Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1
Zitting 2007-2008 29 januari 2008
HOORZITTING over de Health Check van het gemeenschappelijk landbouwbeleid met vertegenwoordigers van de Boerenbond en het Algemeen Boerensyndicaat
VERSLAG namens de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid uitgebracht door mevrouw Tinne Rombouts
3876 LAN
Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1
Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Jos De Meyer. Vaste leden: de heren Stefaan Sintobin, Frans Wymeersch; de heer Jos De Meyer, mevrouw Tinne Rombouts; de heren Karlos Callens, Jul Van Aperen; de heer Jacky Maes, mevrouw Els Robeyns. Toegevoegde leden: de heer Mark Demesmaeker; de heer Jef Tavernier.
2
3
Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1
DAMES EN HEREN,
2005 is dat vrij haastig geïmplementeerd, met veel vrijheidsgraden en landenverschillen.
Op 15 januari 2008 hield de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid een hoorzitting over de ‘Health Check’ van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Tijdens de hoorzitting werden achtereenvolgens de heer Piet Vanthemsche, ondervoorzitter van de Boerenbond, en de heer Camiel Adriaens, nationaal voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat, gehoord. Op 11 december 2007 had de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid reeds van gedachten gewisseld over dit thema met vertegenwoordigers van het kabinet van de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid (Parl. St. Vl. Parl. 200708, nr. 1495/1).
Voor 2007-2008 is de Health Check aangekondigd: men wil nagaan of de afspraken van 2003 goed verlopen. De Boerenbond wil absoluut vermijden dat de Health Check op een slinkse manier het landbouwbeleid grondig hervormt. De bedoeling van de Health Check is streven naar uniforme toepassingen en vereenvoudiging van de midtermreview, maar tegelijk worden de gangbare marktbeleidsmechanismen in vraag gesteld en nieuwe uitdagingen geïntegreerd. De Europese Commissaris heeft daar in november 2007 een document over uitgebracht. In 2013 volgt het begrotingsdebat van de EU en dat zal de aanzet zijn voor de discussie over een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid.
I. UITEENZETTING DOOR DE HEER PIET VANTHEMSCHE, ONDERVOORZITTER VAN DE BOERENBOND De heer Piet Vanthemsche, ondervoorzitter Boerenbond: Landbouw in de wereld is onderhevig aan ingrijpende veranderingen. De vraag naar voedsel neemt toe door de groeiende wereldbevolking en de groeiende welvaart in grote delen van de wereld. Ook de technologie is in volle evolutie met biogebaseerde groene chemie, zoals bijvoorbeeld biobrandstof en groene energie. Land- en tuinbouwproducten worden voor andere doeleinden dan voeding aangewend. Voorts zijn er risico’s van klimaat en ziekten. Zo liggen misoogsten aan de basis van de stijgende melkprijs. De hoge tarweprijs wordt onder meer veroorzaakt door droogtes en misoogsten in Australië. De Europese landbouw zal terechtkomen in een minder stabiele situatie met een grotere volatiliteit en zal bijgevolg meer de invloed van de wereldmarkt ondergaan. Het Verdrag van Lissabon van december 2007 herhaalt de ongewijzigde doelstelling van het Europese landbouwbeleid. Europa wil een competitieve, duurzame en multifunctionele landbouw. Competitief betekent dat een goed inkomen voor de boer gegarandeerd is. Het gaat over de levensstandaard van de landbouwer, het stabiliseren van markten en het verzekeren van de voedselzekerheid in Europa aan redelijke prijzen. Multifunctionele landbouw staat voor voedselveiligheid en -kwaliteit met respect voor milieu en dierenwelzijn. Multifunctionele landbouw draagt zorg voor landschap, natuur en platteland. De Europese landbouwevolutie is begonnen in 2003 met de midtermreview, waarin beslist werd te evolueren van een markt- en prijsbeleid tot inkomenssteun gebaseerd op ontkoppeling en randvoorwaarden. In
De Health Check bevat een aantal maatregelen. De eerste is de uitvlakking van de toeslagrechten (flat rate). Toeslagrechten zijn historisch gebonden aan de activiteit van de landbouwer, maar de Boerenbond denkt dat een uitvlakking te veel zou afwijken van de reële toestand. De historische rechten zijn tot stand gekomen als compensatie voor het wegvallen van de marktsteun. De Boerenbond is ervan overtuigd dat er voldoende vrijheidsgraden moeten blijven om sturend te kunnen werken. Een tweede maatregel is de verdere ontkoppeling van de steun. Steun was vroeger gekoppeld aan bepaalde teelten en activiteiten. Vandaag is in Vlaanderen enkel nog de steun aan mestkalveren, zoogkoeien en vlas gekoppeld. De Boerenbond is geen voorstander van een verplichte ontkoppeling en denkt dat een koppeling heel nuttig kan zijn. Als er toch ontkoppeld wordt, moet de meest recente situatie de referentie zijn. Het afschaffen van de premie voor energiegewassen is volgens de Boerenbond niet compatibel met de doelstellingen van pijler twee. Een ondergrens of bovengrens voor bedrijfstoeslagen is aanvaardbaar want dat heeft in België geen effect. België heeft immers geen hele kleine boeren zoals in Griekenland, of de mastodontboeren zoals in het vroegere Oost-Duitsland of in Groot-Brittannië. Europa wil de randvoorwaarden of ‘cross compliance’ herzien. Die zijn vrij snel en niet zonder slag of stoot ingevoerd. Ze waren tamelijk bedreigend voor de boeren. Europa wil nagaan welke randvoorwaarden relevant zijn en kunnen blijven. Europa wil eveneens toepassing, controles, administratie en nalevingslast vereenvoudigen. De Boerenbond gaat akkoord met een vereenvoudiging en de evolutie naar een minder repressief en een meer begeleidend systeem. De Boerenbond is wel bevreesd voor de invoering van nieuwe toepassingen. Europa wil ook
Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1 klimaat, water enzovoort erbij betrekken. De Boerenbond wil daarover praten, al mag het systeem pas uitbreiden nadat het in een vereenvoudigde vorm werkt. De modulatie wil geld van de eerste pijler, het landbouwbeleid, verschuiven naar de tweede pijler, het plattelandsbeleid. De Boerenbond verzet zich tegen een verdere financiële transfer van pijler één naar pijler twee. De eerste pijler wordt volledig gefinancierd door Europa, de tweede pijler moet mee gefinancierd worden door de lidstaat. In combinatie met de randvoorwaarden vindt de Boerenbond dat de inkomenssteun van de eerste pijler voldoende resultaatgericht kan zijn om een aantal doelstellingen te bereiken. In het document van de Commissaris wordt gesproken over de oude marktmechanismen. Die oude marktmechanismen zijn echter bestaande mechanismen: de interventieregeling voor graan en zuivel, de braakregeling en de melkquotaregeling. De Boerenbond heeft de indruk dat de Europese Commissie het kind met het badwater weggooit. Ze profiteert van de goede conjunctuur in een aantal sectoren om regelingen en mechanismen die de sector tegen te zware crises beschermen, te schrappen. De Boerenbond pleit voor het behoud van de interventieregelingen omdat de landbouw, gezien de evoluties, steeds meer zal worden blootgesteld aan grote prijsschommelingen. De landbouw heeft de interventieregelingen nodig voor een minimum aan stabiliteit. Het voorstel voor de braakregeling is niet coherent. De Europese Commissie wil de regeling afschaffen maar pleit in de tweede pijler voor de herinvoering ervan. De discussie over de melkquota is moeilijk. De Boerenbond is geen voorstander van de afschaffing ervan, maar stelt vast dat de Europese Commissaris de afschaffing aankondigt. De Boerenbond neemt daar kennis van en tracht zijn leden goed voor te bereiden op de zogenaamde zachte landing. De Europese Commissie spreekt over nieuwe uitdagingen: klimaat, water, bio-energie, biodiversiteit en risicobeheer. De Boerenbond erkent de nieuwe uitdagingen, landbouw is immers een deel van de omgeving, maar wijst erop dat niet alles zomaar geïntegreerd kan worden in de tweede pijler. Concrete toepassingen hebben hier wel een plaats. De Boerenbond vraagt grote aandacht voor risicobeheer. Risicobeheer is het instrument om een aantal problemen op te vangen, onder meer dieren- en plantenziekten en klimaat. Investeren in reflectie en in instrumenten om op een effectieve manier het risicobeheer in te vullen, is nodig. In november 2007 was er de officiële mededeling van de Europese commissaris, in december 2007
4 heeft de Boerenbond deelgenomen aan hoorzittingen binnen de Europese Unie (EU). Half 2008 worden de concrete ontwerpteksten van de Europese Commissie en het politieke debat verwacht. Op 1 januari 2009 zou de Health Check in werking moeten treden. II. UITEENZETTING DOOR DE HEER CAMIEL ADRIAENS, NATIONAAL VOORZITTER VAN HET ALGEMEEN BOERENSYNDICAAT (ABS) De heer Camiel Adriaens, nationaal voorzitter Algemeen Boerensyndicaat (ABS): Ik wens de parlementsleden een jaar met goede inspiratie. Onrechtstreeks of rechtstreeks nemen jullie beslissingen die de landbouw hogerop kunnen brengen of kunnen kapotmaken. De Health Check van het gemeenschappelijk landbouwbeleid houdt suggesties in voor veranderingen. Europa weet nog niet of het kind ziek is maar wil toch al remediëren. Het doel van de maatregelen is de bedrijfstoeslagregeling eenvoudiger en efficiënter maken. Volgende onderdelen van de Health Check zijn volgens het ABS belangrijk: het voorstel om meer dan voorheen met forfaitaire betalingen te werken, het pleidooi voor de totale ontkoppeling van de steun per sector en het inkorten van het bedrijfstotaal aan steun. Voorts zijn er nog de minimumoppervlakte om voor steun in aanmerking te komen en de normen voor de randvoorwaarden. De marktondersteuningsinstrumenten, zoals de interventie, de braaklegging en de melkquota moeten aangepast worden aan de EU met 27 lidstaten. De nieuwe uitdagingen zijn dan weer genoegzaam bekend. Het ABS is van mening dat er een realistisch fundament moet zijn voor de forfaitaire betalingen. Dat fundament bestaat uit de subsidies die aanvankelijk aan de sectoren werden uitbetaald. Wij zijn voorstander van forfaitaire betalingen mits aan deze voorwaarden wordt voldaan. De ontkoppeling betekende een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging voor veel sectoren. Het ABS pleit voor een ontkoppeling van de sector vlas op voorwaarde dat het huidige areaal ingevuld wordt met energiegewassen. Allicht wordt een bepaald percentage energiegewassen verplicht. Het zal niet eenvoudig zijn daarvoor arealen te vinden. Ook de braakoppervlakte kan ingevuld worden met energiegewassen. De markt slaagt er niet in de sector zoogkoeien en vleesvee winstgevend te maken. Toch opteren de vleesveehouders voor het behoud van de koppeling aan de productie en dat wegens de specificiteit van het ras dat geprezen wordt als het kwalitatief beste
5 ras van Europa, namelijk het witblauw ras. Dat wordt min of meer beschouwd als erfgoed. De sector denkt dat het ooit economisch verantwoord zal zijn om het te fokken. Wat de trapsgewijze verlaging betreft, vindt het ABS dat subsidiebedragen hoger dan 100.000 euro afgetopt mogen worden. Het bedrag dat werd afgetopt, kan worden getransfereerd naar de tweede pijler. Het ABS wil niet dat actieve bedrijven, in handen van mensen jonger dan 65 jaar, minder subsidies krijgen en gaat dus niet akkoord om middelen hoger dan 5000 euro door te schuiven naar de tweede pijler. Het ABS begrijpt dat er geld gezocht wordt voor de tweede pijler, maar Vlaanderen zou dat anders kunnen oplossen. Momenteel krijgen 4000 bedrijven, in handen van 65-plussers, toeslagrechten. Die personen zouden de keuze moeten krijgen tussen de toeslagrechten doorgeven aan andere landbouwers, die bijvoorbeeld jonger zijn dan 50 jaar of de rechten verwijzen naar de tweede pijler. Op die manier komt automatisch meer grond vrij voor jonge boeren, die nu vaak over te weinig grond beschikken. Het geld dat zo terechtkomt in de tweede pijler zou moeten worden gebruikt voor een duurzaam landbouwgerelateerd plattelandsbeleid, bijvoorbeeld hoevetoerisme, landbouwrecreatie, paardenhouderij of hoeveverkoop. Ook wordt het dan mogelijk om een toegevoegde waarde te geven aan de producten en het vermarkten ervan. Uiteraard moet alles geschieden in het verlengde van een landbouwbedrijf. Dat geldt ook voor de productie van biobrandstoffen. Een ander belangrijk aspect is een verzekering voor het schadeloosstellen van onvoorziene calamiteiten ten gevolge van extreme weersomstandigheden. De laatste jaren wordt de landbouw meer en meer geconfronteerd met de gevolgen van extreme weersomstandigheden. Het duurt te lang vooraleer de landbouwer een schadevergoeding krijgt. Het ABS pleit voor een verzekering waarvan de premie betaald wordt door de tweede pijler. Zo is elke landbouwer automatisch in orde. Bij schade moet de overheid dan niet steeds diep in de zak tasten. In andere landen bestaan dergelijke systemen. Ook een efficiënt waterbeheer is nodig. Het ABS vindt dat het marktondersteunende mechanisme van de interventie behouden moet blijven als veiligheidsnet. Als het niet toegepast wordt, kost het immers geen geld. Markten zijn moeilijk voorspelbaar. De hoge graan- en melkprijzen mogen niet tot overdreven euforie stemmen. Er moet rekening gehouden worden met de zeer sterke stijging van de productiekosten zoals grondprijs en pachtprijs. Ook de hoge olieprijzen spelen de landbouw parten in producten als meststoffen, fytoproducten en loonwerk. Investeringen in materieel en constructies zijn
Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1 ten gevolge van de hoge metaalprijzen enorm gestegen. Ook de genetisch gemanipuleerde organismen (ggo’s) zijn nadelig voor de voederkosten in landen waar ze niet gebruikt mogen worden. Het vlees van dieren gevoed met ggo’s is immers veel goedkoper. Ggo-vrij vlees heeft een prijs. Het is aan de politici om erover te beslissen. Ze zouden de wetenschappers voor hun verantwoordelijkheid moeten plaatsen. De meningen over ggo’s zijn immers verdeeld, wat onduidelijkheid veroorzaakt. De verhoogde verkoopprijzen leiden niet onmiddellijk tot een grotere winst wegens de gestegen kosten. Als landbouworganisatie zijn we geen voorstander van de afschaffing van de melkquota omdat dit mechanisme de wispelturigheden van de markt kan opvangen. Het ABS is wel voorstander van de verhoging van de quota afhankelijk van de voorspelbare vraag op de wereldmarkt. Op die wijze kan het quotasysteem ook na 2015 behouden blijven zonder het doel van de EU in het gedrang te brengen. De randvoorwaarden moeten dringend onderzocht worden. Nu worden heel wat aspecten gekoppeld die helemaal niets met elkaar te maken hebben. De relevantie daarvan moet worden getoetst. III. VRAGEN Mevrouw Tinne Rombouts: Ik merk terughoudendheid over de flat rate, de herverdeling van de bedrijfstoeslagen. Omdat ze dateren van 2000 vraagt Europa of de toeslagen wel nog bij de juiste sectoren terechtkomen. Hebben de sprekers een idee of de toeslagen nog de geschiedkundige waarden benaderen of komen de toeslagen door herstructureringen bij volledig andere sectoren terecht? De Boerenbond pleit tegen ontkoppeling van de drie resterende sectoren. Heeft de organisatie een zicht op het effect van de ontkoppeling op de sectoren? Wat is de beste voorbereiding op het schrappen van de melkquota? De Vlaamse Regering heeft ondertussen een stappenplan uitgewerkt. Is dat voldoende of zijn er nog andere voorbereidingen van Vlaanderen of Europa nodig? De nieuwe trends in de landbouw, bijvoorbeeld bioenergie, biodiversiteit of agrarisch natuurbeheer worden gesteund door de tweede pijler. Gaat het dan enkel over financiële middelen? Kunnen ook andere ondersteuningsmaatregelen, bijvoorbeeld onderzoek, aan Europa gevraagd worden? De generatiewissel is een heikel punt in Vlaanderen. Kan Europa maatregelen nemen om die te vergemakkelijken?
Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1 Zijn de knelpunten van de ‘cross compliance’ bekend? Kunnen de sprekers de gevolgen van de uitbreiding tot klimaat of de koppeling aan de kaderrichtlijn Water bespreken? De heer Jos De Meyer: De belangrijkste bevinding is dat de landbouw wereldwijd onderhevig is aan veranderingen, de voorraden zijn sterk afgenomen en de vraag naar voedsel neemt toe, de landbouwmarkten worden volatiel. Ook de conclusie dat grote aandacht dient uit te gaan naar risicobeheer, en dat landbouw kwetsbaar blijft voor klimaatinvloeden en dieren- en plantenziekten, is van grote betekenis. Die kwetsbaarheid van het landbouwproductiesysteem leidt tot kwetsbaarheid van de consumentenbevoorrading. Die visie en analyse komen uit de nota van de Boerenbond en zijn terecht. Is de samenleving zich er echter voldoende bewust van? Zijn de mensen die in Europa de beslissingen nemen, zich voldoende bewust van de immense veranderingen waar de landbouw voor staat? Is er geen behoefte aan meer stabiliteit in het Europese landbouwbeleid, zowel voor de producent als voor de consument? De heer Piet Vanthemsche: De referenties voor de inkomenstoeslagen dateren inderdaad van een negental jaren geleden. Ze zijn ontstaan als compensatie voor de afbouw van marktondersteunende mechanismen, voor boeren die actief waren in die specifieke sectoren. Ik denk dat de inkomenstoeslagen nu nog altijd bij de juiste sectoren toekomen. Het zijn misschien niet meer dezelfde boeren. De Boerenbond vindt dat snel overgaan op een flat rate de historische referentie volledig zal wegvegen. In het nieuwe systeem zou geen enkele link meer bestaan tussen de activiteit van een persoon en zijn inkomenstoeslag. Flat rate kan de eerste stap zijn naar het in vraag stellen van de inkomenstoeslag. De Boerenbond vindt het belangrijk dat er een link is en dat in de inkomenstoeslag instrumenten om sturend op te treden, behouden blijven. Het effect van de ontkoppeling op de vleeskalversector is simpelweg het verdwijnen van de sector. De gekoppelde premie is immers ingebakken in de relatie tussen vleeskalverhouder en verwerker. Het inkomen van de vleesveehouderij in Vlaanderen is zodanig dat zonder de gekoppelde premies de vleesveehouderij niet rendabel is. Voor de afbouw van de melkquota is een stappenplan om de zachte landing voor te bereiden, afgesproken tussen de Vlaamse landbouwadministratie en de landbouworganisaties. De landbouworganisaties zijn geen vragende partij voor de afschaffing ervan. Flexibel aanbodbeheer dat inspeelt op de marktbehoeften, zou waarschijnlijk een iets betere bescherming bieden tegen de volatiliteit van de we-
6 reldmarkt. De Europese commissaris is duidelijk: de melkquota komen niet terug. Naar de nieuwe uitdagingen in de tweede pijler, klimaat en andere, is nog heel wat onderzoek nodig. Voor klimaat en broeikasgassen krijgt de landbouwsector een goed rapport. De sector is een van de weinige die de laatste 10 tot 15 jaar grote vooruitgang geboekt heeft. Dat geldt zowel voor de uitstoot van broeikasgassen als voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Verder onderzoek is zoals gezegd nodig. Ik stel vast dat de rundveesector geviseerd wordt. Runderen worden vergeleken met vrachtwagens. Het aandeel van de landbouwsector in de totale inspanning van de maatschappij moet het uitgangspunt zijn. Door onderzoek moeten er technische oplossingen komen voor de bedrijven, onder meer voor de wijze van dieren houden. Ik denk dat het nu al mogelijk is om onderzoek te financieren in de tweede pijler, de gemeenschappelijke marktordening (GMO) Groenten en Fruit bewijst dat. Het zou inderdaad nuttig zijn om meer onderzoek te financieren. De leden van de Groene Kring in de Boerenbond, de jongere boeren dus, maken af en toe een spitant dossier over de pensioenboeren, omdat ze vinden dat die boeren middelen ter beschikking moeten stellen aan de jongere boeren. Ik heb begrepen dat de heer Adriaens ook die mening toegedaan is. Onder pensioenboeren verstaat de Boerenbond boeren die werkelijk gepensioneerd zijn. Er zijn ook veel boeren die na 65 jaar voort werken omdat hun pensioen te klein is. De Boerenbond denkt ook na over manieren om de generatiewissel beter te laten verlopen. Het is niet mogelijk om boeren rechten die ze in de loop der jaren opgebouwd hebben, af te nemen wanneer ze met pensioen gaan. De Boerenbond denkt na over genuanceerde oplossingen, met een facet fiscaliteit, een beperking van verhandelbaarheid enzovoort. Het ABS lijkt op dat vlak op hetzelfde spoor te zitten. ‘Cross compliance’ is zo ingewikkeld dat een boer nooit op voorhand kan inschatten of hij in orde is. Dat legt een enorme bijkomende druk op de land- en tuinbouwers. We moeten trachten dat weg te nemen. De controledruk op de bedrijven is al zeer groot. Cross compliance heb ik altijd onrechtvaardig gevonden omdat de boer twee keer gestraft wordt voor hetzelfde feit: een keer door het Voedselagentschap of door de milieu-inspectie en dan nogmaals door de inkomenstoeslag. Het komt erop aan iets te doen aan de gespannen relatie tussen controlerende overheden en landbouwbedrijven.
7 Het is evident dat de Boerenbond stabiliteit voor zijn producenten vraagt. De hele discussie over risicobeheer, door de heer Adriaens vertaald naar een verzekeringssysteem, gaat over hoe de landbouwondernemers, vaak kleine ondernemingen, voldoende zekerheid te geven om op een normale manier te ondernemen. Misschien is het nodig om dat ruimer bekend te maken. De recente mediacommotie over betaalbaar voedsel zal het bewustzijn doen groeien dat voedselproductie tegen een redelijke prijs niet evident is en dat de landbouw daarvoor niet de nodige middelen krijgt. De heer Camiel Adriaens: Het ABS deelt grotendeels de mening van de Boerenbond. Als de zoogkoeienpremies ontkoppeld worden, zullen ze nog altijd geactiveerd moeten worden. Dat kan niet met plantaardige productie, daarvoor is productie uit de dierlijke sector nodig. Op dat moment zal er allicht een verschuiving zijn van mestvee, dus zoogkoeien, naar melkvee. Die overschakeling vergt echter een voldoende quotum, voldoende nutriëntenemissierechten en de nodige vergunningen. Ontkoppeling is dus niet evident. De verslaggever, Tinne ROMBOUTS
De voorzitter, Jos DE MEYER
Stuk 1516 (2007-2008) – Nr. 1