VU medisch centrum jaarverslag 2005
vormgeving DPC/huisdrukkerij George van Hecke
jaarverslag 2005
Jaarverslag 2005
Vereniging VU-Windesheim De Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg (Vereniging VU-Windesheim) is het resultaat van een fusie van de Windesheim- en de VU-vereniging. De Vereniging is de koepel boven de Vrije Universiteit, VU medisch centrum en de Christelijke Hogeschool Windesheim. De bijzondere identiteit van de Vereniging is geworteld in de christelijke traditie. Bijbels geïnspireerde kernwaarden staan centraal, zoals maatschappelijke betrokkenheid, een goede (mede)mens zijn, zorg en respect voor de ander waarbij ‘elk talent telt’, en zorg voor de kwaliteit van leven, cultuur en natuur. De Vereniging biedt een uniek draagvlak aan de VU, VUmc en Windesheim als instellingen met een bijzondere identiteit. Ook draagt zij bij aan hun maatschappelijke verbinding. De drie organisaties zijn ervan overtuigd dat zij samen beter dan elk afzonderlijk kunnen inspelen op een aantal maatschappelijke tendensen. De belangrijkste rollen van de Vereniging zijn: koepel-rechtspersoon, georganiseerd relatienetwerk en sponsor van ‘bijzondere’ projecten.
1
2
3
Inhoud I. • • •
Algemene gegevens Naam en vestigingsplaats raad van toezicht per ultimo verslagjaar raad van bestuur en directeuren per ultimo verslagjaar
5 5 5 5
II. Verslag raad van toezicht
7
III. Verslag raad van bestuur
13
IV. Jaarrekening • Balans per 31 december 2005 • Resultatenrekening over 2005 • Grondslagen voor de waardering van de balans en resultaten rekening • Toelichting bij de balans per 31 december 2005 • Kasstroomoverzicht 2005 • Toelichting bij de resultatenrekening over 2005 • Segmentatie over 2005
97 102 103 104 107 124 125 137
V. Overige gegevens • Accountantsverklaring • Bekostigingsparameters • Besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie • Besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde
139 141 142 144 146
VI. Bijlagen • 1 Materiële vaste activa • 2 DHAZ - middelen • 3 Tabellen • 4 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2004, 2005 • 5 Verbonden partijen • 6 Hoofden van de afdelingen en (overige) hoogleraren per 1 januari 2006 • 7 Overige organisatiegegevens • 8 Commissies • 9 Programmagroepen • 10 Onderzoekinstituten • 11 Oraties en promoties • 12 Prestatie indicatoren
149 151 156 157 165 166 167 172 176 179 180 181 187
4
5
I. Algemene gegevens VU medisch centrum De Boelelaan 1117 1081 HV AMSTERDAM uitgaande van: Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg te Amsterdam
raad van toezicht per ultimo verslagjaar prof. drs. P. Bouw mr. drs. L.C. Brinkman mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen drs. J.M. Bleichrodt mw. I.E.E. van der Dussen dr. B. Sangster prof. dr. P.M.E. Volten mr. A.A. Westerlaken dr. J. Siersma
Amsterdam Leiden Hoogeveen Olst Veenendaal Leidschendam Groningen Culemborg Amsterdam
voorzitter vice-voorzitter vice-voorzitter lid lid lid lid lid ambtelijk secretaris
raad van bestuur en directeuren per ultimo verslagjaar drs. E.B. Mulder prof. dr. T.J.F. Savelkoul prof. dr. E.A. van der Veen mr. O.G.A. van der Beek
Amsterdam Vleuten Castricum Leiden
voorzitter lid lid, tevens decaan secretaris
C.J.H. Buren MBA RC drs. K.W. Stegenga mw. drs. E. Baars mw. prof. dr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde
Amsterdam Utrecht Naarden Houten
directeur financiën directeur facilitair bedrijf directeur personeel en organisatie directeur onderwijs
I. Algemene gegevens
naam en vestigingsplaats
6
II. Verslag raad van toezicht
De raad van toezicht heeft de afstemming tussen de besturen van de instellingen gestimuleerd en stelt vast dat het overleg met de besturen en tussen de besturen in open dialoog en goede verstandhouding plaatsvindt. In zijn vergadering van 17 mei 2006 heeft de raad van toezicht de jaarrekening 2005 van VU medisch centrum (VUmc) goedgekeurd. De jaarrekening is gecontroleerd door Ernst&Young Accountants en van een goedkeurende verklaring voorzien. De verklaring is opgenomen in het verslag. De raad van toezicht heeft daarbij kennis kunnen nemen van de sterk verbeterde financiële positie van VUmc, de versterking van de kwaliteitszorg in de patiëntenzorg, de innovatie van het onderwijscurriculum geneeskunde en de continuïteit in de goede prestaties op het terrein van wetenschappelijk onderzoek. Gedurende het verslagjaar 2005 is tevens het jaarplan VUmc 2006-2007 goedgekeurd door de raad van toezicht, na voorbespreking in de financiële commissie. Voor VUmc stond 2005 in het teken van een omvangrijke bezuinigingsoperatie (Gerichte Groei). De raad van toezicht sprak zijn steun uit voor een ingrijpende ombuigingstaakstelling van € 20 miljoen structureel. Bespreking van de halfjaarcijfers in de raad liet zien dat implementatie van de maatregelen goed vorderde. Bij de bespreking van de begroting 2006 bleek dat de succesvolle uitvoering van de bezuinigingsoperatie bijdroeg aan het realiseren van de doelstellingen van financieel beleid in de volgende jaren, te weten een gezonde exploitatie en opbouw van de vermogenspositie van VUmc. De vorming van de alliantie met het Slotervaartziekenhuis (SLZ) vormde een belangrijke strategische uitdaging voor VUmc. Gegeven de externe wens de capaciteitsproblematiek in Amsterdam West op te lossen heeft VUmc, ondanks zijn slechts marginale rol in termen van adherentie in die regio, zich toch ingespannen hiervoor een oplossing te vinden. De raad van toezicht steunde de aanpak van de raad van bestuur en formuleerde enkele voorwaarden waaraan een voorstel voor nauwe bestuurlijke samenwerking tussen VUmc en SLZ zou moeten voldoen. Dit betrof voorwaarden met betrekking tot de financiële uitgangspositie van SLZ; de financiële steun van zorgverzekeraars voor de vermogensopbouw bij beide instellingen en de kosten van herstructurering; vorming van een fiscale en economische eenheid met instemming van de belastingdienst; instemming van de Nederlandse Mededingingsautoriteit; voldoende draagvlak in beide organisaties voor de beoogde samenwerking. De voortgang van het alliantievormingsproces is nauwgezet door de raad van toezicht gevolgd; toetsing aan de gestelde voorwaarden was daarbij steeds aan de orde. Aanpassingen in de governancestructuur van de VU Vereniging inclusief VUmc en VU-Windesheim ten gevolge van de beoogde alliantie met SLZ werden voorbereid. Met het opzeggen van de overeenkomst door het SLZ en in april 2006 is de besluitvorming daarover aangehouden. Overige onderwerpen van beraadslaging in de raad van toezicht waren onder meer de invoering van de DBC financieringssystematiek, herijking van het strategisch meerjarenbeleid VUmc 2005-2010 en de afstemming tussen Vrije Universiteit en VUmc.
II. Verslag raad van toezicht
De raad van toezicht oefent toezicht uit op het college van bestuur van de Vrije Universiteit en de hogeschool Windesheim en op de raad van bestuur van VU medisch centrum. Met dit verslag legt de raad, zowel intern als naar externe partijen, verantwoording af over het door hem uitgeoefende toezicht. De raad is in 2005 zes maal bijeen gekomen. Tussen de vaste vergaderingen van de raad is er overleg van de voorzitter en één vice-voorzitter van de raad met de voorzitters van de besturen. In oktober vond het jaarlijkse gesprek plaats met het bestuur van de Vereniging waarvan de drie instellingen uitgaan.
7
8
De raad van toezicht stemde in met de benoeming van prof. dr. T.J.F. Savelkoul tot vice-voorzitter van de raad van bestuur VUmc. De heer Savelkoul is sinds 2000 lid van de raad van bestuur.
II. Verslag raad van toezicht
In een evaluatiebijeenkomst met het college van bestuur en de raad van bestuur spraken beiden over het functioneren van de raad van toezicht en de relatie van de raad met de besturen van de instellingen. De raad heeft daarbij met name aandacht besteed aan de wijze waarop de instellingen zich intern en extern verantwoorden en de eisen die daaraan in het maatschappelijk verkeer worden gesteld. Naar aanleiding van deze evaluatie is o.a. besloten het aantal vergaderingen van de raad uit te breiden, regelmatig werkbezoeken aan de instellingen te brengen en meer ruimte voor inhoudelijke bespiegelingen tijdens de vergaderingen te creëren. De raad constateert dat veel van de verbeteringen zijn geïmplementeerd. In maart heeft de raad een informatieprotocol vastgesteld dat de informatievoorziening van de raad door de besturen van de instellingen regelt. Het protocol wordt voorgeschreven in het reglement van de raad. De financiële commissie van de raad kwam in 2005 drie keer bijeen. De voorzitter en de beide vice-voorzitters vormen de renumeratiecommissie. De renumeratiecommissie heeft in de vergadering van de raad van toezicht van december gerapporteerd over de gevoerde functionerings-gesprekken met de leden van het college van bestuur en raad van bestuur. Aan het eind van het verslagjaar bestond de raad uit acht leden. Per 1 mei 2005 is de heer Terpstra als lid van de raad teruggetreden in verband met zijn benoeming tot voorzitter van de HBO-raad.
De raad van toezicht,
9 mr. drs. L.C. Brinkman
drs. J.M. Bleichrodt
mw. I.E.E. van der Dussen,
dr. B. Sangster
prof. dr. P.M.E. Volten
mr. A.A. Westerlaken
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen
II. Verslag raad van toezicht
prof. drs. P. Bouw
10
Samenstelling raad van toezicht per 31-12-06
II. Verslag raad van toezicht
Voor vier jaar benoemd op 01-01-2004 Naam
Functie
drs. J.M. Bleichrodt (1947)*
• lid RvB Stichting de Gelderse Roos
Nevenfuncties
Geestelijke Gezondheidszorg te Arnhem.
Prof. drs. P. Bouw (1941)
• Econoom,
• voorzitter RvC CSM N.V.
• voormalig president directeur KLM NV.
• lid RvC: NUON N.V. en OCE N.V. • voorzitter Bankraad Nederlandse Bank.
Mr. drs. L.C. Brinkman (1948)*
• voorzitter Bouwend Nederland.
• vice-voorzitter Dagelijks en Algemeen Bestuur VNO/NCW • voorzitter Bestuur Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds • voorzitter Centraal Fonds Volkshuisvesting • lid VROM-raad (adviesraad Ministerie VROM) • voorzitter Vereniging het Nederlandse rode Kruis • voorzitter Prins Bernhard Cultuur Fonds • lid Bestuur De Nederlandse Opera • lid RvT Staatsbosbeheer • lid RvC bij DUPont Nederland N.V. • lid RvC bij Philips Morris Holland N.V. • lid RvC bij Fries-Groningse Hypotheekbank N.V. • lid RvC bij Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. • lid RvC bij Amstelland MDC N.V. • voorzitter Bestuur NICTIZ (Nationaal Instituut ICT in de Zorg)
Naam
Functie
Nevenfuncties
Dr. B. Sangster (1947)*
• Arts
• Senior Vice President Safety and
Food Safety Authority • lid Raad voor de Kwaliteitsbevordering van de LOI • lid Bestuur Toxicology Forum • lid Bestuur Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster • Penningmeester Industry Council for Development, lid Bestuur Ecetoc.
Prof. dr. P.M.E. Volten (1946)
• Hoogleraar Internationale Betrekkingen RUG.
Mr. A.A. Westerlaken (1955)
• voorzitter RvB ’s Heeren Loo Zorggroep.
• lid Raad voor Volksgezondheid en Zorg • lid RvT NIZW.
mw. I.E.E. van der Dussen (1944)
• vice-voorzitter CvB ROC A12.
• voorzitter Expertisecentrum Federatie Christelijk BVE • voorzitter Stichting Vrienden ziekenhuis De Gelderse Vallei • lid Unesco werkgroep Onderwijs
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen (1948)*
• Voormalig lid gemeenteraad Hoogeveen • voormalig lid Provinciale Staten Drenthe.
• RvT ziekenhuis Bethesda Hoogeveen • lid RvT Stichting Zorgpalet Hoogeveen • lid Bestuur Cooperatieve Servicevereniging Olympusflat U.A. Rotterdam • Rijksbestuurslid Regionaal Historisch Centrum Drents Archief • lid landelijke Auditcommissie van de VVD en trainer Haya van Somerenstichting
* leden Financiële Commissie
II. Verslag raad van toezicht
Environmental Assurance Unilever • lid Management Board European
11
12
III. Verslag Raad van Bestuur Voorwoord
Het jaarverslag 2005 laat zien hoe VUmc op verschillende terreinen verbeteringen voor patiënten, studenten en medewerkers heeft weten te realiseren. De indeling van het jaarverslag volgens het INK model sluit daar goed bij aan. In de verschillende hoofdstukken vindt u de speerpunten van beleid nader toegelicht, aangevuld door interviews met betrokkenen bij specifieke aandachtspunten. De basis voor een goede verbetercultuur is onder meer een gezonde financiële positie. In 2005 is VUmc erin geslaagd een omvangrijke structurele bezuinigingsoperatie door te voeren, waardoor het jaar met een lichte plus afgesloten kon worden. De daaraan verbonden sociale gevolgen, zoals het verlies van arbeidsplaatsen, waren pijnlijk. Echter dankzij de inspanningen van velen is het gelukt de gevolgen in omvang te beperken en op een zorgvuldige wijze uitvoering te geven aan het sociaal flankerend beleid. De positie van VUmc is aan het begin van 2006 duidelijk versterkt, zowel in financieel opzicht als ook op de verschillende kerntaken. Het jaar 2006 markeert ook het eerste lustrum van VUmc; reden om met gepaste trots terug te kijken op de geleverde prestaties maar ook aanleiding om verder te werken aan een sterkere, financieel gezonde en op kwaliteit gerichte organisatie ten behoeve van patiënten, studenten en medewerkers. De raad van bestuur spreekt zijn waardering uit voor de bijdrage van alle medewerkers aan het welslagen van alle – ten dele ingrijpende – veranderingen gedurende 2005. Met het door de raad van toezicht gestelde vertrouwen is de raad van bestuur vereerd.
Voorwoord
Het werken aan kwaliteitsverbetering in de kerntaken opleiding, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg vraagt continue aandacht. VU medisch centrum (VUmc) heeft hieraan in 2005 nadrukkelijk aandacht besteed door onder meer deelname in het landelijke kwaliteitsproject Sneller Beter en de introductie van een nieuw curriculum voor de opleiding geneeskunde.
13
14
Hoofdstuk 1 • Leiderschap
Missie & visie Het ontstaan van VU medisch centrum in 2001 en organisatieontwikkelingen zoals kanteling en clustering waren in 2004 voor de raad van bestuur aanleiding om de identiteit van VUmc opnieuw te formuleren. Na een uitgebreid traject waarin betrokkenheid en inhoudelijke inbreng van medewerkers centraal stond, werden de nieuwe missie, visie en kernwaarden in 2005 vastgesteld. Samen vormen zij de identiteit van VUmc: de basis voor de ideeën en het handelen van een ieder in VU medisch centrum. Missie: VU medisch centrum staat voor onderscheidende patiëntenzorg, hoogwaardig wetenschappelijk onderwijs en grensverleggend onderzoek. VU medisch centrum komt voort uit een christelijke traditie en koppelt geloof in persoonlijke, integere en respectvolle behandeling van mensen aan gezonde ambitie en fundamentele nieuwsgierigheid. VU medisch centrum wil beter maken, maar ook beter zijn, beter worden en bijdragen aan de medische kennis van morgen. Het samenvattende motto luidt: VU medisch centrum. Kennis maakt ons beter. Visie: VU medisch centrum wil een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de gezondheidszorg en daarmee aan het welzijn van mensen. Als universitair medisch centrum richt VU medisch centrum zich op een vooraanstaande positie in onderwijs en opleiding, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg. VU medisch centrum is er voor patiënten, hun naaste(n), verwijzers, studenten, op te leiden professionals en opdrachtgevers van onderzoek. VU medisch centrum wil gezien en erkend worden als een innovatieve kwaliteitsorganisatie met een uitstekende reputatie, een krachtig netwerk en plezier in wat we doen: een excellent centrum voor onderwijs en onderzoek, met onderscheidende patiëntencentra en koploper in patiëntenlogistiek. VU medisch centrum komt voort uit een christelijke traditie waarin menselijke waardigheid en respectvolle behandeling essentieel zijn. VU medisch centrum staat voor duurzaamheid en heeft oog voor mens en omgeving. VU medisch centrum biedt een uitdagend, professioneel en ambitieus werk- en denkklimaat waarin plezier, respect, integriteit en dienstbaarheid voorop staan. De kernwaarden van VU medisch centrum zijn betrokkenheid, zorgvuldigheid en ambitie.
In 2005 werd die VUmc identiteit zichtbaar gemaakt. Dit gebeurde door een communicatiecampagne waarbij de raad van bestuur op afdelingen als ‘missionarissen’ de nieuwe missie&visie toelichten onder het credo; waar staan we voor en waar gaan we voor, door veel aandacht in het medewerkersblad Tracer en de uitgifte van het boekje “Sprekende verhalen”.
Hoofdstuk 1 • Leiderschap
Leiderschap en leidinggeven worden vaak als hetzelfde gezien. Dat is maar ten dele terecht. Van een leidinggevende mag verwacht worden dat hij een notie van leiderschap heeft en het ook toont. Van iemand die geen leiding geeft wordt leiderschap als minder vanzelfsprekend gezien. Toch is het voor een organisatie die excellent wil presteren van belang dat iedereen die er werkzaam is in staat is zijn talenten optimaal voor de organisatie in te zetten. Wanneer dit gebeurt in een sfeer van zelf verantwoordelijkheid nemen en willen groeien, naast begeleiding door de leidinggevende, dan is sprake van leiderschap op een wijze zoals dat in VU medisch centrum voor ogen wordt gestaan. Er wordt veel geïnvesteerd in dienend leiderschap. Er is een trainingsaanbod ontwikkeld rond dit thema. Hiervan wordt veel gebruik gemaakt en er vinden regelmatig symposia plaats. Voor het 2e besturingsniveau zijn competentieprofielen vastgesteld. Met alle betrokkenen zijn en worden jaargesprekken gevoerd.
15
16
MD programma cultuur & leiderschap
Hoofdstuk 1 • Leiderschap
De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor cultuur- en leiderschapsvraagstukken. Daarmee is een gedragsverandering in gang gezet die noodzakelijk is om goed te kunnen focussen op gedrag en resultaten. Elkaar aanspreken is een sleutelbegrip gebleken: om tot de verbeelding sprekende resultaten te kunnen realiseren zijn in de organisatie mensen nodig die op hun werk aanspreekbaar durven en willen zijn. Een van de instrumenten die daartoe is gerealiseerd is dat voor alle leidinggevenden van het tweede besturingsniveau een competentieprofiel is vastgesteld. Er zijn en worden volop 360 graden feedback en jaargesprekken gehouden. De uitkomsten daarvan vertalen zich nu door in individuele afspraken, maar vormen tevens de ingrediënten voor het verder te ontwikkelen Management Development (MD)-programma. Naast de aandacht voor de gewenste cultuur is het realiseren van de geformuleerde missie en visie een belangrijk vertrekpunt voor MD. Tezamen vormen zij het fundament van het MD-programma voor de komende jaren. De eerste contouren daarvan zijn nu geschetst, deze worden in voortdurende samenspraak met de diverse doelgroepen verder uitgewerkt. De ingezette organisatie-ontwikkeling (van clusters naar divisies) is een ontwikkeling die bepalend is voor de inrichting van het MD-programma. Daarnaast is gewerkt aan het opbouwen van een contactennetwerk zowel binnen als buiten de organisatie teneinde MD-kennis en- ervaringen met andere deskundigen op dit gebied te bevorderen.
Assessment hoogleraren Hoogleraren hebben een voorbeeldfunctie in meerdere opzichten binnen onze organisatie. Juist daarom hecht VUmc groot belang aan de wijze waarop zij daaraan invulling geven. Naast de professionele kanten van het vak, die al op diverse wijzen en momenten getoetst worden, is er steeds meer aandacht voor de managementtaak van deze positie. Aansprekende resultaten op de kerntaken worden als vanzelfsprekend verondersteld, maar het maakt een groot verschil hoe deze gerealiseerd worden. Het was tot enkele jaren geleden ongebruikelijk om daar uitspraken over te doen, waardoor de verwachtingen voor de betrokkenen ook niet helder waren. Met de inrichting van een ontwikkelassessment is voorzien in een instrument waarmee vereiste managementkwaliteiten getoetst kunnen worden. In 2005 heeft een pilot plaatsgevonden, die succesvol is gebleken. Vanaf nu wordt in principe bij alle nieuw te benoemen kernhoogleraren dit assessment afgenomen. De volgende stap is een goed vervolg te geven aan de inzichten die het assessment heeft opgeleverd. Een vervolg in (elementen van) het MD-programma ligt voor de hand, er zal echter ook maatwerk gewenst zijn.
Nieuwsflits Nieuwe fase Gerichte Groei geeft duidelijkheid over uitwerking Nadat de raad van bestuur in december 2004 zijn standpunt ten aanzien van Gerichte groei bekend maakte, startte begin 2005 de uitwerking in de vorm van reorganisatieplannen. Ook heeft de raad van bestuur opdracht gegeven een aantal ziekenhuisbrede bezuinigingsmaatregelen nader te onderzoeken. Half januari 2005 moeten de reorganisatieplannen bekend zijn. Dan worden ook de exacte personele gevolgen duidelijk.
Raad van bestuur
Overleg raad van bestuur met medezeggenschaps- en adviesorganen OR Het jaar 2005 stond in het overleg tussen de raad van bestuur en de ondernemingsraad (OR) vooral in het teken van de consequenties van Gerichte Groei, de projecten in het kader van ‘ZILVER’, de evaluatie van de organisatieontwikkeling en de voorbereidingen van de alliantie met het Slotervaartziekenhuis. Aangezien het belangrijke en ingrijpende onderwerpen betrof, heeft intensief overleg plaatsgevonden dat ook de basis heeft gelegd voor de evaluatie van het proces van Gerichte Groei. (zie ook hoofdstuk 2 onder ‘Bezuinigingen: Gerichte Groei en ZILVER’). In 2006 zullen de conclusies met betrekking tot deze evaluatie met de OR worden besproken.
Hoofdstuk 1 • Leiderschap
In het verslagjaar 2005 hebben geen wijzigingen in de samenstelling van de raad van bestuur plaatsgevonden. In 2005 heeft de raad 43 keer vergaderd. Op enkele uitzonderingen na zijn deze vergaderingen door alle leden bijgewoond. Belangrijkste aandachtspunten voor de raad van bestuur zijn geweest: het te voeren financieel beleid, in het bijzonder het implementeren van de bezuinigingstaakstelling ‘Gerichte Groei’, de besprekingen met het Slotervaartziekenhuis over een te vormen alliantie tussen beide instellingen, de onderhandelingen met zorgverzekeraars over productieafspraken, de externe netwerkontwikkeling, de invoering van de DBC systematiek en nieuwe initiatieven in het kader van het kwaliteitsbeleid. In de volgende hoofdstukken leest u meer daarover.
17
18 Hoofdstuk 1 • Leiderschap
Studentenraad De studentenraad is de officiële belangenbehartiger van alle medische studenten en voert zodanig overleg met de decaan VUmc en de onderwijsdirecteur over onderwijs en studentenbelangen. De raad bestaat uit negen studenten. De leden worden jaarlijks in mei gekozen via VUmc brede verkiezingen tezamen met de universiteitsbrede verkiezingen. De belangrijkste onderwerpen in 2005 waren: de kwaliteit van het curriculum '91, het VUmc Compas (nieuw curriculum zie ook hoofdstuk 5 processen onderwijs), internationalisering van het onderwijs. Stafconvent en VAR Met de oprichting van de Verpleegkundige Adviesraad (VAR) in 2005 heeft VUmc een orgaan voor de belangenbehartiging van de verpleegkundige beroepsgroep gecreëerd. Ongeacht de algemene adviserende taakstelling ligt de nadruk bij de VAR op de advisering over het kwaliteitsbeleid in de zorg in het algemeen en professionele kwaliteit in het bijzonder. Daar waar mogelijk en gewenst brengen het stafconvent (vergadering van alle stafleden) en de VAR gezamenlijk advies uit aan de raad van bestuur. In 2006 vindt een eerste evaluatie van de VAR plaats. Met het dagelijks bestuur van het stafconvent bespreekt de raad van bestuur regelmatig de lopende zaken van VUmc. Vergelijkbaar als met de OR hebben onderwerpen zoals het te voeren financieel beleid, het strategisch meerjarenbeleid, Missie&visie van VUmc en het kwaliteitsbeleid in de zorg in het onderling overleg centraal gestaan.
Interview
Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur
“We hebben een helder doel voor ogen, een gezamenlijk streven. Wij zeggen in onze missie onder andere, dat VU medisch centrum een organisatie is die een persoonlijke, integere en respectvolle behandeling van mensen koppelt aan ambitie en nieuwsgierigheid. Daarmee zeg je nogal iets. Dat moeten wij ook waar maken. De missie, visie en waarden vormen de basis van onze activiteiten. Het zal helpen VU medisch centrum een herkenbaar gezicht te geven. Met de missie, visie en waarden hebben medewerkers een kort en toegankelijk document waarin staat beschreven wie we zijn, wat we doen en waar we ons de komende jaren op richten. Dat geeft richting en het kan helpen keuzes te maken. Want heel simpel: alles wat we doen moet passen binnen onze missie en het moet helpen de ambities uit onze visie te realiseren. Ik ben heel tevreden dat onze missie en visie in samenspraak met veel medewerkers tot stand is gekomen. Dit heeft geleid tot een missie en visie, waar medewerkers van VUmc zich in zullen herkennen. Wat mijzelf betreft, betekent het dat wat ik doe moet aansluiten op de missie en visie. Ik voel me uitgedaagd door onze ambities en laat me inspireren door onze waardes: betrokken, zorgvuldig en ambitieus. Ik wil in – en extern uitdragen dat VU medisch centrum een organisatie is om trots op te zijn. Door me te richten op het positieve en dat ook te stimuleren in anderen.”
Hoofdstuk 1 • Leiderschap
Missie & visie
19
20
Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
21
Alliantie Slotervaartziekenhuis – VU medisch centrum
Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
Al jaren is er discussie over de capaciteitsproblematiek is Amsterdam-West. Eind 2004 heeft een andere standpuntbepaling van de Minister van Volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) en de zorgverzekeraars tot de instelling van de commissie Jonkman geleid. Deze commissie heeft in 2005 de problematiek geïnventariseerd en oplossingsrichtingen in een advies neergelegd. Mede in het licht van deze ontwikkeling heeft het Slotervaartziekenhuis (SLZ) in april 2005 aan VUmc de vraag voorgelegd of de vorming van een strategische alliantie een positieve bijdrage zou kunnen leveren aan de oplossing van de capaciteitsproblematiek in Amsterdam-West. VUmc heeft zich bereid verklaard deze vraag met een positieve intentie te willen onderzoeken. Op 26 mei 2005 hebben de voorzitters van de raden van bestuur van SLZ en VUmc een intentieverklaring ondertekend. In deze verklaring spreken SLZ en VUmc af dat zij een onderlinge samenwerking zullen aangaan die zowel organisatorisch als bestuurlijk vorm dient te krijgen. Doel van de samenwerking is een verhoging van de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het zorgproces, onder meer door een betere ordening van functies en een evenwichtiger aanbod van medisch specialistische zorg in de regio Amsterdam. Deze voorgenomen alliantie tussen beide organisaties wordt ondersteund door de zorgverzekeraars, met dien verstande dat de uitwerking moet bijdragen aan een structurele bezuiniging van 20 miljoen euro in de regio Amsterdam-West1 vanaf 2008. In ruil daarvoor zullen de zorgverzekeraars ruimte bieden aan de alliantie om zijn financiële positie te verbeteren, zijnde: • een verhoging van het Eigen Vermogen (RAK van 8%); • een jaarlijks positief exploitatieresultaat van 2%. Wat VUmc betreft zijn er nog diverse andere voorwaarden aan het tekenen van een definitieve samenwerkingsovereenkomst verbonden, zoals een vergoeding van transitiekosten.
1 Tot de regio Amsterdam-West behoren naast het SLZ en VUmc de volgende instellingen: NKI/AvL, SLAS en JvB-instituut
22
Hieronder een kort overzicht van het proces van alliantievorming in 2005. Proces alliantievorming mei – december 2005
Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
26 mei 2005
voorzitters raden van bestuur SLZ en VUmc ondertekenen een intentieverklaring en geven daarmee het startsein voor de alliantievorming
juni 2005
stuurgroep SLZ-VUmc stelt het plan van aanpak vast, waarna verdere uitwerking in werkgroepen volgt
september 2005
stuurgroep stelt voortgangsrapportage vast op basis van rapportages werkgroepen en stelt een werkgroep Locatieprofielen in
oktober 2005
stuurgroep presenteert locatieprofielen in VUmc en SLZ, waarna verdere uitwerking en precisering van de profielen volgt
8 december 2005
voorzitters raden van bestuur SLZ en VUmc ondertekenen overeenkomst, met als hoofdpunten: herbevestiging intenties vaststelling uitgewerkte locatieprofielen vaststelling verdere stappen tot eind januari 2006 (o.a. uitwerking businessplan) vaststelling ontbindende voorwaarden
Het proces van alliantievorming heeft in 2005 met name in het teken gestaan van het benoemen en verder uitwerken van de locatieprofielen SLZ en VUmc. Deze uitwerking gebeurt per specialisme en is de basis voor het businessplan van de alliantie. In het voorjaar 2006 bestonden nog veel onduidelijkheden omtrent de financiële uitgangspositie van het Slotervaartziekenhuis. Tegelijkertijd startte het Slotervaartziekenhuis gesprekken met andere partijen over een ander toekomsttraject buiten de alliantie. De combinatie van deze twee factoren leidde ertoe dat VUmc de gesprekken met het Slotervaartziekenhuis opschortte tot er meer duidelijkheid op deze punten zou ontstaan. Kort daarna – eind april 2006 – maakte het Slotervaartziekenhuis bekend dat men gelet het gebrek aan draagvlak onder specialisten en overige medewerkers voor de alliantie de besprekingen met VUmc beëindigd.
Bezuinigingen: Gerichte Groei en ZILVER De financiële positie van VUmc was aanleiding om midden 2004 te starten met een bezuinigingsoperatie onder de naam 'Gerichte Groei'. Om de centrale doelstellingen van het financiële meerjarenbeleid (sluitende exploitatie en ruimte voor vermogensopbouw) te realiseren waren maatregelen nodig. Aan het eind van 2004 nam de raad van bestuur een voorgenomen besluit over een bezuiniging van 18 miljoen euro die grotendeels vanaf januari 2005 moest worden gerealiseerd. Bij de uitvoering van Gerichte Groei werd duidelijk dat gedwongen ontslagen onvermijdelijk waren. Dat was in VUmc niet eerder voorgekomen en gedeelde ervaring hoe daar mee om te gaan ontbrak in de organisatie. Naast bezuinigingen op middelen, zouden van de 5.000 formatieplaatsen er vanaf 2005 ongeveer 180 moeten verdwijnen. Een groot deel van het banenverlies is echter opgevangen door natuurlijk verloop en (interne) herplaatsingen. Door alle inspanningen is uiteindelijk voor slechts 15 van de 179 boventallige medewerkers ontslag aangevraagd. Deze 15 medewerkers vertegenwoordigden 7,3 formatieplaatsen.
Gerichte Groei heeft tot gevolg gehad dat binnen VUmc bezuinigingen en reorganisaties zijn doorgevoerd. Deze maatregelen hebben een forse bijdrage geleverd aan de te realiseren bezuinigingen, echter zoals werd geanticipeerd kon in 2005 het noodzakelijke bezuinigingsbedrag niet volledig in een keer worden gerealiseerd. De ontwikkeling en invoering van een normeringsysteem waarmee in 2005 is gestart moet gezamenlijk met alle overige maatregelen leiden tot ongeveer 5 miljoen euro aan structurele bezuiniging. Met deze normeringsystematiek kan de noodzakelijke personele inzet van verschillende functies (verpleegkundig, administratief, medisch en wetenschappelijk) worden bepaald. Het programma ZILVER geeft (o.a.) verdere invulling aan deze normering en volgt Gerichte Groei op. De naam ZILVER staat voor Zorgvuldig Implementeren en Leren van ERvaringen. Doel van ZILVER is het zorgvuldige invoeren van ontwikkelde instrumenten om daarmee de efficiency die hieruit voortvloeit te verzilveren. De raad van bestuur heeft een aantal pijlers benoemd waarbinnen dit bedrag behaald moet worden: pijler I Zorgproces- en zorgcapaciteitsmanagement, pijler II Personeel, pijler III Inkoop / logistiek en pijler IV ICT. Het verschil met Gerichte Groei is dat die bezuinigingsmaatregelen, gezien de financiële situatie, snel genomen moesten worden. ZILVER kan in een rustiger tempo en daardoor is er de mogelijkheid om de veranderingen, die onvermijdelijk gaan komen, zorgvuldig te implementeren. ZILVER is een volgende stap om VUmc in financieel opzicht en in termen van marktpositie te versterken. Het perspectief voor de toekomst is in 2005 verbeterd. Via Gerichte Groei is een betere financiële uitgangspositie gecreëerd. Via ZILVER zullen we deze positie in 2006 e.v. geleidelijk verder verbeteren. De gevolgen voor medewerkers zijn nog niet te overzien, maar gedwongen collectief ontslag is op basis van de huidige inzichten voor dit vervolgtraject niet aan de orde.
23 Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
Het verloop van het adviestraject met de OR inzake Gerichte Groei is aanleiding geweest om een werkgroep in te stellen met de opdracht het proces te evalueren. Het doel van deze evaluatie was lering te trekken voor de toekomst en aanbevelingen te formuleren die een goede en functionele samenwerking tussen de raad van bestuur en de ondernemingsraad kunnen bevorderen.
24
Planning & control cyclus
Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
Sinds een aantal jaar wordt de strategie en het beleid van VUmc steeds gestructureerder aangepakt. Voor het beheren en besturen van de organisatie wordt de onderstaande planning&control cyclus gebruikt. Een gestructureerde planning&control cyclus draagt bij aan de gewenste transparantie over prestaties. Net zoals in voorgaande jaren zijn in 2005 de diverse onderdelen van de bestaande cyclus verfijnd en nog beter op elkaar afgestemd. In 2005 zijn een nieuwe missie en visie, tezamen met een drietal kernwaarden, geformuleerd (zie hiervoor ook het hoofdstuk 1 Leiderschap). Het meerjarenbeleid, geldend voor een periode van vijf jaar, en de daaruit afgeleide ambities zullen elke keer getoetst worden aan de geformuleerde missie en visie. Onderstaand overzicht geeft de planning&control cyclus weer op VUmc niveau. Daarnaast is er op decentraal niveau ook sprake van een planning&control cyclus. Afgelopen jaar is in alle clusters het werkplekmanagement ingericht. Deze lopen nu soms al mee in de decentrale cyclus door middel van het opstellen van afdelingsplannen en de periodieke rapportage over de stand van zaken hieromtrent. Het komende jaar zal dit verder ingevoerd worden.
Planning
Meerjarenbeleidplan
Control
Eventueel herijking
Kaderbrief
Management contracten
Decentrale kwartaalrapporteges
Jaarplan
Centrale kwartaalrapporteges en jaarverslag
Als aanvulling op planning&control-cyclus wordt het meerjarenbeleid jaarlijks geëvalueerd en wordt aan de hand van de interne en externe ontwikkelingen het bestaande beleid waarnodig herijkt. Met ingang van 2006 zal er naast verdere verfijning ook een aantal wijzigingen plaatsvinden. Zo zal er sprake zijn van een twee jarenplan in plaats van een jaarplan en zal de organisatiestructuur aangepast worden. Beiden zullen hun invloed hebben op de bestaande planning&control cyclus.
Interview
25
Samenwerken
“Intern zie je na vijf jaar VU medisch centrum dat de medische faculteit en het ziekenhuis steeds meer een geheel vormen. Dat is bijvoorbeeld belangrijk voor de aansturing van wetenschappelijk onderzoek. Was voorheen de Van der Boechorststraat, de straat tussen ziekenhuis en medische faculteit, letterlijk een barrière, nu zie je dat er beter wordt overlegd waardoor het mogelijk is duidelijk beleid uit te stippelen en neer te zetten. Ook in de patiëntenzorg zie je dat samenwerkingsverbanden steeds duidelijker worden. Medewerkers uit verschillende vakgroepen of afdelingen zijn meer bij elkaar gaan horen. Ze maken deel uit van een geheel en zijn ook samen verantwoordelijk. De multidisciplinaire samenwerking groeit, kijk maar naar het aantal zorgpaden wat is ontstaan. Daarmee maken we op het gebied van kwaliteit op dit moment een aantal grote slagen. We zijn niet voor niets koploper op het gebied van patiëntenlogistiek. We zullen ons steeds duidelijker profileren naar de patiënt. Er is niet meer een dokter die voor de patiënt zorgt, maar een betrokken team dat samen overlegt en een geheel vormt. Ook in de samenwerking met instituten om ons heen is een duidelijke lijn uitgezet. Onderwijs profiteert hier bijvoorbeeld van. Het netwerk wordt steeds beter, op vele locaties zijn nu teaching professors aan het werk. Zij versterken de band tussen VUmc en de netwerkziekenhuizen. De voorgenomen alliantie met het Slotervaartziekenhuis was een belangrijk item het afgelopen jaar. Het is anders afgelopen dan we zes maanden geleden inschatten, maar dit mag geen reden zijn om nu achterover te leunen. De mogelijk nieuwe situatie, een commercieel Slotervaartziekenhuis, biedt voor ons bijna zeker nieuwe kansen, maar ook bedreigingen waar we pro-actief op moeten inspelen.”
Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
Chris Polman, hoogleraar neurologie en hoofd Multiple Sclerose centrum
26
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers HRM is gericht op het in balans brengen van organisatie- en medewerkerbehoeften. Naarmate beide beter op elkaar zijn afgestemd presteren medewerkers beter en dragen zo meer bij aan het verwezenlijken van de ambities van VUmc. In 2004 is voor HRM een vijf-jarenplan opgesteld. In 2005 is dit plan geactualiseerd en aangescherpt. Belangrijk doel van het HRM-meerjarenbeleid is het bijdragen aan goed leiderschap voor leidinggevenden en goed medewerkerschap voor medewerkers. Met goed leiderschap wordt bedoeld een coachende, dienende en resultaatgerichte stijl van leidinggeven. Met goed medewerkerschap wordt bedoeld dat medewerkers verantwoordelijkheid nemen voor hun werk en hun loopbaan. HRM-beleid ontsteunt leidinggevenden en medewerkers hierbij met voorzieningen zoals loopbaanadvies, management development (MD), opleiding en coaching. Dit alles om een optimale inzet en inzetbaarheid van medewerkers te realiseren. Om dit te bereiken gaat het HRM-beleid uit van vier thema’s namelijk: gezondheid, motivatie, competentie en betrokkenheid. Leidinggevenden spelen een cruciale rol om die thema’s volgens de hieronder genoemde uitgangspunten uit te dragen en uit te voeren. Gezondheid Werkgerelateerde gezondheidsproblemen worden zoveel mogelijk voorkomen. Medewerkers worden gestimuleerd tot een gezonde leefstijl. Bij verminderde belastbaarheid streeft de organisatie naar optimale inzetbaarheid van de betrokken medewerker. Datgene wat de medewerker nog wél kan is hierbij uitgangspunt. Motivatie Medewerkers zijn vooral intrinsiek gemotiveerd voor hun werk. Medewerkers werken zo zelfstandig mogelijk en krijgen feedback over hun functioneren. Competentie Medewerkers beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en effectief gedrag om tot de best haalbare prestaties te komen. Deze benodigde competenties zijn helder en ondersteunen het sturen op gedrag en resultaat. Betrokkenheid Medewerkers identificeren zich met VU medisch centrum en haar ambities. Organisatiedoelen zijn vertaald naar individuele doelen. VU medisch centrum heeft een herkenbaar en aansprekend gezicht in de arbeidsmarkt. Medewerkers dragen de missie en de kernwaarden van de organisatie uit.
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Human Resource Management
27
28
Gezondheid en betrokkenheid
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Gezondheidsbeleid In 2005 is door middel van de start van het traject ‘Deskundigheidbevordering adequate verzuimbeheersing voor leidinggevenden’ VUmc-breed de vertaalslag gemaakt van moderne inzichten naar de dagelijkse praktijk. Het voorkomen van verzuim door dreigend verzuim vroeg te signaleren en hierop snel en adequaat te anticiperen staat hoog op de agenda. In dat verband zijn diverse preventieprogramma’s geïntroduceerd en is over gezondheidsbeleid via diverse kanalen gecommuniceerd, onder meer door middel van twee Gezondheidskaterns die beide als onderdeel van het medewerkersblad Tracer verschenen. Als er sprake is van verzuim wegens ziekte dan geldt verantwoorde werkhervatting, eventueel in tijdelijk aangepast werk, veelal als belangrijkste medicijn voor herstel. Met het centraal stellen van wat gedeeltelijk arbeidsgeschikte medewerkers voor wat betreft hun eigen werk nog kunnen, is een begin gemaakt met het vormgeven van het reïntegratiebeleid. Conform het meerjarenbeleidplan zijn per cluster realistisch haalbare streefcijfers vastgesteld voor zowel het ziekteverzuim als de WIA instroom. Deze cijfers gelden als prestatie-indicatoren op het gebied van gezondheidsbeleid. Arbeidsomstandigheden Centraal staat een actief en preventief arbobeleid. Er is intensief gewerkt aan nieuwe producten die bedoeld zijn om uitval van medewerkers door psychische belasting te voorkomen en waar nodig terugkeer van de medewerkers (reïntegratie) te versnellen. Naast deze meer algemene werkwijze zijn er twee meer specifieke programma’s voor de leidinggevenden gestart. Dit zijn: deskundigheidsbevordering in het kader van adequate verzuimbeheersing - met aandacht voor preventie, werkhervattingbegeleiding en reïntegratie naar passende arbeid - en klinische lessen om werkdruk, surmenage en burn out in een vroeg stadium te leren herkennen. Alle bestaande preventieprogramma’s op het gebied van fysieke belasting, gevaarlijke stoffen en huidbelasting hebben opnieuw aandacht gekregen. Zo zijn er trainingen voor nieuw ingestroomde ergocoaches en herhalingstrainingen voor de zittende ergocoaches gehouden. Het aantal ergocoaches lag eind 2005 op 56. Er zijn RSI-contactpersonen opgeleid en een aantal afdelingen heeft algemene training gehad in het terugdringen van fysieke belasting inclusief RSI. In 2005 is een start gemaakt met afdelingsgewijze toepassing van de verschillende preventieprogramma’s.
Nieuwsflits Oordeel visitatiecommissie: EMGO blijft excellent instituut De visitatiecommissie heeft het instituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO) opnieuw als excellent beoordeeld. Het EMGO heeft een uitstekende internationale academische reputatie, zowel door de wetenschappelijke status van de onderzoekers, het enorme aantal nationale en internationale publicaties, als de regelmatige stroom van promoties. Bovendien is het instituut er in geslaagd de beste wetenschappers van diverse afdelingen van VUmc in één enkele extramurale organisatie samen te brengen. Een punt van zorg is de grote afhankelijkheid van een beperkt aantal externe fondsen, meent de visitatiecommissie. Het is de tweede maal dat het instituut de hoogst mogelijke score behaalt. Al eerder, in 1998, stelde een commissie vast dat het EMGO excellent was.
In 2005 zijn tevens van start gegaan de projecten ‘Collegiale opvang na ingrijpende en schokkende gebeurtenissen’, ‘Veilige zorg’, ‘Gewenste omgangsvormen’, en ‘Ret jezelf’ (RET: rationele emotieve training).
29 Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Bedrijfsmaatschappelijk werk De ingezette profilering van de afdeling in de afgelopen jaren heeft er voor gezorgd dat er naast de verwijzingen van bedrijfsartsen steeds meer leidinggevenden vroegtijdig medewerkers verwijzen. Ervaring leert dat het preventief signaleren en verwijzen van medewerkers met stress, werkdruk en andere psychische klachten verzuim voorkomt. Naast individuele hulpverlening aan de medewerkers wordt samen gewerkt met leidinggevenden, bedrijfsartsen en andere adviseurs uit de organisatie. Steeds is het doel om het arbeidsplezier van medewerkers te vergroten om verzuim te voorkomen of zoveel mogelijk te verkorten. Het betrokken houden van medewerkers bij hun werkplek en de organisatie is hierbij belangrijk. Naast de individuele hulpverlening zijn eveneens interventies ingezet om het afdeling- en teamfunctioneren te verbeteren. Zo heeft het bedrijfsmaatschappelijk werk individuele medewerkers en afdelingen begeleid in het traject Gerichte Groei. Ook is aan verschillende afdelingen/teams opvang geboden na een traumatische gebeurtenis. Na een afdelingsoverstijgend incident waar vele afdelingen en medewerkers bij betrokken waren is traumaopvang geboden.
30
Competentie en motivatie
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Werken met competenties Naamsbekendheid verkrijgen is één, goede medewerkers op de goede plek in de organisatie krijgen en houden is twee. Werken met competenties oftewel competentiemangement is daarbij een belangrijk instrument. Op diverse afdelingen zijn in 2005 pilots gestart met werken met competenties. In enkele pilots zijn afdelingscompetenties benoemd, in andere pilots zijn functiecompetenties van leidinggevenden benoemd. Voor het tweede besturingsniveau zijn functiecompetenties benoemd die zijn besproken in de jaargesprekken met de raad van bestuur. De raad van bestuur heeft nog twee VUmc-competenties gekozen die zijn gerelateerd aan het realiseren van de VUmc-ambities de komende twee jaar. De VUmc competenties zijn Klantgerichtheid en Resultaatgerichtheid. Iedere afdeling die start met competenties, krijgt deze twee competenties in ieder geval in het profiel. De ervaring leert dat het proces van kiezen van competenties waardevol is, omdat uitwisseling plaatsvindt over welk gedrag echt belangrijk is om succesvol te zijn in het werk en het realiseren van doelstellingen. Verder geeft het bespreken van competenties in de jaargesprekken meer inzicht in hoe medewerkers functioneren en wat zij nodig hebben om zich te ontwikkelen. Wel is het voor sommige leidinggevenden en medewerkers nog onwennig om te praten over gedrag en de ontwikkeling ervan. Daarom is er een training Coachen op competentieontwikkeling ontwikkeld voor leidinggevenden en een training gericht op het geven van feedback. Ter ondersteuning van het meten van competenties is een instrument ontwikkeld voor 360 graden feedback via internet. In 2006 zullen in alle clusters pilots zijn uitgevoerd met het werken met competenties. Hierin zullen de aanpak voor de invoering en de ontwikkelde instrumenten worden uitgetest. Het huidige HR instrumentarium zal dan worden aangepast op het werken met competenties. Loopbaanadviesbureau: begeleiding bij Gerichte Groei In 2005 heeft het loopbaanadviesbureau zich met name gericht op het begeleiden van medewerkers die door Gerichte Groei boventallig zijn verklaard. Van de in totaal 180 medewerkers met een adviesvraag voor het loopbaanadviesbureau behoorden 68 tot de groep van de in het kader van Gerichte Groei boventallig verklaarde medewerkers. Het ondersteuningsaanbod bestond naast de reguliere loopbaantrajecten uit speciale begeleiding zoals groepstrainingen en verkorte loopbaantrajecten, die zich meer richten op de specifieke situatie van deze medewerkers. Aan het eind van 2005 kon worden vastgesteld dat ruim 85% van het aantal als boventallig aangemerkte medewerkers middels interne of externe herplaatsing, outplacementbegeleiding succesvol is herplaatst en/of begeleid. Door Gerichte Groei is er in het loopbaanadviesbureau een nieuw instrument, ‘matching’, in het leven geroepen. Het doel van matching is het met voorrang plaatsen van boventallige medewerkers bij interne vacatures. Een groep die in 2005 ook gebruik is gaan maken van deze matching methodiek zijn de reïntegratiekandidaten. De gekozen methode zal in 2006 worden gecontinueerd. Daarnaast wordt in 2006 verder gewerkt aan uitbreiding en ontwikkeling van de in te zetten loopbaaninstrumenten.
Nieuwsflits Pacemaker via sms en internet te volgen Cardiologen van VU medisch centrum hebben als eerste ter wereld een nieuw type pacemaker bij een patiënt geïmplanteerd. De pacemaker is uniek omdat het een geavanceerde transmitter heeft die bij onregelmatigheden via SMS gegevens zendt naar de mobiele telefoons van de behandelend cardioloog en een speciale post in het ziekenhuis. De behandelend arts kan de ernst van de onregelmatigheden vervolgens via internet bekijken en actie ondernemen. Implantatie van deze geavanceerde driekamer pacemaker zorgt voor het optimaliseren van de pompfunctie van het hart. Het is bedoeld voor patiënten met langdurig hartfalen. Door de regelmatige controle worden onregelmatigheden die tot verslechtering van de kwaliteit van leven zouden kunnen leiden ondervangen. Als een pacemaker slecht functioneert en dit te laat wordt ontdekt kan dat tot ernstige klachten leiden.
Initiële verpleegkundige opleidingen en verpleegkundige vervolgopleidingen zijn ook dit jaar mede gefinancierd door subsidiegelden van de ministeries van VWS en OCW. Het totaalbedrag van deze door SoFoKles beheerde en voor 2005 toegekende gelden bedroeg 1,08 miljoen euro.
Nieuwsflits Eerste DBC facturen verstuurd Donderdag 10 maart 2005 werd een belangrijke mijlpaal gehaald. Na weken van testen, werden in het ziekenhuis informatie systeem de DBC’s ingelezen, gevalideerd en gefactureerd. DBC staat voor Diagnose Behandeling Combinatie en omvat het gehele diagnose- en behandeltraject van een patiënt. Met ingang van 1 januari 2005 worden voor een groot deel van de behandelingen geen losse verrichtingen meer gedeclareerd, maar DBC trajecten. Deze trajecten zullen steeds belangrijker worden voor de financiering van het ziekenhuis. Met de introductie van DBC’s doet marktwerking zijn intrede in de ziekenhuiszorg.
31 Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Opleiden en ontwikkelen Ook in 2005 is geïnvesteerd in het opleiden en het ontwikkelen van medewerkers. Zie hiervoor onder meer ook hoofdstuk 1. Het cursusaanbod van de bedrijfsopleidingen van de Amstel Academie, het opleidingsinstituut van VUmc, is beter afgestemd met de doelstellingen van het HR beleid. De allocatie van het centrale opleidingsbudget is daarop aangepast. Het deel van het aanbod dat rechtstreeks aansluit op het HR beleid is vernieuwd.
32
Arbeidsvoorwaarden
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Akkoord CAO UMC 2005-2007 Op dinsdag 15 november 2005 is een nieuwe CAO afgesloten voor de Academische Ziekenhuizen. De werkgever NFU en de vier centrales voor overheidspersoneel ACOP, CMHF, AC en CCOOP hebben een nieuwe CAO-UMC met een looptijd van 24 maanden (1 juni 2005 tot 1 juni 2007) afgesloten. Afgesproken werd dat alle 56.000 medewerkers van alle UMC’s in december 2005 een verhoging van de eindejaarsuitkering zouden krijgen van 0,75%, dat per 1 april 2006 een structurele loonsverhoging wordt toegekend van 1,5% en per 1 januari 2007 van 0,7%. Ook over pensioen, arbeidstijden, arbeidsvoorwaarden van assistenten in opleiding (aio’s), levensloop en seniorenbeleid, ziektekosten, WIA en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering RBWAZ zijn nadere afspraken gemaakt. Functiewaardering De meeste functies zijn in het kader van het nieuwe functiewaarderingssysteem FUWAVAZ in 2005 hergewaardeerd. Dit betekent dat invoering van FUWAVAZ nagenoeg is afgerond. Tegen de waardering van 25 functies is door medewerkers bezwaar bij de Bezwarencommissie FUWAVAZ ingediend. De meeste hiervan zijn behandeld, waarna deze commissie advies heeft uitgebracht. In de meeste gevallen heeft de raad van bestuur het advies overgenomen. Kinderopvang Door het van kracht worden van de nieuwe wet kinderopvang is een nieuw systeem ingevoerd wat betreft de bijdrage in de kosten van de kinderopvang en wat betreft kwaliteitseisen. Voor wat betreft de kosten is als uitgangspunt genomen dat de ouders 1/3 bijdragen, de werkgevers 1/3 (per werkgever 1/6) en de overheid 1/3. In het algemeen ging hierdoor de werkgeversbijdrage voor ouders naar beneden. Er konden daardoor meer medewerkers instromen in de kinderopvangregeling VUmc. Bij het kinderdagverblijf ‘t Olifantje waren circa 130 kinderen van medewerkers geplaatst en via Kintent ongeveer vijfhonderd kinderen van medewerkers. De wachtlijst bij Kintent liep flink terug naar 151 kinderen. Middels de zogenoemde CAO à la carte kan, indien niet via het ‘t Olifantje dan wel via Kintent kinderopvang wordt genoten, gebruik gemaakt worden van de fiscale regeling kinderopvang.
Interview
33
Kwaliteit
“Het diagnostisch traject in het geval van hoofd-halskanker liep voorheen bepaald niet gestroomlijnd. Alle betrokkenen - artsen, verpleegkundigen, paramedici, administratief medewerkers- moesten ad hoc afspraken plannen waardoor het onderzoektraject niet goed doorliep. Voor medewerkers een bron van ergernis en voor onze patiënten die vanuit alle delen van Nederland komen een crime. Er was dus wel een bodem om veranderingen in gang te zetten en verbeteringen door te voeren. ‘Commitment’ was dan ook snel gevonden, iedereen herkende de knelpunten, zag de voordelen en mogelijkheden van veranderen. Natuurlijk is een nieuwe werkwijze ook spannend. Wat betekent het bijvoorbeeld voor je functie-inhoud? Maar binnen dit project was iedereen snel om. En dus is het gelukt om de doorlooptijd van het diagnostisch traject te verbeteren en het aantal ziekenhuisbezoeken voor de patiënt tot een minimum terug te brengen. Na verwijzing heeft de patiënt op de eerste donderdagmiddag zijn eerste reeks onderzoeken, de volgende donderdag de tweede reeks met ook een afspraak op het verpleegkundig spreekuur. In de week daarop doen we afrondend een scopie, waarna op basis van alle vergaarde informatie de diagnose gesteld kan worden en het behandelplan aan het eind van die middag bekend is. Sneller Beter is een mooie gelegenheid om veranderingen door te voeren. De cultuur is er ook rijp voor. Dat merk je als je, zoals in ons geval, in gesprek gaat met andere afdelingen. Als je je plan met argumenten kunt onderbouwen, kost het niet heel veel moeite om mensen mee te krijgen.”
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Remco de Bree, KNO-arts en voorzitter van het Sneller Beter projectteam oncologie
34
Hoofdstuk 4 • Management van middelen Het financiële beleid voor 2005 is gericht geweest op de VUmc ambitie ‘Financieel gezond’. Hiertoe behoren een sluitende exploitatie en een financieel meerjarenperspectief leidend naar een verbetering van de reservepositie. Om dit mogelijk te maken is in 2004 een majeure bezuinigingsoperatie voorbereid onder de naam Gerichte Groei. Deze operatie is in 2005 tot uitvoering gebracht en heeft geleid tot een bezuinigingsslag van bijna 10 mln euro in 2005, oplopend tot 18,5 mln euro in 2006 en 21 mln. euro in 2007. De invulling van de bezuinigingen voor 2005 is volledig gelukt. De verwachting is dat ook de bezuinigingen voor 2006 en 2007 tot het gewenste resultaat zullen leiden. Hierdoor is een gezond financieel meerjarenperspectief ontstaan. Beoogd wordt de reservepositie te versterken tot 8% van het budget patiëntenzorg plus de rijksbijdrage (zijnde 30 mln euro). Het resultaat over 2005 zal aan het eigen vermogen worden toegevoegd.
Afspraken met verzekeraars Het beleid ten aanzien van de productie is gericht op een stabiele groei. Er is een groei van 4% gevraagd ten opzichte van 2004. Deze groei is door de zorgverzekeraars geaccordeerd. Het betrof: Reguliere productie: groei met name bij de specialismen • orthopedie • urologie • longziekten Bijzondere productie: groei met name bij de volgende activiteiten • beenmergtransplantaties • klinische genetica • tele/brachytherapie Projectfinanciering via lokale toeslag voor de volgende onderwerpen: • obesitaspoli voor kinderen • werken zonder wachtlijst bij de MRI (Radiologie) • procesherinrichting KNO • bijdrage in dure prothesen en implantaten en epilepsiechirurgie • bijdrage in kosten dure geneesmiddelen • verhoging budget dubieuze debiteuren
Hoofdstuk 4 • Management van middelen
Financieel beleid
35
36
ICT
Hoofdstuk 4 • Management van middelen
In het jaar 2005 zijn de volgende punten bereikt ten aan zien van informatievoorziening voor VUmc: Er heeft een brede discussie plaatsgevonden onder de vlag ‘Patiëntenzorg en ICT’. Het (omvangrijke) gebied is in acht delen gesplitst en binnen ieder deelgebied zijn projecten benoemd en geprioriteerd. Als gevolg daarvan ligt er nu een agenda voor de ontwikkeling van zorggerelateerde informatievoorziening, en wordt financiering onderzocht. In 2005 is de eerste versie van de elektronische leeromgeving (ELO) voor het nieuwe curriculum geneeskunde gereed gekomen, tegelijk met de start van het nieuwe curriculum. Er zijn een aantal strategische initiatieven ondernomen binnen het relatienetwerk: • Regio Amsterdam: koppelingen worden voorbereid voor zorg-samenwerking, zoals binnen het Madonna programma voor optimalisatie van de gynaecologische en obstetrische zorg; • VUmc is actief lid van de landelijke stuurgroep IHE (=integrating the healthcare enterprise), een initiatief ter verbetering van de interoperabiliteit van informatiesystemen in de zorg; • VUmc heeft een leidende rol in het NFU project om te komen tot een referentiearchitectuur voor de informatievoorziening van de UMC’s. • Bedrijfszekerheid: een groot aantal maatregelen is genomen om de bedrijfszekerheid van IT systemen in VUmc verder te waarborgen. Genoemd kunnen worden: netwerk, mail, VPN, beheerde werkplek.
Inkooplogistiek en Financieel systeem (LIFT) In november 2004 is de implementatie van de Oracle modules voor financiën, projectadministratie, inkoop en logistiek van start gegaan. De implementatie verloopt in twee delen: tijdens het 1e deel wordt het fundament gelegd voor de ingebruikname van de modules en tijdens het 2e deel zullen deze modules verder worden uitgebouwd. De implementatie is in 2005 gestart en feitelijke ingebruikname vond in 2006 plaats. De sterk verbeterde functionaliteit van dit systeem draagt bij tot de verbetering van de ondersteuning van de bedrijfsprocessen.
DBC-traject
37
Volgens de methode die VUmc gebruikt, worden DBC’s afgeleid van reeds vastgelegde gegevens in de basisadministratie.
Er is dan ook een groeiende belangstelling van zowel UMC’s als perifere ziekenhuizen die deze methode eveneens willen toepassen. 2005 heeft in het teken gestaan van de daadwerkelijke invoer van de DBC systematiek. Landelijk maar ook bij VUmc moesten alle zeilen worden bijgezet om de toch al vooruitgeschoven planning te halen. Dankzij gemeenschappelijke inzet en inspanning van alle betrokkenen is behoorlijk gepresteerd. Navolgend een korte opsomming van de activiteiten waaraan is gewerkt: • Berekenen en vaststellen van standaard verkoopprijzen voor DBC’s uit het B-segment m.b.v. beschikbaar gekomen kostprijzen uit het kostprijzenmodel. • Publicatie van standaard verkoopprijzen (DBC’s uit het B-segment) op het internet. • Afronden van de DBC afleidingroutines voor (onderdelen van) specialismen, zodat DBC’s en bijbehorende zorgprofielen beschikbaar komen. • Testen en implementeren van de validatie- en factureringsmodule van iSOFT. • Op gang brengen van de facturering d.w.z. t/m januari 2005 volledig o.b.v. landelijk vastgestelde DBC tarieven en vanaf februari 2005 onderscheiden in A-segment DBC’s met landelijk vastgestelde tarieven en B-segment DBC’s met VUmc prijzen. • Onderhandelen met zorgverzekeraars over DBC prijzen en zorgcontracten. • In beeld brengen van het Onder Handen Werk. De waardering van de openstaande DBC's van het B-segment is gebaseerd op de VUmc kostprijs van de reeds uitgevoerde verrichtingen, of de lagere declaratiewaarde. Voor het A-segment is dit gebaseerd op de declaratiewaarde per type DBC, d.w.z. de kosten - en honorariumdelen van het CTG-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC's zijn bepaald naar de stand per ultimo 2005. • Opzetten van beheer AO/IC en voorbereiden van externe verantwoording zoals de bestuursverklaring. • Nadere uitwerking van de bedrijfseconomische aspecten van de DBC systematiek in het bijzonder de manier waarop DBC’s deel uitmaken van de interne budgettering. • Verdere ontwikkeling van DBC kubussen t.b.v. informatievoorziening.
Nieuwsflits VUmc goed voorbereid op grote calamiteit Twee bommen ontploffen op een locatie waar duizenden mensen bijeen zijn. Een groot deel van deze mensen raakt gewond. Hoe gaat Nederland daarmee om? Deze vraag leidde tot de grootste rampoefening ooit gehouden in Europa. De ruim een miljoen euro kostende oefening ‘Bonfire’ richtte zich op een oefening van ambulanceverpleegkundige tot minister. Ook VUmc deed mee. De voorlopige conclusie? “Een sterke anticipatie op de aard van de ramp, een strak en goed gereguleerd overzicht van de te verwachten patiëntenstromen en een opvallende methode om te weten hoeveel slachtoffers inmiddels gearriveerd zijn in het ziekenhuis”, aldus waarnemer Gijs van Aken (crisiscoördinator Isala Klinieken Zwolle).
Hoofdstuk 4 • Management van middelen
Enkele van de meest aansprekende eigenschappen hiervan zijn: • minimale administratieve werklast voor artsen; • optimale kwaliteit van facturen omdat gefactureerde DBC’s eenduidig afgeleid zijn van wat werkelijk heeft plaatsgevonden; • beschikbaarheid diagnosegegevens (kliniek, polikliniek, dagbehandeling) o.b.v. ICD-9 ten behoeve van onderzoek, onderwijs, visitaties, jaarverslagen en management.
38
Nieuwbouw
Hoofdstuk 4 • Management van middelen
In het najaar van 2005 is de bouwvergunning van de lokale overheid ontvangen ten behoeve van de bouw van Kinderstad (nieuwbouw van een 9e en 10e verdieping op de B-vleugel (voorheen Oost vleugel)). Eind 2005 is de aanbesteding van Kinderstad opgestart. In Kinderstad kunnen zieke patiëntjes even vergeten dat ze ziek zijn. De bouw van Kinderstad is een samenwerkingstraject tussen VUmc, Schiphol en Ronald McDonald VU Huis/Kinderstad en wordt gefinancierd door Ronald McDonald VU Huis/Kinderstad met sponsorgelden. Aan de Westflank van het VUmc-terrein worden voorbereidingen getroffen om te komen tot de bouw van het Regionaal Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (RCG) van de GGZ Buitenamstel, de Randstadkliniek van de Stichting Epilepsie Instellingen in Nederland (SEIN) en de spoedeisende hulp (SEH). Deze initiatieven worden in samenhang ontwikkeld. Na een periode van het updaten van de programma’s van eisen van de instellingen is in het najaar een doorstart gemaakt met het uitwerken van het voorlopig ontwerp. De nieuwbouw van dakopbouw A op de polikliniek is begin 2005 officieel in gebruik genomen. De nieuwbouw van dit gebouw dient als vervangende huisvesting om verschuivingen in ruimte op te vangen als gevolg van de toekomstige sloop van het zogenaamde D, R en W gebouw ten westen van het ziekenhuis. In de eerste helft van 2005 is de bouwvergunning ontvangen voor de bouw van een tweede dakopbouw (dakopbouw B) op de polikliniek. Aansluitend aan de aanbesteding is in augustus 2005 gestart met de bouw van dakopbouw B. In dakopbouw B worden de verschuivingen in ruimte opgevangen in verband met de sloop van het zogenaamde L gebouw (meander) ten westen van het ziekenhuis. Ten oosten van de polikliniek zal nieuwbouw worden gerealiseerd voor de laboratoria van VU medisch centrum. Het betreft grotendeels nieuwbouw voor vrijwel alle laboratoria van het ziekenhuis en deels een uitbreiding. In deze nieuwbouw wordt ook pathologie opgenomen. Eind 2005 is het concept programma van eisen afgerond, ontwikkeld in nauw overleg met de in het nieuwe gebouw geplande laboratoria. Najaar 2005 is een start gemaakt met de voorbereidingen ten behoeve van de aanvraag verklaring voor nieuwbouw van het Revalidatie Centrum Amsterdam op VUmc terrein.
Nieuwsflits Eerste paal CCA het water in Op woensdag 13 april werd om acht uur in de ochtend de eerste paal geslagen van het nieuwe researchgebouw van het Cancer Center Amsterdam, dat naast de afrit van de A10 gebouwd gaat worden. Meestal is dit een feestelijke moment tijdens de bouw, maar ditmaal was het toch wel een beetje een serieuze gebeurtenis. Er moest vlakbij een grote waterleiding van een meter doorsnee geheid worden. Deze waterleiding voorziet een gedeelte van Amsterdam van water. Voor de fundering worden 84 palen geslagen, waarvan een groot gedeelte in het water komt te staan omdat het gebouw gedeeltelijk over het water wordt gebouwd. Het nieuwe gebouw zal honderd meter lang worden, twintig meter breed en vier bouwlagen bevatten.
Interview
39
Arboconvenant
“Er was al beleid op het gebied van cytostatica, maar toen de overheid met een nieuwe beleidsregel kwam hebben we, de werkgroep cytostatica, de landelijke richtlijnen naast die van VU medisch centrum gelegd. De logische vragen waren: hoe doen wij het, hoe moet het volgens de nieuwe richtlijn en wat moet er gebeuren om dat te realiseren? Onze insteek was duidelijk: de veiligheid voor medewerkers die met cytostatica werken moet gewaarborgd zijn. Na een risico-inventarisatie op alle afdelingen die met cytostatica werken hebben we een beleidsnotitie opgesteld met aanbevelingen. Daarover zijn werkplekmanagers ingelicht, want zij zijn verantwoordelijk voor het beleid op hun afdeling. We hebben voorlichtings- en instructie bijeenkomsten georganiseerd en alle afdelingen van relevante schriftelijke informatie voorzien. En verder hebben we er nadrukkelijk op aangedrongen op elke afdeling iemand verantwoordelijk te maken voor cytostatica beleid. Dat was de eerste fase. In de tweede fase hebben we alle cytostatica afdelingen geaudit: hoe is het cytostaticabeleid uitgevoerd, wat zijn knel- en verbeterpunten? Die auditronde was heel positief, er ging een preventieve werking van uit dus afdelingen stonden op scherp. Er zijn afdelingen waar alles goed geregeld is, maar er zijn ook afdelingen waar maar zo weinig cytostatica wordt toegediend dat je je af moet vragen of je daar de kwaliteit kunt waarborgen. Zo levert de audit weer verbeterpunten op en is de cirkel van meten en verbeteren rond. Een product audit is mogelijk de volgende stap: hoe lopen de schakels en waar is verbetering nodig. De arbeidsinspectie focust vooral op de veiligheid voor zwangeren die met cytostatica werken. Ik ben van mening dat als iedereen werkt volgens de maatregelen uit de beleidsregel, dit extra veiligheid biedt voor alle medewerkers, dus ook voor zwangeren.”
Hoofdstuk 4 • Management van middelen
Ineke van der Jagt, hoofd zorgeenheid hematologie
40
Hoofdstuk 5 • Management van processen
Management van processen patiëntenzorg Kwaliteitsbeleid VU medisch centrum VU medisch centrum werkt sinds enige jaren met het programma Continue kwaliteit aan verbetering van de patiëntenzorg. Binnen dit programma zijn de volgende thema’s benoemd: patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid, tevredenheid van patiënten en verwijzers, professionele kwaliteit, voorbereiding op NIAZ-accreditatie, Sneller Beter en ontwikkeling van zorgpaden. In het kader van dit jaarverslag worden de laatste twee onderwerpen hierna uitvoeriger toegelicht.
Zorgpaden Het ontwikkelen van zorgpaden is een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsprogramma van VU medisch centrum. Zorgpaden, elders vaak klinische paden genoemd, zijn het resultaat van overleg en afstemming tussen de vele disciplines in het zorgproces. Het team van artsen, verpleegkundigen en eventuele andere betrokkenen bij de zorg voor een bepaalde patiëntengroep gaat om de tafel om het proces opnieuw neer te zetten. Daarbij spelen meerdere doelstellingen: logistieke winst boeken (bijvoorbeeld door verkorting van de doorlooptijd), verbetering van de kwaliteit van de zorg (bijvoorbeeld door het handelen meer evidenced based en gebaseerd op protocollen te maken), maar ook het verbeteren van de informatievoorziening aan de patiënt. VU medisch centrum, sinds 2004 lid van het Vlaams-Nederlands Netwerk Klinische Paden, streeft ernaar om in de komende jaren tot 40% van de patiënten onder te brengen in zorgpaden. Onder andere vanuit Sneller Beter (procesherinrichtingsprojecten, PHI) zijn in 2005 verdere stappen in deze richting gezet. Navolgend een beeld van de zorgpadontwikkeling in het verslagjaar.
Hoofdstuk 5 • Management van processen
De belangrijkste processen binnen VU medisch centrum zijn gerelateerd aan haar kerntaken: patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en wetenschappelijk onderzoek.
41
42 Hoofdstuk 5 • Management van processen
Afgerond
Gestart of in ontwikkeling
Gestart of in ontwikkeling vanuit Procesherinrichting Sneller Beter
Totale heupprothese in joint care
Knie-operaties
Vaten: carotispathologie (halsslagaderaandoeningen), aneurysmata (slagaderverwijding), perifeer arterieel vaatlijden (slagaderaandoeningen)
Lage rugklachten
CVA (beroerte)
Hoofd- halsoncologie: mondholte-orofarynxcarcinoom en larynx-hypofarynxcarcinoom (keel – en mondholtekanker)
Staaroperaties
Neuro-oncologie
Systemische sclerose (huidziekte)
Multiple sclerose (electief en acuut)
Derdelijns diabeteszorg
Colorectale tumoren (dikke darmkanker)
Niertransplantaties
Perinatale zorg (zorg tijdens en na bevalling)
Ulcus cruris (open been)
Pijn op de borst (cardiologie/cardiochirurgie)
Het zorgpad totale heupprothese in joint care is ontwikkeld door een multidisciplinaire projectgroep onder voorzitterschap van een orthopedisch chirurg. Het project had meerdere doelen: betere afstemming van de verschillende zorgtaken en –disciplines, optimale protocollering, nazorgtraject in kaart en geregeld voor opname, kortere wachttijden, kortere ligduur, optimale benutting OK-capaciteit, betere bedbezetting, betere informatievoorziening aan de patiënt en aanpassing van de chirurgische techniek (minimaal invasief). Een bijzondere doelstelling voor dit zorgpad was de zogenaamde joint care. Bij dit principe wordt een aantal patiënten tegelijk opgenomen (in dit geval vier). Dit heeft logistieke voordelen en voor de patiënten ontstaat een positief groepsgevoel (er is zelfs een speciale kamer ingericht voor deze patiënten). Onder andere door het bepalen van sleutelinterventies (de stappen in het proces die een belangrijke invloed hebben op de doorlooptijd en kwaliteit van de behandeling) en dossieranalyse heeft de projectgroep een nieuw proces ontworpen. Daarbij is men erin geslaagd om de opnametijd te reduceren tot vijf dagen. Per dag is precies vastgelegd welke zorgverlener wat doet en hoe de patiënt geïnformeerd wordt over de gang van zaken. Het vooraf goed informeren van de patiënt is een belangrijke doelstellingen bij het werken met zorgpaden. Ruimschoots voor de opname worden de patiënten uitgenodigd voor een speciale informatiebijeenkomst. Mede hiervoor is een nieuwe brochure ontwikkeld, waarin de patiënt van dag tot dag kan volgen wat er staat te gebeuren. Dit is ook vermeld op speciale posters op de zorgeenheid.
Voorbereidende fase • Bezoek huisarts en orthopedisch chirurg • Voorlichting
Dag 1 (maandag) • Opname 7.00 u • Operatie • Start fysiotherapie
Dag 2 (dinsdag) • Röntgenfoto • Verwijderen infuus • Fysiotherapie
Dag 4 (donderdag) • Bezoek arts transferafdeling • Fysiotherapie
Dag 5 (vrijdag) • Fysiotherapie • Ontslag / overplaatsing
Dag 6 (zaterdag) • Telefonische nacontrole
Dag 3 (woensdag) • Ontslagvoorbereiding • Fysiotherapie
Ook in 2006 zal zorgpadontwikkeling een belangrijke plaats innemen. Vanuit de programmagroep kwaliteit wordt gewerkt aan een actieplan zorgpadontwikkeling. Uitvoering daarvan moet, conform het meerjarenbeleid, leiden tot een aanzienlijke opschaling van het aantal zorgpaden in de komende jaren. Daarnaast gaat in het kader van Sneller Beter in 2006 weer een groot aantal procesherinrichtingsprojecten van start.
43 Hoofdstuk 5 • Management van processen
In 2005 zijn 77 operaties voor een totale heupprothese uitgevoerd. Hierbij zijn 44 patiënten (57%) behandeld volgens het zorgpad totale heupprothese. Deze patiënten wordt via een schriftelijke enquete standaard gevraagd naar hun tevredenheid. In 2005 hebben 37 patiënten (84 %) de enquete ingevuld. Het resultaat was zeer positief: de gemiddelde tevredenheidsscore bedroeg 3,8 op een vierpuntsschaal (1 = ontevreden, 2 = tamelijk ontevreden, 3 = tamelijk tevreden, 4 = tevreden).
44
Sneller Beter
Hoofdstuk 5 • Management van processen
Sinds eind 2004 is Sneller Beter de motor van het kwaliteitsbeleid in VUmc. Dit betekent dat VUmc met enthousiasme en ambitie projecten doet die de instroom, doorstroom en uitstroom van patiënten (patiëntenlogistiek) en patiëntveiligheid verbeteren. Naast VUmc doen 15 andere ziekenhuizen in het land mee. VUmc is het enige universitair medisch centrum dat participeert. Sneller Beter is een landelijk kwaliteitsprogramma dat de transparantie, doelmatigheid en kwaliteit in de zorg wil stimuleren. Initiatiefnemers zijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Orde van Medisch Specialisten, de NVZ vereniging van ziekenhuizen en de Algemene Verenigingen Verpleegkundigen en Verzorgenden. Ronde 1 met projecten Eind 2004 is VUmc gestart met de eerste ronde van 15 projecten met de volgende thema’s: • Werken zonder wachtlijst: grip krijgen op de vraag en het aanbod van patiënten op de polikliniek. Voorbeeld van een doelstelling is: de toegangstijden voor een polikliniekbezoek verminderen. • OK oké: verbeteren van de productiviteit van de OK. • Vrijwillig incidenten melden: implementeren van een veiligheidscommissie op de afdeling die meldingen van medewerkers over (bijna)incidenten analyseert en verbeteracties in gang zet. • Antibiotica switch: patiënten krijgen niet langer dan nodig is antibiotica via een infuus. • Bloedtransfusie: patiënten krijgen geen onnodige bloedtransfusie. • Decubitus: verminderen van het ontstaan en voorkomen van decubitus (doorligwonden). • Post-operatieve wondinfecties: reduceren van dit type infecties. • Procesherinrichting: herinrichten (verbeteren) van het gehele behandeltraject voor specifieke patiëntengroepen. Deelname aan Sneller Beter door VUmc levert zowel de patiënt als de organisatie op vele vlakken voordeel op. Binnen Sneller Beter en andere kwaliteitsinitiatieven zijn al vele successen geboekt in VUmc. De processen van het ziekenhuis rond de patiëntenzorg zijn zowel in de polikliniek als in de kliniek op een aantal punten sterk verbeterd. Zo is de toegangstijd van enkele poliklinieken drastisch teruggebracht en zijn de processen rond zorgpaden strak in lijn gebracht, zodat de ligduur sterk verkort en de patiëntvriendelijkheid verhoogd is. Ontwikkelingen Naast de resultaten die projecten opleveren, heeft het eerste jaar van Sneller Beter ook verschillende ontwikkelingen/ instrumenten opgeleverd. Ten eerste de kosten-batenanalyse, die een projectteam doet om inzicht te krijgen in het effect van een vernieuwingsproject op verschillende resultaatsgebieden. Leidraad bij die analyse is de groeibriljant. Een kosten/batenanalyse legt het verband tussen kwaliteit en kosten. Een analyse van de financiële consequenties is een nadere uitwerking van deze kosten-batenanalyse. De methode van kosten-batenanalyses is uitgewerkt in een passende procedure door een proef te doen binnen Sneller Beter met een tiental kwaliteitsprojecten. Deze proef is positief geëvalueerd. De raad van bestuur heeft besloten dat deze methode vanaf 1 januari 2006 geldt voor alle vernieuwings- en investeringsprojecten. Tweede ontwikkeling is de projectreviewbijeenkomst, die halverwege elk project plaats vindt. Bij deze bijeenkomst zijn vertegenwoordigers van het team, een afvaardiging van de coördinatiegroep Sneller Beter en een lid van de raad van bestuur aanwezig. Doelen van de projectreview zijn op een positief stimulerende manier volgen of het project op koers ligt, geven van begeleiding, steun en waardering, het meedenken over het vervolg van het project en over dat vervolg besluiten nemen. Derde ontwikkeling is de borging van de projecten binnen Sneller Beter. Borging is een cruciaal onderdeel, want borging zorgt voor het vasthouden van het resultaat door de vastgestelde indicatoren (‘kwaliteitsantennes’) blijvend te monitoren en waar nodig bij te sturen. In 2005 is gestart met de weergave van de indicatoren in het managementinformatiesysteem Focus, waardoor de resultaten van de indicatoren op een makkelijke manier zichtbaar zijn en gevolgd kunnen worden.
Ronde 2 met projecten In oktober 2005 zijn in de tweede ronde van Sneller Beter 22 nieuwe teams van start gegaan. Niet alleen het aantal teams is gegroeid, maar ook zijn er twee thema’s die in het gehele ziekenhuis aangepakt gaan worden: Bloedtransfusie en Post-operatieve pijn. Het laatste is een nieuw thema. Bij de aanpak van de meeste thema’s krijgt VUmc landelijke begeleiding. Dit geldt echter niet meer voor de projecten Antibiotica switch, Bloedtransfusie, Decubitus en voor een deel Werken zonder wachtlijst. VUmc verzorgt bij deze thema’s zelf de conferenties en de inhoudelijke expertise. De eerste resultaten van de projecten uit de tweede ronde verwacht VUmc vanaf medio 2006.
45 Hoofdstuk 5 • Management van processen
De projectoverdracht is ook in 2005 ontwikkeld. Dit document dient als eindverslag van het project, daarin staan tevens de borgingsafspraken. Vierde ontwikkeling is patiëntenparticipatie. Patiëntenparticipatie gaat over het benutten van de unieke ervaringsdeskundigheid van patiënten met als doel de kwaliteit van de zorg te verhogen. In 2005 zijn er in VUmc verschillende initiatieven voor patiëntenparticipatie geweest, bijvoorbeeld: deelname van een patiënt aan het OK oké-team en een gesprek met patiënten over hun ervaringen op de zorgeenheid cardiologie. VUmc vindt patiëntenparticipatie een belangrijk instrument om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Tot slot de ICT. Ondersteuning van het zorgproces door ICT is van doorslaggevend belang voor het welslagen van innovaties in de zorg. Innovaties in de zorg gaan hand in hand met innovaties van de ICT; het zijn twee raderen die in elkaar grijpen en elkaar kunnen aanjagen. Daarom is er een programma in ontwikkeling voor de ICT die nodig is voor de ontwikkelingen in de patiëntenzorg. Acht gebieden staan centraal in dit programma: presentatie beschikbare informatie, elektronische statusvoering, planningsondersteuning, workflow ondersteuning, beslissingsondersteuning (kennisondersteuning), elektronische correspondentie, infrastructuur, en management- en kwaliteitsinformatie.
46
Meldingen incidenten patiëntenzorg
Hoofdstuk 5 • Management van processen
In 2005 bedroeg het aantal meldingen betreffende (bijna) incidenten in de patiëntenzorg 517 tegenover 513 in 2004. Dit aantal is dus nagenoeg gelijk gebleven. Overzicht meldingen Spreiding van de meldingen over de onderscheiden categorieën laat het volgende beeld zien.
Professioneel handelen
N= 517
In %
405
78
Bejegeningsaspecten
0
0
Organisatie aspecten
35
7
Gebouw en techniek
12
2
Facilitaire aspecten
13
2.5
Medische apparatuur
49
9
Financiële aspecten
0
0
Diversen
3
0.5
Van het totaal aantal gemelde (bijna)incidenten had 78% betrekking op professioneel handelen. Spreiding van deze incidenten over de onderscheiden subcategorieën laat het volgende beeld zien. N= 405
In %
Diagnostiek
7
2
Behandeling
19
5
214
53
Medicatie Verzorging
30
7
Val
83
20
Communicatie
28
7
Diversen
24
6
Van het totaal aantal gemelde incidenten over 2005 had 53% betrekking op medicatie (in 2004 betrof dit percentage 42%). Nadere bestudering van deze incidenten heeft uitgewezen dat het in 67% van de situaties een toedieningsfout betrof. Bij dit type fout moet gedacht worden aan: • het (nog) niet verstrekken van voorgeschreven medicatie • het verstrekken van verkeerde medicatie • het verstrekken van een verkeerde dosering • het verstrekken van intraveneuze medicatie (IV) volgens een verkeerde inloopsnelheid • het verstrekken van medicatie op het verkeerde tijdstip • het verstrekken van medicatie volgens een onjuiste toedieningsweg Het aantal valincidenten is gelijk gebleven in vergelijking met 2004, namelijk 83. De valincidenten hebben te maken met fysieke kenmerken van de patiënt (ziekte, zwakte, flauwvallen, slecht ter been), psychische kenmerken (desoriëntatie, onrust, geen ziekte-inzicht), gedragskenmerken van de patiënt (handelen op eigen initiatief) en omgevingskenmerken (bedhekken, gladde vloer).
Decentraal behandelen van meldingen betreffende (bijna) incidenten In 2005 is de meldingscommissie incidenten in de patiëntenzorg (MIP) gestart met de implementatie van een nieuwe werkwijze: het decentraal behandelen van (bijna)incidenten in de patiëntenzorg. Hiervoor is aansluiting gevonden bij het VIM-project (Veilig Incidenten Melden) van Sneller Beter. De centrale meldingscommissie heeft een nieuw, klantvriendelijker meldingsformulier en een database ontwikkeld. Op drie zorgeenheden (geneeskundige oncologie, inwendige en de intensive care voor volwassenen) is een pilot gestart. Per zorgeenheid is een veiligheidscommissie geïnstalleerd. In deze decentrale commissies zijn de meldingen van de eigen zorgeenheid multidisciplinair geanalyseerd met gebruikmaking van een analyseformat. Verder hebben deze commissies preventieve maatregelen getroffen. De MIP bewaakt dit proces. Afdelingsoverstijgende problematiek wordt voorgelegd aan de MIP. De drie genoemde zorgeenheden zullen de MIP met ingang van 2006 periodiek informeren over een aantal vastgestelde items: aantal meldingen, de functie van melders, de aard van de (bijna)incidenten, oorzaken en de ernst van de gevolgen voor de patiënt. In 2006 wordt het VIM-project verder uitgerold.
Management van processen onderzoek Scherpe focus binnen het wetenschappelijk onderzoek VUmc wil wetenschappelijk onderzoek verrichten met medische, verpleegkundige, paramedische en maatschappelijke relevantie binnen de thema’s van de vijf zwaartepunten (extra- en transmuraal, vitale functies, hersenen, bewegen en kanker). De vijf zwaartepunten zijn ondergebracht in de 5 onderzoekinstituten: EMGO, ICaR-VU, ICEN, MOVE en V-ICI. Het onderzoekinstituut MOVE is opgericht in 2003 en lijkt levensvatbaar. MOVE wordt uitgebouwd tot een volwaardig instituut met toonaangevend translationeel onderzoek op zowel nationaal als internationaal gebied. In 2005 hebben de onderzoekinstituten van VUmc hun meerjarenbeleid verder geconcretiseerd gebruik makend van de uitkomsten van de CWTS-analyse en de visitaties. Het is van belang een goede afstemming te hebben tussen patiëntenzorg en onderzoek. De afdelingen kijken naar de mogelijkheden om een specifieke patiëntenmix te krijgen zodat het onderzoek binnen de speerpunten van VUmc optimaal uitgevoerd en verbeterd kan worden.
Nieuwsflits Hoge verwachtingen van nieuwe hemodialyse-techniek Een nieuwe hemodialyse-techniek, de zogenaamde on-line-hemodiafiltratie, moet ook de grotere afvalstoffen uit het lichaam van patiënten verwijderen. Binnen VUmc vindt sinds 2004 jaar onderzoek plaats naar de precieze effecten van dit systeem. Pas over een jaar of twee zal duidelijk zijn of patiënten er werkelijk baat bij hebben, maar de verwachtingen zijn hooggespannen. Nefrologen en patiënten hebben een heilig geloof in de nieuwe dialysetechniek, on-line hemodiafiltratie. Daarom besloot VUmc een voortrekkersrol te vervullen in het valideren hiervan. In andere landen, onder andere Frankrijk, Duitsland en België, was men met het toepassen van deze techniek al eerder gestart.
47 Hoofdstuk 5 • Management van processen
Van melding naar verbetering: een voorbeeld In 2005 ontving de MIP-commissie een aantal meldingen over het zoekraken van biopten tijdens transport. Nadere analyse heeft geleid tot een onderzoeksrapport met acht aanbevelingen. Deze hadden onder andere betrekking op het adequaat verwerken van procedures in protocollen, het expliciet benoemen van verantwoordelijken en kleurafstemming van potjes en formulieren voor de pathologische anatomie. De MIP-commissie heeft deze aanbevelingen onderschreven en de raad van bestuur geadviseerd deze te implementeren.
48
Organisatie en ondersteuning
Hoofdstuk 5 • Management van processen
Het onderzoeksbureau (voormalig BKeS) is gesplitst in het Technology Transfer Office (TTO) en ondersteuning vanuit clusterbureau VI. Het TTO zet zich in voor zowel VUmc als de VU. Het TTO heeft in 2005 een subsidie van € 2.5 miljoen verkregen via het Ministerie van Economische Zaken. Hierdoor is het mogelijk om het bureau in de loop van 2006 uit te breiden. De ondersteuning via clusterbureau VI bestaat uit een subsidie-expert en een beleidsmedewerker onderzoek. VUmc wil op deze manier het management van onderzoek versterken en onderzoekers beter faciliteren. Hierbij ligt de nadruk op ondersteuning bij subsidie- en fondsenwerving, commercialisatie, patentenbeleid, juridische kwesties en verbetering van de project administratie. Ten aanzien van het verwerven en beheren van middelen uit projectfinanciering (tweede tot en met vijfde geldstroom) heeft begin 2006 besluitvorming plaatsgevonden over een nieuw organisatorisch en juridisch kader. Met de implementatie daarvan is inmiddels gestart. VUmc streeft daarbij naar: • het vergroten van de transparantie van verwerving, besteding en verantwoording van onderzoeksgelden; • het verhelderen van organisatorische en juridische vormgeving; • een eenduidig en stimulerend beleid m.b.t. de commerciële exploitatie van kennis.
Een selectie uit de belangrijkste onderzoeken van de onderzoekinstituten in 2005: EMGO De Hoorn studie en het nieuwe Diabetes OnderzoeksCentrum Sinds 1989 wordt in Hoorn door het EMGO Instituut onderzoek uitgevoerd naar diabetes en diabetescomplicaties in een grootschalig bevolkingsonderzoek: de Hoornstudie. Aan dit onderzoek hebben 2484 mannen en vrouwen, die in 1989 tussen de 50 en 75 jaar oud waren, deelgenomen. In de afgelopen 15 jaar zijn de deelnemers meerdere keren terug geweest voor nieuwe onderzoeken en wordt het optreden van ziekte en sterfte geregistreerd. In 2005 is een publicatie verschenen over het vóórkomen van een combinatie van abdominaal overgewicht, hoge bloeddruk, verhoogd glucose, laag HDL cholesterol en hoge triglyceriden in het zogenaamde 'metabool syndroom' in de Hoornstudie (1). In 1989 had bijna een kwart van de deelnemers het metabool syndroom, en dit ging gepaard met een verdubbeld risico op hart- en vaatziekten. Het bleek echter dat de combinatie van de risicofactoren niet erger was dan de som der delen. De conclusie is dat het metabool syndroom voor de klinische praktijk beperkte meerwaarde heeft. Er zijn al meer dan 100 publicaties over de Hoornstudie verschenen. Daarnaast heeft de Hoornstudie ook geleid tot veel ander onderzoek in Hoorn en coördineert het Diabetes Zorgsysteem West-Friesland, onderdeel van de zorgactiviteiten van het EMGO, door middel van een ketenzorgmodel, de diabeteszorg voor de regio West-Friesland. Om onderdak te bieden aan het onderzoek en aan meer dan 4000 diabetespatiënten die regelmatig worden gezien, is door VUmc in 2005 in Hoorn nieuwe huisvesting gebouwd. Het nieuwe Diabetes Onderzoek Centrum is op 3 februari 2006 officieel geopend. 1. Dekker JM, Girman C, Rhodes T, Nijpels G, Stehouwer CDA, Bouter LM, Heine RJ. The Metabolic Syndrome and 10-year cardiovascular disease risk in the Hoorn Study. Circulation 2005; 112: 666-673.
ICaR-VU
ICEN Wittestofziekten bij kinderen: van magnetische resonantie (MRI) tot basaal defect Ziekten van de witte stof van de hersenen bij kinderen vormen het onderwerp van deze onderzoekslijn. ‘Wittestofziekten’ bij kinderen zijn meestal erfelijk en progressief. Handicap en vroegtijdig overlijden zijn het gevolg. Heel vaak blijft de oorzaak onbekend. Dat betekent dat er voor families geen informatie is, geen prenatale diagnostiek en geen behandeling. Sinds 10 jaar vormen wittestofziekten van onbekende origine het focus van deze onderzoekslijn. Er is een magnetische resonantie beeldvorming (MRI) patroonherkenningsprogramma ontwikkeld, waarmee inmiddels meerdere ‘nieuwe’ ziekten ontdekt zijn. Dit succes heeft geleid tot een stroom van second opinions (ca. 500 MRIs per jaar van overal ter wereld). Deze internationaal unieke positie garandeert toegang tot vele patiënten en families, nodig voor het onderzoek. Het genetisch koppelingsonderzoek is zeer succesvol geweest en heeft voor ‘nieuwe’ ziekten de verantwoordelijke genen gevonden. Bij zeker 20% van de kinderen, die 10 jaar geleden zonder diagnose bleven, kan nu een specifieke diagnose worden gesteld, die met DNA onderzoek bevestigd kan worden. Aan betreffende families kan prenatale diagnostiek geboden worden. Maar de kinderen met nu bekende wittestofziekten overlijden nog steeds. Het streven van het programma, waar de ZonMw TOP subsidie voor is gekregen, is met name inzicht te verkrijgen in de pathofysiologie van de ‘nieuwe’ ziekten door nieuwe technieken toe te voegen, waaronder onderzoek van hersenweefsel en cellen van patiënten en het gebruik van transgene muizen als diermodel. Inzicht in ziektemechanismen is een voorwaarde voor het zoeken naar een behandeling. Want behandelen van kinderen met wittestofziekten is het doel.
Nieuwsflits Verpleegkundige Advies Raad is een feit De Verpleegkundige Advies Raad (VAR) is vanaf 12 mei 2005 officieel een feit. Dat de VAR op deze dag werd geïnstalleerd, is niet toevallig: “De dag van de verpleging is een prachtige gelegenheid om de stem van de verpleegkundigen officieel te bekrachtigen”, vindt voorzitter Hilda Ket. Ket voelt zich sterk verbonden met het nieuwe adviesorgaan. “De VAR wil met haar adviezen een stevige positie krijgen binnen VU medisch centrum en de stem van verpleegkundigen laten horen. Want zij verdienen een eigen geluid.”
49 Hoofdstuk 5 • Management van processen
Koppeling klinische en basale onderzoekstechnieken verbetert diagnose en behandeling bij hartfalen Het ICaR-VU richt zich op een beter begrip, diagnostiek en behandeling van patiënten met ziekten van hart en bloedvaten en ziekten waarbij hart of bloedvaten een belangrijke rol spelen. Belangrijke thema’s binnen dit onderzoek zijn diabetes, vaatfalen en chronisch hartfalen. Het ontstaan van chronisch hartfalen, veelal na een acute hartinfarct, is een toenemend probleem. Dit probleem is alleen op te lossen door een integrale benadering vanuit de kliniek en uit de basiswetenschappen. Onderzoekers van het ICaR-VU bestuderen daarom naast klinische aspecten van chronisch hartfalen ook de moleculaire veranderingen in het hartweefsel en de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen. Het afgelopen jaar zijn belangrijke resultaten verkregen over de correlatie tussen veranderingen van eiwitsamenstelling en contractie van de geïsoleerde hartspiercel van patiënten met en zonder hartfalen. Zo zijn de functionele eigenschappen van verschillende van deze contractiele eiwitten in kaart gebracht. Dit onderzoek gebeurt in directe relatie met klinische studies. Vooral met behulp van geavanceerde beeldvormende technieken, zoals die binnen het ICaR-VU zijn ontwikkeld, zijn steeds meer pathofysiologische veranderingen te meten in patiënten. Door middel van MRI-studies is het niet alleen mogelijk om ventriculaire dysfunctie op spierlaag-niveau te meten, maar ook om onderscheid te maken tussen reversibele en irreversibele schade. Daarnaast geven PET-technieken directe informatie over contractiele-metabole relaties van de hartspieren. Op grond van dit basale onderzoek en deze beeldvormende technieken worden nu steeds betere en meer specifieke interventies ontwikkeld en toegepast, die het ontstaan en de progressie van chronisch hartfalen kunnen verminderen.
50
MOVE
Hoofdstuk 5 • Management van processen
Stam cellen uit vetweefsel voor bot- en kraakbeen regeneratie Mesenchymale stam cellen (MSCs) zijn een veelbelovende bron voor het kweken van bot en kraakbeen weefsel. Deze cellen hebben de potentie om zich tot een aantal verschillende celtypes te ontwikkelen, waaronder osteoblasten (botcellen) en chondrocyten (kraakbeencellen). Onlangs is aangetoond dat vetweefsel grote hoeveelheden MSCs bevatten, waardoor het mogelijk zou moeten zijn om deze cellen te gaan gebruiken voor de behandeling van bot- en kraakbeen defecten. Voor het kweken van bot- en kraakbeencellen uit van vetweefsel afkomstige MSCs is het noodzakelijk dat MSCs zich ontwikkelen tot osteoblasten en chondrocyten. Van zowel oplosbare factoren, zoals groeifactoren en polyamines als van mechanische krachten wordt verondersteld dat zij de ontwikkeling van MSCs tot bot en kraakbeenachtige cellen beïnvloeden. Het project richt zich op de volgende onderwerpen • Het karakteriseren van uit geiten en humaan vetweefsel verkregen stamcellen; • Hoe beïnvloedt mechanische belasting de ontwikkeling van deze cellen tot bot en kraakbeencellen; • Wat is the rol van polyamines in de ontwikkeling van deze cellen tot bot en kraakbeencellen; • Welke andere factoren, zoals o.a groeifactoren beïnvloeden deze ontwikkeling; • Welke moleculaire mechanismen en welke genen zijn betrokken bij deze ontwikkeling.
V-ICI Een nieuwe therapie voor patiënten met acute leukemie V-ICI profileert zich met translationeel onderzoek van laboratorium tot patiënt voor immunologische en oncologische ziekten. Binnen het therapie programma van V-ICI wordt o.a. onderzoek verricht naar het verbeteren van de therapie van leukemie patiënten. Voor het bereiken van langdurige genezing is het noodzakelijk dat de stamcellen van de leukemie vernietigd worden. V-ICI onderzoekers zijn er in geslaagd om deze leukemische stamcellen te onderscheiden van normale stamcellen m.b.v. een specifiek antilichaam gericht tegen CLL-1. Deze opzienbarende bevinding is onlangs gepresenteerd tijdens de plenaire vergadering van het jaarlijkse congres van de American Society of Hematology. Door het koppelen van een toxische stof aan dit antilichaam zouden specifiek leukemische stamcellen gedood kunnen worden. De normale stamcellen zullen onder die condities gespaard blijven, zodat de normale uitgroei van bloedcellen intact blijft. Nog niet eerder werd zo’n specifieke toepassing beschreven. Hoewel het onderzoek momenteel nog in een experimentele fase verkeerd is de impact van deze unieke vondst groot. Elke stap die gezet kan worden om leukemische stamcellen selectief te vernietigen is een stap voorwaarts.
Management van processen onderwijs De start van een nieuw curriculum: VUmc-compas VUmc opleidingsprogramma voor de basisarts is geheel vernieuwd. Het is een competentiegericht programma en leidt artsen op die hun werk met compassie uitvoeren. Het motto van het nieuwe curriculum is daarom: competent met compassie. De naam van het nieuwe curriculum is VUmc-compas. VUmc-compas sluit beter aan bij de voor- en vervolgopleidingen, is gebaseerd op de nieuwste onderwijskundige inzichten en levert artsen af die een antwoord hebben op de eisen die een dynamische samenleving aan hen stelt. Het eerste studiejaar van VUmc-compas is op 5 september 2005 van start gegaan. Vanaf het allereerste begin van de studie is het verhaal van de patiënt het vertrekpunt. Niet alleen om te achterhalen wat deze mankeert maar ook hoe je als arts het beste met de patiënt kunt omgaan. In VUmc-compas leren studenten kennis, vaardigheden en gedrag te integreren. Zo verweven ze competenties die ze professioneel kunnen inzetten in hun werk als arts. In dat werk heeft VUmc acht rollen onderscheiden en elke rol vraagt om specifieke competenties. De VUmc-arts is een medisch expert. Hij beschikt over de meest actuele medische kennis en bezit de vaardigheden deze toe te passen. Hij kan gegevens verzamelen en interpreteren,
Het onderwijsinstituut heeft samen met de docenten en de opleiders met veel enthousiasme gewerkt aan het programma voor de eerstejaars studenten die in september 2005 zijn begonnen aan VUmc-compas. Om dit doel te bereiken is hard gewerkt aan de oplevering van handleidingen en richtlijnen voor de inrichting van de cursussen uit het eerste jaar, de ontwikkeling van het toetsbeleid, de inrichting van de onderwijsorganisatie met bijbehorende commissies en ondersteuning van de cursuscoördinatoren bij het invullen van de verschillende programmaonderdelen en de toetsing. Alle tutoren voor het eerste semester zijn getraind in het begeleiden van leergroepen. Voor alle cursussen is het onderwijsmateriaal, zoals studieopdrachten en practica, beschreven. De eindtermen van de opleiding zijn – in samenhang met de accreditatie van de bachelor- en de masteropleiding – vastgesteld. De eindtermen bestaan uit ‘VUmc profiel’ waarin de competenties zijn beschreven van de basisarts die bij VUmc afstudeert.
Ontwikkeling kwaliteit Op basis van het kwaliteitszorgplan VUmc-compas is een evaluatieplan ontwikkeld voor het eerste studiejaar van VUmc-compas. In dit plan wordt beschreven welke onderwijsonderdelen op welke wijze worden geëvalueerd. Tevens worden de procedures, taakverdeling, verantwoordelijkheden, besluitvorming en wijze van rapporteren beschreven. In de evaluatie komen de zeven onderwerpen aan de orde waar bij de accreditatie op geoordeeld wordt: doelstelling van de opleiding, programma, toetsing, inzet van personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg, resultaten. Voor ieder onderwerp zijn kwaliteitscriteria geformuleerd. Zowel het kwaliteitszorgplan als het evaluatieplan is gebaseerd op het INK-model, waarbij de PDCA-cyclus consequent gehanteerd wordt. Ontwikkeling jaar 2 en 3 De verdere ontwikkeling van jaar 2 en 3 is in gang gezet. In een tweewekelijks overleg tussen alle semestercoördinatoren en profielcoördinatoren wordt de voortgang van de semesters besproken en de inhoud op elkaar afgestemd. Per semester worden door de cursuscoördinatoren onder leiding van de semestercoördinator de cursussen verder ingevuld en het onderwijsmateriaal ontwikkeld. Daarbij wordt het competentie-onderwijs verweven met de cursusinhoud. Accreditatie bachelor- en masteropleiding VUmc-compas In het najaar 2004 is een concept-accreditatierapport opgesteld. Voor het invullen van nog ontbrekende informatie over de bachelor- en de masteropleiding zijn in januari 2005 twee conferenties georganiseerd. Het accreditatierapport is afgerond en eind februari verzonden naar de beoordelende instantie, de QANU. De beoordeling van de aanvragen en het opstellen van de rapportages door de QANU is eind 2005 nog niet afgerond. De rapportages worden in maart 2006 verwacht.
51 Hoofdstuk 5 • Management van processen
een probleemanalyse maken, de juiste klinische beslissingen nemen en uitvoeren. Hij doet dit ethisch onderbouwd, communicatief vaardig en kosteneffectief. Als academicus levert hij een wetenschappelijke bijdrage aan de gezondheidszorg. Hij bevordert het onderricht aan studenten, patiënten en anderen. Hij erkent het belang van levenslange scholing en vervult daarin een rolmodel. De communicator kan een effectieve relatie aangaan en onderhouden met patiënten, collega’s en andere zorgverleners. Zijn vermogen om helder te communiceren is van essentieel belang om hoog gekwalificeerde zorg te kunnen bieden. Hij kan als reflector naar zijn persoonlijke en professionele functioneren kijken en weet waar zijn mogelijkheden en grenzen liggen. Hij is in staat zijn scholing en loopbaanontwikkeling hierop af te stemmen. De arts als samenwerker is in staat doeltreffend samen te werken met collega’s, andere zorgverleners, met patiënten en patiëntgroepen. Hij kan informatie overbrengen,onderhandelen, leidinggeven, consulteren en feedback geven. Elke dag neemt de arts als organisator besluiten over het te voeren beleid. Hij kan prioriteiten stellen, deze uitvoeren en evalueren. Als gezondheidsbevorderaar erkent en bepleit hij het belang van preventieve gezondheidszorg voor de individuele patiënt, patiëntgroepen en de maatschappij. De beroepsbeoefenaar verleent de patiëntenzorg volgens de hoogst geldende medische en ethische standaarden en spant zich voortdurend in om deze volledig te beheersen.
52
Aanpak verbeterpunten Curriculum 1991
Hoofdstuk 5 • Management van processen
Gelijktijdig met het Accreditatierapport voor VUmc-compas is een plan van aanpak opgesteld voor de knelpunten van Curriculum 1991, die zijn geconstateerd door de visitatiecommissie. Dit rapport is aangeboden aan de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), die de bewakingsrol heeft overgenomen van de Inspectie van het Hoger Onderwijs. De NVAO heeft het rapport beoordeeld en besproken tijdens een bezoek aan VUmc. Aansluitend heeft de NVAO geconstateerd dat VUmc adequaat is omgegaan met de aanpak van de verbeterpunten uit het visitatierapport. Gelet op de investering in tijd en geld in VUmc-compas is voor de aanpak van de knelpunten in Curriculum 1991 gekozen voor vier speerpunten. De resultaten zijn als volgt: 1 Bevorderen van de studievoortgang De werkgroep ‘Studievoortgang’ heeft een plan ontwikkeld om de studievoortgang van de studenten van Curriculum 1991 te bevorderen. De werkgroep heeft zich in eerste instantie gericht op de studenten van het eerste studiejaar. De maatregelen waren 1) vaststellen van een duidelijke overgangsregeling;, 2) verbeteren van het onderwijs- en tentamenrooster en 3) intensiveren van de studiebegeleiding/monitoring van en voorlichting aan studenten. Het resultaat was positief. Een relatief grote groep studenten is doorgestroomd naar het tweede studiejaar en slechts een beperkt aantal studenten is overgeplaatst naar VUmc-compas. De uiteindelijke instroom in VUmc-compas was daardoor 385. De werkgroep heeft vervolgens een plan van aanpak voor de studievoortgang voor de doctoraalfase opgesteld. Dit plan is inmiddels geimplementeerd. 2 Wetenschappelijke vorming De kwaliteit van de wetenschappelijke stages is verbeterd door een aantal maatregelen. De belangrijkste wijzigingen zijn: de duur van de stage is verlengd naar 12 weken, “duostages” zijn niet langer mogelijk, er is een tussentijdse beoordeling/gesprek ingevoerd, een mondelinge presentatie van de stage is verplicht gesteld en er is een extra beoordeling van het stagevoorstel en verslag ingevoerd. Daarnaast is een portfolio ingevoerd en de informatievoorziening naar de studenten is verbeterd door gebruik van Blackboard. 3 Toetsing en beoordeling van het niet-klinische deel van de opleiding In het kader van de kwaliteitszorg is in 2004-2005 een project uitgevoerd gericht op het verbeteren van schriftelijke toetsing in jaar 2 tot 4. De resultaten van dit project zijn: • de toetsorganisatie is gecentraliseerd, de toetsprocedures zijn beschreven en de kwaliteitszorg rond de toetsing is aangepast en schriftelijk vastgelegd. • een toetscommissie is ingesteld. • de Handleiding tentaminering is vernieuwd. • de onderwijscommissie, de examencommissie en de blokvoorzitters stemmen in met de nieuwe werkwijze. 4 Verbeteren van de kwaliteitsbewaking van de co-assistentschappen Het systeem van kwaliteitsbewaking van de co-assistentschappen is verbeterd door het ontwikkelen van een nieuw evaluatieformulier en het verbeteren van de evaluatieprocedures. Kern daarvan is een snellere terugrapportage naar de betrokkenen en bewaken van de implementatie van de verbeterpunten. Een pilot met de nieuwe werkwijze is gestart in 2006. Er is een start gemaakt met het opstellen van een integraal kwaliteitsplan voor de co-assistentschappen.
Interview
53
Vijf jaar VU medisch centrum
“De positie van VU medisch centrum in het nationale onderzoeksveld heeft door de fusie van VU en VU ziekenhuis, nu vijf jaar geleden, een enorme boost gekregen. Het onderzoek van onze afdeling moleculaire celbiologie en immunologie (MCB) is daar een goed voorbeeld van. De raad van bestuur heeft veel in onze afdeling geïnvesteerd. Daardoor hebben we twee jonge hoogleraren kunnen benoemen, waardoor we fors zijn gegroeid en nieuwe geldstromen konden aanboren. En dat betaalt zich uit, we hebben een groot aantal NWO subsidies binnengehaald en dat straalt op alle 140 medewerkers binnen onze afdeling af. Daarnaast zijn we door cluster V, waar de afdeling nu vijf jaar in zit, enorm geholpen om onze apparatuur op orde te krijgen. Er is binnen VUmc een aantal heel sterke onderzoekslijnen boven komen drijven. Neem het onderzoek binnen het Multiple Sclerose (MS) Centrum. Het MS Centrum heeft zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld tot een prominent topinstituut met mondiale betekenis. Als afdeling participeren we in dit centrum en hebben we een rol gespeeld bij de oprichting. Het onderzoek naar MS heeft een geweldige vlucht genomen. Dat komt deels door de chemie binnen het MS centrum: de juiste combinatie van een aantal gedreven mensen. Om het proces rond MS onderzoek nog beter te stroomlijnen starten we binnenkort het ‘MS office’. Nu bestaat het MS centrum uit een conglomeraat van onderzoekers, verspreid over vele afdelingen. In het MS office vallen deze onderzoekers allemaal onder de paraplu van één cluster. Er worden een programma- en een office manager aangesteld en ook in secretariële ondersteuning wordt voorzien. Samen vormen zij het regelcentrum van het MS onderzoek. Het proces rond MS onderzoek is straks vanuit dit MS office veel beter te organiseren. Ik ben echt trots op wat er de afgelopen vijf jaar is gebeurd. De komende vijf jaar zullen we ons als VU medisch centrum op onze internationale omgeving moeten oriënteren. Daar ligt de volgende uitdaging.”
Hoofdstuk 5 • Management van processen
Christien Dijkstra, afdelingshoofd moleculaire celbiologie en immunologie
54
Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) De belangen van de patiënten van alle universitair medisch centra (UMC’s) worden behartigd door een landelijk georganiseerde cliëntenraad, de CRAZ (Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen). De CRAZ is daarbij voor elk van de UMC’s tevens de eigen cliëntenraad. De CRAZ bestaat sinds 1998 en is ingesteld in het kader van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ). Volgens deze wet is iedere zorginstelling verplicht een onafhankelijke cliëntenraad op te richten, om de betrokkenheid van patiënten bij de zorg te waarborgen. De kracht van de CRAZ is dat zij zich richt op onderwerpen die overstijgend zijn en kenmerkend voor de universitair medisch centra. Daarnaast kan de CRAZ ook oog hebben voor concrete zaken die binnen elk afzonderlijk UMC aan de orde zijn. De CRAZ is gevestigd in Utrecht en telde in oktober 2005 jaar 47 leden, allen afkomstig uit verschillende patiëntenverenigingen. De CRAZ wordt steeds ingesteld voor een periode van een paar jaar, die wordt afgesloten met een evaluatie. Bij positief resultaat wordt een nieuwe CRAZ geïnstalleerd. In 2006 sluit de CRAZ de derde periode af. De voltallige CRAZ houdt vier keer per jaar vergadering. Hierbij is van ieder UMC een lid van de raad van bestuur aanwezig. Ook in 2005 was VUmc bij iedere vergadering vertegenwoordigd. Tijdens de vergaderingen heeft steeds één UMC centraal gestaan, met een presentatie over een aantal voor dat UMC relevante onderwerpen. In 2006 is het de beurt aan VUmc. In september van dit jaar is een lid van de raad van bestuur van VUmc toegetreden tot de agendacommissie van de CRAZ. De agendacommissie bepaalt welke onderwerpen tijdens de vergaderingen aan de orde komen. In november 2005 heeft de kwaliteitscommissie van de CRAZ een werkbezoek gebracht aan VUmc. Hierin stond het onderwerp patiënttevredenheid centraal, met een tweetal presentaties van VUmc. In een algemene presentatie werd VUmc-beleid ten aanzien van patiënttevredenheid toegelicht sinds de bekendmaking in september 2004 van de resultaten van het VAZ-patiënttevredenheidsonderzoek uit 2003. Uit de presentatie kwam naar voren dat het onderwerp op verschillende niveaus in de organisatie serieus is opgepakt en dat er duidelijke doelstellingen zijn geformuleerd voor verbetering. Daarnaast heeft op verzoek van de CRAZ de afdeling cardiologie een presentatie gegeven over de eigen vervolgacties na de enquête. De afdeling heeft vele middelen ingezet om de mening van hun patiënten te verkrijgen over de diverse aspecten van zorg. Een evaluatie over de periode 2003-2005 onder de leden van de CRAZ en de raden van bestuur van de UMC’s heeft geresulteerd in een overwegend positief oordeel over de vorm en de werkwijze van de CRAZ. Wel zijn er een aantal aandachtspunten naar voren gekomen die de in 2006 nieuw geïnstalleerde CRAZ op haar beleidsagenda zal zetten. Deze betreffen onder meer het beperkt aantal adviesaanvragen van de afzonderlijke UMC’s die ook relevant kunnen zijn voor andere centra en de vraag in hoeverre de CRAZ een rol kan spelen bij lokale medezeggenschapsvragen. Aan dit laatste is de laatste jaren zo goed mogelijk invulling gegeven door per UMC een zogenoemd aandachtspersoon van de CRAZ nauw te laten samenwerken met een contactpersoon van het UMC. Deze samenwerkingsvorm heeft als doel de CRAZ een grotere rol te geven bij lokale onderwerpen.
Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
VU medisch centrum kent vele stakeholders. De waardering van bijvoorbeeld patiënten en studenten is maatgevend voor het succes van de organisatie.
55
56
Klachtencommissie
Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
Een klacht is in de context van de klachtencommissie een schriftelijke uiting van ongenoegen. In 2005 ontving VU medisch centrum 239 klachten van patiënten of hun vertegenwoordigers. Van dit aantal zijn 28 klachten op verzoek van de klager ter behandeling voorgelegd aan de klachtencommissie. De overige klachten zijn in het bemiddelingstraject opgenomen. In 2005 werden in totaal 182 klachten afgehandeld. Hiervan heeft de klachtencommissie in 18 klachten uitspraak gedaan, 7 hiervan waren in 2004 ingediend. Het aantal ingediende klachten in 2005 is vrijwel gelijk aan dat van 2004 (233). Ook de jaren daarvoor verschilden de aantallen niet aanzienlijk. De aard van de klachten is onder te verdelen in verschillende categorieën. In 2005 was dit als volgt: diagnostiek (7,5 %), behandeling ( 21,3%), medicatie (2,1%), verzorging (6,7%), communicatie (18%), bejegening (17%), organisatie (20,9%), valincidenten (1,3%), facilitair (3,8%), financieel (0,8%). Opvallend is dat het aantal klachten over bejegening ten opzichte van 2004 is gestegen. In 2005 is een begin gemaakt met het periodiek zenden van zogenoemde ‘stuurinformatie’ naar de (hoofden van de) afdelingen. Verwacht wordt dat dit de kwaliteit van de zorgverlening ten goede zal komen. De afdelingen ontvingen in april 2005 een overzicht van de eigen klachten over de periode juli t/m december 2004, afgezet tegen het totaal aantal klachten van VU medisch centrum in diezelfde periode. Vervolgens is in september 2005 voor de tweede maal een overzicht verzonden over de periode januari t/m juni 2005. Deze informatie is positief ontvangen. In 2006 wordt de bruikbaarheid van de stuurinformatie geëvalueerd. Klachtenregistratie heeft in 2005 tot verbeteracties geleid. Enkele voorbeelden van de genomen maatregelen zijn: • verscherping van de regels over dossiervoering en correspondentie richting huisarts bij de afdeling heelkunde • aanpassing van het obductieformulier met de mogelijkheid tot weigering van hersenobductie • voorgenomen reductie van de wachtlijst aneurysma-patiënten door ontwikkeling van zorgpaden in het kader van Sneller Beter • patiënten en familie op de afdeling neurologie worden tijdig geïnformeerd over overplaatsing Op 16 juni 2005 is een wijziging in de Wet klachtrecht cliëntenzorgsector (WKCZ) in werking getreden, waarbij de klachtencommissie een meldplicht heeft aan de inspectie voor de gezondheidszorg als de zorgaanbieder niet reageert op een klacht over ernstige structurele problemen of wanneer de klachtencommissie de indruk heeft dat de zorgaanbieder geen maatregelen heeft getroffen nadat zij een ernstige situatie aan de zorgaanbieder heeft gemeld. Een dergelijke situatie heeft zich in VU medisch centrum in 2005 niet voorgedaan.
Kerncijfers Onderwijs en Opleiding In 2005 is de instroom van de eerstejaars studenten geneeskunde VUmc vergelijkbaar met 2004 en 2003. Ook voor het komende studiejaar is besloten de capaciteit niet verder uit te bereiden, de numerus fixus blijft gehandhaafd op 350 eerstejaars studenten geneeskunde. In Noorwegen is de capaciteit van de eerstejaars studenten geneeskunde de afgelopen jaren verhoogd, wat verklaard dat instroom van Noorse studenten anders dan in voorgaande jaren tot 0 is gereduceerd. Post Academisch Onderwijs Geneeskunde (PAOG), de VUmc cursus- en congresorganisatie, realiseerde in 2005 57 activiteiten (t.o.v. 2004 een stijging van 67,5%) met in totaal 5218 deelnemers (t.o.v. 2004 een stijging van 38%). Het aanbod bestond uit 41 jaarlijks terugkerende activiteiten (2004: 28), 9 eenmalige bijeenkomsten (2004: 5) en 7 internationale congressen (2004: 1).
Kengetallen onderwijs en opleiding
Masteropleiding Oncology • instroom • totaal aantal studenten • aantal afgestudeerden PAOG cursus- en congresorganisatie • aantal nationale bijeenkomsten (deelnemers) • aantal internationale bijeenkomsten (deelnemers)
Jaar 04 –05
Jaar 03 - 04
Jaar 02 - 03
350 8
351 10
350 8 10
324 7 10
2
4
5
5
15 2199 63% nvt nvt nvt
19 2031 63% 339 210 173
20 1853 62% 343 177 199
12 1705 62% 290 170 225
05 - 06 25 54 nvt
04 –05 16 49 23
03 - 04 28 46 13
02 - 03 18
2005 57 (2977)
2004 33 (2666)
2003 41 (3169)
2002
7 (2241)
1 (1109)
4 (828)
nvt
57 Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
Opleiding Geneeskunde • reguliere instroom propedeuse • instroom Noorse studenten in propedeuse • instroom hogere studiejaren (vnl. buitenlandse artsen) • instroom tandartsen voor verkort doctoraalprogramma • instroom masterclass • totaal aantal studenten • % vrouwelijke studenten • propedeusediploma’s • doctoraal diploma’s • afgestudeerde basisartsen
Jaar 05 - 06
58
Medische vervolgopleidingen
Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
Ontwikkelingen in 2005 De opleidingscapaciteit van VUmc is in 2005 uitgebreid. Van de 27 vanwege het CCMS erkende medisch specialistische opleidingen worden er 25 voor VUmc aangeboden. Het streven is er op gericht alle opleidingen aan te bieden, al dan niet in samenwerking met de ander opleidingsinrichtingen binnen de onderwijs- en opleidingsregio van VUmc (OZON). Naast bovenstaande (CCMS) erkende opleidingen heeft VUmc de bevoegdheid voor 14 ander opleidingen. De totale opleidingscapaciteit van de OOR is geleidelijk uitgebreid van 389 in 2004 naar 528 in 2005. De verwachting voor 2006 luidt 541 aios. Tabel De vervolgopleidingen in cijfers 2006
2005
Aantal opleidingen (erkend)
25
25
Aantal opleidingen (overig)
14
14
Instroom aios (OOR VUmc)
100
108
Totaal aantal aios (OOR VUmc)
541
528
Instroom aios VUmc Totaal aantal aios VUmc Uitstroom VUmc
72
69
337
325
60
51
Nieuwsflits Roparunners leveren topprestatie Maandag 16 mei om 14.53 uur passeerde het voltallige Roparunteam van VU medisch centrum de finishlijn op de Coolsingel in Rotterdam. 38 Uur en 42 minuten eerder was Regina Knoester als eerste loper voor het VUmc team van start gegaan in Parijs. Met deze fantastische tijd bezet het team de 26ste plaats in het klassement van de in totaal 176 deelnemende teams. In vergelijking met de 62ste plaats in 2004 is er dus sprake van een flinke verbetering.
Sneller Beter motor achter kwaliteitsverbeteringen Wie de tussentijdse resultaten bekijkt van de vijftien VUmc-Sneller Beterteams, ziet dat er enorm veel werk is verzet. Zo is het percentage mensen met doorligwonden op de zorgeenheid neurochirurgie/orthopedie nagenoeg nul, is de toegangstijd voor de poli verloskunde verlaagd met tien dagen, is er voor carotispatiënten een efficiënt zorgpad ontwikkeld en draaide de afdeling radiologie de afgelopen maanden overuren om de wachtlijst weg te werken. De tussentijdse resultaten werden op 31 oktober 2005 tijdens een landelijke conferentie aan minister Hoogervorst overhandigd. Vanaf november was er in VUmc een Sneller Betertentoonstelling te zien. Bedoeling is dat de kennis die is opgedaan in de Sneller Beterteams zich verspreidt over de andere zorgeenheden. Vanaf 1 oktober zijn 23 nieuwe teams gestart met projecten als decubitus, postoperatieve wondinfecties en werken zonder wachtlijst. Nieuw binnen deze projecten is dat patiëntenparticipatie een verplicht onderdeel is.
De innovatie van de medische vervolgopleidingen gaat uit van de wetenschappelijke verenigingen en wordt ondersteund vanuit de onderwijsinstituten van de medische centra. Het onderwijsinstituut van VUmc ondersteunt de opleiding tot kinderarts. Het gaat dan onder meer om advisering bij maken van een onderwijsplan en ontwerpen van toetsing. Verder wordt ondersteuning geboden bij de pilots die binnen dit kader bij de verschillende verenigingen worden uitgevoerd en de aansluitende implementatie van de onderwijsinnovatie. Actualisatie regioplan en AIOS-volgsysteem VUmc wil in de aanloop naar een gewijzigd systeem van financiering van medische vervolgopleidingen streven naar een verbetering van de planning en registratie van arts-assistenten in opleiding (aios) op de afdelingen en de bijbehorende ICT-ondersteuning realiseren. In opdracht van de raad van bestuur is de ontwikkeling en implementatie van een AIOS volgsysteem ter hand genomen.
59 Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
Vanwege het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) is per 1 januari 2005 het Kaderbesluit en een complete set specifieke opleidingseisen in werking getreden. Hierin zijn eisen geformuleerd voor een moderne modulaire opleidingsstructuur op basis van eindtermen, cursorisch onderwijs, toetsing van competenties en professionalisering van opleiders. Gelet op alle wijzigingen in de beroeps- en opleidingsstructuren is op tijd gestart met de invoering van cyclisch aios-onderwijs, dat aan alle aios wordt aangeboden. De aangeboden modules zijn in 2005 door grote groepen aios gevolgd. Het onderwijs is opgezet door de centrale opleidingscommissie (COC) van VUmc. Aanvullend op het aios-onderwijs wordt een COSTA-VU (complexe situatietraining arts-assistenten VU) cursus georganiseerd. Dit is een communicatiecursus waarin wordt geoefend met door aios zelf ingebrachte casuïstiek.
60 Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
In mei 2005 is het Regioplan 2005-2008 opgeleverd. Voor 2006 wordt er wederom een regioplan (2006-2009) opgesteld. Gezien het resultaat en de ontwikkelingen bij de totstandkoming van het voorgaande regioplan (2005-2008) heeft het onderwijsinstituut de procedure voor het komende regioplan verder aangescherpt. Zo kan er alleen op naam geregistreerd worden. Professionalisering opleiders vervolgopleidingen In 2004 en 2005 is gestart met de Teach the Teachertrainingen voor (plaatsvervangend) opleiders van de vervolgopleidingen in VUmc en de regio. In 2005 zijn vier cursussen verzorgd voor in totaal 48 specialisten met de volgende verdeling: VUmc: 33, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis: 8, Medisch Centrum Alkmaar: 4, Spaarne Ziekenhuis: 3. In een opleidingsplan is het cursusprogramma beschreven. De aanpak is erop gericht in een periode van vijf jaar alle (plaatsvervangend-)opleiders van VUmc en de regio de drie cursussen aan te bieden en voldoende cursusleiders op te leiden om vanaf 2008-2009 het gehele programma op eigen kracht te kunnen verzorgen. In de jaren 2006 en 2007 wordt de inbreng vanuit Groningen geleidelijk afgebouwd.
Nieuwsflits Geslaagde eerste week voor geneeskundestudenten Op 5-9-5 startten ongeveer 380 studenten met het nieuwe onderwijsprogramma geneeskunde VUmc-compas. Op de eerste dag verwelkomde de directeur van het onderwijsinstituut de studenten. Vervolgens werd de opbouw van de studie verteld en presenteerden studentenorganisaties zichzelf. In de middag waren er rondleidingen, informatierondes, etc. Uniek was de driedimensionale voorstelling die duidelijk maakte waar het in het nieuwe curriculum om gaat: de mens én de dokter in al zijn facetten. Op basis van de film ‘M is for Mozart’ van Peter Greenaway creëerde Saskia Boddeke ‘M is for Medicine 2’. De studenten waren na deze dag vooral nieuwsgierig naar de eerste echte lesdag.
VU medisch centrum, dat bent u Hoe ziet VU medisch centrum eruit? Waarvoor gáát het, en waarvoor stáát het? In 2004 werd in het project missie & visie de identiteit van VU medisch centrum opnieuw beschreven. Medewerkers hielpen duidelijk te krijgen wat nu typisch VU medisch centrum is. Op basis van de ‘input’ die het project missie & visie opleverde, en op basis van onder anderen het meerjarenbeleidsplan zijn een nieuwe missie, een visie en drie waarden voor VU medisch centrum vastgesteld. Tezamen beschrijven ze de identiteit (of: persoonlijkheid) van VU medisch centrum. De missie is kort samengevat in een motto: VU medisch centrum. Kennis maakt ons beter.
Interview
61
Nieuw onderwijsprogramma
“Als kleuter was ik al gefascineerd door plaatjes in de medische encyclopedie, vooral zwangerschap en bevalling trokken me. De keus voor een studie geneeskunde lag dus voor de hand, eigenlijk heb ik er nooit aan getwijfeld. VU medisch centrum was de eerste universiteit waar ik ben gaan kijken. Het was een geslaagde open dag en dat blijft hangen als beeld. Wat ik van deze studie moest verwachten wist ik niet precies. Wat opvalt is dat je vanaf het eerste college meteen in de stof duikt bijna letterlijk aan de hand van de patiënt. Elk openingscollege van een nieuwe week zien we een patiënt en horen we zijn/haar verhaal, daardoor realiseer je je hoe een patiënt zijn ziekzijn en de attitude van artsen beleeft. Competenties is het sleutelwoord van de studie geneeskunde aan VUmc. Het onderwijsprogramma is ingericht vanuit de competenties van de (toekomstig) arts. Er staan acht rollen centraal. Vanzelfsprekend die van medisch expert, maar ook die van communicator, academicus, reflector, samenwerker, organisator, gezondheidsbevorderaar en beroepsbeoefenaar. Met een aantal rollen hebben we dit collegejaar al veelvuldig kennisgemaakt. De rol van communicator komt bijvoorbeeld terug in practica. Daar oefenen we met simulatiepatiënten. Heel eng, maar het is een goede voorbereiding op de huisartsstage van volgend jaar. Ook de rol van academicus passen we toe. Zo moesten we zelf gegevens verzamelen bij het thema ‘beweging en gezondheid’ en de onderzoeksvraag vaststellen. Het is leuk om daar nu al mee bezig te zijn. Na ruim een half jaar kan ik concluderen dat geneeskunde een goede keus is geweest. Wat het vooral leuk maakt, is dat we van meet af aan met patiënten omgaan. Daardoor komt het gevoel ‘als ik later arts ben’ al heel snel.”
Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
Charlotte Blokhuis, eerstejaars student geneeskunde
62
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Ontwikkelingen personeelsbestand In- en uitstroom van medewerkers (alle geldstromen) De effecten van de maatregelen in het kader van Gerichte Groei zijn af te lezen aan de daling van de instroom van personeel in loondienst met 14,3% van 722 formatieplaatsen (fte) in 2004 naar 618 fte in 2005 terwijl de uitstroom in die periode met 2,2% steeg naar 614 fte.
Hoewel het personeelsbestand van medewerkers in loondienst in 2005 ten opzichte van 2004 met 0,4% tot 6.467 medewerkers is gestegen, is het aantal fte met 0,8% naar 4.870 fte gedaald. Dat het aantal medewerkers ten opzichte van 2004 is gestegen, heeft te maken met de toegenomen werkzaamheden van het flexbureau van VUmc. Dit bureau heeft in 2005 namelijk 150 medewerkers met 0-uren-contracten (gelijk aan 19 fte) méér aangenomen dan in het jaar 2004. Hierdoor kwam het totaal aantal flexwerkers in 2005 uit op 213. Met name omdat deze medewerkers relatief kleine dienstverbanden hebben, is de deeltijdfactor van VUmc als geheel gedaald van 76,2% naar 75,3%. In 2005 zijn verder ongeveer 20% minder verpleegkundigen in opleiding aangenomen. De sterke stijging van het aantal stagiaires is het gevolg van een hoge instroom bij de afdeling huisartsengeneeskunde.
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Dit hoofdstuk geeft een indruk van de ontwikkelingen van het personeelsbestand van VUmc door de jaren heen.
63
64
Ontwikkeling personeelsbestand 2002 tot en met 2005 O ntwik k eling pers oneels bes tand 2 0 0 2 t/ m 2 0 0 5
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
7.000 6.000 5.000 4.000
Gem iddelde bezetting hoofdelijk
3.000
Gem iddelde bezetting in fte
2.000 1.000 0 2002
2003
2004
2005
De ontwikkeling van het personeelsbestand in fte per maand laat vanaf november 2004 een dalende trend zien.
Ontwikkeling fte alle geldstromen
65 Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Verzuim in cijfers De dalende tendens van het ziekteverzuim heeft zich ook in 2005 voortgezet. Zowel het kort verzuim (<1 jaar) én het lang verzuim zijn gedaald van respectievelijk 4,46% naar 4,12% en van 1,16% naar 1,00%. Vooral de verzuimdaling bij het facilitair bedrijf heeft hieraan bijgedragen, daar daalde het verzuim van 8,89% naar 5,36%. Het totaal verzuim, dus inclusief lang verzuim en zwangerschap daalde van 6,46% in 2004 naar 6,11% in 2005.
Ontwikkeling verzuimpercentage in VUmc korter dan 1 jaar
66
Loonkostenontwikkeling
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
De stijging van de loonkosten in de referteperiode blijft, ondanks een lichte afname in fte’s, voornamelijk het gevolg van: de extra kosten voor de bij CAO afgesproken eenmalige uitkering in februari 2005 in verband met het behalen van de beoogde verzuimreductie; de verhoging van de eindejaarsuitkering van 3,5 naar 4,25%; het anciënniteitseffect: door een verminderde mobiliteit schuiven zittende medewerkers langzaam verder op naar het einde van de schaal. De kosten voor uitzendkrachten zijn in de referteperiode met 42,5% gedaald en wel van € 4,8 mln. naar € 2,7 mln. Dit resultaat is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het toegenomen bestand van flexwerkers die door het flexbureau worden ingezet. Ook de kosten voor overwerk zijn met 20% tot € 0,64 mln. teruggedrongen.
Loonkosten excl. salaris x 1000
Nieuwsflits Gebouwenloop groot succes Met veel enthousiasme hebben bijna 250 hardlopers de vijf en tien kilometer lange route door de VUmc gebouwen en de tuin afgelegd. De gebouwenloop werd op zaterdag 29 oktober gehouden ter gelegenheid van het eerste lustrum van VUmc. “Een superloop”, volgens een van de deelnemers. “De New York marathon kan hier niet tegen op”, stelt een ander vast. “Kan ik me alvast inschrijven voor volgend jaar?”, vraagt een derde zich af. Met name de perfecte organisatie krijgt veel complimenten van de deelnemers. Het bijzondere parcours blijkt voor velen een echte uitdaging te zijn geweest. Ondanks de vele bochten, trappen en soms lage gangen, hoefden de EHBO-ers geen enkele keer in actie te komen. Er wordt inmiddels onderzocht of het mogelijk is om de VUmc gebouwenloop tot een jaarlijks terugkerend evenement uit te roepen.
Opbouw personeelsbestand
Ontwikkeling fte
Nieuwsflits Financiële situatie VUmc verbeterd Bijna aan het eind van het jaar wordt duidelijk dat de financiële situatie van VU medisch centrum fors verbeterd is, mede dankzij Gerichte groei. De exploitatie in 2005 is sluitend afgerond en ook de ramingen voor de komende jaren ontwikkelen zich positief. Voorzitter van de raad van bestuur Elmer Mulder geeft alle medewerkers dan ook een compliment omdat dit zo snel bereikt is. “Ik realiseer me goed, dat het niet gemakkelijk is geweest of nog is, maar ingrijpen op zo'n grote schaal was nodig. We hadden geen reserves meer om financiële maatregelen op te vangen of nieuw beleid in te zetten. Financiële tekorten maken je afhankelijk van banken en verzekeraars. Je kunt geen beslissingen meer nemen, waardoor onzekerheid in de organisatie ontstaat. Nu ziet onze financiële toekomst er beter uit en is de organisatie duidelijk verbeterd en meer beheersbaar geworden.”
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Zoals hiervoor aangegeven is het personeelbestand in fte met 0,8% afgenomen. Die afname is met name bij de clusters I, III, IV en het facilitair bedrijf (FB) waar te nemen. Alleen bij cluster V is er sprake van een stijging in fte. Als de toename in fte van flexwerkers bij de stafdiensten niet wordt meegenomen is ook bij de stafdiensten sprake van een gekrompen personeelsbestand.
67
68
De vergrijzing binnen het VUmc, voornamelijk het gevolg van een verminderde mobiliteit en een relatief gunstige arbeidsmarktsituatie, gaat onverminderd door. De effecten ontstaan voornamelijk doordat minder jongere medewerkers instromen en oudere medewerkers langer blijven werken.
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Leeftijdsverdeling & vergrijzing
Interview
69
Dienend leiderschap
“Dienend leiderschap als managementstijl past bij me als een warme jas. Voortdurend faciliteren is wat mij betreft de essentie van deze coachende leiderschapstijl. Ik tracht mezelf overbodig te maken en mijn medewerkers inzicht te geven: waarom zijn dingen zoals ze zijn en wat kun je eraan veranderen. Deze vragen komen steeds terug: hoe ben je een goed verpleegkundige voor je patiënten, hoe ben je een goede werkbegeleider voor lerenden, hoe ben je een goede coach voor je collega’s, welke ruimte neem je voor jezelf? We benadrukken de eigenheid van iedere medewerker. Dat wordt ook door patiënten en familie zeer gewaardeerd. Zo kwam de familie van een overleden jonge vrouw ons bedanken. Eén verpleegkundige in het bijzonder. Zij had de wens van de patiënte om voor haar sterven nog een keer te douchen vervuld. Het was verpleegtechnisch gezien niet gemakkelijk geweest, maar ze had het wel gedaan. Die waardering is het grootste cadeau wat je ons als afdeling kunt geven. Als leidinggevenden benadrukken we deze situaties en maken we medewerkers bewust van de momenten die zijn gecreëerd. In gesprek met de desbetreffende verpleegkundige vergroten we de situatie uit: dat was jij die dat deed, wat was je drijfveer om dit voor die patiënt te doen? Er wordt nog wel eens gedacht dat dienend leiderschap soft is. Dat is een vergissing. In deze stijl kun je ook heel directief sturen als dat nodig is. Dienend leiderschap geeft goed koers. Dat zie je overal in terug. Bijvoorbeeld in bijscholingsbeleid. Wij kiezen bewust voor trainingen die we met de hele afdeling en alle disciplines kunnen doen. Hoe je het effect van dienend leiderschap terug ziet? We hebben een stabiel team. Leerlingen voelen zich hier heel snel op hun plek en hebben het gevoel tot hun recht te komen. En patiënten hebben onze afdeling in het patiënttevredenheidsonderzoek hoog gewaardeerd.”
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Melanie Stallen, hoofd zorgeenheid verloskunde en gynaecologie
70
Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Ook in 2005 zijn verdere stappen gezet om het thema maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen VU medisch centrum nader in te vullen. Ontwikkelingen die al eerder waren ingezet kregen in 2005 een vervolg. In de visie van de raad van bestuur bieden maatschappelijke ontwikkelingen mogelijkheden voor nieuwe vormen van zorg. Nieuwe vormen die aansluiten bij de vraag van de klant of een maatschappelijk issue. De in 2004 opgerichte universitaire huisartsenpraktijk VUmc (UHP) is hiervan een goed voorbeeld. Eind 2005 werd de UHP uitgebreid met de eerste satellietpraktijk. De satellietpraktijk maakt functioneel deel uit van VUmc, maar is professioneel zelfstandig. De satellietpraktijk krijgt vanuit VUmc ondersteuning op het gebied van ICT, patiëntenzorg, personeelsmanagement en zorgadministratie. Naast de facilitaire ondersteuning is de focus nadrukkelijk gericht op inhoudelijke samenwerking. Onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg zullen verder ontwikkelen door deze samenwerking. Een ander voorbeeld van zorgvernieuwing is de oprichting van het transferbureau. Dit bureau regelt de vervolgzorg na ontslag uit VUmc. Wat het transferbureau van VUmc uniek maakt is de verregaande samenwerking met Fontis Amsterdam, een nazorgverlenende organisatie voor senioren. Beide zijn verantwoordelijk voor het goed regelen van de vervolgzorg. Deze samenwerking biedt vele voordelen, naast bundeling van kennis is de nazorgcapaciteit van Fontis binnen handbereik. Het transferbureau is een nieuw onderdeel in het kader van kwaliteitsverbetering. Uiteindelijk doel is om de doorstroom- en uitstroom van patiënten te bevorderen waardoor ligduur en wachttijd verminderen en ‘verkeerde bedbezetting’ wordt voorkomen. Een proef op de zorgeenheid neurologie heeft laten zien dat het werkt. Ook de ontwikkeling rond het Cancer Center Amsterdam vond een jaar eerder zijn oorsprong. In 2005 volgden de ontwikkelingen elkaar snel op. Het CCA geldt als voorbeeld van ondernemerschap in de wetenschap. Het CCA verwezenlijkt zijn ambities met middelen uit zowel de publieke als ook de private sector. In 2005 werd begonnen met de bouw van een prestigieus oncologisch onderzoekcentrum. In dit veelkeurige bouwwerk zullen zo’n 200 wetenschappers en analisten werken aan kankeronderzoek. Het laboratorium wordt uitgerust met de modernste state-of-the-art voorzieningen, waardoor nieuwe typen onderzoek mogelijk worden. In 2003 is de Universele bril door de afdeling fysica en medische technologie geïntroduceerd als oplossing voor kansarme, slechtziende kinderen in derde wereld landen. Met de goedkope en in sterkte verstelbare bril zijn zij in staat hun opleiding af te maken. In 2005 vond verdere verfijning van het ontwerp plaats en zijn de contacten om tot productie over te gaan verder uitgebouwd. Tot zover projecten die in 2005 een vervolg kregen. De tsunami die eind 2004 vele slachtoffers maakte in Zuidoost Azië liet ook VUmc niet onberoerd. VUmc medewerkers kwamen in actie om noodhulp te leveren in de getroffen gebieden, maar namen ook het initiatief om structurele hulp te organiseren: de adoptie van twee Sri Lankese ziekenhuizen. Ondersteund door een comité van aanbeveling startten zij het project ‘VUmc voor Sri Lanka’. Door bekende en ter zaken kundige lokale contacten in te schakelen is de kans dat geld en materieel de juiste bestemming bereikt, gewaarborgd, zo is het uitgangspunt van dit project. De stichting Ontwikkelingssamenwerking VUmc heeft het initiatief ‘VUmc voor Sri Lanka’ geadopteerd. Deze stichting ondersteunt samenwerkingsprojecten in de gezondheidszorg tussen VUmc en ontwikkelingslanden. Door financiële bijdragen en uitwisseling van personeel en studenten draagt zij bij aan de verbetering van patiëntenzorg, geneeskundig onderwijs- en onderzoek in landen in Afrika, Azie, Latijns-Amerika en Oost-Europa. Met de eerste donaties uit ‘VUmc voor Sri Lanka’ werd in Balaptiya (Sri Lanka) een shockroom ingericht op de eerste hulp afdeling.
Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
71
72 Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Om meer jongeren te interesseren voor een toekomst in de techniek organiseerde het Regionaal TechnoCentrum Amsterdam het project ‘Future expedition’. VU medisch centrum werkte graag mee aan de expeditie ‘techniek in gezondheidszorg’ en zo maakten 120 derdejaars VMBO-studenten in 2005 kennis met de wereld van techniek in VUmc. De afdeling fysica en medische techniek organiseerde vier expedities variërend van virtueel opereren tot het scannen van een fantoompop. Leerlingen konden zelf allerlei medische apparatuur hanteren. Als onderdeel van haar maatschappelijke taak bij rampenopvang deed VUmc in 2005 mee aan de rampenoefening Bonfire. Deze door het Ministerie van binnenlandse zaken geregisseerde oefening in de Arena richtte zich op alle schakels ten tijde van een ramp, van ambulance verpleegkundige tot minister. Tientallen patiënten kwamen naar de afdeling spoed eisende hulp van VUmc en werden aldaar of elders in het ziekenhuis opgevangen.
Commissie medische ethiek De commissie medische ethiek (CME) heeft tot taak zich te buigen over algemeen medisch-ethische kwesties in VUmc. Zij brengt hierover advies uit aan de raad van bestuur. In 2005 waren er tien vergaderingen. De onderwerpen liepen uiteen van het beleid rond wilsverklaringen, de ICSI-behandeling bij de afdeling IVF, de nieuwe Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) en euthanasie tot de Embryowet. Het addendum modelreglement Embryowet, opgesteld door de CME samen met de medisch ethische toetsingscommissie (METc), werd na uitgebreide correspondentie met de afdeling verloskunde en gynaecologie, in mei 2005 aangeboden aan de raad van bestuur. In de Embryowet van 2002 was vastgelegd dat er een reglement moest komen voor elke instelling waar buiten het lichaam embryo’s tot stand worden gebracht. In 2003 kwam er een model voor zo’n reglement uit (Modelreglement Embryowet), dat de afdeling verloskunde en gynaecologie van VUmc wilde gaan gebruiken in plaats van het oude IVF-reglement. De medisch ethische toetsingscommissie moest de raad van bestuur hierover adviseren. Zij deed dit in samenwerking met de commissie medische ethiek. De beide commissies adviseerden dat het modelreglement voor VU medisch centrum op enkele punten aangevuld moest worden: het addendum modelreglement Embryowet. Die aanvullingen lagen op het gebied van de verlenging van de termijn waarop embryo’s voor zwangerschap bewaard worden, postmortale voortplanting (de moeder wordt zwanger via het embryo als de vader al overleden is), eiceldonatie, zaadceldonatie en embryodonatie. De discussie hierover binnen de CME - en ook die tussen de CME enerzijds en de afdeling verloskunde en gynaecologie anderzijds - was lastig. De CME besloot bijvoorbeeld na lang beraad dat postmortale voortplanting in VUmc niet moet worden toegestaan, omdat dit niet in het belang is van het verwekte kind, maar dat er tóch uitzonderingsgevallen denkbaar zijn. Met de afdeling verloskunde en gynaecologie was er discussie over de te volgen procedure bij de niet-uitzonderingsgevallen. Moet men mensen die voor een IVF-behandeling komen, meedelen dat in VUmc postmortale voortplanting niet mogelijk is, en moet VUmc, als deze mensen toch postmortale voortplanting willen, zorgdragen voor het vervoer van embryo’s naar een andere instelling? Uiteindelijk werd in beide gevallen besloten van wel. Bij het aanbieden van het addendum aan de raad van bestuur hebben CME en METc nog aangetekend dat het zeer wenselijk is om onderzoek te doen naar de lange termijneffecten voor kinderen die verwekt zijn met spermadonatie en eiceldonatie. Verder adviseerden CME en METc de raad van bestuur een reglement of addendum te maken over hoogtechnisch draagmoederschap (HTD) als dit in VU medisch centrum wordt toegestaan. De raad van bestuur heeft dit advies overgenomen.
73 Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Ter toelichting: Hoogtechnologisch draagmoederschap is een behandeling waarbij middels in vitro fertilisatie (IVF) embryo’s worden gecreëerd uit zowel eicellen als zaadcellen van de wensouders. Deze embryo’s worden geplaatst (één per keer) in de baarmoeder van de draagmoeder. Het kind dat op deze manier ontstaat, is 100% genetisch verwant aan beide wensouders. De erfelijke eigenschappen van de draagmoeder worden niet aan het kind doorgegeven. VU medisch centrum heeft zich afgelopen periode ingespannen om deze bijzondere behandeling in Nederland te herintroduceren. Het IVF centrum van VUmc verzorgt de indicatiestelling en counseling van de betrokken wensouders en draagmoeder. De artsen, psychologen en overige medewerkers van VUmc hebben een belangrijke rol bij het tot stand laten komen van een zwangerschap middels hoogtechnologisch draagmoederschap. Om deze reden voelen zij zich verantwoordelijk voor het welzijn van met name van het kind, de draagmoeder, de betrokken ouders, en hun familie. Daarom is hard gewerkt aan een behandelprotocol, waarin de psychologische aspecten, het IVF-traject en de juridische aspecten uitvoerig staan beschreven. Voor wat betreft de indicatie werkt men volgens richtlijn no. 18 van de NVOG: hoogtechnologisch draagmoederschap. VU medisch centrum richt zich alleen op deze vorm van draagmoederschap. Paren kunnen zich slechts bij VUmc aanmelden, indien zij door hun behandelend gynaecoloog zijn doorverwezen.
74
Medisch-ethische toetsingscommissie
Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Evenals in 2004 heeft de Medisch-Ethische Toetsingscommissie (METc) 249 protocollen op het gebied van mensgebonden onderzoek in behandeling genomen. 34 van de 249 ingediende protocollen werden gefinancierd vanuit de vierde geldstroom. Door het grote aantal protocollen, dat door de commissie tijdens 43 vergaderingen behandeld werd, was de commissie genoodzaakt de vergaderprocedure zodanig aan te passen dat aan efficiency werd gewonnen, waarbij de kwaliteit van de bespreking van het protocol niet achteruit zou gaan. De commissie heeft dan ook besloten ten aanzien van protocollen, die elders beoordeeld zijn en zijn goedgekeurd en bij de commissie zijn aangeboden met het verzoek om een toetsing op lokale uitvoerbaarheid binnen VU medisch centrum, de procedure te wijzigen. Dergelijke protocollen worden niet meer behandeld in een plenaire sessie van de commissie, maar in een kleine commissie met specifieke kennis op het gebied van advisering over lokale uitvoerbaarheid. Deze wijziging betekent dat een groot deel van de leden van de commissie ontlast is van de taak te toetsen op lokale uitvoerbaarheid binnen VU medisch centrum. De wijziging in de vergaderprocedure resulteert tevens in een snelle en adequate procedure. De samenwerking met de lokale ethische commissies van het Sint Lucas Andreas ziekenhuis en het Spaarne ziekenhuis heeft geleid tot beoordeling/advisering van een vijftal protocollen door de METc van VU medisch centrum. In het verslagjaar werden 196 vanuit VU medisch centrum ingediende protocollen afgehandeld. Daarnaast heeft de commissie over een aantal inhoudelijke zaken, die tijdens de behandeling van protocollen aan de orde werden gesteld, gesproken. Zo heeft de commissie besloten dat in alle gevallen de huisarts van de deelnemer aan een onderzoek, dat onder de wet mensgebonden onderzoek valt en waarbij een interventie plaats vindt, geïnformeerd dient te worden. Over de taal waarin de schriftelijke informatie dient te worden geschreven heeft de commissie besloten dat de deelnemers de taal zowel dienen te kunnen spreken als te kunnen lezen. Dit heeft consequenties voor de in- en exclusiecriteria die in de informatiebrief moeten worden vermeld.
Milieu Milieuzorg heeft vooral na het ontstaan van VU medisch centrum in 2001 zijn vorm gekregen. De milieu-identiteit van VU medisch centrum is in 2005 vastgelegd in het milieumeerjaren-programma 2005-2010. Als doelstelling is hierin opgenomen dat de relatieve milieubelasting van VU medisch centrum als geheel in 2008 minimaal gelijk is of geleidelijk is afgenomen ten opzichte van de milieubelasting in 2000. Deze doelstelling zal de komende jaren maatgevend zijn bij de uitvoer van milieuprojecten. Het nemen van eigen verantwoordelijkheid maakt onderdeel uit van de milieu-identiteit van VU medisch centrum. Een flexibele milieuvergunning geeft hier de ruimte voor. In 2005 is hard gewerkt aan een ontvankelijke aanvraag voor een flexibele milieuvergunning. Dit bracht extra werk met zich mee omdat aan de vergunning door de overheid veel eisen worden gesteld. In dat verband moest er eind 2005 een onderzoek uitgevoerd worden naar de geluidsbelasting van VU medisch centrum op haar omgeving. Door deze extra werkzaamheden zijn enkele milieuprojecten, zoals het invoeren van milieu-audits en het opstellen van een handboek milieu, uitgesteld naar 2006. Conform de verwachting is in 2005 het energiebesparings-onderzoek in het kader van de Meerjaren energie-efficiency 2001-2012 afgerond. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het Energiebesparingsplan voor de periode 2005-2008. Een uitgebreide beschrijving van de milieubelasting door VU medisch centrum en resultaten op het gebied van milieubeleid is te vinden in het Milieujaarverslag 2005, dat medio april 2006 beschikbaar komt.
Interview
75
Gerichte Groei
“Bezuinigen is niet het primaire doel binnen de gezondheidszorg. Effectief en doelmatig functioneren binnen je primaire academische opdracht, daar gaat het om. Dat is wat we ook in bezuinigingsoperatie Gerichte Groei tot uiting hebben proberen te brengen. Geld erbij was niet reëel, we moeten onze missie volbrengen met de beperkte middelen die er zijn. En dus hebben we als commissie Gerichte Groei kaders gesteld want de keuzes die we binnen VUmc moeten maken, horen een volgordelijkheid te hebben. Eerste vraag was dan ook: zijn onze activiteiten relevant, vallen ze binnen onze primaire opdracht patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek én vallen ze binnen de eerder gekozen zwaartepunten van beleid. Tweede vraag was of de manier waarop we die activiteiten volbrengen effectief is ofwel leveren ze aansprekende resultaten op, en als derde: gebruiken we de middelen die ons ter beschikking staan op de juiste manier. Deze drie kaders relevantie, effectiviteit en doelmatigheid vormen de trechter Gerichte Groei. Langs die meetlat zijn alle bezuinigingsvoorstellen gelegd. VU medisch centrum is een vooraanstaand maatschappelijk kenniscentrum op het gebied van gezondheidszorg. Maar dat wil niet zeggen dat het bestaan en functioneren ervan niet ter discussie staan. Als maatschappelijke organisatie moeten wij steeds toetsen of we datgene doen wat we moeten doen en of we het op een efficiënte manier doen. Gerichte Groei had een verdrietige kant. Je wilt een goede werkgever zijn voor je medewerkers en dan is het beroerd om te zeggen ‘we gaan uit elkaar’. Maar het had ook een mooie kant. Er werd vanuit de afdelingen en clusters nagedacht over een gezonde combinatie van kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. Dat is maatschappelijk ondernemerschap in de meest ultieme vorm en daar hebben we als VU medisch centrum een grote stap in gezet.”
Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Wim Stalman, hoofd afdeling huisartsgeneeskunde
76
Hoofdstuk 9 • Bestuur en Financiers
Het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening bedraagt 4,3 miljoen euro positief. Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot 14,8 miljoen euro. De reservepositie van VU medisch centrum bedraagt 4,0 % van de som van het budget patientenzorg en de rijksbijdrage. De totale baten zijn ten opzichte van 2004 met 19,2 miljoen euro gestegen, daartegenover zijn de bedrijfslasten met 15,9 miljoen euro gestegen. Daarnaast heeft er door de opheffing van de stichting SKGA (een samenwerking met het AMC) een positieve vermogensmutatie van 1 miljoen euro plaatsgevonden. Ten opzichte van 2004 is er voor de totale patiëntenzorg een verhoging te zien van gemiddeld 3,8%, dit komt overeen met 10 miljoen euro. De overige bedrijfsopbrengsten stegen met 6 miljoen euro. De kosten van personeel in loondienst zijn in 2005 ondanks de daling van de bezetting gestegen met 4,7 miljoen euro ten opzichte van 2004. Deze stijging is onder te verdelen in een verlaging van 4,1 miljoen euro als gevolg van een daling in het aantal fte’s en een stijging van 8,8 miljoen euro als gevolg van stijging van de salariskosten. De salariskosten zijn gestegen door een verhoging van de eindejaarsuitkering met 0,75%, de werking van het jaarlijkse anciënniteiteffect en de aanpassing als gevolg van de beoordeling van functies (Fuwafaz). De overige bedrijfskosten zijn met 11,3 miljoen euro gestegen onder andere door 6,3 miljoen euro hogere dotaties (met name 5 miljoen euro voorziening seniorenregeling) en 2,5 miljoen euro hogere kosten voor onderhoud en energie. Met name de volgende onderwerpen zijn van invloed geweest op het resultaat: • de eerste resultaten van de meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei • baten voorgaande jaren • overschotten uit projecten De bezuinigingen in het kader van de meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei van bijna 10 miljoen euro zijn in 2005 grotendeels gerealiseerd. De kosten van afvloeiing van personeel als gevolg van Gerichte Groei komen uit op een totaalbedrag van 5,5 miljoen euro die volledig in het jaar 2005 genomen zijn. Dit bedrag is inclusief 0,9 miljoen euro aan kosten die nog uitgekeerd worden in 2006. Totaal is er 3,8 miljoen euro geboekt als bate voorgaande jaren. Uit herrekeningen 2003 en 2004 van het budget patientenzorg zijn de volgende baten gekomen: • verhoging vergoeding gebouw gebonden kosten 2003/2004: 0,2 mln euro • correctie efficiencykorting 2003 0,5jr i.p.v. 1jr: 0,9 mln euro • groei AIOS-en 2004: 1,5 mln euro • overige kleine posten: 1,2 mln euro Het resultaat van de in 2005 afgesloten onderzoeksprojecten 2e, 3e en 4e geldstroom is 2 miljoen euro positief.
Hoofdstuk 9 • Bestuur en Financiers
Resultaten financieel beleid
77
78
Balans
Hoofdstuk 9 • Bestuur en Financiers
In het kader van de richtlijn RJ 271 (voorzieningen sociaal beleid) heeft VU medisch centrum een voorziening opgenomen voor de kosten van afvloeiingskosten van senioren ter grootte van 5 miljoen euro. Als gevolg van de invoering van het nieuwe factureringstelsel op basis van afgesloten DBC’s zijn de kortlopende schulden ten opzichte van 2004 met 84 miljoen euro toegenomen.
Reservepositie Het positieve resultaat van 2005 zorgt voor een versterking van de reservepositie. Het weerstands-vermogen om financiële tegenvallers op te vangen blijft gering.
Interview
79
Kennis exploitatie
“In Amsterdam vindt fundamenteel onderzoek van zeer hoog niveau plaats, maar er is een gat tussen de output aan Amsterdamse onderzoeksresultaten en de exploitatie er van. Eerste stap was dan ook om de neuzen van de kennis instellingen in Amsterdam wat betreft kennis exploitatie dezelfde kant op te krijgen. We hebben een structuur bedacht om gezamenlijk, vanuit UVA, AMC, Sanguin, en VU plus VUmc, onderzoeksresultaten op commercialiseerbaarheid en octrooieerbaarheid te evalueren. We kunnen daarbij ook een beroep doen op experts uit de financiële- en zakenwereld, zoals ABNAMRO, ING, KPMG en PWC. Met name de Kamer van Koophandel en de Amsterdamse Innovatie Motor zijn mede-aanjager geweest van het vormen van dit publiek-private consortium. Onder de paraplu van dit consortium, heeft VUmc het voortouw genomen om voor VU en VUmc samen een subsidie aan te vragen bij het Ministerie van Economische zaken in het kader van het TechnoPartner programma Subsidie Kennis Exploitatie. En die subsidie hebben we gekregen: twee en een half miljoen. Daarbij hebben VU&VUmc ook nog 2,5 miljoen euro bijgedragen zodat we werkelijk een professioneel bureau op kunnen zetten voor kennis exploitatie. Onze belangrijkste activiteiten zijn scouting, beoordeling van onderzoeksresultaten op toepassing en octrooiering, zoeken van industriële partners, en coaching van ondernemers uit de kennis instellingen. Voor de verschillende faculteiten van de VU liggen er heel veel toepassingsmogelijkheden in de chemie en de IT en de geologie, en voor VUmc is het uiteindelijke doel natuurlijk om onderzoekresultaten te vertalen naar concrete toepassingen voor de patiënt. Bij het woord kennisexploitatie worden de wenkbrauwen nog wel eens gefronst, maar je moet je afvragen of je wilt dat je onderzoeksresultaten voor 12 of voor 1200 patiënten belangrijk zijn. Met het testen van een nieuw medicijn is al gauw 500 miljoen euro gemoeid. Daar heb je dus grote bedrijven voor nodig, en die zul je moeten interesseren voor jouw onderzoeksresultaten. En natuurlijk stellen deze bedrijven hun voorwaarden: de exclusiviteit moet geregeld zijn en over de juistheid van de data moeten veel zekerheden bestaan. Toen ik vijf jaar geleden uit de pure onderzoekers wereld stapte, realiseerde ik me dat fundamenteel onderzoek niet meer genoeg voor me was, ik wilde de toepassing meemaken. Goed gestructureerde technology transfer is een essentiële schakel in dit proces, en zo kan ik een bijdrage leveren aan het vertalen van onderzoeksresultaten naar de kliniek.”
Hoofdstuk 9 • Bestuur en Financiers
Ada Kruisbeek: hoogleraar kennis exploitatie en manager Business Development van het Technology Transfer Office VU&VUmc
80
Hoofdstuk 10 • Hoofdlijnen van beleid 2006
Kwaliteit van patiëntenzorg 2006 en 2007 staan in het teken van het realiseren van continue verbetering op het gebied van kwaliteit in de patiëntenzorg. De activiteiten zijn ondergebracht in vier thema’s: patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid, patiënt- en verwijzerstevredenheid en professionele kwaliteit. Het verbeterproject Sneller Beter wordt mede vanwege de al behaalde successen voortgezet. Borging van de kwaliteit door middel van extern toetsbare kwaliteitssystemen is essentieel. VUmc bereidt een aanvraag voor accreditatie door het NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen) voor. Acute zorg VUmc vervult een leidende rol bij het organiseren van de acute zorg in zijn regio. Met het oog op deze regionale verantwoordelijkheid zal VUmc investeren in kwaliteitsverbeteringen ten aanzien van de eigen organisatie van de acute zorg. Visieontwikkeling, besluitvorming en monitoring van de uitvoering krijgen sterkere aandacht. De raad van bestuur heeft begin 2006 een stuurgroep ingesteld met belangrijke bevoegdheden om op korte en middenlange termijn de noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Onderwijs: nieuw curriculum VUmc ambieert een toonaangevende positie in Nederland op het gebied van onderwijs. In 2005 is gestart met de implementatie van het nieuwe curriculum – VU compas - voor de opleiding geneeskunde. Dat proces van onderwijsvernieuwing zal de komende jaren worden voortgezet en de nodige inspanningen van studenten en docenten vragen. Naast de aandacht voor het totale medische opleidingscontinuüm streeft VUmc de komende jaren ook naar versterking van het verpleegkundig opleidingscontinuüm. Onderzoek: aandacht voor kennistransfer VU en VUmc richten in 2006 gezamenlijk een Technology Transfer Office (hierna TTO) op. Hiermee geven beide instellingen een belangrijke impuls aan het formuleren en uitvoeren van een gezamenlijk kennisvalorisatie- en kennisexploitatiebeleid. Het TTO zal tot taak hebben te valoriseren kennis op te sporen en om te zetten in succesvolle exploitatietrajecten. Dit omvat het beschermen van kennis, het zoeken van commerciële samenwerkingspartners voor de exploitatie van kennis en het ondersteunen van nieuwe ondernemingen voortkomend uit de kennisinnovatie binnen de beide instellingen. Financieel beleid Voortzetting van het beleid gericht op een gezonde exploitatie en een opbouw van de vermogenspositie staat voorop. Het bezuinigingsprogramma van 2005 heeft bijgedragen tot een structureel gezondere financiële positie. Versterking van dit beleid door zorgvuldige implementatie van aanvullende doelmatigheidsprojecten op onder meer inkoop-, inkooplogistiek- en ICT-terrein is beoogd voor 2006. Netwerkontwikkeling Reeds enkele jaren volgt VUmc de strategie van netwerkvorming met andere zorgaanbieders in de regio teneinde de gestelde ambities te realiseren. Dit betreft zowel samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met ziekenhuizen in Noord Holland als ook vormen van samenwerking met categorale instellingen. Een voorbeeld daarvan is de vestiging van (klinische) voorzieningen voor het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA), GGZ Buitenamstel en Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) op het terrein van VUmc en de daaraan gekoppelde intensivering van de inhoudelijke en bestuurlijke samenwerking.
Hoofdstuk 10 • Hoofdlijnen van beleid 2006
De raad van bestuur heeft in het najaar van 2005 in het jaarplan 2006-2007 de hoofdlijnen van beleid voor de komende twee jaar uiteengezet. Hierna volgt een korte schets op hoofdlijnen.
81
82 Hoofdstuk 10 • Hoofdlijnen van beleid 2006
Organisatieontwikkeling De raad van bestuur bereidt een verdere decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor. Flankerend beleid zoals verbetering van het HR instrumentarium en het aanbieden van een management development programma zijn in voorbereiding. De verwachting is dat eind 2006 met de implementatie van een volgende stap in de organisatieontwikkeling gestart kan worden. Bouw Belangrijke projecten in 2006 zijn de realisatie van de tweede dakopbouw op het gebouw van de polikliniek, realisatie van vervangende huisvesting voor kinderdagverblijf ’t Olifantje, en bouw van de “Kinderstad” gezamenlijk met de Stichting Ronald McDonald Kinderhuizen. De voorbereidingen voor de bouw aan de westflank van VUmc worden voortgezet evenals ten behoeve van een nieuw onderzoeks- en diagnostiekgebouw.
Amsterdam, 9 mei 2006
drs. E.B. Mulder voorzitter raad van bestuur
prof. dr. T.J.F. Savelkoul Lid raad van bestuur
prof. dr. E.A. van der Veen Lid raad van bestuur, tevens decaan
mr. O.G.A. van der Beek secretaris van bestuur
Bijlage HRM kengetallen tbv jaarverslag 2005 VU medisch centrum
83
Peildatum 8 februari 2006
Kengetal
2002
2003
2004
2005
Functiebestand
VUmc gemiddeld aantal medewerkers
6.722
7.165
7.238
7.230
-0,1%
• aandeel patientgebonden personeel (a)
59,5%
58,5%
60,8%
60,6%
-0,3%
• aandeel personeel algemeenaandeel
26,3%
27,0%
23,8%
24,8%
4,0%
• aandeel personeel hotelfuncties (c)
6,6%
6,3%
6,3%
6,2%
-2,1%
• aandeel personeel niet in loondienst (d)
2,6%
2,3%
2,4%
2,4%
2,7%
• aandeel personeel terreinaandeel en
0,7%
0,6%
0,6%
0,6%
-3,2%
• aandeel stagiares (f)
2,8%
3,4%
4,6%
8,3%
78,2%
• aandeel verpleegkundigen in opleiding (g)
1,7%
1,8%
1,4%
1,1%
-20,5%
5.812
6.126
6.440
6.467
0,4%
-2,4%
(incl. personeel niet in loondienst)
en administratieve functies (b)
gebouwgebonden functies (e)
VUmc gemiddeld aantal medewerkers in loondienst • aantal leidinggevenden
391
419
446
435
5.420
5.708
5.994
6.032
0,6%
6,7%
6,8%
6,9%
6,7%
-2,9%
• aandeel niet leidingevenden
93,3%
93,2%
93,1%
93,3%
0,2%
Vumc gemiddeld aantal fte
4.538
4.713
4.909
4.870
-0,8%
3.998
4.162
4.342
4.290
-1,2%
535
547
562
575
2,4%
-0,4%
• aantal niet-leidinggevenden • aandeel leidinggevenden
(alle geldstromen) Vumc gemiddeld aantal fte 1e GELDSTROOM Vumc, personeel in loondienst 3e GELDSTROOM Indirect personeel in fte (b + c + e) • aandeel indirect personeel % Totaal aantal fte verplegend en &
1.317
1.377
1.451
1.445
29,0%
29,2%
29,6%
29,7%
0,4%
979
1.001
1.059
1.041
-1,7%
verzorgend personeel • aandeel leidinggevend • aandeel niet-leidinggevend
8,2%
8,3%
7,1%
6,9%
-4,1%
91,8%
91,7%
92,9%
93,1%
0,3%
Top 5 functies met meeste fte • verpleegkundige
436
456
331
310
-6,2%
• arts-assistenten src
218
236
269
300
11,4%
• gespecialiseerd verpleegk.
0
0
221
226
2,4%
• gespec.verpleegk.int.zorg
0
0
166
175
5,4%
153
161
169
160
-5,2%
• medisch administratief medew.
Bijlage HRM kengetallen
Onderwerp
Relatief verschil in % 2005 t.o.v. 2004
84 Bijlage HRM kengetallen
Onderwerp
Kengetal
2002
2003
2004
2005
Relatief verschil in % 2005 t.o.v. 2004
Aantal fte medici in schaalklasse:
680
716
752
762
1,3%
11A (arts-assistenten)
308
329
358
376
5,1%
MS (medisch specialist) UMS (universitair medisch specialist,
33
36
30
25
-16,7%
281
289
304
301
-1,0%
nieuwe schaal per 1/1/2004) HM4 (hoogleraren / medisch specialisten)
21
23
24
26
10,3%
HH5 (hoogleraren / afdelingshoofden)
37
39
38
35
-7,1%
Leeftijdsopbouw van alle medewerkers in loondienst • aandeel tot 30 jaar
21,5%
23,0%
22,1%
21,3%
-3,7%
• aandeel 30 tot 55 jaar
70,7%
68,2%
67,8%
67,8%
0,0%
• aandeel >=55 jaar
7,8%
8,8%
10,1%
10,9%
8,1%
00 tot 20
1,3%
1,3%
1,1%
0,7%
-34,7% -7,1%
20 tot 25
6,5%
7,5%
6,8%
6,3%
25 tot 30
13,8%
14,3%
14,2%
14,3%
0,4%
30 tot 35
15,2%
14,0%
14,1%
14,0%
-0,5%
35 tot 40
16,5%
15,3%
14,4%
13,8%
-3,7%
40 tot 45
15,8%
15,7%
15,4%
15,2%
-1,2%
45 tot 50
12,5%
12,6%
12,9%
13,3%
3,0%
50 tot 55
10,7%
10,7%
11,0%
11,4%
3,6%
55 tot ...
7,8%
8,8%
10,1%
10,9%
8,1%
Gemiddelde leeftijd van medewerkers
30,5
30,0
31,9
29,7
-7,1%
33,8
33,7
33,6
35,0
4,2%
38,9
39,0
39,6
39,9
0,7%
42,1
42,6
42,8
43,4
1,3%
31,6
31,0
31,1
31,6
1,3%
-11,2%
die in dienst zijn gekomen Gemiddelde leeftijd van medewerkers die uit dienst zijn getreden Gemiddelde leeftijd van een medewerker bij het VUMC Gemiddelde leeftijd van een vaste medewerker Gemiddelde leeftijd van een medewerker met tijdelijk dienstverband diensttijdverdeling van alle medewerkers in loondienst <= 2 jaar
54,4%
53,4%
37,1%
33,0%
3-4
8,9%
10,5%
26,0%
27,4%
5,4%
5-6
5,2%
5,7%
6,6%
8,4%
26,8%
7-8
3,0%
3,4%
3,8%
4,5%
16,6%
9 - 10
5,0%
3,1%
2,4%
2,8%
14,6%
23,5%
23,9%
24,0%
24,0%
-0,1%
>= 10 jaar
In- en uitstroom
Kengetal
2002
2003
2004
2005
Percentage mannen
35,4%
35,1%
35,5%
35,6%
0,3%
Percentage vrouwen
64,6%
64,9%
64,5%
64,4%
-0,2%
% tijdelijke contracten
27,9%
28,0%
28,6%
29,7%
3,8%
% vaste contracten
72,1%
72,0%
71,4%
70,3%
-1,5%
Deeltijdfactor
78,1%
76,9%
76,2%
75,3%
-1,2%
% deeltijdcontracten
55,7%
57,5%
58,5%
59,6%
1,8%
% voltijdcontracten
44,3%
42,5%
41,5%
40,4%
-2,6%
Instroom in fte VUMC
873
746
722
618
-14,3%
Instroom op basis van 1e geldstroom
731
613
594
483
-18,8%
Instroom op basis van 3e geldstroom
140
132
126
136
7,3%
Instroom in fte VUMC
873
746
722
618
-14,3%
CL-1
139
116
110
80
-26,8%
CL-2
111
73
78
71
-9,2%
CL-3
120
127
100
83
-17,4%
CL-4
223
190
144
146
0,8%
CL-5
125
128
115
110
-3,8%
CL-6
57
62
94
59
-37,0%
Fac.bedrijf
56
27
39
9
-77,1%
Stafdiensten Instroomratio VUMC
42
22
42
61
44,5%
19,2%
15,8%
14,7%
12,7%
-13,6% 2,2%
Uitstroom in fte VUMC
631
581
601
614
Uitstroom op basis van 1e geldstroom
517
466
473
507
7,1%
Uitstroom op basis van 3e geldstroom
113
116
128
106
-16,9%
Uitstroom in fte VUMC
631
581
601
614
2,2%
CL-1
81
91
91
84
-8,0%
CL-2
89
81
76
64
-15,4%
CL-3
89
99
85
98
15,8%
CL-4
162
149
148
135
-9,1%
CL-5
89
69
96
83
-13,2%
CL-6
49
48
50
54
8,6%
Fac.bedrijf
42
34
24
47
97,0%
Stafdiensten
28
12
31
49
55,8%
13,9%
12,3%
12,2%
12,6%
3,0%
€ 227.387
€ 248.870
€ 274.957
€ 282.654
2,8%
• niet wetenschappelijk personeel
€ 125.496
€ 149.480
€ 163.620
€ 165.346
1,1%
• wetenschappelijk personeel staf
€ 57.526
€ 73.715
€ 81.861
€ 86.062
5,1%
€ 8.754
€ 9.746
€ 10.238
€ 9.680
-5,5%
Uitstroomratio VUMC Loonkosten-
Totale loonkosten in €1.000
ontwikkeling
(incl. soc. lasten en plusplaatsen)
• wetenschappelijk personeel doorstroom
85 Bijlage HRM kengetallen
Onderwerp
Relatief verschil in % 2005 t.o.v. 2004
2002
2003
2004
2005
Relatief verschil in % 2005 t.o.v. 2004
€ 227.387
€ 248.870
€ 274.957
€ 282.654
2,8%
€ 192.480
€ 209.062
€ 242.713
€ 239.436
-1,3%
€ 7.064
€ 7.429
€ 8.257
€ 8.032
-2,7%
• Overwerk
€ 795
€ 928
€ 802
€ 641
-20,0%
• Gratificatie
€ 684
€ 914
€ 1.335
€0
-100,0%
86 Bijlage HRM kengetallen
Onderwerp
Kengetal Totaal looncomponenten in €1.000 (incl. soc. lasten en plusplaatsen) • Salaris • Toelage onregelmatige dienst
€ 15.676
€ 19.675
€ 12.468
€ 26.090
109,3%
• Uitzendkrachten
€ 6.565
€ 6.115
€ 4.775
€ 2.745
-42,5%
• Overig personeel niet in loondienst
€ 4.121
€ 4.747
€ 4.608
€ 5.710
23,9%
-4,0%
• Toelage
Loonsomverdeling • Salaris
84,6%
84,0%
88,3%
84,7%
• Toelage onregelmatige dienst
3,1%
3,0%
3,0%
2,8%
-5,4%
• Overwerk
0,3%
0,4%
0,3%
0,2%
-22,2%
• Gratificatie
0,3%
0,4%
0,5%
0,0%
-100,0%
• Toelage
6,9%
7,9%
4,5%
9,2%
103,6%
• Uitzendkrachten
2,9%
2,5%
1,7%
1,0%
-44,1%
• Overig personeel niet in loondienst
1,8%
1,9%
1,7%
2,0%
20,5%
gemiddelde loonkosten in €1.000
€ 50
€ 53
€ 56
€ 58
4,6%
€ 42
€ 44
€ 49
€ 49
0,3%
in referteperiode per (ingezette) fte gemiddeld bruto salaris in € 1.000 in referteperiode per fte
Kengetal
Ziekteverzuim
Meldingsfrequentie
2002
2003
2004
2005
1,59
1,60
1,74
1,77
1,6%
(aantal keer ziek gemeld per periode) Aantal afgeronde verzuimperioden
9.135
9.723
10.287
10.349
0,6%
1-2 dagen
35,3%
36,9%
32,8%
30,8%
-6,0%
3-7 dagen
41,5%
40,6%
38,7%
38,5%
-0,5%
2 weken
10,2%
10,2%
11,9%
13,6%
14,1%
3-4 weken
4,4%
3,7%
6,9%
6,6%
-4,4%
5-6 weken
1,2%
1,1%
2,4%
2,1%
-13,6%
7-26 weken
5,1%
5,4%
5,3%
5,6%
5,1%
27-53 weken
1,3%
1,1%
1,4%
1,7%
17,0% 107,5%
> 1 jaar
0,9%
1,2%
0,6%
1,1%
9.053
9.598
10.515
10.305
-2,0%
Ziektepercentage (totaal)
7,7%
7,2%
6,5%
6,1%
-5,4%
Ziekteverzuim(< 1 jr ziek)
5,3%
4,8%
4,5%
4,1%
-7,7%
Langziek(>= 1 jr ziek)
1,6%
1,4%
1,2%
1,0%
-14,4% 18,6%
Aantal ziekmeldingen in periode totaal
Gravida
0,8%
1,0%
0,8%
1,0%
Kort verzuim (< 1 jr) VUMC
5,3%
4,8%
4,5%
4,1%
-7,7%
CL-1
4,1%
3,9%
3,6%
3,5%
-0,7%
CL-2
4,8%
4,2%
3,3%
3,2%
-2,4%
CL-3
4,9%
4,6%
4,5%
4,3%
-5,9%
CL-4
5,7%
5,5%
5,5%
4,8%
-12,9%
CL-5
5,2%
4,1%
3,5%
3,8%
8,5%
CL-6
4,0%
3,5%
3,5%
3,3%
-6,6%
Fac.bedrijf Stafdiensten
10,0%
9,2%
8,9%
5,4%
-39,7%
3,9%
3,7%
4,0%
6,1%
50,7%
87 Bijlage HRM kengetallen
Onderwerp
Relatief verschil in % 2005 t.o.v. 2004
88
Legitimering academische component
Jaarverslag 2005
1. Definitie academische component De academische component bestaat uit drie blokken, te weten opleiding, topreferente zorg (TRF) en ontwikkeling en innovatie (O&I). De definitie en de landelijke omvang van de drie onderdelen (cijfers 2005) zijn als volgt: Opleiding: Budget van landelijk circa € 45 mln, voornamelijk bedoeld voor het opleiden van medisch specialisten; TRF: Budget van landelijk circa € 410 mln, bedoeld voor zeer specialistische patiëntenzorg gepaard gaande met bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last resort functie waarbij het vaak om tertiaire verwijzing gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis); O&I: Budget van landelijk circa € 120 mln. bedoeld voor de R&D-functie hetgeen betekent ontwikkelingen bedenken, uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, organisatie van zorg, aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunctie van kennis behoort tot deze taken. 2. Doel legitimering / verantwoording en voor wie In het document ‘Legitimering academische component’ zijn afspraken vastgelegd over de wijze waarop de UMC’s inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische component. Bij de huidige ontwikkelingen naar meer transparantie in de zorg past een heldere maatschappelijke verantwoording van de academische component. Zo is overeengekomen is dat de NFU ieder jaar per UMC achteraf inzicht zal bieden in de aanwending van middelen, onderscheiden naar de drie onderdelen. Voor wat betreft het blok opleidingen is afgesproken dat deze wordt betrokken in de discussie over het landelijk opleidingskader. De overige onderdelen TRF en O&I dienen dusdanig transparant te worden zodat sprake is van een maatschappelijke legitimering van de aanwending van de middelen. Behalve verantwoording over de benutting van de middelen is het van belang dat ondoelmatige aanwending en te eenzijdige inzet van de middelen wordt voorkomen. Daarnaast dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking naar de reguliere zorg van de resultaten bereikt met de academische component. Het Ministerie van VWS bepaalt de budgettaire omvang van de academische component en de ontwikkeling daarin. Voor het Ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische component wordt gedaan, wat is er te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de UMC’s zich van hun academische taken en hoe geven zij hun regierol vorm. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten worden gelegd gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die gevraagd worden van ZonMW en of andere implementatie ondersteunende organisaties. Zorgverzekeraars maken weliswaar geen afspraken over de academische component, maar vanwege hun regierol en de nauwe relaties met de rest van de zorg willen zij wel degelijk op de hoogte en betrokken zijn bij de wijze van besteding van de middelen. Voor verzekeraars is het belangrijk om ten behoeve van hun inkoop van zorg in beeld te houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de ‘last resort’ functie. Om de betrokkenheid van verzekeraars en VWS goed vorm te geven is een goede legitimering door de UMC’s onontbeerlijk.
De kenmerken van zowel de TRF als de O&I functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoerekening achteraf. Toch dient een vorm van verantwoording te worden gezocht waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk verantwoord zijn ingezet. In paragraaf 5 worden hiervoor indicatoren beschreven die inzicht geven in een legitieme besteding van de middelen. Allereerst wordt in paragraaf 4 de jaarlijkse legitimeringcyclus beschreven. 4. Cyclus Lokaal overleg
landelijke setting
verantwoording jaarrekening
In het kader van de landelijke setting heeft in november 2005 een werkconferentie plaatsgevonden. Hiermee is uitwerking gegeven aan een deel van de afspraken die met ZN en VWS zijn gemaakt over het verschaffen van inzicht in de besteding van de middelen. Tijdens de conferentie is een boek uitgereikt met de titel ‘Zeldzaam gewoon, grensverleggende geneeskunde voor topreferente patiënten’. In dit boekje hebben de UMC’s informatie gegeven over een bijzondere functie die zij in het Nederlandse bestel vervullen: de zorg voor topreferente patiënten. Aan de hand van 24 patiëntverhalen, verzameld uit acht UMC’s, wordt een beeld gegeven van wat topreferentie betekent, voor de patiënt en de zorgontwikkeling. 5. Onderwerp beschrijven In navolgende tabel wordt per blok van de academische component de definitie en indicatoren (outputparameters) aangegeven. Voor een deel zijn dit indicatoren die voor alle UMC’s gelijk zijn (kwantitatieve parameters). Daarnaast zijn een aantal UMC specifieke indicatoren te noemen (kwalitatieve parameters).
89 Jaarverslag 2005
3. Wijze van verantwoording De academische component is als een vorm van lumpsumbekostiging vastgesteld. Dit is in lijn met het Convenant zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat. Voor de TRF geldt dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar verloop kent. Dit betekent dat protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar. Voor de O&I geldt min of meer hetzelfde. Deze functie leunt grotendeels op de aanwezige patiëntenzorg, het fundamenteel onderzoek, de cultuur en organisatie van een innovatief bedrijf. Synergie en integratie van activiteiten en personen is van belang bij het genereren van vraagstellingen, de ontwikkelactiviteiten zelf en het testen en toepasbaar maken ervan in de praktijk. Sommige ontwikkelingen behelzen nieuwe vormen van zorg, in andere gevallen is sprake van verbetering van bestaande behandelingen. Het “eindproduct” is daarmee niet altijd even afgebakend. Door deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten.
90
Definitie
Outputparameters
Jaarverslag 2005
Ontwikkeling en Innovatie (O&I)
Kwantitatief (totaal € 120 mln.; VUmc specifiek: € 10,9 mln.)
O&I betreft de zogenaamde R&D-functie
• Goedgekeurde METC projecten:
van de zorg. Dit betekent dat ontwikkelingen worden bedacht, uitgeprobeerd en uitgetest.
196 • Wetenschappelijke publicaties: 1902
Kwalitatief De UMC’s doen onderzoek op alle op dit moment belangrijke thema’s van life sciences research. Zij zijn daarin succesvol, zoals blijkt uit de analyse
Deze ontwikkelingen hebben betrekking
• Vakpublicaties: 113
van het aantal en de kwaliteit van weten-
op de direct patiëntgebonden zorg,
• Rapporten: 41
schappelijke publicaties. Zij kunnen de
maar ook bijvoorbeeld op de organisatie
• Promoties: 82
concurrentie met de top van de medische
van de zorg. Ook de exportfunctie
• Octrooiaanvragen: 11 (lopend)
wetenschap volledig aan. Daarbij is niet
(cijfers: 2005)
gebieden; er is sprake van keuzes zodat
van kennis behoort hiertoe.
iedere UMC actief op alle wetenschaps-
een dynamisch systeem van concurrentie en complementariteit ontstaat. Waar elk UMC zich vooral op toelegt, kan het beste worden afgeleid uit de publicaties. Zwaartepunten van onderzoek komen tot uiting in de vorm van succesvol publiceren. Het signalement van elk UMC wordt aangegeven als de vijf gebieden van medische wetenschap met de hoogste en beste output.
De meest productieve wetenschapsgebieden van VUmc zijn blijkens het NFU rapport “Onderzoek onderzocht”: • Oncology • Endocrinology & Metabolism • Clinical neurology • Neurosciences • Medicine, general
Voor voorbeelden van onderzoeksprojecten die ten laste van de academische component worden uitgevoerd, zie hoofdstuk 5 Management van processen onderzoek.
Definitie
Outputparameters (totaal € 410 mln.; VUmc specifiek: € 38,5 mln.)
Het is van groot maatschappelijk belang
Procesafspraak:
Voorbeelden uit conferentie legitimering
om vast te stellen of de topreferente zorg
Exacte gegevens over de topreferente
academische component en boekje
in Nederland enerzijds voldoende is
zorg, anders dan de spreiding over de
‘zeldzaam gewoon’:
geconcentreerd en anderzijds wel
UMC’s, zijn nog niet te geven. De rede
voldoende geografisch is gespreid.
ligt in het nog niet beschikbaar hebben
De concentratie is van belang voor de
van een uniforme definitie. In het kader
Reumapatiënten met complexe
instandhouding van de kennisinfrastructuur
van het opstellen van een nieuwe
problemen worden steeds vaker
die nodig is voor deze vormen van zorg.
positioneringsnota voor de UMC’s door
poliklinisch behandeld. Nieuwe vormen
En de spreiding is van belang om deze
VWS en OCW wordt gesproken over deze
van zorg zoals inzet van reuma-
vormen van zorg ook bereikbaar te laten
definitie. Zodra deze beschikbaar is,
verpleegkundigen doen hun intrede.
zijn voor iedere Nederlander.
zal in meer kwantitatieve zin zicht
Recent onderzoek toonde aan dat
worden geboden op de topreferente zorg.
poliklinische zorg uitgevoerd door
1 Een reumapatiënt
Om zicht te hebben en te houden op de
reumatoloog en gespecialiseerde
concentratie en spreiding van topreferente
verpleegkundige even effectief is en
zorg in Nederland, start de NFU met een
goedkoper dan klinische zorg door
TRF-internetportal voor patiënten en
een multidisciplinair team. Dergelijke
verwijzers. Via dit portal kunnen zij
faciliteiten voor klinische zorg dienen wel
topreferente patiënten verwijzen naar
behouden te blijven voor patiënten in
het UMC, dat in de gewenste topreferente
slechte conditie en patiënten die
functie uitblinkt. Verder wil de NFU aan
intensieve verpleegkundige en medische
VWS voorstellen een audit-commissie in
zorg nodig hebben.
te stellen, die in elk UMC een beeld moet vormen van de herkomst van de patiënten
2 De zorg van genderdysfore patiënten
en die een deskundig oordeel moet geven
Over de etiologie van Genderidentiteits-
op de vraag of het een topreferente patiënt
stoornis (GIS) is weinig bekend en de
betreft. Daarmee geeft de audit-commissie
behandeling relatief nieuw. De ontwikkeling
dus zicht op de omvang van het aantal
van nieuwe behandelmethoden en
topreferente patiënten per UMC.
vergroting van de kennis over etiologie
En tenslotte stelt de NFU voor om onder
en behandeling zijn onontbeerlijk voor
regie van de genoemde audit-commissie
goede zorg. Leden van VUmc genderteam
de gegevens over topreferente zorg
worden met regelmaat geconsulteerd
centraal te verzamelen.
door collega’s uit binnen- en buitenland en bouwen specifieke expertise op door
Deze initiatieven zal de NFU aan OCW en
eigen onderzoek. Zonder een duidelijke
VWS presenteren in het kader van het
bundeling van de zorg binnen één
opstellen van een nota, waarmee beide
centrum is het niet mogelijk om dit
departementen aan de Tweede Kamer de
multidisciplinaire en complexe
bijzondere positionering van de UMC’s in
onderzoek te doen.
het nieuwe zorgbestel willen toelichten.
Jaarverslag 2005
Topreferente zorg (TRF)
91
92
Definitie Topreferente zorg (TRF)
Outputparameters
Jaarverslag 2005
(totaal € 410 mln.; VUmc specifiek: € 38,5 mln.) 3 Surmenage Dementiediagnostiek is een multidisciplinair proces waarbij hoog gekwalificeerd personeel en speciale technologie en know how is vereist. De zorg en diagnostiek van dementie, met name op jonge leeftijd, vereist een gestructureerde aanpak, waarbij de diagnostiek het vertrekpunt van goede zorg moet zijn. Tevens kunnen wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg in een academische setting goed gecombineerd worden zonder enige belasting voor de patiënt. Het op gestructureerde wijze verzamelen van gegevens bij iedere patiënt maakt optimale zorg en onderzoek mogelijk en levert logistieke winst op.
Binnen de NFU is het idee ontstaan om een portal te ontwikkelen voor TRF-functies binnen de UMC’s, bestemd voor verwijzers en patiënten.
Opleiding
(totaal € 45 mln. VUmc specifiek: € 4,2 mln.)1
Het onderdeel dat achterblijft in de
Regio-opleiding
Beschrijving skillslab
Vervolgopleiding tot
praktisch vaardigheidsonderwijs gericht
academische component is bedoeld voor de specifieke academische (regionale) taken.
Het Skillslab is bij uitstek een vorm van
• Intensive Care Verpleegkundige
op het aanleren van algemene en
• Cardiac Care Verpleegkundige
specialismegebonden competenties zoals
• Medium Cardiac Care Verpleegkundige
vastgelegd in de besluiten van het CCMS.
• Neonatologie Verpleegkundige
Een eerste landelijke inventarisatie van
• Intensive Care Neonatologie
deze voorzieningen heeft o.a. gediend
Verpleegkundige
als input voor het NFU-boekje ‘OOR-zaak
• Intensive Care Kinderverpleegkundige
en gevolg’.
• High Care Kinderverpleegkundige
Om tot een ontwerp te komen voor
• Spoedeisende Hulp Verpleegkundige
afstemming van deze veelal dure
• Kinderverpleegkundige
voorzieningen binnen de onderwijs- en
• Obstetrie en Gynaecologie
opleidingsregio (OOR) staat het
Verpleegkundige
onderwerp opnieuw hoog op de agenda.
• Oncologie Verpleegkundige
Hiertoe komt dit onderwerp in alle
• Neuro Verpleegkundige
gesprekken met de partnerziekenhuizen
• Dialyse Verpleegkundige
aan bod en is in het VUmc een brede
• Dialyse Assistent
inventarisatie gestart om de specifieke academische rol gestalte te geven.
Definitie
Outputparameters Beschrijven regiofunctie
• High Care Verpleegkundige
De onderwijs- en opleidingsregio OZON
• Medium Care Recovery Verpleegkundige
is het structurerend overleg tussen VUmc en de partnerziekenhuizen voor de
• Medium Care Verpleegkundige
planning van capaciteit en inhoudelijke
• High Care Neonatologie
afstemming en samenhang. Vanwege de
Verpleegkundige
verantwoordelijkheden voor zowel de initiële opleiding als de medisch
Opleiding tot
specialistische vervolgopleidingen heeft
• Operatie-assistent
VUmc een coördinerende rol.
• Operatie-assistent tweede
De planning van het aantal onderwijs-
deskundigheidsniveau • Anesthesie medewerker
plaatsen vormt onderdeel van de affiliatiecontracten welke VUmc met
• Radiodiagnostisch laborant
haar partnerziekenhuizen afsluit. De
• Medewerker Zorgadministratie
afstemming rond de vervolgopleidingen
• Ambulance Verpleegkundige
vindt plaats via regulier overleg van de
• Ambulance chauffeur
regiegroep OZON en bilateraal overleg tussen de betrokken raden van bestuur,
Aios: 514 binnen OOR van VUmc
waarbij voor wat betreft de opleidings-
(stand ultimo 2005)
capaciteit de afspraken jaarlijks worden vastgelegd in een regioplan.
Jaarverslag 2005
Leertraject tot
93
94
Financieel jaarverslag 2005
95
96
IV. Jaarrekening
IV. Jaarrekening 2005
97
98
IV. Jaarrekening
99 IV. Jaarrekening
100
IV. Jaarrekening
101 IV. Jaarrekening
102
IV.1 Balans per 31 december 2005 (in € 1.000)
IV. Jaarrekening
Balans per 31 december 2005 (in € 1.000) (na resultaatverwerking)
2005
2004
266.568
264.821
ACTIVA A
Vaste activa
1
Materiële vaste activa
2
Financiële vaste activa Totaal vaste activa
B
Vlottende activa
1
Voorraden en onderhanden werk
2
Vorderingen
3
Financieringstekort
4.239
3.647
270.807
268.468
6.373
2.889
60.064
54.851
51.565
0
Totaal vlottende activa
118.002
57.740
Totaal activa
388.809
326.208
PASSIVA C
Eigen vermogen
1
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
4.013
1.176
2
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
10.787
8.282
Totaal eigen vermogen
14.800
9.458
D
Egalisatierekening afschrijvingen
81.284
86.433
E
Voorzieningen
F
9.541
5.805
Langlopende schulden
119.714
133.273
G
Kortlopende schulden
163.470
79.547
H
Financieringsoverschot
0
11.692
388.809
326.208
Totaal passiva
IV.2 Resultatenrekening over 2005 (in € 1.000) Resultatenrekening over 2005 (in € 1.000)
1a
2005
2004
278.074
267.979
Bedrijfsopbrengsten Budget patiëntenzorg DBC-B segment
882
0
1b
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54.976
54.385
1c
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
33.996
32.045
1d
Specialistenopleiding
624
641
1e
Onderwijs dienstverlening andere faculteiten
924
963
1f
Dieetadvisering AWBZ
2
Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
B
Bedrijfslasten
1
Personeelskosten
2
Afschrijvingen materiële vaste activa
0
236
369.476
356.249
63.921
57.901
433.397
414.150
292.303
286.926
22.952
24.054
Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
3
C
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris
-5.231
-5.554
Subtotaal afschrijvingen
17.721
18.500
Overige bedrijfskosten
113.570
102.317
Som der bedrijfslasten
423.594
407.743
Financiële baten en lasten
-5.468
-5.928
Resultaat
4.335
479
Overige vermogensmutaties
1.007
562
Totaalresultaat
5.342
1.041
IV. Jaarrekening
A
103
104
IV.3 • Grondslagen voor de waardering van de balans en resultatenrekening Grondslagen van waardering
IV. Jaarrekening
Algemeen Alle bedragen zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven. De activa en passiva zijn, tenzij anders vermeld, tegen nominale waarde opgenomen.
Consolidatie VU medisch centrum, hoewel onderdeel van de Vereniging voor Christelijk Wetenschappelijk Onderwijs, brengt een eigen verslag uit. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor de andere entiteiten binnen de Vereniging, te weten de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Windesheim. Voor deze verslagwijze is gekozen, omdat een geconsolideerde jaarrekening met de andere entiteiten, de Vereniging en de VU, niet bijdraagt aan het door de wet vereiste inzicht. Consolidatie met Boelevaar Holding BV vindt niet plaats gezien de beperkte materiële omvang.
Materiële vaste activa De materiële vaste activa (inventarissen indien groter dan € 1.000 per eenheid) worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde, verminderd met afschrijvingen op basis van de door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) gehanteerde afschrijvingspercentages. Tot en met 1987 is afgeschreven vanaf het jaar na ingebruikneming. Vanaf 1988 worden de investeringen in bouw en eerste inrichting afgeschreven vanaf de maand van ingebruikneming. Op de investeringen in inventarissen wordt in het jaar van aanschaf een vol jaar afgeschreven. De à fonds perdu investeringen, alsmede gedane investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen en apparatuur welke worden gefinancierd door bijdragen derden, worden zowel onder de materiële vaste activa als onder de egalisatierekening afschrijvingen verantwoord. De afschrijvingen ervan worden in mindering gebracht op zowel de actiefpost als op de passiefpost.
Financiële vaste activa De tot de financiële vaste activa behorende deelneming is gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. De grondslagen voor de waardering van de deelneming zijn gelijk aan die van het medisch centrum.
Voorraden De magazijnvoorraden zijn gewaardeerd tegen verrekenprijzen welke zijn gebaseerd op de actuele inkoopprijzen. Met de mate van incourantheid is rekening gehouden. Zelf geproduceerde medicijnen zijn gewaardeerd tegen materiaal- en loonkosten.
Onderhanden werk DBC’s
Debiteuren Voor debiteuren is een voorziening wegens verwachte oninbaarheid getroffen. De voorziening wordt procentueel berekend over de totalen van debiteuren, gerubriceerd naar ouderdom. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regeling, individueel beoordeeld.
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden Bijdragen van derden in apparatuur worden toegevoegd aan een egalisatierekening. De jaarlijkse onttrekkingen aan deze rekening, gelijk aan de afschrijvingslasten, vallen vrij ten gunste van de resultatenrekening en neutraliseren daarmee de afschrijvingslasten.
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten Op verzoek van het Ministerie van VWS wordt de vergoeding voor afschrijving in het budget en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie ten gunste van deze voorziening geboekt. De afschrijvingskosten worden hieraan ten laste gebracht.
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw In de rijksbijdrage werkplaatsfunctie is een (genormeerde) vergoeding opgenomen voor rente en afschrijving grote bouw. Dit deel wordt toegevoegd aan de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke kosten, welke ten laste van de egalisatierekening worden geboekt.
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in materiële vaste activa Dit betreft beschikbaar gestelde à fonds perdu bijdragen van het Ministerie van OCenW en de Vereniging in terreinen, gebouwen en inventarissen, alsmede investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen.
IV. Jaarrekening
De waardering van de openstaande DBC’s van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde. De waardering van de openstaande DBC's van het A-segment is gebaseerd op de declaratiewaarde per type DBC, d.w.z. de kosten- en honorariumdelen van het CTG-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC's zijn bepaald naar de stand per ultimo 2005, d.w.z. de DBC's zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die ultimo 2005 bekend waren.
105
106
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ)
IV. Jaarrekening
Tussen OCenW, VWS en NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, onder aftrek van de werkelijke afschrijvingen, aan de egalisatierekening gedoteerd.
Saldi projecten Gedurende de looptijd van meerjarige projecten worden de reeds gerealiseerde opbrengsten inclusief ontvangen voorschotten onder aftrek van gerealiseerde kosten gepassiveerd onder de overige schulden.
Grondslagen van resultaatbepaling Algemeen Als prijsgrondslag wordt de historische uitgaafprijs gehanteerd. Voor de vaststelling van het resultaat wordt uitgegaan van het baten- en lastenstelsel. Voor zover de materiële vaste activa (waaronder inventarissen) à fonds perdu alsmede uit voorzieningen worden gefinancierd, worden de afschrijvingen in de resultatenrekening als afschrijvingslast opgenomen en als bate onder de post afschrijvingen ten laste van de egalisatierekening afschrijving. De afschrijvingen van de overige materiële vaste activa zijn als last onder de post afschrijvingen opgenomen. De baten zijn berekend aan de hand van de door het CTG goedgekeurde aanvaardbare kosten aangevuld met intern berekende aanpassingen daarvan. Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, zijn aan dit boekjaar toegerekend.
Wachtgelden Met de invoering in 1991 van de budgettering van de wachtgelden wordt een uitzondering gemaakt op het baten- en lastenstelsel. In dit geval wordt de last verantwoord in het jaar van betaling in plaats van in het jaar van ontstaan.
Seniorenregeling Op 1 maart 2004 is de nieuwe CAO Academische Ziekenhuizen in werking getreden. De kosten van de in deze CAO opgenomen seniorenregelingen werden tot nu toe verantwoord in het jaar van uitbetalen. Met ingang van 2005 is voor de op balansdatum bestaande verplichtingen een voorziening gevormd in het kader van ‘voorzieningen voor sociaal beleid’ (RJ 271).
Opbrengsten werk voor derden / mutaties saldi projecten
107 IV. Jaarrekening
De baten en lasten van derde geldstroom projecten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht in de periode van gereedkomen van het project of een afgerond deel daarvan. Verliezen op lopende projecten worden genomen zodra zij zich manifesteren.
Voorziening groot onderhoud Ingevolge de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig onderhoud komen te vervallen.
Inventaris en apparatuur Inventaris en apparatuur kleiner dan € 1.000 per eenheid wordt niet geactiveerd maar als last opgenomen in het jaar van aanschaf.
Rente De kosten van rente op bouwprojecten in uitvoering (met uitzondering van de kleine bouwprojecten) werden tot en met 2001 geactiveerd (bouwrente). Op grond van een CTG-beleidsregel wordt vanaf 1 januari 2002 rente tijdens de bouw niet meer geactiveerd. De rentelasten met betrekking tot de leningen o/g zijn in de resultatenrekening opgenomen onder de post rentelasten.
IV.4 Toelichting bij de balans per 31 december 2005 (in € 1.000) A VASTE ACTIVA A.1. Materiële vaste activa (in € 1.000) De specificatie van de boekwaarde van de materiële vaste activa is als volgt:
Materiële vaste activa Terreinen en gebouwen
31-12-2005
31-12-2004
194.018
194.224
Andere vaste bedrijfsmiddelen
61.240
61.398
Bouwprojecten in uitvoering
11.310
9.199
266.568
264.821
Totaal materiële vaste activa
In deze opstelling zijn de investeringen, gefinancierd volgens de verschillende bekostigingssystematieken, onder één noemer geplaatst. Voor een nader onderscheid wordt verwezen naar bijlage 1. In bijlage 2 is de verantwoording DHAZ-middelen 2005 opgenomen. De per 1 januari 2001 van de Stichting Klinische Genetica Amsterdam (SKGA) overgenomen apparatuur is separaat opgenomen. Deze apparatuur is nu pas opgenomen omdat de afwikkeling van de liquidatie van de stichting pas onlangs is afgerond.
108
Verloop van de materiële vaste activa
IV. Jaarrekening
Terreinen en
Andere vaste
Bouwprojecten
Totaal
gebouwen
bedrijfs-
in uitvoering
materiële
middelen
vaste activa
Stand 1 januari Aanschafwaarde
345.483
122.658
9.199
477.340
Cumulatieve afschrijvingen
-151.259
-61.260
0
-212.519
Boekwaarde
194.224
61.398
9.199
264.821
Overgenomen SKGA apparatuur Aanschafwaarde
0
2.211
0
2.211
Cumulatieve afschrijvingen
0
-1.024
0
-1.024
Boekwaarde
0
1.187
0
1.187
Mutaties boekjaar Investeringen
12.378
14.778
2.110
29.266
Afschrijvingen
-12.584
-15.779
0
-28.363
-206
-1.001
2.110
903
Aanschafwaarde
-7.072
-9.673
0
-16.745
Afschrijvingen
7.072
9.673
0
16.745
0
0
0
0
Aanschafwaarde
0
-1.327
0
-1.327
Afschrijvingen
0
983
0
983
Totaal
0
-344
0
-344
Aanschafwaarde
350.789
128.646
11.310
490.745
Cumulatieve afschrijvingen
-156.771
-67.406
0
-224.177
194.018
61.240
11.310
266.568
Totaal
Terugname geheel afgeschreven activa
Totaal
Desinvesteringen
Stand 31 december
Boekwaarde
In de afschrijving ‘andere vaste bedrijfsmiddelen’ zit een correctie op voorgaande jaren van € 0,8 miljoen, resulterend in een afschrijvingslast over 2005 van in totaal € 27,6 miljoen.
Desinvesteringen De aanschafwaarde en de cumulatieve afschrijving van verbouwingen uit 1984 en 1994, inventarissen uit 1995 en computerapparatuur uit 2000, welke inmiddels geheel zijn afgeschreven, zijn als desinvesteringen verwerkt. Tevens is er een aantal reeds afgekeurde of verkochte investeringen uit de jaren 1996 tot en met 2005 als desinvestering verwerkt.
Investeringen in gebouwen
109
In het verslagjaar kwamen de volgende projecten gereed:
kantooropbouw poli
7.425
afvalstoffendepot
270
reconstructie 1e hulp
486
vervanging CT-scan
236
micro-array ruimte verplaatsing oogheelkunde inhuizing heelkunde upgraden IVF doka oogheelkunde uitbreiding special care
2 561 80 577 57 146
veiligheid lachgasvoorziening
45
inrichting banqueting foyer + Waver
97
verhuizing FB/PN
51
stafruimte loopbaanontwikkeling
12
startkosten renovatie oostvleugel
399
verhuizing bureau decaan
51
prikruimte KC
11
upgraden inrit pathologisch instituut
71
Subtotaal
10.577
Daarnaast werden aan de reeds in 2004 (of eerder) als voltooid aangemerkte projecten de navolgende uitgaven toegevoegd: beddenhuis veiligheid algemeen uitbreiding radiotherapie (megavolt) beleidsplan productie apotheek asbestvrij maken van kruipruimte universitaire huisartsen praktijk Totaal
1.083 679 15 7 10 7 12.378
IV. Jaarrekening
Investeringen in gebouwen
110
Projecten in voorbereiding of in uitvoering Ultimo 2005 zijn de navolgende projecten nog in voorbereiding of in uitvoering:
IV. Jaarrekening
Omschrijving
WZV-type
Regionaal GGZ centrum Diverse kleine bouwkundige werken Diverse bouwprojecten gefinancierd door derden
onderhanden t/m 2005
nominaal bedrag WZV
vergunning
14
21.025
2010
melding
103
200
2006
niet WZV
557
Subtotaal PBA-middelen
674
jaar van oplevering
21.225
Ontsluiting westflank
DHAZ
2.349
Onderzoek- en diagnostiekgebouw
DHAZ
598
2010 2011
Nieuwbouw Meander
DHAZ
2.356
2006
Renovatie VH oost
DHAZ
2.245
2007
Upgraden glazenwasinstallatie
DHAZ
1.109
Diverse kleine bouwkundige werken
DHAZ
1.979
2006 e.v.
Subtotaal DHAZ-middelen
10.636
0
Totaal projecten in uitvoering
11.310
21.225
Investeringen in inventarissen In het verslagjaar zijn de volgende investeringen in inventarissen gedaan:
Investeringen in inventarissen investeringen > € 1.000 en < € 12.000
2.200
installaties
17
huishoudelijke apparatuur
61
meubilair inclusief bedden computerapparatuur behandel- en verpleegapparatuur infuuspompen dialyse apparatuur
185 4.540 93 345 18
chirurgische apparatuur
826
laboratoriumapparatuur
1.816
functieonderzoek en bewaking patiëntenbewakingsapparatuur röntgenapparatuur echografieapparatuur beeldverwerkende apparatuur
876 91 2.261 827 14
overig
608
Totaal
14.778
A.2. Financiële vaste activa (in € 1.000) Financiële vaste activa Waarborgsommen
2005
2004
40
42
437
518
1.349
1.799
• vorderingen op lange termijn per 1 januari
1.288
680
• vorderingen op korte termijn per 1 januari
338
343
Subtotaal
1.626
1.023
• bij: nieuw verstrekte lening
Deelneming Boelevaar Holding BV Kosten herfinanciering langlopende leningen Leningen u/g:
1.434
966
• af: aflossingen 2005
-540
-363
Stand per 31 december
2.520
1.626
• af: aflossingen 2006, opgenomen onder kortlopende vorderingen
-107
-338
Boekwaarde per 31 december
2.413
1.288
Totaal financiële vaste activa
4.239
3.647
Waarborgsommen De waarborgsom betreft een depotbedrag bij TPG Post gebaseerd op de gemiddelde factuurwaarde.
Deelneming Boelevaar Holding BV In juni 1998 is door VU medisch centrum de Boelevaar Holding BV opgericht met een maatschappelijk kapitaal van € 91 duizend, waarvan € 18 duizend geplaatst en volgestort. Primaire doelstelling is het oprichten van, het voeren van beheer over, het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met, het besturen van vennootschappen en andere ondernemingen en het verlenen van adviezen en andere diensten in het belang van VU medisch centrum. De vennootschap is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Amsterdam onder nummer 33304336. De directie van de vennootschap wordt gevormd door de raad van bestuur van VU medisch centrum. Waardering geschiedt tegen de netto vermogenswaarde. Het resultaat van de deelneming bedroeg in 2005 € 81 duizend negatief.
111 IV. Jaarrekening
Op basis van de algemene richtlijn 'Investeringen in medische en overige inventarissen' is het investeringsplafond 2005 € 10,0 miljoen. Voor vervangings- en uitbreidingsinvesteringen in apparatuur artikel 2 WBMV (Wet Bijzondere Medische Voorzieningen) is het plafond 2005 gesteld op € 1,9 miljoen. Vanuit de Vrije Universiteit is € 0,7 miljoen beschikbaar gesteld voor onderwijs en onderzoek (faculteit geneeskunde). Uit eigen middelen is € 11,4 miljoen beschikbaar gesteld. Derden leverden een financiële bijdrage aan de investeringen van circa € 1,0 miljoen. Samen maakt dit een investeringsruimte van € 25,0 miljoen. In 2005 is € 10,2 miljoen minder geïnvesteerd dan op basis van de richtlijnen en de bijdragen uit eigen middelen en van derden beschikbaar was. De overloop ultimo 2004 van de extern gefinancierde investeringsruimte was circa € 17,4 miljoen. Na verwerking van de investeringen in 2005 resteert een overschot ultimo 2005 van circa € 27,6 miljoen.
112
Kosten herfinanciering langlopende leningen
IV. Jaarrekening
In 2004 is kans gezien om een groot deel van de bestaande leningenportefeuille te herfinancieren. De kosten van de herfinanciering, groot € 2,2 miljoen, worden over vijf kalenderjaren verdeeld.
Leningen u/g lening
afsluit-
oorspr.
totale
restvord.
resterende
aflossings-
restschuld
restschuld
jaar
bedrag
looptijd
31-12-05
looptijd
bedrag
op lange
op lange
2006
termijn op
termijn
31-12-05
over 5 jaar
rente %
VU
1991
3.116
15 jaar
104
1 jaar
104
0
0
Cyclotron
1997
908
11 jaar
0
0 jaar
0
0
0
6,00
SPF
1998
25
10 jaar
16
3 jaar
3
13
0
5,65
STEGA
2000
23
onbep.
0
onbep.
0
0
0
SAC
2004
2.400
onbep.
2.400
onbep.
0
2.400
2.400
107
2.413
2.400
Totaal
6.472
2.520
5,65
4,50
In 2005 is de bouw voltooid van een nieuw diabetes onderzoekscentrum te Hoorn door de Stichting Arateus van Cappadocië (SAC). Ter gedeeltelijke financiering heeft VUmc een lening van € 2,4 miljoen beschikbaar gesteld. De aflossing geschiedt uiterlijk bij de toekomstige verkoop van het pand. De in 1997 aan Cyclotron BV verstrekte lening is in 2005 geheel vervroegd afgelost. De in 2000 door de faculteit der geneeskunde VU verstrekte lening aan de STEGA (Skeletal Tissue Engineering Group Amsterdam) is in 2005 afgelost.
B VLOTTENDE ACTIVA B.1. Voorraden en onderhanden werk (in € 1.000) 31-12-2005
31-12-2004
Voorraden: centraal magazijn
472
511
centraal sterilisatie magazijn
161
178
1.565
1.620
580
569
apotheek medische kunst- en hulpmiddelen emballagemateriaal
24
11
2.802
2.889
onderhanden werk DBC’s segment A
55.312
0
onderhanden werk DBC’s segment B
1.847
0
-53.588
0
Totaal voorraden
Onderhanden werk:
bevoorschotting Totaal onderhanden werk
3.571
0
Totaal voorraden en onderhanden werk
6.373
2.889
Onder de voorraden zijn die voorraden opgenomen die centraal worden beheerd en geregistreerd. Een uitzondering betreft de voorraad pacemakers en PTCA-materialen, die als medische kunst- en hulpmiddelen staat vermeld.
113
De waardering van de openstaande DBC's van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde. De waardering van de openstaande DBC's van het A-segment is gebaseerd op de declaratie-waarde per type DBC, d.w.z. de kosten - en honorariumdelen van het CTG-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC's zijn bepaald naar de stand per ultimo 2005, d.w.z. de DBC's zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die ultimo 2005 bekend waren. Het onderhanden werk komt voor het B-segment uit op € 1,8 mln en voor het A-segment op € 55,3 mln. Circa 93% van dit bedrag was ultimo 2005 gedekt door voorschotten van verzekeraars.
IV. Jaarrekening
B.2. Vorderingen (in € 1.000) 31-12-2005
31-12-2004
-42
-86
0
0
debiteuren
39.155
36.692
te factureren vergoedingen
19.814
11.490
voorziening dubieuze debiteuren
-3.478
-2.508
Subtotaal vorderingen op debiteuren
55.491
45.674
Rekening-courantverhouding met Stichting Specialistenrekening
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
Vorderingen op debiteuren
bevoorschotting Totaal vorderingen op debiteuren
0
-76
55.491
45.598
2.371
2.864
Andere kortlopende vorderingen vooruitbetaald op bestellingen overige kortlopende vorderingen Totaal andere kortlopende vorderingen
Korte-termijndeel financiële vaste activa
Transitoria debiteuren
Totaal vorderingen en overlopende activa
352
1.986
2.723
4.850
107
374
1.785
4.115
60.064
54.851
In het totaal van de vorderingen en overlopende activa zijn ook de van de Vrije Universiteit te vorderen posten opgenomen ter grootte van € 3,1 miljoen.
114
Rekening-courantverhouding met Stichting Specialistenrekening Dit betreft nog af te dragen honoraria voor het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
IV. Jaarrekening
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
2005
Saldo per 1 januari
2004
0
0
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54.976
54.385
Totaal
54.976
54.385
Door OCenW uitgekeerd in het kalenderjaar
54.976
54.385
0
0
31-12-2004
Saldo per 31 december
Vorderingen op debiteuren Vorderingen op debiteuren
Openstaand per 01-03-2006
31-12-2005
Openstaand per 01-03-2005
ouderdom < 1/2 jaar
7.799
34.106
6.057
30.062
ouderdom 1/2 - 1 jaar
1.121
1.280
1.711
3.358
ouderdom 1 - 2 jaar
1.186
1.523
1.541
2.298
ouderdom 2 - 3 jaar
514
815
573
658
ouderdom > 3 jaar
1.398
1.431
332
316
Totaal debiteuren
12.018
39.155
10.214
36.692
Te factureren vergoedingen
19.814
11.490
Totaal
58.969
48.182
Ten gevolge van de invoering per 1 januari 2005 van de DBC systematiek is de facturering over 2005 (€ 154,0 miljoen) sterk achtergebleven bij de facturering over 2004 (€ 312,4 miljoen). Hierdoor zijn de uitstaande bedragen over alle perioden lager dan in 2004; door de inloop van de facturatie tegen het jaareinde is het saldo van de vorderingen jonger dan 6 maanden per saldo € 4,0 miljoen hoger. De krediettermijn is gestegen van 56 dagen in 2004 naar 66 dagen in 2005.
Te factureren vergoedingen Per jaarultimo zijn vele DBC’s afgesloten welke echter in het verslagjaar nog niet tot facturatie hebben geleid. Hierdoor is de post te factureren vergoedingen ten opzichte van 2004 gestegen met € 8,3 miljoen tot € 19,8 miljoen. Voorziening dubieuze debiteuren
2005
2004
Saldo per 1 januari
2.508
2.548
Af: in het boekjaar ten laste van de voorziening gebracht
-1.062
-1.995
Bij: in het boekjaar aan de voorziening toegevoegd ten laste van de resultatenrekening
2.032
1.955
Saldo per 31 december
3.478
2.508
Transitoria debiteuren De transitoria debiteuren bedragen in totaal € 1,8 miljoen. Deze post omvat onder andere nog te factureren omzet (€ 1,5 miljoen).
B.3. Financieringstekort (in € 1.000) 2005
2004
Berekend wettelijk budget: Kostendeel
214.977
211.325
Rente en afschrijvingen investeringen
21.623
19.344
Honorarium / artskosten
34.642
31.049
Klinische genetica Totaal budget
6.832
6.261
278.074
267.979
Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget: DBC-A segment
91.447
Onderhanden werk DBC-A segment en DBC-B segment januari 2005
55.311
DBC-B segment (januari 2005 en kapitaalslasten gehele jaar 2005) Academische component Verpleeggelden Overige vergoedingen Klinische genetica
176 53.349 0
150.297
18.732
124.930
-79
5.606
218.936
280.833
Financieringsverschil
59.138
-12.854
Het saldo nog in tarieven te verrekenen tot en met vorig boekjaar
-11.692
-1.073
Nadere herberekening budget over voorgaande jaren
2.566
2.235
Overname saldo SKGA
1.553
0
51.565
-11.692
Totaal vergoedingen
Saldo te verrekenen per 31 december
115 IV. Jaarrekening
De algemene rekenregel voor het bepalen van de voorziening is als volgt: de vorderingen per 31 december 2005 met een looptijd langer dan één jaar worden voor 100% als dubieus aangemerkt en de vorderingen van de kostendelen met een looptijd van een halfjaar tot één jaar voor 50%. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regeling, individueel beoordeeld.
116
De nacalculaties tot en met 2002 zijn door het CTG in de rekenstaat verwerkt.
IV. Jaarrekening
Het financieringsverschil van € 59,1 miljoen is veroorzaakt doordat bij de invoering van de DBC’s per 1 januari 2005 de voorgeschreven declaratietarieven en het toegestane opslag(sluit)percentage te laag zijn vastgesteld. Per ultimo 2000 heeft het Ministerie van WVC ingestemd met het intrekken van de vergunning voor het uitvoeren van klinisch genetische patiëntenzorg door de Stichting Klinische Genetica Amsterdam onder gelijktijdige verstrekking van een vergunning aan de participanten, het AMC en VUmc. De in de Stichting aanwezige positie ‘nog in tarieven te verrekenen met CTG’ is in het boekjaar 2005 naar rato van de productiewaarde 2000 verdeeld over de participanten, waarvan het aandeel van VUmc € 0,7 miljoen bedroeg. De in de Stichting aanwezige inventaris is onder de participanten verdeeld, de afschrijvingen over 2001 t/m 2003 (€ 0,8 miljoen) zijn nacalculeerbaar en als herberekening over voorgaande jaren toegevoegd. De afschrijvingen over 2004 t/m 2005 zijn reeds in de berekende budgetten verwerkt.
C Eigen vermogen (in € 1.000) Het verloop van het eigen vermogen in het boekjaar is als volgt:
31-12-2004
01-01-2005
resultaat 2005
31-12-2005
1.176
1.625
2.388
4.013
1.176
1.625
2.388
4.013
Collectief gefinancierd gebonden vermogen reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling Totaal collectief gefinancierd gebonden vermogen
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen algemene reserve
500
500
-82
418
specifieke reserve o & o
7.782
8.340
2.029
10.369
Totaal niet collectief gefinancierd vrij vermogen
8.282
8.840
1.947
10.787
Totaal eigen vermogen
9.458
10.465
4.335
14.800
Vermogensmutaties per 1 januari 2005 Per ultimo 2000 heeft het Ministerie van WVC ingestemd met het intrekken van de vergunning voor het uitvoeren van klinisch genetische patiëntenzorg door de Stichting Klinische Genetica Amsterdam onder gelijktijdige verstrekking van een vergunning aan de participanten, het AMC en VUmc. Het in de Stichting aanwezige vermogen is in het boekjaar 2005 naar rato van de productiewaarde 2000 verdeeld over de participanten, waarvan het aandeel van VUmc € 1,0 miljoen bedroeg. Met betrekking tot een in 2002 afgesloten onderzoeksproject is in 2005 besloten om het cumulatief negatief resultaat ad € -0.6 miljoen over te hevelen vanuit de specifieke reserve o & o naar de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
C.1. Collectief gefinancierd gebonden vermogen
117
C.2. Niet collectief gefinancierd vrij vermogen Algemene reserve Dit betreft de waarderingswijziging alsmede de gecumuleerde resultaten van de deelneming Boelevaar Holding BV. Afgeboekt is het resultaat 2005 van de deelneming. Specifieke reserve o & o Dit betreft gecumuleerde resultaten voor de vervanging van apparatuur, voor het ontwikkelen van innovaties en overige bestemmingen alsmede resultaten op derde geldstroomactiviteiten en specifieke bedrijfsmatige activiteiten, specifiek te benutten door de projectleiders. Per 1 januari 2005 werd het cumulatief negatief resultaat op het onderzoeksproject ‘Intracel’ overgeboekt ten laste van de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Toegevoegd is het resultaat 2005 dat betrekking heeft op tweede en derde geldstroom onderwijs en onderzoek.
D Egalisatierekening afschrijvingen (in € 1.000) Het verloop van de egalisatierekeningen in het boekjaar is als volgt: 31-12-2004
dotaties
onttrekkingen
31-12-2005
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
5.894
1.125
1.377
5.642
kleine bouwkundige projecten
7.370
1.395
1.768
6.997
rente en afschrijving grote bouw, correctie 2004
6.572
-109
rente en afschrijving grote bouw, 2005 à fonds perdu bijdragen in bouw,
2.435 66.608
2.115
6.783
5.231
61.377
eerste inrichting en inventaris. deregulering huisvesting academische
-11
109
8
647
252
485
5.602
10.751
81.284
ziekenhuizen (DHAZ), correctie 2004 deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ), 2005 Totaal
86.433
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden Vanaf 1988 worden de bijdragen van derden voor investeringen in apparatuur ten gunste van deze egalisatierekening gebracht. De jaarlijkse vrijval ten gunste van de resultatenrekening is gelijk aan de afschrijvingslast van het met geld van derden gefinancierde deel van de apparatuur.
IV. Jaarrekening
Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Dit betreft de algemene reserve voor de gecumuleerde resultaten uit patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Per 1 januari 2005 werd het aandeel in het vermogen van de Stichting Klinische Genetica Amsterdam (€ 1,0 miljoen) toegevoegd. Het cumulatief negatief resultaat (€ -0,6 miljoen) op het onderzoeksproject ‘Intracel’ werd in 2005 gecorrigeerd ten laste van de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
118 IV. Jaarrekening
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten Ingaande 1991 is in overleg tussen de ministeries van VWS en OCenW overeengekomen om bouw-projecten (tussen € 0,1 miljoen en € 2,3 miljoen) per project te verantwoorden in een egalisatierekening kleine bouwkundige projecten. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Voor 2005 bedroeg deze € 1,4 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een taakstellend investeringsbudget van € 1,4 miljoen voor 1991, € 1,6 miljoen voor 1992 en € 2,3 miljoen voor de jaren 1993 tot en met 2003. Vanaf 2004 is dit budget opgenomen in de regeling DHAZ. De totale dotatie heeft plaatsgevonden via terrein- en gebouwgebonden kosten. Daarnaast werden middelen toegevoegd voor bouwprojecten kleiner dan € 2,3 miljoen die niet uit de daarvoor bestaande regelingen kunnen worden gefinancierd (Investeringsplan Academische Ziekenhuizen). De afschrijvingslasten van de voltooide projecten zijn ten laste van de egalisatierekening gebracht. Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw Vanaf 1991 geldt het stelsel van genormeerde toewijzing voor rente- en afschrijvingslasten. Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke lasten welke voor een deel in latere jaren worden geboekt. Dit deel is in deze egalisatierekening opgenomen volgens onderstaand overzicht.
t/m 2001
normbijdrage
werkelijke lasten
saldo
16.042
10.895
5.147
2002
2.060
1.600
460
2003
2.077
1.554
523
2004
2.691
2.249
442
2005
2.326
2.115
211
Totaal
25.196
18.413
6.783
De dotatie in 2004 bevatte per abuis de rentecomponent van de DHAZ-regeling. Dit bedrag is alsnog overgeheveld naar de egalisatierekening DHAZ. Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris De tot 1988 door het Ministerie van OCenW beschikbaar gestelde middelen voor à fonds perdu financiering van de vaste activa zijn enerzijds onder materiële vaste activa en anderzijds als egalisatierekening afschrijvingen verantwoord op de balans. Hetzelfde gebeurde met het aandeel in de financiering van de vaste activa van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs en de investeringen in apparatuur uit eigen voorzieningen. Door de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs werd tijdens de bouw van het ziekenhuis en het opleidingscentrum een bedrag van € 1,3 miljoen geïnvesteerd. De jaarlijkse afschrijvingen worden voor gelijke bedragen zowel op de vaste activa als op de egalisatierekening afschrijving afgeboekt en beïnvloeden daardoor het resultaat niet.
De bijdragen à fonds perdu door OCenW ten behoeve van de financiering van gebouwen,
31-12-2004
61.279
66.499
98
109
61.377
66.608
installaties en terreinen Aandeel van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs in de financiering van het ziekenhuis en het opleidingscentrum Totaal egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ) Tussen OCenW, VWS en NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Daarnaast wordt de rentevergoeding door OCenW ten gunste van deze rekening geboekt. De werkelijke afschrijvings- en rentelasten komen ten laste van de egalisatierekening. De dotatie van de rentevergoeding is in 2004 per abuis ten gunste van de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw geboekt. Dit bedrag is alsnog overgeheveld naar de egalisatierekening DHAZ. Ook de rentelast van 2004 is alsnog ten laste van deze rekening gebracht.
E Voorzieningen (in € 1.000) 31-12-2004 onderhoud en aanvulling terreinen,
2.400
dotaties onttrekkingen
31-12-2005
134
0
2.534
1.000
500
1.000
500
36
1.322
960
398
2.169
0
1.160
1.009
200
100
200
100
0
5.000
0
5.000
5.805
7.056
3.320
9.541
gebouwen en installaties sociale- en reorganisatiekosten ziekterisico compensatieregeling IZA-AZ lustrum seniorenregelingen Totaal
119 IV. Jaarrekening
31-12-2005
120 IV. Jaarrekening
Voorziening onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en installaties Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig onderhoud komen te vervallen. Het eindsaldo is in overeenstemming met de actuele stand van het uitgestelde onderhoud. Voorziening sociale- en reorganisatiekosten De voorziening is gebruikt voor uitgaven die samenhangen met reorganisaties als gevolg van de meerjaren-bezuinigingsoperatie ‘Gerichte Groei’. De reguliere dotatie van € 0,5 miljoen is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotaties voorzieningen. Voorziening ziekterisico Deze voorziening is gevormd in verband met het ziekteverzuimrisico van personeel op derde-geldstroomprojecten. De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen. Voorziening compensatieregeling IZA-AZ In het kader van de CAO voor Academische Ziekenhuizen is een collectieve verplichte ziektekostenverzekering voor werknemers afgesloten bij IZA-AZ. Werknemers, die hierdoor meer premie zijn gaan betalen, worden hiervoor tijdelijk gecompenseerd middels een overbruggingsregeling. Deze voorziening is bestemd voor de op grond van deze regeling te verwachten uitgaven. De voorziening zal middels jaarlijkse onttrekkingen in de periode tot en met 2007 ten gunste van het resultaat worden afgebouwd. Voorziening lustrum Deze voorziening is in 2005 gebruikt voor het lustrum van de Vrije Universiteit en het restant van de voorziening is bedoeld voor het eerste lustrum van VU medisch centrum in 2006. De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen. Seniorenregelingen Deze voorziening is gevormd voor de per balansdatum bestaande verplichtingen in het kader van ‘voorzieningen voor sociaal beleid’ (RJ271).
F Langlopende schulden (in € 1.000)
121
Langlopende schulden afsluit-
oorspr.
totale
restschuld
resterende
aflossings-
restschuld
restschuld
jaar
bedrag
looptijd
31-12-05
looptijd
bedrag
op lange
op lange
2006
termijn op
termijn
31-12-05
over 5 jaar
rente %
1
1990
2.042
20 jaar
511
5 jaar
102
408
0
2
1992
9.076
20 jaar
3.176
7 jaar
454
2.723
454
5,40 5,55
3
1993
22.008
20 jaar
11.708
8 jaar
1.464
10.244
2.927
4,26
4
1995
5.446
40 jaar
4.084
30 jaar
136
3.948
3.267
3.19
5
1995
5.445
40 jaar
4.084
30 jaar
136
3.948
3.267
2,34
6
1996
18.151
10 jaar
1.815
1 jaar
1.815
0
0
2,40
7
1996
4.538
40 jaar
3.517
31 jaar
113
3.403
2.836
2,62
8
1997
2.723
40 jaar
2.161
32 jaar
68
2.093
1.753
2,86
9
1997
13.613
10 jaar
2.383
2 jaar
1.361
1.021
0
2,58
10
1998
4.538
40 jaar
3.687
33 jaar
113
3.574
3.006
3,10
11
1998
3.630
20 jaar
2.268
13 jaar
182
2.087
1.180
3,05
12
1998
9.983
10 jaar
2.496
3 jaar
998
1.498
0
2,71
13
2000
1.271
6 1/4 jaar
182
1 jaar
182
0
0
5,65
14
2001
4.197
10 jaar
2.518
6 jaar
420
2.099
0
5,04
15
2001
18.151
10 jaar
9.983
6 jaar
1.815
8.168
0
5,45
16
2004
20.000
10 jaar
17.000
9 jaar
2.000
15.000
5.000
3,53
17
2004
23.000
20 jaar
21.275
19 jaar
1.150
20.125
14.375
3,54
18
2004
42.000
40 jaar
40.425
39 jaar
1.050
39.375
34.125
3,38
13.559
119.714
72.190
Totaal
209.812
133.273
Het in 2006 af te lossen bedrag van € 13,6 miljoen is in mindering gebracht op de restschuld van € 133,3 miljoen en opgenomen onder ‘kortlopende schulden’. De leningen 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 14, 15, 17 en 18 werden aangetrokken ter financiering van investeringen in gebouwen. De leningen 6, 9, 12 en 16 werden aangetrokken ter financiering van inventaris en apparatuur. De lening vermeld onder 13 dient ter financiering van het aandeel van VU medisch centrum in de bouw van de STEG-installatie. Alle leningen worden lineair afgelost. Lening 1 en 14 vallen onder de zogenoemde rijksgarantie. Voor wat de looptijden, en dus de aflossingsverplichtingen betreft, wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijnen volgens de richtlijnen van het CTG. Als voorwaarde voor de beschikbaarstelling van geld voor bouwprojecten is de goedkeuring van het Ministerie van VWS vereist. Daarnaast geldt een negatieve pledge/pari passu en cross default verklaring. Dat wil zeggen dat VU medisch centrum geen zekerheden aan anderen verschaft, tenzij onder aanbieding van deze zekerheid (gelijk in soort en waarde) aan bovengenoemde banken.
IV. Jaarrekening
nr.
122
G Kortlopende schulden (in € 1.000) Kortlopende schulden en overlopende passiva
31-12-2005
31-12-2004
IV. Jaarrekening
Crediteuren
17.105
11.994
Transitoria crediteuren
4.948
14.695
Schulden aan kredietinstellingen
86.216
3.623
Belastingen en premies sociale verzekeringen
13.646
11.203
Te betalen salarissen
1.522
1.660
Te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en interim-uitkering
12.669
13.119
Aflossingsverplichtingen
13.559
13.559
Overige schulden
13.805
9.694
163.470
79.547
Totaal
De nog te betalen onregelmatigheidstoeslagen, overwerk etc. welke in 2004 waren opgenomen onder transitoria crediteuren (€ 1,6 miljoen) zijn voor de vergelijkbaarheid overgeheveld naar de categorie te betalen salarissen. In het totaal van de kortlopende schulden en overlopende passiva zijn aan de Vrije Universiteit te betalen posten opgenomen voor € 2,6 miljoen.
Schulden aan kredietinstellingen ABN AMRO Bank N.V. rekening-courant C en E Bankiers N.V. rekening-courant Postbank rekening-courant
31-12-2005
31122004
7.790
-2.626
36.222
22.121
-7.796
-15.872
ABN AMRO Bank N.V. kasgeldlening
25.000
0
C en E Bankiers N.V. kasgeldlening
25.000
0
Totaal
86.216
3.623
In mei 2005 is met een bankconsortium onder leiding van C en E Bankiers N.V. het financierings-arrangement aangepast. Het exploitatiekrediet is verhoogd van E 30 miljoen naar € 50 miljoen en het investeringskrediet is van € 12 miljoen verhoogd tot € 50 miljoen. Daarnaast is er een stand-by faciliteit afgesproken van € 30 miljoen in verband met de invoering van DBC’s. In de loop van het jaar is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om binnen het ter beschikking gestelde krediet kasgeldleningen op te nemen.
Belastingen en premies sociale verzekeringen
123
Te betalen vakantiedagen en vakantiegeld Volgens de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen zijn de nog te betalen vakantiegelden over de periode juni tot en met december opgenomen onder de kortlopende schulden. Tevens is er, naar aanleiding van deze regeling een verplichting opgenomen voor het saldo vakantiedagen ultimo 2005.
Aflossingsverplichtingen De aflossingsverplichtingen voor het jaar 2006 op de langlopende schulden zijn hier als schuld op korte termijn opgenomen. Overige schulden Saldi projecten
31-12-2005
31-12-2004
10.737
8.281
Verplichtingen voor inrichtingskosten kliniek
1.563
580
Overig
1.505
833
Totaal
13.805
9.694
IV. Jaarrekening
Dit betreft de nog te betalen loonheffing, omzetbelasting en premies sociale verzekeringen. De stijging van de nog te betalen belastingen en premies sociale verzekeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de nog af te dragen loonheffing (€ 1,4 miljoen) en achterstallige betaling van premies faop (€ 0,7 miljoen, fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel).
124
IV.5 Kasstroomoverzicht 2005 (in € 1.000) Voor de bepaling van de kasstromen is uitgegaan van de indirecte methode.
IV. Jaarrekening
2005
2004
4.335
479
Kasstroom uit operationele activiteiten Exploitatieresultaat
Aanpassingen voor: Afschrijvingen
28.707
26.794
Mutaties egalisatierekeningen
-5.149
-3.359
Mutaties voorzieningen
3.736
-6.241 27.294
17.194
Veranderingen in vlottende middelen: Voorraden
-3.484
272
Vorderingen
-5.213
18.898
-63.257
10.619
Financieringsoverschot Kortlopende schulden (exclusief kredietinstellingen)
1.330
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
2.353 -70.624
32.142
-38.995
49.815
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa Mutatie leningen u/g Overige investeringen in financiële vaste activa
-30.453
-33.308
-1.125
-608
533
-1.830
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
-31.045
-35.746
-31.045
-35.746
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Nieuw opgenomen leningen Aflossing langlopende schulden Overige mutaties eigen vermogen
0
85.000
-13.559
-15.659
1.007
562 -12.552
69.903
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
-12.552
69.903
Mutatie geldmiddelen
-82.592
83.972
-3.623
-87.595
-86.215
-3.623
Geldmiddelen per 1 januari
Geldmiddelen per 31 december
IV.6 Toelichting bij de resultatenrekening over 2005 (in € 1.000)
125
A Bedrijfsopbrengsten
Budget patiëntenzorg, kostendeel en artskosten / honorarium DBC-B segment
2005
2004
278.074
267.979
882
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54.976
54.385
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
33.996
32.045
Specialistenopleiding
624
641
Onderwijs dienstverlening andere faculteiten
924
963
Budget dieetadvisering AWBZ Totaal budget
0
236
369.476
356.249
Het budget patiëntenzorg is als volgt opgebouwd:
2005 Budget patiëntenzorg 2004
267.979
Mutaties op grond van: Productieafspraken 2005
5.874
Klinische genetica
571
Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
1.455
Prijsindexatie materiële kosten
1.064
Groei normatieve kapitaalslasten
103
Beleidsmaatregelen overheid: Artsen in opleiding tot specialist (AIOS)
2.902
Herallocatie
-479
Arbeidsmarktbeleid
336
Demogroei
512
Prestatiecontract / convenantskorting
-2.268
Schoning DBC-B segment
-3.862 -2.859
Nacalculeerbare kapitaalslasten: Rente Afschrijvingen
2.040 -43 1.997
Overige mutaties
Budget patiëntenzorg 2005
1.890
278.074
IV. Jaarrekening
A.1. Wettelijk budget (in € 1.000)
126
De samenstelling van het budget patiëntenzorg is als volgt:
IV. Jaarrekening
Personele en materiële lasten Rente Afschrijving Artskosten / honorarium Totaal budget patiëntenzorg
2005
2004
221.581
217.102
8.111
6.071
13.740
13.757
34.642
31.049
278.074
267.979
Het budget patiëntenzorg 2005 is als volgt berekend:
2005 Budget patiëntenzorg volgens CTG-rekenstaat 31 januari 2006
262.909
Nog te verwerken: Rentenormeringsbalans
2.400
Uitbreiding Artsen in opleiding (AIOS)
3.234
Uitbreiding specialistenformatie radiotherapie
404
Correctie schoning DBC-B segment
2.730
Restant prestatiecontract / convenantskorting
-1.328
Minderproductie 2005 Afschrijvingslasten Overig, inclusief kosten alliantievorming
-693 296 1.290
Totaal nog te verwerken door CTG
8.333
Klinische genetica
6.832
Totaal budget patiëntenzorg
278.074
A.2. Overige bedrijfsopbrengsten (in € 1.000) 2005 Zorgprestaties tussen instellingen (WDS)
2004
2.548
1.857
57.127
48.992
Overige opbrengsten
2.966
6.048
Overige personele subsidies
1.280
1.004
63.921
57.901
Overige dienstverlening
Totaal
De vergelijkende cijfers voor 2004 zijn fractioneel aangepast: € 0,4 miljoen baten zijn verschoven van overige dienstverlening naar overige opbrengsten. De totale overige bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2004 met € 6,0 miljoen toegenomen, met name als gevolg van opbrengsten uit overige dienstverlening.
Overige dienstverlening Algemene en administratieve diensten
2004
1.058
2.669
139
40
Exploitatie projecten laboratoria
1.534
1.161
Maaltijdvergoedingen
1.096
1.042
Personele activiteiten ten behoeve van derden
2.817
4.988
47.531
35.007
Vergoedingen projecten Vergoeding materiaalkosten onderwijs en onderzoek Vergoeding opleidingen ten behoeve van derden
8
32
2.040
3.358
Universitaire huisartsenpraktijk
134
66
Overig
770
629
Totaal
57.127
48.992
De vergoedingen projecten ten bedrage van € 47,5 miljoen geven weer wat VU medisch centrum aan opbrengsten in 2005 heeft ontvangen van projecten die door derden worden gefinancierd. Deze opbrengst heeft betrekking op nog lopende èn afgeronde projecten. De ontvangen vergoedingen 2005 zijn € 12,5 miljoen ofwel 36% hoger dan 2004.
Overige opbrengsten
2005
2004
Overige baten (+) en lasten (-) Andere baten en lasten
86
471
Baten en lasten voorgaande boekjaren
2.880
5.577
Totaal
2.966
6.048
De post baten en lasten voorgaande boekjaren bestaat uit incidentele posten. Deze post daalt ten opzichte van 2004 met € 2,7 miljoen. Het saldo 2005 bestaat voornamelijk uit: aanvullende toewijzing rijksbijdrage geneeskunde € 1,0 miljoen en herrekend budget patiëntenzorg in verband met vergroting vloeroppervlak (€ 1,5 miljoen)
127 IV. Jaarrekening
Doorberekende huren
2005
128
B Bedrijfslasten B.1. Personeelskosten
IV. Jaarrekening
B.1.1. Gemiddelde personeelsbezetting (in fte) 2005
2004
1.082,6
1.116,5
309,7
327,0
• Management en staf
33,8
36,4
• Personeel medische elektronica en revalidatie techniek
55,9
57,8
• Personeel onderzoeksfuncties
572,2
574,8
• Personeel behandel- en ondersteunende functies
234,7
234,5
Personeel algemene en administratieve functies Personeel hotelfuncties
Personeel patiëntgebonden functies:
• Personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies
34,7
40,5
• Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel
1.039,9
1.086,8
• Medische en sociaal-wetenschappelijke functies
1.378,7
1.351,0
Leerlingverpleegkundig personeel
71,7
88,5
Personeel terrein en gebouwgebonden functies
40,1
40,8
4.854,0
4.954,6
Totaal
In de tabel is het personeel (personeel in loondienst en uitzendkrachten) verdeeld naar de diverse functiecategorieën. Met ingang van 2005 wordt voor ‘overig personeel niet in loondienst’ geen fte’s meer berekend. De aantallen voor deze groep zijn met betrekking tot het jaar 2004 gecorrigeerd. De opstelling is inclusief personeel toegerekend aan 3e geldstroom projecten. De personele bezetting in 2005 is ten opzichte van de bezetting in 2004 met 100,6 fte afgenomen voor alle functiecategorieën, dit is voornamelijk het gevolg van de maatregelen die genomen zijn op grond van de meerjaren-bezuinigingsoperatie ‘Gerichte Groei’.
B.1.2. Personele lasten (in € 1.000)
Personeel algemene en administratieve functies
412
Personeel hotelfuncties
413
2005
2004
38.386
37.178
9.008
8.784
Personeel patiëntgebonden functies: Management en staf
1.218
1.247
Personeel medische elektronica en revalidatie techniek
2.048
2.079
Personeel onderzoeksfuncties
18.141
17.715
Personeel behandel- en ondersteunende functies
7.708
7.534
Personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies
1.075
1.512
Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel
39.062
38.697
Medische en sociaal-wetenschappelijke functies
88.014
85.097
414
Leerlingverpleegkundig personeel
1.998
2.158
415
Personeel terrein- en gebouwgebonden functies
1.606
1.531
208.264
203.532
Totaal salarissen personeel in loondienst
416
Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening
594
626
417
Stagiaires
270
208
418
Vergoedingen personeel niet in loondienst: Uitzendkrachten
2.831
4.833
Overig
5.409
5.561
217.368
214.760
58.381
58.333
Totaal salarissen en vergoedingen
422
Sociale lasten Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten
423
Andere personeelskosten Totaal
7.556
2.751
65.937
61.084
8.998
11.082
292.303
286.926
De salarissen van personeel in loondienst zijn in 2005 ondanks een daling van de bezetting gestegen met € 4,7 miljoen ten opzichte van 2004. Deze stijging is onder te verdelen in € -4,1 miljoen als gevolg van een daling van het aantal fte’s en € 8,8 miljoen als gevolg van stijging van de salariskosten. De stijging is het gevolg van de verhoging van de eindejaars-uitkering met 0,75%, de werking van het jaarlijkse anciënniteiteffect en de aanpassingen als gevolg van de beoordeling van de functies (Fuwavaz). Bij de uitzendkrachten zijn de kosten met € 2,0 miljoen afgenomen dit is voornamelijk het gevolg van het instellen van een interne ‘flexpool’. De presentatie van de vergelijkende cijfers over 2004 is fractioneel aangepast: de andere personeelskosten zijn met € 0,3 miljoen verlaagd, de sociale lasten zijn verhoogd met € 0,2 miljoen en de uitkeringen na ontslag met € 0,1 miljoen. De stijging in sociale lasten van € 4,8 miljoen is voor € 1,3 miljoen het gevolg van een daling van de bezetting en voor € 6,1 het gevolg van gestegen lasten. De daling van de andere personeelskosten met € 2,1 miljoen is voornamelijk veroorzaakt door lagere functiegebonden kosten (€ 0,8 miljoen), lagere opleidingskosten (€ 0,4 miljoen) en lagere kosten voor werving en selectie (€ 0,3 miljoen).
IV. Jaarrekening
411
129
130
Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening
IV. Jaarrekening
Dit betreft het honorariumbudget medisch specialistische activiteiten voor particulier verzekerden met betrekking tot het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders De bezoldiging van de bestuurders van VU medisch centrum is schematisch als volgt: Naam Drs. E.B. Mulder 2005
2004
Prof. Dr. T.J.F. Savelkoul
Ir. T.J. Halma 2005
2004
(gewezen) lid
2005
2004
lid
Prof. Dr. E.A. van der Veen 2005
2004
Functie
voorzitter
lid
In dienst van
01-01
01-01
-
01-01
01-01
01-01
01-01
01-01
tot
31-12
31-12
-
30-06
31-12
31-12
31-12
31-12
Bruto-salarissen
185.483
185.034
0
87.324
169.936
169.419
167.014
157.702
Werkgeversdeel
425
3.624
0
636
349
3.582
349
1.272
35.064
31.218
0
14.023
31.577
28.046
31.576
25.560
19.947
20.838
0
16.679
21.669
18.843
19.536
10.139
3.300
2.723
0
1.361
3.000
2.723
3.000
3.300
244.219
243.437
0
120.023
226.531
222.613
221.475
197.973
44.600
44.600
0
34.564
43.505
43.505
47.200
47.200
sociale lasten Pensioenen en soortgelijke vergoedingen Leasekosten auto Onkostenvergoedingen Totaal Cataloguswaarde lease auto
Nevenfuncties van bestuurders
131 IV. Jaarrekening
Voorzitter (drs. E.B. Mulder) • lid Raad van Toezicht Vereniging Nationaal Reumafonds te Amsterdam • voorzitter Raad van Toezicht Nederlands Huisartsen Genootschap te Utrecht • lid Raad van Commissarissen LTP advies B.V. Lid prof.dr. T.J.F. Savelkoul • bestuurslid Commissie van Uitvoering Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) • hoogleraar stralingshygiëne (0-aanstelling) LUMC • lid van de Gezondheidsraad (GR) • lid van de Beraadsgroep Stralingshygiëne (GR) • lid programmacommissie Kwaliteitsverbeterprogramma Rampenopvang Ziekenhuizen ZON MW • lid Raad van Bestuur Stichting Palliatieve Zorg “KURIA” • voorzitter bestuur Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK) Lid / decaan prof.dr. E.A. van der Veen • lid stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepen in de Gezondheidszorg (MOBG) Voor de bezoldiging van de leden van de raad van toezicht en gewezen leden van de raad van toezicht kwam in 2005 een bedrag van € 43.677 ten laste van VU medisch centrum: Naam
prof. drs. P. Bouw
Functie
voorzitter van
Bezoldiging
Belastbaar
Bezoldiging
Belastbaar
loon
loon
2005
2004
6.429
6.429
6.429
6.429
5.672
5.672
5.672
5.672
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
5.672
5.672
1.891
1.891
4.506
4.506
4.916
4.916
4.916
4.916
5.105
5.105
4.916
4.916
43.677
43.677
46.859
46.859
01-01-04 tot 31-12-05 mr. drs. L.C. Brinkman
vice-voorzitter van 01-01-04 tot 31-12-05
drs. J.M. Bleichrodt
lid van 01-01-04 tot 31-12-05
dr. B. Sangster
lid van 01-01-04 tot 31-12-05
prof. dr. P.M.E. Volten
lid van 01-01-04 tot 31-12-05
mr. A.A. Westerlaken
vice-voorzitter van 01-01-04 tot 31-12-04 lid van 01-01-05 tot 31-12-05
D.J. Terpstra
vice-voorzitter van 01-01-04 tot 30-04-05
I.E.E. van der Dussen
lid van 01-01-04 tot 31-12-05
drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen
lid van 01-01-04 tot 30-09-05 vice-voorzitter van 01-10-05 tot 31-12-05
132
B.1.3. Sociale lasten (in € 1.000) 2005
IV. Jaarrekening
Loonsom
208.264
2004
100%
203.532
100%
15.871
7,62%
15.826
7,78%
7.351
3,53%
7.816
3,84%
35.229
16,92%
31.202
15,32%
9.586
4,60%
11.980
5,89%
pseudo-premies
-5.245
-2,52%
-5.197
-2,55%
Totaal premies
62.792
30,15%
61.627
30,28%
Premiegevoelige sociale lasten: vakantietoelagen premie ziektekosten pensioenkosten premie WAO
Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten Ontvangen ZW/WAO
7.556
2.751
-3.267
-5.257
Mutatie verplichting vakantiedagen
-450
644
Overig – niet premie gevoelig
-694
1.319
Totaal
65.937
61.084
Het percentage premiegevoelige sociale lasten is licht gedaald voornamelijk door een daling van de premie WAO met 20%, dit als gevolg van eigen risico dragerschap. VU medisch centrum heeft gekozen voor herverzekering bij een private verzekeraar, waardoor geen voorziening in de balans ultimo 2005 nodig is. De stijging van de overige sociale lasten wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven inzake uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten, dit als gevolg van ‘Gerichte Groei’, daarnaast zijn de retour ontvangen bedragen inzake WAO gedaald dit ook als gevolg van het eigen risico dragerschap. Daartegenover staat een daling van de verplichting vakantiedagen en een daling van de post ‘overig - niet premie gevoelig’ door het wegvallen van de voorziening eenmalige gratificatie inzake het terugdringen van het ziekteverzuim.
B.2. Afschrijvingen materiële vaste activa (in € 1.000)
Afschrijvingen WZV meldingsplichtige vaste activa (kleine bouw)
2005
2004
10.342
10.499
1.641
1.173
14.969
14.627
Afschrijvingen niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa (bouw)
372
450
Afschrijvingen DHAZ-middelen
229
46
27.553
26.795
-5.231
-5.554
Afschrijvingen inventaris en apparatuur
Af: ten laste van egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste investering en inventaris ten laste van egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
-1.227
0
ten laste van egalisatierekening kleine bouwkundige projecten
-1.768
-1.360
ten laste van egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
-1.377
-1.335
ten laste van egalisatierekening DHAZ
Totaal
-229
-46
-9.832
-8.295
17.721
18.500
De presentatie van de afschrijving van niet-WTG gefinancierde apparatuur en de afschrijving ten laste van de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw is gewijzigd ten opzichte van 2004. Afschrijving als gevolg van vervroegd buitengebruik gestelde apparatuur is geboekt op materiële lasten voorgaande jaren. Met betrekking tot de vergelijkende cijfers over 2004 dient nog opgemerkt te worden dat dotaties aan de egalisatierekeningen (€ 1.434) welke in 2004 onder afschrijvingen werden vermeld, nu zijn ondergebracht onder de overige bedrijfskosten, in de categorie dotaties.
B.3. Overige bedrijfskosten (in € 1.000)
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
2005
2004
11.291
11.268
Algemene kosten
20.406
17.434
Patiëntgebonden kosten
50.031
50.654
Onderhoud en energiekosten
10.784
8.382
Huur en leasing Kosten voor onderwijs en onderzoek Mutatie saldi projecten Dotaties Totaal
960
987
4.789
4.228
1.134
1.470
14.175
7.894
113.570
102.317
IV. Jaarrekening
Afschrijvingen WZV vergunningsplichtige vaste activa (grote bouw)
133
134 IV. Jaarrekening
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
2005
2004
431
Voedingskosten
2.499
2.679
432
Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden
441
139
180
Huishouding en inrichting
4.128
4.762
442
Linnenvoorziening
2.444
2.456
443
Vervoers- en emballagekosten
1.993
1.211
445
Kosten beveiliging en bewaking
76
24
449
Andere hotelmatige voorzieningen
12
-44
11.291
11.268
Totaal
De totale kosten van voedingsmiddelen en hotelmatige kosten zijn vrijwel gelijk gebleven. In de subcategorieën is er enerzijds een duidelijke kostenverlaging te zien bij huishouding en inrichting (meubilair € 0,4 en schoonmaak € 0,2 miljoen). En anderzijds bij vervoers- en emballagekosten een kostenstijging bij extern eigen vervoer € 0,8 miljoen.
Algemene kosten
2005
2004
451
Kosten van administratie en registratie
5.496
4.934
452
Communicatieve kosten
1.576
1.561
453
Kosten algemeen beheer
9.395
7.878
454
Zakelijke lasten en verzekeringen
1.968
1.825
455
Kosten audiovisuele apparatuur en benodigdheden
459
Andere algemene kosten Totaal
669
579
1.302
657
20.406
17.434
De algemene kosten 2005 zijn ten opzichte van 2004 met € 3,0 miljoen gestegen voornamelijk door kosten van administratie en registratie (€ 0,7 miljoen kosten diverse software licenties en computerfaciliteiten) en kosten algemeen beheer (€ 1,3 miljoen incidentele kosten). De rest van de stijging wordt veroorzaakt door een aantal kleine posten in de subcategorie andere algemene kosten.
Patiëntgebonden kosten
2005
2004
461
Kosten diagnostische functies
10.834
10.453
462
Kosten behandel- en ondersteunende functies
28.282
27.771
463
Kosten psychosociale, behandel- en begeleidende functies
464
Kosten verpleging en verzorging
23
15
1.013
1.061
465
Kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging
6.484
6.677
466
Instrumentarium en apparaten
3.390
4.656
467
Kosten ontspanning en recreatie patiënten Totaal
5
21
50.031
50.654
Onderhoud en energiekosten 471
Onderhoud
472
Dotatie voorziening onderhoud en kleine bouwkundige projecten
473
Energiekosten Totaal
2005
2004
456
701
5.667
3.043
4.661
4.638
10.784
8.382
In 2004 was er een gedeeltelijke vrijval van de voorziening onderhoud waardoor de kosten in dat jaar eenmalig lager waren dan gemiddeld. In 2005 waren de kosten € 2,6 miljoen hoger dan 2004 en € 0,2 miljoen hoger dan 2003.
Kosten voor onderwijs en onderzoek
2005
2004
491
Specifieke kosten onderwijs en onderzoek
2.979
2.393
492
Affiliaties
1.754
1.748
493
Octrooiaanvragen Totaal
56
87
4.789
4.228
De stijging in de kosten voor onderwijs en onderzoek (€ 0,6 miljoen) wordt voor € 0,4 miljoen veroorzaakt door een stijging in kosten uitbesteed werk onderzoek en ontwikkeling. Mutatie saldi projecten
2005
2004
Vooruitontvangen opbrengsten
49.614
44.725
Vooruitbetaalde kosten
-41.640
-37.885
Saldi projecten Saldi projecten voorgaand jaar Mutatie saldi projecten
7.974
6.840
-6.840
-5.370
1.134
1.470
135 IV. Jaarrekening
De patiëntgebonden kosten zijn ten opzichte van 2004 met € 0,6 miljoen gedaald, dit is een zeer goed resultaat gezien de productiestijging van 3,8%. De kosten diagnostische functies zijn met € 0,4 miljoen toegenomen voornamelijk door eigen en derden labonderzoek, respectievelijk € 0,2 miljoen en € 0,2 miljoen. De kosten behandel- en ondersteunende functies zijn gestegen met € 0,5 miljoen. Noemenswaardige posten binnen deze subcategorie zijn: kosten tractus digestives (gestegen met € 0,3 miljoen), middelen bij maligne aandoeningen (gestegen met € 0,5 miljoen), bloed en bloedproducten (gedaald met € 0,8 miljoen). De kosten instrumentarium zijn ten opzichte van 2004 gedaald met € 1,3 miljoen door lagere onderhoudskosten medische inventaris.
136 IV. Jaarrekening
Met betrekking tot de lopende projecten bedragen de vooruit ontvangen opbrengsten tot en met 2005 € 49,6 miljoen en de vooruitbetaalde kosten € 41,6 miljoen. Per saldo zijn de vooruit ontvangen opbrengsten € 8,0 miljoen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Ultimo 2004 waren de vooruit ontvangen opbrengsten € 6,8 miljoen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Het verschil ten opzichte van het voorgaande jaar is door middel van de mutatie saldi projecten uit de resultatenrekening gehaald en in de balans verwerkt. Dotaties
2005
2004
Dotatie dubieuze debiteuren
2.032
1.955
Dotatie projecten t.g.v. egalisatierekening apparatuur bijdragen derden
741
1.995
Dotatie voorziening reorganisatiekosten
500
1.000
Dotatie egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
2.435
486
Dotatie voorziening ziekterisico
1.325
924
Dotatie voorziening lustrum
100
100
Dotatie egalisatierekening DHAZ
647
35
1.395
1.399
Dotatie egalisatierekening kleine bouwkundige voorzieningen Dotatie seniorenregeling Totaal
5.000
0
14.175
7.894
Met betrekking tot de vergelijkende cijfers over 2004 dient nog opgemerkt te worden dat dotaties aan de egalisatierekeningen (€ 1.434) welke in 2004 onder afschrijvingen werden vermeld, nu zijn ondergebracht onder de overige bedrijfskosten, in de categorie dotaties. De toelichtingen op de dotaties staan opgenomen bij de desbetreffende egalisatierekeningen en voorzieningen.
C Financiële baten en lasten (in € 1.000)
Rentelasten Rente t.l.v. egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw Rente t.l.v. egalisatierekening DHAZ Rentebaten Resultaat Boelevaar Holding BV Totaal
2005
2004
6.468
6.239
-888
-43
-23
0
-170
-244
81
-24
5.468
5.928
IV.7 Segmentatie over 2005
137
De segmentatie geeft een indicatieve verdeling tussen enerzijds patiëntenzorg en anderzijds onderwijs en onderzoek.
patiëntenzorg*
onderwijs en onderzoek 1e 2e en 3e totaal geldstroom geldstroom
VUmc
Bedrijfsopbrengsten Bedrijfsopbrengsten Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
333,2
36,3
0,0
16,4
0,0
47,5
369,5 63,9
349,6
36,3
47,5
433,4
292,3
Bedrijfslasten Personeelskosten
229,0
28,4
34,9
Afschrijvingen materiële vaste activa
17,7
0,0
0,0
17,7
Overige bedrijfskosten
93,0
10,0
10,6
113,6
339,7
38,4
45,5
423,6
Financiële baten en lasten
-5,5
0,0
0,0
-5,5
Resultaat
4,4
-2,1
2,0
4,3
Som der bedrijfslasten
* inclusief werkplaatsfunctie
IV. Jaarrekening
Resultatenrekening (in € 1.000.000)
138
V. Overige gegevens
V. Overige gegevens
139
140
Accountantsverklaring
141
Wij hebben de jaarrekening 2005 van VU medisch centrum te Amsterdam gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van VU medisch centrum. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de Raad van Bestuur van VU medisch centrum daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen. Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening.
Arnhem, 9 mei 2006
Ernst & Young Accountants namens deze
drs. J.J. van Bennekom RA
J.C. Luiten RA
V. Overige gegevens
Opdracht
142
Bekostigingsparameters
V. Overige gegevens
Met ingang van 1 januari 1997 is het Functiegericht Budgetteringsmodel (FB-model) voor universitair medische centra en het nieuwe Rijksbijdrage verdeelmodel ten behoeve van de werkplaatsfunctie in universitair medische centra ingevoerd. Met ingang van 2001 is de bijdrage van de VU aan de faculteit geneeskunde toegevoegd aan het kader van VUmc. Het FB-model is opgebouwd uit een verschillend aantal componenten met eigen parameters. De parameters voor de beschikbaarheids- en capaciteitsgebonden-component zijn het aantal adherente inwoners, specialisteneenheden en bedden. Het aantal adherente inwoners wordt jaarlijks aangepast op basis van het gemiddelde van de drie voorgaande jaren. Het aantal specialisteneenheden en bedden is in principe bevroren op erkend aantal ultimo 1995. Na 1995 zijn in overleg met de verzekeraars bij een aantal specialismen de specialisteneenheden verhoogd. Over de reguliere parameters en de bijzondere voorzieningen worden afspraken gemaakt in het lokaal overleg met zorgverzekeraars AGIS en een vertegenwoordiger van Ziektekostenverzekeraars Nederland. Voor 2005 is overeengekomen dat zowel voor de reguliere productie als de bijzondere voorzieningen in het geval van onderproductie nagecalculeerd wordt. Overproductie wordt aldus niet vergoed. In de tabel zijn zowel de afspraken 2005 als de realisatie 2004 en 2005 opgenomen. Naast de FB-parameters kennen de universitair medisch centra ook een academische component. Deze component dient ter dekking van meerkosten topreferente zorg, opleiding tot medisch specialist en kosten voor ontwikkeling en innovatie. Het FB budget is geschoond voor het B-segment welke per 1 februari 2005 is ingevoerd. Het verdeelmodel voor de rijksbijdrage werkplaatsfunctie maakt onderscheid in enerzijds de infrastructuur en anderzijds de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Het verdeelmodel bevat drie componenten. De investeringscomponent heeft een directe relatie met de ‘Planning Bouwvolumes Academische Ziekenhuizen’ (PBA), welke voor 75% gefinancierd worden uit het budget patiëntenzorg en voor 25% uit de rijksbijdrage werkplaatsfunctie. De component basisvoorziening bestaat uit een vast bedrag aangevuld met een bedrag per m2. De onderwijs- en onderzoekscomponent is gebaseerd op de parameters eerstejaars studenten, artsdiploma’s en promoties, waarbij is uitgegaan van het gemiddelde over de jaren 2001, 2002 en 2003. De Vrije Universiteit maakt bij de verdeling van haar middelen over de faculteiten gebruik van het Intern Verdeelmodel VU (IVVU). Het IVVU kent de volgende parameters: promoties, 2e geldstroom medewerkers, inschrijvingen, eerstejaars en einddiploma’s. Voor de parameters geldt het jaar 2003 als basis. Naast de parameters kent het IVVU voor wat betreft het onderzoeksdeel een vast bedrag per jaar, de zogenaamde strategische overwegingen component (SOC). Naast het IVVU kent de VU ook aparte bedragen toe zoals de gelden met betrekking tot de verhoging numerus fixus en middelen uit de centrale beleidsruimte van de VU.
Functiegerichte budgettering
2005 realisatie
2005 Afspraken 228.113
Adherente inwoners, poliklinisch
190.776
Gewogen specialisteneenheden
132,53
Erkende bedden (incl. wiegen)
733
Gewogen opnamen
21.675
21.620
21.057
Verpleegdagen
150.728
156.982
154.872
Gewogen 1e polikliniekbezoeken
110.349
111.385
110.626
16.168
16.051
16.356
1.183
938
1.299
Knie-operaties
35
23
40
Heup-operaties
98
38
87
Poliklinische verstrekking cytostatica
4.300
4.970
4.357
Revalidatiebehandeluren
6.568
7.000
6.446
5
5
3
588
650
659
PTCA behandelingen
1.048
1.350
1.325
Cardiovasculaire stents (inclusief basisjaar)
1.388
1.650
1.684
• hemodialyse exclusief EPO
1.221
1.300
1.327
• hemodialyse inclusief EPO
8.047
7.800
7.729
• CAPD exclusief EPO
719
600
616
• CAPD inclusief EPO
8.966
9.600
9.598
Dagverpleging Dagverpleging (zwaar)
Radiotherapie apparatuur (lineaire versnellers) Open hart operaties
Dialyse
• CCPD exclusief EPO
182
100
80
• CCPD inclusief EPO
7.755
8.000
7.753
BMT autoloog A.M.L.
1
6
8
42
45
39
2.412
2.599
2.700
38
30
34
HIV-verpleegdagen
321
400
262
HIV-eerste polikliniekbezoeken
341
300
309
32
30
36
3.804
3.250
3.024
Brachytherapie T2 equivalenten
88
137
119
Cochleaire implantaten volwassenen
17
15
20
6
5
0
10
10
7
BMT allogeen IVF labfasen HIV-opnamen
HIV-dagverplegingen Teletherapie T2 equivalenten
Cochleaire implantaten kinderen Neurostimulatoren Opnamen neonatale IC
512
467
443
Opnamen pediatrische IC
376
372
328
4.651
5.000
4.956
Beademingsdagen intensive care
NB De waarden 2005 betreffen het DBC-A segment (2004 zowel DBC-A als -B segment).
143 V. Overige gegevens
Adherente inwoners, klinisch
2004 realisatie
144
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
2005
2004
Nuttige vierkante meters
V. Overige gegevens
91.629
91.629
Aantal eerste jaars instellling (gemiddeld)
266
238
Artsdiploma’s (gemiddeld)
213
211
75
70
2005
2004
Promoties (gemiddeld)
Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2005) Promoties
76
76
2e geldstroom medewerkers
53
45
1.877
1.790
Inschrijvingen doctoraal Inschrijvingen master Eerstejaars studenten doctoraal Eerstejaars studenten master Einddiploma’s doctoraal Einddiploma’s master
36
5
283
249
15
4
224
210
1
0
Besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie De Rijksbijdrage werkplaatsfunctie bedraagt in 2005 € 55,0 miljoen (2004: € 54,4 miljoen). De indicatieve besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt als volgt verantwoord: Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie (in € 1.000.000):
2005
2004
rente en afschrijving bouw
3,5
3,4
gebouwgebonden kosten
3,6
2,8
rente en afschrijving apparatuur
2,6
2,6
kosten onderhoud apparatuur
1,2
1,6
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten
Ter beschikking gestelde capaciteit bijdrage ziekenhuis O&O formatie
6,1
6,0
ondersteuning WP bij O&O-taak
8,7
11,4
19,9
18,5
Vertragingskosten meerkosten patiëntgebonden functies
Overig compensatie salaris WP overheadkosten wachtgelden Totaal
0,2
0,2
10,2
12,1
2,9
2,6
58,9
61,2
De methodiek van de verantwoording is ontleend aan het VAZ-rapport ‘Bepaald Betaalbaar’. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van een leidraad die is opgesteld door de werkgroep gedragscode van de VAZ en VSNU.
Toelichting besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
De rente- en afschrijvingskosten bouw betreffen de vergoeding die als zodanig herkenbaar is opgenomen in de Rijksbijdrage. In deze vergoeding zijn behalve rente- en afschrijvingskosten voor goedgekeurde ‘grote’ bouwprojecten (> € 2,3 miljoen) ook rente- en afschrijvingskosten voor de ‘kleine bouw’ (< € 2,3 miljoen) begrepen. Onder de (overige) gebouwgebonden kosten vallen de personele en materiële kosten verbonden aan onderhoud aan gebouwen, installaties en terreinen, kosten van heffingen, verzekeringen en belastingen verbonden met gebouwen en energiekosten. De afschrijvingskosten apparatuur hebben betrekking op investeringen in medische en overige inventarissen, ongeacht de financieringsstructuur. De rentekosten apparatuur hebben betrekking op rentekosten van het geïnvesteerd vermogen. Afschrijvings- en rentekosten over investeringen in artikel 2 WBMV apparatuur worden buiten beschouwing gelaten, aangezien deze geheel door VWS worden vergoed. De onderhoudskosten apparatuur hebben betrekking op personele en materiële kosten van onderhoud van medische inventarissen. Van de gebouw- en apparatuurgebonden kosten is 25% toegerekend aan de Rijksbijdrage.
Ter beschikking gestelde capaciteit De ter beschikking gestelde capaciteit heeft enerzijds betrekking op de financiële bijdrage van het ziekenhuis in de (salaris)kosten van de onderwijs- en onderzoeksformatie wetenschappelijk personeel (O&O-WP), en anderzijds op de kosten van ondersteunend personeel ten behoeve van de O&O-WP formatie. Met betrekking tot de bijdrage van het ziekenhuis aan de O&O formatie zijn de volgende bestedingen geraamd voor het O&O deel: 30% van de salariskosten van de fellows en salariskosten van 30 fte WP-staf. Het ziekenhuis geeft personele en materiële ondersteuning aan alle klinische WP-ers bij de uitvoering van hun onderwijs- en onderzoekstaak. De directe ondersteuningskosten zijn geraamd op € 38.204 per fte O&O-formatie, uitgaande van 0,65 fte NWP per WP stafplaats. De totale O&O-formatie (gefinancierd door faculteit en ziekenhuis) in de klinische vakgroepen bedraagt 163 fte. Daarnaast worden door het ziekenhuis de extra kosten gedragen van de WP formatie uit tweede en derde geldstroom met O&O taak waarvoor de doorberekende opslagen niet voldoende zijn. De totale WP-formatie uit tweede en derde geldstroom met O&O taak bedraagt ongeveer 132 fte. Bij de toerekening van de ondersteuningskosten is rekening gehouden met de ontvangen subsidie voor NWP en materiële kosten.
Vertragingskosten Hieronder worden verstaan de kosten die ontstaan in de patiëntenzorg door uitvoering van de werkplaatsfunctie i.c. de meerkosten van de patiëntenzorg ten gevolge van onderwijs en onderzoek. Geraamd wordt dat 10% van de totale kosten van de patiëntenzorg wordt veroorzaakt door de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Als benadering voor de kosten patiëntenzorg is gekozen voor de opbrengst van het FB-model voor academische ziekenhuizen.
V. Overige gegevens
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten
145
146
Overige kosten
V. Overige gegevens
De overheadkosten zijn de kosten die niet specifiek patiëntenzorg en/of onderzoek betreffen maar die dienen als ondersteuning van deze afdelingen. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de Rijksbijdrage wordt 10% gehanteerd. De post wachtgelden betreft de uitkeringen na ontslag en hieraan gerelateerde kosten.
Besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde De Rijksbijdrage geneeskunde bedraagt in 2005 € 36,3 miljoen. Dit bedrag is inclusief € 0,9 miljoen radionuclidencentrum, € 0,6 miljoen projectgelden, € 0,6 miljoen medische vervolgopleidingen en € 0,9 miljoen bijdrage onderwijsdienstverlening aan andere faculteiten. De indicatieve besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde wordt als volgt verantwoord: Indicatieve besteding in € 1.000.000
geneeskunde incl. RNC
medische vervolgopleiding
onderwijs dienstverlening
totaal
17,1
0,6
0,9
18,6
Personele lasten WP-staf onderwijs en onderzoek Ondersteunend NWP
7,6
7,6
Promovendi
2,0
2,0
Andere personele kosten
1,2
1,2
Wachtgeld
0,3
0,3
Langdurig zieken
0,1
0,1
Dekking uit 3e geldstroom
-1,4
-1,4
26,9
0,6
0,9
28,4
Materiële lasten Materiële lasten preklinische afdelingen
1,8
1,8
Onderwijsbureau
3,2
3,2
Onderzoeksinstituten
0,4
0,4
Laboratoriumkosten ziekenhuis
0,5
0,5
Faculteit algemeen
1,0
1,0
Toewijzing naar klinische afdelingen
0,6
0,6
Dekking uit 3e geldstroom
-1,1 6,4
-1,1 0
0
6,4
Overig Radionuclidencentrum
0,9
Projecten USF / KNAW / vernieuwingsimpuls
0,6
0,9 0,6
Verbouwingskosten (decentrale trekkingsrechten)
0,1
0,1
Valeriuskliniek AM-deel
1,0
1,0
(medische staf patiëntenzorg psychiatrie) Valeriuskliniek AZ-deel (kosten werkplaatsfunctie)
Totaal
1,0
1,0
3,6
0
0
3,6
36,9
0,6
0,9
38,4
Toelichting besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde
147
Personele lasten
Materiële lasten De materiële lasten zijn opgenomen conform de uitgaven welke in het boekjaar ten laste van de betreffende afdelingen of instituten zijn geboekt. In verband met de integratie met reeds bestaande afdelingen of diensten van het ziekenhuis geldt dat voor laboratoriumkosten, faculteit algemeen en toewijzingen naar klinische afdelingen het budget- of toewijzingsbedrag is aangehouden.
Overig In de verantwoording is het bedrag ten behoeve van het radionuclidencentrum gelijk gehouden aan de toewijzing van de VU. De baten ten behoeve van projecten USF / KNAW / EMGO en de vernieuwingsimpulsgelden worden in de exploitatierekening verantwoord onder overige dienstverlening (vergoeding projecten); in deze verantwoording zijn de lasten gelijk aan de baten. De decentrale trekkingsrechten betreffen de uitgaven voor kleine technische aanpassingen. De Valeriuskliniek betreft de patiëntenzorg formatie in GGZ Buitenamstel welke aan VU medisch centrum wordt doorberekend.
V. Overige gegevens
De WP-staf formatie onderwijs, onderzoek en opleiding bedraagt 39% van de totale WP-staf formatie. De ondersteunende NWP formatie is gesteld op 0,65 fte per WP-staf formatie. De promovendi betreffen de promovendi in loondienst bij VU medisch centrum. De andere personele kosten, het wachtgeld en de langdurig zieken ten behoeve van onderwijs en onderzoek bedragen 9,4% van het geheel van deze lasten. Dit percentage is normatief vastgesteld op basis van de verhouding formatie faculteit der geneeskunde VU tot de totale formatie van VU medisch centrum.
148
VI. Bijlagen
VI. Bijlagen
149
150
Bijlage 1 Materiële vaste activa
Afschrijvingspercentages
Terreinen
0
Gebouwen Verbouwingen
2-10
Onderhanden projecten
5
0
Subtotaal vergunning
Stand 1 januari Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
1.498
269.911
41.201
44
312.654
0
-109.442
-30.129
0
-139.570
1.498
160.469
11.072
44
173.084
Mutaties boekjaar Investeringen
0
1.098
0
-30
1.068
Afschrijvingen
0
-8.605
-1.737
0
-10.342
Totaal
0
-7.507
-1.737
-30
-9.274
Aanschafwaarde
0
0
-6.476
0
-6.476
Afschrijvingen
0
0
6.476
0
6.476
Totaal
0
0
0
0
0
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
0
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Stand 31 december Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
1.498
271.009
34.725
14
307.246
0
-118.047
-25.390
0
-143.437
1.498
152.962
9.335
14
163.809
VI. Bijlagen
WZV vergunningsplichtige vaste activa (in € 1.000)
151
152
WZV meldingsplichtige vaste activa (in € 1.000)
VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
Instand- Onderhanden houding projecten 5-10
0
Subtotaal melding
Stand 1 januari Aanschafwaarde
25.188
8.292
Cumulatieve afschrijvingen
-7.743
0
33.480 -7.743
Boekwaarde
17.445
8.292
25.737
Investeringen
8.437
-8.189
249
Afschrijvingen
-1.641
0
-1.641
Totaal
6.797
-8.189
-1.392
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Aanschafwaarde
33.625
103
33.728
Cumulatieve afschrijvingen
-9.383
0
-9.383
Boekwaarde
24.242
103
24.345
Mutaties boekjaar
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Stand 31 december
Inventaris en apparatuur (in € 1.000)
Automatiseringsapparatuur
10
20
Subtotaal
Stand 1 januari Aanschafwaarde
105.474
17.184
122.658
Cumulatieve afschrijvingen
-52.474
-8.786
-61.260
Boekwaarde
53.000
8.398
61.398
Overgenomen SKGA apparatuur Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
1.974
237
2.211
-903
-121
-1.024
1.071
116
1.187
Mutaties boekjaar Investeringen
9.910
4.867
14.778
-11.653
-4.126
-15.779
-1.743
741
-1.001
Aanschafwaarde
-7.609
-2.064
-9.673
Afschrijvingen
7.609
2.064
9.673
0
0
0
-1.327
Afschrijvingen Totaal
Terugname geheel afgeschreven activa
Totaal
Desinvesteringen Aanschafwaarde
-1.310
-17
Afschrijvingen
970
14
983
Totaal
-340
-3
-344
Stand 31 december Aanschafwaarde
108.438
20.208
128.646
Cumulatieve afschrijvingen
-56.451
-10.955
-67.406
51.987
9.253
61.240
Boekwaarde
153 VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
Inventarissen
154
Niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa, bouw (in € 1.000)
VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
Gebouwen
Onderhanden projecten
5-10
0
Subtotaal
Stand 1 januari Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
6.761
307
7.068
-3.900
0
-3.900
2.861
307
3.168
Mutaties boekjaar Investeringen
0
250
250
Afschrijvingen
-372
0
-372
Totaal
-372
250
-122
Aanschafwaarde
-596
0
-596
Afschrijvingen
596
0
596
0
0
0
Terugname geheel afgeschreven activa
Totaal
Desinvesteringen Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Stand 31 december Aanschafwaarde
6.165
557
6.722
Cumulatieve afschrijvingen
-3.676
0
-3.676
Boekwaarde
2.489
557
3.046
DHAZ gefinancierde vaste activa (in € 1.000)
2
5
Kleine werken/ LTO
Onderhanden projecten
5
10
0
SubTotaal totaal materiële vaste activa
Stand 1 januari Aanschafwaarde
0
0
0
924
557
1.481
477.340
Cumulatieve afschrijvingen
0
0
0
-46
0
-46
-212.519
Boekwaarde
0
0
0
878
557
1.435
264.821
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
2.211
Cumulatieve afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
-1.024
Boekwaarde
0
0
0
0
0
0
1.187
Overgenomen SKGA apparatuur
Mutaties boekjaar Investeringen
0
0
1.509
1.334
10.079
12.922
29.266
Afschrijvingen
0
0
-70
-159
0
-229
-28.363
Totaal
0
0
1.440
1.175
10.079
12.694
903
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
-16.745
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
16.745
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
-1.327
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
983
Totaal
0
0
0
0
0
0
-344
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Stand 31 december Aanschafwaarde
0
0
1.509
2.258
10.636
14.403
490.745
Cumulatieve afschrijvingen
0
0
-70
-205
0
-275
-224.177
Boekwaarde
0
0
1.440
2.053
10.636
14.128
266.568
155 VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
NieuwNieuw- Verbouwbouw/ bouw/ ingen/ gebouwen installaties renovaties
156
Bijlage 2 DHAZ-middelen Verantwoording DHAZ-middelen 2005 (in € 1.000)
VI. Bijlagen
OCenW
VWS
Toegekende middelen 2005
5.275
15.825
21.100
Saldo oude jaren
4.605
13.815
18.420
Indexering oude jaren Totaal DHAZ-middelen
Totaal
150
450
600
10.030
30.090
40.120
Bestedingen 2005 DHAZ - nieuwbouw DHAZ - verbouwingen DHAZ - renovaties DHAZ - kleine werken DHAZ - lange termijn onderhoud
0
0
0
377
1.132
1.509
0
0
0
334
1.000
1.334
0
0
0
DHAZ – onderhanden werk
2.520
7.559
10.079
Totaal DHAZ - bestedingen
3.231
9.691
12.922
Saldo DHAZ-middelen ultimo 2005
6.799
20.399
27.198
Bijlage 3 Tabellen
157
Tabel 1 Capaciteitsgegevens 2004
2003
2002
2001
2000
1999
713
713
713
713
713
713
713
(incl. dagverpleging, excl. wiegen) Wiegen per 31 december Totaal aantal bedden
20
20
20
20
20
20
20
733
733
733
733
733
733
733
2003
2002
2001
2000
1999 20.010
Tabel 2 Kernproductiegegevens Aantal
2005
2004
Opnamen
21.633
20.631
19.510
17.749
17.692
19.213
Dagopnamen
17.685
17.655
17.380
17.888
14.315
11.401
11.251
Totaal opnamen
39.318
38.286
36.890
35.637
32.007
30.614
31.261
152.350
154.872
152.314
145.555
150.293
158.980
173.512
Verpleegdagen Poliklinische jaarkaarten Eerste polikliniekbezoeken Poliklinische consulten Spoedeisende hulp patiënten
88.693
93.136
116.411
115.100
110.447
109.350
109.020
108.358
116.369
309.089
302.414
281.516
277.547
274.637
274.837
277.895
36.282
36.284
35.333
36.722
37.893
38.482
39.567
Verhoudingsgetallen Gemiddelde verpleegduur in dagen Aantal klinische opnamen per bed
7,0
7,5
7,8
8,2
8,5
8,3
8,7
53,6
52,2
50,3
48,6
43,7
41,8
42,6
2001
2000**
1999 159,6
(inclusief dagverpleging)
Tabel 3 Financiële gegevens (in € 1.000.000) 2005
2004
2003
2002
Personele lasten
292,3
286,9
266,4
244,5
221,9
208,8
Materiële lasten
136,8
126,7
123,3
117,7
106,4
97,1
81,5
23,2
24,4
23,5
23,6
21,3
22,0
20,5
(w.v. rente/afschr.) Budget patiëntenzorg
279,0
268,0
252,7
237,3
209,8
188,3
179,1
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
55,0
54,4
53,5
51,5
49,9
47,9
45,5
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde
34,0
32,0
29,3
26,7
27,0
24,7
Investeringen in apparatuur
14,8
20,4
20,5
18,2
7,1
11,8
7,4
Investeringen in bouw *
14,5
12,6
16,3
19,1
18,0
18,2
9,2
*) inclusief projecten in uitvoering **) inclusief faculteit der geneeskunde VU
VI. Bijlagen
Aantal bedden per 31 december
2005
158
Tabel 4: Opnamen, verpleegdagen en gemiddelde verpleegduur per specialisme
VI. Bijlagen
Aantal opnamen 2005 2004 2003
Verpleegdagen Gemiddelde verpleegduur 2005 2004 2003 2005 2004 2003
Anesthesiologie
3
2
1
7
3
5
2,3
1,5
5,0
Cardiochirurgie
543
566
565
6.748
6.731
6.756
12,4
11,9
12,0
Cardiologie
907
858
820
7.539
7.598
7.605
8,3
8,9
9,3
60
51
72
762
771
866
12,7
15,1
12,0
2.606
2.637
2.384
24.915
26.111
25.671
9,6
9,9
10,8
161
100
159
2.573
1.405
925
16,0
14,1
5,8
Inwendige geneeskunde
4.110
3.956
3.344
34.079
35.356
32.006
8,3
8,9
9,6
Keel-, neus- en oorheelkunde
1.531
1.514
1.517
7.508
8.596
9.377
4,9
5,7
6,2
Dermatologie Heelkunde Intensive care volwassenen
Kinderchirurgie
412
442
414
2.546
2.415
2.720
6,2
5,5
6,6
1.610
1.378
1.361
15.628
14.031
13.954
9,7
10,2
10,3
Mondziekten en kaakchirurgie
362
357
364
976
908
1.216
2,7
2,5
3,3
Neurochirurgie
868
994
930
6.872
7.897
7.484
7,9
7,9
8,0
1.050
1.069
1.054
7.852
8.553
9.191
7,5
8,0
8,7
Kindergeneeskunde
Neurologie Nucleaire geneeskunde
108
124
135
277
302
361
2,6
2,4
2,7
1.173
1.146
1.155
4.390
5.067
5.615
3,7
4,4
4,9
Orthopedie
850
623
578
5.409
4.716
4.176
6,4
7,6
7,2
Plastische chirurgie
608
669
723
2.612
3.013
3.397
4,3
4,5
4,7
Oogheelkunde
Radiotherapie
17
24
27
47
88
94
2,8
3,7
3,5
Reumatologie
133
161
117
1.365
1.601
1.184
10,3
9,9
10,1
Revalidatiegeneeskunde
1
0
0
3
0
0
3,0
-
-
730
442
480
3.460
2.213
2.884
4,7
5,0
6,0
Verloskunde en gynaecologie
2.710
2.496
2.315
14.752
15.268
14.773
5,4
6,1
6,4
Gezonde zuigelingen
1.080
1.022
995
2.030
2.229
2.054
1,9
2,2
2,1
21.633
20.631
19.510
152.350
154.872
152.314
7,0
7,5
7,8
Urologie
Totaal
Tabel 5 Aantal eerste polikliniekbezoeken en consulten per specialisme eerste polikliniek bezoeken 2005 2004 2003
2005
consulten 2004
2003 5.921
Anesthesiologie
1.688
1.735
2.475
14.566
13.319
Cardiochirurgie
518
587
557
722
862
716
4.759
4.711
4.232
11.585
10.767
9.576
7.511
7.588
7.059
23.261
23.942
22.953
0
0
0
0
0
0
Heelkunde
24.783
25.537
25.189
22.598
23.547
22.532
Inwendige geneeskunde
15.226
14.689
13.212
54.981
54.667
49.034
8.328
8.474
8.164
24.209
24.812
24.323
Cardiologie Dermatologie Geriatrie
Keel-, neus- en oorheelkunde Kinderchirurgie Kindergeneeskunde Klinische genetica Mondziekten en kaakchirurgie
923
936
937
4.165
4.114
4.170
6.239
6.334
5.928
16.492
16.474
16.293
0
0
0
824
0
0
6.967
6.922
6.833
12.487
12.060
11.578
Neurochirurgie
1.648
1.692
1.409
3.655
3.714
3.290
Neurologie volwassenen
5.779
5.952
5.784
13.208
13.778
13.119 23.335
Oogheelkunde
8.725
8.829
8.288
25.294
24.781
Orthopedie
5.500
4.387
3.917
10.654
9.391
8.186
Plastische chirurgie
3.194
3.323
3.263
7.897
8.530
9.075
Psychiatrie
0
0
0
1.941
730
849
Radiotherapie
0
0
0
13.926
12.894
13.513
Reumatologie
1.484
1.416
1.329
5.415
4.927
4.632
Revalidatiegeneeskunde
1.546
1.612
1.531
3.952
3.947
4.086
Urologie
3.320
1.954
1.965
7.928
4.846
5.025
Verloskunde en gynaecologie
8.273
8.422
8.375
29.235
30.312
29.310
116.411
115.100
110.447
308.995
302.414
281.516
Totaal
VI. Bijlagen
Specialisme
159
160
Tabel 6 Dagverpleging per specialisme
VI. Bijlagen
Specialisme
2005
Dagopnamen 2004
2003
Anesthesiologie
0
2
Cardiochirurgie
0
1
7
3.577
4.327
3.831
Cardiologie Dermatologie
0
53
2
4
Heelkunde
2.072
2.393
1.460
Inwendige geneeskunde
5.233
4.129
4.991
Keel-, neus- en oorheelkunde
795
823
862
Kinderchirurgie
203
201
246
1.238
1.361
1.757
182
149
126
71
73
47
463
372
345
Kindergeneeskunde Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde
0
2
1
1.197
1.201
1.092
Orthopedie
140
148
105
Plastische chirurgie
440
431
400
Psychiatrie
0
0
0
Radiotherapie
0
1
0
Reumatologie
799
772
782
Revalidatiegeneeskunde
124
154
126
Urologie
209
173
184
Verloskunde en gynaecologie Totaal
889
940
1.014
17.685
17.655
17.380
Tabel 7 Wachtlijst voor klinische opnamen per specialisme (stand per 31 december)
2005
Cardiochirurgie
Dagopnamen 2004
2003
47
106
Cardiologie
0
0
1
Dermatologie
8
9
13
343
460
392
73
64
79
246
301
267
Heelkunde Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde
67
Kinderchirurgie
12
21
17
Kindergeneeskunde
18
27
41
Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde
97
93
87
188
249
168
21
19
23
2
0
0
303
290
252
Orthopedie
253
265
272
Plastische chirurgie
220
286
303
Radiotherapie
5
1
4
Reumatologie
3
4
6
Revalidatie
1
1
1
160
89
89
Urologie Verloskunde en gynaecologie Totaal
181
153
128
2.181
2.438
2.210
VI. Bijlagen
Specialisme
161
162
Tabel 8 Herkomst klinische patiënten naar regio per opnemend specialisme, uitgedrukt in percentages (inclusief gezonde zuigelingen)
VI. Bijlagen
Amsterdam *
2005 Regio *
Anesthesiologie
33,3
33,3
33,4
Cardiochirurgie
10,3
7,6
82,1
Cardiologie
43,8
22,7
33,5
Dermatologie
41,7
11,7
46,6
Heelkunde
40,7
15,4
43,9
Inwendige geneeskunde
29,7
11,8
58,5
Intensive care volwassenen
47,6
12,0
40,4
Specialisme
Buitenregio*
Keel-, neus- en oorheelkunde
22,7
7,0
70,3
Kinderchirurgie
38,0
13,4
48,6
Kindergeneeskunde
36,8
7,8
55,4
Mondziekten en kaakchirurgie
34,5
6,6
58,9
Neurochirurgie
20,3
10,8
68,9
Nucleaire geneeskunde
24,1
12,0
63,9
Neurologie
45,5
19,1
35,4
Oogheelkunde
33,4
7,9
58,7
Orthopedie
38,0
17,4
44,6
Plastische chirurgie
26,4
11,8
61,8
Radiotherapie
41,2
11,8
47,0
Reumatologie
26,7
9,6
63,7
Urologie
34,2
15,9
49,9
Verloskunde en gynaecologie
50,9
10,5
38,6
Totaal
36,2
12,1
51,7
*) Amsterdam: gemeente Amsterdam Regio: Diemen, Ouder-Amstel, Amstelveen en Uithoorn Buitenregio: overig
Tabel 9 Aantal klinisch ontslagen patiënten per hoofddiagnosegroep Ontslagdiagnose
2005
Procent
2004
Procent
2003
Procent
2002
Procent
881
4,1
929
4,5
967
4,9
929
5,2
perinatale periode Ademhalingswegen
1.000
4,6
985
4,7
926
4,8
797
4,5
Bewegingsstelsel en
1.030
4,8
945
4,6
883
4,5
751
4,2
105
0,5
96
0,5
97
0,5
92
0,5
Congenitale afwijkingen
568
2,6
572
2,8
645
3,3
599
3,4
Endocriene, voedings-
311
1,4
259
1,3
311
1,6
259
1,5
bindweefsel Bloed en bloedvormende organen
en stofwisselingsziekten Hartvaatstelsel
2.342
10,8
2.461
11,9
2.389
12,2
2.124
12,0
Huid en subcutis
152
0,7
193
0,9
195
1,0
153
0,9
Infectieziekten en
216
1,0
242
1,2
235
1,2
180
1,0
parasitaire ziekten Nieuwvormingen
3.543
16,5
3.615
17,5
3.895
20,0
3.806
21,5
Ongevalletsels en
2.205
10,2
2.133
10,3
2.102
10,8
1.980
11,2
vergiftigingen Psychische stoornissen Spijsverteringsstelsel Symptomen en
114
0,5
117
0,6
149
0,8
121
0,7
1.172
5,4
1.184
5,7
1.091
5,6
948
5,3
593
2,7
535
2,6
623
3,2
531
3,0
onvolledig omschreven ziektebeelden Urogenitaal systeem Zenuwstelsel en
863
4,0
747
3,6
736
3,8
675
3,8
1.607
7,4
1.626
7,9
1.742
8,9
1.531
8,6
1.846
8,5
1.582
7,6
1.433
7,4
1.374
7,7
zintuigen Zwangerschap, bevalling en kraambed Overig
3.065
14,3
2.445
11,8
1.065
5,5
882
5,0
Totaal
21.613
100,0
20.666
100,0
19.484
100,0
17.732
100,0
VI. Bijlagen
Aandoeningen
163
164
Tabel 10 Aantal dagbehandelingspatiënten per hoofddiagnosegroep Ontslagdiagnose
VI. Bijlagen
Aandoeningen
2005
Procent
2004
Procent
2003
Procent
2002
Procent
34
0,2
46
0,3
30
0,2
40
0,2
perinatale periode Ademhalingswegen
475
2,5
507
2,7
505
2,9
372
2,1
Bewegingsstelsel en
1.283
6,7
1.273
6,9
1.209
7,0
976
5,5
246
1,3
197
1,1
299
1,7
212
1,2
bindweefsel Bloed en bloedvormende organen Congenitale afwijkingen
343
1,8
353
1,9
339
2,0
382
2,1
Endocriene, voedings-
511
2,7
497
2,7
335
1,9
425
2,4
22,4
en stofwisselingsziekten Hartvaatstelsel
2.601
13,4
3.174
17,1
2.935
16,9
4.003
Huid en subcutis
45
0,2
54
0,3
50
0,3
54
0,3
Infectieziekten en
74
0,4
82
0,4
98
0,6
68
0,4
4.271
22,1
3.099
16,7
4.145
23,8
4.664
26,1
916
4,8
1.046
5,6
783
4,5
560
3,1
parasitaire ziekten Nieuwvormingen Ongevalletsels en vergiftigingen Psychische stoornissen
109
0,6
139
0,7
68
0,4
137
0,8
Spijsverteringsstelsel
1.679
8,7
1.353
7,3
1.063
6,1
1.010
5,6
Symptomen en
1.585
8,2
1.872
10,1
1.431
8,2
1.268
7,1
onvolledig omschreven ziektebeelden Urogenitaal systeem Zenuwstelsel en
470
2,4
448
2,4
432
2,5
413
2,3
1.905
9,9
1.841
9,9
1.651
9,5
1.415
7,9
301
1,6
377
2,0
330
1,9
327
1,8
zintuigen Zwangerschap, bevalling en kraambed Overig
2.411
12,5
2.202
11,9
1.677
9,6
1.562
8,7
Totaal
19.259
100,0
18.560
100,0
17.380
100,0
17.888
100,0
Tabel 11 Instroom klinische patiënten uitgedrukt in percentages 2005
2004
2003
2002
Polikliniek en huisarts
72,9
73,9
73,1
69,7
Spoedeisende hulp
16,3
15,1
15,9
17,7
Van ander ziekenhuis
6,1
6,2
6,1
7,2
Geboren in het ziekenhuis
4,7
4,8
4,9
5,4
100,0
100,0
100,0
100,0
Totaal
Bijlage 4 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2004, 2005 en mutatie in het boekjaar (in € 1.000)
165 Mutatie 2005
Loonkosten Loonkosten functioneel budget
65.111
125
65.236
67.318
-641
66.677
Loonkosten bijzondere functies
22.729
270
22.999
24.111
-582
23.529
53
3.573
0
3.573
3.639
0
3.639
66
30.905
144
31.049
31.191
3.451
34.642
3.593
2.573
-240
2.333
2.779
0
2.779
446
539
128
667
685
-14
671
4
0
0
0
-3.721
2.817
-904
-904
125.430
427
125.857
126.002
5.031
131.033
5.176
Materiële kosten functioneel budget
22.817
69
22.886
24.084
107
24.191
1.305
Materiële kosten bijzondere functies
22.137
68
22.205
23.080
-437
22.643
438
Materiële kosten gebouwgebonden
7.368
0
7.368
7.544
0
7.544
176
Overige materiële kosten
6.633
295
6.928
7.072
512
7.584
656
152
32
184
198
-4
194
10
0
0
0
-889
166
-723
-723
59.107
464
59.571
61.089
344
61.433
1.862
Loonkosten gebouwgebonden Loonkosten medisch specialisten Overige loonkosten Eerstelijn Aftrek loonkosten m.b.t.
1.441
DBC-B segment Totaal loonkosten
Materiële kosten
Eerstelijn Aftrek loonkosten m.b.t. DBC-B segment Totaal materiële kosten
Kapitaalslasten Afschrijvingskosten inventarissen
5.826
-3
5.823
5.854
-2
5.852
29
Afschrijvingskosten art. 2
1.815
515
2.330
1.414
457
1.871
-459
2.100
0
2.100
2.300
0
2.300
200
WBMV inventarissen Afschrijvingskosten dubieuze debiteuren Afschrijvingskosten nacalculeerbaar
3.168
1.667
4.835
5.265
-163
5.102
267
Rentekosten
7.975
-1.905
6.070
5.711
2.400
8.111
2.041
Huur en leasing Totaal kapitaalslasten
Vervolg tabel op pagina 166
55
0
55
55
0
55
0
20.939
274
21.213
20.599
2.692
23.291
2.078
VI. Bijlagen
Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2004 2004 2004 2005 2005 2005
Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2004 2004 2004 2005 2005 2005
166
Mutatie 2005
VI. Bijlagen
Academische component Loonkosten academische component
34.288
0
34.288
34.624
0
34.624
336
Materiële kosten academische
18.167
0
18.167
18.430
0
18.430
263
547
0
547
687
0
687
140
53.002
0
53.002
53.741
0
53.741
739
component Afschrijvingskosten inventarissen academische component Totaal academische component
Overig Voorlopige budgetmutaties Lokale productiegebonden toeslag
-156
273
117
-156
273
117
0
1.756
-286
1.470
2.151
1.321
3.472
2.002
-2.268
(incl. kosten alliantievorming) Prestatiecontract/convenantskorting
0
0
0
-940
-1.328
-2.268
488
0
488
423
0
423
-65
Klinische genetica
6.261
0
6.261
6.832
0
6.832
571
Totaal overig
8.349
-13
8.336
8.310
266
8.576
240
266.827
1.152
267.979
269.741
8.333
278.074
10.095
Samenwerkingsverbanden
Totaal aanvaardbare kosten boekjaar
Bijlage 5 Verbonden partijen Verbonden partijen Stichting Centrum voor Radio-Isotopen Research en de daarvan uitgaande BV Cyclotron Amsterdam De onderneming produceert radionucliden en radiofarmaca welke zowel aan VU medisch centrum als aan derden worden afgezet. Boelevaar Holding BV De onderneming is voor 100% eigendom van VU medisch centrum en houdt zich bezig met activiteiten o.a. met betrekking tot het oprichten en beheren van vennootschappen, het verstrekken van zekerheden voor schulden van gelieerde ondernemingen, al in het belang van VU medisch centrum.
Bijlage 6 Hoofden van de afdelingen VUmc en (overige) hoogleraren per 1 januari 2006 prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
H.J. Groenewegen* H.B. Uylings ** M.P. Witter P.V.J.M. Hoogland
anesthesiologie
prof.dr. J.J.L.M. Bierens prof.dr. J.J. de Lange* prof.dr. W.W.A. Zuurmond
apotheek
drs. A.C. van Loenen*
cardiochirurgie
prof.dr. L. Eijsman drs. M.A.J.M. Huybregts*
cardiologie
prof.dr. A.C. van Rossum prof.dr. C.A. Visser* prof.dr. F.C. Visser
dermatologie
prof.dr. D.P. Bruynzeel prof.dr. Th.M. Starink*
EMGO
prof.dr. L.M. Bouter* mw. prof.dr. D. Deeg prof. dr. H.H.J. Deliëns mw. prof.dr. F.E. van Leeuwen ** prof.dr. J.C. Seidell prof.dr. M.W. van Tulder mw.prof.dr. H.C.W. de Vet
endocrinologie
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
fysica & medische technologie
prof.dr. R.M. Heethaar
fysiologie
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
geneeskundige oncologie
prof.dr. N.K. Aaronson ** prof.dr. D.T. Curiel ** mw.prof.dr. E. Boven prof.dr. G. Giaccone * prof.dr. G.J. Peters
L.J.G. Gooren R.J. Heine P.T.A.M. Lips J.A. Maassen ** J.C. Netelenbos *
C.J. van Echteld** V.W.M. van Hinsbergh W.J. Paulus G.J. Tangelder*
VI. Bijlagen
anatomie
167
168 VI. Bijlagen
heelkunde
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
M.A. Cuesta J.W. Kreis ** P.A.M. van Leeuwen S. Meijer J.A. Rauwerda* W. Wisselink
hematologie
prof.dr. P.C. Huijgens* prof.dr. G.J. Ossenkoppele
huisartsgeneeskunde
prof.dr. M. de Haan prof.dr. W.A.B. Stalman*
informatica en procesondersteuning
dr. M. Sprenger*
intensive care geneeskunde
prof.dr. A.R.J. Girbes * prof.dr. A.B.J. Groeneveld
inwendige geneeskunde
prof. dr. S.A. Danner * prof. dr. J.S. Yudkin **
keel-, neus- en oorheelkunde
prof.dr. R.H. Brakenhoff prof dr. A.A.M.S. van Dongen prof.dr. ir T. Houtgast prof.dr. C.R. Leemans * prof.dr. H.F. Mahieu
kinderchirurgie
prof.dr. H.A. Heij*
kindergeneeskunde
mw. prof. dr. H.A. Delemarre-van de Waal prof.dr. Th.A.H. Doreleijers prof.dr. W.P.F. Fetter prof.dr. R.J.B.J. Gemke mw. prof. dr. M.W. van der Knaap prof.dr. H.N. Lafeber prof dr. J.J. Roord* prof.dr. A.J.P. Veerman
klinische chemie
prof dr. M.A. Blankenstein * prof.dr. C.A.J.M. Jakobs
klinische epidemiologie en biostatistiek
prof.dr. M. Boers* mw.prof.dr. C.A. Uyl-de Groot**
klinische genetica en antropogenetica
mw.prof.dr. D.I. Boomsma mw.prof.dr. M.C. Cornel prof.dr. P. Heutink* a.i. prof.dr. H. Joenje** prof.dr. H.P. te Riele** prof.dr. M. Verhage
longziekten
prof. dr. P.E. Postmus* prof.dr. E.F. Smit
169
maag-, darm- en leverziekten
prof.dr. C.J.J. Mulder* prof.dr. A.S. Peña
medische farmacologie
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
VI. Bijlagen
medische microbiologie en infectiepreventie
mw.prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls*
medische psychologie
mw.prof.dr. P.T. Cohen-Kettenis* prof.dr. F. Snoek
metamedica
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
moleculaire celbiologie
prof.dr. R.H.J. Beelen mw.prof. dr. C.D. Dijkstra* mw.prof. dr. Y. van Kooyk prof dr. G. Kraal prof.dr. P.J. Peters prof.dr. C.L. Verweij
mondziekten en kaakchirurgie
prof.dr. I. van der Waal*
nefrologie
prof.dr. M.J. Nubé ** prof.dr. P.M. ter Wee *
neurochirurgie
prof dr. W.P. Vandertop*
neurologie
prof.dr. N.C.I. Fox** prof.dr. J.J. Heimans * prof.dr. C.H. Polman prof dr. Ph. Scheltens prof.dr. C.J. Stam prof.dr. E.Ch. Wolters
nucleaire geneeskunde/PET-research
prof.dr. O.S. Hoekstra* prof.dr. A.A. Lammertsma* prof.dr. G.A.M.S. van Dongen mw.prof.dr. J.E.M.F. Leysen**
N. Burnashev A.N. Schoffelmeer F.J.H. Tilders Th.P.M. de Vries*
E.S. Houwaart* H. Jochemsen ** J.T.V.M. de Jong F.J. Meijman I.N. Wolffers
170 VI. Bijlagen
oogheelkunde
prof.dr.P.J. Ringens* mw. prof.dr. B.C.P. Polak prof.dr. G.H.M.B. van Rens **
orthopedie
prof.dr. R.G. Pöll prof.dr. P.I.J.M. Wuisman*
pathologie
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
plastische chirurgie
prof.dr. M.P. Ritt*
psychiatrie
prof.dr. A.J.L.M. van Balkom prof.dr. A.T.F. Beekman prof.dr. R. van Dyck prof.dr. P. Eikelenboom prof.dr. W.J. Hoogendijk prof.dr. C. Jonker ** prof dr. W. van Tilburg* prof.dr. D.J. Veltman
radiologie
prof.dr. F. Barkhof prof.dr. J. Castelijns prof.dr. R.A. Manoliu*
radiotherapie
prof.dr. B.J. Slotman* prof.dr. S. Senan prof.dr. M. Verheij**
reumatologie
prof.dr. B.A.C. Dijkmans*
revalidatiegeneeskunde
prof.dr. J. Becher prof.dr. J. Dekker prof.dr. G.J. Lankhorst*
sociale geneeskunde
mw.prof.dr. P.M. Bongers** prof.dr. L.H.J. Deliens** prof.dr. J. Legemaate** prof.dr. R.A. Hira Sing mw.prof.dr.Th.M. Marteau prof.dr. W. van Mechelen prof.dr.ir. T. Smid ** prof.dr. G. van der Wal*
P.J. van den Elsen C.J.L.M. Meijer* G.A. Meijer J.M. Middeldorp ** W.J. Mooi J.W.M. Niessen R.J. Scheper P. van der Valk
prof.dr. B.L.H. Bemelmans* prof.dr. S. Horenblas **
verloskunde en gynaecologie
prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr. prof.dr.
verpleeghuisgeneeskunde
prof.dr. J.A. Eefsting ** prof.dr. M.W. Ribbe*
onderwijsinstituut
prof.dr. A.E.R. Arnold prof.dr. A.B. Bijnen mw.prof.dr. J.A.A.M. van Diemen* prof.dr. R.W. ten Kate prof.dr. H.J.M. van Rossum prof.dr. F. Scheele
raad van bestuur
prof.dr. T.J.F. Savelkoul prof.dr. E.A. van der Veen
centrum voor ethiek en levensbeschouwing
prof.dr. E. van Leeuwen*
* hoofd van de afdeling ** bijzonder hoogleraar
H.A.M. Brölmann H.P. van Geijn* R. Homburg P. Kenemans J.M. Verheijen J.M.G. van Vugt
171 VI. Bijlagen
urologie
172
Bijlage 7 Overige organisatiegegevens per 31-12-2005
VI. Bijlagen
Hoofden van diensten accountantsdienst Amstel Academie audiovisueel centrum bedrijfseconomie, inkoop en zorgadministratie bestuursbureau bureau medische zaken dienst arbo en milieu dienst diëtetiek en voedingswetenschappen dienst ergotherapie dienst fysiotherapie dienst medisch maatschappelijk werk dienst communicatie facilitair bedrijf pastoraat en geestelijke verzorging personeel en organisatie projectbureau nieuwbouw strategie & beleid
drs. F.J. Meursing, RA mw. M. Baardwijk, MSM a.i. dr. J.T. Goldschmeding C.J.H. Buren MBA, RC mr. O.G.A. van der Beek mw. mr . Y.M. Drewes, arts M&G drs. M.J. van Til mw. dr. M.A.E. van Bokhorst-de van der Schueren mw. P. Veenvliet a.i. R. van Klaveren drs. H.J. Kaufman mw. M. Bolluijt drs. K.W. Stegenga mw. ds. J.A. Delver mw. drs. E. Baars ing. G.A.P.P. Hermsen drs. J.M.H. van der Velden
Clusterbesturen Cluster I Clustervoorzitter Clustervoorzitter elect Manager bedrijfsvoering Zorgmanager
prof. dr. S.A. Danner prof. dr. P.M. ter Wee drs. A.I. Leemhuis mw. G.M.J. Berkhout, MA
algemene inwendige geneeskunde, dermatologie, endocrinologie, geneeskundige oncologie, hematologie, longziekten, maag-, darm- en leverziekten, nefrologie, nucleaire geneeskunde en PET research, reumatologie klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst diëtetiek en voedingswetenschappen Cluster II Clustervoorzitter Clustervoorzitter elect Manager bedrijfsvoering Zorgmanager
prof. dr. J.J. Heimans prof. dr. I. van der Waal mw. drs. D. Bonink mw. E.M. Bijvank, MM
anatomie en neurowetenschappen, keel-, neus- en oorheelkunde, mondziekten en kaakchirurgie, neurochirurgie, neurologie, oogheelkunde, plastische chirurgie, psychiatrie, revalidatiegeneeskunde, urologie klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst ergotherapie, dienst fysiotherapie
173 prof. dr. J.J. Roord prof. dr. H.P. van Geijn J.C. Klarenbeek, RB L. de Haan
kinderchirurgie, kindergeneeskunde, klinische genetica en antropogenetica, medische psychologie, verloskunde en gynaecologie klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst medisch maatschappelijk werk Cluster IV Clustervoorzitter Clustervoorzitter elect Manager bedrijfsvoering Zorgmanager
prof. dr. A.R.J. Girbes, wnd. vacant M.F. Caljouw B.C. Nijman
anesthesiologie, cardio-thoracale chirurgie, cardiologie, fysiologie, heelkunde, intensive care volwassenen, orthopedie, urologie klinische en poliklinische zorgeenheden, spoedeisende hulp Cluster V Clustervoorzitter Clustervoorzitter elect Manager bedrijfsvoering
prof. dr. C.J.L.M. Meijer prof. dr. B.J. Slotman mw. drs. F. Barbieri
fysica en medische technologie, hematologische laboratoria, informatica en procesondersteuning, klinische chemie, klinische farmacologie en apotheek, medische microbiologie en infectiepreventie, moleculaire celbiologie, pathologie, radiologie, radiotherapie poliklinische zorgeenheden Cluster VI Clustervoorzitter Clustervoorzitter elect Manager bedrijfsvoering
prof. dr. L.M. Bouter vacant drs. F.J.M. Tolsma
centrum voor ethiek en levensbeschouwing, EMGO, huisartsgeneeskunde, klinische epidemiologie en biostatistiek, metamedica, sociale geneeskunde, verpleeghuisgeneeskunde Amstel Academie, audiovisueel centrum Stafdirecteuren directeur facilitair bedrijf directeur financiën directeur onderwijs directeur personeel en organisatie
drs. K.W. Stegenga C.J.H. Buren MBA, RC mw. dr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde mw. drs. E. Baars
VI. Bijlagen
Cluster III Clustervoorzitter Clustervoorzitter elect Manager bedrijfsvoering Zorgmanager
174 VI. Bijlagen
Dagelijks Bestuur stafconvent prof. dr. C. H. Polman prof. dr. W.A.B. Stalman mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G prof. dr. L.M. Bouter prof. dr. H.A. Heij drs. Y.P. Henry prof. J.A. Rauwerda dr. M. Sprenger prof. dr. G.J. Tangelder prof. dr. C.J.J. Mulder prof. dr. M.A. Blankenstein mw. drs. C.A.M. Bezuijen drs. E. Pelgrim-Korf drs. D. Franschman Ondernemingsraad mw. I. Schadee- Eestermans dhr. J. Leseman mw. dr. E.H.Kostelijk mw. I. Kooij- Bösel dhr. dr. A.A. van Lambalgen mw. M.A. Voet dhr. W. Knaap mw. drs. Q. Anderegg mw. C. van Beers mw. W. Arjaans mw. drs. I. Zuiderwijk mw. dr. M.S.A. Suttorp-Schulten dhr. dr. E.D. Schmidt dhr. E. Bernabela dhr. F. de Weerdt dhr. A. Gonzalez Saez dhr. R.A. van Andel dhr. N. Groos Onderdeelcommissie cluster I mw. M. Plieger mw. A. Handgraaf dhr. dr. K. Herscheid Onderdeelcommissie cluster II mw. dr. H. Beckerman dhr. dr. E.D. Schmidt Onderdeelcommissie cluster III mw. R. Poort-Keesom mw. E.H. Kostelijk mw. N. Siteur
voorzitter vice-voorzitter adviseur
ambtelijk secretaris vertegenwoordiger arts-ass. vereniging idem
voorzitter vice- voorzitter tot 10 mei 2005 tot 10 mei 2005 lid dagelijks bestuur
tot 10 mei 2005 tot 1 juli 2005 sr. ambtelijk secretaris jr. ambtelijk secretaris
voorzitter
voorzitter tot 20 april 2005 tot 20 april 2005
voorzitter tot 1 september 2005 tot 1 september 2005
Onderdeelcommissie cluster V mw. drs. D. Bosch dhr. E. Bernabela dhr. A.F.A.M. de Lange mw. S. Thonhauser dhr. G. Hek Onderdeelcommissie cluster VI prof. dr. A. Pieters dhr. dr. M.Paardekooper dhr. P. Roest mw. R. Poort-Keesom Onderdeelcommissie facilitair bedrijf dhr. S.J. Jager dhr. L. Brand mw. A.J. van der Linden dhr. T. Moumen dhr. A.B.T. Smeltink dhr. J. Toele dhr. R. Warmerdam dhr. M. Benseghir Facultair overleg VU medisch centrum Studentenraad Paul de Roos Anne Marije Gonlag Edmée Braakman Muhammad Al-Dulaimy Doenja Hertog Robin Klaver Salmaan Sana Ellen Thieme Commissie onderwijs en onderzoek prof.dr A. Pieters mw. I. Schadee-Eestermans mw. D. Bosch mw. R. Poort P. Roest
175 voorzitter tot 1 juli 2005 tot 10 mei 2005
voorzitter
voorzitter
voorzitter tot 1 oktober 2005 tot 1 juli 2005 tot 1 maart 2005
voorzitter vice-voorzitter secretaris
voorzitter
Zilveren legpenning De zilveren legpenning wordt sinds 1991 uitgereikt als blijk van waardering voor medewerkers van VU medisch centrum met een uitzonderlijke staat van dienst. Voor 2005 is de legpenning uitgereikt aan mevrouw A.M.J.J. Verweij.
VI. Bijlagen
Onderdeelcommissie cluster IV mw. A. Broek-Schuurkamp dhr. A. Gonzalez Saez mw. J. van Berkel
176
Bijlage 8 Commissies per 31-12-2005
VI. Bijlagen
Commissie privacybescherming prof. dr. M. Boers mw. H. Kort mw. G. Visser mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G mr. O.G.A. van der Beek ir. G.A.M. Zonneveld M.A.M. van der Haagen mw. A.F. van Manen vacature
voorzitter lid lid lid secretaris adviseur adviseur adviseur
Meldingscommissie incidenten patiëntenzorg prof. dr. P.M. ter Wee dr. F.C. Bakker mw. drs. E.N. Bakker mw. E.Y. Barkema L. de Haan E.A.P.M. Pompe mw. drs. N.E.A.H. Smeets mw. K. Kooymans
ambtelijk secretaris administratieve ondersteuning
Commissie medische ethiek dagelijks bestuur prof. dr. W.P.F. Fetter ds. N.M.D. Nieuwenhuijze mw. drs. J.J. Pook
voorzitter vice-voorzitter secretaris
overige leden: mw. J.M. Balcombe-Fennis mw. C.M. Blokker dr. C.M.F. Dirven mw. mr. Y.M. Drewes drs. A.C. van Loenen prof. dr. E. van Leeuwen mw. J.A.B. Maas mw. M. Smits drs. M. Vervloet prof. dr. E. Ch. Wolters
voorzitter
arts M&G
Klachtencommissie mr. P.J. Boukema mr. Th. G. Drupsteen mw. drs. E.H. Collette mw. dr. A. Schadé dr. C.J. van Groeningen mw. prof. dr. B.C.P. Polak mw. P. H. Veenvliet H.W. Broekman M.A.M. van der Haagen M.P.J. Schapers MFM drs. T. de Gee mw. drs. S.U. Sijthoff mw. drs. M.R. Franx mw. mr. A.H. Bakker Vaste commissie voor de wetenschapsbeoefening mw. prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls prof dr. G. Kraal dr. B. Drukarch prof. dr. W. Fetter dr. P. de Haan prof. dr R. de Vet prof. dr. P.T.A. Lips prof. dr. C.J. Stam dr. Y.M. Smulders
177 voorzitter vice-voorzitter
VI. Bijlagen
Medisch-ethische toetsingscommissie drs. A.C. van Loenen prof. dr. C.H. Polman dr. ir. P.D. Bezemer dr. R.H. Brakenhoff mr. F.J. Faber dr. M.J.P.A. Janssens dr. K. Hoekman mw. dr. E.S.M. de Lange-de Klerk mw. mr. N.W.J Lopes Cardozo mw. M. Mulder mw. dr. E. Swart prof. dr. F.J.H. Tilders mw. F. Wegener Sleeswijk mw. dr. M.M. Weissenbruch mw. drs. W.E. van der Voet dr. P. de Haan
secretaris secretaris
voorzitter (extern) plaatsvervangend voorzitter (extern)
huisarts (extern) huisarts (extern) secretaris plaatsvervangend secretaris
voorzitter
secretaris
178 VI. Bijlagen
Commissie topkader prof. dr. L.M. Bouter prof.dr. G. Giaccone prof. dr. H.A. Delemarre-van de Waal prof. dr. R.J. Scheper prof. dr. F.J.H. Tilders prof.dr. C.A. Visser prof. dr. E.A. van der Veen mw. M. van Tinteren-Bosje Bibliotheekcommissie prof. dr. M.P. Witter drs T. Erich mr. F.J. Faber prof. dr. E.S. Houwaert dr. C.B. Lambalk dr. G.J. Peters dr. N. van Rooijen prof. dr. C.D.A. Stehouwer dr. M.W. van Tulder mw. dr. A.M.J.J. Verweij-van Vught dr. P. de Haan Dagelijks bestuur Centrale Opleidingscommissie Prof.dr. J.J. de Lange Prof.dr. S.A. Danner Prof.dr. H.P. van Geijn Prof.dr. W.P. Vandertop Prof.dr. J.J. Heimans Prof.dr. C.H. Polman Prof.dr. T.J.F. Savelkoul Arts-assistenten M.F. Schreuder, opgevolgd door mw. L.E. Garmers Mw. E.M.T. Dieleman
voorzitter
decaan, adviseur q.q. ambtelijk secretaris
voorzitter
secretaris
voorzitter lid lid plv.lid plv.lid namens stafconvent lid raad van bestuur, lid
Bijlage 9 Programmagroepen per 31-12-2005
Programmagroep kwaliteit drs. J.C. Baayen mw. G.J.M. Berkhout MA mw. E.M. Bijvank MM mw. M. Buddingh’ prof dr. M.A. Blankenstein mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G prof dr. P.C. Huijgens drs. M. van der Noordaa dr. J.C. Roos drs. D. Piket prof dr. T.J.F. Savelkoul drs. K.W. Stegenga mw. dr. B. van Triest Programmagroep informaticabeleid prof. dr. E.A. van der Veen, vertegenwoordigers clusterbesturen: prof.dr. P.M. ter Wee, cluster I prof.dr. C.R. Leemans, cluster II J.C. Klarenbeek, cluster III B.C. Nijman, cluster IV prof.dr. B.J. Slotman, cluster V prof.dr. L.M. Bouter, cluster VI vertegenwoordiger stafdiensten: C.J.H. Buren, MBA. RC vertegenwoordiger onderwijs en transmurale ICT prof.dr. W.A.B. Stalman Vaste adviseurs: mw. drs. F. Barbieri, vaste adviseur dr. M. Sprenger, vaste adviseur ir. G.A.M. Zonneveld, secretaris
VI. Bijlagen
Programmagroep netwerkontwikkeling drs. E.B. Mulder prof. dr. T.J.F. Savelkoul prof dr. E.A. van der Veen prof dr. S. Danner drs. D. Bonink prof. C. Polman prof. J. Rauwerda drs. J.M.H. van der Velden
179
programmacoördinator
voorzitter secretaris
voorzitter
180
Bijlage 10 Onderzoekinstituten per 31-12-2005 Onderzoekinstituten
VI. Bijlagen
• onderzoekinstituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO), directeur: prof. dr. L.M. Bouter • onderzoekinstituut voor cardiovasculaire research Vrije Universiteit (ICaRVU), directeur: prof. dr. V.W.M. van Hinsbergh • VU medisch centrum onderzoekinstituut voor kanker en immunologie (V-ICI), directeur: prof. dr. P.C. Huijgens • onderzoekinstituut MOVE, directeur: prof. dr. G.J. Lankhorst • onderzoekinstituut voor klinische en experimentele neurowetenschappen (ICEN), directeur: prof. dr. M.P. Witter
bijlage 11 Oraties en Promoties
181
Oraties 14-01-2005
Geen zorg meer zonder onderzoek en onderwijs
prof.dr. A.B. Bijnen
14-01-2005
Het mes snijdt aan twee kanten
prof.dr. P.J. Ringens
21-01-2005
Ibn Sina, Donders en Snellen: vogelaars, parlevinkers of bakens met een storm voor ogen?
prof.dr. J.W.M. Niessen
25-02-2005
Dissonanten in dogma's
prof.dr. G.A. Meijer
25-02-2005
Pathologie en de samenzwering der ontdekkingsreizigers
prof.dr. H.P.J. te Riele
10-03-2005
On the edge of error, een dreigend misverstand
prof.dr. A.B.J. Groeneveld
11-03-2005
Per aspera ad astra
prof.dr. L.P. ten Kate
17-03-2005
De ondergrondse naar de toekomst
prof.dr. Th.M. Marteau
19-05-2005
Informed choice: rhetoric or reality
prof.dr. P. Heutink
20-05-2005
Lopend op drijfzand?
prof.dr. E. Boven
01-06-2005
Over het verval van kanker
prof.dr. W. Wisselink
07-10-2005
Meer met minder
prof.dr. J.G. Becher
26-10-2005
Kinderrevalidatiegeneeskunde uit de kinderschoenen
prof.dr. R.H. Brakenhoff
28-10-2005
VUturomics en de ziekte met de twee gezichten
prof.dr. B.L.H. Bemelmans
02-12-2005
Urologie in de Hof van Eden
VI. Bijlagen
prof.dr. A.E.R. Arnold
182
Promoties
VI. Bijlagen
C.E.E. van Ofwegen-Hanekamp
07-01-2005
Pathofysiology and Clinical Aspects of Coronary Stenting
T. van Kleffens
26-01-2005
Decision making in clinical oncology
A.M. Tromp
27-01-2005
The effects of mechanical loading and estrogen on bone formation
D.G. Markhorst
28-01-2005
Towards optimal lung volume in high-frequency oscillatory ventilation
M.R. de Boer*
04-02-2005
Quality of life of visually impaired elderly
S. Zweegman
11-02-2005
On the bone marrow microenvironment
B.W.M. Schalk
11-02-2005
Serum albumin and physical health decline in old age
E.J.J. Duschek
25-02-2005
Effects of raloxifene in aging men and women
H.H. Fidder
04-03-2005
The contribution of ethnic background to clinical manifestations and genetic aspects of inflammatory bowel disease in Israeli Jewish patients
M. van der Paardt
09-03-2005
Ankylosing Spondylitis
F.P.K. Wu
11-03-2005
The local and systemic angiogenic and immunological responses to surgery
A.E. Hoetink
18-03-2005
On the origins of the Electrical Impedance Cardiogram
J.J. van Egmond
18-03-2005
Secondary Gain in Psychiatry
M.E. van Teijlingen
23-03-2005
Effects of Hemodialysis on Granulocyte Adhesion Do they keep on rolling?
J.M. van der Waal
01-04-2005
The burden of hip and knee complaints
R.H.J. Breuer
06-04-2005
Studies on molecular pathology of lung cancer
E.M.J. Steultjens
06-04-2005
Efficacy of occupational therapy: the state of the art
F.J.M. van Leerdam
07-04-2005
Enuresis. A major problem or a simple developmental delay?
A. Familian
15-04-2005
Studies on pentraxin mediated complement activation
H. Torrenga
15-04-2005
Sentinel node biopsy in breast cancer
19-04-2005
The role of the human microflora in inflammatory bowel disease: towards a rapid molecular quantitative analysis
M.C.M. Strik
20-04-2005
The (patho-)physiological role of intracellular serine protease inhibitors
A.C.M. Wegman
22-04-2005
N-of-1 trials in general practice
F. Hoentjen
29-04-2005
Mechanisms of Bacterial-Induced Experimental Colitis
A. Moons-Pasic
29-04-2005
Preneoplastic lesions and early lung cancer: detection, intervention and follow-up
R.J. Nijveldt
11-05-2005
New insights in the metabolism of asymmetric dimethylarginine (ADMA)
O.A. van den Heuvel
12-05-2005
Neuroimaging in obsessive-compulsive and related disorders: investigation of the frontal-striatal and limbic circuits
S.D.M. Bot
13-05-2005
Course and prognosis of complaints at the arm, neck and shoulder
A.J. van Griethuysen
24-05-2005
Pitfalls and Solutions in the Identification of Staphylococcus aureus and Detection of Methicillin Resistance
H. Moed
24-05-2005
Allergic Contact Dermatitis: T cells on the Move
T.J.F. Nieland
25-05-2005
A Chemical Genetic Approach To The Study Of Cellular Transport
R. Mähr
25-05-2005
Proteolysis in the class II MHC-restricted antigen presentation pathway
M.L.M. Hermens
01-06-2005
Antidepressant Treatment for Minor and Mild-Major Depressive Disorders in Primary Care
B. Oe
02-06-2005
Evaluation of noninvasive clinical methods for the determination of hydration status and lean body mass in dialysis patients
C.C.P. Verstappen
10-06-2005
Cancer Therapy related Neurotoxicity
M. van Meeteren
17-06-2005
Oligodendrocyte maturation: Oxidative stress and dietary compounds
183 VI. Bijlagen
X.W. Huijsdens
184 VI. Bijlagen
D. Oosterhoff
17-06-2005
Adenoviral gene therapy combined with (selective) chemotherapy for the treatment of cancer
E.C.W. Breij
21-06-2005
Relevance of anti-myelin antibodies in Multiple Sclerosis
P.G. Boelens
22-06-2005
Endogenous glutamine and glutamine-enriched nutrition in surgery
H.H. van der Hem-Stokroos
23-06-2005
The clerkship as a learning environment
S. Meeuwsen
24-06-2005
Human herpesvirus-6 and the cytokine network in human glial cells
L. Hooft
24-06-2005
Molecular Imaging in Rare Diseases: The Case of Thyroid Cancer and Positron Emission Tomography
H.A. de Boo
27-06-2005
Aspects of nitrogen metabolism in intrauterine growth restriction
S.C.L. Taverna
28-06-2005
Electrophysiology of Synaptic Communication in the Rat Ventral Striatum
M. van der Kuip
29-06-2005
Energy requirements of critically ill children
H.E.M. Daelmans
29-06-2005
In-training assessment in an undergraduate clerkship
F.G.A. Versteegh
29-06-2005
Pertussis: new insights in Diagnosis, incidence and clinical manifestations
F. Bijma*
01-07-2005
Mathematical modelling of magnetoencephalographic data
R.A. Schoevers*
06-07-2005
Epidemiology of late life depression
J.J. Garcia Vallejo*
07-07-2005
The Regulation of Glycosylation in Endothelial Cells
M.C.G. Bleeker*
08-07-2005
Human papillomavirus infection in sexual partners
A.W.F. Vos
07-09-2005
Dynamics in endovascular surgery
A.M.C. Plass
08-09-2005
Medical Care-Seeking and Self-Care Behaviour for Minor Illnesses
M. Ferrer Espinosa
14-09-2005
Fanconi anaemia and cisplatin sensitivity: implications for cancer therapy
15-09-2005
Inflammatory cascades in acute myocardial infarction with a focus on secretory phospholipase A2, C-reactive protein and the complement system
M.L. Rurup
15-09-2005
Setting the stage for death
R.W. Meijer
16-09-2005
Acquired undescended testis
J.J.G. Geurts*
21-09-2005
Grey Matters!
M. Levitus*
21-09-2005
Genetic predisposition to cancer: The Fanconi anemia connection
A.J. Goverde
23-09-2005
Selecting the right treatment in idiopathic and male subfertility: the role of intrauterine insemination and in-vitro fertilisation
M.J. Vos
28-09-2005
Evaluation of Response, Toxicity and Outcome in Glioma Therapy
T.M. Westers
30-09-2005
Principles of dentritic cell-based immunotherapy in myeloid leukemia
L.D. Roorda
30-09-2005
Measuring mobility
T.E. Vogelvang
04-10-2005
Selective Estrogen Receptor Modulators and Cardiovascular Risk in Postmenopausal Women
J. van Beek
11-10-2005
EBV-bearing gastric carcinomas: expression patterns, pathogenesis and clinical features
J.J.M. Zwanenburg
13-10-2005
Mapping asynchrony of circumferential shortening in the human heart with high temporal resolution MRI tagging
A.C. Kuijpers
14-10-2005
Shoulder Pain
R.C. Mallant-Hent
27-10-2005
IBD, a dragon with multiple faces
I. Hubeek
10-11-2005
Cytarabine resistance in childhood acute myeloid leukemia
J.P.J. Bakker
10-11-2005
Boys with Duchenne Muscular Dystrophy in the final stage of ambulation
A.M. Kamperman
16-11-2005
Deconstructing ethnic differences in mental health of Surinamese, Moroccan and Turkish migrants in the Netherlands
185 VI. Bijlagen
R. Nijmeijer
186 VI. Bijlagen
H.L.D. Horemans
21-11-2005
Pyridostigmine Treatment in Postpoliomyelitis Syndrome
M.C. Jansen-van der Weide
02-12-2005
Handling requests for euthanasia and physician-assisted suicide
R.A.H.M. Swinkels
02-12-2005
Measurement instruments for patients with rheumatic disorders: a clinimetric appraisal
H. Vrenken
06-12-2005
Echoes of Pathology
S.W. van der Merwe
08-12-2005
Pathogenesis of hepatic osteodystrophy: the effects of parenchymal inflammation, portal hypertension and portasystemic shunting
A.Ph. van Wijk
12-12-2005
Juvenile sex offenders and non-sex offenders
E.A. Struijs
14-12-2005
Diagnostic, biochemical, and genetic studies of D-2-hydroxyglutaric aciduria: Unravelling a neurometabolic disorder
M. van der Torn
19-12-2005
A sound-producing voice prosthesis
J. Grill
20-12-2005
Genetherapy and virotherapy of brain tumors with recombinant adenoviruses
B. Geörger
20-12-2005
Conditionally Replicative Adenoviruses for the Treatment of Malignant Glioma and Neuroblastoma
P.A. Borggreven
22-12-2005
Surgical Treatment with Microvascular Reconstruction of Oral and Oropharyngeal Cancer
* = cum laude
Inhoudsopgave VUmc
187
Waarom prestaties meten?
I. I.1 I.2 I.3 I.4 I.5 I.6
Ziekenhuisbrede indicatoren Decubitus (doorliggen) Bloedtransfusies Medicatieveiligheid Zorg-ICT Postoperatieve wondinfectieregistratie Complicatieregistratie
II. II.1 II.2 II.3 II.4 II.5 II.6
Indicatoren hoog risico afdelingen Pijn na een operatie Volume van risicovolle interventies Laparoscopie Afgezegde operaties Ongeplande heroperaties Intensive care (IC)
III. III.1 III.2 III.3 III.4 III.5 III.6 III.7 III.8
Aandoening specifieke indicatoren Zwangerschap Diabetes mellitus (suikerziekte) Hartfalen Acuut myocardinfart (AMI, hartinfarct) CVA (hersenbloeding) Heupfractuur Mammatumor (borstkanker) Cataract (staar)
IV. IV.1 IV.2 IV.3
Bedrijfsmatige indicatoren en kwaliteitsborging Accreditatie Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) Financiële positie
V. V.1. V.1.1 V.1.2
Facultatieve indicatoren Klinische indicatoren (optioneel) Heroperaties Hernia inguinalis (liesbreuk, optionele indicator) Mortaliteit in de eerste drie maanden na opname voor een AMI (hartinfarct), ongeacht de oorzaak van het overlijden (optioneel)
V.2. V.2.1 V.2.2 V.2.3 V.2.4
Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en benchmarking Patiënttevredenheid Organisatie & kwaliteit Organisatie & randvoorwaarden Onderwijs, opleiden en onderzoek
VI. Bijlagen
Basisset Prestatie-Indicatoren 2005
188
Waarom prestaties meten? (2005)
VI. Bijlagen
Ziekenhuizen en medisch specialisten willen meer inzichtelijk maken wat zij doen en met welk resultaat. Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vraagt ziekenhuizen nadrukkelijk om geleverde prestaties meer zichtbaar te maken. Om dit te kunnen doen, zijn prestatie-indicatoren opgesteld. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Orde van Medisch Specialisten, de Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU) en IGZ hebben eind 2003 de Basisset prestatie-indicatoren voor het eerst gebundeld aangeboden aan de ziekenhuizen. Op verzoek van IGZ worden de gegevens over 2005 op 1 juni 2006 bekend gemaakt. VU medisch centrum (VUmc) kiest ervoor om ook in het jaarverslag een samenvatting van elke prestatie-indicator op te nemen. Binnenkort worden de resultaten van 2005 met uitgebreidere toelichting op de VUmc-website gepubliceerd. Op dit moment staan daar alleen nog de resultaten van 2003 en 2004. De website is in 2004 door de Consumentenbond als patiëntvriendelijk beoordeeld. Het doel van de prestatie-indicatoren is de kwaliteit van de zorgverlening binnen de instelling te meten en benchmarking (vergelijking tussen ziekenhuizen) mogelijk te maken. Daarnaast geven de indicatoren een verdere aanzet tot verbeteringen. De initiatiefnemers benadrukken dat de prestatie-indicatoren vooral een eerste indruk geven, maar vooralsnog geen werkelijke doorsnede van de kwaliteit in een individueel ziekenhuis bieden. Ook op andere manieren wordt geprobeerd een aanzet tot verbeteringen te maken. Zo heeft de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie een dertigtal afdelingen van Nederlandse ziekenhuizen geselecteerd als innovatieve voorbeelden van goede zorgpraktijk in de curatieve zorg en deze onder de aandacht van andere gezondheidsinstellingen gebracht. Van VUmc zijn bijvoorbeeld eerder de pijnpoli en de dagpolikliniek geheugenstoornissen in deze lijst van ‘best practices’ opgenomen. Binnenkort worden ook de resultaten bekendgemaakt van het in december 2005 afgeronde patiënttevredenheidsonderzoek van de NFU. In het jaarverslag is een groot deel van de prestatie-indicatoren opgenomen, in de volgorde van de Basisset PrestatieIndicatoren. IGZ onderscheidt 28 indicatorgebieden waarover 47 vragen worden gesteld. Om deze vragen te beantwoorden zijn in VUmc in totaal 165 verzoeken bij een zestigtal afdelingen uitgezet. Uit de response bleek dat er over 2005 vier indicatoren meer konden worden beantwoord dan over 2004. Hierna wordt per indicator een korte omschrijving van de gevraagde indicator gegeven. Vervolgens staan de gegevens van VUmc vermeld. De toelichting op de prestatie-indicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting voor de inspectie en bevat daardoor veel medisch terminologie.
I. Ziekenhuisbrede indicatoren I.1 Decubitus (doorliggen) I.1.1 Decubitusregistratie Vraagstelling: a) beschikt u over een systematische decubitusregistratie, dan wel een jaarlijkse puntprevalentiemeting? b) registreert u volgens het LPOD-systeem (Landelijk Prevalentie Onderzoek Decubitus)? c) worden a en/of b aantoonbaar gebruikt in beslissingen van het management? In VUmc wordt jaarlijks een prevalentie-onderzoek naar decubitus gehouden. VUmc beschikt over een decubitusregistratie, waarbij het LPZ-protocol (Landelijk Prevalentieonderzoek Zorgproblemen) wordt gevolgd. Alleen de patiënten die bij de wond- en decubitus-verpleegkundigen zijn aangemeld worden in de registratie opgenomen. In het kader van het
Kenmerken van de systematische VUmc-decubitusregistratie:
Aanwezig
Aanwezigheid van één of meer decubitusconsulenten
Ja
Het houden van regelmatige puntprevalentie-metingen bij alle
Ja
Afwezig
opgenomen patiënten in het gehele ziekenhuis
Het bijhouden van een incidentieregistratie bij één of meer specifieke patiëntengroepen
Ja, bij Intensive care en heupoperatiepatiënten
De aanwezigheid van een commissie of werkgroep die het
Ja
decubitusbeleid op basis van deze registraties waar nodig bijstelt
I.1.2 Puntprevalentie decubitus ziekenhuisbreed Vraagstelling: wat is de prevalentie van decubitus (graad 2 t/m 4) bij alle in het ziekenhuis opgenomen (klinische) patiënten gemeten op een vast tijdstip in 2005 (puntprevalentie)? Op 5 april 2005 werden bij 26 van de 293 volgens LPZ-protocol in aanmerking komende patiënten, nieuwe graad 2 t/m 4 wonden vastgesteld. Dus de wond-puntprevalentie bedraagt 8,9%. Het totaal opgenomen aantal patiënten bedroeg 329.
I.1.3 Decubitusincidentie bij een homogene patiëntenpopulatie Vraagstelling: wat is de incidentie van decubitus (graad 1 t/m 4) in het ziekenhuis ontstaan bij patiënten opgenomen voor een totale heupvervanging van 1 januari t/m 31 december? In 2005 werd bij 2 van de 145 patiënten met een totale heupvervanging decubitus vastgesteld. De incidentie bedraagt derhalve 1,4%.
189 VI. Bijlagen
landelijke kwaliteitsprogramma ‘Sneller Beter’ waaraan VUmc sinds 2004 deelneemt, zijn twee eenheden bezig met decubitus-verbeterprojecten. Op de intensive care wordt de decubitusscore in Metavision (een elektronisch patiëntendossier) geregistreerd, op sommige verpleegafdelingen registreert men via een eigen systeem op papier. Op de intensive care wordt continue geregistreerd. VUmc heeft twee decubitusconsulenten in dienst en op alle verpleegeenheden is een decubitus-contactpersoon aangesteld. De gegevens uit het registratiesysteem zijn gekoppeld aan Focus (een onderdeel van het ziekenhuis-informatie-systeem) en stimuleren het management en andere belanghebbenden om te reageren met verbeterprojecten. Voor patiënten is er een informatiefolder over het voorkomen (preventie) van decubitus beschikbaar.
190
I.2 Bloedtransfusies
VI. Bijlagen
I.2.1 Hemovigilantiebeleid Hemovigilantie is het registreren van complicaties als gevolg van transfusies van bloedproducten. Vraagstelling: a) rapporteert u transfusiereacties in de TRIP-registratie (Transfusie Reacties in Patiënten)? b) rapporteert u intern transfusiereacties (alle transfusie gerelateerde bijwerkingen moeten aan het transfusielaboratorium worden gemeld)? c) rapporteert u alle transfusiefouten aan de MIP-(FONA-)commissie? VUmc kent een vastgelegd beleid voor de kwaliteitsbewaking van de bloedtransfusieketen. Dit houdt onder andere in dat alle transfusiegerelateerde bijwerkingen aan de bloedtransfusiedienst worden gemeld en dat de hemovigilantiemedewerker van de dienst, na analyse, de transfusiereacties rapporteert aan TRIP (voor landelijke registratie). Verder worden alle transfusiefouten gerapporteerd in de MIP-registratie (Melding Incidenten Patiëntenzorg). Voor patiënten en belanghebbenden is een uitgebreide informatiebrochure over transfusie en bloedproducten beschikbaar (http://www.hematologie.nl).
I.2.2 Transfusiereacties graad 3 en 4 Vraagstelling: wat is het percentage transfusiereacties (alleen graad 3 en 4) in het afgelopen jaar (graad 3 is direct levensbedreigend en graad 4 betreft een dodelijke afloop)? In 2005 zijn in totaal 22.930 eenheden getransfundeerd. Graad 3 en 4 reacties kwamen niet voor. Het percentage transfusiereacties per getransfundeerde eenheid bedraagt derhalve 0%.
I.3 Medicatieveiligheid I.3.1 Beschikbaarheid gegevens over voorgeschreven en verstrekte medicatie tijdens het patiëntencontact Vraagstelling: a) zijn gegevens over in het ziekenhuis (klinisch en poliklinisch) voorgeschreven medicatie elektronisch beschikbaar op de polikliniek en de verpleegafdeling, in de ziekenhuisapotheek en buiten het ziekenhuis? b) zijn gegevens over extramuraal voorgeschreven medicatie geautomatiseerd beschikbaar op de polikliniek en verpleegafdeling en in de ziekenhuisapotheek? a.1 klinisch voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op alle polispreekkamers, op alle verpleegafdelingen en in de ziekenhuisapotheek, maar niet buiten het ziekenhuis. a.2 poliklinisch voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers, op de verpleegafdelingen, in de ziekenhuisapotheek of buiten het ziekenhuis. In 2004 is wel een start gemaakt met het elektronisch beschikbaar maken van de cytostaticakuren voor hematologiepatiënten die zijn opgenomen voor een dagbehandeling. b. extramuraal voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers of verpleegafdelingen. Wel zijn de extramurale medicatiegegevens in de ziekenhuisapotheek bekend; deze komen via OZIS binnen bij het apotheekservicepunt en vervolgens wordt een uitdraai voor de opnamestatus gemaakt. Voor de regio Amsterdam is dit geautomatiseerd.
I.4. Zorg-ICT I.4.1 Beschikbaarheid van elektronische gegevens en procesondersteunende ICT Vraagstelling: a) hoe is de beschikbaarheid van elektronische gegevens op de spreekkamer en op de afdeling (bij voorkeur op de patiëntenkamers) voor administratieve basisgegevens, laboratoriumgegevens, correspondentie vanuit het ziekenhuis, radiologieverslagen, bacteriologieverslagen, medicatiegegevens, pathologieverslagen, operatieverslagen en beelden. Het betreft hier het inzien van gegevens? b) hoe is de beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de spreekkamer en op de afdeling (bij voorkeur op de patiëntenkamers) voor elektronische registratie van medische en/of verpleegkundige intake, medische en/of verpleegkundige decursus, elektronische verslaglegging voor overige zorgverleners (dit betreft steeds het elektronisch registreren van gegevens) en ordercommunicatie (het elektronisch aanvragen van orders)?
4.a beschikbaarheid van elektronische gegevens op de spreekkamers en op de zorgeenheid. Beschikbaarheid van:
Op polikliniek/ spreekkamer VUmc 2005
Op eenheid VUmc 2005
Administratieve basisgegevens
Ja
Ja
Correspondentie vanuit VUmc
Ja
Ja
Radiologieverslagen
Ja
Ja
Bacteriologieverslagen
Ja
Ja
PA verslagen
Ja
Ja
Gedeeltelijk
Ja
Medicatiegegevens
(voor zover het klinische gegevens betreft van een opname binnen VUmc) Operatieverslagen
Ja
Ja
Beelden (X-foto’s, CT, MRI, etc.)
Ja
Ja
Overige, nl. diagnosegegevens
Ja
Ja
Laboratoriumgegevens
Ja
Ja
Landelijke medische registratiegegevens
Ja
Ja
EEG-uitslagen, ECHO, EMG, EP, DOP, MEG
Ja
Ja
Temperatuurlijst + vochtbalans
Ja
Ja
Gedeeltelijk
Gedeeltelijk (Inw. Gen.)
Ja
Ja
Longdossier chemotherapie Elektronisch dietetiekdossier
191 VI. Bijlagen
Verder wordt in VUmc met een elektronisch patiëntendossier gewerkt, waarin Medicator als elektronisch voorschrijfsysteem wordt gebruikt. Dit wordt toegepast op de verpleegafdelingen en de dagbehandeling. Het betreft een elektronisch overzicht van de voorgeschreven medicatie, de toediening wordt handmatig geregistreerd. Op de Intensive Care wordt de toediening wel elektronisch vastgelegd.
192
4b) beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de spreekkamer en op de afdeling (het gaat hier om het invoeren van gegevens en orders en om het elektronisch plannen).
VI. Bijlagen
Beschikbaarheid van:
Op polikliniek/ spreek-kamer VUmc 2005
Op afdeling VUmc 2005
Elektronische medische intake
Nee
Ja
Elektronische verpleegkundige intake
Nee
Ja
Elektronische verpleegkundige decursus
Nee
Ja
Elektronische medische decursus
Nee
Gedeeltelijk (IC-afdeling)
Multidisciplinair patiënttraject-planning-systeem
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor lab
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor medicatie • Ondersteuning bij voorschrijven
Ja
• Ordercommunicatie voor klinische medicatie • Ordercommunicatie voor poliklinische medicatie
Ja Nee
Ordercommunicatie voor radiologie
Nee
Nee
Ordercommunicatie m.b.v. geprotocolleerde ordersets
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor overige zorgdiensten
Nee
Nee
Elektronische bewaking van het behandeltraject
Nee
Gedeeltelijk (IC)
Ja = voor iedereen beschikbaar Nee = deze functie is niet geautomatiseerd beschikbaar Gedeeltelijk = aangegeven is op welke afdeling deze functie beschikbaar is.
I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie I.5.1 Surveillance van postoperatieve wondinfecties Vraagstelling: worden postoperatieve wondinfecties geregistreerd, en zo ja, hoe? In VUmc is doelbewust gekozen voor "surveillance by objective" en niet voor ziekenhuisbrede surveillance. Een dergelijke aanpak wordt onder andere door CDC (Centers of Disease Control) uit Atlanta aanbevolen, omdat dit de meest kosteneffectieve vorm van surveillance is. Dit betekent dat de incidentie van wondinfecties projectgewijs wordt geregistreerd in het kader van specifieke vraagstellingen. In 2005 heeft de surveillance geen aanleiding gegeven tot interventie. In het kader van een Sneller Beter project zijn voorbereidingen getroffen voor de verdere ontwikkeling van een postoperatieve wondinfectieregistratie.
I.6 Complicatieregistratie
193
I.6.1 Complicatieregistratie
Van de 35 door IGZ genoemde specialismen/disciplines hanteren er 25 (71%) een eigen (21) en/of landelijk (6) complicatieregistratiesysteem. Deze specialismen zijn: algemene heelkunde, anesthesiologie, cardiochirurgie, cardiologie, gynaecologie, hematologie, intensive care, keel-, neus- en oorheelkunde, klinische chemie, klinische pathologie, maag-, darm- en leverziekten, medische microbiologie, neonatologie, neurochirurgie, neurologie, oogheelkunde, orthopedie, plastische chirurgie, pulmonologie, radiodiagnostiek, radiotherapie, thoraxchirurgie, urologie, vaatchirurgie en verloskunde. Alle 17 in VUmc aanwezige snijdende specialismen (inclusief kinderchirurgie en mondziekten en kaakchirurgie (specialismen die niet door IGZ worden genoemd), chirurgische oncologie, gastro-intestinale chirurgie en ongevalschirurgie) hebben een complicatieregistratiesysteem (100%). Voor de niet-snijdende specialismen is registratie moeilijker, omdat niet altijd duidelijk is wat als een complicatie kan worden bestempeld. Vele beroepsverenigingen zijn bezig om complicaties te definiëren en registratiesystemen te bouwen. Vrijwel elke afdeling houdt teambesprekingen waarbij complicaties en complexe situaties aan de orde komen.
2 Indicatoren hoog risico afdelingen II.1 Pijn na een operatie II.1.1 Pijnmeting bij postoperatieve patiënten Vraagstelling: a) heeft u de beschikking over een ziekenhuisbreed pijnprotocol? b) heeft u de beschikking over een acute pijnservice? doet uw ziekenhuis gestandaardiseerde pijnmetingen bij alle postoperatieve patiënten? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de direct postoperatieve fase en de fase na overplaatsing naar een verpleegafdeling. De postoperatieve pijnbestrijding wordt op dit moment gerealiseerd door de dienstdoend anesthesioloog en dienstdoend arts-assistent anesthesioloog. Op dit moment is in het kader van Sneller Beter een acute pijnservice in verdere ontwikkeling. Op de kortverblijf-afdeling vindt nu een doorbraakproject plaats, die op alle verpleegafdelingen zal worden doorgevoerd. Hierbij is ondersteuning aanwezig door physician assistents die nu in opleiding zijn. De ervaringen met pijnmeting opgedaan door verpleegkundigen op de afdeling oncologie zullen hierbij worden gebruikt. Verder beschikt het ziekenhuis over diverse uitgebreide pijnprotocollen bij verschillende patiëntengroepen (na een operatie, bij kinderen na een bevalling, bij de oudere patiënt etc.) Het percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten is onbekend. Op de uitslaapkamer vindt wel bij elke patiënt een pijnmeting en sedatiescore plaats, deze worden echter nog niet centraal geregistreerd. Inmiddels zijn dus een aantal zaken betreffende de acute pijn service geregeld of in ontwikkeling.
VI. Bijlagen
Vraagstelling: welke specialismen/disciplines in uw ziekenhuis werkten het afgelopen jaar met een landelijke complicatieregistratie?
194
Kenmerken Acute Pijnservice in VUmc
Ja
Nee
In ontwikkeling
VI. Bijlagen
Multidisciplinair samenwerken van verpleegkundigen,
X
specialistisch verpleegkundige, snijdend specialist en anesthesioloog Gebruik systematische pijnscore 1e 24 uur postoperatief
X
X
Ja, VAS
X
X
X
Gebruik systematische pijnscore na 1e 24 uur postoperatief
X
Gebruikte pijnscore Sedatiescore (Ramsey) Aanwezigheid gestandaardiseerde pijnbestrijdingsmethode
X
Aanwezigheid pijnverpleegkundige
X
Continue scholing alle betrokken disciplines op gebied
X
van postoperatieve pijnbehandeling Patiëntenvoorlichting over pijn
X
24-uurs beschikbaarheiddiensten voor pijnbestrijding
X
Beschikbaar van pijnbestrijding voor alle postoperatieve
X
patiënten in het ziekenhuis
VAS = Visual Analog Score De VUmc-pijnpoli is eerder door de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie geselecteerd geweest als innovatief voorbeeld ("best practice") van goede zorgpraktijk in de curatieve sector.
II.1.2 Percentage patiënten met een pijnscore lager dan 4 in de eerste 72 uur na een operatie Vraagstelling: wat is het percentage patiënten dat in de eerste 72 uur na een operatie gemiddeld een acceptabele pijnscore aangeeft? Vooralsnog onbekend, zie II.1.1
II.2 Volume van risicovolle interventies II.2.1 Volume van aneurysma van de abdominale aorta (scheur in de buikaorta) operaties Vraagstelling: wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een aneurysma van de abdominale buikaorta (AAA) is geopereerd in uw ziekenhuis verdeeld naar endovasculaire en open (laparotomische) ingrepen van 1 januari tot en met 31 december? VUmc: a) b)
aantal endovasculaire AAA-operaties: aantal open AAA-operaties:
30 31
II.2.2 Volume oesophaguscardiaresecties (slokdarm-maag-verwijdering)
In 2005 zijn in VUmc 10 oesophaguscardiaresecties uitgevoerd.
II.3 Laparoscopie II.3.1 Laparoscopie (kijkoperatie) versus laparotomie (buikoperatie) bij cholecystectomie (galblaasverwijdering) Vraagstelling: wat is het percentage laparoscopische (via een kijkbuis) cholecystectomieën van het totale aantal cholecystectomieën? Alle 60 galblaasverwijderingen in 2005 werden laparoscopisch gestart (= 100%). Negen laparoscopische operaties moesten worden voortgezet als buikoperatie.
II.3.2 Gallekkage na cholecystectomie (galblaasverwijdering) Vraagstelling: hoe vaak komt gallekkage na cholecystectomie voor in 2005? Er is geen enkele maal gallekkage geconstateerd, dus het percentage is 0%.
II.4 Afgezegde operaties II.4.1 Percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor een geplande electieve (niet-acute) operatie Vraagstelling: wat is het percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor geplande operatie, verdeeld naar afgezegd ‘door het ziekenhuis’ en afgezegd ‘door de patiënt’? Het totaal aantal electieve (geplande, niet-acute) operaties (tijdens een opname) bedroeg 8.092. Hiervan bedraagt het aantal ‘door het ziekenhuis’ afgezegde operaties 512 (6,3%) en ‘door de patiënt’ 66 (0,8%).
II.4.2 Gemiddeld hoe lang van tevoren worden patiënten opgeroepen voor een operatie? Vraagstelling: hoeveel dagen worden patiënten gemiddeld van tevoren opgeroepen voor een electieve operatie in het afgelopen jaar? Voor VUmc in zijn totaliteit is dit onbekend. De KNO-afdeling roept patiënten voor de algemene KNO binnen twee weken op, voor oncologische hoofd-hals-chirurgie geldt één week. Op verzoek van de patiënt van laatstgenoemde afdeling kan ook worden getracht ruimer van tevoren te plannen. Oogheelkunde roept gemiddeld 2 tot 6 weken van tevoren op, Mondziekten en Kaakchirurgie roepen drie weken van tevoren op wanneer een bezoek aan de pre-assessment-polikliniek aan de operatie voorafgaat, anders wordt een kortere periode aangehouden, namelijk zeven tot tien dagen.
VI. Bijlagen
Vraagstelling: wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een oesophaguscardiaresectie is uitgevoerd in uw ziekenhuis?
195
196
II.5 Ongeplande heroperaties II.5.1 Ongeplande heroperaties
VI. Bijlagen
Vraagstelling: a) wat is het percentage ongeplande heroperaties na een operatieve ingreep in 2005? b) bij welke drie operatieve ingrepen komen heroperaties het meest voor? VUmc kent de term ongeplande heroperatie niet als zodanig. Hetzelfde geldt voor de drie meest voorkomende ingrepen bij een heroperatie. Wanneer in de elektronische bestanden geselecteerd wordt op operaties met als diagnose complicatie en maximaal een half jaar hiervoor een operatie in VUmc bij hetzelfde specialisme dan blijkt het aantal heroperaties 140 te bedragen. Het totaal aantal operaties was in 2005 14.648. Het gevraagde percentage is dan 0,96%. Op dezelfde manier berekend was in 2004 het percentage 1,31%.
II.6 Intensive care prestatie-indicatoren afdeling Intensive Care (IC) Volwassenen II.6.1 Level-indeling van de IC Vraagstelling: aan welk level voldoet uw IC-afdeling en is dit level bij visitatie bevestigd?
II.6.2 Totaal aantal opname en beademingsdagen op een IC afdeling Vraagstelling: a) wat is het totale aantal beademingsdagen verdeeld naar cardiochirurgische (a) en niet-cardiochirurgische volwassenen (b) en kinderen (c) in verhouding tot het totale aantal opnamedagen op de IC-afdeling? b) hoeveel FTE geregistreerde intensivist is er voor de IC beschikbaar? De IC-volwassenen (ICV) is een gemengde IC (IC-level III) waar alle categorieën patiënten zijn opgenomen: patiënten met interne aandoeningen en chirurgische patiënten, inclusief neurochirurgie en cardiopulmonale chirurgie. Op deze IC is er 24 uur per dag en 7 dagen per week een intensivist beschikbaar en is overdag gedurende 7 dagen per week in ieder geval één intensivist aanwezig. De afdeling ICV is in 2004 gevisiteerd in het kader van de opleiding tot intensivist. Hierbij is gebleken dat de afdeling aan alle kwaliteitseisen voldoet, hetgeen resulteerde in een verlenging van de opleidingsbevoegdheid voor de periode van 5 jaar. In VUmc zijn in 2005 in totaal 1.381 opnames op de IC volwassenen gerealiseerd, waarvan 577 cardiochirurgische opnames. Het totaal aantal verpleegdagen was 9.119 dagen, waarvan 2.349 dagen ten behoeve van cardiochirurgische patiënten. Het aantal beademingsdagen is vrijwel identiek aan het aantal ligdagen, aangezien de afdeling IC volwassenen beschikt over een medium care, waar niet beademde patiënten kunnen worden opgenomen. Patiënten die niet beademd worden, liggen daarom slechts bij uitzondering op de intensive care. Bij deze omschrijving wordt beademingsdag gedefinieerd als beademing op enig moment van de dag. Volgens de registratie ten behoeve van de zorgverzekeraars bedraagt het aantal beademingsdagen 4.820 dagen. Hierbij worden beademingsdagen van patiënten verwezen door de afdeling cardiochirurgie, postoperatieve patiënten op de eerste postoperatieve dag op de IC en intermitterend beademde patiënten niet meegerekend. Een berekening c.q. schatting van het aantal beademingsdagen geeft dan 7.458 beademingsdagen waarvan het 2.349 dagen cardiochirurgische patiënten betrof. De gemiddelde ligduur van patiënten op de ICV was 5,9 dagen, met een standaard deviatie van 13,1 dagen. De mediane ligduur was 1 dag (50% van de patiënten lag minder dan één dag, 50% meer dan één dag). Het aantal beademingsdagen
Van belang is te vermelden dat in het eerste kwartaal van 2005 de afdeling ICV te maken had met een uitbraak van multiresistente bacterie. Dit werd veroorzaakt door een spoedopname van een patiënt bij wie later bleek dat er een multiresistente bacterie aanwezig was. Hierdoor heeft noodgedwongen een aantal weken het electieve operatieprogramma vrijwel stil gelegen. De mortaliteit op een IC is afhankelijk van de ernst van de ziekte van de patiënt en de aard van de ziekte. Hoe zieker een patiënt is, hoe groter de kans dat hij overlijdt. Om mortaliteit af te zetten tegen de ernst van de ziekte is de internationaal geaccepteerde standardized mortality rate (SMR) beschikbaar. Daarbij worden de patiënten onderverdeeld in ernst van de ziekte, weergegeven als APACHE II score (hoe hoger de score, hoe zieker) en diagnose categorie. Een SMR van 1,0 duidt op een mortaliteit zoals verwacht mag worden op een IC. Een SMR groter dan 1,0 duidt op een hogere sterfte dan verwacht mag worden op grond van de literatuur, terwijl een SMR kleiner dan 1,0 duidt op een hogere overleving op de betreffende IC. Op de IC van VUmc is voor alle categorieën van ernst van ziekte de SMR lager dan 1,0 (zie onderstaande tabel). Er zitten beperkingen aan het gebruik van de scores en SMR, waarover de afdeling ICV van VUmc ook uitgebreid heeft gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften als The Lancet en Intensive Care Medicine. Maar aangezien al vele jaren de SMR kleiner is dan 1,0 kan wel worden aangenomen dat de opnieuw uitstekende getallen van dit jaar niet berusten op een toevalsbevinding. APACHE II
SMR IC niet-cardiochirurgie
SMR IC SMR IC cardiochirurgie
SMR IC totaal
0-10
0,17
0,25
0,20
11-24
0,42
0,20
0,35
25-32
0,59
0,95
0,62
>32
0.79
0,65
0,75
Intensive Care Kinderen 2005 De afdeling intensive care kinderen is een multidisciplinaire intensive care afdeling (level III). Het complete pakket patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek wordt geboden. Alleen voor de cardiopulmonale chirurgie bestaat een samenwerkingsovereenkomst met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), alwaar de kinderen dan ook worden geopereerd. Op de VUmc intensive care kinderen is een erkende capaciteit van 9 bedden. De afdeling steunt vakinhoudelijk op de afdelingen kindergeneeskunde en anesthesiologie maar is organisatorisch ondergebracht bij de zorgeenheid kindergeneeskunde. De medische staf bestaat voor de dagelijkse zorg (9.00 - 17.00 uur) uit kinderartsintensivisten (3,0 fte), kinderartsen in opleiding tot kinderarts-intensivist en een kinderanesthesioloog-intensivist (0,5 fte). Buiten kantooruren zijn 4,0 fte kinderarts-intensivist en 1,0 fte kinderanesthesioloog-intensivist oproepbaar. De afdeling is in 2002 gevisiteerd in verband met een bij de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) ingediende aanvraag tot erkenning van de afdeling als opleidingskliniek tot kinderarts-intensivist. In 2003 heeft de afdeling de status gekregen van opleidingskliniek. De opleiding is tot op heden niet ondergebracht bij de GIC (Gemeenschappelijke Intensivisten Commissie) en ook niet vanuit de GIC gevisiteerd. Het totaal aantal opnamen en beademingsdagen op de afdeling intensive care kinderen in 2005 bedroeg respectievelijk 395 en 1.630. Het totaal aantal IC-dagen voor niet-cardiochirurgische kinderen was 2.341 (omvat zowel dag van opname als dag van ontslag).
197 VI. Bijlagen
per fte intensivist gedefinieerd als het aantal beademingsdagen dat één fte intensivist medische verantwoordelijkheid draagt voor de beademing kan worden geschat op 1.000 tot 1.500. Deze gevraagde indicator is volgens VUmc een minder goede parameter aangezien iedere beademde patiënt dagelijks door meerdere intensivisten wordt beoordeeld. Het aantal fte intensivisten voor 28 beademings level III intensive care bedden én 9 medium care bedden bedraagt 10,8.
198
3 Aandoening specifieke indicatoren III.1 Zwangerschap
VI. Bijlagen
III.1.1 Het percentage uitgevoerde bevallingen met een keizersnede in verhouding tot het verwachte percentage (VOKS-percentiel) Vraagstelling: a) wat is de omvang van de verloskundepraktijk in jaarlijks aantal bevallingen en is er sprake van derdelijns perinatale zorg? b) wat is de VOKS-percentiel (Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling) voor keizersneden bij een voldragen zwangerschap (37 tot 42 weken)? In VUmc is sprake van een perinatologisch centrum en derdelijns perinatale zorg. Het totaal aantal bevallingen in VUmc bedroeg 1.651 (waarvan 155 onder leiding van een verloskundige). De VOKS-percentiel primaire sectio’s bedroeg 58 en de VOKS-percentiel secundaire sectio’s 77.
III.2 Diabetes mellitus (suikerziekte) III.2.1 Geïntegreerde diabeteszorg Vraagstelling: is er in uw ziekenhuis sprake van geïntegreerde diabeteszorg? VUmc beschikt over een diabetescentrum, waar geïntegreerde diabeteszorg in vergaande ontwikkeling is (www.diabetescentrum.nl). Door de tragere ontwikkeling van een elektronisch patiëntendossier (EPD) gaat de ontwikkeling minder snel dan gehoopt. Op dit moment wordt door het diabetescentrum geïntegreerd gewerkt door multidisciplinaire zorg te verlenen. Er is een wekelijks multidisciplinair diabetesteam-overleg, er zijn zwangerenspreekuren (multidisciplinair spreekuur met diabetoloog, diabetesverpleegkundige, medisch psycholoog en diëtist) en er zijn multidisciplinaire (internist/endocrinoloog, diabetesverpleegkundige, diëtist en doktersassistente) jaarconsulten, met specifieke aandacht voor educatie, complicatiescreening (voet- en oogonderzoek) en kwaliteit van leven. Bovendien vindt elk kwartaal een multidisciplinair overleg plaats met de oogartsen. De diabetesverpleegkundigen zijn de case-managers op de polikliniek. De eerstelijns-diabeteszorg wordt gecoördineerd vanuit de afdeling Huisartsgeneeskunde met als doel de transmurale samenwerking met VUmc te versterken.
III.2.2 Gemiddelde HbA1C - waarde bij diabetes type I en II. Vraagstelling: wat is de gemiddelde HbA1c-waarde bij patiënten met diabetes type 1 en 2 voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2005? Voor de HbA1c-waarden (een maat voor het effect van de behandeling) is VUmc uitgegaan van patiënten met DM type 1 en DM type 2, die patiënt zijn op de poli inwendige geneeskunde en poli endocrinologie. De zwangere patiënten zijn geëxcludeerd. Bij diabetes type 1 patiënten is het gemiddelde HbA1c 8,03%, bij diabetes type 2 patiënten 7,62% (normaalwaarde voor mensen zonder DM: 4,0 – 6,0%).
III.2.3 Tweejaarlijkse oogheelkundige controle bij diabetes Vraagstelling: wat is het percentage van de bij de internist bekende patiënten met diabetes die in de periode van 1 januari tot en met 31 december een fundusscopie of fundusfotografie hebben ondergaan? Patiënten zonder gedocumenteerde complicaties worden met de retinacamera onderzocht, alle overige patiënten worden verwezen naar de oogarts. Dit behoeft echter niet noodzakelijkerwijs een VUmc-oogarts te zijn. Geschat wordt dat éénderde van de patiënten door een oogarts van VUmc wordt gezien. De overige patiënten ondergaan of een fundusfotografie op de polikliniek, waarbij de foto’s door de afdeling oogheelkunde worden beoordeeld, of de patiënten worden gecontroleerd door een oogarts elders.
III.3 Hartfalen III.3.1 Hartfalenpoli Vraagstelling: beschikt uw ziekenhuis over een hartfalenpoli? VUmc beschikt over een eigen hartfalenpoli. Patiënten worden door VUmc cardiologen verwezen naar de hartfalenpoli. Ook sturen verwijzers uit andere centra patiënten door voor een screening ten behoeve van biventriculaire pacemakers.
199 VI. Bijlagen
De kenmerken zoals IGZ die voor geïntegreerde zorg aangeeft, zijn voor VUmc als volgt: • Samenwerking tussen inwendige geneeskunde, neurologie, oogheelkunde en chirurgie: aanwezig • Werkafspraken betrokken instellingen en hulpverleners uit de 1e en 2e lijn: beperkt aanwezig • Casemanager/ coördinator/ diabetesverpleegkundige voor patiënt: aanwezig • Eén regionale (transmurale) registratie: nee • Toegang tot deze registratie voor alle betrokken hulpverleners op alle locaties: nee • Andere kenmerken die in uw ziekenhuis van belang zijn: multidisciplinaire spreekuren voor zwangeren en veel aandacht voor topreferente zorg
200
De kenmerken van onze poli zijn:
Status
A Nazorg
VI. Bijlagen
Medische controle binnen 1 maand na ontslag Huisbezoek door hartfalenverpleegkundige binnen 2 weken na ontslag
Ja Nee
Vaste momenten van herevaluatie met de patiënt
Ja
Laagdrempelige mogelijkheid voor patiënt tot telefonisch contact met contactpersoon
Ja
(=hartfalenverpleegkundige) Verpleegkundig spreekuur
Ja
B Snelle signalering van verslechtering Waarschuwen door de patiënt zelf als toestand achteruit gaat (patiënt weet wanneer dit het geval is)
Ja
Patiënt krijgt ontslagbrief mee met medische en verpleegkundige informatie
Ja
Goede afspraak wie voor patiënt bereikbaar is (naam en telefoonnummer)
Ja
C Welk programma gebruikt u om life style changes te registreren/monitoren? Voorlichtingsmateriaal van de Hartstichting
Ja
Eigen voorlichtingsmateriaal
Ja
D Coördinatie van zorg: wie is hiervoor verantwoordelijk Cardioloog
Ja
Hartfalenverpleegkundige
Ja
III.3.2 Heropname voor hartfalen Vraagstelling: wat is in 2005 het percentage heropnames voor hartfalen binnen 12 weken na ontslag, gescheiden voor patiënten jonger dan 75 jaar en patiënten van 75 jaar en ouder? Het totaal aantal opgenomen personen jonger dan 75 jaar met hoofd- of nevendiagnose hartfalen bedroeg 51. Het aantal personen met een heropname binnen 12 weken bedroeg 3 (6%). Het aantal opgenomen patiënten ouder dan 75 jaar bedroeg 79, en hiervan betrof het bij 4 patiënten een heropname (5%). Als heropnames zijn ook gerekend de dagbehandelingen en overplaatsingen naar een ander ziekenhuis.
III.4 Acuut myocardinfarct (AMI, hartinfarct) III.4.1 30-daagse mortaliteit na opname voor een AMI (bij ontbreken gegevens te vervangen door ziekenhuissterfte) Vraagstelling: wat is het percentage patiënten dat in de eerste 30 dagen na opname met de diagnose AMI is overleden, ongeacht de oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder). Indien gegevens over sterfte binnen 30 dagen niet beschikbaar zijn, kan de rapportage worden vervangen door ziekenhuissterfte. VUmc fungeert in de zorgketen voor de acute hartinfarctpatiënt als dottercentrum voor belangrijke delen van de regio Amsterdam, Kennemerland en Zaanstreek. VUmc maakt daarbij onderdeel uit van het zogeheten Amsterdamproject, waarin ook het AMC en het OLVG als dotterkliniek participeren. Dit project is operationeel sinds
Vooralsnog ontbreken de 30-daagse mortaliteitscijfers van patiënten die in ons ziekenhuis zijn opgenomen met een acuut hartinfarct. Er wordt gewerkt aan een prospectief registratiesysteem waarin de 30- en 90-daagse mortaliteit van alle patiënten die in VUmc worden opgenomen met een acuut myocardinfarct, zullen worden opgenomen. Hierbij zal het gaan om registratie van álle patiënten die in de acute fase van het hartinfarct in ons ziekenhuis zijn behandeld, dus ook van de patiënten die na de dotterbehandeling direct worden doorverwezen naar een andere kliniek. De zogenaamde ziekenhuissterfte bedroeg in 2005 voor 65 jarigen en ouder 7,8% en voor patiënten jonger dan 65 jaar 2,4%. Patiënten die zijn gedotterd en daarna zijn overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zijn niet meegeteld.
III.5 CVA (hersenbloeding) III.5.1 Stroke service/ stroke unit Vraagstelling: beschikt uw ziekenhuis over een strokeservice en/of stroke-unit? De strokeservice van VUmc bestaat uit: • Een poliklinisch traject (TIA-service en -protocol, duplex-onderzoek). Dit traject is in het kader van het proces Herinrichting binnen “Sneller Beter” geherorganiseerd. Doel is dat patiënten binnen 24 uur na een TIA worden gezien, dat de aanvullende diagnostiek binnen 72 uur is afgerond en dat patiënten die in aanmerking komen voor carotisendarterectomie binnen 2 weken worden geopereerd. Inmiddels is dit grotendeels gerealiseerd. • Een ziekenhuis-stroke-unit (ZSU): 4 CVA-bedden. De afdeling neurologie beschikt over een observatiezaal van 8 bedden, waarvan er 4 ter beschikking zijn als stroke-unit. De formatie is hierop berekend. Ook aan andere voorwaarden als monitorbewaking is voldaan. Trombolyse wordt volgens protocol uitgevoerd en de capaciteit wordt 7 x 24 uur per week gegarandeerd. • Een verpleeghuis-stroke-unit (VSU): 6 bedden voor klinische revalidatie in verpleeghuis St. Jacob. • Een revalidatie-stroke-unit in het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) en Thuiszorg Amsterdam. Elementen van de VUmc-Stroke Service zijn: er bestaan schriftelijk vastgelegde afspraken over samenwerking binnen de keten met de huisartsen (nee), ambulance (ja), verpleeghuizen (ja), revalidatiecentra (ja), thuiszorginstellingen (ja), patiëntenverenigingen (nee) en verzekeraars (ja). Verder bestaan er schriftelijk vastgelegde afspraken over de criteria voor opname in vervolginstellingen (ja), maximale ligduur in het ziekenhuis (ja), beschikbaarheid bedden (ja) en opname garanties (ja). Verder is er sprake van een opnamegarantie op de stroke-unit, een multidisciplinaire behandeling volgens protocol, behandeldoelen voor stoornis, beperking, handicap, cognitie en communicatie. De uitvoering geschiedt door specifiek geschoolde medewerkers. VUmc heeft verder 4 gelabelde bedden, 4 bedden met bewakingsmogelijkheden en tenminste 1 bed voor trombolyse.
201 VI. Bijlagen
begin 2004 en dient ter bekorting van de wachttijd van een acute hartinfarctpatiënt voor de dotterprocedure. De ambulancedienst faxt direct na aankomst bij een patiënt een ECG via GSM-techniek naar onze hartbewaking en vrijwel direct kan worden vernomen of een patiënt naar de dotterkamer kan worden vervoerd. Hiermee wordt een aanzienlijke tijdswinst geboekt en kunnen infarctpatiënten zeer snel worden gedotterd. Dit heeft een directe en gunstige invloed op de overleving.
202
III.5.2 Mortaliteit na opname voor een CVA (hersenbloeding)
VI. Bijlagen
Vraagstelling: wat is het percentage patiënten dat in de eerste 7 dagen na opname met de diagnose CVA is overleden, ongeacht de oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder) en etiologie (ischemisch CVA (herseninfarct) en hemorrhagisch CVA (hersenbloeding). De sterfte na een ischemisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 0%, onder 65 jaar en ouder 9,5%. De sterfte na een hemorrhagisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 16,7% en onder 65 jaar en ouder 28,6%.
III.6 Heupfractuur III.6.1 Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen een kalenderdag is geopereerd. Vraagstelling: wat is het percentage patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur dat in het afgelopen jaar binnen één kalenderdag na presentatie geopereerd is, verdeeld naar ASA-klasse? Het percentage patiënten van 65 jaar en ouder met een heupfractuur, opgenomen op de afdelingen traumatologie en orthopedie in 2005, dat binnen één kalenderdag is geopereerd, bedraagt in VUmc 65,5% (108 van de 165). De ASA-klasse van deze patiënten wordt hierbij niet geregistreerd.
III.7 Mammatumor (borstkanker) III.7.1 Mammapoli Vraagstelling: beschikt uw ziekenhuis over een mammapoli en hoe heeft u dat vormgegeven? Ja, VUmc beschikt over een mammapoli sinds 1 mei 2004. De poli is volgens de normen van het CBO georganiseerd in een multidisciplinaire benadering: 1 Alle patiënten hadden een toegangstijd van maximaal 7 werkdagen. 2 Diagnostisch onderzoek gebeurde bij alle patiënten op één dag. 3 De diagnose van onderzoek werd in bijna alle gevallen binnen 5 werkdagen met de patiënt besproken. Bij twijfel over de voorlopige diagnose vond aanvullend onderzoek plaats. De uitslag van het aanvullend onderzoek werd ook binnen 5 werkdagen met patiënt besproken. 4 Wanneer er sprake is van een kwaadaardige tumor is er in de meeste gevallen een mammacare verpleegkundige aanwezig. 5 Alle nieuwe patiënten zijn besproken op het multidisciplinair overleg (MDO). 6 De uitslag van onderzoek was altijd compleet op het MDO. 7 De wachtlijst voor operatie dreigde soms langer te worden dan 2 weken. Deze toegangstijd wordt voortdurend gevolgd en zo nodig bijgesteld door de oncologisch chirurg. 8 Alle operatiepatiënten zijn besproken op het MDO.
Onder “ zorgpatiënten met een mammatumor” wordt in VUmc verstaan: Kunnen versnellen van tripeldiagnostiek:
de tripeldiagnostiek wordt toegepast. De uitslag van de
voor de mamma-patiënten zijn slots ingebouwd op het OK-programma. Echter, wanneer het aanbod van mammapatiënten groter is dan het aantal gereserveerde slots, is het moeilijk de toegangstijd binnen 2 weken te houden.
Elke casus wordt ingebracht in een preoperatieve
ja, elke patiënt wordt besproken in de
multidisciplinaire bespreking:
multidisciplinaire bespreking.
Patiënt met verontrustende symptomen wordt verwezen
patiënten met een mamma-afwijking worden altijd gezien
naar gespecialiseerd mammachirurg:
door een oncologisch chirurg.
Alle onderzoeken tijdens één bezoek aan het ziekenhuis:
ja, alle onderzoeken vinden op één dag plaats.
Bij diagnose maligniteit vindt 2e afspraak plaats met
bij diagnose maligniteit is bijna altijd een
mammaverpleegkundige en specialist van het mammateam:
mammacare-verpleegkundige beschikbaar voor aanvullende informatie op dezelfde dag of op een nader te bepalen tijdstip.
Diagnose maligniteit wordt nooit telefonisch meegedeeld:
de diagnose maligniteit wordt alleen tijdens een polibezoek meegedeeld.
Gebruikelijk aantal dagen tussen eerste contact en diagnostiek:
eerste polibezoek en diagnostiek is meestal op dezelfde dag. Uitslag van diagnostiek binnen 5 werkdagen.
III.7.2 Diagnose binnen 5 dagen Vraagstelling: wat is het percentage dat binnen 5 werkdagen na het eerste poli consult voor een mammatumor een uitslag ‘benigne’ of ‘maligne’ heeft gekregen in het onderzoeksjaar? In 2005 waren alle (voorlopige) diagnosen binnen 5 werkdagen bekend. Bij onzekere uitkomst van het onderzoek was de diagnose binnen 5 werkdagen na het aanvullend onderzoek bekend. Het is niet bekend hoeveel patiënten in 2005 aanvullend onderzoek nodig hadden na de eerste diagnostiek. Omdat álle patiënten binnen 5 werkdagen op de poli terugkwamen om te worden geïnformeerd over de (voorlopige) diagnose wordt 100% aangegeven. Het percentage dat werkelijk na 5 werkdagen de definitieve uitslag heeft gekregen, is op dit moment niet bekend.
III.8.1 Cataract (staar) complicatieregistratie Vraagstelling: houdt u bij cataractoperaties een complicatieregistratie bij? Ja, de afdeling oogheelkunde hanteert 2 systemen voor de registratie van complicaties: het zogenaamde “Breebaart”-systeem. Dit is een in Nederland ontworpen systeem voor de complicatieregistratie, dat uitgebreid landelijk wordt gehanteerd. Alle cataractoperaties die worden verricht in VUmc worden hierin ingevoerd. De afdeling oogheelkunde van VUmc participeert in een internationaal registratiesysteem, dat is ingevoerd in de Europese Unie. Dit systeem omvat de cataractoperaties in meerdere klinieken (niet alle) in meerdere Europese landen (niet alle). Steekproef-gewijs wordt een registratie gedurende één of twee maanden per jaar gehouden. Complicatieregistratie is daar één aspect van en het doel van dit Europees systeem is “benchmarking”.
VI. Bijlagen
pathologische anatomie kan na 4 dagen bekend zijn. Mogelijkheid om de toegangstijd tot een operatie te verkorten:
203
204
IV.1 Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen IV.1.1 Accreditatie
VI. Bijlagen
Vraagstelling: aan welke vormen van accreditatie en certificering neemt uw ziekenhuis deel? IGZ vraagt dit voor 35 met name genoemde specialismen/disciplines. Daarnaast vindt VUmc accreditatie van paramedische afdelingen en ondersteunende afdelingen ook van belang. VUmc gebruikt het INK-model als instrument voor integrale kwaliteitsbevordering. Het kwaliteitsbeleid is geïntegreerd in de planning- en controlcyclus en betreft alle kerntaken van het academisch centrum: onderzoek, opleiding en patiëntenzorg. De, ook binnen NIAZ bekende, verbetercyclus wordt als motor gebruikt voor verbetering en vernieuwing. Met name voor de patiëntenzorg kan de NIAZ-norm Kwaliteitssysteem, die is aangepast aan het INK-model, een goede aanvulling zijn op ons kwaliteitsbeleid. In 2004 is een tijdspad uitgezet om op verschillende niveaus integrale kwaliteitssystemen in te voeren en uit te bouwen. De accreditatiesystematiek van het NIAZ maakt daar onderdeel van uit. In het verleden heeft ons ziekenhuis actief geparticipeerd in de ontwikkeling van PACE (de voorloper van NIAZ), en vele afdelingen plukken daar nog steeds de vruchten van. In de laatste 5 jaar zijn ten aanzien van de patiëntenzorg en medische ondersteuning de volgende afdelingen geaccrediteerd: medische microbiologie en infectiepreventie, klinische chemie, klinische pathologie, chromosomenlaboratorium (afd. klinische genetica en antropogenetica), ziekenhuisapotheek en het hematologisch laboratorium (alle CCKL). De Amstel Academie is CEDEO-erkend (Centrum voor documentatie en informatie over bedrijfsexterne opleidingen). De afdeling oogheelkunde is geaccrediteerd door de European Board of Ophthalmology, de longfunctieafdeling door de Nederlandse Longfunctiekring (van het NVALT), kinderchirurgie door de European Board of Pediatric Surgery, de accountantsdienst door Koninklijk NIVRA, de dienst Arbo en Milieu door Certificatie-Arbodiensten, het onderdeel “voeding” van het facilitair bedrijf door HACCP en de onderzoeksinstituten door internationale visitatiecommissies volgens het Standard Evaluation Protocol. De dialyseafdeling is HKZ-gecertificeerd. De afdeling hematologie is in voorbereiding op een JACIE-accreditatie, de afdeling IVF op een CCKL-accreditatie en de afdeling radiotherapie op een NIAZ-accreditatie. Vele andere afdelingen maken gebruik van kwaliteitsdocumenten op basis van de NIAZ-systematiek. Naast deze initiatieven worden vanzelfsprekend alle medisch afdelingen gevisiteerd in het kader van de opleidingsbevoegdheid.
IV. 2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) IV.2.1 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) Vraagstelling: wat is het totaal van het aantal incidenten dat centraal gemeld is en hoeveel % hiervan heeft geleid tot maatregelen? De meldingscommissie incidenten patiëntenzorg (MIP) registreert, analyseert en doet aanbevelingen naar aanleiding van gemelde incidenten. Doel is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de patiëntenzorg in het algemeen en het verbeteren van de patiëntveiligheid in het bijzonder. De MIP houdt zich niet bezig met de vraag naar verwijtbaarheid. De commissie richt zich op de vermijdbaarheid van incidenten en legt daarmee het accent op preventieve maatregelen.
Decentraal behandelen van meldingen betreffende (bijna)incidenten In 2005 is de meldingscommissie gestart met de implementatie van een nieuwe werkwijze namelijk het decentraal behandelen van (bijna)incidenten in de patiëntenzorg. Hiervoor is aansluiting gevonden bij het VIM-project (= Veilig Incidenten Melden) van Sneller Beter. Doelstellingen van dit project zijn: • Toename van het aantal gemelde (bijna)incidenten • Toename van het aantal meldingen door andere dan de verpleegkundige discipline • Toename aantal meldingen anders dan medicatie- en valincidenten • De centrale meldingscommissie heeft in dit kader een nieuw, klantvriendelijker, meldingsformulier en een database ontwikkeld. Op drie zorgeenheden (geneeskundige oncologie, inwendige geneeskunde en de intensive care voor volwassenen) is een pilot gestart. Per zorgeenheid is een veiligheidscommissie geïnstalleerd. In deze decentrale commissies zijn de meldingen van de eigen zorgeenheid multidisciplinair geanalyseerd met gebruikmaking van een analyseformat. Verder hebben deze commissies preventieve maatregelen getroffen. De MIP bewaakt dit proces. Afdelingsoverstijgende problematiek wordt voorgelegd aan de MIP. De drie genoemde zorgeenheden zullen de MIP met ingang van 2006 periodiek informeren over een aantal vastgestelde items: aantal meldingen, de functie van melders, de aard van de (bijna)incidenten, oorzaken en de ernst van de gevolgen voor de patiënt. In 2006 wordt het VIM-project verder uitgerold.
IV.3 Financiële positie IV.3.1 Budgetgrootte Vraagstelling: wat is het budget dat het ziekenhuis in totaal ter beschikking had voor 2005? Zie elders in dit jaarverslag.
V.1 Klinische indicatoren (optioneel) V.1.1 Heroperaties Hernia inguinalis (liesbreuk, optionele indicator) Vraagstelling: wat is het percentage heroperaties na een hernia inguinalis in 2005? Dit percentage bedraagt 2,9%. De drie uitgevoerde heroperaties vonden echter plaats bij patiënten die niet in VUmc aan de oorspronkelijke hernia waren geopereerd maar elders.
205 VI. Bijlagen
In 2005 zijn in VUmc 517 incidenten in de patiëntenzorg gemeld. Maatregelen naar aanleiding van voorgekomen incidenten worden op verschillende niveaus in de organisatie genomen. In eerste instantie worden maatregelen, waar mogelijk, getroffen op afdelingsniveau. Dit betreft het grootste deel van de maatregelen. Hiervan vindt op centraal niveau (nog) géén registratie plaats. Wel wordt bekeken in hoeverre deze maatregelen ook relevant zijn voor andere afdelingen. Daar waar de gepresenteerde problematiek afdelingsoverstijgend en/of van zeer ernstige aard is, worden maatregelen op cluster- of centrumniveau getroffen. Op centrumniveau heeft de Meldingscommissie in 2005 onder andere adviezen uitgebracht ten aanzien van het transport van biopten, dagelijkse nachtelijke controle van de voorgeschreven medicatie per patiënt en de beschikbaarheid van ECG-apparatuur. Belangrijk punt van aandacht waren de activiteiten van de Centrale Sterilisatie Afdeling.
206
V.1.2 Mortaliteit in de eerste drie maanden na opname voor een AMI (hartinfarct), ongeacht de oorzaak van het overlijden (optioneel)
VI. Bijlagen
Vraagstelling: wat is het percentage patiënten met de diagnose AMI die binnen 90 dagen na opname zijn overleden, separaat voor patiënten jonger dan 65 jaar en voor 65 jaar en ouder? Met de huidige registratievorm is deze vraag niet door VUmc te beantwoorden.
V.2 Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en bench-marking V.2.1 Patiënttevredenheid V.2.1.1 Patiënttevredenheidsmetingen Vraagstelling: onderzoekt u systematisch de tevredenheid van patiënten betreffende a. continu bij alle patiënten van het ziekenhuis b. jaarlijks bij een cohort of steekproef van alle patiënten c. systematisch, maar alleen bij specifieke afdelingen
de zorgverlening: ja/nee ja/nee ja/nee
Patiënttevredenheid is in VUmc één van de vier kwaliteitsthema’s, naast patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid en professionele kwaliteit. De centrumbrede coördinatiegroep patiënttevredenheid benadrukt het belang van het patiëntenperspectief en stimuleert afdelingen hiervoor activiteiten te ondernemen. VUmc participeert iedere twee jaar aan het landelijk patiënttevredenheidsonderzoek van de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische centra). De eerste meting heeft plaatsgevonden in het najaar van 2003. Eind 2005 is de tweede meting verricht. Hiervoor zijn ruim 10.000 VUmc patiënten aangeschreven. De resultaten worden medio 2006 bekend gemaakt. Meerdere afdelingen houden zelf patiënttevredenheidsenquêtes onder hun patiënten, waarbij afdelingsspecifieke factoren worden onderzocht. Een aantal afdelingen met eigen patiënttevredenheidsenquêtes zijn: het MS-centrum, afdeling nucleaire geneeskunde, zorgeenheid neurologie, zorgeenheid neurochirurgie en orthopedie, intensive care volwassenen, zorgeenheid inwendige geneeskunde, intensive care neonatologie, hematologie, radiologie, kindergeneeskunde, maag-, darm- en leverziekten/ nefrologie/reumatologie en dermatologie. Op sommige afdelingen gebeurt dit al jaren systematisch. VUmc is in het kader van Sneller Beter begonnen met het invoeren van elektronische continuemetingen van patiëntervaringen op vier verschillende afdelingen. Dit gebeurt onder begeleiding van het CBO. Bij succes zal dit in de toekomst worden uitgebreid naar andere afdelingen. Onder de noemer patiëntenparticipatie zijn binnen de Sneller Beter projecten diverse instrumenten geïntroduceerd, om het patiëntenperspectief aan bod te laten komen. Een paar afdelingen, waaronder de afdeling cardiologie, hebben ervaring met spiegelgesprekken, waar patiënten aan deelnemen. Genoemde afdeling is voornemens dit jaarlijks te herhalen. Het ligt in de verwachting dat meerdere afdelingen dit voorbeeld zullen volgen.
V.2.1.2 Klachten
207 VI. Bijlagen
Vraagstelling: a. absoluut aantal, ingediend bij de Klachtencommissie b. relatieve aantal: absoluut aantal per gewogen patiënteenheid c. percentage van a. dat is gegrond verklaard d. percentage van c. dat heeft geleid tot maatregelen e. aantal klachten dat niet via de Klachtencommissie is binnengekomen In 2005 heeft VUmc 239 klachten van of namens patiënten ontvangen. Met ‘klacht’ wordt hier bedoeld een veelal schriftelijke uiting van ongenoegen. Het percentage klachten per gewogen patiënteneenheid (zie hiervoor de toelichting bij ‘milieubelasting’) is 0,048%. Van de 239 schriftelijk ingediende klachten zijn er 211 in de bemiddelingsprocedure opgenomen. De klachtencommissie heeft op verzoek van klagers 28 klachten in behandeling genomen (dit is 0,006% per gewogen patiënteneenheid). Zij heeft in 2005 over 23 klachten uitspraak gedaan. Van die 23 afgehandelde klachten zijn er 10 gegrond verklaard (43%), 8 ongegrond (34%) en 5 klachten zijn niet ontvankelijk bevonden. Het registreren van klachten heeft in 2005 tot meerdere verbeteracties geleid. Enkele voorbeelden van de getroffen maatregelen zijn: verscherping van de regels over dossiervoering en correspondentie richting huisarts door een betrokken afdeling; aanpassing van het obductieformulier met de mogelijkheid tot weigering van hersenobductie; voorgenomen reductie van de wachtlijst van een specifieke patiëntengroep door ontwikkeling van zorgpaden in Sneller Beter pijler 3.
V.2.2 Organisatie & Kwaliteit V.2.2.1 Wachttijden Vraagstelling met de situatie die voor VUmc geldt: a. publiceert u minstens eens per maand gemakkelijk toegankelijke publieksgegevens (bijvoorbeeld op Internet) over wachttijden? b. zo ja, welk percentage van de aandoeningen waarvoor Treeknormen bestaan, betreft dit? c. in welke mate participeert U in het nationale wachttijdenoverzicht dat de NVZ onderhoudt? **
Ja
100%* i. Poliklinisch: ii. Dagbehandeling: iii.klinisch:
* betreft in ieder geval 100% van de specialismen waarvoor Treeknormen bestaan. ** de NVZ is per januari 2005 gestopt met het nationale wachttijdenoverzicht.
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
208
V.2.2.2 Risico-inventarisatie
VI. Bijlagen
Vraagstelling: a. voert u tenminste elke 2 jaar een risico-inventarisatie uit (of wordt dit door een externe instantie uitgevoerd)? b. wordt deze analyse, al dan niet door een externe instantie (bijvoorbeeld uw schade-verzekeraar), in vergelijkende zin beoordeeld en leidt dit tot concrete conclusies c.q. aanbevelingen? c. rapporteert u over dit onderwerp in uw jaarverslag of elders? VUmc heeft in 2005 deelgenomen aan het Programma Patiëntveiligheid in Nederland (in samenwerking met het EMGO-instituut van VUmc en NIVEL). Hierbij wordt het optreden van incidenten systematisch onderzocht. Bovendien is er in het kader van medicatieveiligheid een risico-analyse verricht om de meest risicovolle momenten te inventariseren. Daarnaast neemt VUmc ook in 2005 deel aan het project Sneller Beter. In dit project worden op afdelingen veiligheidscommissies geïnstalleerd in het kader van Veilig Incident Melden. Deze veiligheidscommissies brengen direct advies uit aan het management van de afdeling. In het kader van Sneller Beter worden verder rond bepaalde thema’s (bijvoorbeeld postoperatieve wondinfecties en decubitus) systematische metingen uitgevoerd, die de risico’s op bepaalde incidenten in kaart brengen. Deze gegevens worden extern vergeleken met de andere ziekenhuizen die in Sneller Beter participeren. Bovendien kent VUmc een nauwgezette archivering van schriftelijk gemelde klachten en MIP-meldingen, waarover in het jaarverslag wordt gerapporteerd.
V.2.3 Organisatie & randvoorwaarden V.2.3.1 Welbevinden medewerkers Vraagstelling: a. verzuimpercentage b. verlooppercentage c. WAO-instroom VUmc: het verzuimpercentage (verzuim < 1 jaar) bedraagt 4,1%, 1,0% is minimaal 1 jaar ziek en 1,0% is arbeidsongeschikt wegens zwangerschap en bevalling; het verlooppercentage bedraagt 14,5%; de WAO-instroom bedraagt 0%. In 2005 is namelijk de 2 jaar wachttijd ingevoerd, zodat nog geen nieuwe instroom is ontstaan.
V.2.3.2 Milieubelasting Vraagstelling: a. totaal energieverbruik: in euro/gew patiënteenheden b. totaal afvalproductie in kg/gew. patiënteenheden waarvan Specifiek Ziekenhuisafval in kg/gew. patiënteenheden In 2005 gaf VUmc voor het energieverbruik 8,33 euro per gewogen patiënteneenheid uit. Het energieverbruik per vloeroppervlakte bedroeg voor brandstoffen 20,90 m3 aardgas per m2 en voor elektriciteit 97,04 kWh per m2. De totale afvalproductie bedroeg 2,68 kg per gewogen patiënteneenheid, waarvan 0,16 kg per gewogen patiënteneenheid specifiek ziekenhuisafval. De term “gewogen patiënteneenheid” is een productie-eenheid die wordt gebruikt in algemene ziekenhuizen. Een universitair medisch centrum als VUmc kent naast de patiëntenzorg ook onderwijs en onderzoek, meer dan een algemeen ziekenhuis. Hoeveel van de gemeten afvalproductie en energiekosten het gevolg is van deze twee laatste werkzaamheden is onbekend. Daardoor kunnen deze cijfers van VUmc afwijken van die van algemene ziekenhuizen, maar ook van andere academische ziekenhuizen, wanneer de energiekosten en de afvalproductie daar wel kunnen
V.2.4 Onderwijs, opleiden en onderzoek V.2.4.1. Onderwijs & opleidingen
a.
Vraagstelling
Situatie VUmc
participeert U in het klinisch onderwijs aan studenten
Ja
geneeskunde (co-schappen) Zo ja, hoeveel co-assistenten, gemiddeld over
254
52 weken/jaar, betreft dit?
b.
participeert U in het klinisch onderwijs aan
Ja
hogeschoolstudenten verpleegkunde (HBO-V)? Zo ja, hoeveel studenten, gemiddeld over
43
52 weken/jaar, betreft dit?
c.
participeert U in het klinisch onderwijs aan leerlingen van het middelbaar beroepsonderwijs verpleegkunde (MBO-V)?
d.
I
duaal, n.l.: (aantal)
11 studenten, gemiddeld over 52 weken/jaar
II
anderszins, n.l.: (aantal)
6 studenten/jaar
hoeveel plaatsen voor assistenten geneeskunde
Per 31 december 2005 heeft de Onderwijs- en Opleidingsregio
in opleiding (AGIO’s) heeft u?
(OOR) van VUmc 514 aios in opleiding tot medisch specialist. Hiervan zijn 342 aios werkzaam in VUmc en 172 aios in de partnerziekenhuizen in de regio.
e.
hoeveel studenten in het kader van de verpleegkundige
200
vervolgopleidingen (LRVV) hebt u?
f.
hoeveel OK-assistenten hebt u in opleiding?
31
g.
hoeveel Anaesthesie-assistenten hebt u in opleiding?
13
209 VI. Bijlagen
worden toegewezen aan patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Verder wordt de interpretatie van de cijfers gecompliceerd door het feit dat VUmc bestaat uit het ziekenhuis en de medische faculteit. De afvalproductie en de energiekosten van deze laatste instelling (denk aan vakgroepen als anatomie en fysiologie), is niet meegenomen in bovenstaande cijfers. Aanvullend is dit jaar tevens het energieverbruik per vloeroppervlakte als prestatie-indicator opgenomen. Dit geeft een beter inzicht in de werkelijke energie- of milieuprestatie van VUmc, dan het energieverbruik uitgedrukt in kosten.
210
V.2.4.2 Onderzoek
VI. Bijlagen
a.
Vraagstelling
VUmc
Neemt u deel aan klinisch vergelijkend
Ja
wetenschappelijk onderzoek?
b.
Zo ja, Hoeveel clinical trials betreft dit (aantal lopende trials op 31 december jl.)
Fase III:
11
Fase IV:
1
Het aantal van 12 lopende trials betreft vermoedelijk een onderschatting daar volledige registratie van gegevens als beoogde en definitieve start- en einddatum sedert januari 2003 plaatsvindt.
c.
Functioneert (exclusief voor) uw ziekenhuis een METC?
Ja
d.
Zijn aan uw ziekenhuis (part time) hoogleraren
Ja
betrokken bij geneeskundig wetenschappelijk onderzoek?
e.
Publiceert U over de wetenschappelijke productie in uw Jaarverslag?
Ja
Jaarverslag 2005
uitgave VU medisch centrum © Postbus 7057 1001 MB Amsterdam bezoekadres De boelenlaan 1117 Amsterdam Telefoon (0)20 444 4444 Fax (0)20 444 4645 redactie Projectgroep Jaarverslag vormgeving IMAGO Printing, Amsterdam fotografie AVC, VUmc Digidaan druk IMAGO Printing, Amsterdam mei 2005
Colofon
Colofon
211
212
VU medisch centrum jaarverslag 2005
vormgeving DPC/huisdrukkerij George van Hecke
jaarverslag 2005