Tax Assurance
(HT 2.0 + MKB) RTAP = SRA Inleiding
66
Het concept van horizontaal toezicht heeft sinds het werd geïntroduceerd, een levendige discussie op gang gebracht. Ja, het heeft zelfs geleid tot een commissie die bij besluit van 10 november 2011 door de staatssecretaris van Financiën onder de naam Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst een rapport uitbracht. 1 Zo’n commotie is niet geheel onbegrijpelijk, omdat het concept in bepaalde opzichten als revolutionair voor de fi scale handhavingspraktijk mag worden beschouwd. Horizontaal toezicht rust op twee pijlers. De eerste betreft de constatering dat een harde hand niet altijd de gewenste resultaten oplevert. In concreto: boetes dragen nauwelijks bij aan beter aangiftegedrag. Vertrouwen in de belastingplichtige en samenwerking tussen Belastingdienst en belastingplichtige dragen meer vrucht. Daarmee komt het traditionele verticale toezicht in een ander perspectief te staan. De tweede pijler betreft de constatering dat de fysieke controlemogelijkheden van de Belastingdienst achterblijven bij de ontwikkelingen op fiscaal gebied van de laatste decennia. Toezicht op een correcte naleving van belastingwet- en -regelgeving kan, als men zou doorgaan op de bekende weg, steeds minder gewaarborgd worden. De aantallen aangiften en de daarmee verband houdende complexiteit dreigen de dienst boven het hoofd te groeien, terwijl er steeds minder gekwalificeerd personeel beschikbaar is om, zelfs met een toenemende automatisering, de zaken naar behoren af te handelen. Een nieuwe aanpak en een frisse kijk op de zaken zijn nodig. Vandaar dat beleidsbepalers hebben gezocht naar een oplossing binnen het wettelijk kader waarmee de Belastingdienst moet werken. Een aanzet werd gegeven door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Die formuleerde het concept van
jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
Jan Zweekhorst, bestuurslid SRA.
horizontaal toezicht, dat door het management van de Belastingdienst dankbaar werd omarmd. Vertrouwen en transparantie werden de kernwoorden. Samenwerken om te overleven de boodschap.
Communicatie Zoals de Commissie Stevens in haar rapport over horizontaal toezicht al bevestigde, waren niet alle direct betrokkenen onverdeeld enthousiast. 2 Vanuit de adviespraktijk én vanaf de werkvloer van de Belastingdienst werden de nodige reserves geuit. Vertrouwen in elkaars deskundigheid, optreden, intenties was geen vanzelfsprekende zaak. Duidelijk werd al snel dat een project als dit – maar dat gaat uiteraard op voor elk project – alleen kans van slagen zou hebben als de communicatie tussen alle betrokken partijen werd geoptimaliseerd. En juist daar had het in het verleden nog wel eens aan geschort. Want ook al had de Belastingdienst de afgelopen jaren beleidsmatig ingezet op verbetering van de doelmatigheid en de stroomlijning van processen, de resultaten bleken soms ongewenste neveneffecten op te roepen die een goede communicatie en informatieoverdracht belemmerden. 3 Onder omstandigheden werd dat versterkt door de op zich terechte randvoorwaarden die worden gesteld om de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te kunnen garanderen. Voor een goede communicatie is het echter wenselijk dat de verhoudingen tussen de betrokken partijen niet onpersoonlijk, afstandelijk (koud) en bureaucratisch zijn. En dat alles nu wringt nog altijd. De beslissende ambtenaar is onzichtbaar en de belastingplichtige voelt zich nog altijd een onpersoonlijk (burgerservice)nummer, die alleen maar mag geven (luisterplicht), maar er niets voor terugkrijgt (spreekrecht): en betekent ‘compliance’, het begrip waar de Belastingdienst zo graag mee schermt, niet gewoon ‘gehoorzaamheid’; doen wat je gezegd wordt? Natuurlijk, het gaat
rtap voornamelijk om de beleving, de perceptie. En natuurlijk, gelukkig zijn er genoeg deskundige en sociaal vaardige medewerkers van de Belastingdienst die begrijpen wat er moet gebeuren en die de belastingplichtige of diens adviseur correct, geduldig en begripvol bejegenen. Maar helaas is de praktijk ook dat de dienst nog niet genoeg ter zake kundige medewerkers heeft opgeleid om de vaardigheden te ontwikkelen en beheersen die nodig zijn voor de succesvolle invoering van horizontaal toezicht. En eerlijkheidshalve zij opgemerkt dat dit ook opgaat voor vele adviseurs en belastingplichtigen. Waar dan weer de kanttekening bij past dat het aan de Belastingdienst als instigator van het concept is om de eerste stappen te zetten. Zo kan de contactpersoon van de adviseur ervoor zorgen dat het proces wordt bewaakt en zo doelmatig mogelijk verloopt. Afhankelijk van de omvang van de entiteit wordt ook voor de belastingplichtige zelf een ambtenaar als contactpersoon aangewezen. Daarmee herstelt zich de oude praktijk van de contactinspecteur.
Gemeenschappelijk belang Contact, communicatie, korte lijnen, menselijke maat. Het zijn allemaal voorwaarden voor een doelmatig toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. En die handhaving is van wezenlijk belang om een samenleving leef baar te houden. De afstand tussen overheid en burger in het algemeen, en die tussen Belastingdienst en belastingplichtige in het bijzonder, moet verkleind worden. Dat kan alleen door de communicatie te optimaliseren en horizontaal toezicht kan dat helpen verwezenlijken. Het concept biedt betrokken partijen de kans afspraken te maken over de communicatie. Die afspraken worden vastgelegd in zogeheten convenanten, die in feite beginselverklaringen zijn en vooral geen spijkerharde, dichtgetimmerde contracten. Zo beschouwd is de term horizontaal toezicht misleidend. Horizontaal (gelijk niveau) en toezicht (gezagsverhouding) lijken immers op gespannen voet te staan. En de veronderstelling dat de partij die aan toezicht onderworpen is, dat toezicht zelf heel goed kan uitoefenen, wordt in de praktijk smalend weggewuifd met de vergelijking dat een slager ook zijn eigen vlees niet mag keuren. Kortom, aan twijfels geen gebrek.
Werkafspraken Met horizontaal toezicht gaat het echter om een andere manier van (samen)werken: de belastingwetgeving op de juiste wijze naleven en
handhaven, voorkomen dat er verschillen van inzicht achteraf ontstaan, doelmatiger werken, dubbel werk vermijden en daarmee kosten vanwege belastingcontroles, ongewilde bezwaar- en beroepsprocedures en dergelijke vermijden én meer zekerheid voor de belastingplichtige bieden. Bovendien wil de politiek de administratieve lasten verminderen. Voeg daarbij dat maatschappelijke ontwikkelingen vragen om meer transparantie van organisaties – ook trouwens die van de Belastingdienst zelf – en bevestiging van het feit dat zij hun zaken op orde hebben en beheersen, en ook daar zien we dat het concept van horizontaal toezicht zich naadloos laat inpassen. Met grote en zeer grote ondernemingen kan de Belastingdienst horizontaal toezicht wel concretiseren: dergelijke organisaties beschikken in de regel over een deskundige, goed toegeruste fi scale afdeling. Ze kennen een uitgebreid systeem van maatregelen die de interne beheersing ondersteunen en hebben gedragscodes ontwikkeld om de bedrijfscultuur te beschermen. Convenanten op maat zijn derhalve mogelijk. Maar anders ligt dat voor die waaier van bedrijven en bedrijfjes die zich onder de banier MKB scharen. Daarom heeft de Belastingdienst besloten horizontaal toezicht in het MKB in te voeren in samenwerking met brancheverenigingen, koepels en, indien groot genoeg, individuele fi scale dienstverleners. In zogenoemde handhavingsconvenanten en intermediairsconvenanten worden de wijze en de intensiteit van het toezicht vastgelegd. Kantoorconvenanten zijn vrijwillig, ter keuze van een kantoor. Het feit dat een koepelorganisatie een convenant heeft gesloten, betekent overigens niet dat de adviesorganisaties die bij die koepel zijn aangesloten, verplicht zijn een convenant te sluiten.
Gedragsregels In convenanten worden eigenlijk niet zozeer harde contractuele afspraken vastgelegd, als wel gedragsregels. Het gaat om de houding die partijen tegenover elkaar zullen aannemen en hoe zij zich wederzijds zullen gedragen. Kernbegrippen zijn: transparantie, begrip en vertrouwen. Alle partijen willen ernaar streven inzicht te geven in alle mogelijke fi scale geschilpunten en risico’s, Ze spreken de intentie uit zo snel mogelijk tot standpuntbepalingen komen, waardoor de betrokkenen snel duidelijkheid krijgen over hun fi scale positie. Eenduidige standpunten zijn niet noodzakelijk, afwijkende standpunten zijn mogelijk. Maar een convenant kan de beslechting
jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
67
Tax Assurance van geschillen versnellen, doordat de verhouding tussen betrokkenen een eenduidig feitencomplex mogelijk heeft gemaakt.
Convenant met vertegenwoordiging Voor horizontaal toezicht in het MKB sluit de Belastingdienst geen convenant met de onderscheidene belastingplichtigen, maar in eerste aanleg met hun fi scale dienstverleners. Uiteraard moet de Belastingdienst ervan kunnen uitgaan dat de fi scale dienstverlener een zodanige mate van fi scale kwaliteit bezit – en dat zijn werkprocessen zo professioneel zijn – dat er van hem verwacht mag worden dat hij aanvaardbare aangiften, voor zijn cliënten, zal indienen. De werkprocessen maken het voor de Belastingdienst mogelijk ‘vereenvoudigd’ te toetsen (metatoezicht). Door uit te gaan van de toets die de overkoepelende kantoor- of beroepsorganisatie al in een eerder stadium heeft uitgevoerd, kan de Belastingdienst zich beperken tot een marginale kwaliteitstoetsing. Dat houdt dus in dat de fi scale dienstverlener professionele en dus betrouwbare (werk)processen dient te hebben ingericht die de kwaliteit van zijn werkzaamheden kunnen waarborgen. Dergelijke werkprocessen omvatten veel meer dan louter werkzaamheden betreffende de aangifte. Zo garanderen ze – om slechts één aspect te noemen – de integriteit van de contacten tussen cliënt en adviseur.
SRA
68
Tegen dit decor sloot SRA op 31 oktober 2008 een convenant met de Belastingdienst. Dit betrof uitsluitend loonheffi ngen. Een jaar later volgde een convenant voor de vier belangrijkste middelen: loonheffi ng, omzetbelasting, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting. SRA kon zich daaraan binden, omdat zij beschikt over een betrouwbare toetsingsmethodiek om de kwaliteitssystemen van de aangesloten kantoren te beoordelen, immers een lidmaatschapsvoorwaarde. Deze kwaliteitssystemen zijn nog verder aangescherpt door de eisen die de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) en de nieuwe ingevoerde gedragscode voor accountants (VGC) stellen. In die context is veel aandacht geschonken aan de acceptatie van cliënten en de continuering van de relatie met hen. Ook is veel aandacht geschonken aan de beschrijving en vastlegging van werkprocessen in het kader van de controle en samenstelling van jaarrekeningen. Hoewel het SRA-kwaliteitssysteem in aanvang voornamelijk gericht was op accountantswerkzaamheden
jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
(de jaarrekening), vallen daar sinds een aantal jaren ookde fi scale werkprocessen onder. Het aannamebeleid wordt in SRA-kantoren veelal uniform (eenduidig) geregeld. Zo kan het SRAkwaliteitssysteem als uitgangspunt dienen voor de beoordeling van de kwaliteitssystemen van de aangesloten leden.
Tussenstand Inmiddels hebben andere koepel- en brancheorganisaties de aanpak van SRA gevolgd. Een drietal partijen van het eerste uur – Business Hogeschool Nyenrode, Belastingdienst en SRA – hebben elkaar begin 2012 gevonden om na te denken over de koers die het horizontaal toezicht in de nabije toekomst zal dienen aan te houden. Gemakshalve noem ik dat HT 2.0. Horizontaal toezicht is in beginsel gebaseerd op vertrouwen in het kwaliteitsbeleid. Doordat steeds meer groeperingen hieraan (kunnen) meedoen, dient de vraag zich aan of er een kwaliteitsnorm te vinden en toe te passen is om dat vertrouwen in kwaliteit te schragen (objectivering). Al is deze vraag niet eenvoudig te beantwoorden, het lijkt wenselijk op termijn aan te sluiten bij de rechtsfi guur van een register waarin gecertificeerde kwaliteitsdeskundigen – de kwalificatie ‘Registered Tax Assurance Provider’ (RTAP) is hiervoor bedacht – zijn opgenomen. Dit register, gebaseerd op kennis, persoonlijke vaardigheden en permanente educatie, kan dienen om gradatie in de markt te brengen. Feitelijk zal HT 2.0 dan meer aan een persoon hangen dan aan een kantoor. Door meer dan voorheen te steunen op de persoonlijke kwalificaties van de persoon die nauw betrokken is bij de aangifte, zou diens medeondertekening van de aangifte garant kunnen staan voor de kwaliteit van de aangifte. De RTAP geeft met zijn ondertekening aan hoe nauw hij betrokken is geweest bij het aangifteproces en wat zijn rol daarin is geweest. Feitelijk ontstaat er een extra niveau van kwaliteitsgericht denken. Geen HT-gedrag
HT-aangifte
HT-aangifte
HT-register
***
**
HT-kantoor
**
*
Niet-HT-kantoor
*
-
De huidige convenanten bevinden zich alle op niveau 2 (HT-kantoor). Het ligt in de lijn der
rtap verwachtingen dat een RTAP meer zekerheid kan verschaffen over de kwaliteit (betrouwbaarheid) van de aangifte, doordat hij zich heeft gekwalificeerd voor de zwaardere opleiding en is toegelaten in het register, dat door een instituut wordt bijgehouden en ‘bewaakt’. Een verfijning, rekening houdende met de controle- en samenstelwerkzaamheden, is in de volgende fi guur te zien: HTaangifte HT-gedrag
Geen
Wett. contr.
Samenstel
Overige
HTaangifte
HTregister
***
**
*
**
HTkantoor
**
*
Niet-HTkantoor
*
*
-
Het hoogste niveau bereikt men met een HTconvenantsaangifte (de belastingplichtige werkt mee) door een geregistreerde adviseur.
Register Het register zal fungeren als een kwaliteitskeurmerk en zal worden bewaakt door een instituut dat de kwaliteitseisen in nauwe samenspraak met de betrokkenen – Belastingdienst, adviesorganisaties, wetenschap – zal formuleren en inhoud zal geven. Uiteraard zijn gradaties in de opleiding mogelijk, gerelateerd aan de eisen die wat de fi scaliteit betreft aan de diverse sectoren worden gesteld: (zeer) grote ondernemingen, MKB-ondernemingen, microbedrijven. De reeds genoemde Commissie Stevens verwijst in haar rapport naar een aanbeveling van het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving.4 Dit onderschrijft mijns inziens de noodzaak een fi guur als de RTAP als ‘APKkeurmeester’ in te voeren. In dat opzicht is de Universiteit Nyenrode de Commissie Stevens vóór geweest. Op 16 december 2011 werd mede op initiatief van Nyenrode de Stichting Tax Assurance Providers opgericht, die de expertise van professionals die werkzaam zijn in de ‘tax assurance-praktijk’, beoogt te bundelen en verder te professionaliseren. Daartoe is onder meer een register geopend voor diegenen die voldoen aan de beschermde kwalificatie ‘Registered Tax Assurance Provider’ (RTAP).
Als de Belastingdienst wil kunnen vertrouwen op het werk dat (externe) toezichthoudende en controlerende instanties en functionarissen reeds hebben verricht, dan moet men ook kunnen vertrouwen op de diagnoses die zijn gesteld en op de rapportages daarover en dat nu kan worden gegarandeerd wanneer een organisatie overtuigend kan aantonen dat zij haar fi scale processen op orde heeft. Juist hier kan een specifiek daartoe opgeleide deskundige zekerheid bieden. Indien de organisatie een goed werkend Tax Control Framework (TCF) kan laten zien, met een RTAP-keurmerk, kan de toezichthouder terugtreden en zich beperken tot (zeer beperkt) metatoezicht. Het mes snijdt aan twee kanten. Wanneer de organisatie kan beschikken over een solide raamwerk waarin alle (bedrijfs)processen overzichtelijk en inzichtelijk zijn gemaakt, is niet alleen de fi scaliteit ‘in control’, maar kunnen ook allerlei andere domeinen in de organisatie worden ‘afgedekt’. Daarmee kan een organisatie niet alleen de Belastingdienst, maar ook andere toezichthoudende instanties waarmee zij te maken krijgt, alsmede kredietverschaffers, leveranciers en andere belanghebbenden, inzicht bieden in de mate waarin zij haar (bedrijfs)processen in de hand heeft. Systeemtoezicht, de beoordeling van een ‘Business Control Framework’ (BCF) en het fi scale beheersingssysteem (het zogenoemde TCF) vragen echter om een nieuwe benadering, om nieuwe vaardigheden. In de praktijk is gebleken dat die buiten het traditionele domein van de fi scaaltechnische specialisten, belastingdienstmedewerkers en accountants vallen. De markt heeft dringend behoefte aan experts die geschoold zijn op het gebied van ‘tax assurance’ en die in staat zijn daarover een onafhankelijk oordeel te geven.
MKB Wanneer we een onderneming op zes aspecten (mede gebaseerd op COSO-model) beoordelen, kunnen we een redelijk beeld vormen. Aldus in schema (zie fi guur 1): Op basis van dit schema (zie fi guur 1), opgesteld en ingevuld door een gecertificeerd deskundige (RTAP), kan een onderneming ingeschaald worden naar de mate waarin zij ‘in control’ is. Als zij bijvoorbeeld 80-100 scoort, zal de Belastingdienst geen enkele aanvullende controle behoeven in te stellen. Naarmate de score lager uitvalt, zal de vraag naar een ‘verticale’ aanpak toenemen.
jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
69
Tax Assurance
Graag hier een HR pdf van aanleveren, zoals vorige nummer
figuur 1
Tax Management Maturity Model (T3M)
RTAP-register Wie in het RTAP-register wenst te worden opgenomen en zich wil afficheren als RTAP, dient: • aantoonbaar te beschikken over de theoretische kennis, praktische vaardigheden en praktijkervaring met betrekking tot ‘tax assurance’; • jaarlijks speciaal aanbevolen of verplichte cursussen en trainingen te volgen om de relevante kennis op peil te houden; • zich te houden aan de strenge gedrags- en beroepsregels van de stichting; • zich te onderwerpen aan de uitspraken van een speciaal daartoe opgerichte tuchtcommissie waarin de stichting voorziet.
T3M in het MGO/MKB
70
SRA wenst tot een objectieve maatstaf te komen en ziet hiervoor mogelijkheden in het Tax Management Maturity Model (T3M), dat zodanig kan worden aangepast dat het toegepast kan worden op het MGO- en MKB-segment. Voor
jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
het MKB-segment zal het moeten aansluiten op de werkzaamheden van de fi scale dienstverlener. De vraag is of op basis van het model een uitspraak kan worden gedaan over de kwaliteit van de fi scale dienstverlener en de status van diens cliënten. Daarmee komt een meer geobjectiveerde vorm van toezicht in beeld. Om na te gaan of het T3M als denkmodel ook toepasbaar is op de administratie van kleinere organisaties zal een pilot worden gestart. Daarin zal moeten blijken of het verminderd toezicht inderdaad ook op andere segmenten dan het ZGO-segment toepasbaar kan zijn. Met de pilot wil SRA haar leden faciliteren om een voorsprong te creëren in de ontwikkeling van de nieuwe dienstverlening: het kantoormodel van de toekomst ofwel het ‘duurzame SRA kantoor’. In de nieuwe klantbenadering speelt risicomanagement een belangrijke rol. Dit geldt voor efficiënt en doelmatig risicobeheer voor het kantoor (bestaan en werking van het SRA-handboek),
rtap terwijl het ook voor operationele risicoadvisering/management van nut kan zijn. Ten slotte zal deze dienstverlening een bijdrage kunnen leveren aan de controlereductie die de Belastingdienst voor ogen staat. Deze service biedt kantoren de gelegenheid een eigen kantoorportal te gebruiken zonder daarin te behoeven investeren. Deze kantoorportal bevat: • een flexibel Risk management & Control Framework Kantoor (conform het SRA-handboek); • ‘workflow’ ondersteuning aangifte (optioneel te gebruiken); • toetsing van de interne beheersing van kantoren ( fi guur 2: ‘Audit resultaat kantoor’ pijl naar SRA en Belastingdienst); • steekproef op aangifte ( fi guur 2:‘ incidenteel audit resultaat’ in fi guur 2 pijl naar fi scus); • beheer van klantgegevens/dossiervorming inclusief ‘risk management’; • ‘contract management’; • ‘e-learning’, zowel voor intern gebruik als voor kennisdeling met klanten (inclusief een examenfunctie).
Steekproef De steekproef is een belangrijk onderdeel van de controlereductie zoals de Belastingdienst
RTAP Opleiding & certificering
methode
Klantportal De cliënt krijgt desgewenst een eigen portal waarin hij een aantal functies kan uitvoeren, zoals de communicatie met het SRA-kantoor, het beheer van documenten, een actielijst. Specifieke diensten zijn mogelijk, zoals: • ‘risk management’ en ‘control framework’; • ‘workflow-ondersteuning’; • ‘internal audit’; • contractmanagement; • ‘corporate housekeeping’; • ‘e-learning’ voor intern gebruik.
beoordelingsmethode
SRA
Audit resultaat kantoor
die wenst. Door de steekproef in te bedden in de standaardwerkwijze/portal-opzet van het SRA-kantoor (automatisch wordt op een bepaald aantal aangiften een steekproef getrokken en de resultaten daarvan worden gedocumenteerd bij de aangifte) kan de Belastingdienst erop vertrouwen dat de steekproef integraal deel uitmaakt van het TCF van het kantoor. Voor klanten met een eigen TCF geldt ook dat zij een steekproefmodel moeten vaststellen waarbij een externe deskundige ondersteuning kan bieden. De feitelijke steekproef kan worden uitgevoerd met bestaande steekproefapplicaties. De werkwijze kan worden gevalideerd door een externe deskundige (een RTAP bijvoorbeeld).
vereisten
Belastingdienst
Controle reductie kantoor / klant
Aangifte Klant (+ incidenteel audit resultaat) Audit resultaat kantoor TCF
Kantoor TCF Processen - Risico’s – Beheermaatregelen Compliance Workflow – Kalender – Audit trail Kantoor
Audit Interne (kantoor) audit / compliance monitoring T3M maturity evaluatie kantoor (dashboard) Audit klant gegevens door kantoor Aangifte audit (steekproef op klantniveau) risico inventarisatie klantprofiel T3M maturity evaluatie (van klant) Klant profiel
Aangifte gegevens klant Klant
figuur 2
Kantoorportal en relatie tot derden
71 jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
Het moge duidelijk zijn geworden dat nieuwe ontwikkelingen op het gebied van beheersing en zekerheidsverschaffi ng om nieuwe professionaliteit vraagt. Zoals de fi guur van de accountant werd geïntroduceerd na grote boekhoudschandalen in de negentiende eeuw – zoals de Pincoffsaffaire (1879) in Rotterdam – de piloot zijn intrede deed met de uitvinding van het vliegtuig, of de programmeur in de personeelsadvertenties verscheen sinds de introductie van de computer, zo zal de RTAP als nieuwe speler binnen niet al te lange tijd door de wereld van de fi scaliteit worden verwelkomd.
Noten 1 2
3
Kortom, in formule: (HT 2.0 + MKB) RTAP = SRA, ofwel: SRA is klaar om de RTAP’ers in het kader van hor izontaal toezicht nieuwe stijl in het midden- en kleinbedrijf de ruimte te geven.
4
leden rtap kunnen de kennistoets maken op www.taxassurance.nl
72 jaargang 1 / nummer 2 / september 2013
Stcrt. 2011, 21825. De commissie begon met haar werkzaamheden op 15 november 2011. Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst, ‘Fiscaal toezicht op maat. Soepel waar het kan, streng waar het moet’. Den Haag, juni 2012, p. 116. Voorbeelden van dergelijke neveneffecten zijn talrijk. Zo komt men moeilijker dan voorheen in contact met de verantwoordelijke behandelend ambtenaar. De fax mag niet meer worden gebruikt, omdat de goede ontvangst niet verzekerd is. Bijlagen bij de aangifte zijn niet meer gewenst vanwege de inrichting van de automatisering. E-mail is taboe verklaard in verband met de risico’s en de mogelijke inbreuk op de vertrouwelijkheid. Vooroverleg is moeilijk, omdat men eerst op zoek moet naar de juiste betrokken medewerker, die vervolgens volledige openheid wenst om daarna te melden dat hij het feitelijk niet kan beoordelen zonder een standpunt van de adviseur. Met de kennisgroep zelf, die de standpunten inneemt die het feitencomplex raken, komt men moeilijk of zelfs helemaal niet in gesprek, wat tot consequentie heeft dat de standpunten van de Belastingdienst niet te bespreken zijn. Het Expertise Centrum voor Rechtspleging en Rechtshandhaving omschrijft het horizontaal toezicht als ‘een vorm van formele sociale controle: niet-overheidscontrole gericht op de verbetering van kwaliteit van producten en diensten binnen bepaalde beroepsgroepen of bedrijfstakken. Denk hierbij aan beroepscodes, certificering en keurmerken’. Rapport Commissie Stevens, p. 23 met verwijzing naar: Ministerie van Justitie, De ‘Tafel van Elf ’ een veelzijdig instrument, Den Haag: Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving 2006. Zie ook p. 37 van het rapport van de Commissie Stevens: ‘Voor het afsluiten van een horizontaal toezicht brancheconvenant (…) is het van belang dat er binnen de branche vormen van (zelf )toezicht bestaan, bijvoorbeeld gedrags- en beroepsregels of gedragscodes. In een aantal gevallen gaat dit hand in hand met branchespecifiek tuchtrecht en/of certificeringprocedures en keurmerken. Alleen dan is het mogelijk om te komen tot een horizontaal toezicht brancheconvenant.’