Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 18 DECEMBER 2001 (De Zeekant van 2 JANUARI 2002) De raad der gemeente Noordwijk; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2001; Gelet op de Wet op de kansspelen en de Gemeentewet; Besluit: Vast te stellen de volgende verordening: Speelautomatenverordening Noordwijk 2001
Hoofdstuk I
Begripsbepalingen
Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. Wet: de Wet op de kansspelen; b. Speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30 onder a van de Wet; c. Behendigheidsautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30 onder b van de Wet; d. Kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30 onder c van de Wet; e. Hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30 onder d van de Wet; f. Laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30 onder e van de Wet; g. Speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c van de Wet, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen. h. Ondernemer: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een speelautomatenhal, een hoogdrempelige inrichting of een laagdrempelige inrichting exploiteert. i. Beheerder: degene die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast. j. Openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Hoofdstuk II Aanwezigheidsvergunning hoog- en laagdrempelige inrichtingen Artikel 2 1. Het is verboden speelautomaten aanwezig te hebben zonder vergunning van de burgemeester. 2. De burgemeester kan voor het aanwezig hebben van speelautomaten in een hoogdrempelige inrichting vergunning verlenen voor ten hoogste 2 speelautomaten, waarvan maximaal 2 kansspelautomaten 3. De burgemeester kan voor het aanwezig hebben van speelautomaten in een laagdrempelige inrichting vergunning verlenen voor ten hoogste 2 speelautomaten, met dien verstande dat geen vergunning wordt verleend voor kansspelautomaten. Artikel 3 1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met de bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. 2. De burgemeester kan zijn beslissing eenmaal met ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 4 1. Aan een vergunning als bedoeld in artikel 2 worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd, aangevuld en ingetrokken. 2. Aan de vergunning worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden: a. er mogen alleen speelautomaten worden opgesteld welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van de in artikel 30h lid 1 van de Wet bedoelde vergunning. b. de ondernemer en/of beheerder van de inrichting dient(en) de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen ter voorkoming van overmatig gokgedrag, waaronder begrepen: het toezicht op en het voorkomen van overmatig gokgedrag en het door middel van stickers op kansspelautomaten en voorlichtingsmateriaal waarschuwen voor het risico van gokverslaving; het weren van gokverslaafden uit de inrichting en hen naar hulpverleningsinstellingen verwijzen. Artikel 5 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar. Artikel 6 1. Een vergunning voor het aanwezig hebben van speelautomaten in hoog- of laagdrempelige inrichtingen wordt afgegeven voor ten hoogste 1 kalenderjaar.
Hoofdstuk III Speelautomatenhallenvergunning Paragraaf 1 Vergunningsplicht Artikel 7 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. 2. De burgemeester kan binnen de gemeente voor ten hoogste 2 speelautomatenhallen een vergunning verlenen. 3. De burgemeester kan vergunning verlenen voor het aanwezig hebben van ten hoogste 80 speelautomaten in een speelautomatenhal. 4. In het belang van de openbare orde en de bescherming van het woon- en leefklimaat kunnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het in het vorige lid genoemde aantal.
Paragraaf 2 Vergunningsaanvraag Artikel 8 De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van: a. Een nauwkeurige omschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte van de inrichting, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld; b. Een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken; c. Een verklaring waaruit blijkt dat de ondernemer gerechtigd is over de ruimte te beschikken; d. Een verklaring omtrent het gedrag: - van de ondernemer danwel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de (eventueel bij te voegen) statuten vertegenwoordig(t)en
- van de beheerder(s) e. De burgemeester kan nadere regels vaststellen omtrent de inhoud, de inrichting, vorm en wijze van indiening van de aanvraag. Artikel 9 1. De ondernemer en de beheerder(s) dienen aan de volgende eisen te voldoen: a. zij mogen niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn; b. zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn; c. zij moeten de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt. Artikel 10 1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop de aanvraag met de in artikel 8 bedoelde bescheiden is ontvangen. 2. De burgemeester kan zijn beslissing eenmaal met ten hoogste twaalf weken verdagen. Artikel 11 De vergunning wordt door de burgemeester geweigerd indien: a. het maximum aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend; b. de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is; c. niet wordt voldaan door de ondernemer en de beheerder(s) aan het gestelde in artikel 9; d. indien bewind is ingesteld over een of meer aan de ondernemer en/of beheerder(s) toebehorende goederen, als bedoeld in titel 19 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; e. door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van een winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; f. de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan c.q. leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing; g. de vrees gewettigd is, dat het verlenen van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
Paragraaf 3.Vergunningsvoorschriften Artikel 12 1. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd, aangevuld en ingetrokken. 2. De in het eerste lid bedoelde voorschriften en beperkingen hebben in elk geval betrekking op: a. de sluitingstijden van de speelautomatenhal; b. het toezicht in de speelautomatenhal; c. het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld; d. de exploitatie van de hal, waaronder begrepen: − de zorg voor het voorkomen van nadelen voor de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving, − het toezicht op en het voorkomen van overmatig gokgedrag en het door middel van stickers op kansspelautomaten en voorlichtingsmateriaal waarschuwen voor het risico van gokverslaving; − het weren van gokverslaafden uit de hal en hen verwijzen naar hulpverleningsinstellingen; e. de geldigheidsduur van de vergunning; f. er mogen alleen speelautomaten worden opgesteld welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van de in artikel 30h lid 1 van de Wet bedoelde vergunning.
Artikel 13 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet 2. overdraagbaar. 3. In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld. 4. Indien sprake is van meerdere beheerders, dienen alle beheerders te worden vermeld in de vergunning. Artikel 14 1. Een vergunning voor het aanwezig hebben van speelautomaten in een speelautomatenhal wordt afgegeven voor ten hoogste 5 kalenderjaren. Artikel 15 1. Indien de in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren dient de ondernemer: a. binnen een week daarvan mededeling te doen aan de burgemeester; b. binnen drie weken na het verstrijken van de onder a. bedoelde termijn onder overlegging van de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag, de burgemeester in kennis te stellen van de naam van de nieuwe beheerder. 2. De overeenkomstig het eerste lid, onder b, aangemelde beheerder wordt geacht in de vergunning te zijn vermeld in de plaats van de oorspronkelijke beheerder. 3. De vergunning vervalt, indien de ondernemer de in het eerste lid genoemde verplichtingen niet is nagekomen. Artikel 16 1. Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. 2. In alle andere gevallen van wisseling van de ondernemer dient binnen vier weken na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. 3. Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.
Paragraaf 4.Intrekking vergunning Artikel 17 De burgemeester kan de vergunning intrekken: a. Indien blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgaaf is verleend; b. Indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 11 onder e; c. indien de ondernemer en/of beheerder niet langer voldoen aan de in artikel 9 gestelde eisen; d. indien in strijd wordt gehandeld met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen; e. indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken; f. indien de vrees gewettigd is dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
Hoofdstuk IV Toezicht en sancties Paragraaf 1.Strafbepaling
Artikel 18 1. Overtreding van artikel 7 van deze verordening en van de krachtens dit artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Paragraaf 2.Opsporing Artikel 19 1. De opsporing van de in artikel 18 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld. Artikel 20 1. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt de bevoegdheid te alle tijde de speelautomatenhal, desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker, te betreden verleend aan de ambtenaren: a. die en voor zover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening; b. die en voor zover zij door het bevoegde bestuursorgaan belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening; c. die en voor zover zij door het bevoegde bestuursorgaan belast zijn met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;
Hoofdstuk V Overgangsrecht Artikel 21 1. Vergunningen, die voor de inwerkintreding van deze verordening zijn verleend voor het exploiteren van een speelautomatenhal, blijven van kracht totdat op een aanvrage ingevolge artikel 8 van deze verordening is beslist. 2. De bestaande vergunning vervalt, indien geen aanvrage is ingediend binnen zes maanden na de inwerkintreding van deze verordening.
Hoofdstuk VI Slotbepalingen Artikel 22 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “SPEELAUTOMATENVERORDENING NOORDWIJK 2001”. 2. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking. Vanaf dit tijdstip vervalt de “SPEELAUTOMATENVERORDENING NOORDWIJK 1993“.
TOELICHTING bij de Speelautomatenverordening Noordwijk 2001 Artikel 1 Bij de herziening van de wet op de kansspelen per 1 juni 2000 is een onderscheid aangebracht tussen hoog en laagdrempelige inrichtingen. De definities die zijn opgenomen in artikel 30 van de Wet, zijn hier ter verduidelijking opgenomen in artikel 1 onder e en f.
Artikel 2 Op grond van artikel 30c, tweede lid van de Wet op de kansspelen moet worden vastgelegd dat in laagdrempelige inrichtingen geen kansspelautomaten mogen worden geplaatst, terwijl in hoogdrempelige inrichtingen maximaal twee kansspelautomaten moeten worden toegestaan. De gemeentelijke beleidsvrijheid beperkt zich slechts tot het vaststellen van het maximum aantal behendigheidsautomaten per inrichting. Artikel 4 Door middel van het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de vergunning wordt aangegeven welke situatie er na het verlenen van de vergunning gewenst is. Artikel 7 Het aantal toegestane speelautomatenhallen is vastgesteld op twee. Artikel 8 Naast de gegevens die een ondernemer op grond van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de kansspelen en het speelautomatenbesluit 2000 al moet verstrekken worden hier nog een aantal aanvullende gegevens gevraagd. De soort bescheiden die dienen te worden overlegd, verschillen per situatie. De onder c genoemde verklaring kan een huurcontract zijn waaruit de beschikkingsbevoegdheid blijkt. Artikel 9 De leeftijdseis genoemd in artikel 9 onder b is gesteld aangezien men er in zijn algemeenheid vanuit gaat dat bij een dergelijke leeftijd een zeker overwicht bestaat ten opzichte van het bezoekende publiek. Artikel 11 In dit artikel wordt een limitatieve opsomming gegeven van de weigeringsgronden voor speelautomatenhallen. Het vereiste genoemd onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk vanaf de openbare weg voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen, dat er in een achteraflokaal van een gebouw een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via een ander bedrijf bereikbaar zou zijn. In het bepaalde onder sub e komt tot uiting, dat de vergunning dient te worden geweigerd wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de hal is gelegen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een "exclusief" karakter. Onder f. is de weigeringsgrond opgenomen, dat geen sprake mag zijn van strijd met het geldende bestemmingsplan. In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheid van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, alsook de mogelijkheid van een anticipatieprocedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50 lid 8 van de Woningwet. Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheden, maar het is wel een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, de mogelijkheden van ontheffing, vrijstelling of anticipatie in overweging te nemen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologische regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar de vergunning voor wordt aangevraagd, is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat het bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op
basis van de verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Artikel 12 Door middel van het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de vergunning wordt aangegeven welke situatie er na het verlenen van de vergunning gewenst is. Artikel 16 Beoogd wordt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over het al dan niet voortzetten van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 7, lid 1, is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven. Bij wisseling van ondernemerschap geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven. Artikel 17 Opgemerkt zij dat bij gebruikmaking van de bevoegdheid, genoemd onder b, de motivering daartoe aan zware eisen dient te voldoen. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij erop vertrouwen, dat een aan hem verleende vergunning normaal gesproken in stand blijft, temeer gelet op de financiële consequenties. Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan genoemd in lid 1, onder e, behoeft niet in alle gevallen grond te zijn voor intrekking van de vergunning. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de verbouw van de hal die langere tijd blijkt te vergen.