HOUEI WEN CHI OF
PAARDENSPRONG-DOOLHOF OP EEN STUK ZIJDE GESTIKT
SOU-JO-LAN echtgenoote van TEOü-T'AO, Gouverneur van 7swi-
FU-KIEN VOBST
VAN
HET
RIJK
TS'IN
A. D. 357—385.
MET EENE METK1SCHE VERTALING EN HISTORISCHE AANTEEKENINGEN
UITGEGEVEN DOOK
G. SCHLEGEL. 3e Volgf. XI.
.
11
LEIDEN,
BOF.KDKUKKERIJ
VAN E. J.
BRILL.
•
>
•
«
*
De paardensprong-doolhoven, in het chineesch IZbtt<«'-w>«i-e/it of «Gedichten met rondloopende karakters" genaamd, zijn in het Middenrijk zeer gewild, te meer, daar het chinesche schrift zich bijzonder goed tot zulke «literarische Spielereien" leent, en zij bijzondere zwarigheden opleveren voor eene goede ontcijfering, omdat, zooals bekend is, de chinesche woorden geenerlei verbuiging ondergaan, en dus niet, zooals in onze europesche talen, door de eindiging des woords bijkans te raden geven waar men, in een doolhof, het volgende woord moet zoeken. Het eerste, historisch gestaafde en tevens in China allerberoemdste paardensprong-doolhof is van geen jongeren datum dan de vierde eeuw onzer tijdrekening; en met de geschiedenis van het ontstaan van dit doolhof willen wij thans den lezer bekend maken, en hem tevens eene proeve er van geven. In het jaar 351 onzer tijdrekening, gedurende het verval der chinesche dynastie T«»« e , riep een militair avonturier, met name _Fw-£iew fTf KË, vestigde de grondslagen van het Westen van China. In volgd door zijn' oudsten zoon
zich uit als vorst van 7Yi», en eene uitgestrekte lieerschappij in 355 werd deze avonturier opgeJV-sflwy TTT 3 i , die echter twee
jaren later door zijn' jongeren broeder .Fw-/h>« T*J 3 * vermoord werd. Deze laatste riep zich zelven tot Keizer uit, en vestigde den zetel van zijn bestuur te Te/iawy-nya» in de provincie O/(e«-si. Hij regeerde gedurende verscheidene jaren met veel praal en luister als een gevaarlijke mededinger voor de dynastie Tswi. Toen hij echter in 383 met een groot leger de oostelijke provinciën van China aanviel, in de hoop zich van het geheele Rijk meester te maken, leed hij de zwaarste nederlagen, en werd eindelijk in het jaar 385 door ™L ü : , één zijner eigen generaals, vermoord.
164 Gedurende de regeering nu van Keizer Pw-^ie», was een zekere Teow-tf'rw» M VR , gouverneur der stad Ts'w-fcAeow S v y H . Hij had eene schoone zestienjarige jonge vrouw gehuwd, /Stow-Aottei Üfc M of &m^'ö-Za« JÜft 3 ? Ü genaamd, die door hare moeder zorgvuldig in alle vrouwelijke handwerken, en door haar' vader in de geschiedenis, de wijsbegeerte en de dichtkunst was onderwezen. Kort na zijn huwelijk, stelde Teow-2'ao zijne jeugdige gade aan het Keizerlijke Hof voor, waar hare schoonheid op den Keizer een' diepen indruk maakte. Toen hij echter bespeurde dat al zijne pogingen om haar ontrouw te maken schipbreuk leden op hare innige liefde voor haren echtgenoot, besloot hij het paar te scheiden. Hij benoemde dientengevolge haren echtgenoot tot Opperbevelhebber van het leger, en zond hem naar Ziow-cAa i5ï& Ï K ' ) om de troepen te inspecteeren, terwijl hij tevens aan £o«^'Ö-Za» verbood haren man te volgen. Daar deze haar niet gaarne aan het losbandige hof van .Ftt-£ie» wilde laten, trachtte hij haar te bewegen om in de hoedanigheid eener tweede vrouw heimelijk met hem mede te gaan: maar zij weigerde dit te doen, omdat zij vreesde dat zulks invloed zou hebben op de goede positie die Teo«-^'ao innam, en ook omdat haar eergevoel haar verbood om heimelijk, in de hoedanigheid eener tweede vrouw, en zonder goedkeuring Zijner Majesteit, weg te gaan. Geen smeeken noch bidden van haren man, konden haar van zin doen veranderen, zoodat deze ten laatste, tamelijk vertoornd over hetgeen hij gebrek aan liefde bij zijne vrouw noemde, zonder een enkel woord tot afscheid, haastig vertrok, en tot groote droefheid van «7"ö-&w» zijne tweede vrouw naar üoo-cAa medenam. Toen hij ter plaatse zijner bestemming was aangekomen, stuurde hij brieven en boden naar zijne vrouw om naar haren welstand te vernemen, maar de tweede vrouw die hij meegenomen had, droeg zorg dat geen der brieven en boden vertrok, en onderschepte tevens alle brieven en berichten van <7Ö-fo« aan haren echtgenoot, zoodat deze laatste meer en meer overtuigd werd dat zijne vrouw hem niet beminde.
1) Thans Sia^-ya^-Zou SES W /HT > Br. 32° 6', Lengte 109» 45' 16".
De arme J#-&m zat intusschen verlaten en eenzaam in haar huis, en peinsde op welke wijze zij toch de verloren liefde van haren echtgenoot weder zou kunnen winnen. Eindelijk besloot zij haar hart in een gedicht uit te storten en begon met kleine vierkante stukjes zijde van acht duim in 't vierkant te weven, waarop zij chinesche karakters in vijf verschillende kleuren borduurde en die als een paardensprong-doolhot aan elkander voegde. Toen zij op zekeren dag met dezen arbeid bezig was, kwam de Keizerin in hare kamer, en was ten hoogste verwonderd over de keurigheid van het borduursel en vooral van de zuiver gewerkte chinesche karakters. Zij kon er echter niets van begrijpen, en Jb-Za» wilde haar ook verder geene uitlegging geven; zoodat de Keizerin de beroemdste geleerden van het rijk bijeen riep om dit kunstige doolhof te ontcijferen. Niemand echter was daartoe in staat, zoodat men eindelijk .ftJ-Za» vroeg wie dan wel in het rijk dit kunstgewrocht kon ontwarren, waarop zij antwoordde dat niemand anders dan haar echtgenoot daartoe in staat was. Onmiddellijk gaf de Keizer bevel dat het selegante labyrinth" in een met parelen omzet gulden kistje aan Teow-tf'ao gezonden zou worden met opdracht om het te ontcijferen. TeoM-tf'ao, verrukt over het kunstige en sierlijke werk, begon met allen ijver dit doolhof te bestudeeren, en na lang zoeken vond hij eindelijk den sleutel, en las nu de oplossing. Hoe meer hij echter las, des te meer werd hij getroffen en bewogen door de diepe liefde en smart die in aandoenlijk eenvoudige woorden, met sprekende levendigheid, was geschilderd; zoodat hij eindelijk ontroerd uitriep: »Ik heb het gevonden! er is slechts ééne vrouw in het geheele rijk die dit kon maken, die zoo kon voelen en zoo kon schrijven: het is m\jne beminde en verlaten gade." Omniddellyk zond hij eene estafette aan den Keizer en deelde hem mede dat het dringend noodzakelijk was dat /SW-ytf-7<wi dadelijk naar hem toegestuurd werd om het doolhof behoorlijk te kunnen ontcijferen. Aan zijne vrouw zond hij tevens kostbare geschenken, en be.zwoer haar naar hem toe te komen. De Keizer, die intusschen gezien had dat al zyne pogingen bij JÜ-fan te vergeefsch waren, gaf nu gewillig zijne toestem-
166 ming tot haar vertrek: en toen zij bij haren man kwam, ontving deze haar met al de eerbewijzen eener Koninklijke vorstin, terwijl hij het Doolhof als eene sjerp over zijne borst droeg. Sinds dien tijd leefden zij in ongestoord geluk tot aan hiin' dood. Men zegt dat <Stow-yö-fo» meer dan 5000 gedichten gemaakt heeft, maar de tand des tijds heeft ze alle vernietigd behalve het »Paardensprong-Doolhof", dat sinds dien tijd als model gediend heeft voor alle latere soortgelijke doolhoven. Omtrent het aautal karakters of woorden dat in dit beroemde doolhof zoude voorkomen, bestaat nog al verschil vau gevoelen; zoo ook omtrent de leeswijze of den sleutel ter ontcijfering. Mayers ') zegt dat er 840 karakters in voorkwamen; en volgens Miss Lucie F a y ' ) van Shanghai, zoude het uit 800 verschillende karakters bestaan, die 300 verschillende gedichten zouden vormen, en naar alle richtingen te lezen zijn, maar die ook één geheel gedicht uitmaakten, wanneer men ze achteréén las. Mejufvrouw Fay schijnt er dus eene soort van Paliudrom van te willen maken, in het genre van de griek.sche paliudromische inscriptie op de fontein van den voorhof der Heilige Sophia-kerk te Coustantinopel: NI¥ON ANOMIIMATA MH MONAN OY1N (wasch Uwe zonden en niet alleen uw gelaat), welke van voren naar achteren, en van achteren naar voren dezelfde woorden, en dus ook denzelfdeu zin te lezen' geeft. De chinesche auteurs die wij hebben kunnen raadplegen geven het getal der karakters van Jö-2Ws doolhof niet op; maar in eene kleine hand-encyclopedie, genaamd P Tfl 1Ü j Ü «/*& yowny ^iea fore of «Handige gids voor dagolijksch gebruik," staat op folio 11 van het 2« deel eene copie van het beroemde doolhof met het volgende bijschrift:
1) Chinese Reader's Manual, Shanghai, American Presbyterian Mission press 1874, bldz. 190, N°. 619. 2) Memoirs of noted characters in Chinese histury, in bet tijdschrift „Phoenix" uitgegeven door ,T. Summers; Deel I , p. 57.
1G7 1»'
Wat aangaat »De gestikte zijde die karakters vormt," zoo was het Teow<Ws vrouw van de epoche der Tsira die, omdat haar echtgenoot ver verwijderd aan de grenzen was, een stuk zijde weefde en aan den Machthebber ') aanbood. Over en dwars waren altemaal karakters, wier hartstogt zeer roerend was. In het midden was eene petitie gestikt in de woorden: :» bied ik den Zoon des Hemels thans, »Opdat hij mijn verheven ga, zoo spoedig mo153Ê gelijk keeren heet." De Machthebber had Ira medelijden met haar, en liet haar' echtgenoot terugkeercn." Wij hebben dus hier wezenlijk het gedicht van /SOW^'Ö-ZOM voor ons, want TeoK-fao was, zooals wij gezien hebben, haar echtgenoot. In dit doolhof nu komen slechts 168 karakters voor die te zamen een gedicht in heptameters van 24 regels vormen. Als men wil, kan men natuurlijk, door die 168 karakters op verschillende wijzen aaneen te voegen, eene bijna eindelooze série van gedichten vormen; maar dit was stellig niet de bedoeling van e/#-Zrt«, en ook de chinesche auteur van genoemde encyclopedie geeft den sleutel slechts voor ééne lezing in de volgende woorden:
üt
1) Die Machthebber is de Usurpateur
1GS
fra
T § f Ü? 1 i r .
+*£ y—
4É
TS* —•
^2"
-I-
Na 10 karakters in elke rij gelezen te hebben, moet men terugkeerend lezen, en er rondregels van 7 woorden van maken.
ffil ^,
*ö? _^
>9Ü -jg-
[HJ -jF* j ^
ginne met (de woorden): »TïA pieA Zia-«y y»n
^"-"
^-
•*'^-
n*
ill»
A
Kf
itL
A
[Leeswijze]: Men be-
'
>"*=
r«A c/i«0M
2^
(de woorden): »T*Ve ^*'WJ
DK ^
•
.
en eindige met
.
,
,,
«z«ea mtera wo« <s«ow«« c«t. Wij hebben deze aanwijzing gevolgd en daardoor een 24 regelig gedicht van zeven woorden per regel verkregen. Wij beginnen nu met een afdruk te geven van het Doolhof zooals het in de Encyclopedie afgebeeld wordt:
\
£\ -,
*
*
169 Het eerste en het laatste karakter van het gedicht staan onder elkander in den rechter bovenhoek van het doolhof. Met het eerste ZiA beginnende, leest men diagonaal door naar den linker beneden hoek; slaat de naastliggende rij over en klimt dan weder op naar den rechterbovenhoek. Van daar gaat men schuins-links naar boven en dan weder schuins-links naar beneden; en de karakters op deze wijze volgende komt men eindelijk, na over het geheele veld gedoold te hebben, weder aan den rechterbovenhoek uit bij het karakter C/ii, het laatste van het gedicht. Sinologen zullen nu geen moeielijkheid ondervinden in het lezen van het doolhof, wanneer zij de karakters in de volgende rangorde nemen. VI
IV
p | 36
5g 29
^
22
$$} 37
- ^ 30
Jt
23
0
$31
^ 2 4
38
^39
?fc 32 Jg. 25
140
^
33
£0 26
H
41
3(. 34
^ 2 7
Ü
42
pj
! £ 28
78
& 15 ^16 g | 17 $18 H 19 fó 20 JU 21 IX
XI
XII
^
35
il
in
VIII
JS 57 ë 58
71 72
fff 8 j|§ 9 "ïf 10 gft 11 $ | 12 H 13 Jg 14
VII
50
51
44
52
45 46
73
66
•J» 81
74
67
fl& 60
53
^
82
75
68
H" 61
54
H 83
76
69
4ES
^
77
70
84
62
63
— #|] ;H A ^ ^ ^
48
!j£ 56
49
170 xvin
XVII
XVI
120 122 123 124 125 126 XXIV
106 107 108 109 110
115 116 117 118 119 XXIII
99 100 101 102
-f- 105 XXII
XIII
XIV
xv
XXI
92 86 87 88 89 90 91
94 95 96 ^ 98 XX
XIX
1& 162 {JE 155 H 148 163 , ; 156 ^(g 149 f& 157 Pfï 150
142 143
135 136
jfê 165 |1{ 158 ^ Ü 166 H 159 • 160 167 168
145 146 147
138 139 140
151 153 154
TRANSCRIPTIE *). 1 2 3 4 5 0 7 8 9 10 11 42 13 14
127 128
Yih pieh Hang jin, tchang tuh chaou Kan tch'ang ts'un toan, loui choang tchoui Nieu fou hiao ye, kwei ho t'chou Suh lou chih foung, kioh chaou pi Tch'un k'ü thsieou lai, toung yeou tao Liang lun jih yueh, hou tch'i k'ü Ts'ieh siang tching fou, kwei puh tih Ssc Hang wan li, soung han i Yen tch'a yü t'oh, yin sin toan Lan kiao tsou keh, t'ien yai chou Lou youen chan yaou, wou i poan Koung hiai toan siao, pou nan i K'ai siang ts'ü sien, t'ien tchou loui Toui king sou tchoang, lan tsin sü
I) Naar fransche spelling te lezen.
131 132 133
171 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Yang kien liang wan, choang yen tsze Tchao k'ü mou lai, toui toui fei Kou yen t'ien pien, ching ts'an ts'ieh K'in han tchin lang, chaou kou wei Tchih kin tchiug wen, hien T'ien-tsze Ts'ze wo hing fou. kih tsaou kwei Fou fou pun yuh, pih nien ki Chwoui siang tchoung t'ou, liang pieh li Lin hing chouo tchuh, san fan hoa Ts'ze ts'ing mien mien, wou tsioueh chi. METRISCHE VERTALING.
1 Sinds mij mijn dierb're ga verliet, leef ik reeds langen tijd' alleen; 2 Mijn' ingewanden zijn verscheurd — en tranen biggelen twee aan twee, 3 Ik deuk en peins: mijn dierb're ga! bij dag en nacht, waar gaat ge heen? 4 Slaapt Ge in den dauw? trotseert Ge storm? dit baart mij ook nog smart en wee! 5 De lente ging, de herfst kwam aan — nu nadert weer de winterdag; G De dagen en de maanden gaan in dubb'len kringloop haastig voort; 7 En als ik denk dat mijn gemaal, de dapp're held, niet koeren raag, 8 Hoe zend ik dan ecu winterkleed naar 't duizend mijlen verre oord? 9 Geen ganzenpost noch Visschen-school — van nieuws en naricht afgesneên! 10 En elke brief naar 's Hemels kim wordt door de blauwe brug belet. 11 De weg is lang, 't gebergte ver — wie leidt mij naar nnjn gade heen? 12 En 'k heb slechts schoentjes klein en kort waarmee ik nauw een pas verzet. 13 Een parelende traan besproeit den zijdraad uit de doos gehaald; 14 En lusteloos voor 't spiegelglas, voltooi ik kapsel noch toilet.
172 15 Ik zag en hoorde op de nok een zwaluwpaar zaam neergedaald: 16 Zij vliegen, zij het vroeg of sp&, steeds twee aan twee in blij verzet 17 Hoe hartverscheurend is de kreet der wilde gans aan 's Hemels trans! 18 En achter 't eenzame gordijn, hoe kil mijn peluw en mijn kleed! 19 Dit stikwerk van karakters vol bied ik den Zoon des Hemels thjos, 20 Opdat Hij mijn verheven gè. zoo spoedig mogelijk keeren heet: 21 Want echtgenooten zijn toch gaarn' totdat de dood hen scheidt bijéén; 22 En bij het halve levenspad te scheiden, was mij onverwacht 1 23 Op 't oogenblik van Uw vertrek, gingt Gy met een koel afscheid heen; 24 Maar wi/'«e liefde is voorwaar van eindeloozen duur en kracht. Tot goed begrip van bovenstaand gedicht zijn een paar ophelderingen noodig. Met de woorden »slaapt ge in den dauw" van den 4e regel verstaat de Chinees dat wat wij verstaan met »onder den blooten hemel te slapen." Onder de woorden: jGanzenpost en Visschen-school" in den 9e" regel verstaan de Chinezen oVie/wisseZwiy, en wel om de volgende redenen. Zooals bekend is, trekken de wide ganzen, die in het hooge noorden broeien, gedurende den winter naar zuidelijker streken, en vertrekken, als de zomer aankomt, weder naar hunne noordelijke broeiplaatsen. Deze migraties hebben in China zeer regelmatig plaats, zoodat men de wilde gans den bijnaam gegeven heeft van Te/ii-cAi-flww, »Vogel die de tijden kent" *). Daarvan is dan ook dikwerf partij getrokken om berichten over te zenden wanneer er geene andere gelegenheid bestond. Onder anderen door «Sow-wow Rfflt J^,, getrouw kamerheer van Keizer , toen hij in het jaar 100 voor Chr. door den Keizer
Vide
173 op eene missie naar de iZïowrcjr-wow gezonden, en door den jÖa» der .Ïïïowwy-TWK gevangen gehouden werd. Hij ving eene wilde gans in het begin van den winter en bond aan eene harer pooten een' brief waarin hij zijn' toestand aan den Keizer openbaarde, waarna hij de gans de vrijheid gaf. Deze trok zuidwaarts en werd toevallig door den Keizer zelf geschoten, die daardoor vernam waar zich zijn trouwe dienaar ophield, en toen maatregelen nam om hem uit zijne gevangenschap te verlossen *). Van visschen is door Chinezen herhaaldelijk gebruik gemaakt om geheime correspondentie over te brengen; meestal van doode, als wanneer men den brief door de ruime keel van den visch tot in de maag stopte. Een oud chineesch gedichtje *) luidt aldus:
# # fa Een gast die uit den vreemde kwam Schonk mij een tweetal karpers; Zeg! kok! kook fluks die karpers. — Daar binnen was een zijden brief; Ik knielde lang en las dien brief: Wat meende hij wel met dien brief? Een goed geregt vond ik daarboven; Van onderen zijn' eeuw'ge trouw *)! In den volgenden (of ÏO^") regel beklaagt J^ö-fe» zich dat de sblauwe brug" hare correspondentie belet.
1) Men zie de 3*» F»w geciteerd in de Encyclopedie B(
19, Art. *«W o
2) Ibid. T a 29, Art. Jnl o 3) De rijm van het oorspronkelijke is in de vertaling behouden: Tchang kwei tuh sou chou K'eh ts'oung youen fang lai Chou tchoung i ho jou K'icn wou choang li yü Chang yeou Ida ts'an fan Hou earh p'ang li yü liia yeou tchang siang ssc. Tchoung jeou tch'ih sou chou
474 Deze blauwe brug, nabij de oude Hoofdstad van China, TcA'flfl^-wjwj, gelegen, is vooral beroemd als de plaats waaronder de getrouwe 7Fet-s<w!^-/fca0 /1Ê £ £ |fg door een plotseling' opkomenden vloed omkwam, terwijl hij daar eene vrouw afwachtte met wie hij een rendezvous besproken had. Beroemder echter is deze brug wegens het avontuur dat een zeker P'ei-Aawy ^ £ 7§Jl, een geleerde der Tang-dynastie, daar had. Deze P'ri-Ztawy had eens van eene dame, 7OM»-£'KIO He Ha genaamd, het volgende vierregelige versje gekregen. 0
Üs ~Ë Yih yin k'ioung tsiang pih kan sang,
>u 3 ? :9c Hiouenchoangtaotsin kienYoun-ying. jjjth Vjli Vj*
'I"P IW JB Lan k'iao tsze chi chin sien kouh, 3 Ê M Ho pih k'i k'ü chang yuh king. Proeft ge slechts eens van 't roode vocht, dan wellen honderd driften op; En is de zwarte rijp gestampt, dan ziet ge !Fbw«y-ywi^ op uw pad: De blauwe brug is inderdaad der geesten en der feeën grot, En zeker niet zoo ruw en steil de opgang naar de Jaspis-stad. Toen hij eenigen tijd daarna de blauwe brug bij TcA'a«^overging, kwam hij aan eene hut, en vroeg aan een oud besje dat voor de deur stond om wat te drinken. Het oudje riep toen: sPoww-jwjy/ breng een kopje stroop." •H^wy, die zich toen het versje herinnerde, dat Jowfl-Hiao hem gegeven had, wilde dadelijk met Timn-yiny trouwen, maaide oude vrouw zeide: »Wanneer gij een vijzel en stamper van yrtspis zult gevonden hebben, kunt gij haar krijgen." Na eene maand vond 7/a«£ beide voorwerpen en trouwde TOMM^my. Beiden veranderden toen in geniën en verdwenen spoorloos *). Om deze redenen is de uitdrukking ablauwe brug"
1) Vergelijk: Mayers, Chinese Reader's Manual, N°. 332 en 841; G. Schlegel, Geschiedenis van het gebloemde briefpapier bldz. 9 1 , nota VII 2, en bldz. 60 waar de student Xtau^ zich eveneens beklaagt dat hy geen' weg naar de blauwe brug wist om J«o-«^a, zync beminde, te ontmoeten.
175 een zinnebeeld geworden van de liefde tusschen minnaars. Jtffo» beklaagt zich dat zij den weg niet vinden kan naar de blauwe brug, d. w. z. dat zij geene gelegenheid heeft om haren man een' blief te sturen naar de verwijderde grensplaats waar hij zich bevond. Vs. 12 luidt letterlijk: »mijne gebogen schoentjes zijn kort en klein". Men weet, dat de voeten der chinesche dames in de piille jeugd verminkt worden door dat men den grooten toon onder de voetzool brengt en dan den voet zwachtelt. Dien ten gevolge loopt de schoen aan den neus met eene kromming op, en gaan de vrouwen zoo moeielijk, dat zij niet dan op een stok of eene slavin gesteund, lange wandelingen doen kunnen. In- vers 17 noemt Fd-&m den kreet der wilde gans hartverscheurend. Deze toespeling vindt men reeds in de (7/tt-^iny of het »Liederen-boek", in de 12<" eeuw vóór onze jaartelling gecompileerd; waar de dichter het door voortdurende onlusten van zijne haardsteden verstrooide en ronddolende volk vergelijkt bij de wilde ganzen die rusteloos héén en weer trekken, en daarbij hun' melankolieken kreet Go-^o laten hooien *). Vers 19. De Zoon des Hemels is de Keizer die zich aldus noemt evenals onze vorsten zich »Yan Gods genade" noemen. Vs. 23. Letterlijk: sspraakt ge slechts drie (deelen) woorden. De superlatief wordt dikwerf in het Chineesch uitgedrukt dooide» rfeefcrc, naar het tientallig stelsel waarbij 10 het volmaakte cijfer is. T 4 ^ $ ? , »tien deelen goed" beteekent in 't Chineesch »volmaakt goed'". Daar echter Teow-ii'ao slechts een koel afscheid van zijne gade genomen had, zooals wij in de geschiedenis gelezen hebben, zeide zijne vrouw dat zijn afscheid slechts '/,„, d. w. z. onvolledig en koel was.
O t ! | l | f fj$ >|£ P.| # $
Vide !# fé, Pars II, Lib.
I l l , Ode VII, 3. a^ttrf: Legge, Chinese Classics, Vol. IV, P. I I , p. 293.