HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.1
Holzfrasmachinen; Kettenfras-, Lochbohr-, Stemmachinen Wood moulding machines; Chain mortisers-, slot mortisers-, mortise chisel machines Toupies; Mortaiseuses à chaine, mortaiseuses à meche, mortaiseuses à bedane
BEKNOPTE SAMENVATTING Aan het werken met gatenfrees-, gatenboor- en gatensteekmachines zijn veel gevaren verbonden. Ongevallen met deze machines gebeuren onder andere door - het niet of onjuist gebruiken van beschuttings- en hulpmiddelen; - een foutieve werkmethode en/of instructie. Krachtens de Arbeidsomstandighedenwet Veiligheidswet 1934 moeten werkzaamheden aan en met gatenfrees-, gatenboor- en gatensteekmachines zodanig worden uitgevoerd, dat deze geen gevaar kunnen opleveren. Dit blad geeft aanwijzingen die grotendeels zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen.
SUMMARY Many hazards are involved in working with chain mortisers, slot mortisers and mortise chisel machines. The causes of accidents which can occur these machines include: - failure to use, or incorrect use of aids and protective equipment; - incorrect working practice and/of instruction. Under the Working Environment Act/Safety Act 1934 working with chainmortisers, slot mortisers and mortise chisel machines must be carried out in such a way that no hazards will arise. This sheet provides safety recommandations which are largely based on statutory regulations.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
INHOUDSOPGAVE 1 2 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Inleiding Toepassingsgebied Begripsomschrijvingen Langgatboormachine Drevelboormachine Kettingfreesmachine Holbeitelboormachine Gatensteekmachine Opspaninrichting Snijgereedschap
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Gevaren In aanraking komen met roterend snijgereedschap Stukspnngen of losraken van roterend snijgereedschap Bekneld raken Elektrische installatie Geluidsniveau Schadelijke stoffen en dampen Werkmethode en instructle
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Constructie Algemeen Elektrische installatie Langgatboormachine Drevelboormachine Kettingfreesmachine Gatensteekmachine Meerspillige gecombineerde gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 7 7.1 7.2 7.3 8
Veilig gebruik Algemeen Voorlichting en onderricht Kleminrichting Kleding en werkhouding Gereedschap en toerental Verwijderen van houtresten Onderhoud en reparatie Instellen Opstelling Geluid Algemeen Lawaaibestrijding Gehoorbescherming Wettelijke bepalingen
P164-6 1991 blz.2
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
1
P164-6 1991 blz.3
INLEIDING
Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines worden in verschillende uitvoeringen in de industrie toegepast, in onder andere de meubelindustrie en in de timmerfabrieken. Aan het werken met deze machines zijn veel gevaren verbonden. In dit blad worden aanwijzingen gegeven die beogen deze gevaren te voorkomen. De met een * gemerkte aanwijzingen zijn geheel of gedeeltelijk gebaseerd op: - de Arbeidsomstandighedenwet; - de Veiligheidswet 1934; - het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938; - het Electrotechnisch Veiligheidsbesluit 1938; - het Veiligheidsbesluit gevaarlijke werktuigen; - het Arbeidsbesluit jeugdigen; en hebben mede betrekking op de naleving van die artikelen (zie het publikatieblad van de Arbeidsinspectie P 168 "Werken met houtbewerkingsmachines; Wettelijke bepalingen"). Met het in acht nemen van die aanwijzingen voldoet men naar het oordeel van de Arbeidsinspectie op doeltreffende wijze aan bedoelde wettelijke voorschriften. De overige aanwijzingen zijn voor het veilig werken met deze machines echter van even groot belang. Het is vanzelfsprekend dat de Arbeidsinspectie bij het hanteren van de in algemene termen vervatte wettelijke bepalingen -behoudens wanneer zich bijzondere omstandigheden voordoen- zich zal richten naar de inhoud van dit blad. Hierbij wordt evenwel aangetekend dat mocht op andere wijze een even hoog niveau van veiligheid worden bereikt, evenzeeris voldaan aan de wettelijke bepalingen. In dit verband wordt ook gewezen op toekomstige EG-richtlijnen en Europese normen. De komst van geharmoniseerde Europese normen kan aanleiding zijn wijzigingen in dit blad door te voeren.
2
TOEPASSINGSGEBIED
De aanwijzingen in dit blad zijn van toepassing op alle gatenfrees-, gatenboor- en gatensteekmachines en eveneens van toepassing op de hierna te noemen machines als onderdeel van een gecombineerde houtbewerkingsmachine.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
3
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
3.1
Langgatboormachine
P164-6 1991 blz.4
Een Langgatboormachine is een machine voor het maken van sleufgaten in werkstukken door middel van een boor. 3.2 Drevelboormachine Een drevelboormachine is een machine voor het in een arbeidsgang boren van één of meer ronde gaten in werkstukken. Opmerking Onder drevel kan ook worden verstaan: deuvel of dook. 3.3 Kettingfreesmachine Een kettingfreesmachine, ook wel kettingsteekmachine genoemd, is een machine voor het frezen van rechthoekige gaten in werkstukken door middel van een freesketting. 3.4 Holbeitelboormachine Een holbeitelboormachine is een machine voor het boren van vierkante gaten in werkstukken door middel van een hol vierkant beitellichaam met daarin een spiraalboor. 3.5 Gatensteekmachine Een gatensteekmachine is een machine voor het in een arbeidsgang maken van één of meer rechthoekige gat(en) in werkstukken door middel van een oscillerende beitel. 3.6 Opspaninrichting Een opspaninrichting is een toestel vervaardigd voor het opspannen (klemmen) van het werkstuk (bijvoorbeeld op de tafel). 3.7 Snijgereedschap Onder snijgereedschap wordt verstaan: gereedschap, voorzien van één of meer snijkanten, en vervaardigd voor het gebruik op freesmachines.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
4
P164-6 1991 blz.5
GEVAREN
4.1 In aanraking komen met roterend snijgereedschap In aanraking komen met roterend snijgereedschap of bewegende delen kan plaatsvinden door - het niet of onjuist gebruiken van de benodigde afscherming; - het plegen van onderhoud bij roterend snijgereedschap; - het verstellen van het snijgereedschap tijdens het draaien; - het niet goed functioneren van de benodigde afschermingen. 4.2 Stukspringen of losraken van roterend snijgereedschap Roterend snijgereedschap kan stukspnngen of losraken door - verkeerd geslepen gereedschap; - een verkeerde gereedschapskeuze of ondeugdelijk snijgereedschap; - een foutieve instelling van het toerental; - onbalans; - het niet voldoende of op onjuiste manier opspannen van het snijgereedschap. 4.3 Bekneld raken Bij het bedienen van genoemde machines bestaat het gevaar dat de bedieningspersoon bekneld kan raken tussen de opspaninrichting alsmede tussen andere bewegende onderdelen van de machine. 4.4 Elektrische installatie Door een ondeugdelijke aanleg van de elektrische installatie kunnen metalen gestellen onder een gevaarlijke elektrische spanning komen te staan. Door een onjuiste beveiliging van de installatie en een foutieve keuze van het elektrisch materieel kan eventueel brand ontstaan. 4.5 geluidsniveau Een te hooggeluidsniveau kan in de omgeving van genoemde machines het gehoor van de bediener en van andere personen beschadigen. 4.6 Schadelijke stoffen en dampen 4.6.1 Houtstof Door het vrijkomen van schadelijk houtstof kan gevaar voor de gezondheid ontstaan (zie het publikatieblad van de Arbeidsispectie, P 145 "Nationale MAC- lijst").
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.6
4.6.2 Kunststof Bij het verspanen van kunststof kunnen stoffen en/of dampen vrijkomen, die schadelijk zijn voor de gezondheid (zie P 145 "Nationale MAClijst"). 4.7 Werkmethode en instructie Door een foutieve werkmethode en/of instructie kunnen gevaren ontstaan.
5
CONSTRUCTIE
5.1
Algemeen
5.1.1* Een gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine moet deugdelijk zijn geconstrueerd. Bewegende delen. zoals aseinden en onderdelen van de aandrijving, moeten -voor zover deze gevaar opleveren- zijn beschut. 5.1.2* De machine moet van een doelmatige stofafzuiging zijn voorzien of zodanig zijn vervaardigd, dat aansluiting op een afzuiginstallatie mogelijk is. Opmerking Hoewel dit wettelijk verplicht is, is gezien de praktijksituatie bij uitgifte van dit blad voor bepaalde type machines dit moeilijk te realiseren. 5.1.3* De roterende snijgereedschappen moeten op een deugdelijke en veilige wijze op de spillen worden gemonteerd. 5.1.4* Op de machine moet op een goed zichtbare plaats duidelijk en onuitwisbaar zijn vermeld: - de naam van de fabrikant en/of leverancier, - het serienummer of het jaar van de fabricage; - het (de) toerental(len) van de spillen in omwentelingen per minuut; - de draairichting van de spillen; - de benodigde netspanning; - het vermogen.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.7
5.1.5* Bij de machine moeten worden meegeleverd: - gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen in de Nederlandse taal; - gereedschap voor het verwisselen van het snijgereedschap. 5.1.6* Indien de machine is uitgerust met een tweehandenbediening moet deze voldoen aan het gestelde in publikatieblad van de Arbeidsinspectie, P 141 "Tweehandenbediening", 5.1.7* De machine moet zijn voorzien van een opspaninrichting om het werkstuk doeltreffend vast te klemmen. Indien ten behoeve van het opspannen van werkstukken een pneumatische, of hydraulische klem- of opspaninrichting wordt toegepast. moet deze zijn voorzien van een slangbreukbeveiliging. Deze slangbreukbeveiliging moet direct op de spancilinder worden gemonteerd. De klem- of opspaninrichting moet zodanig kunnen worden ingesteld dat de vrije ruimte tussen het werkstuk en het voetje van de cilinder nooit groter is dan 5mm. 5.1.8* De machine moet zodanig zijn geconstrueerd dat het geluidsniveau op de arbeidsplaats niet hoger is dan 80 (85)dB(A), of zo laag als volgens de algemeen aanvaarde stand van de lawaaibestrijdingstechniek mogelijk is.
5.2
Elektrische installatie
5.2.1* De elektrische installatie van een gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine dient te voldoen aan de "Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties" NEN1010 #) # NEN-1010 is verkrijgbaar bij het Nederlands normalisatie- instituut: Kalfjeslaan 2, 2623 AA Delft. 5.2.2* De machines staan veelal opgesteld in ruimten waar rekening moet worden gehouden met stofontwikkeling en brandgevaar. De elektrische installatie van de machine dient een beschermingsgaad van ten minste IP 5x te bezitten, waardoor het binnendringen van schadelijke hoeveelheden stof in de motoren, schakelaars en schakelkasten wordt voorkomen.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.8
5.2.3* De inrichting voor het in- en uitschakelen van de motor moet zodanig zijn ontworpen, uitgevoerd en geplaatst dat deze op zo'n ergonomische en veilige wijze kan worden bediend. In dit verband is het onder meer van belang dat: - de machine of het aanvoerapparaat niet door onopzettelijke aanraking van de aanzetschakelaar in werking kan komen; - de hoofdschakelaar van de machine bij het wegvallen van de voedingsspanning automatisch uitschakelt (nul-spanningsbeveiliging); - bij het terugkeren van de voedingsspanning de machine uitsluitend weer kan gaan draaien nadat met de hand is ingeschakeld. 5.2.4* Een machine met een inrichting voor het instellen van verschillende toerentallen moet aan het volgende voldoen: - Op de machine moet aan de bedieningszijde duidelijk zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar zijn aangegeven welke toerentallen door welke bedieningshandelingen worden verkregen. - Indien een inrichting voor traploze snelheidsregeling aanwezig is, moet deze inrichting in elke stand kunnen worden geblokkeerd. - Het bedieningsmechanisme voor in- en uitschakelen van de machine moet -indien dit gecombineerd is met de keuzeschakelaar voor laag en hoog toerental- zijn voorzien van een inrichting, waardoor voor het inschakelen van het hoge toerental een bewuste extra handeling nodig is. 5.2.5* Voor elektrische verbindingen tussen vast opgestelde componenten moet een leidingtype voor vaste montage worden toegepast. zoals een vinylmantelkabel met een aderisolatie van vinyl (VMvK) of rubbermantelkabel (RMvK). Buigzame rubbermantelleidingen zijn niet toegestaan. Leidingen moeten zodanig zijn gemonteerd dat er geen gevaar voor beschadiging bestaat. Voor de aansluiting van verplaatsbaar elektrisch materieel moet een neopreenmantelleiding van zware constructie (HO7 RN-F) worden toegepast. De aansluitplaatsen van de koperkernen van deze leidingen moeten deugdelijk van trek zijn ontlast. De trekontlasting moet van stevig isolatiemateriaal zijn vervaardigd en deugdelijk op het machineframe of onderdeel zijn gemonteer 5.2.6* De metalen gestellen van elektrisch materieel moeten zijn geaard. Hiertoe moeten deze deugdelijk zijn verbonden met de beschermingsleiding, die is opgenomen in de aansluitleiding. De aardleiding moet geelgroen gekleurd zijn. Bevestigingsschroeven mogen niet tevens als aardschroeven worden gebruikt.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.9
5.2.7* Leidingen mogen niet over scherpe randen worden geleid.
5.3 Langgatboormachine 5.3.1* De bedieningshandels van een langgatboormachine dienen zodanig te zijn geplaatst dat men nimmer in aanraking kan komen met het snijgereedschap en/of bewegende delen. 5.3.2* Bij een langgatboormachine met één of twee tafels dient er een voorziening te zijn aangebracht, zodanig dat de tafel(s) nimmer de boorkop kan raken. 5.3.3* De uitstekende delen van de boorkop van de langgatboormachine dienen tegen aanraking te zijn beschut.
5.4 Drevelboormachine 5.4.1* Een drevelboormachine met meer booreenheden dient zodanig instelbaar te zijn dat de booreenheden de snijgereedschappen en/of elkaar niet kunnen raken. De aandrijving van de booreenheden moet doelmatig zijn beschut. 5.4.2* Een drevelboormachine dient zodanig te zijn uitgevoerd dat men de werkstukken ongehinderd en op veilige wijze kan aan- en afvoeren tussen de snijgereedschappen/units.
5.5 Kettingfreesmachines 5.5.1* Een kettingfreesmachine dient zodanig te zijn uitgevoerd dat deze nimmer ongewild in werking kan komen. 5.5.2* De bedieningshandels dienen zodanig te zijn geplaatst dat men nimmer in aanraking kan komen met de freesketting of bewegende delen.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.10
5.5.3* Een kettingfreesmachine dient zodanig te zijn geconstrueerd dat de freeseenheid automatisch in zijn uitgangspositie terugkeert, en de freesketting stilstaat. 5.5.4* Naast een bedieningsschakelaar dient de machine ook te zijn voorzien van een hoofdschakelaar die de machine spanningsloos maakt bij het instellen van de machine of het verwisselen van gereedschap. 5.5.5* Een kettingfreesmachine moet ter beschutting van de freesketting, behalve van een spaanbreker aan de opgaande zijde van de freesketting, aan de neergaande zijde zijn voorzien van een stang waarvan de onderzijde zich tijdens het frezen direct boven het werkstuk bevindt. Indien de voorzijde van de kettingfrees is afgeschermd, mag het zicht op het werk zo min mogelijk worden gehinderd. 5.5.6* Indien een kettingfreesmachine is voorzien van een slijpinrichting dan dient deze zodanig te zijn uitgevoerd dat slijpwerkzaamheden op veilige wijze kunnen worden verricht.
5.6
Gatensteekmachine
5.6.1* Een gatensteekmachine dient zodanig te zijn uitgevoerd dat het verwisselen van werkstukken op veilige wijze kan worden uitgevoerd. 5.6.2* De machine dient zodanig te zijn uitgevoerd dat het snijgereedschap, de slede en de tafel elkaar niet kunnen raken. 5.6.3* Het opspanmechanisme van het snijgereedschap dient op een veilige en doelmatige wijze tegen aanraking te zijn beschut en zodanig uitgevoerd dat het bij stilstand op eenvoudige wijze kan worden versteld.
5.7
Meerspillige gecombineerde gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine
5.7.1* Een meerspillige gecombineerde gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine dient zodanig te zijn geconstrueerd dat het verwisselen van werkstukken op veilige wijze kan worden uitgevoerd.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.11
5.7.2* De machine moet zodanig zijn uitgevoerd dat de slede en de tafel elkaar niet kunnen raken. Op elke bedieningsplaats dient een noodstopschakelaar op een ergnomisch gekozen plaats te zijn aangebracht. De noodstopschakelaar moet in een veiligheidscircuit zijn opgenomen.
6
VEILIG GEBRUIK
6.1
Algemeen
6.1.1.* Jeugdigen Een jeugdige (beneden 18 jaar) mag geen arbeid verrichten aan of in de nabijheid van een kettingfreesmachine. Van deze algemene regel mag alleen bij een beroepsopleiding binnen het kader van een wettelijke regeling worden afgeweken, mits in voldoende mate wordt gezorgd voor deskundig toezicht. 6.1.1* Stof- en dampafzuiging Een gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine moet zijn aangesloten op een deugdelijke afzuiginstallatie. Tijdens het in werking zijn van de machine moet de afzuiginstallatie steeds zijn ingeschakeld. Bij toepassing van een afzuiginstallatie in een bedrijfsruimte die berust op recirculatie, worden deze stoffen en/of dampen voor een groot deel weer in de werkruimte teruggevoerd. Bij het gebruik van een dergelijke afzuiginstallatie kunnen verdergaande maatregelen van belang zijn. Tijdens het bewerken van bepaalde soorten hout kan het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen toch nog noodzakelijk zijn. 6.1.3* Verlichting De machine moet voldoende en doelmatig zijn verlicht. Bij toepassing van TL- verlichting moet rekening worden gehouden met het zogenaamde stroboscopisch effect. Hierdoor kan draaiend snijgereedschap schijnbaar stilstaan. Een oplossing om dit effect tegen te gaan, is het gebruik van dubbele armaturen waarbij een faseverschuiving van de beide TL-buizen is bewerkstelligd . 6.1.4* Gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen Bij de machine moeten in de Nederlandse taal gestelde gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aanwezig zijn. Voor werknemers die de Nederlandse taal niet voldoende beheersen, moeten de aanwijzingen zodanig zijn dat ook die werknemers deze kunnen begrijpen.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.12
6.2* Voorlichting en onderricht Personen die een gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachine bedienen, moeten voldoende voorlichting en onderricht ten aanzien van veiligheids-, gezondheids- en welzijnsaspecten met betrekking tot het bedienen van deze machine, hebben genoten. Dit heeft onder meer betrekking op: - het gebruik van de beveiliging en de hulpstukken: - de werking van de machine (gebruiksaanwijzing); - het te verwerken matenaal (warrig hout en dergelijke, kunststoffen); - de aard en omvang van de gevaren bij gebruik (zie ook hoofdstuk 4) de risico's die daarmee gepaard gaan, en de maatregelen die zijn of worden genomen om deze gevaren zoveel mogelijk te beperken; - persoonlijke beschermingsmiddelen (soort beschermingsmiddelen en gebruiksaspecten). Deze voorlichting en onderricht moet zo vaak worden herhaald als nodig is. Tevens moet erop worden toegezien dat de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd. 6.3*
Opspaninrichting
De opspaninrichting dient zodanig te zijn ingesteld, dat voldoende klemming van het werkstuk is gewaarborgd en de afstand tussen de drukvoet en het te bewerken materiaal niet meer bedraagt dan 5 mm.
6.4*
Kleding en werkhouding
Om te voorkomen dat men in aanraking komt met roterend snijgereedschap is het van belang dat: - de kleding zoveel mogelijk om het lichaam sluit (onder meer geen wijde mouwen en geen loshangende stropdas); - het dragen van ringen wordt vermeden; - bij lang haar een haarnet wordt gedragen of opgestoken.
6.5*
Snijgereedschap en toerental
Een eerste vereiste voor het veilig werken met de machine is de juiste keuze van het snijgereedschap. Dat snijgereedschap moet scherp zijn en op de juiste wijze zijn geslepen. Ook het bijbehorende toerental is van belang.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
6.6*
P164-6 1991 blz.13
Verwijderen van houtresten
Houtresten of dergelijke die zich in de onmiddellijke omgeving van draaiend gereedschap bevinden, mogen niet met de hand worden verwijderd. Wanneer houtresten klem zitten tussen vaste en/of bewegende delen, moet de machine worden gestopt alvorens deze houtresten te verwijderen.
6.7*
Onderhoud en reparatie
Degene die de machine onderhoudt en repareert moet de nodige vakbekwaamheid bezitten. Het verrichten van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden bij roterend snijgereedschap is verboden. Bij storing in of wijziging van de elektrische installatie dient bij voorkeur een erkend installateur te worden ingeschakeld.
6.8*
Instellen
Tijdens het in werking zijn van de machine mogen geen instelwerkzaamheden worden verricht, behoudens in geringe mate corrigeren van de instelling, op voorwaarde dat de draaiende delen doeltreffend zijn beschut. Alvorens men de machine aanzet, moet men zich ervan overtuigen, dat het snijdend gereedschap niet in aanraking kan komen met de tafel, de kleminrichting of de aanslagen.
6.9*
Opstelling
De machine moet veilig en doelmatig zijn opgesteld. Door bijplaatsing van de machine met de produktielijn rekening te houden, kan tussenopslag van produkten nabij de machine tot een minimum worden beperkt. Een opgeruimde werkplek rondom de machine komt het veilig werken ten goede.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
7
P164-6 1991 blz.14
GELUID
7.1* Algemeen Het geluid op de arbeidsplaats moet zoveel mogelijk worden beperkt, bij voorkeur tot beneden de schadegrens van 80 dB(A). In ieder geval moet echter worden gestreefd naar een geluidsniveau beneden de actiegrens van 85 dB(A). Bij de huidige stand van de techniek is deze waarde voor de machines alleen haalbaar in een aantal gevallen bij vrijloop van de machine. Bij belast draaien van de machine is het geluidsniveau vrijwel altijd hoger dan 80 dB(A). In verreweg de meeste gevallen wordt ook de grens van 85 dB(A) overschreden. In veel gevallen kan het geluidsniveau echter worden verlaagd door het treffen van bepaalde maatregelen. Dergelijke maatregelen moeten bij voorkeur gericht zijn op lawaaibestrijding aan de bron. Dit wil zeggen dat de hoeveelheid geproduceerd geluid van de machine moet worden verminderd. Als lawaaibestrijding aan de bron niet mogelijk is of onvoldoende resultaat oplevert, kan in bepaalde gevallen het geluidsniveau worden verlaagd door de geluidsoverdracht van bron naar ontvanger te verminderen.
7.2
Lawaaibestrijding
7.2.1* Lawaaibestrijding aan de bron Bij de aanschaf van een nieuwe machine is het aan te bevelen om de keuze voor een bepaald merk of type mede te laten afhangen van de hoeveelheid geluid dat de machine produceert. Dit is de simpelste, meest doeltreffende en in veel gevallen ook de goedkoopste manier van lawaaibestrijding. Het verschil tussen een lawaaiige en relatief geluidarme machine kan meerdere dB(A)'s bedragen.
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
P164-6 1991 blz.15
7.2.2* Bij een machine die reeds in gebruik is genomen, kunnen ter beperking van de geluidssterkte de volgende maatregelen worden getroffen: - Het toepassen van goed gebalanceerd snijgereedschap. - Indien het machine frame niet geheel van gietijzer is gemaakt, nagaan of bepaalde onderdelen van de machine sterk trillen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij deksels en deuren van plaatstaal. Deze onderdelen kunnen worden ontdreund door er een laag ontdreuningspasta of trillingdempende folie op aan te brengen. Ook kan plaatstaal worden vervangen door samengestelde platen, bestaande uit twee staalplaten met een elastische tussenlaag (sandwich-constructie). - Het zo ver verlagen van het toerental als -gezien de vereiste snijsnelheid en de gewenste oppervlaktekwaliteit- mogelijk is. - De omgeving van roterend snijgereedschap, afzuigkappen en afzuigleidingen aerodynamisch gunstig uitvoeren. Daarbij moet er vooral op worden gelet dat zich in de luchtstroom geen scherpe randen en obstakels bevinden en dat er een goede spaangeleiding plaatsvindt. 7.2.3* Beperking van geluidsoverdracht van bron naar ontvanger Wanneer na uitvoering van de maatregelen van 7.2.2 het geluidsniveau toch nog te hoog is, kan een verdere niveauverlaging worden bereikt door de machine geheel of gedeeltelijk te omkasten. Ongunstige akoestische bouwconstructies van de bedrijfsruimte en andere geluidsbronnen kunnen mede aanleiding geven voor een gerichte geluidreducerende aanpak. 7.2.4* Beperking van geluidsoverdracht naar elders Trillingen van de machine kunnen op de bouwkundige constructie van een bedrijfsruimte worden overgedragen en elders als hinderlijk geluid worden afgestraald. Om dit te voorkomen moet de machine trillingsvrij worden aangesloten op de afzuiginstallatie en verend worden opgesteld, bijvoorbeeld op dempers van rubber (zie ook het publikatieblad van de Arbeidsinspectie, P30 "Bouw en innchting van bedrijfsruimten").
7.3*
Gehoorbescherming
Indien bij het werken met de machine de lawaaibestrijding ontoereikend is om het geluidsniveau op de arbeidsplaats tot beneden 80 dB(A) terug te brengen, moet gehoorbescherming beschikbaar worden gesteld. Als het geluidsniveau op de arbeidsplaats hoger is dan 90 dB(A) is het dragen van gehoorbescherming verplicht (zie het publikatieblad van de Arbeidsinspectie, P 166-2 "Gehoorbeschermingsmiddelen").
HOUTFREESMACHINES Gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines
8
P164-6 1991 blz.16
WETTELIJKE BEPALINGEN
De wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op gatenfrees-, gatenboor-, gatensteekmachines zijn opgenomen in het publikatieblad van de Arbeidsinspectie, P 168 "Werken met houtbewerkingsmachines, Wettelijke bepalingen".