HUISHOUDELIJKE REGELING
VAN
DE CLASSIS ENSCHEDE
VAN
DE
GEREFORMEERDE KERKEN
VRIJGEMAAKT
(MET 15 BIJLAGEN)
1
Inhoudsopgave
artikel
pagina
Samenstelling Naburige gemeente Adres van de classis De vergaderingen Het samenroepen Afvaardiging en geloofsbrieven Instructies en voorstellen Constituerende vergadering Het moderamen Toegang tot de vergaderingen De agenda De besluitvorming verkiezingen het beroepbaarstellend onderzoek het toelatend onderzoek het zendingsexamen uitvoering van artikel 8 K.O. inkomende predikanten vertrekkende predikanten emeritering vacante kerken kerkvisitatie tuchtzaken de financiën van de classis het archief afvaardiging particuliere synode uitvoering van genomen besluiten kosten aan te brengen wijzigingen
artikel 1 artikel 2 artikel 3 artikel 4 artikel 5 artikel 6 artikel 7 artikel 8 artikel 9 artikel 10 artikel 11 artikel 12 artikel 13 artikel 14 artikel 15 artikel 16 artikel 17 artikel 18 artikel 19 artikel 20 artikel 21 artikel 22 artikel 23 artikel 24 artikel 25 artikel 26 artikel 27 artikel 28 artikel 29
3 3 3 3 3/4 4 5 5 5 5 5/6 6 6 6/7 8 8/9 9 9/10 10 10 10 10 10 10/11 11 11 11 11 11
Bijlagen:
nummer
pagina
instructie secretaris regeling deputaten ad art. 22 K.O. handreiking kerkelijk onderzoek voor het beroepbaar stellen ondertekeningsformulier voor beroepbare predikanten akte van beroepbaarstelling handreiking kerkelijk onderzoek voor de toelating tot de dienst des Woords akte van toelating tot de dienst des Woords akte preparatoir examen ad art. 8 K.O. akte van ontslag van een dienaar des Woords akte van emeritering geloofsbrief voor de P.S. regeling voor de behandeling van appelzaken instructie voor deputaten steun aan hulpbehoevende kerken naar art. 11 K.O. regeling voor steunaanvragen hulpbehoevende kerken naar art. 11 K.O. regeling Kerkvisitatie
1 2 3 4 5
12/13 14 15/16/17 18 19
6 7 8 9 10 11 12
20 21 22 23 24 25 26 t/m 30
13
31
14 15
32 33 t/m 37
2
Artikel 1: Samenstelling Tot het ressort van de classis Enschede behoren de volgende kerken: Almelo, Deventer, Enschede-Noord, EnschedeOost, Enschede-West, Enschede-Zuid, Hengelo en Nijverdal. Artikel 2: Naburige gemeenten Elke kerk heeft naar artikel 79 van de K.O. een naburige gemeente: voor de kerk te: is dat de kerk te: Almelo Deventer Deventer Nijverdal Enschede-Noord Enschede-Oost Enschede-Oost Enschede-Zuid Enschede-West Hengelo Enschede-Zuid Enschede-West Hengelo Enschede-Noord Nijverdal Almelo Artikel 3: Adres van de classis De kerk van Enschede-Noord wordt aangewezen om als adresvoerende - en ontvangende kerk te fungeren. Het is de taak van de adresvoerende kerk om alle stukken, die voor de vergadering van de classis of voor haar deputaten bestemd zijn, in ontvangst te nemen en de stukken aan de samenroepende kerk van de eerstkomende classis of aan de betrokken deputaten door te sturen. De samenroepende kerk zorgt tevens voor de aanvang van de vergadering voor de aanwezigheid van een presentielijst, de Kerkorde alsmede het Huishoudelijk Reglement van de classis. Bij aanstelling van een secretaris voor de classis, worden deze stukken niet aan de samenroepende kerk maar aan de secretaris van de classis gezonden. Artikel 4: De vergaderingen 1. De classis kan op drie manieren bijeen komen: in gewone vergaderingen, in buitengewone vergaderingen en als classis-contracta. a) Een gewone vergadering wordt vier keer per jaar gehouden. Als regel gebeurt dit op de tweede donderdag van februari, de eerste donderdag van mei, de tweede donderdag van september en de vierde donderdag van november. b) Voor een buitengewone vergadering zullen de kerken worden samengeroepen wanneer twee of meer kerken het nodig vinden dat de classis eerder dan op de vastgestelde datum bijeenkomt. Een verzoek daartoe moet ingediend worden bij de samenroepende kerk, genoemd in art. 5. Een buitengewone vergadering kan geen andere zaken behandelen dan die waarvoor ze is samengeroepen. c) Een classis-contracta kan worden belegd wanneer de goedkeuring van een beroep naar art.6 K.O. of het verlenen van een akte van ontslag naar art. 7 K.O. niet tot de eerstkomende gewone vergadering kan wachten. Hiertoe wordt door de betrokken kerk een verzoek ingediend bij de twee kerken die door de classis daarvoor zijn aangewezen.De aangewezen kerken zijn voor: Almelo: Deventer: Enschede-Noord: Enschede-Oost: Enschede-West: Enschede-Zuid: Hengelo: Nijverdal:
Deventer en Enschede-Zuid; Nijverdal en Almelo; Enschede-Oost en Hengelo; Enschede-Zuid en Nijverdal; Hengelo en Enschede-Noord; Enschede-West en Enschede-Oost; Enschede-Noord en Deventer; Almelo en Enschede-West.
Zij informeren de andere kerken tijdig over de tijd en de plaats van samenkomst, opdat deze kerken desgewenst afgevaardigden kunnen sturen. In geval één van de twee aangewezen kerken zelf bij het beroep c.q. het ontslag betrokken is, zal in plaats van deze haar "naburige gemeente" optreden. Mochten op deze vergadering bezwaren worden ingebracht, dan zal een (buiten-)gewone vergadering daarover beslissen. Een classis-contracta mag alleen handelen over de zaken, waarvoor zij is samengeroepen. Zij rapporteert haar werk aan de eerstkomende gewone vergadering. 2.
Voor alle vergaderingen geldt dat zij voor de afhandeling van de agenda in voortgezette zittingen bijeen kunnen komen.
Artikel 5: Het samenroepen 3
Een gewone, resp. buitengewone vergadering wordt door de kerken beurtelings, naar alfabetische volgorde, samengeroepen. De samenroepende kerk gaat als volgt te werk: 1.
2.
Tenminste zes weken voor de vergaderdatum stuurt zij een oproep voor de vergadering aan de kerken in het ressort en verzoekt hun uiterlijk drie weken voor de classisvergadering zaken voor de agenda op te geven. Deze bepaling geldt niet indien een buitengewone vergadering moet worden gehouden. Tenminste drie weken voor de vergadering stuurt zij de kerken drie exemplaren van de conceptagenda, of meer aan de kerk die meer predikanten heeft. Daarop vermeldt zij de zaken die bij haar voor de agenda zijn binnengekomen. Voor zover zij dit nodig en verantwoord acht (bijvoorbeeld ten aanzien van vertrouwelijke stukken), voegt zij afschriften van de ingekomen stukken bij de conceptagenda. Eventueel aangevuld overeenkomstig het in artikel 11 bepaalde zullen op de conceptagenda de volgende punten vermeld worden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Opening namens de roepende kerk. Onderzoek van en rapport over de geloofsbrieven. Constituering van de vergadering en samenstelling van het moderamen. Vaststelling van de agenda. Vaststelling van de notulen van de vorige vergadering. Verslag van gevoerde correspondentie. Zaken uit de notulen en onderzoek naar uitvoering van genomen besluiten. Ingekomen stukken. Behandeling van appèlzaken (naar art. 31 K.O.) en revisieverzoeken (naar art. 33 K.O.). Voorstellen en instructies. Rapporten. Benoemingen (zie art. 11 van deze huishoudelijke regeling). Behandeling stukken meerdere vergaderingen. Regeling van consulentschappen en vacaturebeurten. Rondvraag naar art.41 K.O. Persoonlijke rondvraag. Aanwijzing van de samenroepende kerk, vaststelling van datum en tijd en moderamen van de volgende vergadering. 18. Censuur naar art.48 K.O. 19. Vaststelling van het kort verslag. 20. Sluiting. Indien een beroepbaarstellend onderzoek of een toelatend onderzoek moet worden afgenomen, zullen op de agenda de hiervoor benodigde gegevens vermeld worden. Bij een beroepbaarstellend onderzoek wordt tevens een afdruk van de preekvoorstellen mee gezonden. 3. Zij nodigt tijdig de deputaten van de particuliere synode uit wanneer hun aanwezigheid wordt vereist, onder toezending van de conceptagenda en van de overige stukken die zij nodig hebben. 4. Zij zorgt ervoor dat de bij haar binnengekomen stukken aan het begin van de classisvergadering aanwezig zijn. 5. Zij zorgt eveneens voor de publicatie van de oproep en de voorlopige agenda in het Gereformeerd Kerkblad en de plaatselijke gemeentebladen. Bij aanstelling van een secretaris voor de classis, worden de werkzaamheden, vermeld onder de punten 1. t/m 5., onder verantwoordelijkheid van de samenroepende kerk, verzorgd door deze secretaris. Artikel 6: Afvaardiging en geloofsbrieven 1. De afvaardiging naar de classisvergaderingen zal gebeuren overeenkomstig de artikelen 32, 41 en 42 K.O. Wanneer door een kerk geen predikant kan worden afgevaardigd, zullen twee ouderlingen worden afgevaardigd. De classis kan aan een afgevaardigde diaken stemrecht verlenen. 2. Elke kerkenraad geeft aan zijn afgevaardigden een geloofsbrief mee, waaruit de wettigheid van hun afvaardiging blijkt en tevens de gebondenheid van de kerkenraad aan Gods Woord, de Drie Formulieren van Eenheid en de Kerkorde. 3. De afgevaardigden hebben in de vergadering zitting en stemrecht op grond van hun geloofsbrief, ondertekend door hun zenders. Bij zaken die henzelf of hun kerk betreffen, blijven zij buiten stemming (art. 32 K.O.). 4. De predikanten in de classis die niet door hun kerk zijn afgevaardigd, kunnen als adviseur aan de vergadering deelnemen.
Artikel 7: Instructies en voorstellen Een kerk kan door middel van een instructie alleen een zaak aan de orde stellen die haar zelf aangaat. Zij zal deze 4
instructie op de geloofsbrief vermelden. De kerken zullen voorstellen over zaken die de gezamenlijke kerken van het ressort aangaan tijdig maar uiterlijk drie weken voor de vergadering, aan de samenroepende kerk doen toekomen. Artikel 8: Constituerende vergadering 1. Het eerste (constituerende) onderdeel van de vergadering staat onder leiding van een afgevaardigde van de samenroepende kerk. Hij opent de vergadering, draagt er zorg voor dat de leden van de vergadering de presentielijst tekenen, dat de afgevaardigden van de samenroepende kerk aan de hand van deze lijst de geloofsbrieven controleren en dat zij over de wettigheid van de afvaardiging (artt. 41 en 42 K.O.) en over eventuele instructies rapporteren. 2. Nadat de wettigheid van de afvaardiging is vastgesteld wordt het moderamen samengesteld volgens de in artikel 9 omschreven regeling. Vervolgens constitueert de vergadering zich en neemt het moderamen de leiding over. De classis kan slechts worden geconstitueerd wanneer ten minste vijf kerken wettig vertegenwoordigd zijn. Is dat niet het geval, dan nemen de aanwezigen onder leiding van de samenroepende kerk slechts een besluit over een nieuwe vergaderdatum.
Artikel 9: Het moderamen 1. Het moderamen van de vergaderingen wordt gevormd door een preses, een scriba en een assessor. De naar de classis afgevaardigde predikanten nemen in alfabetische volgorde zitting als assessor (art. 41 K.O.). De assessor van de vergadering wordt scriba van de volgende en preses van de daarop volgende vergadering. Bij verhindering van één van de andere moderamenleden valt de assessor in. Op de plaats van deze neemt dan zitting degene, die na hem assessor zal zijn. Eventueel kunnen andere afgevaardigden in het moderamen zitting nemen. De vergadering heeft het recht in een bepaald geval anders te beslissen. 2. De preses leidt de vergadering overeenkomstig het bepaalde in art. 34 K.O. De scriba schrijft de notulen van de vergadering en verzorgt de correspondentie, tenzij de vergadering anders besluit (bijvoorbeeld als het gaat over vertrouwelijke zaken). De stukken die voor het archief bestemd zijn stuurt hij zo spoedig mogelijk naar de archivaris. Bij de uitvoering van zijn taak zal de scriba zich houden aan de instructie in Bijlage 1 van deze regeling. Bij de aanstelling van een secretaris voor de classis, worden de werkzaamheden van de scriba, onder verantwoordelijkheid van de kerken, verzorgd door deze secretaris. Uitgaande brieven en andere documenten worden, in overleg met de scriba, getekend of door de scriba of door de secretaris. De assessor vervangt indien nodig de preses of de scriba van de vergadering. Hij zorgt ook voor het kort verslag. Nadat dit door de vergadering (of namens de vergadering door het moderamen) is vastgesteld publiceert hij het zo spoedig mogelijk in het regionale en/of plaatselijke kerkblad zoals genoemd onder 5.5. 3. De moderamenleden van de laatstgehouden classis zorgen voor vertegenwoordiging van de classis bij zich onverwacht voordoende bijzondere gelegenheden binnen haar ressort. Zij dienen op de eerstvolgende gewone vergadering rapport uit te brengen. 4. De wettige afgevaardigden naar een classis contracta wijzen zelf hun moderamen aan. Artikel 10: Toegang tot de vergaderingen De vergaderingen van de classis kunnen worden bijgewoond door leden van de kerken uit het classicaal ressort. Over de toelating van andere personen beslist de vergadering per geval. Toegang tot de besloten zittingen hebben alleen de afgevaardigden en, indien benoemd, de secretaris van de classis. Tevens hebben dan toegang de adviseurs en ambtsdragers van de classiskerken, tenzij de classis anders beslist. Artikel 11: De agenda Iedere vergadering stelt bij het begin van haar werkzaamheden de agenda vast aan de hand van de door de samenroepende kerk opgestelde conceptagenda. Na vaststelling van de agenda kunnen daaraan geen zaken meer worden toegevoegd. Bovendien wordt bij de vaststelling van de agenda rekening gehouden met het volgende: 1.
In de vergadering van september worden de volgende deputaten (her-) benoemd: a. deputaten kerkvisitatoren en hun secundi; b. deputaten ad art. 22 K.O. (bijlage 2); c. deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken; d. drie deputaten en twee secundi ad art. 11 (bijlage 13, 14) e. deputaten appèlzaken (bijlage 12); tevens wordt (worden): f. de quaestor van de classis en een secundus benoemd; g. een kerk voor de controle van de boekhouding van de quaestor en van de deputaten ad art. 22 5
h. i. j. k. l.
K.O.aangewezen; twee kerken voor goedkeuring van beroepen en een secunda aangewezen; een archiefbewarende kerk alsmede een kerk die het archief zal controleren, aangewezen; een secretaris van de classis (her)benoemd; coördinator kerkvisitatie benoemd; een kerk aangewezen die de controle van de boeken van het deputaatschap ad art. 11 K.O. uitvoert.
tevens vinden eventuele voordrachten plaats voor: m. deputaten Zending voor de O.Z.D., die door hun Algemene Vergadering (A.V.) benoemd worden; De deputaten worden voor één jaar benoemd en mogen opnieuw benoemd worden, met een maximum van zes jaren. Ze brengen, zo nodig, elke vergadering maar tenminste 1 maal per jaar, aan de classis verslag uit van hun werkzaamheden op de februari vergadering. 2.
In de vergadering voor de particuliere synode, als regel in de vergadering van februari, wordt (worden): a. de afgevaardigden en hun secundi, naar de particuliere synode verkozen, waarbij zo mogelijk de regel gehanteerd wordt dat niet drie keer achter elkaar dezelfde persoon afgevaardigd wordt. Indien aanwezig, wordt de conceptagenda voor de vergadering van de particuliere synode besproken; b. voordrachten opgesteld voor de door de particuliere synode te benoemen een deputaat en een secundus ad art. 11, alleen deputaten jonger dan zeventig jaar komen voor (her)benoeming in aanmerking. Verder worden deputaten ad art. 49 K.O. benoemd.; c. het financieel verslag over het afgelopen jaar en de begroting voor het lopende jaar behandeld en het verslag over de gehouden controles van de boekhouding van de quaestor en van het archief;
3.
In de vergadering van mei wordt/worden zo veel mogelijk: a. verslag uitgebracht over de vergadering van de particuliere synode; b. de rapporten van de gehouden kerkvisitaties behandeld; c. de deputaten van het Deputaatschap Appelzaken benoemd (herbenoemd);
Artikel 12: De besluitvorming Wanneer de besluitvorming plaats heeft in spreekronden zal de preses alleen bij uitzondering meer dan drie ronden geven over dezelfde zaak. Voorstellen en amendementen kunnen alleen worden ingediend door stemgerechtigde leden en komen slechts in behandeling wanneer ze door tenminste één ander stemhebbend lid worden gesteund. In dien de preses dit verzoekt, moeten voorstellen schriftelijk worden ingediend. Voor een goede voorbereiding van de bespreking kan de classis een commissie benoemen. Zij geeft haar dan een duidelijke taakomschrijving en stelt een termijn waarbinnen haar rapport wordt verwacht. De classis heeft een Regeling voor de behandeling van appèlzaken vastgesteld (zie bijlage 12). Er zal zoveel mogelijk gestreefd worden naar overeenstemming van gevoelen. Wanneer een stemming nodig blijkt, valt de beslissing (naar art.31 K.O.) bij meerderheid van stemmen. Bij het bepalen van de meerderheid tellen blanco en ongeldige stemmen niet mee. De stemming vindt mondeling plaats wanneer het zaken of de beoordeling van een kerkelijk beroepbaar-stellend of toelatend onderzoek betreft. Wanneer bij een voorstel de stemmen staken wordt dit als verworpen beschouwd. Gebeurt dit bij een kerkelijk onderzoek, dan is de betrokkene afgewezen. Artikel 13: Verkiezingen De verkiezing van personen heeft als regel schriftelijk plaats. De deputaten die door de classis zelf benoemd worden, kunnen, met instemming van de vergadering, op enkelvoudige voordracht van het moderamen worden benoemd; zo kan ook worden gehandeld bij het opmaken van een voordracht voor door de particuliere synode te benoemen deputaten. Vanuit de kerkenraden kunnen voorstellen ten aanzien van de afvaardiging naar PS worden ingediend. Wanneer na twee vrije stemmingen over personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen wordt een derde stemming gehouden tussen hen die de meeste stemmen kregen. Wanneer de stemmen staken wordt de oudste in leeftijd als verkozen beschouwd. Artikel 14: Het beroepbaarstellend onderzoek 1.
Voorbereiding a.
b.
Wie dienaar van het Woord wil worden, dient zich na voltooiing van de theologische opleiding te melden bij de deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken van de classis waaronder de kerk ressorteert die aan de kandidaat het attest heeft afgegeven voor zijn inschrijving voor de studie aan de Theologische Universiteit. De classis zal onderzoeken of de kandidaat voldoet aan de voorwaarden die de kerken in overeenstemming met de Heilige Schrift stellen aan het bekleden van het ambt van dienaar van het Woord. 6
c. d. e.
f. 2.
Het onderzoek wordt vorm gegeven volgens de aanwijzingen in de als Bijlage 3 opgenomen handreiking. Bij het onderzoek van de classis zijn tenminste twee deputaten van de particuliere synode aanwezig, die daartoe door de classis worden uitgenodigd. De deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken ontvangen minimaal twee weken voor het onderzoek van de kandidaat: 1. (een kopie van) het doctoraal diploma van de Theologische Universiteit met de vereiste Aantekening Praktische Vorming; 2. een getuigenis van de kerk(en) waartoe de kandidaat de laatst verlopen twee jaar behoorde, waarin een beargumenteerde beoordeling gegeven wordt omtrent de vraag of de kandidaat voldoet aan de voorschriften die de Heilige Schrift bevat ten aanzien van de leer en de levenswandel van hen die staan naar het ambt van dienaar van het Woord; deze wordt in een besloten zitting voorgelezen; 3. een motivatiebrief van minimaal twee pagina's waarin de kandidaat schrijft over de betekenis van het geloof in God voor zijn persoonlijk leven, zijn motivatie voor het predikantschap, zijn visie op de ambten en hun functioneren in de kerk van Jezus Christus en zijn beoogde plaats als predikant in het geheel van het leven en werken van de gemeente; 4. een curriculum vitae; 5. de tekst van een drietal preekvoorstellen die niet eerder voorwerp van beoordeling zijn geweest, over door de kandidaat zelf gekozen teksten (één uit het Oude Testament, één uit het Nieuwe Testament, en één over een Catechismuszondag), voorzien van uitgewerkte orden van dienst. Aan de hand van deze stukken bereiden de deputaten het onderzoek voor.
Het beroepbaarstellend onderzoek a. b. c.
d.
e.
f.
g.
h.
Als eerste onderdeel van het onderzoek neemt de classis kennis van de onder artikel 14.1, lid e, sub 1 en 2 genoemde stukken. De kandidaat leest zijn motivatiebrief in een besloten zitting van de vergadering voor. De classis voert met de kandidaat in een besloten zitting van de vergadering een gesprek van maximaal een half uur over zijn motivatiebrief, en betrekt daarbij eventueel de bescheiden genoemd onder artikel 14.1.e.1, 2 en 4. Het gesprek wordt geleid door een van de deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken. De overige leden van de classis kunnen aan het gesprek deelnemen. Aan het einde van het gesprek kan de classis besluiten het gesprek – met maximaal een kwartier – te verlengen. De classis luistert naar een door de kandidaat uit het drietal gekozen en uitgesproken preekvoorstel, en voert daarna met hem een gesprek van maximaal een half uur naar aanleiding van het preekvoorstel. Dit gesprek wordt geleid door een van de deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken. In het gesprek kunnen eventueel ook de andere preekvoorstellen worden betrokken. Ook de overige leden van de classis kunnen aan het gesprek deelnemen. Aan het einde van het gesprek kan de classis besluiten het gesprek – met maximaal een kwartier – te verlengen. De classis voert met de kandidaat een gesprek van maximaal drie kwartier over de leer van de Heilige Schrift en de betekenis en inhoud van de belijdenis. Het doel van het gesprek is dat duidelijk wordt hoe de houding van de kandidaat is ten opzichte van Schrift en belijdenis: hoe is zijn visie op en hantering van Schrift en belijdenis, is er liefdevolle betrokkenheid op beide, is er hartelijke inzet om het Evangelie over te brengen? Aan het einde van het gesprek kan de classis besluiten het gesprek – met maximaal een kwartier – te verlengen. Uit de gesprekken moet blijken dat de kandidaat Schriftgetrouw en confessioneel betrouwbaar is, en zelf gegrepen is door het evangelie. Ook moet de classis uit dit gesprek concluderen, dat hij bekwaam geacht wordt om als predikant een gemeente te dienen. Daartoe beoordeelt de classis het geheel van de onder in dit artikel a t/m e bedoelde gesprekken in besloten zitting, in afwezigheid van de kandidaat. Daarna geven de deputaten van de particuliere synode hun oordeel. De beroepbaarstelling vindt plaats wanneer de classis positief oordeelt over het geheel van de in dit artikel onder a t/m e bedoelde gesprekken, en indien deputaten van de particuliere synode zich hiermee kunnen verenigen. De kandidaat zal beloven, dat hij zich in zijn optreden zal houden aan de leer van de Heilige Schrift, zoals die door de kerken is vastgelegd in de drie Formulieren van eenheid, door ondertekening van een formulier, dat hem is voorgelezen. De classis verleent de kandidaat een acte van beroepbaarstelling. De beroepbaarstelling geldt voor de periode van een jaar. Indien de classis en de deputaten van de particuliere synode niet eensluidend tot een gunstig oordeel komen, zal de kandidaat zowel mondeling als schriftelijk een toelichting ontvangen waarop het oordeel is gebaseerd. Wanneer de bezwaren in een nader gesprek – omstreeks een week later te houden – niet kunnen worden weggenomen, zal elk van de betrokken partijen – de kandidaat, de classis, de deputaten van de particuliere synode – in appèl kunnen gaan bij de particuliere synode van Overijssel 7
i.
j. k.
Indien de betrokkene verlenging van de periode van beroepbaarheid verlangt, kan hij dat drie maanden voor het verstrijken van de termijn verzoeken aan de classis die hem beroepbaar stelde onder mededeling van de redenen voor zijn verzoek en onder overlegging van een getuigenis betreffende zijn belijdenis en levenswandel van de kerk(en) waartoe hij sinds het kerkelijk onderzoek behoorde. De classis kan de periode van beroepbaarheid voor één maal met een jaar verlengen. Klachten betreffende het optreden van de proponent dienen te worden ingebracht bij de classis die hem beroepbaar stelde.
Artikel 15: Het toelatend onderzoek 1.
De kerk die een kandidaat heeft beroepen tot dienaar van het Woord, zal, nadat deze het beroep heeft aangenomen, de classis verzoeken hem te onderzoeken met het oog op de toelating tot het ambt. 2. Het onderzoek vindt plaats ten overstaan van tenminste twee deputaten van de particuliere synode, die daartoe door de classis worden uitgenodigd en wordt vorm gegeven volgens de aanwijzingen in de als Bijlage 6 opgenomen handreiking. 3. De classis neemt kennis van: a. de verklaring van beroepbaarstelling, afgegeven door de classis die hiertoe onderzoek heeft verricht; b. de beroepsbrief (met eventuele bijlagen) en de verklaring van aannemen van het beroep of een gewaarmerkt afschrift daarvan; c. een getuigenis van de kerk(en) waartoe de kandidaat de laatst verlopen twee jaar behoorde, waarin een beargumenteerde beoordeling gegeven wordt omtrent de vraag of de kandidaat voldoet aan de voorschriften die de Heilige Schrift bevat ten aanzien van de leer en de levenswandel van hen die staan naar het ambt van dienaar van het Woord; deze wordt in een besloten zitting voorgelezen; 4. Als de stukken, genoemd onder art. 15.3.a t/m 15.3.c in orde blijken te zijn, voert de classis met de kandidaat een gesprek van maximaal een uur over de betekenis van het geloof in God voor zijn persoonlijk leven, zijn motivatie voor het predikantschap en over de leer van de Heilige Schrift, de betekenis en de inhoud van de belijdenis. Het doel van het gesprek is dat duidelijk wordt hoe de houding van de kandidaat is ten opzichte van Schrift en belijdenis. 5. Het gesprek wordt gevoerd onder leiding van het moderamen van de classis, dat de leiding eventueel kan opdragen aan de deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken. Overige leden van de classis kunnen aan het gesprek deelnemen. 6. Aan het einde van het gesprek kan de classis besluiten het gesprek – met maximaal een half uur – te verlengen. 7. Het onderzoek heeft het karakter van een geestelijk kennismakingsgesprek in de kring waarin de kandidaat hoopt te gaan werken. Uitgangspunt is de positieve conclusie die de classis van beroepbaarstelling heeft getrokken met betrekking tot zijn Schriftgetrouwheid en confessionele betrouwbaarheid en zijn persoonlijke houding tegenover het ambt van predikant. Naarmate de conclusie bij de beroepbaarstelling langer geleden is getrokken, ligt het voor de hand de juistheid ervan diepgaander te toetsen. 8. De toelating vindt plaats wanneer de classis bevestigd is in de conclusie van het vorige classisonderzoek, en indien deputaten van de particuliere synode zich hiermee kunnen verenigen. De kandidaat zal beloven dat hij zich in zijn optreden zal houden aan de leer van de Heilige Schrift, zoals die door de kerken is vastgelegd in de drie Formulieren van eenheid, door het plaatsen, naar art. 53 K.O., van zijn handtekening onder het ondertekeningsformulier voor predikanten, welk formulier hem voorgelezen zal worden. De classis verleent de kandidaat een acte van toelating tot het ambt. 9. Indien de classis en de deputaten van de particuliere synode niet eensluidend tot een gunstig oordeel komen, zal de kandidaat zowel mondeling als schriftelijk een toelichting ontvangen waarop het oordeel gebaseerd is. Wanneer de bezwaren in een ander gesprek – omstreeks een week later te houden – niet kunnen worden weggenomen, zal elk van de betrokken partijen – de kandidaat, de classis en de deputaten van de particuliere synode – in appèl kunnen gaan bij de particuliere synode. 10. De classis treft regelingen rond mentoraat en nascholing. Artikel 16: Het zendingsexamen 1.
2.
Bij het zendingsexamen zal gehandeld worden overeenkomstig de besluiten van de generale synode van Heemse 1984-1985, acta art. 75, en de Regelingen van de deputaten van de Generale Missiologische Opleiding, acta van de generale synode van Heemse 1984-1985, Bijlage A 5 sub XI. Het examen zal worden afgenomen in de volgende vakken: a. theorie van de zendingsarbeid vijftien minuten; b. algemene geschiedenis van de zendingsarbeid vijftien minuten; c. godsdienstwetenschap / elenctiek vijftien minuten; voor deze vakken wordt voor navraag vijf minuten gegeven. 8
3.
d. Kennis van het toegewezen gebied twintig minuten en tien minuten navraag. Na het zendingsexamen wordt bij gunstige uitslag een acte in tweevoud verstrekt.
Artikel 17: Uitvoering van artikel 8 K.O. 1. Wanneer een lid van één van de kerken in het classicale ressort de classis verzoekt een attest te verstrekken met het oog op een door de particuliere synode in te stellen onderzoek naar de aanwezigheid van de in art. 8 K.O. genoemde bijzondere gaven (vgl. Akta G.S. Dordrecht 1893, art. 175), zal de volgende regeling in acht genomen worden: a. De classis onderzoekt of bij de betrokkene de buitengewone gaven van godsvrucht, ootmoed en ingetogenheid aanwezig zijn, door: 1. te vragen naar de beweegredenen van de betrokkene om zich te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de in art. 8 K.O. genoemde bijzondere gaven; 2. kennis te nemen van het attest, dat de raad van de kerk waarvan hij lid is heeft opgesteld, en eventueel van andere attesten of getuigenissen, die aan de vergadering worden voorgelegd. b. De classis onderzoekt of bij de betrokkene de buitengewone gaven van verstand en onderscheidingsvermogen alsmede van welsprekendheid aanwezig zijn, door: 1. kennis te nemen van de onder a.2 genoemde attesten en getuigenissen; 2. via een rapport van de deputaten ter voorbereiding van examens kennis te nemen van tenminste een drietal preekvoorstellen, die tevoren door de betrokkene naar eigen tekstkeuze zijn gereedgemaakt en aan genoemde deputaten ter beoordeling zijn ter hand gesteld; 3. de betrokkene een preekvoorstel te laten voordragen over een Schriftgedeelte, dat een week tevoren door de onder 2 genoemde deputaten aan hem is opgegeven; 4. de betrokkene uitleg te laten geven van een gedeelte van het Oude Testament en een gedeelte van het Nieuwe Testament, welke Schriftgedeelten ten minste twee uren tevoren door de vergadering (na overleg met de examinatoren voor exegese O.T. en exegese N.T.) worden opgegeven; voor elk onderdeel wordt een tijdsduur van twintig minuten bepaald; 5. een onderzoek te laten instellen door de examinatoren voor dogmatiek en ethiek, dat er voornamelijk op gericht is het bevattingsvermogen en het onderscheidingsvermogen bij de betrokkene te kunnen waarnemen; voor elk onderdeel wordt een tijdsduur van twintig minuten bepaald; c. wanneer de classis in een besloten zitting tot het oordeel komt, dat de in art. 8 K.O. genoemde bijzondere gaven aanwezig zijn, stelt zij een attest voor de particuliere synode op, waarin haar oordeel gemotiveerd wordt vastgelegd, welk attest aan de betrokkene wordt ter hand gesteld. 2.
Wanneer de onder 1 bedoelde broeder met goedvinden van de particuliere synode zich tot de dienst in de kerken bij de classis presenteert, zal de volgende regeling in acht worden genomen (vgl. Akta G.S. Dordrecht, 1893, art. 175): a. de classis onderzoekt de kandidaat overeenkomstig de regels voor het preparatoir examen, vastgesteld door de Generale synode van Rotterdam-Delfshaven 1964-1965, Akta art. 105c (met uitzondering van het bepaalde omtrent de kennis van de grondtekst der Heilige Schrift) en de in art. 14 genoemde bepalingen betreffende het preparatoir examen; b. wanneer de resultaten van dit onderzoek voldoende zijn, zal de kandidaat door ondertekening van het betrokken formulier beloven dat hij niets zal leren wat niet overeenstemt met de Drie Formulieren van Eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland (Bijlage 4). De classis stelt hem daarna in de gelegenheid gedurende een half jaar te proponeren in de kerken van het classicale ressort, opdat de kerkenraden zich daarover een oordeel kunnen vormen; van de gemaakte preken ontvangen de deputaten ter voorbereiding van examens een afdruk ter beoordeling; c. na afloop van de onder b. genoemde termijn zal de classis, na gunstig oordeel over het proponeren, de kandidaat beroepbaar stellen en hem daarvan een acte (Bijlage 8) verlenen.
Artikel 18: Inkomende predikanten 1. Om de beroeping van een predikant goed te keuren naar art. 6 K.O. dient de classis van de beroepende kerk de volgende stukken te ontvangen en in orde te bevinden: a. de beroepsbrief met opgave van traktement, emolumenten en nadere bepalingen; b. de verklaring dat het beroep is aangenomen; c. de akte van ontslag met een goede attestatie van de kerk die hij gediend heeft (art. 7 K.O.); d. een verklaring van de beroepende kerk inzake de goedkeuring van het beroep door de gemeente (art. 6K.O.); e. een verklaring van de beide genoemde kerken, waarin datum en tijd worden vastgesteld waarop de predikant voor rekening van de beroepende kerk komt; f. de akte van ontslag van de classis waar hij gediend heeft. 2. Alle predikanten die in de kerken van de classis worden bevestigd, zullen in de eerste classisvergadering na 9
hun bevestiging overeenkomstig art. 53 K.O. de Drie Formulieren van Eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland ondertekenen, met het daarvoor vastgestelde formulier. Artikel 19: Vertrekkende predikanten Aan predikanten die de classis verlaten zal een akte van ontslag (Bijlage 9) worden verleend, nadat de classis de volgende stukken in orde heeft bevonden: 1. de beroepsbrief; 2. de verklaring dat het beroep is aangenomen; 3. de akte van ontslag van de kerkenraad; 4. een goede attestatie van de te verlaten kerk; 5. een verklaring van de te verlaten en van de beroepende kerk, waarin datum en tijd worden vastgesteld waarop de predikant voor rekening van de beroepende kerk komt. Artikel 20: Emeritering 1. Voor de emeritering van een predikant zijn de volgende stukken nodig: a. de aanvraag van het emeritaat van de betrokken predikant, met vermelding van de reden voor het emeritaat, die in geval van ziekte vergezeld behoort te gaan van een verklaring van twee bevoegde deskundigen; b. een verklaring van de kerkenraad dat hij in de emeritering bewilligt; c. een verklaring van de kerkenraad met de precieze opgave van het toegezegde levensonderhoud. 2. Wanneer de classis op grond van deze stukken oordeelt dat de aanvraag gewettigd is en dat de predikant een behoorlijk levensonderhoud is toegezegd zal zij, na gunstig advies van de deputaten van de particuliere synode, emeritaat verlenen. Hiervan wordt een akte opgemaakt (Bijlage 10) waarvan de betrokken kerk en de predikant een afschrift krijgen. Artikel 21: Vacante kerken 1. Consulentschap. De classis wijst voor iedere vacante kerk een consulent aan volgens art.43 K.O.. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wens van de betrokken kerk. De kerken zullen de door de consulent gemaakte onkosten vergoeden en hem voor zijn werkzaamheden honoreren. 2. Vacaturebeurten. Voor iedere kerk die geen predikant heeft of vacaturebeurten krijgt toegewezen, zullen de kerken hun predikant (predikanten) afstaan om in vacante kerken voor te gaan. De classis wijst een van haar predikanten aan om dit te coördineren. De predikanten ontvangen geen financiële vergoeding voor de preekbeurt, behalve wanneer deze beurt op een vrije zondag valt. De reiskosten worden vergoed door de quaestor van de classis. Om een evenredige verdeling van eventuele financiële lasten te krijgen, zullen de kosten van classiskerken die hun predikant(en) afstaan voor vacaturebeurten en daardoor andere voorziening moeten treffen, uit de kas van de classis betaald worden. Artikel 22: Kerkvisitatie 1. Kerkvisitatie naar art. 44 K.O. zal ieder jaar in alle kerken van de classis gehouden worden door twee van de door de classis benoemde deputaten. Deze deputaten verdelen onderling de werkzaamheden. Zij dienen zich te houden aan de regeling die door de classis voor de visitatie is vastgelegd (Bijlage 15). Van hun bevindingen brengen zij aan de classis in mei schriftelijk rapport uit via de samenroepende kerk. Vooraf ontvangt de betrokken kerk van dit rapport een afschrift. 2. Een buitengewone visitatie kan door een kerk worden aangevraagd bij de deputaat, die door de classis als coördinator kerkvisitatie is aangewezen. Artikel 23: Tuchtzaken Wanneer een kerk aan de classis de in de artikelen 76, 77, 79 of 82 K.O. bedoelde instemming vraagt met betrekking tot de kerkelijke censuur, zullen daarbij de volgende regels in acht genomen worden: 1. In de vergadering van de classis zal de naam van de persoon over wie het gaat niet worden genoemd; 2. ls de censuur is opgeheven zal dat aan de classis worden meegedeeld; 3. Tuchtzaken worden behandeld in een besloten zitting. Artikel 24: De financiën van de classis 1. De kosten van de classis worden door de gezamenlijke kerken gedragen. Het beheer van de classicale financiën wordt ieder jaar opgedragen aan een quaestor. Hij stelt een financieel verslag op over het afgesloten boekjaar en een begroting voor het daarop volgende jaar en stuurt dat aan de classis toe, tijdig voor de februari-vergadering. Aan de hand hiervan stelt de classis het quotum vast, dat door de kerken dient te worden opgebracht op basis van het aantal leden op 1 oktober van het aan het begrotingsjaar voorafgaande boekjaar. 10
2.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De kerk waartoe de quaestor behoort wordt jaarlijks aangewezen voor de controle van diens boeken en bescheiden. Zij brengt daarvan schriftelijk rapport uit in de februari-vergadering van de classis.
Artikel 25: Het archief 1. Het archief wordt beheerd door de kerk die tevens adresvoerende kerk van de classis is. Deze kerk voorziet in deugdelijke archiefruimte. 2. De door de classis benoemde archivaris heeft tot taak alle classicale stukken ordelijk te bewaren en overzichtelijk te registreren. Tot deze stukken worden in ieder geval gerekend: a. de Acta van de generale synodes van de Gereformeerde Kerken in Nederland; b. de Acta van de particuliere synodes van de Gereformeerde Kerken in Overijssel; c. de verzonden voorlopige agenda en korte verslagen; d. de vastgestelde en ondertekende notulen van de vergaderingen van de classis Enschede; e. het door alle predikanten van de classis ondertekende “ondertekeningsformulier”; f. de rapporten van de kerkvisitatoren; g. rapporten en andere stukken over zaken die de classis heeft behandeld; h. de ingekomen stukken; i. afschriften van de verzonden brieven; j. het besluitenboek; k. verder de stukken, die volgens classisbesluit bewaard dienen te worden; l. een register van al het aanwezige. 3. Toegang tot het archief hebben, in overleg met de archivaris, de kerken en de deputaten van de classis. Andere instanties of personen hebben alleen toegang na toestemming van de classis. 4. Het archief wordt ieder jaar bij toerbeurt gecontroleerd door een kerk, die daartoe door de classis is aangewezen. Artikel 26: Afvaardiging particuliere synode Naar de particuliere synode zullen twee predikanten en twee ouderlingen, met hun respectievelijke secundi, worden afgevaardigd. Indien het aantal predikanten niet voldoende is zullen ouderlingen worden afgevaardigd. Aan de afgevaardigden zal een geloofsbrief worden meegegeven volgens het door de classis vastgestelde model (Bijlage 11). Artikel 27: Uitvoering van genomen besluiten In zaken, waarvoor geen bepaalde deputaten zijn aangewezen, voert het moderamen de besluiten van de classis uit. Artikel 28: Kosten 1. de kosten die ten behoeve van de classis gemaakt worden, zullen gespecificeerd aan de quaestor worden opgegeven, die voor terugbetaling zal zorg dragen. 2. de quaestor brengt op de vergadering van februari rapport uit en stelt het door de kerken bij te dragen quotum voor. Dezelfde classisvergadering stelt deze bijdrage vast.
Artikel 29: Aan te brengen wijzigingen Wijzigingen in bovenstaande regeling en in de bijlagen zullen alleen kunnen worden aangebracht indien een voorstel daartoe volledig op de conceptagenda voor een classicale vergadering zal zijn vermeld en door de kerkenraden tijdig en behoorlijk zal zijn besproken. Aldus vastgesteld in de classisvergadering van 22-11-2001.
, preses.
, scriba.
, assessor.
11
BIJLAGE 1: INSTRUCTIE SECRETARIS. a. algemeen: 1. 2. 3.
4.
5.
De classisvergadering in de maand februari (her)benoemt een secretaris. Deze kan zowel een man als een vrouw zijn en dient belijdend lid te zijn van één van de Gereformeerde Kerken in de classis Enschede. De secretaris verzorgt de werkzaamheden van de samenroepende kerk en van de scriba van de classisvergadering. De secretaris is tijdens elke classisvergadering aanwezig. Hij is geen lid van de vergadering, noch van het moderamen. Met betrekking tot vertrouwelijke zaken heeft hij de plicht tot geheimhouding, daarom zal de secretaris een geheimhoudingsverklaring ondertekenen. Namens de samenroepende kerk ondertekent de secretaris voorbereidende stukken, namens het moderamen van de classis benoemingsbrieven en voordrachten. (Comité-) notulen, akten, stukken voor meerdere vergaderingen etc. worden door preses, scriba en assessor ondertekend. De door de secretaris gemaakte kosten ten behoeve van het secretariaat komen voor rekening van de classis.
b. werkzaamheden ten behoeve van de voorbereiding van de classisvergadering (namens de samenroepende kerk): 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
Het opstellen van de voorlopige agenda voor de classisvergadering. Een oproep voor een buitengewone classisvergadering gaat minstens één week tevoren uit naar de kerken met toezending van de voorlopige agenda. Het in ontvangst nemen van stukken en opgave van zaken voor de agenda tot uiterlijk drie weken voor de (gewone) classisvergadering. Ingekomen stukken die na deze datum worden ontvangen, worden aangehouden tot de volgende classisvergadering, tenzij deze een spoedeisend karakter dragen. Het completeren van de stukken met de stukken die aan de adresvoerende resp. de samenroepende kerk zijn gezonden. Het toezenden van kopieën van de ingekomen stukken - voor zover nodig - aan de aangewezen preses van de vergadering een drietal dagen voor de vergadering. Het beheer van de originele stukken en de zorg dat deze ter classisvergadering aanwezig zijn. Het in ontvangst nemen van de geloofsbrieven voor de aanvang van de vergadering. Het laten tekenen van de presentielijst.
c. werkzaamheden tijdens en na de vergadering van de classis (namens de scriba): 1. 2. 3.
4.
5. 6. 7.
Het notuleren van wat voor de schriftelijke vastlegging van waarde is. Het toezenden van de getekende notulen aan de archivaris. Het gereedmaken / voeren van de correspondentie die voortvloeit uit de besluiten van de vergadering, zoals brieven betreffende benoemingen, voordrachten aan de betrokken persoon, door de classis gedane voordrachten ter benoeming door de particuliere synode aan de samenroepende kerk van de particuliere synode en de geloofsbrieven van de afgevaardigden naar de particuliere synode. Het zo spoedig mogelijk na afloop van de vergadering gereedmaken van de relevante stukken voor archivering en het aanbieden aan de archivaris. De secretaris dient de archivaris in ordelijke staat te laten ontvangen: a. de concept-agenda. b. de ingekomen stukken en een afschrift van uitgegane stukken. c. de geloofsbrieven. d. de presentielijsten. e. een exemplaar van commissie- en deputatenrapporten. f. met betrekking tot de onderzoeken en examens: het betrokken verzoek; het ondertekeningsformulier en afschrift van de verleende akten. g. met betrekking tot ontslag en emeritering: het daartoe strekkende verzoek, de daarmee verband houdende kerkenraadsverklaring en afschrift van de verleende akten. h. alle overige stukken waarvan de classis tot opneming in het archief besluit. i. het officieel vastgestelde en door het moderamen getekende exemplaar van de notulen. j. het besluitenboek. De secretaris dient er zorg voor te dragen dat een afschrift van de concept-notulen gezonden wordt aan de kerken van de classis. De secretaris zorgt voor het notulenboek. Hij neemt daarin een afschrift van de vastgestelde notulen op en zorgt er voor dat het iedere zitting van de classis aanwezig is. Met het oog op de overzichtelijkheid en de toegankelijkheid van de notulen is het volgende van belang: a. Het opschrift dient aan te geven van welke classis de notulen zijn, waar die gehouden is en op welke data. b. Bij de geloofsbrieven dient te worden vermeld of er instructies zijn. 12
c. d. e. f. g.
Bij de ingekomen stukken dient te worden aangegeven onder welk artikel van de notulen de behandeling plaats heeft. Ten aanzien van goedkeuring van beroepen, verlening van ontslag en emeritering dient te worden vermeld: Welke stukken ter tafel zijn en wat het oordeel van de classis daarover is, wanneer deputaten van de particuliere synode aanwezig zijn ook hun oordeel alsmede de uitreiking van de desbetreffende akte. Terwille van de overzichtelijkheid dienen de opschriften van de artikelen onderstreept te worden. Wanneer de behandeling van een zaak over meerdere artikelen is verspreid dient in het opschrift een verwijzing naar de andere vindplaatsen opgenomen te worden.
13
BIJLAGE 2: REGELING VOOR DE WERKZAAMHEDEN VAN DE DEPUTATEN AD ART. 22 K.O. 1.
2.
3.
4. 5. 6. 7.
8. 9.
Zo mogelijk aan de hand van voordrachten van de kerken benoemt de classis jaarlijks in de oktobervergadering twee deputaten ad art.22 K.O., en wel broeders met minstens recente ambtelijke ervaring als diaken. De benoeming geldt voor een jaar. Herbenoeming is mogelijk, behalve als iemand vijf jaar aaneengesloten zitting in dit deputaatschap heeft gehad. De taak van deze deputaten omvat drieërlei: a. de classis van advies dienen bij de steunverlening aan kerken, die in hun diakonale arbeid hulp behoeven (overeenkomstig de besluiten van de generale synoden van 1927 en 1933); b. desgevraagd de classis, de plaatselijke kerken en de classicale diakonale conferentie van advies dienen over zaken van meer dan plaatselijke aard, die in het aandachtsveld van de diakenen kunnen komen; c. de classis van advies dienen ten behoeve van de door de classis op te stellen voordracht voor deputaten ad art.22 K.O. van de particuliere synode van Overijssel. Het advies, bedoeld onder 2.a. is gebaseerd op: a. de door de hulpbehoevende kerk bij de classis ingediende steunaanvraag. Deze steunaanvraag moet uiterlijk vijf weken voor de classisvergadering bij de samenroepende kerk zijn ingediend, onder gelijktijdige toezending van een kopie aan de deputaten. De aanvraag behoort zo te zijn opgesteld, dat duidelijk blijkt voor welk doel de ondersteuning wordt gevraagd, hoe groot het benodigde bedrag is en op welke termijn deze steunverlening nodig zal zijn. b. een door deputaten ingesteld onderzoek naar het inkomsten- en uitgavenpatroon van de steunaanvragende kerk in samenhang met haar diakonale arbeid. De steunvragende kerk verstrekt desgevraagd aan de deputaten inzicht in haar financiële situatie aan de hand van de jaarstukken. Het schriftelijk rapport over dit onderzoek dient de vertrouwelijkheid van de verstrekte gegevens te respecteren. Het advies kan zo nodig mondeling worden toegelicht op de classisvergadering. Het onder 2.a. bedoelde advies wordt uiterlijk veertien dagen voor de classisvergadering aan alle kerken in de classis toegezonden. Wanneer één van de deputaten lid is van de steunaanvragende kerk blijft hij bij de behandeling van deze aanvraag buiten stemming. Bij de uitoefening van hun taak kunnen de deputaten desgewenst advies vragen aan de deputaten ad art. 22 K.O., benoemd door de particuliere synode van Overijssel. Indien de deputaten van oordeel zijn dat de financiële last voor de kerken in de classis onevenredig zwaar zal worden, kunnen zij aan de classis voorstellen een verzoek om hulp te richten aan de deputaten ad art. 22 K.O., benoemd door de particuliere synode van Overijssel. Deputaten brengen jaarlijks op de septembervergadering van de classis schriftelijk verslag uit van hun eventuele werkzaamheden. In gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, besluit de classis.
14
Bijlage 3: HANDREIKING BIJ DE REGELING VAN HET KERKELIJK ONDERZOEK VOOR DE BEROEPBAARSTELLING Ad 14.1.a t/m 14.1.c Uitgangspunt van deze regeling is, dat het zwaartepunt van het onderzoek naar de theologische en praktische vorming ligt bij het doctoraal examen aan de theologische universiteit. De tijd tussen de afsluiting van de studie en het kerkelijk onderzoek voor de beroepbaarstelling zal niet lang hoeven te zijn, omdat de specifieke voorbereiding van de kandidaat op het onderzoek niet meer vergt dan het schrijven van de motivatiebrief en drie preekvoorstellen. Ad 14.1.d De deputaten van de particuliere synode zijn bij dit onderzoek aanwezig vanwege de zwaarte en de strekking van dit onderzoek. Hier vindt de weging plaats of de betrokken broeder gereformeerd is en bekwaam geacht kan worden om als predikant te dienen binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland. Ad 14.1.e en 14.1.f Deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken zullen in de vergadering van de classis het gesprek met de kandidaat leiden en structureren. Zij moeten zich daarom goed kunnen voorbereiden. Zij bespreken gezamenlijk de ingeleverde bescheiden, maar verdelen de leiding van de verschillende onderdelen/gesprekspunten van het BSO als volgt over het deputaatschap: één deputaat leidt het gesprek over de motivatiebrief (max. ½ uur met max. ¼ uur verlenging); een andere deputaat leidt het gesprek n.a.v. de preek (max. ½ uur met max. ¼ uur verlenging); een derde deputaat leidt het gesprek over Schrift en belijdenis (max. ¾ uur met max. ¼ uur verlenging). De preses, die de algehele leiding van de vergadering heeft, zal bewaken dat bij de door deputaten geleide gesprekken zoveel mogelijk ook andere leden van de classis deelnemen aan het gesprek. Met nadruk is gesteld dat het getuigenis onder 14.1.e.2 genoemd, meer dient te bevatten dan de gebruikelijke attesten die meegegeven worden aan kerkleden, die naar het ressort van een andere gemeente verhuizen. De classis zal hierop toezien. Het dient een getuigenis te zijn met het oog op het door de kandidaat verlangde predikantschap. De kerken waartoe de kandidaat de laatst verlopen twee jaar behoorde, zullen vanuit hun positie getuigenis kunnen afleggen of de kandidaat geschikt is om te gaan proponeren, gelet op wat de Heilige Schrift leert over het ambt en de persoon van de dienaar van het Woord. Ad 14.2.1 De classis neemt kennis van deze externe getuigenissen. Het is niet alleen een formeel zich overtuigen of de bescheiden aanwezig zijn. Indien de genoemde stukken daar aanleiding toe geven, kan de classis de kandidaat daarover bevragen in het gesprek over de motivatiebrief. Ad 14.2.c Als opmerking vooraf bij de bepaling van art. 14.2.c t/m 14.2.e over de gesprekken noteren we dat de classis kan beslissen om een pauze in het gesprek in te lassen. De vraagstelling moet gericht zijn op de vervulling van het ambt van dienaar van het Woord, en de verwachtingen van de kandidaat daarover, ook gelet op zijn eigen positie binnen het geheel van het leven en werken van de kerk van de Here Jezus Christus. Zoals bij het beweegredenonderzoek van belijdeniscatechisanten het formulier voor de openbare geloofsbelijdenis aanzetten geeft voor gesprek, zo kan in dit gesprek aangesloten worden bij het formulier voor de bevestiging van dienaren van het Woord. Het waarom van de keuze om predikant te willen worden, zal zeker aan de orde komen. Kiest de kandidaat bewust voor het predikant zijn, vertrouwend dat de Here hem zal dragen en sterken, of is het een verlegenheidskeuze omdat hij nu eenmaal die opleiding achter de rug heeft? Spelen sociale motieven een rol mee: aanzien, verzekerd zijn van een inkomen? Ter sprake dient te komen op welke wijze de kandidaat zich geroepen acht door de Here. Doorgesproken kan worden over wat straks motieven zijn voor het aannemen van een beroep: te verwachten meer/minder werk of problemen in een gemeente, motieven vanuit gezinsomstandigheden, hoogte van het traktement en andere zaken. Te spreken is voorts over de verwachtingen van het ambt van dienaar van het Woord. Hoe denkt de kandidaat invulling te geven aan elementen die de Heilige Schrift noemt met betrekking tot ambtsdragers. Denk aan de voorschriften in zowel het Oude Testament (met betrekking tot priesters, koningen, profeten, nazireeërs) als het Nieuwe Testament. 15
Te noemen zijn noties als bijvoorbeeld: ambt als dienst, herderschap, voorbeeld van de kudde zijn, geestelijke leiding geven aan de kudde. Welke plaats, welk gezag en welke bevoegdheid heeft het ambt van ouderling en diaken naar het oordeel van de kandidaat, en hoe ziet hij zijn eigen positie ten opzichte van die andere ambten? Wat denkt de kandidaat tegen te komen? Wat ziet hij als takenpakket? Waar ligt naar zijn mening het zwaartepunt? Hoe kijkt hij aan tegen de werkdruk en tijdsbesteding? Op welke manier sprekend zal bovendien een en ander duidelijk worden over persoonlijke toewijding en liefde tot God en de gemeente van Jezus Christus. Ad 14.2.d Met het oog op het ambt dat de kandidaat hoopt te gaan vervullen, is het wenselijk dat deze niet alleen een preek schriftelijk ter beoordeling inlevert, maar ook metterdaad presenteert. In het gesprek naar aanleiding van de preek kan naar voren komen het waarom van deze tekstkeus, de afbakening van het tekstgedeelte, en de uitleg en de verwerking daarvan voor de gemeente van deze tijd. Het is niet de bedoeling dat het een ‘technisch' gesprek wordt. Bij verschil van opvatting over de exegese van de gekozen tekst voor het preekvoorstel zal verantwoording gevraagd mogen worden van een bepaalde keus, en kan de gegeven argumentatie op steekhoudendheid beproefd worden. Maar het gesprek is niet pas geslaagd als de een de ander heeft overtuigd. Er kan bijvoorbeeld ook doorgesproken worden over de wijze waarop de kandidaat aankijkt tegen het gezag en de functie van de preek in het leven van de gemeente. Ad 14.2.e Ook dit onderdeel van het gesprek hoeft geen specifieke voorbereiding van de kandidaat. De bedoeling is namelijk niet dat de classis nagaat hoeveel precieze feitenkennis de kandidaat heeft, maar duidelijk moet worden hoe de kandidaat op hoofdpunten zijn positie kiest in de actuele situatie van kerk en theologie. Het gesprek zal gaan over thema’s als schriftgezag, verzoening, kinderdoop, doperdom, verbond, kerk, kerkelijke eenheid en gescheidenheid, voorzienigheid van God, enz. Daarbij mag het gesprek niet blijven steken in de theorie, maar dient een duidelijke relatie gelegd te worden met de praktijk. Dat kan bijvoorbeeld door te vragen hoe de kandidaat de kinderdoop motiveert in contacten met andersdenkenden. Kennis van zowel de Heilige Schrift als de belijdenis zal uiteraard in het gesprek naar voren komen, evenals toepassing van kerkhistorische kennis met betrekking tot de aan de orde gestelde hoofdthema’s. In dit onderdeel krijgt ook plaats de vraag waarom de kandidaat verlangt predikant te worden juist binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland. Mogelijk is betreffende deze vraag een en ander ook al bij het eerste gesprek (zie 14.2.c) aan de orde gekomen. Dat kan aanleiding geven nog door te praten of juist andere gespreksthema’s te kiezen. Het onderzoek in zijn geheel zal zo moeten zijn, dat de classis een beeld heeft van de wijze waarop de kandidaat omgaat met de Heilige Schrift en de belijdenis van de kerk. Stelt hij zich kritisch en afstandelijk op ten aanzien van bepaalde stukken van de leer van de kerk? Hoe kijkt hij aan tegen (de tekst van) het Ondertekeningsformulier? Ad 14.2.f Het totaal van het onderzoek (art. 14.2.a t/m 14.2.e) dient om uitspraak te doen over de vraag of de kandidaat als gereformeerd predikant kan dienen in een gemeente. Het onderzoek houdt niet in dat specifieke bekwaamheden en vaardigheden getoetst worden. De classis hoeft dat ook niet te doen, omdat ze zich via het overlegde diploma ervan kon overtuigen dat kennelijke wetenschappelijke kwaliteiten aanwezig zijn, alsook dat de praktijkgerichte vorming met voldoende resultaat werd afgesloten. Anderzijds geven de gesprekken wel een bepaald beeld van kennis en kundigheid van de kandidaat. De classis heeft tot taak te concluderen of de kandidaat – behalve over kennelijke wetenschappelijke kwaliteiten – ook beschikt over de houding om gereformeerd theoloog te zijn. En tezamen met de externe getuigenissen geeft dat de classis al dan niet de vrijmoedigheid te stellen, dat de kandidaat met zijn gaven en beperkingen een gemeente als predikant kan dienen. Ad 14.2.h Het kan voorkomen, dat de classis en deputaten van de particuliere synode, eventueel op een onderdeel, niet tot een gunstig oordeel kunnen besluiten. Er zijn te veel vragen onbeantwoord gebleven die zij wel beantwoord willen zien. Of bepaalde bezwaren blijven bestaan. Wanneer deze vragen en bezwaren gedurende het onderzoek niet tot genoegzame opheldering zijn gebracht, valt het niet te verwachten dat een voortgaand gesprek op dezelfde dag voldoende nieuwe, bevredigende elementen oplevert. Een week rust geeft aan beide kanten gelegenheid om de zaak te laten bezinken en met frisse energie het onderzoek 16
voort te zetten. De classis zal de kandidaat zowel mondeling als schriftelijk verantwoording doen van de redenen voor de voortzetting van het gesprek, zodat de kandidaat zich goed zal kunnen voorbereiden op het vervolg. Ad 14.2.i en 14.2.j Deze bepaling beperkt de geldigheidsduur van de beroepbaarstelling tot maximaal 2 jaar. Na deze termijn is hernieuwde toetsing noodzakelijk. Wil de kandidaat, hetzij direct hetzij na verloop van tijd, alsnog dienaar van het Woord worden, dan dient hij zich opnieuw aan te melden bij de classis.
17
Bijlage 4: ONDERTEKENINGSFORMULIER VOOR BEROEPBARE KANDIDATEN. Ondergetekende, verklaart hierbij voor het aangezicht van de Here oprecht en met een goed geweten, dat hij er hartelijk van overtuigd is, dat de leer van de Drie Formulieren van Eenheid – de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels – in alle delen geheel met Gods Woord overeenstemt. Hij belooft daarom dat hij deze leer met toewijding zal onderwijzen en trouw verdedigen, zonder dat hij openlijk of anderszins, al of niet rechtstreeks, iets zal leren of publiceren wat daarmee in strijd is.
Deze ondertekening vond plaats bij zijn beroepbaarstelling door de classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden op te
Namens de classis Enschede, ,preses
,scriba
,assessor
18
BIJLAGE 5: Akte van beroepbaarstelling. De classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen op .............. te …..........., heeft overeenkomstig de synodale bepalingen voor het beroepbaarstellend onderzoek, onderzocht de heer .......... en hem, gehoord het gunstig advies van de deputaten ad art.49 K.O. en nadat hij heeft beloofd bij zijn optreden voor de gemeenten niets te zullen leren dat niet overeenstemt met de Drie Formulieren van Eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland, toegelaten om gedurende een jaar te staan naar het ambt van dienaar van het Woord in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Namens de classis Enschede, , preses
, scriba
, assessor
19
Bijlage 6: HANDREIKING BIJ DE REGELING VAN HET KERKELIJK ONDERZOEK VOOR DE TOELATING TOT DE DIENST VAN WOORD Ad 15.4 t/m 15.7 De toelating tot het ambt van dienaar van het Woord is geen formele zaak, die kan plaatsvinden enkel op grond van aangeleverde stukken. Het onderzoek is een kennismakingsgesprek met de kandidaat, waarbij het toetsingsaspect blijft. Het belang van toetsing groeit naarmate er meer tijd is verstreken tussen de beroepbaarstelling en het aannemen van het beroep. Dan moet gecheckt kunnen worden: is deze man dezelfde gebleven wat betreft gereformeerde overtuiging? Het is te vergelijken met een ‘colloquium aangaande leer en wetenschap’ dat gevoerd wordt met predikanten die buiten Nederland gediend hebben in kerken van gereformeerde belijdenis, en die intrede willen doen bij een van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dan gaat het ook niet speciaal om het toetsen van kennis, maar om de vragen: wie is deze man, hoe denkt hij, is hij gereformeerd in leer en leven? Het onderzoek zal op de volgende manier vorm worden gegeven: één van de deputaten voorbereiding kerkelijke onderzoeken leidt, gedurende een ½ uur, het gesprek over de betekenis van het geloof in God voor het persoonlijk leven van de kandidaat en over zijn motivatie voor het predikantschap; een andere deputaat voorbereiding kerkelijke onderzoeken leidt vervolgens, gedurende een ½ uur het gesprek over de leer van de Heilige Schrift en de betekenis en inhoud van de belijdenis. De preses, die de algehele leiding van de vergadering heeft, zal bewaken dat bij de door deputaten geleide gesprekken zoveel mogelijk ook andere leden van de classis deelnemen aan het gesprek. Ad 15.9 Het kan voorkomen, dat de classis en deputaten van de particuliere synode niet tot een gunstig oordeel kunnen besluiten. Er zijn te veel vragen onbeantwoord gebleven die zij wel beantwoord willen zien. Of bepaalde bezwaren blijven bestaan. Wanneer deze vragen en bezwaren gedurende het onderzoek niet tot genoegzame opheldering zijn gebracht, valt het niet te verwachten dat een voortgaan gesprek op dezelfde dag voldoende nieuwe, bevredigende elementen oplevert. Een week rust geeft aan beide kanten gelegenheid om de zaak te laten bezinken, en met frisse energie het onderzoek voort te zetten. De classis zal de kandidaat zowel mondeling als schriftelijk verantwoording doen van de redenen voor de voortzetting van het gesprek, zodat de kandidaat zich goed zal kunnen voorbereiden op het vervolg.
20
Bijlage 7: AKTE VAN TOELATING TOT DE DIENST VAN HET WOORD
De classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen op .......... te .........., heeft overeenkomstig de synodale bepalingen voor het toelatend onderzoek, onderzocht de heer .........., beroepen tot predikant door de Gereformeerde Kerk te .........., en hem, gehoord het gunstig advies van de deputaten ad art.49 K.O. en na zijn ondertekening van het formulier dat voor de dienaren van het Woord is vastgesteld door de generale synode van Groningen-Zuid 1978, toegelaten tot het ambt van dienaar van het Woord in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Namens de classis Enschede, , preses
, scriba
, assessor
21
BIJLAGE 8: AKTE PREPARATOIR EXAMEN BIJ TOEPASSING VAN ART. 8 K.O. AKTE MET BETREKKING TOT AFGELEGD PREPARATOIR EXAMEN De classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen op .......... te .........., heeft de heer.......... toegelaten om te proponeren en te staan naar het ambt van dienaar van het Woord in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zij heeft daartoe besloten op grond van een onderzoek, dat de classis met goedvinden van de particuliere synode van Overijssel, overeenkomstig de synodale bepalingen voor het preparatoir examen (met uitzondering van het bepaalde omtrent de kennis van de grondtekst van de Heilige Schrift) heeft ingesteld, en nadat de heer. ....... gedurende een half jaar in de kerken van het classicale ressort heeft geproponeerd. Namens de classis Enschede, , preses
, scriba
, assessor
22
BIJLAGE 9: AKTE VAN ONTSLAG VAN EEN DIENAAR VAN HET WOORD. De classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen op .......... te .........., heeft kennisgenomen van de mededeling van de Raad van de Gereformeerde Kerk te .......... dat zijn predikant een beroep naar de Gereformeerde Kerk te ............. heeft aangenomen en dat de kerkenraad in de aanneming van dit beroep bewilligt. De classis heeft de stukken, benodigd voor het verlenen van een akte van ontslag, in orde bevonden. Zij heeft besloten: 1. haar goedkeuring te verlenen aan het besluit van voornoemde kerkenraad om aan .......... met ingang van .......... om 00.00 uur op eervolle wijze ontslag te verlenen; 2. over .......... te verklaren, dat hij al de tijd van zijn werkzaamheden binnen de classis trouw en ijverig in zijn dienst, christelijk en godvrezend in zijn belijdenis en wandel, zonder aanstoot te geven en onbesproken in het midden van deze classis heeft verkeerd; 3. .......... de classicale akte van ontslag te verlenen; 4. ......... bij zijn vertrek aan de Here en het Woord van zijn genade op te dragen, met oprechte betuiging van dank voor de trouwe arbeid, die hij ongeveer .......... jaren in deze classis verricht heeft en die hier in dankbare herinnering zal blijven; met de hartelijke bede, dat de Heer van de kerk aan die arbeid een blijvende zegen zal verbinden en .......... in de classis waar hij thans gaat dienen, ook tot opbouw van het lichaam van Christus zal laten arbeiden. Namens de classis Enschede, , preses
, scriba
, assessor
23
BIJLAGE 10: AKTE VAN EMERITERING. De classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen op .......... te .........., ontving het verzoek om emeritering van dominee .........., sinds .......... predikant van de kerk te .......... De classis nam kennis van: 1. het verzoek d.d. ................. om emeritering wegens .......... 2. de verklaring waarbij de kerkenraad heeft bewilligd in de aanstaande emeritering van zijn predikant; (wanneer ziekte de reden is: 3. de verklaring van de bevoegde deskundigen, waaruit blijkt dat ds .......... niet meer in staat is zijn ambtswerk te verrichten;) 4. de schriftelijke verklaring van de kerkenraad waaruit blijkt dat hij zijn predikant een gepast emeritaatstractement heeft toegezegd. De classis heeft, na beoordeling van de stukken en met instemmend advies van de deputaten van de particuliere synode, besloten: 1. aan ds. .......... met ingang van .......... om 00.00 uur op eervolle wijze emeritaat te verlenen; 2. over .......... te verklaren, dat hij al de tijd van zijn werkzaamheden binnen de classis trouw en ijverig in zijn dienst, christelijk en godvrezend in zijn belijdenis en wandel, zonder aanstoot te geven en onbesproken in het midden van deze classis heeft verkeerd; 3. .......... bij zijn emeritering aan de Here en het Woord van zijn genade op te dragen, met oprechte betuiging van dank voor de trouwe arbeid, die hij ongeveer ......... jaren in deze classis verricht heeft en die hier in dankbare herinnering zal blijven; met de hartelijke bede, dat de Heer van de kerk aan die arbeid een blijvende zegen zal verbinden. Namens de classis Enschede, , preses
, scriba
, assessor
24
BIJLAGE 11: GELOOFSBRIEF VOOR DE PARTICULIERE SYNODE. Geachte broeders, De classis Enschede van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen op .........., heeft afgevaardigd naar de particuliere synode van Overijssel, die D.V. zal samenkomen op .......... te .........., de broeders Primi-afgevaardigden: (naam, ambt en volledig adres van elk van de broeders)
Secundi-afgevaardigden:
Zij gaf deze broeders last en volmacht om namens de kerken die haar hebben gevormd en als waren deze kerken zelf in haar geheel in de synode aanwezig, volgens het Woord van God en in gebondenheid aan de Drie Formulieren van Eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland en in overeenstemming met de geldende kerkorde, te helpen handelen en besluiten over alle kerkelijke zaken, die naar recht in de synode aan de orde zullen komen en tot haar bevoegdheid en taak behoren. De kerken die deze classis hebben gevormd verklaren verder, dat zij overeenkomstig artikel 31 van de kerkorde de uitspraken die bij meerderheid van stemmen zijn gedaan als bindend zullen aanvaarden, tenzij wordt bewezen dat zij in strijd zijn met het Woord van God of met de kerkorde. Namens de classis Enschede,
, preses
, scriba
, assessor
25
BIJLAGE 12: REGELING VOOR DE BEHANDELING VAN APPÈLZAKEN BINNEN DE CLASSIS EX ARTIKEL 31 KO
Indiening van een appèlschrift Artikel 1 Wanneer een lid van één van de gereformeerde kerken in de classis zich naar artikel 31 KO op de classis beroept, zal dat kerklid het appèlschrift zo spoedig mogelijk na het genomen besluit schriftelijk indienen bij de kerk die is aangewezen als samenroepende kerk voor de eerstvolgende vergadering van de classis, onder gelijktijdige toezending van een afschrift van zijn appèlschrift aan zijn eigen kerkenraad. Artikel 2 De samenroepende kerk zal het appèlschrift op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering van de classis plaatsen en stelt een afschrift in handen van het hieronder te noemen deputaatschap voor de voorbereiding van de behandeling van appèlzaken door de classis. Artikel 3 1. Een appèlschrift dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten: a. een weergave van het besluit, de besluiten en/of de handelingen van de kerkenraad waarover geschil is gerezen; b. een uiteenzetting van de bezwaren van de appellant, met redenen omkleed en (indien van toepassing) met feiten gestaafd; c. een duidelijke omschrijving van de uitspraak die de appellant van de classis vraagt. 2. Indien een appèlschrift niet voldoet aan deze vereisten, zal de appellant de gelegenheid krijgen zijn bezwaarschrift aan te vullen binnen een termijn die door Deputaten Appèlzaken wordt bepaald. 3. Het deputaatschap vergewist zich ervan, dat de appellant de andere partij over zijn beroep op de classis heeft ingelicht.
Benoeming van een deputaatschap Artikel 4 Voor de voorbereiding van de behandeling van de appèlzaken die bij haar aanhangig gemaakt worden, zal de classis een deputaatschap instellen. Artikel 5 Het deputaatschap Appèlzaken zal bestaan uit drie leden en drie secundi. In het deputaatschap wordt tenminste één theoloog benoemd en zo mogelijk één juridisch geschoold lid. Zij worden jaarlijks door de juni-vergadering benoemd voor de periode van één jaar uit ambtsdragers en/of leden van de kerken in het classicaal ressort. Met het oog daarop kan elke kerk bij de classis een gemotiveerde voordracht indienen van personen die men geschikt acht. De classis is vrij om elk jaar dezelfde personen te benoemen, onder voorwaarde dat niemand langer dan zeven achtereenvolgende jaren zitting zal hebben in dit deputaatschap en dat vanaf het vierde jaar gerekend van de instelling van het deputaatschap een evenredig deel van de deputaten wordt vervangen. De classis wijst één van de benoemden als samenroeper en voorzitter van het deputaatschap aan. Artikel 6 1.Er mag onder de in een bepaalde zaak fungerende deputaten niemand zijn die eerder bij de in appèl aanhangige zaak betrokken is geweest of die in enige familierelatie staat tot appellant dan wel één van de appellanten. 2. Het deputaatschap informeert partijen over de namen van de personen die de zaak zullen behandelen en biedt hen de mogelijkheid aan te geven of er omstandigheden zijn om aan te nemen dat een der deputaten niet onpartijdig staat ten opzichte van de te behandelen zaak. Het deputaatschap neemt vervolgens een beslissing over de inzet van een deputaat. 3. Een deputaat die in een persoonlijke relatie, anders dan familierelatie, staat tot appellant dan wel één van de appelanten, kan worden vervangen, indien het deputaatschap dit wenselijk acht.
Voorbereidende behandeling door deputaten Artikel 7 1. De deputaten zullen zo spoedig mogelijk van het appèlschrift kennisnemen en de behandeling ervan door de 26
classis voorbereiden. Wanneer zij er niet in slagen dit voorbereidende werk af te ronden voordat de classis in eerste zitting bijeenkomt, zullen zij dit tijdig aan haar meedelen; de classis bepaalt dan de datum waarop in voortgezette zitting het appèlschrift zal worden behandeld. 2. Deputaten hebben de bevoegdheid een geschil te schikken wat tot intrekking van het appèlschrift zal leiden. Artikel 8 Wanner de deputaten het nodig achten dat de classis eerder bijeenkomt voor de behandeling van een appèlschrift, kunnen zij de samenroepende kerk verzoeken de classis eerder samen te roepen in een buitengewone vergadering. In dat geval wordt de classis binnen veertien dagen samengeroepen. Artikel 9 1. Een appèlschrift zal steeds eerst door de deputaten op zijn ontvankelijkheid worden getoetst. Het is bij voorbaat niet-ontvankelijk: a. indien appellant niet eerst zijn bezwaren schriftelijk aan de kerkenraad heeft voorgelegd en de kerkenraad daarop nog niet schriftelijk heeft gereageerd; b. indien het niet is ingediend binnen drie maanden volgend op een schriftelijke reactie van de kerkenraad naar aanleiding van de bezwaren van appellant, zoals hiervoor bedoeld onder lid a, en de kerkenraad in zijn reactie op het bezwaar appellant op deze termijn van drie maanden heeft gewezen, tenzij er naar het oordeel van de classis goede redenen zijn daarvan af te wijken; c. indien, als de kerkenraad niet de termijn heeft gesteld zoals bedoeld in lid b, het niet is ingediend binnen één jaar volgend op de (laatste) schriftelijke reactie van de kerkenraad naar aanleiding van de bezwaren van appellant, zoals hiervoor bedoeld onder lid a, tenzij er naar het oordeel van de classis goede redenen zijn daarvan af te wijken; d. indien appellant geen lid meer is van een gereformeerde kerk, tenzij het een appèl betreft tegen onrecht dat hem in zijn hoedanigheid als kerklid is aangedaan en de gevraagde uitspraak betekenis heeft voor zijn terugkeer naar de kerk of voor een herstel van zijn goede naam in de gemeente of wanneer hij optreedt in zijn kwaliteit als wettig vertegenwoordiger van een kerklid. 2. Een appèlschrift kan ook niet-ontvankelijk worden verklaard indien het ook na de door deputaten gestelde termijn voor de aanvulling van het appèlschrift niet voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen. Artikel 10 1. Als partijen in het geschil worden beschouwd de partijen betrokken bij het oorspronkelijke bezwaar. 2. De partijen zullen aan de deputaten desgevraagd alle relevante stukken die op het geding betrekking hebben, ter beschikking stellen digitaal dan wel schriftelijk en alle nodige inlichtingen verschaffen. 3. De deputaten zijn bevoegd termijnen te stellen waarbinnen de gevraagde medewerking moet worden gegeven, op straffe van niet-ontvankelijkheid. Zij zullen erop toezien dat de partijen volledig geïnformeerd zijn over de stukken en inlichtingen die van weerszijden in de behandeling van de zaak ter tafel worden gebracht. 4. Het is aan deputaten om – indien de indiener daar uitdrukkelijk om vraagt – te beoordelen of stukken vanwege hun vertrouwelijk karakter niet geschikt zijn om voorgelegd te worden aan de wederpartij. Indien geoordeeld wordt dat een beroep op de vertrouwelijkheid terecht is, behoren deputaten wel het karakter van die vertrouwelijke stukken te benoemen. De wederpartij mag dan vragen dat deze stukken bij de besluitvorming buiten beschouwing blijven. Artikel 11 De deputaten zullen ten aanzien van de aanhangige kwestie zo nodig mondeling hoor en wederhoor toepassen. Zij zullen daarbij aan de partijen gelegenheid geven tot toelichting en/of verweer en tot het reageren op elkaars stukken. Zij zullen ook de partijen in elkaars aanwezigheid kunnen horen. Ook kerkleden, die de zaak rechtstreeks aangaat, kunnen door deputaten gehoord worden. Dit geldt eveneens voor visitatoren en anderen, die in de rechtsgang bij de zaak betrokken zijn geweest. Van dit horen moeten de partijen kennis kunnen nemen. Artikel 12 De partijen hebben het recht zich in hun schriftelijk en mondeling contact met deputaten te laten bijstaan. Artikel 13 Van de mondelinge besprekingen met de partijen zal steeds een kort verslag worden gemaakt, waarvan aan beide partijen een afschrift zal worden verstrekt. Artikel 14 De deputaten zullen advies en hulp kunnen vragen van deskundigen, mits daarbij de noodzakelijke geheimhouding in acht wordt genomen. 27
Artikel 15 De deputaten zullen hun rapport en een volledig concept voor een besluit over het ingediende appèlschrift uiterlijk tien dagen voor de afgesproken datum van de behandeling op de classis indienen onder de aanduiding ‘vertrouwelijk’ en onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan alle afgevaardigden naar de classis, appellant en de betrokken kerkenraad. Vervolgens bepaalt de classis de wijze van behandeling en brengt de partijen en andere betrokkenen hiervan op de hoogte. Artikel 16 Wanneer de deputaten er niet in slagen hun voorbereidend werk af te ronden binnen de afgesproken termijn, zullen zij dit aan de classis melden. De classis zal dan een nieuwe datum vaststellen voor de verdere afhandeling. Ordemaatregel Artikel 17 1. Indien appellant op grond van artikel 31 van de Kerkorde in appèl is gegaan bij de classis en daartoe overeenkomstig deze regeling een appèlschrift bij de classis heeft ingediend, kan appellant – indien uit een oogpunt van spoedeisendheid en ter voorkoming van onherstelbaar nadeel strikt nodig – een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij het deputaatschap om een ordemaatregel te treffen totdat de classis op het appèl heeft beslist. 2. Deputaten zijn bevoegd, indien uit een oogpunt van spoedeisendheid en ter voorkoming van onherstelbaar nadeel strikt nodig, een ordemaatregel te treffen totdat de classis op het appèl heeft beslist. Deputaten zullen dit verzoek behandelen zoveel mogelijk in overeenstemming met deze regeling.
Behandeling en besluitvorming door de classis Artikel 18 Bij de behandeling van het appèlschrift in de vergadering van de classis zullen tenminste twee deputaten aanwezig zijn om hun rapport en voorstel toe te lichten en de classis (zonodig) verder in het appèl van advies te dienen. Artikel 19 1. De classis kan aan partijen gelegenheid bieden in haar zitting waarin de bespreking van het appèlschrift plaatsvindt, hun zienswijze mondeling toe te lichten. 2. De leden van de classis die betrokken zijn (geweest) bij een appèlzaak – onder wie in elk geval de afgevaardigden van de kerkenraad tegen wie het appèl is ingesteld –, maken geen deel uit van de vergadering bij de behandeling van die appèlzaak. 3. Indien een classis besluit een appèlschrift in comité te behandelen, zullen de leden van de classis die betrokken zijn (geweest) bij die appèlzaak, de vergadering verlaten voordat de beraadslaging begint. Hetzelfde geldt voor partijen, indien hun is toegestaan hun zienswijze mondeling in de vergadering toe te lichten. Artikel 20 1. In het besluit van de classis dienen de volgende elementen te zijn opgenomen: a. een weergave van het besluit, de besluiten en/of de handelingen van de kerkenraad waarover geschil is gerezen; b. een samenvatting van de bezwaren die ertegen door de appellant zijn ingebracht; c. een samenvatting van de gronden, de toelichting, casu quo het verweer van de onder a bedoelde kerkenraad; d. een nauwkeurige verantwoording van de gronden waarop de uitspraak van de classis berust; e. een duidelijke uitspraak van de classis over het appèlschrift; f. zo nodig een aanwijzing van de rechtsgevolgen van het genomen besluit; g. indien van toepassing, nadere aanwijzingen inzake de weg waarlangs herstel van recht en vrede kan worden bewerkstelligd; h. een mededeling dat een eventueel appél tegen het besluit van de classis binnen drie maanden bij aangetekend schrijven moet worden ingediend bij de Particuliere Synode met vermelding van het adres van de Particulier Synode. 2. De classis zal van haar besluit binnen twee weken op ordelijke wijze kennis geven aan de betrokken partijen. Artikel 21 De classis wijst een tweetal personen aan die bij een eventueel appèl het besluit van de classis op de Provinciale Synode kunnen toelichten.
Overige bepalingen 28
Artikel 22 In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de classis. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 12 mei 2006. Aldus vastgesteld door de classis Enschede van de Gereformeerde kerken in Nederland in haar vergadering van 11 mei 2006.
Het moderamen:
ds.E.L. van ´t Foort, preses ds. K. van den Geest, scriba/assessor
Inhoudsopgave Indiening van een appèlschrift…………………………………………………………………………….. Artikel 1…………………………………………………………………………………………………26 Artikel 2…………………………………………………………………………………………………26 Artikel 3…………………………………………………………………………………………………26 Benoeming van een deputaatschap………………………………………………………………………... Artikel 4…………………………………………………………………………………………………26 Artikel 5…………………………………………………………………………………………………26 Artikel 6…………………………………………………………………………………………………26 Voorbereidende behandeling door deputaten…………………………………………………………… Artikel 7………………………………………………………………………………………………26/27 Artikel 8…………………………………………………………………………………………………27 Artikel 9…………………………………………………………………………………………………27 Artikel 10………………………………………………………………………………………………..27 Artikel 11………………………………………………………………………………………………..27 Artikel 12………………………………………………………………………………………………..27 Artikel 13………………………………………………………………………………………………..27 Artikel 14………………………………………………………………………………………………..27 Artikel 15………………………………………………………………………………………………..28 Artikel 16………………………………………………………………………………………………..28 ORDEMAATREGEL ARTIKEL 17………………………………………….…………………………
28
Behandeling en besluitvorming door de classis…………………………………………………………… Artikel 18………………………………………………………………………………………………..28 Artikel 19………………………………………………………………………………………………..28 Artikel 20………………………………………………………………………………………………..30 Artikel 21………………………………………………………………………………………………..28
29
Overige bepalingen………………………………………………………………………………………………….. Artikel 22………………………………………………………………………………………………..29 Inwerkingtreding………………………………………………………………………………………..29
30
BIJLAGE 13 INSTRUCTIE VOOR DE DEPUTATEN VOOR STEUN AAN HULPBEHOEVENDE KERKEN NAAR ART. 11 KO IN HET RESSORT VAN DE CLASSIS ENSCHEDE. 1.
Samenstelling en taak Elk jaar benoemt de classis drie deputaten en twee secundi voor het beoordelen van de aanvragen voor steun van hulpbehoevende kerken. Uit hun midden wijzen de deputaten een voorzitter aan. Deputaten hebben tot taak op verantwoorde wijze de steunaanvragen te beoordelen van hulpbehoevende kerken in de classis; zij houden daarbij rekening met de situatie, waarin de steunaanvragende kerk verkeert; zij dienen de classis van advies inzake de behandeling van de aanvragen. Zij onderhouden ook jaarlijks contact met de landelijke deputaten aanvullende steun hulpbehoevende kerken.
2.
Werkwijze Zo spoedig mogelijk na 1 oktober vergaderen de deputaten over de binnengekomen steunaanvragen. Zij bestuderen de aanvragen en de bijgeleverde stukken op grond van de door de classis vastgestelde Regeling voor de steunaanvragen van hulpbehoevende kerken (Bijlage 14), en beoordelen of tot toekenning van steun kan worden overgegaan. De aanvraag wordt door de deputaten op redelijkheid en volledigheid beoordeeld, waarbij vooral gelet wordt op: a. De hoogte van de totale kerkelijke bijdragen in vergelijking, als dat mogelijk is, met andere steunaanvragende kerken; b. De hoogte van het traktement (volgens SKB-richtlijnen).. Wanneer kerken bij hun aanvraag afwijken van de regeling of van de daarin gegeven richtlijnen, of van de daarin gegeven normering, of wanneer deputaten dit om andere redenen nodig achten, kunnen zij de kerkenraad verzoeken de aanvraag nader mondeling of schriftelijk toe te lichten of te specificeren. Ook wanneer de kerkenraad dit wenst, zullen deputaten op zijn uitnodiging zich ter plaatse laten voorlichten. De deputaten zien erop toe, dat een begrotingsoverschot in een jaar, waarin steun wordt genoten, wanneer dat groter is dan € 500,00, wordt gerestitueerd voor 1 april van het volgende jaar; een kleiner overschot kan worden verrekend met de steunaanvraag van het jaar daarna. Uiteindelijk stellen de deputaten een advies vast voor de eerstvolgende classis.
3.
Contact met deputaten PS Wanneer te verwachten is dat de totale steun aan de hulpbehoevende kerken in de classis een quotum van € 2,25 te boven gaat zullen deputaten uiterlijk op 1 december een overzicht van de steunaanvragen in hun ressort doorsturen naar de deputaten voor de steun aan hulpbehoevende kerken van de particuliere synode van Overijssel. Wanneer deputaten constateren dat in dat jaar het provinciale quotum het bedrag van € 2,25 te boven zal gaan, bereiden zij voor de particuliere synode een verzoek aan de landelijke deputaten voor om het meerdere uit de landelijke kas te mogen ontvangen. Zij doen daarvoor op voorhand aan de deputaten mededeling, voor 1 maart van het lopende jaar. In overleg met die deputaten wordt een verzoek gericht tot de eerstvolgende particuliere synode om het bedrag dat het quotum van € 2,25 te boven gaat uit de provinciale kas te mogen ontvangen.
31
BIJLAGE 14 REGELING VOOR DE STEUNAANVRAGEN VAN HULPBEHOEVENDE KERKEN NAAR ART. 11 KO IN HET RESSORT VAN DE CLASSIS ENSCHEDE
1. Steunaanvraag Hulpbehoevende kerken kunnen steun aanvragen als zij niet zelf in staat zijn de kosten van het kerkelijk leven volledig te dragen. Wanneer kerken voor steunverlening in aanmerking willen komen melden zij dat op de septemberclassis; zij dienen uiterlijk voor 1 oktober een aanvraag in bij de deputaten van de classis. 2. Bijlagen Bij de steunaanvraag dienen de volgende stukken te worden gevoegd, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de door het SKB beschikbaar gestelde modellen (zie www.skb.gkv.nl: a. een balans van het afgelopen kalenderjaar; b. een financieel jaarverslag van het afgelopen kalenderjaar; c. begrotingen van het lopende jaar en het jaar waarvoor steun wordt aangevraagd; d. een financieel overzicht in de periode 1 januari - 31 augustus van het lopende jaar; e. het aantal doop- en belijdende leden per 31 augustus van het lopende jaar; f. het aantal betalende en niet-betalende adressen per 31 augustus van het lopende jaar; g. eventueel onderhoudsplannen/investeringsplannen voor de middellange termijn; h. een gespecificeerde traktementsberekening; i. overige relevante gegevens. 3. Voorwaarden De op het moment van de steunaanvraag gevormde bestemmingsreserves worden niet in de steunverlening betrokken. Toevoegingen aan die reserves en aan eventueel nieuw gevormde fondsen mogen niet ten laste komen van de steunaanvraag. Een uitzondering hierop is een in alle redelijkheid gereserveerd bedrag voor onderhoud gebouwen. Een eventueel begrotingsoverschot dient voor 1 april van het volgende jaar te worden gemeld aan de deputaten van de classis, indien het een bedrag van € 500,00 te boven gaat. 4. Normering Gehanteerd wordt een norm van een (minimum) eigen bijdrage per lid, die kan worden afgeleid uit de laatstverschenen publicatie van Cijfers en Feiten. De norm bestaat uit de inkomsten uit alle kerkelijke collecten (zoals kerk, TUK, Driehoek, zending, maar niet die van diaconie) en de vaste vrijwillige bijdragen, gedeeld door het aantal leden per 1 oktober. Blijkt uit de steunaanvraag dat de norm niet wordt gehaald, dan kan de aangevraagde steun worden verminderd met het verschil tussen de norm en de werkelijke bijdragen per lid. Verder gelden de volgende toetsingsnormen: traktement en preekvergoeding volgens SKB-richtlijnen onkostenvergoeding volgens SKB-richtlijnen vergoeding kosters maximaal € 1.250,00 per jaar onderhoud incl. reserveringen maximaal € 2.000 per jaar legaten: € 5.000 vrij besteedbaar, de rest in overleg met deputaten schulden: niet meer aflossing per jaar dan 4% van de oorspronkelijke hoofdsom. Vastgesteld door de PS Overijssel op 13 mei 2009.
32
BIJLAGE 15
REGELING KERKVISITATIE
(zie artikel 22 van de Huishoudelijke regeling van de Classis Enschede) Deze regeling bestaat uit twee delen: 1. Algemene bepalingen 2. Lijst met vragen en aandachtspunten 1. Algemene bepalingen In deze algemene bepalingen zijn de regels voor de kerkvisitatie opgenomen. 1.
2. 3. 4.
5.
6.
7. 8. 9.
2.
De coördinator van de deputaten kerkvisitatie legt aan de classis van februari het visitatierooster voor. In dit rooster staat welke visitatoren welke kerk bezoeken. In de regel bezoekt een visitator dezelfde kerk niet vaker dan twee maal achtereen. Een visitator brengt geen visitatie in een kerk waaraan hij als consulent verbonden is. De deputaat administratieve ondersteuning verstrekt aan de visitatoren, indien nodig, de rapporten van de laatstgehouden twee visitaties in de door hen te bezoeken kerken. Tenminste vier weken van te voren maken de visitatoren een afspraak over tijd en plaats van de visitatie met de kerkenraad van de door hen te bezoeken kerk. De visitatoren brengen op de classis van mei schriftelijk verslag uit van de door hen gebrachte visitaties. In het verslag geven de visitatoren ook duidelijk weer de adviezen en aanbevelingen die zij aan de door hen bezochte kerk gedaan hebben. Van het verslag wordt van te voren een afschrift toegezonden aan de betreffende kerk. Op de classis wordt een exemplaar van het verslag getekend door de visitatoren en door de afgevaardigden van de betreffende kerk. De kerkenraad stelt de gemeente tijdig op de hoogte van de te brengen visitatie. Daarbij wordt meegedeeld dat gemeenteleden desgewenst kunnen spreken met de visitatoren. Alleen die vragen en bezwaren die eerst door het gemeentelid met de kerkenraad zijn doorgesproken kunnen aan de orde komen in het gesprek met de visitatoren. Visitatoren worden van tevoren ingelicht over de vragen of bezwaren. De kerkenraad is verplicht de visitatie van te voren voor te bereiden door de vragen en onderwerpen die aan de orde komen in zijn vergadering te bespreken. Ook draagt de kerkenraad er zorg voor, dat de antwoorden op de vragen die schriftelijk beantwoord moeten worden, tenminste een week voor de visitatie aan de visitatoren worden toegezonden. Het staat de kerkenraad vrij om bij de visitatie een representatief deel van de kerkenraad aanwezig te doen zijn. In ieder geval zullen de predikant(en), tenminste twee ouderlingen en twee diakenen de visitatie bijwonen. Tijdens de vergadering waarin de visitatie plaatsvindt, ligt de leiding in handen van de kerkenraad die de visitatie ontvangt. Het verslag van de visitatie wordt in de vergadering van de kerkenraad besproken. De kerkenraad geeft bij de volgende visitatie rekenschap van hoe gehandeld is met de door visitatoren gedane adviezen en aanbevelingen. Lijst met vragen en aandachtspunten
De lijst met vragen en aandachtspunten bestaat uit twee delen. Het eerste deel (2a) bevat vragen die schriftelijk moeten worden beantwoord. Deze schriftelijke beantwoording wordt tenminste een week van tevoren aan de visitatoren toegestuurd. Het tweede deel (2b)bestaat uit een elftal hoofdstukken met aandachtspunten. Bij deze hoofdstukken is afgezien van de vraagvorm. Tijdens de voorbereiding kan de kerkenraad de aandachtspunten bij langsgaan en zich afvragen hoe het met betrekking tot dit punt gesteld is: wat gaat er goed, wat gaat er niet goed, hoe kan er gewerkt worden aan verbetering. De kerkenraad kan deze aandachtspunten op verzoek van de visitatoren mondeling van commentaar voorzien. Hij kan er ook voor kiezen per hoofdstuk een schriftelijk rapportje op te stellen en dat samen met de schriftelijke beantwoording van deel 1 van de vragenlijst aan de visitatoren op te sturen. Als tijdens de visitatie maar een deel van de kerkenraad aanwezig is, verdient deze laatste werkwijze de voorkeur. De kerkenraad draagt er in elk geval zorg voor, dat de gehele raad betrokken is bij en in kan stemmen met de ofwel mondeling of wel schriftelijk aan de visitatoren te geven antwoorden. 2a Schriftelijk te beantwoorden vragen
Schriftelijk te beantwoorden vragen:
33
Inleidende vragen: 1.
Heeft de kerkenraad de visitatie voorbereid en tijdig afgekondigd aan de gemeente?
2.
Zijn er gemeenteleden die de visitatoren willen spreken? Waarover?
3.
Heeft de kerkenraad advies van de visitatoren nodig? In welke zaak / zaken?
Vragen betreffende statistiek, organisatie, financiën, verslaglegging, communicatie 4.
Hoe groot is de gemeente? Hoe is de verhouding doopleden / belijdende leden? Hoe is de leeftijdopbouw van de gemeente? Zijn er opvallende verschuivingen sinds de vorige visitatie?
5.
Hoeveel kinderen werden geboren en gedoopt sinds de vorige visitatie?
6.
Hoeveel leden deden openbare belijdenis van hun geloof sinds de vorige visitatie?
7.
Hoeveel huwelijken werden gesloten sinds de vorige visitatie en in hoeveel gevallen vond een ‘kerkelijke huwelijksbevestiging’ / ‘inzegening’ plaats?
8.
Hoeveel onttrekkingen waren er sinds de vorige visitatie? Is bekend of zij die zich onttrokken, zich ergens anders hebben aangesloten en waar?
9.
Hoeveel leden werden toegelaten tot de gemeenschap van de kerk?
10.
Houdt de kerk een zorgvuldige ledenadministratie bij?
11.
Gaat de kerkenraad zorgvuldig om met het afgeven van attestaties? Wordt er een kennisgeving van afgifte van attestatie verstuurd aan de ontvangende kerk?
12.
Hoe is de ‘bestuursstructuur’ van de gemeente geregeld?
13.
Wordt het besprokene in de vergadering van de kerkenraad en de diaconie zorgvuldig genotuleerd?
34
14.
Wordt wat van waarde is om te bewaren zorgvuldig bewaard in het archief?
15.
Worden de gelden van de kerk en de diakonie goed beheerd? Wordt de financiële administratie jaarlijks gecontroleerd en vindt er verantwoording aan de gemeente plaats?
16.
Is de financiële situatie van de gemeente gezond en kan de kerk aan haar financiële verplichtingen voldoen?
17.
Hoe is de communicatie tussen kerkenraad en gemeente Geregeld? (denk aan kerkblad, korte verslagen, gemeenteVergaderingen e.d.)?
2b
Mondeling / eventueel schriftelijk te beantwoorden gedeelte Bij elk aandachtspunt kunnen vragen gesteld worden als: hoe is het gesteld met….; vertel eens iets over… wat gaat er goed en wat niet goed op het gebied van… wat en hoe kan er verbeterd worden als het gaat om …
2.b.1
kerkenraad / diaconie (algemeen)
a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o.
samenstelling kerkenraad / diaconie voorziening in de ambten / vacatures verkiezing / periodiek aftreden ondertekening belijdenis vergaderfrequentie presentie op vergaderingen sfeer broederlijke bemoediging, aansporing en terechtwijzing (art. 81 KO) dominantie / overheersing van de ene ambtsdrager over de ander samenwerking tussen ambtsdragers; taakafbakening / werkafspraken persoonlijke schriftstudie ambtsdragers ambtsdrager als voorbeeld voor de gemeente toerusting (nieuwe) ambtsdragers gebruik faciliteiten kerkverband (SGO; Diaconaal Steunpunt, TUK, consulent e.d.) verhouding kerkenraad gemeente
2.b.2
predikant / prediking / kerkelijk werker / emeritus
a. b. c. d. e. f. g. h.
plaats binnen kerkenraad / samenwerking contact met predikant (vertrouwenscommissie) overzicht werkzaamheden; werkdruk gelegenheid tot studie; studieverlof materieel: tractement; woonsituatie; arbeidsvoorwaarden; emeritaatregeling; jaarlijks overleg bezoekwerk / pastoraat door de predikant toerusting vanuit Gods Woord / geestelijk leiding geven door de predikant prediking: frequentie voorgaan in eigen gemeente preekvoorziening /gastpredikanten schriftuurlijkheid diepgang en studie evenwicht OT / NT / HC inrichting leerdiensten actualiteit aandacht voor kinderen / jeugd 35
i. j.
oog voor gasten / buitenstaanders vormgeving/ structuur / taalgebruik / presentatie gebruik van hulpmiddelen (beamer e.d.) liturgie; algehele verzorgdheid van de eredienst preekvoorbereiding met gemeente preekverwerking door de gemeente ontvangst / waardering door gemeente doorwerking (vruchten) van de prediking preekbespreking in kerkenraad emerituspredikant: regeling, contact kerkelijk werker: regeling; taakomschrijving; samenwerking; ontvangst in de gemeente; evaluatie
2.b.3
ouderlingen / huisbezoek /pastoraat / opzicht en tucht
a. b. c. d. e. f. g. h.
geestelijke leiding aan gemeente door ouderlingen; toerusting van de gemeente motivatie, liefde, arbeidsvreugde, betrokkenheid enz. bezoekwerk: frequentie; ‘bezoekdruk’; samenwerking met diakenen; wijkwerk huisbezoeken: alle adressen; huisbezoekthema; niveau van gesprekken; vrucht van huisbezoek aandacht voor bijzondere categorieën: jongeren, studenten, zieken, bejaarden e.d. bijzondere zorgen of aandachtspunten voor de kerkenraad (smal) oefening van de tucht; aantal afhoudingen; onderling toezicht (Mat. 18) onverschillige of afkerige doopleden; tucht over doopleden
2.b.4
diakonie
a. b. c. d. e. f. g. h.
diaconaal beleid; beleidsplan; overzicht van werkzaamheden diaconaal huisbezoek; thema; schriftlezing en gebed tijdens bezoeken stimulering van de gemeente tot dienstbetoon; onderlinge hulpvaardigheid samenwerking met kerkenraad / wijkteam enz. financiële middelen; afdracht quota kerkverband diaconale steun binnen de gemeente bijzondere aandachtspunten en zorgen diaconale steun buiten de gemeente
2.b.5
onderwijs en toerusting
a. b. c. d. e. f. g.
catechese; hoeveel groepen; door wie gegeven? gebruikte methode presentie; ‘afhakers’ contact met ouders toezicht van kerkenraad op catechese huwelijkscatechese overige cursussen en vormen van toerusting
2.b.6
jeugdwerk
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
jeugdbeleid pastoraat aan jongeren plaats van jongeren in de kerk volgen van gereformeerd onderwijs doop en opvoeding levensstijl contact kerkenraad - jongeren kinderwerk aandacht voor kinderen in de eredienst
2.b.7
gemeente
a. b.
niveau van geestelijk leven levensstijl; secularisatie 36
c. d. e. f. g. h. i.
betrokkenheid bij het gemeenteleven; inzet van gaven zaken die tot dankbaarheid stemmen zorgen m.b.t. de gemeente visie op gemeente zijn; gemeentebeleid onderlinge opbouw; gezamenlijke schriftstudie organisatiestructuur van de gemeente; (kleine) wijken; wijkwerk maatschappelijke / politieke betrokkenheid
2.b.8
eredienst / liturgie
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
kerkbezoek leerdiensten: opzet, waardering gebruikte orden van dienst gebruik van liturgische formulieren inschakeling van gemeenteleden bij onderdelen in de eredienst muzikale begeleiding naleving van in kerkverband geldende afspraken wijze en frequentie van avondmaalsviering spanningen rond inrichting eredienst en liturgie
2.b.9
kerkverband /samensprekingen
a. b. c. d. e.
betrokkenheid bij kerkverband wensen, aandachtspunten, kritiek, t.a.v. de classis naleven van in kerkverband genomen besluiten relatie en samenwerking met zusterkerken samenspreking met andere kerken; informatie aan classis; inschakeling Deputaten Kerkelijke Eenheid
2.b.10
evangelisatie / zending
a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
aandacht voor evangelisatie organisatie van evangelisatiewerk; evangelisatiecommissie toerusting van de gemeente samenwerking met andere kerken of organisaties naleving art. 26 K.O. opvang en begeleiding van toetreders toegankelijkheid van de erediensten m.b.t. toetreders betrokkenheid bij zendingswerk informatie over zendingswerk aan gemeente functioneren commissie ZHT
2.b.11
afsluitende vragen
a. b. c.
hoe is de kerkvisitatie ervaren?; zijn er verbeterpunten wat betreft de voorbereiding of de visitatie zelf? wat zou u graag aan het kerkverband / de classis willen meegeven of leren? wat zou u graag van het kerkverband / de classis willen ontvangen of leren?
Vastgesteld in de classisvergadering van 26 november 2009. Voorts heeft de classis besloten dat niet elk jaar de hele lijst met vragen en aandachtspunten wordt doorgenomen. In een rooster is vastgelegd wat welk jaar aan de orde komt. Uiteraard kunnen ook, als dat nodig blijkt, hoofdstukken die niet zijn ingeroosterd voor een bepaald jaar, besproken worden. De schriftelijk te beantwoorden vragen (2a) en de hoofdstukken 2b, 2-4 en 11 moeten wel jaarlijks aan de orde komen. De coördinator van de visitatoren geeft jaarlijks aan welk deel van de lijst in elk geval besproken moet worden. Het rooster ziet er als volgt uit: 0 jaar 2010: 2a, 2b 2,3,4,11 en 2b 1,5,6; 1 jaar 2011: 2a, 2b 2,3,4,11 en 2b 7,8; 2 jaar 2012: 2a, 2b 2,3,4,11 en 2b 9,10; 3 haar 2013: 2a, 2b 2,3,4,11 en 2b 1,5,6 (gelijk aan jaar 2010) 4 enz. 37