Bronvermelding - december 2002
Bronvermelding
Bronvermelding is een nieuwsbrief van TNO Arbeid. De nieuwsbrief presenteert een selectie van het onderzoek van TNO Arbeid, relevant voor beleidsmakers en onderzoekers.
TNO Arbeid
Emoties op het werk onderbelicht Emotionele belasting en het moeten verbergen van emoties op het werk kunnen de kans op ontevredenheid en burn-out vergroten. Dit risico is beroepsafhankelijk: niet ieder beroep is immers even emotioneel belastend, en niet binnen elk beroep wordt van de medewerkers verwacht dat zij hun emoties op het werk verbergen. Met hulp van de TNO Arbeidssituatie Survey, een vragenlijstonderzoek onder 4300 werkenden, is in kaart gebracht welke beroepen emotioneel belastend zijn en in welke beroepen het verbergen van emoties nodig wordt geacht. Ook de rol van sociale steun is onderzocht als mogelijke oplossing voor dit probleem. Beroepen verschillen enorm in emotionele belasting. Uit het onderzoek van TNO Arbeid blijkt dat vooral medewerkers in de gezondheidszorg, onderwijs en kunstenaars hun werk emotioneel belastend vinden, terwijl bijvoorbeeld een schilder of loodgieter op het werk weinig emotionele belasting ervaart. Het moeten verbergen van emoties speelt vooral een rol in beroepsgroepen als politie, brandweer en bewaking.
Emotionele confrontaties Mogelijke oorzaken voor emotionele belasting in gezondheidszorg en onderwijs zijn vooral problematische of confronterende contacten met leerlingen, patiënten of ‘klanten’. Een verklaring voor de hoge emotionele belasting die kunstenaars ervaren is plankenkoorts en de zelfexpressie bij
het scheppen van een kunstwerk. Mensen van de politie, brandweer of bewaking moeten tijdens het werk hun emoties verbergen. In geval van nood zitten we immers niet te wachten op een onzekere bewaker of een huilende brandweerman. Als de emotionele belasting hoog is en emoties verborgen moeten worden, is de kans op burn-out en ontevredenheid groter. Overigens is hier geen sprake van een één-op-éénrelatie, andere werkkenmerken kunnen eveneens een rol spelen.
Hart luchten In het onderzoek van TNO Arbeid is ook onderzocht hoe deze effecten tegengegaan kunnen worden. Met name sociale steun van chef en collega’s helpt tegen de belasting die
Inhoud Emoties op het werk onderbelicht
pag. 1
Fitness op het werk: wel of niet gunstig voor het bedrijf? pag. 2 Hoezo 24-uurseconomie?
pag. 3
Werkdruk en stress zijn van invloed op RSI-klachten in de arm pag. 4 Reïntegratiebeleid effectiever dan gedacht pag. 5 Variatie op het werk is broodnodig
pag. 6
Voor u geselecteerd
pag. 8
wordt ervaren doordat mensen hun emoties op het werk moeten verbergen. Je hart luchten bij je baas of collega’s na een dag je mening en emoties ingeslikt te hebben, blijkt een wonderwel goed medicijn tegen werkontevredenheid en burn-out. Vooral de categorie veiligheidspersoneel heeft belang bij goede ondersteuning op het werk. Zij moeten hun emoties immers het meest verbergen. Een luisterend oor van chef of collega’s biedt volgens het onderzoek helaas geen oplossing voor mensen in de ge-
Bronvermelding - december 2002
Emotionele belasting
Moeten verbergen van emoties
schilders
-0.78
-0.26
loodgieters
-0.60
-0.32
metselaars
-0.72
-0.43
overige ambachtelijke en industriële beroepen
-0.51
-0.39
laders, lossers, inpakkers, grondwerk- en kraanmachinisten
-0.55
-0.41
politiepersoneel, brandweer, bewakers
0.32
0.69
geneeskundigen, tandar tsen, dierenar tsen
0.61
0.49
verpleegkundigen, ziekenver zorgenden
0.94
0.29
bejaardenver zorger, kinder ver zorger, gezinshulp, alphahulp
0.52
0.35
docenten basisonder wijs
0.91
0.06
docenten voor tgezet onder wijs
0.72
0.30
docenten hoger onder wijs
0.51
0.09
kunstenaars
0.85
-0.04
Beroepsklasse
Noot: Weergegeven is het gestandaardiseerde verschil met het totale gemiddelde.
Tabel: Emotionele belasting en het moeten verbergen van emoties voor beroepsklassen gegroepeerd naar sector die hoog of laag scoren op (één van) deze kenmerken
zondheidszorg, onderwijs en kunst. In deze sectoren is emotionele belasting een hardnekkig probleem: nader onderzoek naar andere manieren om de emotionele belasting van het werk
te verlichten zal hier uitkomst moeten bieden. In deze sectoren is meer aandacht voor emotionele belasting op het werk dan ook van groot belang.
Emotionele belasting en de noodzaak tot het verbergen van emoties op het werk Auteurs Jan Fekke Ybema en Peter Smulders in Gedrag en organisatie 15(2002), no. 3, p. 129-146.
Fitness op het werk: wel of niet gunstig voor het bedrijf? Actieve werknemers zijn gezonder dan niet-actieve werknemers en daarom zijn ze goedkoper voor het bedrijf. Steeds meer bedrijven hebben daarom een compleet ingerichte fitnessruimte of sportactiviteiten op de werkvloer. Vooral voor mensen met zittend werk zou dit het ziekteverzuim verlagen en het werkplezier verhogen. Maar is dat wel zo? TNO Arbeid heeft geprobeerd een antwoord te vinden op deze vraag. Regelmatig bewegen wordt geassocieerd met een verminderde kans op een groot aantal chronische ziekten. De reden om werknemers aan te spo-
2
ren meer te bewegen. Toch krijgen te weinig volwassenen voldoende beweging. De laatste jaren is ziekteverzuim een grote kostenpost geworden voor
bedrijven. Daarom zijn bedrijven op zoek naar effectieve methoden om dat verzuim terug te dringen. Bedrijfsfitness is hiervoor een aantrekkelijk instrument, als het tenminste helpt.
Nog geen harde conclusies mogelijk TNO Arbeid heeft onderzocht welke effecten bedrijven mogen verwachten van bedrijfsbewegingsprogramma’s. Zijn werknemers die meedoen aan
Bronvermelding - december 2002
bedrijfsfitness gezonder en productiever dan werknemers die niet meedoen? De uitkomst was dat er een ‘beperkt bewijs’ is dat fitnessprogramma’s op het werk een positieve invloed hebben op het ziekteverzuim. Harde conclusies over de effecten van bewegingsprogramma’s - op het plezier in het werk, stress op het werk, arbeidsproductiviteit en de uitstroom van werknemers - konden nog niet worden getrokken. Wel bleek dat deelname aan bedrijfsbewegingsprogramma’s de kans op aandoeningen van het bewegingsapparaat verkleint. Dit is belangrijk, omdat deze ziektecategorie ongeveer een derde van het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt. Het onderzoek van TNO Arbeid betrof een systematisch literatuuronderzoek naar de effectiviteit van lichamelijke inspanningsprogramma’s op de werkvloer. Daarnaast zijn conclusies getrokken die gebaseerd waren op acht studies, waaraan bijna 14.000 werknemers in de verzekeringsbranche, farmaceutische industrie, bankwezen, onderwijs, politie en gezondheidszorg mee deden. Omdat slechts een zeer beperkt aantal onderzoeken van goede kwaliteit was, blijven nog veel vragen onbeantwoord. Daarom adviseren de onderzoekers om gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken uit te voeren met een hoge methodologische kwaliteit.
Effectiveness of worksite physical activity programs with respect to work-related outcomes Auteurs Karin Proper, Bart Staal, Vincent Hildebrandt, Allard van der Beek en Willem van Mechelen in Scandinavian journal of work, environment and health, vol 28(2002), no. 2, p. 75-84.
3
‘Nine to five’ nog steeds de standaard
Hoezo 24-uurseconomie? Hoe staat het met de 24-uurseconomie in Nederland? Zijn we de afgelopen jaren meer gaan werken en op andere tijden? Het antwoord is nee. Werken gebeurt nog steeds vooral doordeweeks van 9 tot 5. De discussie over de 24-uurseconomie begon in 1996 met de introductie van de Winkeltijdenwet van minister Hans Wijers van Economische Zaken. Winkels mochten voortaan van maandag tot en met zaterdag van 6.00 tot 22.00 uur open zijn. Gemeenten konden bovendien jaarlijks maximaal twaalf zondagen aanwijzen als koopzondag. Een geweldige impuls voor de werkgelegenheid, vonden de voorstanders. Maar uiteindelijk hebben de tegenstanders van de 24-uurseconomie hun zin gekregen: de gezondheid en (zondags)rust zijn niet in gevaar gekomen. Niet lang na de invoering van de wet bleek al dat het niet zo’n vaart liep met de 24-uurseconomie. Veel winkeliers draaiden de verruimde openingstijden in de avonden en op zondag terug, het effect was te klein. Eind 2000 vroeg TNO Arbeid ruim 4000 werkenden naar hun werktijden. Uit deze TNO Arbeidssituatie survey 2000 blijkt dat we nog steeds het meest productief zijn tijdens de traditionele kantooruren. De meest populaire dagdelen zijn dinsdag- en donderdagmorgen: 86 procent van de werkenden werkt dan.
Doordeweeks zijn overdag de woensdagmiddag en de vrijdagmiddag het minst populair. Dan is de bezetting 79 en 76 procent. En hoe is de bezetting in de weekenden? Op zaterdagmorgen wordt er door 15 procent en op zaterdagmiddag door 11 procent gewerkt. Op zondag is de bezetting nog lager. Van een enigszins omvangrijke 24uurs economie is dus in Nederland nog lang geen sprake. Figuur 1 beschrijft het weekendwerk in de bedrijfstakken. Verpleeg- en bejaardentehuizen, de horeca en warenhuizen en supermarkten scoren het hoogst op weekendwerk. In verpleeghuizen bijvoorbeeld wordt gemiddeld op 1,06 van de vier weekenddelen gewerkt. Daarentegen zijn de overheid, de industrie, de financiële en zakelijke dienstverlening veel meer de sectoren waar vooral overdag en doordeweeks wordt gewerkt. Ook in deze ‘motoren van de economie’ heeft de 24-uurs economie dus nog lang niet toegeslagen. De 24-uurs economie de maat genomen Auteur Peter Smulders in Index, CBS, no. 7, augustus 2002.
Figuur: Aantal ochtenden of middagen betaald werk in het weekend verpleeg-/bejaardentehuizen warenhuis & supermarkt landbouw & visserij horeca voeding-/genotmiddelen industrie bouwnijverheid ziekenhuizen post & telecommunicatie wegvervoer bankwezen metaalindustrie overheid hoger onderwijs ict& computerservice voortgezet onderwijs basis onderwijs chemie
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
Bronvermelding - december 2002
Werkdruk en stress zijn van invloed op RSI-klachten in de arm Een hoge werkdruk en stress kunnen op langere termijn een negatief effect hebben op de gezondheid. Zo wordt verondersteld dat deze factoren onder andere leiden tot RSI. De relatie tussen stress en klachten aan het bewegingsapparaat is al vaker aangetoond, dus tot zover niets nieuws onder de zon. De meeste onderzoeken naar de relatie tussen stress en bewegingsapparaatklachten zijn echter vooral gericht op nek- en rugklachten. De effecten van stress op pols/hand, onderarm/elleboog en schouder, oftewel RSI, zijn veel minder onderzocht. Dit is onterecht. Dit blijkt uit een vergelijkend literatuuronderzoek van TNO Arbeid, waarin juist de relatie tussen stress en RSI-klachten aan de pols, elleboog en schouder alle aandacht heeft gekregen. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat in meer dan 85% van de studies die deze relatie hebben onderzocht, stress op het werk wordt geassocieerd met RSI-klachten in de arm. Hoewel er weinig onderzoeken zijn gedaan naar een mogelijke relatie tussen niet-werkgebonden stress en RSI, blijkt bovendien dat in 75% van deze onderzoeken factoren als veel zorgen en spanningen gerelateerd worden aan RSI in de pols, elleboog en schouder. Naast de relatie tussen ervaren stress en RSI werd in het grootste deel van de onderzoeken
Kritische literatuuranalyse Het doel van de TNO-literatuurstudie was om een kritische analyse te geven van de bestaande wetenschappelijke literatuur over de rol die organisatorische factoren van het werk, zoals een hoge werkdruk, en psychologische factoren spelen, in de ontwikkeling en verslechtering van RSI-klachten in de arm. Voor dit onderzoek werden 200 artikelen bekeken. Daarvan werden er uiteindelijk 28, op grond van vooraf opgestelde kwaliteitscriteria, betrokken in het onderzoek. De bekeken onderzoeken waren vooral gericht op werkdruk, de manier
Symptomen aan schouder, arm of nek
Lichamelijke belasting
Psychosociale belasting
ook aangetoond dat er een relatie is tussen hoge werkdruk en RSI.
Chronische symptomen aan spieren of gewrichten
Reacties op stress
Figuur: Dit model geeft de mogelijke interactie weer tussen de verschillende psychosociale, individuele en lichamelijke risicofactoren en de ontwikkeling van aandoeningen aan spieren of gewrichten naar meer chronische klachten. Persoonlijke factoren als persoonlijkheid en het kunnen omgaan met klachten kunnen dit proces beïnvloeden.
4
waarop de werknemer controle heeft over zijn of haar werkindeling, relaties met collega’s en baas en de aard van het werk. Andere werk- en organisatieaspecten, zoals managementstijl, bedrijfsbeleid, reorganisaties en team werden slechts zeer incidenteel bestudeerd.
Relatie aannemelijk RSI is een containerbegrip voor chronische klachten aan de schouders, bovenarm en pols. Veel werknemers hebben last van dit soort klachten. Uit de literatuurstudie van TNO Arbeid blijkt dat in veel onderzoeken werkdruk en stress op de werkplek als mede veroorzakers van RSI worden genoemd. Deze relatie is op verschillende manieren aannemelijk. Zo kunnen werkdruk en stress van directe invloed zijn op de snelheid waarmee de arm of hand wordt bewogen, op de toegepaste kracht van de spieren of op de houding die een werknemer aanneemt tijdens het werken. Stressreacties kunnen er ook voor zorgen dat acute pijn in spieren of gewrichten verandert in chronische pijn. Ook een gebrek aan controle over het werk en een gebrek aan sociale ondersteuning op het werk kunnen tot stress leiden. Verder kan werkstress het vermogen om te ontspannen verminderen. Een hoge mentale druk op het werk kan de spierspanning verhogen en de zeer korte pauzes die er altijd zijn tussen de verschillende spieractiviteiten, verlagen. Zelfs als er sprake is van een lage spierbelasting, zorgt dit voor een constante spanning van de spieren, met als gevolg spiervermoeidheid. Dit effect wordt nog versterkt doordat bij lage spierbelasting, bijvoorbeeld bij beeldschermwerk, altijd eerst bepaalde spiervezels worden
Bronvermelding - december 2002
aangespannen. Dezelfde spiervezels worden geactiveerd door stress. Dat kan ertoe leiden dat bij een korte pauze waarin de armen geen spierkracht leveren door de ervaren stress bepaalde spiervezels toch blijven aangespannen. Dit mechanisme wordt het ‘assepoestersyndroom’ genoemd. Assepoester was immers evenals deze
spiervezels als eerste op, als laatste naar bed en zonder pauzes aan het werk. Bovendien kan een hoge mentale druk van negatieve invloed zijn op het immuunsysteem. Een reactie van het centrale zenuwsysteem op werkstress kan zijn dat het lichaam gevoeliger wordt voor pijn.
Are psychosocial factors, risk factors for symptoms and signs of the shoulder, elbow, or hand/wrist? : a review of the epidemiological literature Auteurs Paulien Bongers, Anja Kremer, Jolanda ter Laak in American journal of industrial medicine 41(2002), no. 5, p. 315-342.
Reïntegratiebeleid effectiever dan gedacht De afgelopen jaren is flink geïnvesteerd in sollicitatietrainingen, bemiddeling en scholing van WAO’ers. Met de groeiende inzet van reïntegratieactiviteiten wordt ook de vraag naar de effectiviteitstudies steeds groter. Deze laten tot dusver echter een weinig rooskleurig beeld zien. Maar zijn deze onderzoeken wel betrouwbaar? Het huidige reïntegratiebeleid in Nederland heeft tot doel mensen die buiten de arbeidsmarkt zijn komen te staan en een uitkering hebben, te stimuleren een baan te vinden. In trainingen en scholings- en bemiddelingstrajecten van de reïntegratiemarkt gaan vele honderden miljoenen euro’s om. Door de enorme groei van het reïntegratieaanbod wordt de roep om aantoonbare effecten steeds harder. Komen WAO’ers daadwerkelijk aan het werk dankzij reïntegratie-instrumenten? Er zijn verschillende evaluatiestudies gedaan naar de effectiviteit van het reïntegratiebeleid. De meeste studies laten uiteenlopende resultaten zien of zijn gebaseerd op onvoldoende betrouwbare onderzoeksmethoden. Dat is een van de conclusies van de interdepartementale werkgroep ‘Toekomst van het arbeidsmarktbeleid’. De Algemene Rekenkamer kwam tot een soortgelijke slotsom. Enerzijds valt het aantal geplaatste arbeidsgehandicapten tegen, ander-
5
zijds hebben geplaatste WAO’ers een grote kans op een blijvende plek op de arbeidsmarkt. Reden genoeg voor de werkgroep en de Rekenkamer om bij het kabinet aan te dringen op een eenduidiger onderzoeksmethodiek. De primaire vraag is: hoeveel arbeidsgehandicapten komen dankzij de inzet van reïntegratie-instrumenten weer aan het werk? Om dit effect ondubbelzinnig in kaart te brengen is een zuivere meting van prestaties van cruciaal belang. Onderzoekers van de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en TNO Arbeid namen een aantal onderzoeken naar de effectiviteit van reïntegratie-instrumenten kritisch onder de loep.
Zuivere meting De onderzoekers stuitten in de onderzoeksmethoden op een aantal onvolkomenheden die de effecten van reïntegratie-instrumenten vertroebelen en negatiever voorspiegelen dan in werkelijkheid.
1. Wat is succesvol? Eerdere onderzoeken spreken van effectief beleid wanneer een bepaald percentage personen na een reïntegratietraject succesvol op de arbeidsmarkt is geplaatst. Succes wordt echter niet alleen bepaald door een training of scholing, maar ook door bijvoorbeeld werkervaring, leeftijd en motivatie. 2. Informatie moet langdurig beschikbaar zijn. Je kunt pas iets zinnigs over effectiviteit zeggen, als er gedurende de hele scholings- of bemiddelingsperiode gegevens over de deelnemers beschikbaar zijn. In veel onderzoeken is dat niet het geval. 3. Invloed van selectie. In eerdere onderzoeken zijn effecten van reïntegratie-instrumenten vaak vertekend, omdat er onvoldoende rekening mee is gehouden dat deze instrumenten selectief zijn toegekend (op basis van kenmerken die de kans op een baan bepalen) of nog niet zijn afgerond. De onderzoekers ontwikkelden een analysemodel, waaruit ze deze onvolkomenheden filterden. In hun model verdisconteerden ze de kans die iemand heeft op een baan en op een reïntegratie-instrument. Voor hun analyse gebruikten ze de administra-
Bronvermelding - december 2002
Reïntegratie-instrument
Baankans
Netto-effect 1
Geen bemiddeling
26%
Basisbemiddeling
64%
38%
Vraaggestuurde bemiddeling
54%
29%
Aanbodgestuurde bemiddeling
59%
34%
Sollicitatietraining
44%
19%
Scholing
47%
22%
Praktijker varing
70%
44%
Basisbemiddeling en sollicitatietraining
79%
53%
1
Het netto-ef fect is het verschil tussen de baankans met en zonder instrumenten
Tabel: Baankansen binnen een jaar en netto-effect van reïntegratie-instrumenten
tieve gegevens van arbeidsgehandicapten in de periode januari 1997 juni 2000, aangeleverd door reïntegratiebedrijf Kliq. Ook maakten ze expliciet onderscheid in perioden waarin wel of (nog) geen training of bemiddeling werd ontvangen. Hun onderzoek toont daardoor een zuivere relatie tussen de verhoging van het percentage geplaatste WAO’ers door bijvoorbeeld scholing of bemiddeling.
Ander plaatje Het werk van de onderzoekers laat een heel ander plaatje zien dan eerdere studies: de meeste reïntegratieinstrumenten verdubbelen de kans
voor een arbeidsgehandicapte om binnen een jaar een baan te vinden (zie tabel 1). Iemand die basisbemiddeling krijgt, ziet zijn kans om weer aan de slag te komen bijvoorbeeld met 38% stijgen: van 26% zonder instrumenten naar 64% met. Deze baankansen zijn overigens gebaseerd op het best bemiddelbare type arbeidsgehandicapte (Nederlandse man uit Amsterdam, 37 jaar, lbo/mavo, tien jaar werkervaring). De crux van het verschil zit hem in het zogenoemde netto-effect: het waargenomen effect gecorrigeerd met onder meer factoren die de kans op werkhervatting vergroten.
Variatie op het werk is broodnodig Werkgevers van Nederland: wilt u de betrokkenheid van uw personeel vergroten en de kans op uitputting verkleinen? Zorg voor flexibele functies, maak de werklast niet te hoog en geef veel feedback. Het valt voor werkgevers ook niet mee om mee te deinen met het economisch tij. Wisten ze eerst niet waar ze het personeel vandaan moesten halen, nu is het weer zaak om de boel
6
op te vangen met tijdelijke krachten. Om hier vanaf te zijn kiezen bedrijven ervoor de capaciteit in huis flexibel te maken. Fluctuaties in de vraag naar arbeid worden opgevangen door
Reïntegratie-instrumenten zijn effectief Auteurs Arjan Heyma en Edwin de Vos in Economisch statistische berichten 87(2002), no. 4346, p. 116-118.
Daadwerkelijk effectief, Prestatiemeting van reïntegratie en activering Onder redactie van Edwin de Vos, ISBN 90-6743-925-8, is een uitgave van TNO en kost EUR 19, exclusief btw. Het rapport is te bestellen bij TNO Arbeid, fax 023 554 93 94 of
[email protected].
het personeel onder meer brede functies te geven en taken en functies onderling te rouleren. Twee vliegen in één klap: er komt rust in de werving en selectie van bedrijven en de werknemers zijn verzekerd van een baan die uitdagend blijft, de betrokkenheid vergroot en de kans op uitputting verkleint.
Wondermiddel? In de literatuur is al veel bekend over de positieve effecten van flexibele functies. Het werk wordt interessanter en minder saai. Er valt meer te leren,
Bronvermelding - december 2002
wat aansluit bij de menselijke behoefte om te groeien en medewerkers worden uitgedaagd om hoge prestaties te leveren. De verwachting dat flexibel werk de betrokkenheid van werknemers vergroot lijkt dan ook op zijn plaats. Is deze ‘functionele flexibiliteit’ inderdaad een wondermiddel of zijn er ook bezwaren? Hoe zit het met de invloed op het risico van uitputting? Kan iedere werknemer zo’n flexibele baan wel aan en is bijvoorbeeld een metselaar of elektromonteur er net zo blij mee als een secretaresse of beleidsmedewerker? TNO Arbeid onderzocht of functionele flexibiliteit werkt: verhoogt deze de betrokkenheid van medewerkers zonder dat ze het risico lopen uitgeput te raken? De onderzoekers hielden twee steekproeven, de eerste onder 679 ‘blauweboordenmedewerkers’ en de tweede onder 482 ‘witteboordenmedewerkers’. Ook bekeken ze de relatie tussen betrokkenheid en uitputting en factoren op het werk als participatie, sociale steun en zelfstandig taken uitoefenen.
Blauweboordenberoepen in industriële organisaties Metselaars, timmerlieden en andere bouwvakkers
21
Loodgieters, lassers e.d.
38
Kleermakers, kostuumnaaisters, confectiemedewerker e.d. Elektromonteurs
De resultaten van het onderzoek laten twee dingen zien: functionele flexibiliteit vergroot de betrokkenheid en brengt geen risico van uitputting met zich mee. Dat geldt zowel voor de witte- als de blauweboordenberoepen. Maar het is te kort door de bocht om te stellen dat flexibel werk overal en voor iedereen succesvol is. In het onderzoek is functionele flexibiliteit vooral ingevuld als afwisselend en creatief werk, wat waarschijnlijk positiever uitpakt dan functie- en taakroulatie. Er is niet gekeken of medewerkers in staat zijn mee te draaien in zo’n flexibel model. Van een medewerker die niet kan of wil variëren in zijn werk, terwijl dat wel van hem wordt gevraagd, kun je niet verwachten dat zijn betrokkenheid toeneemt. Als hij toch moet, zou hij uitgeput kunnen raken.
7
1 34
Machinebankbewerker-monteurs, machinale metaalbewerkers e.d. Toezichthoudend productiepersoneel
261 88
Subtotaal
679
Witteboordenberoepen in dienstverlenende organisaties
N
Secretaressen, typisten, ponstypisten e.d.
85
Boekhouders, kassiers e.d.
68
Overige administratieve beroepen
181
Winkelbedienden en andere verkopers
1
Ver tegenwoordigers, handelsagenten
5
Overige commerciële beroepen
78
Wetenschappelijke (vak)specialisten e.d.
46
Beleidsmedewerkers
18
Subtotaal
Blauw/wit
N
482
Totaal
1161
Tabel: Samenstelling van de blauwe- en witteboordenberoepen
Werkt functionele flexibiliteit net zo goed bij blauwe- als bij witteboordenberoepen? Bij beide beroepstypen werkt het, de betrokkenheid neemt toe. Toch zijn er ook verschillen tussen blauw en wit. Medewerkers in blauweboordenberoepen voelen zich meer betrokken naarmate ze zelfstandiger hun taken uit kunnen oefenen en ze kunnen participeren in wat zich op de werkvloer afspeelt. Personeel in witteboordenberoepen is meer betrokken als het veel sociale steun krijgt van collega’s of de leidinggevende. Voor beide beroepsgroepen geldt dat ze meer betrokken zijn bij hun werk als ze regelmatig feedback krijgen.
En hoe zit het met uitputting op het werk? Er is geen relatie aangetoond tussen functionele flexibiliteit en uitputting. Wel laat het onderzoek zien dat vooral weinig werklast en veel feedback de kans op uitputting verkleinen.
Effecten van functionele flexibiliteit op betrokkenheid en uitputting in blauwe- en witteboordenberoepen Auteurs Aukje Nauta, Anneke Goudswaard en Karolus Kraan in Gedrag en organisatie 15(2002), no. 2, p. 79-93.
Bronvermelding - december 2002
Voor u geselecteerd TNO Arbeid is een dienstverlenende organisatie voor bedrijfsleven en overheid die kennis ontwikkelt en toepast
Andriessen, S., Verboon, F.C. Hebben arbeidspools de toekomst? Over de meerwaarde van arbeidspools voor het MKB TNO-rapport 2510000, 2002, 59 p.
Houtman, I.L.D., Gründemann, R.W.M. Arbeidsomstandigheden in bedrijven moeten beter In: Gids voor personeelsmanagement 81(2002), no. 6, p. 30-33.
inzake complexe arbeidsvraagstukken. Met als uitgangspunt een optimale inzet van mensen, houden we ons bezig met innovatie van arbeid, organisatie en technologie, bevordering van arbeidspar ticipatie en versterking van arbeidsomstandighedenbeleid. Samen met haar
Croon, E.M. de, Blonk, R.W.B., Zwart, B.C.H. de, Frings-Dresen, M.H.W., Broersen, J.P.J. Job stress, fatigue, and job dissatisfaction in Dutch lorry drivers: towards an occupation specific model of job demands and control In: Occupational an environmental medicine 59(2002), no. 6, p. 356-361.
Gerven, J. van. Samenwerking vóór en ná Suwi In: Maandblad reïntegratie 2(2002), no. 3, p. 35-37.
Klein Hesselink, J., Klink, J. van der, Vaas, F. Werkdruk: combineer maatregelen op verschillende niveaus: onderzoek ten behoeve van arboconvenanten In: Arbeidsomstandigheden 78(2002), no. 4, p. 38-41.
klanten ver taalt TNO Arbeid nieuwe kennis in praktische toepassingen. Coördinator Peter Smulders Eindredactie Inge Beckers
Looze, M. de, Heuvel, S. van den, Hildebrandt, V. Helpt ‘pauzesoftware’ tegen RSI? : tijdige werkonderbreking slechts een onderdeel van integrale aanpak In: Arbeidsomstandigheden 78(2002), no. 9, p. 41-45.
Teksten Taalcentrum-VU, Amsterdam Vormgeving en opmaak Option One, Amsterdam Drukwerk PlantijnCasparie, Heerhugowaard
Groeneveld, M., Frielink, S., Rooijen, E. van. Taakbesteding en taakbelasting op brede scholen TNO Arbeid-B&A Groep, 2002, 13 p.
Heemskerk, F.P.M., Veldhuisen, A. van. Verzuim als veranderkundig vraagstuk: over de adviseur als onderzoeker In: Tijdschrift voor Management en Organisatie 56(2002), no. 2, p. 52-64.
Mossink, J.C.M. Understandig and performing economic assessments at the company level Protecting Workers’ Health Series 2, WHO, 2002, 38 p.
Uitgave TNO Arbeid Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp T 023 554 93 93 F 023 554 93 94
Vos, E.L. de, Smitskam, C. Poortwachter en reïntegratieinstrumenten voor arbeidsgehandicapten in 2002 TNO-rapport 25008/3, 2002, 209 p.
[email protected] ISSN 1570-7431 Copyright Gehele of gedeeltelijke overname van teksten uit deze nieuwsbrief van TNO Arbeid is mogelijk onder bronvermelding. De redactie stelt toezending van de gepubliceerde ar tikelen op prijs. Kijk voor uitgebreide informatie op onze website www.arbeid.tno.nl in de rubriek Publicaties.
8