4-2-2015
Overzicht… Persoonlijke bescherming cursus brandweerman 2015
Lt. Patrick Verschueren 24 januari 2015
• • • • • • • •
Hfdst.1 – Wettelijk kader gebruik PBM; Hfdst. 2 – Soorten PBM en interventiekledij; Hfdst. 3 - Adembescherming; Hfdst. 4 – Bescherming chemische gevaren; Hfdst. 5 – Bescherming radioactiviteit; Hfdst. 6 – Verdelgen van wespennesten; Hfdst. 7 - Valbeveiliging; Hfdst. 8 - Hittegewenning.
1
2
Bewustzijn van de risico’s Hoofdstuk 1 Wettelijk kader voor het gebruik PBM
3
• Dagelijks geconfronteerd met uiteenlopende risico’s; • Moderne technologie en materialen maken dat brandweermannen moeten handelen in erg bedreigende omstandigheden; • Gebruik van zeer gespecialiseerde beschermingsmiddelen; • Mogelijke blootstelling aan NBC; • Psychologisch erg belastend.
4
1
4-2-2015
Eigen veiligheid eerst
• Bewustzijn van het bestaan van risico’s; • Een gewonde hulpverlener betekent een hulpverlener minder en een slachtoffer meer; • Niet respecteren van de veiligheidsvoorschriften en niet vooraf nemen van veiligheidsmaatregelen slachtoffers onder de brandweerlieden; • Collectieve maatregelen gaan voor op individuele maatregelen; • PBM spelen hierin een belangrijke rol. 5
Hoofdstuk 2 Soorten PBM en interventiekledij
6
Categorieën PBM:
Categorieën PBM:
• Categorie I (PBM eenvoudig ontwerp) – Tuinhandschoenen; – Poetshandschoenen; – Werkhandschoenen of schorten – Seizoenskledij, schoenen, hoofddeksel, enz…
• Categorie III (PBM van complex ontwerp) – Filtermaskers (vaste en vloeibare aërosollen en gassen); – Adembeschermingstoestellen; – Gaspakken (chemische factoren of ioniserende stralingen); – Hittereflecterende kledij (temperaturen > 100°C); – Isolerende kledij (lage temperaturen); – Harnassen (beveiliging tegen vallen); – Isolatiestok (electriciteitsrisico’s).
• Categorie II (PBM tegen matig ernstige risico’s) – Veiligheidshelmen; – Veiligheidsschoenen; – Gehoorbescherming; – Enz…
7
8
2
4-2-2015
Brandweerhandschoenen
Soorten PBM: Oog- en gelaatsbescherming (kunnen thuishoren in alle categorieën): Mechanische; Chemische; Fysische risico’s.
• Moeten voldoen aan: – Norm EN420 (alg. norm beschermingshandschoenen); – Norm EN659 (norm voor brandweerhandschoenen).
• Polsen van de brandweerman moeten goed beschermd zijn (brandweerhandschoenen min. 40 mm langer dan andere beschermingshandschoenen);
Gehoorbescherming (behoren tot categorie II) Oorkappen.
Handbescherming (behoren tot categorie II of III) Tegen mechanische gevaren; Tegen hitte en vuur; Voor brandweerlieden.
9
10
Voetbescherming
Anti-valbescherming
• Behoort tot categorie III van de PBM; • Moeten voldoen aan:
• Behoort tot categorie III van de PBM; • Moet gebruikt worden wanneer er een val van meer dan 2 meter mogelijk is en geen collectieve beveiligingsmaatregelen mogelijk zijn; • We onderscheiden:
– Europese normen EN ISO 20345, 20346 en 20347
• Heeft extra bescherming zoals: – – – –
Teenkap (verplicht); Stalen binnenzool (verplicht); Enkel- en wreefbescherming; Bescherming achillespees.
– – – – 11
Gordels (heupgordels en harnasgordels); De vanglijnen; Schokdempers; Anti-valtoestellen. 12
3
4-2-2015
Hoofdbescherming
Onderdelen van de interventiekledij
• • • • • •
Een diensttenue; De interventiekledij; Een helm; Brandweerlaarzen; Brandweerhandschoenen; Een hoofdkap in onbrandbaar weefsel;
13
14
Onderdelen van de interventiekledij
Interventievest en interventiebroek
Uitbreiding met:
• Moeten voldoende overlappen bescherming tegen verbranding; • De confectie moet aangepast zijn voldoende bewegen; • Tijdens interventie steeds beiden dragen; • Interventievest bescherming tegen hitte en grote stralingswarmte (brandvrije weefsels); • De voering mag nooit verwijderd worden; • Interventiebroek bescherming onderste ledematen en luchtlaag tussen onderkledij en interventiebroek. 16
• • • • •
Veiligheidsgordel met veiligheidstouw; Een kapbijl; Een vonkvrije lamp; Een reddingstouw; Speciale handschoenen.
15
4
4-2-2015
Blootstellingstemperaturen
Speciale uitrustingen voor interventies • • • • • • •
Belangrijkste functie van de interventiekledij is het beschermen van de brandweermannen:
In gewone omstandigheden: 60 – 200°C 10 tot 20 minuten; In gevaarlijke omstandigheden: tot 600°C enkele minuten; In extreme omstandigheden: tot 1000°C enkele seconden.
Signalisatiekledij; Hittereflecterende kledij; Gas –en chemiepak; Wespenverdelging; Duikpak; Bescherming tegen kettingzagen; Drijfpakken en reddingsvesten
17
18
De ademhaling
Hoofdstuk 3 Adembescherming
Het belang: Ongestoorde ademhaling met juiste samenstelling van de lucht (ook bij brandbestrijding); Mens kan ongeveer 3 weken zonder eten; Mens kan ongeveer 3 dagen zonder drinken; Mens kan slechts 3 minuten zonder zuurstof.
19
20
5
4-2-2015
De ademhaling
De ademhaling
Het principe van de stofwisseling:
De luchtwegen:
De zuurstof wordt ingeademd; Via longblaasjes opgenomen in het bloed; Zuurstof nodig om voedsel langzaam maar volledig te verbranden stofwisseling; Warmte en energie komen vrij: Warmte voor het lichaam op temperatuur te houden; Energie voor het functioneren van de organen en de spieren;
Kooldioxide en water worden afgevoerd.
21
De ademhaling:
22
De ademhaling en rook
Samenstelling van de lucht:
• Mens is enorm gevoelig aan: Ingeademde lucht
Stikstof (N2) Zuurstof (O2)
78% 21%
Andere
1%
– koolmonoxide (CO) (het belangrijkste verbrandingsgas); – Cyanides (toxisch effect op de cellen zeer gevaarlijk); – Roet in de luchtwegen; – Verbrandingsproducten; – Brandwonden.
Uitgeademde lucht
Stikstof (N2) Zuurstof (O2) Kooldioxide (CO2) + waterdamp Andere
78% 17% 4% 1%
• Slachtoffers kunnen als gevolg hiervan nog maanden na de brand overlijden. 23
24
6
4-2-2015
De gevaren van rook
De ademhaling en rook • Samenstelling van rook: 1. Vaste deeltjes (roet) ontstaan door onvolledige verbranding; 2. Vloeibare deeltjes (druppels) ontstaan door condensatie van afgekoelde gassen; 3. Andere gassen kunnen zeer toxisch zijn. Vaste en vloeibare deeltjes maken dat rook ondoorzichtig is. Rook betekent op velerlei manieren een gevaar voor de 25 brandweerman
Ademgiffen
Rook is warm en ondoorzichtig; Rook is mobiel; Ontstekingsgevaar (FO en BD); Toxisch of verstikkend; Stofdeeltjes.
26
Ademgiffen
Met een verstikkende werking; Met een prikkelende of bijtende werking; Inwerken via het bloed op het zenuwstelsel.
Ademgiffen met verstikkende werking (niet toxisch -> verdringen de O2)
27
methaan; Butaan; Propaan; Kooldioxide; Stikstof. 28
7
4-2-2015
Ademgiffen
Ademgiffen
Ademgiffen met prikkelende en bijtende werking (stofwisseling kan niet plaatsvinden)
Ademgiffen die via het bloed op het zenuwstelsel inwerken
Chloor; Zoutzuur; Zwavelzuur; Salpeterzuur; Ammoniak.
Koolmonoxide; Benzine; Koolstofdisulfide; Benzeen; hydrazine.
29
Koolmonoxide onder de loep
Koolmonoxide onder de loep
Neemt als gas een bijzondere plaats in onder de ademgiffen; Bij elke brand aanwezig (onvolledige verbranding); Niet waarneembaar met de zintuigen; Is brandbaar en explosief; Kan echter ook ontstaan buiten het scenario van een brand (defecte of slecht afgestelde verwarmingstoestellen) Waar vuur is, is koolmonoxide!!!!!!
30
31
De werking: O2
is beperkt oplosbaar in vloeistof en gaat een zwakke verbinding aan met de hemoglobine in het bloed; Nieuwe samenstelling: Oxyhemoglobine
CO bindt zich veel makkelijker met de hemoglobine in het bloed (300 x sterkere binding); Bij inademing van CO ontstaat: Carboxyhemoglobine
32
8
4-2-2015
Koolmonoxide onder de loep
Cyanide onder de loep
De verschijnselen:
• Tot op heden een miskend gif; • Komt vrij bij verbranding van linnen, zijde, koper en synthetische materialen; • Verhinderen O2 toevoer via het bloed; • Is een erg agressief en snelwerkend gif.
Hoofdpijn en suf; Verlamming van de spieren; Coma; Dood.
33
Cyanide onder de loep
34
Cyanide onder de loep Graad van vergiftiging =
Concentratie 100 à 150 ppm binnen 30 min. de dood tot gevolg.
(t . c)
De mate van vergiftiging hangt af van de giftigheid van de stof en de duur van inademen. 35
1 m³ = 1.000.000 cm³ dus 1 ppm = 1 cm³ / m³ 36 1 kg = 1.000.000 mg dus 1 ppm / kg
9
4-2-2015
Lichte adembescherming
Adembescherming algemeen • Behoren tot de belangrijkste PBM ’s; – Hoofdrol weggelegd voor ademtoestellen met open kringloop; – Deel 1: toelichting onderscheid tussen lichte en zware adembescherming en summier overzicht van de lichte adembescherming.
• Maken gebruik van de bestaande omgevingslucht; • Zijn er op gericht eventuele schadelijke stoffen in de lucht te filteren; • We onderscheiden: stofmaskers, gas/dampfilters of combinatiefilters.
37
Zware adembescherming
38
Lichte adembescherming
• Is onafhankelijk van de omgevingslucht; • De drager onttrekt zijn zuurstof elders via kappen of maskers; • Zijn via slangen aangesloten op een persluchtnet of een ademluchttoestel.
39
Collectieve bescherming primeert op PBM De BGW waarde: • Max. aanvaarde concentratie van een stof, gas, damp of nevel in de lucht; • Max concentratie die de gezondheid van de werknemer niet nadelig beïnvloedt 8 uur/dag volledige loopbaan; • Andere benamingen: MAC, VLE, enz…
40
10
4-2-2015
Lichte adembescherming enkele begrippen
Soorten maskers Stofmaskers
De nominale protectiefactor (NPF): • Is de minimale bescherming die een adembescherming moet bieden; • Gemeten in labo omstandigheden; • Testpersoon die glad geschoren is.
Belangrijke elementen: • Het uitademventiel; • Zorgt voor: – Lagere uitademweerstand; – Betere vochthuishouding; – Minder CO2 in het masker.
De toegepaste protectiefactor (TPF): • Voorkeur voor deze toe te passen; • Drukt de verhouding uit tussen de concentratie van de verontreiniging in de omgevingslucht en deze in de ingeademde lucht; • TPF bijna altijd kleiner dan de NPF
Stofmaskers worden aangeduid met de codering FFP (Filtering Facepiece Particles) 41
Soorten maskers
42
Gasfilters
Kenletter
Halfgelaatsmaskers
Kleur
Omschrijving
Bruin
Organische gassen en dampen, oplosmiddelen met kookpunt > 65°C
B
Grijs
Anorganische gassen en dampen
E
Geel
Zwaveldioxide en waterstofchloride
K
Groen
Ammoniak en organische ammoniakderivaten
Bruin
Organische gassen en dampen met kookpunt < 65°C
A
AX Hg-P3
Volgelaatsmaskers
CO NO-P3
43
Reactor P3
Rood
Wit
Zwart Blauw
Kwikdamp Koolmonoxide
Wit
Oranje
Nitreuze gassen en dampen Radioactieve iodines
44
11
4-2-2015
Voorwaarden voor gebruik Adembescherming: Perslucht
• O2 in de omgevingslucht > 19% • Concentratie gas/damp klasse 1 < 1% klasse 2 < 5% • Grenswaarde > 10 ppm; • Geen besloten ruimte; • Geen anomale substanties (onvoldoende neutralisatie mogelijk door de actieve kool in de gasfilters); • Geen onbekende substanties of mengsels.
Onafhankelijke ademhalingstoestellen: • Te gebruiken wanneer filtermaskers niet inzetbaar zijn; • Geen gebruik van verontreinigde omgevingslucht; • Twee types: – Gesloten circuit; – Open circuit.
45
Eisen gesteld aan een persluchttoestel
46
Onderdelen van een ademluchttoestel
• Moet een alarminrichting hebben; • Moet voorzien zijn van een manometer; • Gewicht (met volle fles en masker) max. 18 kg; • Bij gebruik overdrukgelaatstuk:
• • • • • • •
• Bij een debiet van 300l/min moet er nog overdruk zijn; • Bij uitademing max. 10 mbar overdruk; • Statische overdruk moet ten minste 3 mbar bedragen (in praktijk is een overdruk van 3,5 mbar optimaal.
Draagstel bestaande uit draagframe met draagriemen; Drukhouder gevuld met ademlucht, met afsluiter; Drukregelaar met overdrukventiel (HD MD); Soepele middendrukslang met snelkoppelingen; Hoge druk slang met manometer en alarminrichting; De longautomaat; Het gelaatstuk.
• Afsluiter moet zodanig geplaatst zijn dat de drager het toestel zelfstandig kan bedienen. 47
48
12
4-2-2015
Draagstel en draagriemen • • • • • • •
De drukhouder
Het draagstel dient om drukhouder en drukregelaar mee te kunnen nemen; De drukhouder is met verstelbare klemband vastgezet; De drukregelaar is scharnierend gemonteerd om het aansluiten te vergemakkelijken; Het draagstel is voorzien van draagriemen (schouderbanden en heupgordel); De draagriemen zorgen er voor dat het toestel goed op zijn plaats blijft zitten; De rugplaat is vervaardigd uit antistatisch en niet geleidend composietmateriaal; Het draagstel is aan de taille verstelbaar (kort, normaal en lang).
• Norm EN11623; • Stalen drukhouders; • Composiet drukhouders.
49
50
Inhoud van de drukhouders De drukhouders (herkenbaarheid) Stalen drukhouders: – Waterinhoud 5 of 6 liter
• Sinds juli 2006 moet de schouder van de drukhouder
• Composiet drukhouders:
wit zijn met een zwarte band en de letter De letter N is niet meer verplicht
– Waterinhoud 6,8 liter
51
N.
52
13
4-2-2015
De drukhouders (eisen en keuring)
De drukhouders (de afsluitkraan)
• Bij keuring van de drukhouders zijn er twee belangrijke aandachtspunten: Vuldruk (max. druk waarbij de houder mag gevuld worden); Proefdruk (druk waarbij de houder beproefd wordt bij de (her)keuring.
Proefdruk = 1,5 x de vuldruk Stalen drukhouders:
- vuldruk 200 bar en 300 bar; - iedere 5 jaar herkeuring; - non limited life.
Composiet drukhouders: - limited life (15 of 20 jaar); - iedere 3 of 5 jaar herkeuring.
53
De drukhouders (afsluitdop)
• Deze is (kan) extra voorzien (zijn) van: Een rubberen stootdop; een slipinrichting die in werking treedt als men de afsluiter te strak wordt dichtgedraaid; Een goede greepvorm; Een speciale anti-dichtdraaivoorziening.
• Om twee redenen moet men de afsluiter volledig openen: Anderen kunnen weten dat de drukhouder open staat; Voorkomt dat de onderspindel gaat vastzitten door 54 bevriezing.
Pneumatische onderdelen
• De afsluitdop voorkomt: – Dat de aansluiting vuil wordt; – Beschadiging; – Rondvliegen bij ongewild openen van de afsluiter.
• • • • •
• Zorg ervoor dat:
De drukregelaar met overdrukventiel; De manometer; Het waarschuwingssignaal; De longenautomaat; De aansluiting voor het hulpmasker.
– Geen o-ring in de afsluitdop is aangebracht; – of gebruik plastic afsluitdopjes. 55
56
14
4-2-2015
Het gelaatstuk
Het gelaatstuk. Lekken voorkomen!
• Het gelaatstuk met spin; • Het gelaatstuk met beugels; • • • •
Een goed passend gelaatstuk; Het gezicht vrijhouden van baardgroei; Een vrij kort geknipt kapsel; Overdruk in het masker.
57
Transport, opslag en onderhoud
58
Transport van de fles
• • • •
Stockage in een donkere ruimte en stofvrij; Gelaatstuk opbergen in plastic zak; Flessen goed afsluiten; Bij transport en opslag van flessen schokken vermijden; • Na gebruik desinfecteren; • Flessen nooit helemaal leeg laten lopen; • Bij val van een fles fles laten herkeuren.
59
60
15
4-2-2015
De bewaarbaarheid van de lucht
Ademen met een ademluchttoestel
• Lucht moet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen (EN137 – DIN1388); • Geen wettelijke bepaling omtrent de duurtijd waarop ademlucht zich in de cilinder mag bevinden; • Reuk- en smaakloos, 20-21% O2, CO2 gehalte < 500ppm en CO gehalte < 15 ppm; • Gebruiken binnen de brandweerkorpsen max 6 tot 12 maanden.
• In tegenstelling tot de hartslag kan de ademhaling tot op zekere hoogte beheerst worden; • Normaal zijn ademhaling en bloedsomloop nauwkeurg afgestemd op elkaar; • Bij zware arbeid ademhaling sneller en dieper; • Het aanpassen van de ademhaling en de hartslag toe- en afname van het kooldioxidegehalte in het bloed.
61
De ademcrisis • Plotseling overgang van lichte naar zware arbeid sterke stijging van kooldioxide in het bloed; • Ademhaling, hartslag en bloeddruk nog niet aangepast aan de inspanning; • Pas na 10 sec. versnelde, verdiepte ademhaling. In die 10 sec treedt een gevoel van benauwdheid op; • Dat gevoel verdwijnt wanneer het te veel aan kooldioxide via de longen uit het bloed is verwijderd; • Ademcrisis bij onervaren gebruiker zeer onaangenaam; • Voorkomen rustig voortbewegen en goede ademhalingstechniek. 63
62
Ademhalingstechniek • Bij vraag naar meer O2 dieper inademen, maar niet sneller; • Kan men bereiken door bewust dieper uit te ademen geeft een betere gaswisseling; • Door bewuste diepere uitademing, zal het aantal ademhalingen niet zo snel toenemen; • Ademhalingsoefeningen !!!!!; • Goede ademhalingstechniek • Middelzware arbeid 30 tot 50 liter/min; • Zware arbeid 80 tot 100 liter/min.
64
16
4-2-2015
De autonomie van het ademluchttoestel
Formules Inhoud fles x druk = hoeveelheid lucht 6 liter x 300 bar = 1800 liter lucht
Inspanning gemiddeld luchtverbruik in L/min. Roerloos liggen
3,6 liter
Zitten
6 liter
Staan
9 liter
Wandelen (3,6 km/u)
18 liter
Wandelen (6,5 km/u)
27 liter
Middelzwaar werk
40 liter
Fietsen
45 liter
Lopen
54 liter
Traplopen
72 liter
hoeveelheid lucht Verbruik per min. 1800 liter lucht 65
Oefening 1 • Inhoud drukhouder: • Druk drukhouder: • Verbruik/min.:
40 liter/min.
= 45 minuten 66
Oplossing oefening 1 • Inhoud drukhouder: • Druk drukhouder: • Verbruik/min.:
6 liter 240 bar 40 liter/min.
6 liter 240 bar 40 liter/min.
6 liter x 240 bar = 1440 liter lucht Vragen: Hoeveel liter lucht zit er in de fles? Na hoeveel minuten ademen zal de fles leeg zijn?
1440 liter lucht = 36 minuten 40 liter/min. 67
68
17
4-2-2015
Oefening 2 • Inhoud drukhouder: • Druk drukhouder: • Verbruik/min.:
Oplossing oefening 2 • Inhoud drukhouder: • Druk drukhouder: • Verbruik/min.:
6 liter 260 bar 80 liter/min.
6 liter 260 bar 80 liter/min.
6 liter x 260 bar = 1560 liter lucht Vragen: Hoeveel liter lucht zit er in de fles? Na hoeveel minuten ademen zal het fluitsignaal in werking treden?
6 liter x 200 bar = 1200 liter lucht 1200 liter lucht = 15 minuten 69
70
80 liter/min.
Oefening 3
Oplossing oefening 3
• Een persluchtdrager komt buiten uit een brandende woning en heeft in zijn fles (van 6 liter inhoud) nog 90 bar druk. Hij heeft 21 minuten gewerkt aan een verbruik van 60 liter per minuut.
• • • •
Vraag: Met hoeveel druk in de fles is de BWM vertrokken?
Inhoud drukhouder: Rest in de drukhouder: Verbruik/min.: Inzettijd:
6 liter 90 bar 60 liter/min 21 minuten
21 minuten x 60 liter/min = 1260 liter lucht 1260 liter lucht = 210 bar + 90 bar restdruk = 300 bar 6 liter flesinhoud
71
72
18
4-2-2015
Praktisch gebruik van een ademhalingstoestel
Basisvoorwaarden
• Het toestel moet door de gebruiker grondig gecontroleerd worden (druk, dichtheid, akoestisch signaal, gelaatstuk, enz…); • Het toestel moet volgens de regels omgehangen worden; • Het gelaatstuk moet correct opgezet worden.
73
Omhangen van het toestel vanop de grond
74
Omhangen van het toestel vanop de grond vervolg…
• Gebruiksklaar leggen van het masker; • Toestel en masker samen met volledige PBM liggen klaar; • Helm afzetten en naast toestel leggen; • Longenautomaat dichtzetten; • Fles openen en druk controleren; • Toestel aantuigen; • Oprichten (ong. 90°) en buikriem vastklikken en aantrekken; 75
• • • • • • • •
Schouderriemen aantrekken; Helm opzetten, kinband lossen en nekflappen open; Masker opzetten; Longenautomaat aankoppelen; Dichtheid en overdruk testen; Nekflap dichtdoen + helm vastmaken; Handschoenen aandoen; Controle collega (volledige uitrusting). 76
19
4-2-2015
Omhangen van het toestel in de wagen
Omhangen van het toestel in de wagen Op de plaats van interventie
• Controle longenautomaat en luchttoevoer afsluiten; • De fles opendraaien, de druk controleren; • Toestel aantuigen; • Buikriem vastdoen en aantrekken; • Schouderriemen aantrekken; • Volgelaatsmasker aan de nek hangen, door de draagriem; 77
Aftuigen van het toestel • De luchttoevoer van de longautomaat afsluiten en deze loskoppelen van het volgelaatsmasker; • Masker afzetten; • De handschoenen uittrekken; • Buikriem volledig losmaken; • Schouderriem langs één zijde volledig lossen; • Arm doorsteken; • Toestel als rugzak afnemen; • Toestel neerleggen; • Tweede schouderriem volledig lossen; • Fles dichtdraaien, toestel ontluchten, einde inzet. 79
• De helm opzetten, kinband lossen en nekflap openen; • Masker opzetten; • De longautomaat aankoppelen; • Dichtheid en overdruk testen; • Nekflap dichtdoen • De handschoenen aantrekken; • Controle van de volledige uitrusting van uw collega. 78
Drukhouder werwisselen • • • • • • • • • • •
Fles dichtdraaien en toestel ontluchten; Spanband losmaken; Anti-vibratiestuk losmaken (indien aanwezig); Handwartel lossen; Fles afnemen; Nieuwe volle fles nemen (min. 270 bar); Stofdop verwijderen; Controle o-ring; Fles monteren en de flesband aanpassen; Longautomaat uitschakelen; Fles opendraaien en druk controleren. 80
20
4-2-2015
Procedures en gedragsregels
Procedures en gedragsregels
• Lichamelijk geschikt zijn; • Een stabiele persoon zijn met voldoende zelfbeheersing; • De werking van een adembeschermingstoestel door en door kennen; • De ademhalingstechnieken beheersen; • De gevaren kennen en kunnen inschatten; • Grondig getraind zijn in het werken met het adembeschermingstoestel. 81
Blindlooptechnieken
De gedragsregels op een rijtje • • • • • • •
82
Volledige interventiekledij en adembescherming; Altijd vorderen met een collega; Radiocommunicatie; Verzamelen van informatie; Tijdens de interventie, zijn ademhaling controleren; Contact houden met collega; Rekening houden met temperatuur en rook.
83
84
21
4-2-2015
Blindlooptechniek
Het openen van een deur • Deur en deurlijsten aftasten (controle scharnieren);
• Betreden van een gesloten ruimte moet altijd met uiterste voorzichtigheid geschieden; • Vloeren of trappen kunnen aangetast zijn door het vuur; • Beweeg schuivend voorwaarts; • Tast de vloer af met de voet waarop u niet steunt; • Beweeg u langs de muur, de sterkte is daar het grootst; • Beklim een trap aan de muurzijde; • Daal een trap altijd achterwaarts af.
– Geen scharnieren afdraaiende deur; – Wel scharnieren toedraaiende deur.
• Bij een afdraaiende deur verdekt opstellen achter de muur; • Bij een toedraaiende deur verdekt opstellen aan de scharnierzijde (bescherming door deurblad); • Altijd gehurkt zitten; • Deurkruk aan de binnenzijde controleren en testen of het slot werkt; • Ruimte laag betreden en pas naar binnen gaan wanneer het niet te warm is.
85
86
Trappen (stijgen en dalen)
Andere aandachtspunten
• • • •
• • • • •
Bestijg of daal de trap af langs de sterkste zijde; Tast de treden goed af; Tel de treden (tel door ingeval van bordessen); Tweede man telt de treden mee, zodat beiden op elk ogenblik weten hoeveel treden er zijn; • Kom een trap steeds achterwaarts naar beneden; • Tel ook het aantal treden bij het naar beneden komen. 87
Slachtofferbehandeling; Lekkage van het gelaatstuk; Manometer; Alarmsignaal; Terugkeer.
88
22
4-2-2015
De zoekmethodes Doorzoeken van ruimtes • • • •
Af en toe stil staan en ademhaling stopzetten; Goed luisteren (brand, slachtoffers, gas, …); Bij vorderen steeds contact houden met de wand; Oversteken naar een andere wand of object dient zoveel mogelijk vermeden te worden; • 1ste man voortdurend bedacht zijn op obstakels, luiken, trapgaten, een doorgebrande vloer, …; • De eerste man deelt alles wat hij opmerkt mee aan de tweede. 89
• Cirkelmethode; • Breedteverkenning; • Breedte bepalen van een gang. Vuistregels: • Om de grootte van de ruimte te bepalen klapt men in de handen en luistert naar de weerkaatsing; • Wanden worden links of rechts rondom verkend; • Terugkeren gebeurt altijd langs de gevolgde weg; • Losse voorwerpen of vaste obstakels kunnen goede oriëntatiepunten zijn, verzet ze nooit; • Bij het binnenkomen van een ruimte eerst kijken achter deuren en onder ramen; • Eerste rondgang achter elkaar, nadien naast elkaar. 90
De zoekmethodes Zich voortbewegen met perslucht Vuistregels (vervolg…) • Gekraak kondigt een mogelijk instorting aan. Blijf zo dicht mogelijk tegen de wand; • Luister regelmatig. Let vooral op geluid van vuur, slachtoffers, gaslek, vloeistoflek, gekraak enz…
91
92
23
4-2-2015
Zich voortbewegen met perslucht
• • • • •
• Optimaal funtioneren wordt door een aantal negatieve factoren belemmert: – – – – –
De zintuigen
Angst; Onbekende ruimtes en afmetingen; Gevaren (verstikking); Benauwdheid; …
Het gezichtsvermogen; Het gehoor; De tastzin; De reukzin; De smaak.
93
De lichaamshouding
94
Verhoging van de werkbelasting
• Beweeglijkheid van de hals en romp neemt af; • De doorgangshoogte van de drager neemt toe (50 à 60%); • Wennen aan de impact veelvuldige training. 95
• • • • •
Ademhalingsweerstanden; Vergroting van de dode ruimte; Emotionele stress en hittestress; Toename van de draaglast; Effecten van de temperatuurhuishouding. 96
24
4-2-2015
Oriëntatie
Bewegingstechnieken
• Hij kan de plaats waarin hij zich bevindt waarnemen en zich daar vervolgens op instellen; • Bij interventies is het gebruik van de meeste zintuigen beperkt; • Speciale oriëntatie- en bewegingstechnieken, worden gebruikt om zo min mogelijk aan de gevaren blootgesteld te worden; • Om duidelijk te maken van waar bv. een geluid komt, kan men het uurwerk-principe toepassen; • Zorg er voor dat beide persluchtdragers in dezelfde richting kijken. 97
Hulpmiddelen voor persluchtdragers
• • • •
Het vorderen langs een wand; Het verkennen van een vloer; Het opsporen van slachtoffers; Het communiceren met elkaar.
98
Hulpmiddelen voor persluchtdragers • • • •
99
Loodslijnen; Het dodemansalarm; Het registratiebord; De bodyguard
100
25
4-2-2015
Procedure gevaarlijke stoffen
Bescherming tegen chemische gevaren
• Klein incident: – Basisuitruk met min. 1 autopomp, adembescherming en 4 chemiepakken; – Officier wordt verwittigd, die AGS kan oproepen.
• Groot incident: – Volledige uitruk IGS en AGS automatisch ter plaatse. 101
Omschrijving gaspak
• Bepalen van de opstellijn is de eerste actie (min. 50m en bovenwinds). 102
Gevaren verbonden aan het gaspak
• Eendelig kledingstuk dat de drager isoleert van de atmosfeer; • Drager beschermen tegen schadelijke stoffen; • Schade aan personen, milieu en objecten voorkomen of beperken.
• Termische aard (warm en koud); • Chemische aard (doorslagtijd en doordringbaarheid); • Radiologische aard; • Biologische aard; • Mechanische aard Doorslagtijd: – De tijd die een gevaarlijk stof nodig heeft om doorheen de beschermende laag te dringen;
Doordringbaarheid: 103
– Mate waarin een gevaarlijke stof doorheen het materiaal 104 dringt en de stof daarmee aantast.
26
4-2-2015
Bescherming tegen radioactiviteit
Andere PBM en accessoires • • • •
Laarzen en vizier uit ander materiaal samengesteld; Handschoenen meestal hetzelfde materiaal; Aan het pak zijn overdrukventielen; In een gaspak ontstaat een microklimaat. Dit stelt de drager bloot aan warmteoverlast en storing van de vochtbalans; • Langer dan 20 min. inzettijd vereist een koelingsysteem; • Kan een gevoel van ingeslotenheid geven en vergt bijkomende fysieke inspanningen; • Degelijke opleiding noodzakelijk. 105
106
Radioactiviteit
Radioactiviteit
• Straling is overal om ons heen (zon, microgolf, radiogolven en X-stralen); • Ook radioactieve stoffen zenden straling uit, die straling noemen we ioniserende straling;
• Gevolgen van bestraling of besmetting op het menselijk lichaam kunnen ernstig zijn: – Op korte termijn; – Op middellange termijn; – Op lange termijn.
• Ioniserende stralen is gevaarlijk doordat: • De term radioactieve straling is eigenlijk niet juist de uitgezonden stralen zijn niet radioactief. Dus spreken we over ioniserende straling of gewoon straling. 107
– Onze zintuigen op geen enkele manier worden gewaarschuwd; – Kunnen wij niet waarnemen; – Maar kan wel zeer goed gemeten worden door speciale meettoestellen. 108
27
4-2-2015
Radioactiviteit
Radioactiviteit
• Alfa-straling (α)
• 4 soorten straling:
– Deeltjes straling; – Zeer gemakkelijk tegen te houden door de lucht, een blaadje papier en de huid van ons lichaam; – Buiten het lichaam kunnen α-deeltjes weinig schade aanrichten; – In het lichaam richten ze veel schade aan, aagezien ze op korte afstand al hun energie afgeven; – Komt vrij bij alfaverval van grotere kernen zoals uranium, plutonium enz…
– Alfa-straling (α); – Betastraling (β); – Gammastraling (γ); – Neutronen (n).
109
Radioactiviteit
110
Radioactiviteit
• Gammastraling (γ)
• Betastraling (β)
– Elektromagnetische straling (energie > ultraviolet); – Heeft een groot vermogen om door te dringen in de materie; – Ze kan pas afgeremd en gestopt worden door zware materialen zoals ijzer, beton en lood; – In de lucht kan gammastraling gemakkelijk tot 100 m afleggen.
– Deeltjes straling; – Dringt dieper in de materie binnen als alfa deeltjes; – Deze β-deeltjes worden tegengehouden door bv. Een aluminiumplaat van een paar mm. dik, pleyglas enz…; – Komen ook vrij door betaverval van grotere kernen.
111
112
28
4-2-2015
Radioactiviteit
Bescherming tegen straling • 3 manieren om u te beschermen
• Neutronen (n) – – – –
Komen in de dagelijkse praktijk minder voor; Aan te treffen in kernreactoren; Vrij groot doordringingsvermogen; Ze worden weinig afgeremd door de lucht en zware materialen; – Worden efficiënt gestopt door licht materialen (water, paraffine, polyethyleen, enz…; – Worden gebruikt om voor de eerste maal een kernreactor op te starten.
113
Bescherming tegen straling • Afstand: – Hoe verder van de bron hoe minder dosis we gaan ontvangen; – Stralingsdosis neemt af met het kwadraat van de afstand; – 3 meter afstand = men ontvangt maar een negende (3²) van de dosis die men zou ontvangen op 1 meter afstand
• Tijd: – De tijd dat men in de nabijheid van de bron verblijft beperken. Als we de tijd halveren, halveren we ook de opgelopen dosis; – Opgelopen bestraling op verschillende tijdstippen is cummulatief.
114
Bescherming tegen besmetting • Door beschadiging van een radioactieve bron in een brand, kan radioactief stof vrijkomen; • Het radioactief stof kan: – Op ons lichaam afgezet worden uitwendige besmetting; – In ons lichaam geraken inwendige besmetting.
• Men moet besmetting altijd vermijden.
• Afscherming: – Hoe beter we ons kunnen afschermen, hoe minder straling 115 we oplopen.
116
29
4-2-2015
Persoonlijke dosisregistratie en ontsmetting
117
Maatregelen bij stralingsgevaar • Personeel adembescherming, beschermkledij en dosismeter; • Beperk de inzettijd; • Beperk straling door afwisseling; • Maak gebruik van de blusmiddelen; • Beperk het gebruik van water (extra vervuiling!!); • Ontsmettingsveld inrichten; • Registreer de opgelopen dosis; • Slachtoffers zoveel mogelijk ontsmetten voor transport naar het ziekenhuis; • Niet eten, drinken en roken op interventieplaats; • Na de interventie afvalstoffen verzamelen en door 119 een deskundige het terrein laten controleren.
Maatregelen bij stralingsgevaar • Verwittig het FANC; • Vraag bijstand Civiele Bescherming; • Geef steeds voorrang aan reddingen (het niet nemen van extra beschermingsmiddelen kan levensbedreigend zijn); • Stel alles boven de wind op; • Voorzie zo snel als mogelijk alarmdosismeters; • Baken een interventiezone af (min. 25 meter); • Meten en afbakenen van het interventiegebied; • Gebruik tijdens de inzet een minimum aan personeel; 118
Wespennesten
120
30
4-2-2015
De honingbij
Wespennesten
• Wespen kunnen onderscheiden van andere (verwante) insecten; • In te schatten of er werkelijk gevaar aanwezig is; • Correct handelen op basis van wat aangeleerd is; • De gevaren te kennen en risico’s vermijden.
121
De hommel
122
De solitaire bij
123
124
31
4-2-2015
De zweefvlieg
De wesp
125
126
Het wespenpak Gevaren wespensteek • De huid van de drager dient min. 3 mm verwijderd te zijn van de buitenste laag van het pak; • Stevige, dikke handschoenen zijn verplicht; • Stofmasker gebruiken (insecticide).
• Afkoelen; • Allergische reactie; • Anafylactische shock.
127
128
32
4-2-2015
Drukspuit of poederspuit
Het poeder Gevaren: • Zeer giftig voor organismen in het water; • Giftig voor bijen; • Schadelijke bij inname via de mond; • Niet giftig voor mensen en warmbloedigen; Voorzorgsmaatregelen: • Niet eten, drinken of roken tijdens interventie; • Beschermende kledij dragen; • Buiten bereik van kinderen houden. • Geen voedingswaren in de buurt houden; • Handen wassen na iedere actie, desnoods douchen; 129
130
Hittegewenning
Het poeder
Eerste hulp: • Bij inslikken: mond spoelen en een arts raadplegen; • Bij huidcontact: spoelen; • In de ogen: overvloedig spoelen en een arts raadplegen.
131
132
33
4-2-2015
Symptomen van hitte uitputting
• • • • • •
Behandeling
• Dringende medische hulp (hartaanval); • In koele locatie leggen; • Indien persoon vocht verdraagt, kleine slokjes geven; • Halve koffielepel zout per liter water.
Overvloedige transpiratie; Vermoeidheid; Hoofdpijn; Duizeligheid; Braakneigingen en overgeven; Krampen.
133
134
Behandeling Symptomen van hitteslag • • • • •
Vermindering of stoppen van transpiratie; Verwardheid; Delirium; Lichaamstemperatuur hoger dan 41°C; Bewustzijnsverlies.
135
• Dringende medische hulp (hartaanval); • Lichaam van het slachtoffer afkoelen door kledij nat te maken met koud water; • Met behulp van een ventilator de lucht in beweging te brengen.
136
34
4-2-2015
Het examen!
Vragen?
137
138
Composiet (6,8 liter)
Staal (6 liter) 139
140
35
4-2-2015
141
142
143
144
36
4-2-2015
145
146
147
148
37
4-2-2015
149
150
151
152
38
4-2-2015
153
154
39