Hoofdstuk 10f
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Auteurs
Lianne van de Belt en Laura Stam
Groningen 21-02-2016
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Normale hormoon regulatie bij de menstruele cyclus van de vrouw ..................................................... 4 Hormonen, vetweefsel en obesitas......................................................................................................... 5 Menstuatie stoornissen en Polycysteus-ovariumsyndroom (PCOS) ....................................................... 6 Anorexia en menstruatiestoornissen ...................................................................................................... 6 Invloed anorexia op hormoonhuishouding vrouw .................................................................................. 7 Vetpercentage en hormoonhuishouding ................................................................................................ 7 Topsport .................................................................................................................................................. 8 Conclusie ................................................................................................................................................. 9 Referenties ............................................................................................................................................ 10
1
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Samenvatting De vruchtbaarheid van de vrouw is onder andere afhankelijk van haar BMI. Het BMI heeft invloed op de menstruele cyclus en deze is weer afhankelijk van de hormoonhuishouding. Hormonen die bij de menstruatie cyclus een rol spelen zijn het luteïniserend hormoon (LH) en het follikel stimulerend hormoon (FSH) die reageren op de pulserende secretie van het gonadotrophin releasing hormoon (Seth B et al, 2013). Als de hormoonhuishouding uit evenwicht raakt kan dit tot vruchtbaarheidsproblemen en een onregelmatige menstruatie cyclus leiden. Een verstoring van de hormoonbalans kan veroorzaakt worden door een te hoog of een te laag BMI. Ook het polycysteus-ovariumsyndroom (PCOS) gaat vaak samen met overgewicht. Abdominale obesitas en een verhoogd viscerale vetverdeling komen veel voor onder vrouwen met deze aandoening. Het Polycysteus-ovariumsyndroom is een ziekte dat vruchtbaarheidsproblemen veroorzaakt. De ziekte is een gevolg van hyperandrogenisme en insuline resistentie wat een disbalans van de hormoonhuishouding als gevolg heeft en dus tot onvruchtbaarheid kan leiden. In tegenstelling tot overgewicht, kan ondergewicht ook leiden tot vruchtbaarheidsproblemen. Een vrouw heeft een bepaald vetpercentage nodig om haar menstruatie cyclus goed te kunnen regelen. Vet produceert oestrogenen wat invloed heeft op de cyclus. Bij de ziekte anorexia nervosa kan er een te laag vetpercentage ontstaan, waardoor er minder oestrogenen geproduceerd worden en hierdoor de cyclus ontregeld raakt. Ook heeft een te kort aan leptine, wat veel voorkomt bij vrouwen met anorexia, invloed op de afgifte van LH en FSH. Daarnaast kan topsport ook van invloed zijn op een verminderde vruchtbaarheid. Vrouwelijke atleten kunnen last krijgen van endocriene veranderingen, zoals hoge testosteron niveaus en hoge LH/ FSH verhoudingen wat de menstruele cyclus kan ontregelen.
2
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Inleiding Obesitas of vetzucht wordt als een ware epidemie gezien in de westerse wereld (Hu FB, 2003). Om vast te stellen of iemand lijdt aan obesitas kan de body mass index (BMI) berekend worden of er kan worden gekeken naar de omtrek van de middel (Li C et al, 2007). BMI staat voor Body Mass Index. Het is een maatstaf voor het geschatte percentage lichaamsvet. BMI wordt berekend als de verhouding van het lichaamsgewicht (in kilogrammen) en lengte (in meters) in het kwadraat volgens de World Health Organisatie. Een normaal gewicht betreft een BMI tussen de 18.5 en24.9. Voor overwicht, obesitas I, obesitas II of III geldt respectievelijk 25-29.9, 30-34.9, 35 of meer. Obesitas I wordt hierbij gezien als milde obesitas en Obesitas II/III als strenge obesitas. Bij een BMI minder dan 18.5 is er sprake van ondergewicht (Clark DO et al, 2016). Er zijn positieve correlaties tussen het BMI en chronische ziekte in ouderen. Oftewel, een hoog BMI kan chronische ziekten als gevolg hebben. (Decaria JE et al, 2012). Ongezonde voeding, weinig fysieke activiteit, alcohol gebruik en roken kunnen er voorzorgen dat iemand overgewicht of obesitas ontwikkeld (De Munter JS et al, 2012).Het aantal personen met obsitas stijgt de laatste jaren erg snel (Yang L et al, 2015). Deze stijging is vooral te zien in de VS, hier heeft 19.4% van de vrouwen obesitas en 20.2% Van de mannen (Hu FB, 2003, Li C et al, 2007). Obesitas kan grote gevolgen hebben op de gezondheid; zo is er meer kans op hart- en vaatziekten, hypertensie, hoog cholesterol gehalte, diabetes type 2, en kanker (Hu FB, 2003). Daarnaast is er bij vrouwen een grotere kans op het ontwikkelen polycysteus-ovariumsyndroom (PCOS) en hebben vrouwen met obesitas meer kans op het ontwikkelen van menstruatie stoornissen (Douchi T et al, 2002). Vooral het viscerale vet is vaak betrokken bij de menstruatie stoornissen die te maken hebben met obesitas, vetophoping in lagere delen van het lichaam heeft minder effect op de menstruatie cyclus(Douchi T et al, 2002). Het vetweefsel zou bij vrouwen de hormoonbalans kunnen beïnvloeden. (Wake DJ et al, 2007, Aladashvili-Chikvaidze N et al, 2015). Een ander wereldwijd probleem is ondervoeding. Volgens het World Food Programme van de Verenigde Naties lijdt 15% van de bevolking in ontwikkelingslanden honger wat kan resulteren in ernstige magerzucht. (Word food programme, 2016) Niet alleen in ontwikkelingslanden, maar ook in rijke landen kan er sprake zijn van ernstig ondergewicht. Dit heeft vaak een psychische achtergrond in plaats van een economische achtergrond. De ziekte Anorexia Nervosa is hier een voorbeeld van. Anorexia Nervosa gaat gepaard met strenge ondervoeding wat geassocieerd is met adaptieve veranderingen in het endocriene systeem (Misra M et al, 2016). Anorexia komt het meest voor in jonge vrouwen met een groot bewustzijn over lichaamsbeeld en –gewicht. Vaak hebben deze vrouwen een verstoord lichaamsbeeld. De patiënten hebben een obsessie met eten wat zich vaak uit in het niet eten om zo dun mogelijk te kunnen zijn. De vrouwen die lijden aan de ziekte worden sterk ondervoed wat kan resulteren in een verstoring van de secundaire geslachtsontwikkeling en een afwezige menstruatie, wat ook wel amenorroe wordt genoemd (LeBlond RF et al, 2015, Zanker CL, 2009). Vooral het hormoon leptine speelt een grote rol hierbij. Bij een te kort aan dit hormoon kan de puberteit pas later op gang komen dan normaliter (Bohler H et al, 2010). Bij Obesitas is er dus een te veel aan vetweefsel en bij Anorexia een te kort. Zowel te veel als te weinig vetweefsel kan invloed hebben de menstruele cyclus. In dit hoofdstuk willen we daarom in gaan op de vraag: Hoe beïnvloedt het BMI en het vetweefsel de hormoonbalans van de vrouw en wat voor invloed heeft dit op de menstruele cyclus?
3
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Normale hormoon regulatie bij de menstruele cyclus van de vrouw De menstruele cyclus wordt geregeld via hormonen vanuit de hypothalamus- hypofyseovarium as en de uterus (Gardner DG et al, 2011). Door de hypothalamus wordt het hormoon gonadotropin-releasing hormone (GnRH )steeds in pieken afgegeven, dit stimuleert de hypofyse vervolgens om follikel stimulerend hormoon (FSH) en luteinizing hormoon (LH) af te geven(Seth B et al, 2013). De menstrule cyclus in opgedeeld in twee fases, de lengte van deze fase verschilt per vrouw, maar gemiddeld duren ze per fase ongeveer twee weken (Aitken RJ et al, 2008). De eerste fase van de menstruele cyclus is de folliculaire fase, deze begint op de dag van de menstruatie (Aitken RJ et al, 2008). In deze fase speelt FSH een belangrijke rol. Het zorgt voor de rijping van follikels. Wanneer er geen FSH aanwezig is zullen de follikels niet volwassen worden en gaan deze in atresie. De follikels produceren onder invloed van LH en FSH oestrogeen. Deze kleine hoeveelheden oestrogeen zorgen dat er een remming van FSH secretie optreed. Doordat er een lage hoeveelheid FSH aanwezig is kunnen niet alle follikels rijp worden. Het follikel met de meeste FSH receptoren zal het overleven en de rest gaat in atresie (Gardner DG et al, 2011). De follikel die het overleeft zal vervolgens verder rijpen tot de ovulatie. Het follikel gaat meer oestrogeen produceren. Bij een hoge concentratie van oestrogeen wordt de FSH en LH productie niet meer geremd maar juist gestimuleerd (Petersen OH, 2007). De tweede fase van de menstruele cyclus is de ovulatoire fase (Aitken RJ et al, 2008). Tijdens de ovulatie zijn de FSH en de LH pieken hoog. De hoge LH piek zorgt voor de ovulatie. Na de ovulatie zorgt het hormoon LH er voor dat het overgebleven corpus luteum oestrogeen en progesteron gaat maken. Oestrogeen en progesteron zorgen dat de uterus klaar gemaakt wordt voor implantatie van een embryo. Wanneer er geen implantatie van een embryo plaats vindt, verdwijnt het corpus luteum en daarmee ook hoge oestrogeen en progesteron waardes, dit resulteert vervolgens in de menstruatie (Petersen OH, 2007). De fases en de hormonen die een rol spelen in de menstruele cyclus staan afgebeeld in figuur 1.
Figuur 1: Menstruele cyclus; met de verschillende hormoonconcentraties gedurende de cyclus, de ontwikkeling van de follikel en de ontwikkeling van het endometrium. (Aitken RJ et al, 2008)
4
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Hormonen, vetweefsel en obesitas Vroeger dacht met dat vet vooral als opslag van energie diende. De laatste jaren is men er achter gekomen dat het ook een belangrijke rol speelt in de hormoonhuidhouding. Deze hormonen hebben onder andere invloed op de menstruele cyclus. Het is bekent dat vetweefsel onder andere oestrogeen en leptine produceert (Bohler H et al, 2010). Oestrogeen heeft afhankelijk van de concentratie in het bloed een stimulerende of een remmende werking op de FSH en LH afgifte, en kan op deze manier de menstruele cyclus beinvloeden. (Petersen OH, 2007). Het leptine gehalte is tijdens de luteale fase hoger dan tijdens de folliculaire fase (Ahrens K et al, 2014, Hardie L et al, 1997, Messinis IE et al, 1998). Leptine geeft op deze manier een signaal af dat er genoeg energie in het lichaam aanwezig is voor een mogelijke zwangerschap, ook maakt leptine het lichaam alvast klaar voor meer energieopname tijdens de zwangerschap (Ajala OM et al, 2013). Wat verder opvalt is dat er tegelijk met de LH piek voor de ovualtie er ook een leptine piek is te zien. Leptine speelt dus ook een rol tijdens de ovualtie(Ahrens K et al, 2014). Het leptine gehalte bij vrouwen is hoger dan bij mannen. Dit komt doordat oestrogeen de leptine productie stimuleert e terwijl testosteron het juist remt(Bohler H et al, 2010). Een andere aanwijzing dat leptine een rol speelt in de menstruele cyclus is dat de leptine receptor is gevonden in een aantal weefsels die te maken hebben met de menstruele cyclus (figuur2). Daarnaast is in een studie van Bohle et al gevonden dat leptine via neuropeptiden invloed heeft op de afgifte van GnRH, en daarmee op de FSH en LH concentratie in het bloed(figuur2) (Bohler H et al, 2010).
Figuur 2: Leptine receptoren in verschillende weefsel die een rol spelen in de menstruele cyclus en de invloed van leptine op de afgifte van GnRH. (Bohler H et al, 2010).
Het vetweefsel maakt naast leptine en oestrogeen ook andere hormonen. Zo tonen verschillende studies aan dat het vetweefsel ook prolactine kan aanmaken en dat het prolactine gehalte hoger is in vrouwen met een hoog BMI (Brandebourg T et al, 2007, Seth B et al, 2013). Prolactine zorg voor de regulatie van de melkafgifte bij vrouwen. Ook remt prolactine de GnRH productie in de hypothalamus en remt daarmee de productie van FSH en LH, een soort endogene anticonceptie(Brandebourg T et al, 2007, Seth B et al, 2013). Andere studies tonen aan dat bij vrouwen met een hoger BMI de androgeen of testosteron gehaltes hoger waren (Korhonen S et al, 2003, Aladashvili-Chikvaidze N et al, 2015). Hoge
5
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
testosteron gehaltes hebben invloed op de menstruele cyclus en worden vaak in verband gebracht met Polycysteus-ovariumsyndroom (PCOS) (Korhonen S et al, 2003).
Menstuatie stoornissen en Polycysteus-ovariumsyndroom (PCOS) Het Polysysteus-ovariumsyndroom (PCOS) komt bij twee op de drie vrouwen met menstruatie stoornissen voor en het is daardoor de meest voorkomende endocriene stoornis bij vrouwen voor de menopauze (March WA et al, 2010). Veel vrouwen met PCOS hebben obesitas. Om gediagnostiseerd te worden met PCOS moet een vrouw voldoen aan minstens twee van de volgende criteria: een onregelmatige ovulatie, overproductie van androgenen en cystes in de ovaria (The Rotterdam ESHRE/ASRM-Sponsored PCOS Consensus Workshop Group, 2004). De oorzaak van PCOS is niet helemaal bekend, wel is het duidelijk dat veel vrouwen met deze aandoening een verstoring hebben in de hormoonbalans: ze produceren te veel androgenen, hebben verhoogde LH waardes en er is een verminderde FSH productie.(Gardner DG et al, 2011). De ovaria van vrouwen met PCOS zijn meestal vergroot en er rijpen meer follikel tegelijkertijd dan normaal ook is er vaak sprake van amenorroe. Bij deze vrouwen vind er vaak geen ovualtie plaats waardoor ze verminderd vruchtbaar zijn (Gardner DG et al, 2011). Zwanger worden is dus lastig, gewichtsverlies kan helpen om weer regelmatige ovulaties te krijgen, waardoor er meer kans is op een zwangerschap(Clark DO et al, 1995). Vrouwen met PCOS hebben meer kans op insuline resistentie( diabetes type 2) onafhankelijk van de obesitas die deze vrouwen vaak en hyperandrogenisme bij vrouwen met PCOS komt vaak voor (Homburg R, 2009, Dunaif A et al, 1989). Te veel vetweefsel is geassocieerd met insuline resistentie wat leidt tot verhoogde insuline gehaltes in het bloed, deze hoge insuline concentratie leiden weer tot minder sex-hormoon–binding globuline(SHBG) productie in de lever en een verhoogde androgeen productie in de ovaria(Ollila MM et al, 2016). Menstruatie stoornissen komen ook voor bij vrouwen met hypothyroïdie of hyperthyroïdie (Koutras DA, 1997). Vrouwen met hypothyroïdie hebben meer kans om PCOS te ontwikkelen (Gardner DG et al, 2011). Door hypothyroïdie en hyperthyroïdie ontstaat er een verstoring van het metabolisme, mensen vallen snel af in het geval van hyperthyroïdie en komen aan in het geval van hypothyroïdie (Gardner DG et al, 2011). De menstruatiestoornissen hebben dan niet zo zeer te maken met een te hoog of een te laag vetpercentage maar vooral met de verstoorde hormoonhuishouding van de schildklier. Bij hypothyroïdie is het thyrotropin releasing hormone (TRH) vaak verhoogt, TRH stimuleert de afgifte van thyroid-stimulating hormone(TSH) en de afgifte van prolactine(Doufas AG et al, 2000). Prolactine zorgt voor een remming van de GnRH concentratie waardoor er ook minder LH en FSH wordt geproduceerd, hierdoor zal er geen ovulatie optreden (Brandebourg T et al, 2007). Ook de omzetting van oestrogeen precursors naar oestrogeen is verminderd waardoor er minder oestrogeen is er daardoor minder LH en FSH wordt uitgescheiden (Gardner DG et al, 2011). Hierdoor treed er geen ovulatie meer op en is het voor vrouwen met hypothyroïdie vaak lastig om zwanger te worden (Koutras DA, 1997). Bij vrouwen met een hyperthyroïdie kunnen menstruatie stoornissen ook voor komen. Bij deze vrouwen is de SHBG gehalte verlaagd, waardoor de serum gehaltes van oestrogeen en testosteron ook verlaagd zijn (Doufas AG et al, 2000).
Anorexia en menstruatiestoornissen Vrouwen die lijden aan de ziekte anorexia hebben eerder te maken met een ontregelde menstruatiecyclus. De fysieke consequenties van een extreem beperkte inname van calorierijkvoedsel, de eetbuien die voorkomen bij boulimia of het overmatig bewegen kan leiden tot hypothalamische amenorroe. Functionele hypothalamische amenorroe (FHA) gaat gepaard met een verstoorde menstruele cyclus (Zanker CL, 2006) FHA is onder te verdelen
6
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
in primaire en secundaire amenorroe. Bij primaire amenorroe heeft een vrouw nog nooit gemenstrueerd en is er sprake van een vertraagde eerste menstruatie en secundaire amenorroe betreft het stoppen van menstrueren, terwijl een vrouw in het verleden ooit wel gemenstrueerd heeft. (Zanker CL, 2009) Een verstoorde menstruatiecyclus kan leiden tot onvruchtbaarheid (Fenichel RM et al, 2007). Vrouwen met anorexia en boulimia worden twee keer zoveel behandeld bij vruchtbaarheidsproblemen dan bij vrouwen zonder deze ziektes. Zo bleek uit resultaten van een studie van Easter et al. dat het bij vrouwen met anorexia en boulimia langer dan 6 maanden duurde om zwanger te worden, terwijl de meeste vrouwen zonder een eetstoornis zwanger worden binnen 3-6 maanden (Easter A et al, 2011).
Invloed anorexia op hormoonhuishouding vrouw Door strenge ondervoeding en ondergewicht vinden er endocrinologische veranderingen plaats (Misra M et al, 2016). Bij een normale menstruele cyclus zorgt het gonadotropinereleasing hormoon voor een verhoging van de afgifte van het LH en FSH hormoon. (Seth B et al, 2013) Bij te weinig calorie inname raakt de secretie van het gonadotropine-releasing hormoon uit de hypofyse echter verstoord wat leidt tot een verlaging van de afgifte van het LH en FSH hormoon. LH en FSH zorgen voor oestrogeen productie en het stimuleren van de eierstokken om zich klaar te maken voor de ovulatie (Fenichel RM et al, 2007). Echter, door afwijkende waarden wordt deze stimulatie verslechterd. Daarnaast heeft het hormoon leptine ook invloed op de pathofysiologie van amenorroe. Leptine dient als signaal voor de reproductieve as van voldoende vetweefsel. Het continu vasten zorgt voor lage leptine concentraties (Fenichel RM et al, 2007). Lage leptine concentraties kunnen bijdragen aan een verhoging van de hypothalamische NPY gen expressie. Het NPY gen is een orexigeen neuropeptide betrokken in de neuroendocrine controle van de reproductieve as. Een verhoging van het NPY niveau kan zorgen voor GnRH remming. Dit komt onder andere omdat NPY de KISS-1 expressie in de hypothalamus reguleert. Het KISS -1 systeem is een belangrijke poortwachter van veel GnrH neuronen. Dieren die aan het vasten waren op korte termijn lieten een verlaging in de expressie van het KISS-1 mRNA zien wat was geassocieerd met een reductie van het LH niveau (GnRH afgifte heeft invloed op het LH niveau) in zowel mannelijke als vrouwlijke ratten (Kumar S et al, 2013).
Vetpercentage en hormoonhuishouding Het vetpercentage van een vrouw speelt een grote rol bij de start van de puberteit en bij het handhaven van de menstruatiecyclus. Een bepaald vetpercentage is nodig om te kunnen menstrueren. In vetweefsel komt het enzym aromatase voor wat zorgt voor de verhoging van de productie van oestrogenen. Een hoger vetpercentage gaat gepaard met meer aromatase en daarmee meer oestrogenen. Oestrogeen induceert leptine. Hierdoor zijn in de prepuberale fase en tijdens de puberteit de leptine levels hoger en ook vindt er een toename in BMI plaats. Meisjes met een leptine te kort of een defecte leptine receptor hebben een vertraagde puberteit en een gonadotropine te kort (Bohler H et al, 2010). Een te kort aan leptine zorgt namelijk voor een verhoging van NPY wat een verminderde afgifte van gonadotropine veroorzaakt (Kumar S et al, 2013). Een lage concentratie GnRH zorgt voor lage FSH en LH concentraties, wat minder stimulatie van de eierstokken en daarmee een verstoorde menstruale cyclus als consequentie heeft (Fenichel RM et al, 2007). Een laag vetpercentage bij een vrouw zorgt vaak voor verlaagde leptine circulaties in het bloed. Bij patiënten die lijden aan de ziekte Anorexia Nevosa vindt er ook een sterke afname in hoeveelheid vet plaats. Dit lage vetpercentage leidt tot een vermindering in gonadotrofines en estradiol concentraties. Consequenties van deze lage concentraties zijn voornamelijk het krijgen van secundaire amenorroe. Oestrogeen verlaagt lipolyse (vet mobilisatie) (Brunicardi FC et al, 2014). door het vermeerderen van het aantal a2A-adrenerge receptoren in onderhuids vet, maar niet in visceraal vet. Dit verklaart waarom veel vruchtbare vrouwen meer lichaamsvet hebben dan mannen, omdat ze een groter aantal a2A-adrenerge
7
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
receptoren hebben. (Bohler H et al, 2010). Een bepaald vetpercentage is nodig om zwanger te kunnen worden. Zonder een voldoende bepaalde hoeveelheid vet is een zwangerschap te risicovol. Het lichaam neemt uit voorzorg maatregelen zodat een vrouw met een te laag BMI niet in staat is om zwanger te worden. Dit uit bescherming omwille van de vrouw zelf en het kind (Brunicardi FC et al, 2014).
Topsport Uit de Nurse’s Health Study II blijkt dat intensieve inspanning is geassocieerd met een verminderd risico van onvruchtbaarheid bij vrouwen, terwijl uit een studie van Morris et al bleek dat vrouwen die meer dan 4 uur per week deden aan intensieve inspanning voor 1-9 jaren meer vruchtbaarheidsproblemen ondervonden dan vrouwen die dit niet deden. Gemiddelde inspanning had wel een positief effect op de vruchtbaarheid van vrouwen met obesitas, maar dit was tot op een zeker niveau. Boven een bepaalde drempel van activiteit heeft het een negatief effect (Gudmundsdottir SL et al, 2009). Dit negatieve effect is vooral terug te vinden onder vrouwelijke atleten. 16-61 procent van hen ervaren hypothalamische hypofyse menstruele ziektes. Oorzaak hiervan is een laag vetpercentage door overmaat aan fysieke inspanning en te weinig voedsel binnen krijgen, aldus een negatieve energiebalans. Net zoals bij vrouwen met anorexia, vindt er een verstoring in de afgifte van GnRH plaats en wat resulteert in verlaagde LH en FSH concentraties en er is ook sprake van hypooestrogenisme. Daarnaast hebben zij ook last van lage leptine concentraties. Ook laat een studie van Laughlin en Yen zien dat de secretie van GH, cortisol en IGF binding protein1 verhoogd is in atleten die lijden aan amonerroe (Lagowska K et al, 2015). Ook zijn er endocriene verandering zoals hoge testosteron concentraties en hoge LH/FSH verhoudingen, wat hyperandrogenisme kan veroorzaken. Een laag lichaamstgewicht draagt bij aan een verhoging in testosteron niveau als een soort van beschermingsmechanisme tegen extreem gewichts verlies. Testosteron beïnvloedt namelijk de groei van lean? Weefsel massa. (Miller KK et al, 2006, Vingren et al, 2010). Hyperandrogenisme heeft een voordeel bij fysieke inspanning. Zo zijn de concentraties van PRL lager onder vrouwen met lage concentraties testosteronVertraagde menstruatie en primaire amenorrhea zijn vaak geassocieerd met hyperandrogenemia (verhoogde testosteronconcentraties) (Papadakis MA et al, 2016, Rickenlund A et al, 2004).
8
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Conclusie Een gezond BMI is van groot belang bij het handhaven van een gezonde hormoonbalans van de vrouw. Het antwoord op de onderzoeksvraag 'Hoe beïnvloedt het BMI en het vetweefsel de hormoonbalans van de vrouw en wat voor invloed heeft dit op de menstruele cyclus?' is daarom ook dat een te hoog of te laag BMI of vetpercentage een negatieve invloed heeft op de hormoonhuishouding wat de menstruele cyclus kan verstoren Dit komt doordat er een verandering in concentraties van hormonen optreedt die hierbij een belangrijke rol spelen. Bij een normale hormoonregulatie bij de menstruele cyclus van de vrouw wordt er GnRH afgegeven wat leidt tot verhoogde FSH en LH concentraties. FSH zorgt voor de rijping van follikels en LH zorgt voor de ovulatie en stimulatie van productie van oestrogeen en progesteron door het overgebleven corpus luteum. Oestrogeen en progesteron zorgen ervoor dat de uterus wordt klaargemaakt voor implantatie van een embryo. Als er geen implantatie plaats vindt begint de vrouw te menstrueren. Bij vrouwen met een hoog BMI of obesitas is er sprake van een hoger prolactine gehalte, omdat vetweefsel prolactine produceert. Prolactine zorgt voor verminderde FSH en LH concentraties wat kan leiden tot een verstoorde menstruele cyclus. Ook zijn de androgeen gehaltes hoger bij een hoog BMI wat vaak in verband wordt gebracht met het Polycysteusovariumsyndroom (PCOS). PCOS geeft meer kans op insuline resistentie wat leidt tot hoge insuline gehaltes in het bloed. Deze hoge concentraties zorgen voor een verhoogde androgeen productie in de ovaria wat leidt tot een onregelmatige ovulatie. Naast overgewicht heeft ook ondergewicht invloed op de hormonale veranderingen tijdens de menstruatie. Ondergewicht leidt tot een verminderde GnRH afgifte waardoor de LH en FSH concentraties lager worden. Dit kan leiden tot een verstoorde menstruele cyclus. Daarnaast is er bij een te laag vetpercentage een te kort aan leptine. Vetweefsel produceert namelijk naast prolactine ook leptine en oestrogeen. Een te kort aan leptine kan via NPY bijdragen aan GnRH remming. Gezonde vrouwen hebben hogere leptine gehaltes en daarbij een hoger vetpercentage dan mannen, wat gunstig is voor de zwangerschap. Een laag vetpercentage leidt daarnaast ook tot een daling in estradiol concentraties. Oestrogeen zorgt juist voor onderhuidsvet aanmaak wat nodig is voor een goede menstruele cyclus. Vrouwen met anorexia en daarmee een leptine en oestrogeen te kort kunnen last krijgen van amonerroe. Ook vrouwlijke atleten kunnen om dezelfde redenen door een te laag vetpercentage last krijgen van amonerroe. Bij vrouwlijke atleten kunnen hoge testosteron concentraties en hoge LH/FSH verhoudingen hyperandrogenisme veroorzaken wat menstruele stoornissen als consequentie kunnen hebben. Om vruchtbaarheid zo veel mogelijk te vergroten is een gezond BMI en gezond voedingspatroon dus erg van belang.
9
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Referenties Ahrens K, Mumford SL, Schliep KC, Kissell KA, Perkins NJ, Wactawski-Wende J, Schisterman EF. 2014. Serum leptin levels and reproductive function during the menstrual cycle. American Journal of Obstetrics and Gynecology. 210(3): 248.e1–248.e9. Aitken RJ, Baker MA, Doncel GF, Matzuk MM, Mauck CK, Harper MJ. 2008. As the world grows: contraception in the 21st century. J Clin Invest. 118(4): 1330–1343. Ajala OM, Ogunro PS, Elusanmi GF, Ogunyemi OE, Bolarinde AA. 2013. Changes in serum leptin during phases of the menstrual cycle of fertile women: relationship to age groups and fertility. Int J Endocrinol Metab. 11(1): 27-33. Aladashvili-Chikvaidze N, Kristesashvili J, Gegechkori M. 2015. Types of reproductive disorders in underweight and overweight young females and correlations of respective hormonal changes with BMI. Iran J Reprod Med. 13(3): 135-140. Bohler H, Mokshagundam S, Winters SJ. 2010. Adipose tissue and reproduction in women. Fertility and Sterility. 94(3): 795-825. Brandebourg T, Hugo E, Ben-Jonathan N. 2007. Adipocyte prolactin: regulation of release and putative functions. Diabetes Obes Metab. 9 (4): 464-476. Charles Brunicardi F, Andersen DK, Billiar TR, Dunn DL, Hunter JG, Matthews JB, Pollock RE. 2014. Schwartz's Principles of Surgery.McGraw-Hill Education / Medical. 10e editie Clark DO, Lane KA, Ambuehl R, Tu W, Liu CJ, Unroe K, Callahan CM. 2016. Age Differences in the Association Between Body Mass Index Class and Annualized Medicare Expenditures. J Aging Health. 28 (1): 165-179 Decaria JE, Sharp C, Petrella RJ. 2012. Scoping review report: Obesity in older adults. International Journal of Obesity. 36 (9): 1141-1150 De Munter JS, Tynelius P, Magnusson C, Rasmussen F. 2012. Longitudinal analysis of lifestyle habits in relation to body mass index, onset of overweight and obesity: Results from a large population-based. Scandinavian Journal of Public Health. 43(3): 236-245. Douchi T, Kuwahata R, Yamamoto S, Oki T, Yamasaki H, Nagata Y. 2002. Relationship of upper body obesity to menstrual disorders. Acta Obstet Gynecol Scand 81(2): 147-150. Doufas AG, Mastorakos G. 2000. The Hypothalamic-Pituitary-Thyroid Axis and the Female Reproductive System. Annals of the New York Academy of Sciences. 900: 65-76. Dunaif A, Segal KR, Futterweit W, Dobrjansky A. 1989. Profound Peripheral Insulin Resistance, Independent of Obesity, in Polycystic Ovary Syndrome. Diabetes. 38 (9): 11561174 Easter A, Treasure J, Micali N. 2011. Fertility and prenatal attitudes towards pregnancy in women with eating disorders: results from the Avon Longitudinal Study of Parents and Children. An International Journal of Obstetrics and Gynaecology. 188 (12): 1491-1498. Fenichel RM, Warren MP. 2007. Anorexia, bulimia, and the athletic triad: evaluation and management. Current Osteoporosis Reports. 5(4): 160-164 Gardner DG, Shoback D (2011). Greenspan’s Basic & Clinical Endocrinology. San Francisco: The McGraw-Hill Companies. 9e editie
10
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Gudmundsdottir SL, Flanders WD, Augestad LB. 2009. Physical activity and fertility in women: the North-Trøndelag Health Study. Human Reproduction. 24(12): 3196-3204 Hardie L, Trayhurn P, Abramovich D, Fowler P. 1997. Circulating leptin in women: a longitudinal study in the menstrual cycle and during pregnancy. Clin Endocrinol (Oxf). 47(1): 101-106. Hu FB. 2003. Overweight and Obesity in Women: health risks and consequences. Journal of women's health. 12 (2): 163-172. Homburg R. 2009. Androgen circle of polycystic ovary syndrome. Human Reproduction. 24 (7): 1548-1555. Korhonen S, Hippeläinen M, Vanhala M, Heinonen S, Niskanen L. 2003. The androgenic sex hormone profile is an essential feature of metabolic syndrome in premenopausal women: a controlled community-based study. Fertility and Sterility. 79 (6): 1327-1334. Koutras DA. 1997. Disturbances of Menstruation in Thyroid Disease. Annals of the New York Academy of Sciences. 816: 280–284. Kumar S, Kaur G. 2013. Intermittent Fasting Dietary Restriction Regimen Negatively Influences Reproduction in Young Rats: A Study of Hypothalamo-Hypophysial-Gonadal Axis. PLoS One. 8(1): Lagowska K, Kapczuk K. 2015.Testosterone concentrations in female athletes and ballet dancers with menstrual disorders. European Journal of Sport Science. 1746-1391 LeBlond RF, Brown DD, Suneja M , Szot JF. 2015. DeGowin’s Diagnostic Examination. McGraw-Hill Education. 10e editie Li C, Ford ES, McGuire LC, Mokdad AH. 2007. Increasing trends in waist circumference and abdomina obesity among U.S. adults. Obesity. 15(1): 216-224. March WA, Moore VM, Willson KJ, Phillips DI, Norman RJ, Davies MJ. 2010. The prevalence of polycystic ovary syndrome in a community sample assessed under contrasting diagnostic criteria. Human Reproduction. 25 (2): 544-551. Maxine A. Papadakis, Stephen J. McPhee, Michael W. Rabow. 2016. Current Medical Diagnosis & Treatment. McGraw-Hill Education / Medical. 55e editie Messinis IE, Milingos S, Zikopoulos K, Kollios G, Seferiadis K, Lolis D. 1998. Leptin concentrations in the follicular phase of spontaneous cycles and cycles superovulated with follicle stimulating hormone. Hum Reprod. 13(5): 1152-1156. Miller KK, Biller BM, Beauregard C, Lipman JG, Jones J, Schoenfeld D, Sherman JC, Swearingen B, Loeffler J, Klibanski A. 2006. Effects of testosterone replacement in androgen-deficient women with hypopituitarism: A randomized, double-blind, placebo controlled study. The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism. 91(5):1683-1690 Misra M, Klibanski A. 2016. Anorexia Nervosa and Its Associated Endocrinopathy in Young People. Hormone Research in Paediatrics. Ollila MM, Piltonen T, Puukka K, Ruokonen A, Järvelin MR, Tapanainen JS, Franks S, MorinPapunen L. 2016. Weight Gain and Dyslipidemia in Early Adulthood Associate with Polycystic Ovary Syndrome: Prospective Cohort Study. J Clin Endocrinol Metab. 101(2): 739-747.
11
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
Petersen OH. 2007. Human Physiology. Liverpool: Blackwell Publishing. 5e editie Rickenlund A, Thorén M, Carlström K, von Schoultz B, Hirschberg AL. 2004. Diurnal profiles of testosterone and pituitary hormones suggest different mechanisms for menstrual disorders in endurance athletes. Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism. 89(2):702-707 Seth B, Arora S, Singh R. 2013. Association of obesity with hormonal imbalance in infertility: a cross-sectional study in north Indian women. Indian J Clin Biochem. 28 (4): 342–347. The Rotterdam ESHRE/ASRM-Sponsored PCOS Consensus Workshop Group. 2004. Revised 2003 consensus on diagnostic criteria and long-term health risks related to polycystic ovary syndrome. Hum Reprod. 19 (1): 41-47 Volek JS, Maresh CM. 2010. Testosterone physiology in resistance exercise and training: The up-stream regulatory elements. Sports Medicine. 40: 1037–1053. Wake DJ, Strand M, Rask E, Westerbacka J, Livingstone DE, Soderberg S, Andrew R, YkiJarvinen H, Olsson T, Walker BR. 2007. Intra-adipose sex steroid metabolism and body fat distribution in idiopathic human obesity. Clinical Endocrinology. 66(3): 440-446. Yang L, Colditz GA. 2015. Prevalence of Overweight and Obesity in the United States. 20072012. JAMA Intern Med. 175 (8): 1412-1413. Zanker CL. 2006. Regulation of reproductive function in athletic women: an investigation of the roles of energy availability and body composition. British Journal of Sports Medicine. 40(6): 489–490
12
Voeding en vrouwelijke reproductie: vrouwelijke reproductie
13