configuratie 1. De parameter WRITE TARE invoeren: Met deze parameter kan het aantal opgeslagen tarrawaarden worden vastgesteld (van 1 tot 10).
2. De parameter WRITE UTIL invoeren: Met deze parameter kunnen de rechten van de gebruiker in de gebruiksmodus worden vastgesteld.
• YES: Lezen en schrijven zijn beschikbaar voor de gebruiker in de gebruiksmodus. • NO: Alleen lezen is toegestaan in de gebruiksmodus.
$ Procedure
0.000
1. Op de toets m drukken en de verschillende functies doorlopen met behulp van de richtingstoetsen.
HR : 2. De functie SAVED TARE selecteren, en vervolgens bevestigen (R).
0.0000
0.000 SAVED TARE
3. De functie WRITE TARE selecteren, en vervolgens bevestigen (R).
0.000 READ TARE
04-50-00-3 GU B
k z
k < >
z
k < >
z
17
i 20 indicator
0.000 0.000
4. De tarra die moet worden opgeslagen (hier1 SAVD.TARE) selecteren, en vervolgens bevestigen (R).
1 SAVD.TARE De huidige waarde van de tarra wordt weergegeven
0 5. De tarrawaarde invoeren met behulp van de toetsen van het numerieke keyboard, en vervolgens bevestigen (R). Het procedé is hetzelfde voor elk van de tarrawaarden.
k < >
z
k 0-9
z
0.000
0-9
0.000
< >
0.100
k z
6. E indrukken om naar het vorige menu terug te keren.
7. De functie READ TARE selecteren met
behulp van de richtingstoetsen, en vervolgens bevestigen (R).
READ TARE 8. De weer te geven tarra selecteren, en vervolgens bevestigen (R). Het gewicht van de tarra wordt weergegeven.
0.000 -0.100
1 SAVD.TARE
HR :-0.1000
18
k z
k < >
z
k z
04-50-00-3 GU
Invoer van de referenties ID1 en ID2 Referenties 1 en 2 worden gebruikt om een weging te identificeren.
2.250
1. Er is een weging aan de gang.
HR: 2. Op de toets m drukken en de verschillende
3. De functie voor vooraf bepaalde tarrawaarden ID1 of ID2 selecteren, en vervolgens bevestigen (R).
4. De nieuwe waarde van referentie 1 invoeren
Door tijdens de invoer de toets C in te drukken, kan het laatste ingevoerde teken worden gewist.
0
2.010 2.010
d
k
1-9
d
k
1-9
1255
2.250
5. De waarde van referentie 1 bevestigen (R). Deze referentie zal worden gebruikt tijdens het printen van de bon.
HR:
04-50-00-3 GU B
k
ID1
De waarde van de referentie wordt weergegeven. door de toetsen van het digitale keyboard in te drukken. Elke referentie mag uit maximaal 9 al dan niet door decimaalpunten gevolgde cijfers van 1 tot 9 bestaan.
2.2500
2.250
functies doorlopen met behulp van de richtingstoetsen.
k
k
2.2500
19
i 20 indicator Opmerkingen
20
04-50-00-3 GU
WWW.PRECIAMOLEN.COM WWW.PRECIAMOLEN.COM
Hoofdkantoor en fabriek PRECIA-MOLEN BP 106 - 07000 Privas - Frankrijk Tel. 33 (0) 475 664 600 Fax 33 (0) 475 664 330 E-MAIL
[email protected] www.preciamolen.com
HR: 386 620 165 RCS Aubenas