Hondenschool W.A.F., Rozenburg Ontwerp Bestemmingsplan
Opgesteld door:
datum:
RBOI Rotterdam
concept ontwerp vastgesteld
16-11-1210 20-01-2011 ...
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk1
5 Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Gekozen planopzet
5
1.3
Ligging en begrenzing
5
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
6
Beleid
9
2.1
Rijksbeleid
9
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
10
2.3
Gemeentelijk beleid
11
2.4
Beleid deelgemeente
13
Beschrijving van het plangebied
15
3.1
Archeologie
15
3.2
Huidig gebruik
16
Planbeschrijving
17
4.1
Ontwikkelingen
17
4.2
Juridische planbeschrijving
17
Water
19
5.1
Beleidskader
19
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
20
5.3
Huidige situatie
20
5.4
Toekomstige situatie
21
5.5
Conclusie
21
Milieu
23
6.1
Milieuzonering
23
6.2
Geluid
23
6.3
Luchtkwaliteit
24
6.4
Bodem
26
6.5
Externe veiligheid
27
6.6
Flora en fauna
29
6.7
Kabels en leidingen
32
Verkeer
33
7.1
Verkeersstructuur
33
7.2
Parkeren
33
Hoofdstuk2
Hoofdstuk3
Hoofdstuk4
Hoofdstuk5
Hoofdstuk6
Hoofdstuk7
2
7.3
Conclusie
33
Hoofdstuk8
Financiële uitvoerbaarheid
35
Hoofdstuk9
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
37
Vooroverleg
37
9.1 Bijlage
43 Bijlage 1
Overlegreacties
45
Bijlage 2
Bodemonderzoek
69
Regels
143
Hoofdstuk1
INLEIDENDEREGELS
145
Artikel 1
Begrippen
145
Artikel 2
Wijze van meten
149
Hoofdstuk2
BESTEMMINGSREGELS
151
Artikel 3
Recreatie
151
Artikel 4
Waarde - Archeologie - 1
152
Artikel 5
Waterstaat - Waterkering
154
Hoofdstuk3
ALGEMENEREGELS
155
Artikel 6
Antidubbeltelbepaling
155
Artikel 7
Algemene bouwregels
156
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
157
Artikel 9
Geluidsgevoelige functies
158
OVERGANGS-EN SLOTREGEL
159
Hoofdstuk4
Artikel 10
Overgangsrecht
159
Artikel 11
Slotregel
160
3
4
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De eigenaren van de Hondenschool W.A.F. te Rozenburg hebben in overleg met het projectteam 'herinrichting Landtong' een initiatief ontwikkeld om de school op een nieuwe locatie voort te zetten. De aanleiding hiervoor is de beoogde aanleg van een parkeerterrein door de gemeente op de plek van de huidige hondenschool. Dat parkeerterrein is op haar beurt weer benodigd voor het nieuwe evenemententerrein op de Landtong van Rozenburg. De huidige hondenschool ligt langs de Noordzeeweg, net voorbij de kruising met de Boulevard Rozenburg en aan de zijde van het Calandkanaal. De nieuwe locatie ligt aan de andere zijde van deze weg, direct in de hoek met de Boulevard Rozenburg. Hemelsbreed gaat het om een verplaatsing van circa 350 m. Het gebruik van de beoogde locatie als hondenschool is op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Landtong, na 2e herziening' echter niet toegestaan. Om die reden voorziet voorliggend bestemmingsplan in een bestemmingswijziging, waarin de verhuizing van de hondenschool in ruimtelijke zin wordt onderbouwd en in juridische zin mogelijk wordt gemaakt.
1.2
Gekozen planopzet
Het voorliggende bestemmingsplan is een uitgewerkt eindplan. Dit houdt in dat de beoogde ontwikkeling direct bestemd wordt zonder uitwerkings- of wijzigingsregels. Op basis van het voorliggende bestemmingsplan kan zodoende direct een omgevingsvergunning worden verleend. Een nadere toelichting op de juridische vorm van het plan wordt gegeven in paragraaf 4.3.
1.3
Ligging en begrenzing
Het plangebied is gelegen in de hoek van de Noordzeeweg met de Boulevard Rozenburg. Vanuit deze hoek is een terrein van circa 70 x 100 m uitgezet. Een weergave met de ligging en begrenzing van het plangebied is opgenomen in onderstaande figuur 1.1.
5
Figuur 1.1. Ligging plangebied
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Landtong na 2e herziening'. Het moederplan is vastgesteld op 14 oktober 1982 en gedeeltelijk goedgekeurd op 20 juni 1986. De 2e herziening is vervolgens vastgesteld op 29 juni 1995 en goedgekeurd op 10 oktober 1995. Op basis van deze regeling zijn de gronden bestemd als 'Dagrecreatieve voorzieningen'. In algemene zin zijn deze gronden voor dagrecreatief gebruik bedoeld. Gebouwen zijn daarbij echter uitsluitend toegestaan bij een aantal nader gespecificeerde voorzieningen. Voorbeelden hiervan zijn een dagcamping, een terrein voor modelvliegsport en een terrein voor ruitersport. Op basis van deze regeling is de verplaatsing van de hondenschool niet mogelijk.
6
7
8
Hoofdstuk 2 2.1
Beleid
Rijksbeleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridische mogelijkheden. Het Rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren, zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) en het opleggen van aanwijzingen. De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de AMvB Ruimte.
2.1.1
Nota Ruimte
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005 De Nota Ruimte omvat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal ten minste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". In de Nota Ruimte geeft het Rijk aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn, het kan daarbij gaan om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. Bij de Ruimtelijke Hoofdstructuur, waar het Rijk een hogere ambitie heeft, gaat op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking met name om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Krachtige voorbeelden waarin de hogere ambitie van het Rijk voor Rotterdam (deel uitmakend van de Ruimtelijke Hoofdstructuur) tot uitdrukking komt zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en het Rotterdam Centraal.
9
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridische mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruikmaken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.
2.2.1
Provinciale structuurvisie"Visie op Zuid-Holland"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010 In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars. Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon-, werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek, creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden, naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten, de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerde beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie. De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interim-beleid was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd.
10
2.2.2
Provinciale verordening "Ruimte"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010 De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid, geformuleerd in de provinciale structuurvisie, te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat middels de provinciale verordening doorwerkt op gemeentelijk niveau.
2.3
Gemeentelijk beleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden: de zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedsbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden door een initiatiefnemer.
2.3.1
Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw)projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).
2.3.2 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de burgemeester en wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer: het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ); het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt; het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening; het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
11
het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'. De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden en omgevingsvergunning voor het bouwen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen. Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.
2.3.3
Havenplan 2020
Vastgesteld op 16 september 2004 door de Rotterdamse gemeenteraad Het Havenplan 2020 beschrijft de visie van de gemeente op de havenontwikkeling en het (ruimtelijk) beleid waarmee de gemeente op deze ontwikkeling wil inspelen. Daarin wordt de toekomst van de haven geschetst zoals de gemeente die ziet, in relatie tot de verwachte internationale economische ontwikkelingen, de economische structuur van de regio Rotterdam en de ruimtelijke ontwikkeling van de haven. Het Havenplan 2020 is een plan op hoofdlijnen en biedt een kader voor gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Een bloeiende Rotterdamse haven is goed voor West-Europa, goed voor Nederland en goed voor stad en regio. Maar 'bloei' behoeft volgens het Havenplan 2020 wel specificatie. Vooral om te waarborgen dat de directe omgeving van de haven deelt in de voordelen. Om die reden heeft de gemeente Rotterdam drie doelstellingen voor de toekomst van de Rotterdamse haven: versterken van de internationale concurrentiepositie vanuit het haven- en industriecomplex; bijdragen aan de versterking van de economische structuur van stad en regio; bijdragen aan een betere ruimtelijke kwaliteit en woon- en leefmilieu van de regio. Aan de hand van streefbeelden zijn zes kwaliteiten voor de Rotterdamse haven uitgewerkt. 1. De veelzijdige haven heeft ruimte en faciliteiten voor het overslaan, uitpakken, verwerken en vervoeren van meer goederen. De veelzijdige haven is de vestigingsplaats voor nieuwe bedrijvigheid in de logistiek, de chemie en in de zakelijke en maritieme dienstverlening. 2. De duurzame haven levert faciliteiten en ruimte voor bedrijven die in clusters samenwerken, voorzieningen delen, elkaars restproducten gebruiken en nieuwe technieken ontwikkelen. In de duurzame haven wordt zo milieuvriendelijk en energie-efficiënt mogelijk gewerkt en wordt ruimte gereserveerd voor duurzame energie. 3. De kennishaven is een aantrekkelijke werkplek voor goed opgeleid personeel. In de kennishaven wordt samengewerkt met opleidingen, bedrijven en onderzoeksinstituten. Zo biedt deze ideale vestigingsmogelijkheden voor dienstverlenende en innovatieve bedrijven. 4. In de snelle en veilige haven zijn knelpunten voor de bereikbaarheid via water, spoor, pijpleiding en weg opgelost. Duurzaam transport wordt binnen en buiten de haven zoveel mogelijk gestimuleerd en de snelle en veilige haven is een veilige afhandeling van transporten met gevaarlijke stoffen. 5. In de attractieve haven is meer natuur, een zuidelijk gelegen strand bij Maasvlakte 2, mooie uitzichtpunten, recreatiemogelijkheden in en rond het havengebied en een compleet netwerk van fietspaden. 6. De schone haven veroorzaakt minder overlast van stof en geluid en minder risico's rond gevaarlijke stoffen. In de havens dicht bij de stad ontstaat er milieuruimte voor een mix van haven- en stedelijke
12
functies door het verschuiven van een aantal (intensieve) activiteiten naar Maasvlakte 2. In de schone haven zijn woningbouw en bedrijvigheid op de noordelijke Maasoever per locatie afgestemd op de havenontwikkeling op de zuidelijke Maasoever. Daarnaast zijn er vijf majeure opgaven: 1. aanleggen van Maasvlakte 2 (een nieuw havengebied in zee), voor containers, chemie en mogelijk nieuwe vormen van bedrijvigheid; 2. de stadshavens (Waalhaven, Eemhaven, Merwehaven en Vierhavens) omvormen tot een gemengd gebied voor haven, wonen en werken; 3. werken aan een creatieve invulling van werken, wonen en recreëren op de rechter Maasoever in combinatie met verdere groei van de bedrijvigheid op de linker Maasoever; 4. zo goed mogelijk (duurzaam) benutten van de bestaande (milieu)ruimte in het havengebied; 5. opheffen van knelpunten in de capaciteit en kwaliteit van regionale en nationale infrastructuur, met name de A15; dit in combinatie met het opstellen van beleid om de bestaande infrastructuur zo goed mogelijk te benutten en zoveel mogelijk via water en spoor te vervoeren. Deze kwaliteitsverbeteringen voor milieu en leefomgeving, het combineren van wonen in de nabijheid van een groeiende haven en het beter benutten en waar nodig verbeteren van de infrastructuur, zijn opgaven voor verschillende partijen, zoals de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf, omliggende gemeenten, stadsregio Rotterdam, provincie Zuid-Holland, rijksoverheid en de bedrijven. Samen gaan zij aan de slag om van de haven van 2020 een kwaliteitshaven te maken.
2.4
Beleid deelgemeente
Algemeen Het deelgemeentelijk beleid geeft de belangen weer van een specifieke deelgemeente. Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen, zodat zij hun beleidsdoelen ook kunnen realiseren. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Raad van Rotterdam vastgesteld. De deelraad van een deelgemeente is bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen.
2.4.1
Structuurvisie Rozenburg 2010-2030(2009)
De structuurvisie heeft een ‘zelfbindende werking’ voor het bestuursorgaan dat deze heeft vastgesteld, burgers en de andere overheden zijn niet aan de structuurvisie gebonden. Er gaat wel een politiek-bestuurlijke werking uit van een structuurvisie doordat de gemeenteraad zich bij de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit acht te houden aan wat eerder in een structuurvisie is opgenomen. Als zich een ontwikkeling aandient die afwijkt van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling zoals neergelegd in de structuurvisie, leidt dit in beginsel tot bijstelling van het projectplan. Als een bepaalde ontwikkeling niet strijdig is met een structuurvisie, maar daarin ook niet is voorzien, zou kunnen worden volstaan met een motivering waarom de ontwikkeling wenselijk geacht wordt. Deze structuurvisie is gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma op gemeentelijk niveau. Het is dus geen vrijblijvend visiedocument, maar stuurt de ruimtelijke keuzes en inzet van instrumenten op gemeentelijk niveau ofwel de structuurvisie vormt een onderlegger voor het maken van bestemmingsplannen. De structuurvisie dateert uit 2009 en is door de toen nog zelfstandige gemeente Rozenburg opgesteld. Een ruimtelijke visualisatie van de visie voor 2030 is weergegeven in onderstaande figuur 2.1. Daarbij worden in het document 5 hoofdopgaven benoemd, te weten: 1. 2. 3. 4. 5.
een passende woningvoorraad; goede basisvoorzieningen voor iedere leeftijdscategorie; optimaliseren groene en blauwe schakels; benutten zichtlocaties Nieuwe Waterweg; inzetten recreatieve mogelijkheden Landtong.
13
De eerste twee opgaven hebben daarbij de hoogste prioriteit. De aanleg (verplaatsing) van een hondenschool binnen de Landtong, past binnen de onder 3 en 5 genoemde hoofdopgaven. Daarmee blijft ook het groene karakter van de Landtong behouden, zoals deze op de kaart van de structuurvisie is vastgelegd. Een uitsnede van deze kaart is in onderstaande figuur 2.1 opgenomen.
Figuur 2.1 Uitsnede Structuurvisie Rozenburg 2010-2030
2.4.2
Coalitieprogramma 2010-2014
Met de gemeenteraadsverkiezingen is ook op deelgemeenteniveau een nieuwe raad verkozen. De nieuwe coalitie wordt daarbij gevormd door de partijen IPR, VVD en PvdA. Het coalitieprogramma sluit voor wat betreft de Landtong goed aan op de structuurvisie van 2009. Uitgangspunt hierbij is dat de Landtong verder wordt ontwikkeld voor recreatieve voorzieningen in samenwerking met mede belanghebbende partijen. De verplaatsting van de hondenschool is hier een uitgesproken voorbeeld van.
2.4.3
Landtong Rozenburg, CEMP (2010)
De opgave voor de Landtong is neergelegd in dit document, waarbij een strategische verkenning is uitgevoerd en een stedenbouwkundige visie wordt gegeven op de ontwikkeling van het gebied. Het hoofddoel van het project is de recreatieve kwaliteit van het gebied te vergroten, waarbij de deelgebieden Calandweide, Evenemententerrein, Manege en Parkheuvel worden onderscheiden. Een belangrijke pijler is de beleefbaarheid van het water. Om die reden wordt de strook grond tussen het Calandkanaal en de Noordzeeweg ontdaan van obstakels en heringericht. Daarbij wordt een fiets- en wandelpad langs het Calandkanaal aangelegd. Hierlangs worden clusters van bomen gerealiseerd, waartussen voldoende openheid wordt bewaard om zichtlijnen te creëren. De onderbeplanting bestaat uit gras, waarop bij evenementen op het Evenemententerrein geparkeerd kan worden. Om de beoogde inrichting aan te kunnen leggen, is verplaatsing van de hondenschool noodzakelijk. In overleg met de eigenaren is een nieuwe locatie gevonden in de hoek van de Noordzeeweg en Boulevard Rozenburg.
14
Hoofdstuk 3 3.1
Archeologie
3.1.1
Archeologie
Beschrijving van het plangebied
Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud ter plaatse van archeologische waarden in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Archeologische verwachting Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) heeft gekeken naar de eventuele noodzaak van het uitvoeren van een archeologisch (voor)onderzoek in het kader van de voorgenomen vestiging van Hondenschool W.A.F. te Rozenburg, hoek Noordzeeweg - Boulevard Rozenburg. Het plangebied ligt binnen de wijk Rozenburg, gemeente Rotterdam. Een archeologische waardering van het plangebied heeft nog niet plaatsgevonden. Het BOOR gaat ervanuit dat er in de diepere ondergrond wel archeologische waarden in het gebied aanwezig kunnen zijn, maar moet dit nog staven met bureauen veldonderzoek. De locatie maakt (nog) geen deel uit van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Rotterdam. Het vigerend bestemmingsplan 'Rozenburg Landtong na 2e herziening' is verouderd en er is geen archeologische paragraaf in opgenomen. De locatie zal in de nabije toekomst onderdeel gaan uitmaken van bestemmingsplangebied 'Rotterdam Europoort' (in voorbereiding). Gegevens over het bouwplan zijn in november 2010 aan het BOOR verstrekt. Het betreft een verplaatsing van een bestaande hondenschool naar de toekomstige locatie hoek Noordzeeweg Boulevard Rozenburg. Op deze locatie is een gebied van circa 100 bij 70 meter gereserveerd voor de hondenschool, waarvan een gebied van 50 bij 100 meter zal worden gebruikt als trainingsveld. Daarnaast is er een strook waarbinnen een clubgebouw en opslagruimte zullen worden gerealiseerd. Aan bebouwing in de vorm van gebouwen en overkappingen wordt een maximum gesteld in de vorm van een maximum bebouwde oppervlakte. Dit bedraagt 125 vierkante meter. Het gebied is momenteel onbebouwd (grasland). De locatie is in het verleden erg opgehoogd. Het maaiveld ligt ter plaatse circa tussen 5,0 en 6,0 meter boven NAP. Conform het toekomstig bestemmingsplan 'Rotterdam Europoort' is een archeologisch onderzoek noodzakelijk bij grondverstorende werkzaamheden die dieper reiken dan 0,0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan. In verband met de relatief geringe oppervlakte van de te realiseren bebouwing en gezien de relatief hoge ligging van het gebied
15
acht het BOOR het niet noodzakelijk om aan de voorgelegde ontwikkeling aanvullende eisen te stellen met betrekking tot de archeologie. Er dient altijd rekening gehouden te worden met zogenaamde toevalsvondsten. Hiervan dient men op basis van de Monumentenwet 1988 het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam, voor deze het BOOR) te informeren.
Conclusie Bovenstaande beoordeling geldt expliciet alleen voor de specifieke werkzaamheden ten behoeve van de boven beschreven ontwikkeling van de Hondenschool W.A.F. Voor andere (toekomstige) bodemverstoringen binnen dit bestemmingsplangebied dient een nieuw advies te worden aangevraagd. Hiertoe wordt een dubbelbestemming opgenomen over het gehele plangebied.
3.2
Huidig gebruik
De gronden bestaan momenteel uit grasland. Het terrein maakt deel uit van een groter gebied waarvoor de vigerende bestemmingslegging van dagrecreatieve aard is. Men kan er bijvoorbeeld wandelen of paardrijden. Het plangebied op zich ligt echter dusdanig aan de buitenkant en direct langs de openbare weg zonder verdere beschoeiing, dat er feitelijk geen huidig gebruik is.
16
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Ontwikkelingen
Het plan maakt de realisatie van een hondenschool mogelijk. Voor haar functioneren heeft de hondenschool een trainingsveld, opslagruimte, een clubgebouw en parkeerruimte nodig. De parkeerplaatsen worden aangelegd tussen het trainingsveld en de Noordzeeweg, wat op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds mogelijk is. Om die reden, en omdat de parkeerplaatsen openbaar gebied zijn en blijven, zijn de toekomstige parkeerplaatsen buiten dit bestemmingsplan gelaten. Vanuit de hoek van de Noordzeeweg en de Boulevard Rozenburg wordt een terrein uitgezet van circa 70 x 100 m. Het terrein voorziet in een trainingsveld van 50 x 100 m met langs de lange zijde een strook waarbinnen gebouwtjes worden toegestaan.
4.2
Juridische planbeschrijving
4.2.1
Recreatie
In aansluiting op de omliggende gronden is het terrein van de hondenschool bestemd als 'Recreatie'. De functie die ter plaatse wordt toegestaan, betreft de hondenschool. Het bestemmingsvlak is geheel aangemerkt als bouwvlak. Op deze manier kan overal binnen het bestemmingsvlak bebouwing worden opgericht. Aan bebouwing in de vorm van gebouwen en overkappingen wordt wel een maximum gesteld in de vorm van een maximum bebouwde oppervlakte. Dit bedraagt 125 m². Ook is een maximumgoothoogte van 3 m opgenomen. Ook de omheining van het perceel wordt specifiek geregeld door de opgenomen maximumhoogte voor erfafscheidingen van 2 m. Omdat de hondenschool een eigen gastank zal gebruiken voor haar eigen gasvoorziening, is als specifieke gebruiksregel opgenomen dat Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan. Zodoende zijn alleen gastanks van beperkte omvang toegestaan, die niet relevant zijn voor het aspect 'externe veiligheid'.
4.2.2
Waarde - Archeologie
Het gehele gebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -1'. Deze bestemming beschermt de archeologische verwachtingswaarde, door archeologisch onderzoek verplicht te stellen bij bouwwerkzaamheden en grondwerkzaamheden wanneer die aan bepaalde maten voldoen. In dit geval gaat het om werkzaamheden die dieper reiken dan 0.0 N.A.P. en bovendien een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m². De werkzaamheden voor de hondenschool passen hier overigens binnen, zodat hiervoor geen onderzoek verplicht is.
4.2.3
Waterstaat - Waterkering
Gezien de ligging van het plangebied binnen een gebied met een waterkeringsfunctie, is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Deze dubbelbestemming staat uitsluitend bebouwing van de onderliggende bestemmingen toe voor zover deze geen afbreuk doen aan het waterkeringsbelang. Hiertoe wordt afstemming gezocht met de waterkeringsbeheerder. Voor de Europoortkering is dit Rijkswaterstaat, voor de dijkring Rozenburg is dit het waterschap Hollandse Delta.
17
18
Hoofdstuk 5
Water
5.1
Beleidskader
5.1.1
Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het Rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (onder andere in bebouwd gebied) vastgelegd. Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten. De wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het wettelijk vooroverleg. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.
5.1.2
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.
5.1.3
Regionaal beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
19
5.1.4
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de watertoets en de waterparagraaf. Conform de watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders. De beheerder van het oppervlaktewater in Rozenburg is het waterschap Hollandse Delta. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden. Rijkswaterstaat is beheerder van de de Europoortkering.
5.3
Huidige situatie
Algemeen Het plangebied is ten westen van de kern Rozenburg gelegen, aan het kruispunt Noordzeeweg/Boulevard Rozenburg. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit grasland. Het plangebied is deels gelegen op de voormalige vuilstort Vinkseweg.
Bodem en grondwater Conform de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit opgespoten gronden. De grondwaterstand is sterk afhankelijk van de Nieuwe Waterweg. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert sterk, van circa NAP +5 m tot circa NAP +8 m.
Waterkwantiteit Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een waterkering. De waterkering aan de
20
Noordzeeweg/Boulevard Rozenburg is aangemerkt als primaire waterkering. In de Keur van waterschap Hollandse Delta zijn gebods- en verbodsbepalingen omtrent het gebruik van de waterkering.
Afvalwaterketen en riolering Binnen het plangebied is geen riolering aanwezig.
5.4
Toekomstige situatie
Algemeen Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een hondenschool mogelijk. Hierdoor kan de hondenschool vanaf de westzijde van de Noordzeeweg verplaatsen naar de oostzijde van de Noordzeeweg.
Waterkwantiteit Op de nieuwe locatie komt een verenigingsgebouw en enige ruimte voor opslag. Gezamenlijk beslaan zij een oppervlakte van maximaal 125 m². Het trainingsveld van circa 5.000 m² blijft onverhard. Om tot een vlak terrein te komen zal een deel van het terrein afgegraven worden. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: 1. 2. 3. 4.
hemelwater vasthouden voor benutting; (in)filtratie van afstromend hemelwater; afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater; afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Vanwege de bodemopbouw en de nabije aanwezigheid van oppervlaktewater, zal hemelwater afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. Omdat deze lozing buitendijks gebeurt, hoeft er geen compensatie gerealiseerd te worden. Vanwege het ontbreken van bestaande riolering binnen het plangebied, wordt voor afvalwater een septictank geplaatst binnen het plangebied. Voor werken binnen de beschermingszone van een primaire waterkering is een watervergunning noodzakelijk. Functies anders dan de waterkering op zich zijn ter plaatse uitsluitend toegestaan indien en voor zover dit geen significantie belemmering met zich meebrengt voor het onderhoud, de veiligheid en eventuele versterking van deze kering. Door de verplaatsing van de hondenschool komt deze meer landinwaarts en dus verder van het oppervlaktewater af te liggen. Hierdoor is de waterkering beter te onderhouden. Het afgraven van een klein deel van de toplaag en het realiseren van de voorgenomen bebouwing heeft geen invloed op de stabiliteit van de kering. Van een significante belemmering is dan ook geen sprake.
Waterstaat in het bestemmingsplan Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
5.5
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
21
22
Hoofdstuk 6 6.1
Milieu
Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren '50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren '90 wordt gebruikgemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering). De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar 'afstandswaarden' gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld. De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: 1. 'rustige woonwijk'; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2; 2. 'gemengd woongebied'; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3; 3. 'industriegebied I'; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4; 4. 'industriegebied II'; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5; 5. 'industriegebied III'; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6. Op grond van bovengenoemde VNG-publicatie is een hondenschool te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit uit categorie 3.1. Voor activiteiten uit deze categorie geldt een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aangezien de dichtstbijzijnde woningen op meer dan 300 m van de beoogde hondenschool liggen, zal er ook geen sprake zijn van onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van de realisatie van dit bestemmingsplan. Op ongeveer 220 m van het plangebied ligt een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Uit informatie van het waterschap blijkt dat het plangebied voor een klein deel binnen de geurcontour van deze RWZI ligt. Omdat ter plaatse van een hondenschool mensen over het algemeen niet de gehele dag verblijven, de RWZI ten noordoosten van het plangebied ligt waardoor het grootste gedeelte van de geur van de hondenschool wegwaait en slechts een klein deel van het plangebied binnen de geurcontour ligt, is er geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder. Het aspect milieuhinder en omliggende functies staat de realisatie van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.
6.2
Geluid
Geluidshinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige
23
functies of nieuwe geluidshinder veroorzakende functies.
6.2.1
Wegverkeer
De hondenschool zal via een nieuwe aansluiting ontsloten worden vanaf de Noordzeeweg. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij voorgestane fysieke wijzigingen aan een weg met aanliggende geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) akoestisch onderzoek vereist. De hondenschool wordt niet aangemerkt als een geluidsgevoelige functie. Wel is het een functie die mogelijk tot overlast kan zijn op nabij gelegen geluidsgevoelige functies. In de nabijheid van de nieuwe aansluiting zijn echter geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen.
Conclusie Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling van het plan niet in de weg.
6.2.2
Industrielawaai
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel "A-inrichtingen" genoemd - worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door B&W een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het maximum van deze hogere grenswaarde is 55 dB(A).
Onderzoek en conclusie Het plangebied ligt binnen de geluidszones van de industrieterreinen Botlek-Pernis en Europoort-Maasvlakte. Een hondenschool is geen geluidsgevoelige functie. De ligging van het plangebied binnen de geluidszones vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het plan. De geluidszones worden opgenomen op de bestemmingsplankaart.
6.3
Luchtkwaliteit
6.3.1
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
24
Tabel 6.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie
48 µg/m³
tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
1)
fijn stof (PM10)
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³
tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Besluit niet in betekenende mate (nibm) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. 6.3.2
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de verplaatsing van een bestaande hondenschool mogelijk. In hoofdstuk 7 (verkeer) wordt bepaald dat deze verplaatsing geen noemenswaardige verkeersaantrekkende werking heeft. Realisatie van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.
25
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit wordt gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Uit deze tool blijkt dat langs de Noordzeeweg, een maatgevende weg waaraan het plangebied ligt, de jaargemiddelde concentratie NO2 in 2011 21 µg/m³ bedraagt. In datzelfde jaar bedraagt de jaargemiddelde concentratie PM10 hier 23,3 µg/m³. Aangezien direct langs de weg wordt voldaan aan de grenswaarden, zal dit ter plaatse van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg ligt.
6.3.3
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed verblijfsklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
6.4
Bodem
Beleid en normstelling Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheidsverklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem, voorafgaand of tijdens de bouw, geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad".
Onderzoek Ten behoeve van de realisatie van de hondenschool moet het terrein worden geëgaliseerd. Hiervoor dient grondverzet plaatsvinden. Aangezien het plangebied deels boven een voormalige vuilstort ligt, is in 2010 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om te bepalen of er milieuhygiënische bezwaren tegen het grondverzet zijn. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2, net als de toelichtende 'notitie CEMP' die de onderzoeksresultaten een nader behandeld. In het onderzoek is aandacht besteed aan de grond in de vuilstort en de grond daarboven. De vuilstort is gesaneerd door middel van het aanbrengen van een deklaag variërend in dikte van 1,5 m tot 4,5 m. De bodem in de vuilstort is sterk verontreinigd met minerale olie, zware metalen en organohalogeenverbindingen. De bodem onder de vuilsort is ten hoogste licht verontreinigd. Het freatisch grondwater is binnen de vuilstort licht tot sterk verontreinigd met zware metalen, minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen, fenolindex en VOCI. De afdeklaag zelf bevat plaatselijk licht verhoogde gehalten aan minerale olie en nikkel. De af te graven grond bevat geen stortmateriaal en is niet verontreinigd. Ook de bovengrond van het op te hogen terrein is niet verontreinigd. Tijdens het veldwerk zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Het freatisch grondwater is ten hoogste licht verontreinigd met barium. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, kan een nader bodemonderzoek achterwege blijven. Het onderzoek concludeert dat de bodem, ook na egalisering van het terrein, vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt is voor het gebruik ven het terrein als hondenschool.
26
Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
6.5
Externe veiligheid
6.5.1
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
6.5.1.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In 2010 zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld.
6.5.1.2 Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde geldt de in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR, namelijk:
27
10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm). Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
6.5.1.3 Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd waren de volgende circulaires van toepassing: a. de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen (1984); b. de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991). Op grond van de circulaires golden voor nieuw te bouwen objecten toetsings- en bebouwingsafstanden. Momenteel (eind 2010) is echter een nieuwe AMvB voor buisleidingen in voorbereiding. Met deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Het Ministerie van VROM adviseert met deze nieuwe normstelling rekening te houden. In dit bestemmingsplan is daarom van deze nieuwe normstelling uitgegaan.
6.5.2
Onderzoek
6.5.2.1 Risicovolle inrichtingen Uit de provinciale risicokaart (www.risicocokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied op het industrieterrein Europoort-Maasvlakte een groot aantal risicovolle inrichtingen ligt. De meeste van deze inrichtingen vallen onder het Bevi of onder het Besluit Risico's Zware ongevallen vallen. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contouren van deze inrichtingen, maar binnen het invloedsgebied voor het GR van een aantal van deze inrichtingen. In de huidige situatie ligt de hondenschool echter ook binnen het invloedsgebied voor het GR van deze inrichtingen. Door de verplaatsing van de hondenschool neemt het GR niet toe. De risicovolle inrichtingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
28
6.5.2.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het spoor of over de weg vervoerd. Wel vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen over het water plaats. Het gaat hier om vervoer over de Nieuwe Waterweg en het Calandkanaal. Uit de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat de PR 10-6-risicocontouren voor deze transportasssen niet buiten de vaarweg liggen. Wel geldt op grond van het Basisnet Water (Arcadis, 2008) voor beide vaarwegen een plasbrandaandachtsgebied van 40 m landinwaarts vanaf de waterlijn. In een dergelijk aandachtsgebied geldt dat aan de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag moet liggen. Aangezien de afstand tot het Calandkanaal 45 m bedraagt en de afstand tot de Nieuwe Waterweg ongeveer 300 m bedraagt, ligt het plangebied zowel buiten de PR 10-6-risicocontouren als buiten de plasbrandaandachtsgebieden voor deze vaarwegen. Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied voor het GR van het Calandkanaal. In de huidige situatie ligt de hondenschool echter ook al binnen dit invloedsgebied. Als gevolg van de verplaatsing komt de hondenschool niet dichterbij het Calandkanaal te liggen. Aangezien de hondenschool niet noemenswaardig uit zal breiden, neemt het aantal personen binnen het invloedsgebied voor het GR als gevolg van dit bestemmingsplan niet toe. Uit het Basisnet Water blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het GR in de huidige situatie niet wordt overschreden. Een nadere verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven.
6.5.2.3 Buisleidingen Uit de provinciale risicokaart blijkt dat ongeveer 160 m ten noordoosten van het plangebied een buisleiding loopt. Het gaat hier om de buisleiding PEU-240 van Shell Nederland Raffinaderij. Door deze buisleiding worden brandbare vloeistoffen vervoerd. Deze leiding heeft een PR 10-6-risicocontour van 14 m en een PR 10-8-risicocontour - indicatief voor het invloedsgebied voor het GR - van 24 m. Deze buisleiding splitst zich in twee buisleidingen. Voor deze buisleidingen gelden dezelfde PR 10-6 en PR 10-8-risicocontouren als voor de eerste leiding. Het plangebied ligt buiten deze risicocontouren. Ook ten zuiden van het plangebied loopt een buisleiding waardoor brandbare vloeistoffen worden vervoerd. De afstand tussen het plangebied en deze leiding bedraagt ongeveer 375 m. Voor deze leiding geldt een PR 10-6-risicocontour van 16 m en een inventarisatieafstand voor het GR van 35 m. Het plangebied ligt ook ver buiten de risicocontouren van deze leiding. Het transport van gevaarlijke stoffen door leidingen vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
6.5.3
Conclusie
Er wordt voldaan aan de eisen omtrent externe veiligheid. Daarom staat dit aspect de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
6.6
Flora en fauna
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Bestaande situatie Het plangebied is ten westen van de kern Rozenburg gelegen, aan het kruispunt Noordzeeweg/ Boulevard Rozenburg. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit grasland.
29
Beoogde ontwikkelingen De beoogde ontwikkeling bestaat uit het verplaatsen van de hondenschool. Bij de verplaatsing zal een oefenveld, parkeerplaats en bebouwing voor een hondenschool worden gerealiseerd. De voorgenomen ontwikkelingen kunnen als volgt worden omschreven: grondwerkzaamheden voor aanleg van de parkeerplaats; bouw van een clubgebouw; aanleg van verhard terrein. 6.6.1
Beleid en normstelling
Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
30
3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
6.6.2
Onderzoek
Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het plangebied vormt ook geen onderdeel van de PEHS. De ontwikkeling is erg kleinschalig en zal daardoor geen negatieve effecten hebben op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden. Gebiedsbescherming komt in deze paragraaf daarom verder niet aan de orde.
Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis, recente foto's van het plangebied en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.natuurloket.nl, www.waarneming.nl, www.ravon.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Het projectgebied bestaat uit extensief beheerd grasland. Naar verwachting hebben zwaar beschermde soorten hier geen vaste verblijfplaatsen. Bij uitvoering van grondwerkzaamheden kan een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad wel aangetrokken worden en gebruikmaken van het plangebied. In de huidige situatie biedt het plangebied echter geen geschikt biotoop voor de rugstreeppad. Overige beschermde soorten zijn hier niet te verwachten, gezien de voorkomende biotopen. Voor weidevogels is het gebied te verstoringsgevoelig gelegen.
6.6.3
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels in de nabije omgeving dient te worden voorkomen door
31
werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. De rugstreeppad (tabel 3, bijlage IV HR) is een soort die snel nieuwe leefgebieden bezet en de kans bestaat dat deze bij verse graafwerkzaamheden gebruik zal gaan maken van het plangebied. Voor deze zwaar beschermde soort geldt dat indien deze zich vestigt, een ontheffing in het kader van de Ffw aangevraagd moet worden. Aangezien het hier om een nieuw, klein en zeer tijdelijk leefgebied gaat en de rugstreeppad geen bedreigde en/of zeldzame soort is, zal de ontheffing naar verwachting verleend worden. Om vestiging van deze soort (en daarmee een ontheffingsprocedure) te voorkomen, kan het plangebied voorafgaand aan de grondwerkzaamheden volledig worden afgeschermd met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Op deze manier kunnen de rugstreeppadden er geen gebruik van maken. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
6.7
Kabels en leidingen
Zowel in het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook zijn hier geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de realisatie van het bestemmingsplan.
32
Hoofdstuk 7
Verkeer
Inleiding In onderstaande paragraaf is de verkeersstructuur rondom de locatie beschreven. Vervolgens is gekeken naar parkeren en de verkeersafwikkeling en is bepaald of de realisatie van de hondenschool zal leiden tot problemen op deze aspecten.
7.1
Verkeersstructuur
7.1.1
Bereikbaarheid
De nieuwe hondenschool wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf de Noordzeeweg. De Noordzeeweg sluit in zuidelijke richting aan op de N15 en de A15. Eveneens wordt via de Noordzeeweg verbinding gegeven naar Rozenburg. Langs de locatie zijn geen fietsvoorzieningen gelegen. Eveneens is er in de nabijheid geen bediening per openbaar vervoer. De Noordzeeweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/h.
7.1.2
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De hondenschool is in de huidige situatie eveneens langs de Noordzeeweg gelegen. De verplaatsing van de hondenschool zal dan ook niet tot extra verkeer op de Noordzeeweg leiden.
7.2
Parkeren
Naast het oefenterrein wordt in openbaar gebied een nieuwe parkeerplaats aangelegd. Deze maakt overigens geen onderdeel uit van het plan en komt zodoende ook niet verder terug in de onderbouwing of op de plankaart. Het parkeerterrein zal in ieder geval voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de hondenschool.
7.3
Conclusie
De ontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen. Naast het oefenterrein wordt een openbaar parkeerterrein aangelegd waar de hondenschool gebruik van kan maken. Doordat de hondenschool verplaatst wordt heeft dit geen extra verkeer op de Noordzeeweg tot gevolg. Dit zal dan ook niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer staat de realisatie van de hondenschool dan ook niet in de weg.
33
34
Hoofdstuk 8
Financiële uitvoerbaarheid
Gronden De grond waarop het plan gerealiseerd wordt, is in eigendom van de gemeente Rotterdam. Met uitzondering van het deel van de gronden dat in het verleden toebehoorde aan de voormalige vuilstort, heeft de gemeente Rotterdam de grond in erfpacht uitgegeven aan het Havenbedrijf Rotterdam. Het Havenbedrijf Rotterdam geeft de grond op haar beurt in erfpacht uit aan het Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg, zoals de gemeente Rotterdam zal doen voor het overige deel. Het Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg zal vervolgens de huurovereenkomst aangaan met de hondenschool W.A.F. voor het gehele terrein.
Kosten verhuizing De kosten van de verplaatsing van de hondenschool worden volledig betaald vanuit het project 'herinrichting Landtong Rozenburg'.
Kosten bestemmingsplan Over de kosten voor het bestemmingsplan is in 2003 door de gemeente Rozenburg afgesproken dat zij de kosten van het bestemmingsplan dekt. Nu Rozenburg op 18 maart 2010 deelgemeente van Rotterdam geworden, is deze afspraak door de gemeente Rotterdam overgenomen.
35
36
Hoofdstuk 9 9.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Voordat het plan als ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd, is het plan voorgelegd aan diverse overlegpartners met de vraag of zij konden instemmen met het plan. Eventuele opmerkingen en/of aanvullingen konden eveneens tijdens deze vooroverlegronde kenbaar worden gemaakt. Het plan is in dit kader voorgelegd aan: provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; VROM-inspectie, regio Zuid-West; Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland; Ministerie van LNV (inmiddels ELI); Ministerie van Defensie; Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed; Waterschap Hollandse Delta; Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond; BOOR; Stadsregio Rotterdam; Tennet; Gasunie DCMR; Gemeente Rotterdam; Gemeente Spijkenisse; Gemeente Brielle; Gemeente Maassluis; Havenbedrijf Rotterdam; NV-Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij; Rotterdam Antwerpen Pijpleiding; VWS Pipeline Controle; Deltalinqs. Niet van alle instanties is een overlegreactie ontvangen en voor de diverse rijksdiensten geldt dat de VROM-inspectie één gecoördineerde reactie heeft gegeven. De ontvangen reacties zijn opgenomen in bijlage 1. Onderstaand zijn deze reacties samengevat en van een beantwoording voorzien, waaruit blijkt op welke wijze de reacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit Overlegreactie De provincie geeft in haar reactie aan dat het plan op één aspect niet overeenkomstig het provinciaal beleid is, zoals vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Het gaat daarbij om het feit dat de beoogde locatie voor de hondenschool is gelegen binnen de beschermingszone van een primaire waterkering. Functies anders dan de waterkering op zich, zijn ter plaatse uitsluitend toegestaan indien en voor zover dit geen significante belemmering met zich meebrengt voor het onderhoud, de veiligheid en eventuele versterking van deze kering. De provincie verzoekt hier in de waterparagraaf nader op in te gaan.
Beoordeling Door de verplaatsing van de hondenschool komt deze meer landinwaarts en dus verder van het
37
oppervlaktewater af te liggen. Hierdoor is de waterkering beter te onderhouden. Het afgraven van een klein deel van de toplaag en het realiseren van de voorgenomen bebouwing heeft geen invloed op de stabiliteit van de kering. Van een significante belemmering is dan ook geen sprake. De toelichting zal met deze onderbouwing aangevuld worden.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting.
2. VROM-inspectie, regio Zuid-West Overlegreactie a. De VROM-inspectie geeft in haar reactie twee opmerkingen. In de eerste plaats wordt de hoogte van de lichtmasten aangehaald, die op het terrein van de hondenschool opgericht mogen worden. De maximale hoogte van deze masten is in het plan gesteld op 16 m. Voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer op de nabijgelegen vaarweg, verzoekt de VROM-inspectie in het plan vast te leggen dat lichtmasten binnen het plangebied uitsluitend zijn toegestaan na overleg met de rijksdienst Rijkswaterstaat. Daarbij geldt als voorwaarde dat uit het overleg met Rijkswaterstaat blijkt dat het licht niet verblindend is voor het scheepvaartverkeer. b. In de tweede plaats gaat de VROM-Inspectie in op het beheer van de waterkering. Zoals op basis van de dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering is vastgelegd, zijn bouwwerken anders dan ten behoeve van de waterkering uitsluitend toegestaan indien en voor zover deze het belang van de waterkering niet schaden. Hiertoe wordt overleg gevoerd met dijkbeheerder. De VROM-inspectie geeft aan dat Rijkswaterstaat verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de primaire kering, de Europoortkering. Het waterschap Hollandse Delta is beheerder van de dijkring Rozenburg. De VROM-inspectie verzoekt dit in de juridische planbeschrijving te vermelden en daarbij op te nemen dat in bovengenoemde situatie overleg met beide instanties plaatsvindt. Beoordeling a. In de bestaande situatie is de hondenschool eveneens langs de nabijgelegen vaarweg gelegen. Het huidige terrein ligt zelfs dichter bij dan de nieuwe locatie. Dit neemt niet weg dat ook op de nieuwe locatie met zorg moet worden omgegaan bij het oprichten van lichtmasten met een dergelijke hoogte. De regels worden zodanig aangepast dat lichtmasten met een beperkte hoogte (max 5m) worden toegestaan en dat voor hogere lichtmasten tot een maximum van 16 m een afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen met als voorwaarde dat het scheepvaartverkeer niet gehinderd wordt door de lichtmasten. b. De benoeming van de twee beheerders, Rijkswaterstaat en waterschap Hollandse Delta, wordt in de juridische planbeschrijving opgenomen. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting en de regels.
8. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Overlegreactie De veiligheidsregio geeft aan dat door de beperkte strekking van het plan geen verdere maatregelen nodig zijn.
Beoordeling De overlegreactie wordt ter kennis genomen.
38
Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
9. BOOR Overlegreactie Het BOOR geeft een aanvulling op het plan ter onderbouwing van het sectorale aspect archeologie. De conclusie die hieruit volgt is dat aan het bouwplan geen aanvullende eisen worden gesteld ten aanzien van archeologie. Daarbij wordt expliciet opgemerkt dat dit advies uitsluitend geldt ten aanzien van de werkzaamheden die nodig zijn voor de hondenschool. Wanneer zich andere of nieuwe ontwikkelingen voordoen, zal hiervoor opnieuw een beoordeling nodig zijn. Hiertoe geeft het BOOR een modelregeling ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden, die opgenomen kan worden als dubbelbestemming in het plan.
Beoordeling De onderbouwing van het aspect archeologie zoals opgesteld door het BOOR, wordt overgenomen in paragraaf 3.1. De bijgevoegde dubbelbestemmingsregel ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden wordt eveneens overgenomen
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting (juridische planbeschrijving), de planregels en de verbeelding.
12. Gasunie Overlegreactie De Gasunie laat weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het plaatsen van inhoudelijke opmerkingen.
Beoordeling De overlegreactie wordt ter kennis genomen.
Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
13. DCMR Overlegreactie DCMR laat weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het plaatsen van inhoudelijke opmerkingen.
Beoordeling De overlegreactie wordt ter kennis genomen.
39
Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
14. Gemeente Rotterdam, dS+V Overlegreactie a. De gemeente Rotterdam geeft aan dat paragraaf 2.2.3 (nota nationaal belang) kan vervallen nu deze is vervangen door de structuurvisie en de verordening. b. In paragraaf 4.1.1. wordt aangegeven dat de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk is doordat deze binnen openbaar gebied beoogd worden. De gemeente geeft aan dat dit mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan. c. In artikel 3.1. kan de verwijzing naar dagrecreatie verwijderd worden. d. Op het voorblad staat dS+V nog vermeld als opstellen van het bestemmingsplan, dit kan aangepast worden naar het adviesbureau dat het plan opstelt voor de deelgemeente Rozenburg. Beoordeling a. Paragraaf 2.2.3. wordt verwijderd, de structuurvisie en verordening blijven als provinciaal kader opgenomen in hoofdstuk 2. b. De mogelijkheid tot de aanleg van parkeerplaatsen is inderdaad verankerd in het vigerende bestemmingsplan. In 4.1.1. wordt dit aangepast. c. De verwijzing naar de bestemming Recreatie - Dagrecreatie is onjuist, daar de bestemming 'Recreatie' is. De verwijzing naar dagrecreatie wordt verwijderd. d. De naam van de opsteller wordt aangepast. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting en de planregels.
16. Gemeente Brielle Overlegreactie De gemeente Brielle laat weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het plaatsen van inhoudelijke opmerkingen.
Beoordeling De reactie wordt ter kennisname aangenomen.
Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
17. Gemeente Maassluis Overlegreactie De gemeente Maassluis laat weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het plaatsen van inhoudelijke opmerkingen.
Beoordeling
40
De reactie wordt ter kennisname aangenomen.
Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
18. Havenbedrijf Rotterdam Overlegreactie Het Havenbedrijf heeft opmerkingen op diverse onderdelen van het plan. a. Alvorens reactie te geven op de diverse, specifieke onderdelen van het plan, geeft het Havenbedrijf een algemene reactie op het plan. Daarin geeft zij aan dat de verplaatsing van de hondenschool als project nog onvoldoende onduidelijk is om dit reeds vast te kunnen leggen in een bestemmingsplan. Hierbij refereert zij aan het overleg van de Stuurgroep Herinrichting Landtong van 4 november 2010, waarin is afgesproken dat eerst overeenstemming met de hondenschool over de uitgangspunten van de huurovereenkomst moet worden bereikt. Daarna zal het plan voor de verplaatsing verder uitgewerkt worden in de vorm van een definitief ontwerp waarbij ook de financiële onzekerheden opgelost dienen te worden. Aangezien dit van invloed kan zijn op de verplaatsing van de hondenschool en de wijze waarop die plaatsvindt, zou de verdere uitwerking van het bestemmingsplan daar volgens het Havenbedrijf op moeten wachten. b. In de juridische planbeschrijving (4.2.1) staat aangegeven dat de omliggende gronden bestemd zijn als 'Recreatie'. Dit is niet geheel juist, het gaat om dagrecreatie zoals dat ook is aangegeven in de beschrijving van het vigerende bestemmingsplan in paragraaf 1.4. Dit onderscheid dient gemaakt te worden om duidelijk te maken, dat verblijfsrecreatie is uitgesloten. c. In paragraaf 5.3 van de toelichting ontbreekt in de algemene beschrijving dat het terrein deels is gelegen op de voormalige vuilstort Vinkseweg. De consequenties daarvan dienen hier bovendien vermeld te worden in de subparagraaf Bodem. d. In paragraaf 5.4. van de toelichting, waarin de toekomstige situatie beschreven wordt, dient vermeld te worden dat het terrein afgegraven moet worden om tot een vlak terrein te komen. De bestaande hoogte varieert immers van 5+ tot 8+ NAP. Daarbij dienen tevens de gevolgen van de gedeeltelijke aanwezigheid van de voormalige vuilstort Vinkseweg vermeld te worden. e. In paragraaf 6.4, waarin het sectorale aspect bodem behandeld wordt, dient ingegaan te worden op de consequenties van de gedeeltelijke ligging van het plangebied op de voormalige vuilstort Vinkseweg. f. Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid van het plan geeft het Havenbedrijf aan dat het deel van de grond dat behoort tot de voormalige vuilstort Vinkseweg, niet door de gemeente Rotterdam is uitgegeven aan het Havenbedrijf. Ook blijkt uit deze paragraaf onvoldoende tussen welke partijen de huurovereenkomst wordt aangegaan en wie de eigenaar is van de gronden. Tot slot geeft de paragraaf onvoldoende duidelijkheid op welke wijze de verhuizing financieel gedekt wordt. Overigens is dat afhankelijk van de eerder genoemde uitwerking van het definitief ontwerp en de bijbehorende overeenkomst. Afhankelijk daarvan dient de paragraaf aangepast te worden. g. Tot slot geeft het Havenbedrijf in overweging om de verhuizing verder in procedure te brengen middels een omgevingsvergunning wanneer het definitief ontwerp en de bijbehorende overeenkomst gereed zijn. Beoordeling a. Na het overleg van 4 november 2010, heeft de hondenschool op 22 november 2010 ingestemd met het voorstel van de Stuurgroep waar ook de huursom onderdeel van was. De financiële uitvoerbaarheid wordt verder gedekt doordat de verhuizing zelf vanuit het project gefinancierd wordt. Dat er nog geen definitief ontwerp is, vormt geen belemmering om een bestemmingsplan op te stellen. Er is op hoofdlijnen afstemming over de inrichting, op basis waarvan nu een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het definitieve ontwerp zal binnen deze kaders moeten blijven. b. De gronden zijn bestemd als Recreatie, aangezien de bestemmingsnaam op basis van het daarvoor
41
c. d. e.
f.
g.
bedoelde handboek van de gemeente Rotterdam als zodanig luidt. Op basis van de bijbehorende regels voor deze bestemming is uitsluitend een hondenschool toegestaan. Verblijfsrecreatie is hiermee per definitie uitgesloten, omdat het strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Dit sluit aan op het vigerende bestemmingsplan, waarin voor de Landtong uitsluitend op specifieke locaties verblijfsrecreatie wordt toegestaan. De nieuwe locatie van de hondenschool is er daar geen van. De toelichting wordt met het genoemde punt aangevuld. De toelichting wordt met het genoemde punt aangevuld. Inmiddels is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er vanuit het aspect bodemkwaliteit geen milieuhygiënische beperkingen voor het realiseren van een hondenschool zijn. De toelichting wordt op dit punt aangepast. Het deel van de gronden dat in het verleden deel uitmaakte van de voormalige vuilstort, is inderdaad niet uitgegeven aan het Havenbedrijf Rotterdam. De gemeente Rotterdam zal deze gronden zelf verpachten aan het recreatieschap, zoals het Havenbedrijf Rotterdam dit doet met de overige gronden. Het recreatieschap verhuurt de gronden vervolgens aan de hondenschool. Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling via een omgevingsvergunning is voor dit specifieke plan inderdaad een mogelijkheid. Het vigerende bestemmingsplan blijft dan van kracht en de beoogde situatie wordt via een omgevingsvergunning toegestaan. Dit heeft echter als nadeel dat wanneer in de toekomst enige aanpassing van de hondenschool beoogd wordt, het vigerende bestemmingsplan nog steeds als toetsingskader geldt. Aangezien een hondenschool daar in het geheel niet wordt toegestaan, zal opnieuw een procedure met bijbehorende onderbouwing nodig zijn. Door de nu uitgevoerde onderzoeken en opgestelde onderbouwing te benutten voor een bestemmingsplan, is daarmee voor de komende 10 jaar een juridisch-planologisch toetsingskader voorhanden dat flexibele mogelijkheden biedt voor het gebruik van de gronden door een hondenschool.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting.
42
Bijlage
43
44
Bijlage 1 Overlegreacties
45
46
Directie Ruimte en Mobiliteit Afdeling Ruimte en Wonen Contact
mw H.J.M. Tjauw Foe T 070 - 441 69 18
[email protected] Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070 - 441 66 11 www.zuid-holland.nl
Het dagelijk bestuur van deelgemeente Rozenburg t.a.v. de heer W. de Jongh Postbus 1023 3180 AA ROZENBURG
Datum
Ons kenmerk
PZH-2010-231042071 Uw kenmerk Bijlagen
Onderwerp
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro voorontwerpbestemmingsplan "Hondenschool W.A.F."
Geacht college,
Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie. Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Het plan is op een enkel punt niet conform dit beleid. Water De hondenschool komt in de beschermingszone van een primaire waterkering te liggen. Andere bestemmingen zijn hier slechts toelaatbaar indien dit geen significante belemmeringen met zich meebrengt voor het onderhoud, veiligheid en eventuele versterking van deze kering. Hier zou in de waterparagraaf nader op in moeten worden gegaan. 1/2
Conclusie Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Tram 8 en 9 en bussen 18, 22, 65 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto’s is beperkt.
Het plan houdt op bovengenoemd punt onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het paln aan te passen. Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u voor 1 juli 2008 zijn ingediend, nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden van toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden.
Ons kenmerk
pzh-2010-
Gelet op de opmerking over het plan kan in dit geval geen vrijstelling worden verleend. Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Hoogachtend, de directeur van de directie Ruimte en Mobiliteit, voor deze, mr. C. Verwijs hoofd bureau Ontwikkeling en Realisatie Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief.
Afschrift aan: Provinciale Planologische Commissie De Stadsregio Rotterdam
2/2
Rozenburg
P/10/2146
VROM-Inspectie Ministerie van Infrastructuur en Milieu
> Retouradres Postbus 16191 2500 BD Den Haag VROM-Inspectie Directie Uitvoering Regioafdeling Zuid-West
Dagelijks bestuur deelgemeente Rozenburg T.a.v. de heer W. de jongh Postbus 1023 j 3180 AA Rozenburg ; —-. —
l
2 2 ü t u 2010
(L,
JL
P-V-
Weena 723 Rotterdam Postbus 16191 2500 BD Den Haag www.vrominspectie.nl Contactpersoon M.C.A. van der Ark T 010-2244498 F 010-2244499
Datum Betreft
20 DEC^IO
j
:>
f-"' f--~
Kenmerk 20100073249-MAR-ZW
vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit njiïfTtëTIJkHürctenrng"*bestem "Hondenschool WAF"
H387101
Geacht college, Op 19 november 2010 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerp van het bestemmingsplan "Hondenschool WAF". In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelfde afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten. Het bovengenoemde plan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB. Het nummer achter het nationaal belang verwijst naar het nummer in de RNRB. Nationaal belang 10: Hoofdwatersysteem Veiligheid vaarweg In artikel 3.2.2 in de Bestemmingsregels staat voor de bestemming Recreatie een maximale bouwhoogte van 16 meter voor lichtmasten vermeld. Rijkswaterstaat is beheerder van de nabij uw plangebied gelegen vaarweg en is verantwoordelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Ik verzoek u in de planregels op te nemen dat lichtmasten in uw plangebied uitsluitend zijn toegestaan na overleg met mijn dienst, waaruit blijkt dat het licht niet verblindend is voor het scheepvaartverkeer op de vaarweg. Ik verzoek u hiervoor contact op te nemen met dhr. Cees van der Spek van Rijkswaterstaat Zuid-Holland op telefoonnummer 010-4026213.
Pagina 1 van 2
VROM-Inspectie _
,
,
.
.
Beheerbelangen nat In paragraaf 4.2. 'Juridische planbeschrijving' in de toelichting van uw plan omschrijft u de bestemming 'Waterstaat-Waterkering' en vermeldt u dat er afstemming wordt gezocht met de waterkeringsbeheerder. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de in uw plangebied gelegen primaire kering, de Europoortkering. Het waterschap Hollandse Delta is beheerder van de dijkring Rozenburg. Ik verzoek u Rijkswaterstaat in de toelichting als waterkeringsbeheerder te noemen. Ook verzoek ik u om te vermelden dat er afstemming wordt gezocht met beide beheerders van de waterkering. Daarbij wil ik u wijzen op het feit dat voor alle activiteiten in de kern -en beschermingszone van de droge Europoortkering een vergunningsplicht bij mijn dienst geldt op grond van de Waterwet. Voor meer vragen kunt u contact opnemen met mevr. L. de Boer van Rijkswaterstaat Zuid-Holland op telefoonnummer 010-4027130.
Directie Uitvoering Regioafdeling Zuid-West nmerk 20100073249-MAR-zw
Ik vertrouw erop dat u de opmerkingen op een adequate wijze zult verwerken in het bestemmingsplan. Hoogachtend, de directeur-inspecteur regio Zuid-West, i
/
dr. J. Blenkers
Pagina 2 van 2
Veüigheidsregio Rotterdam-Rïjnmond Postadres
Stafdirectie
KISICO-
en unsisoeneersing
Postbus 9154 3007 AD Rotterdam
Bezoekadres Telefoon Telefax E-Mail Ons kenmerk Betreft Datum Behandeld door
Wilhelminakade 947 Rotterdam 010-4468 900 010-4468 699 r.
[email protected] 10uit227780/SRC/JT/RL/DdG Concept ontwerpbestemmingsplan hondenschool WAF. Veiligheidsadvies: 3801/017 30 november 2010 R. Looijmans
Het dagelijks bestuur van deelgemeente Rozenburg t.a.v. dhr. W. de Jongh Postbus 1023, 3180 AA ROZENBURG
Geacht Bestuur, Onlangs heeft u voor de deelgemeente advies gevraagd aan de Veüigheidsregio RotterdamRijnmond (VRR) over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid met betrekking tot het concept ontwerp bestemmingsplan hondenschool WAF. Het concept ontwerp bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van de hondenschool over een afstand van 350 meter. De feitelijke veiligheidssituatie verandert hierdoor niet of nauwelijks (vanwege het feit dat de nieuwe vestigingsplaats verder van het Callandkanaal gelegen is, valt de hondenschool in de toekomst niet langer binnen de 100% letaliteitscontour voor wat betreft het plasbrandaandachtsgebied van deze vaarweg). Daarnaast gaat het in dit plan om een bestemming die wekelijks voor een beperkte tijd gebruikt wordt. Gezien de bovenstaande feiten worden er geen specifieke maatregelen geadviseerd. Voor vragen of nadere toelichting kunt u contact opnemen met de heer R. Looijmans, medewerker van de Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing van de Veüigheidsregio RotterdamRijnmond. Zijn telefoonnummer is (010) 4468 947, e-mail:
[email protected]. Hoogachtend, het bestuur van de Veüigheidsregio Rotterdam-Rijnmond, namens deze, \ Rozenburg
II J.D. Berghuijsl , Algemeen direeteur Veüigheidsregio R
:C
P/10/2000
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Kopie: • • • • •
Dhr. W.P. Spoel, deelgemeente Rozenburg Ambtenaren rampenbestrijding, Directie Veiligheid, gemeente Rotterdam Dhr. A.P. Groeneweg, Bureauhoofd Ruimtelijke Ontwikkeling, DCMR Dhr. W. Kooijman, Bureauhoofd Veiligheid, DCMR Dhr. W. van Vliet, Hoofd Advisering en Vergunningen, Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Haven.
BESTEMMINGSPLAN Hondenschool W.A.F., Rozenburg - ARCHEOLOGIE versie BOOR december 2010 Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud ter plaatse van archeologische waarden in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Archeologische verwachting Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) heeft gekeken naar de eventuele noodzaak van het uitvoeren van een archeologisch (voor)onderzoek in het kader van de voorgenomen vestiging van Hondenschool W.A.F. te Rozenburg, hoek Noordzeeweg - Boulevard Rozenburg. Het plangebied ligt binnen de wijk Rozenburg, gemeente Rotterdam. Een archeologische waardering van het plangebied heeft nog niet plaatsgevonden. Het BOOR gaat ervanuit dat er in de diepere ondergrond wel archeologische waarden in het gebied aanwezig kunnen zijn, maar moet dit nog staven met bureau- en veldonderzoek. De locatie maakt (nog) geen deel uit van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Rotterdam. Het vigerend bestemmingsplan ‘Rozenburg Landtong na 2e herziening’ is verouderd en er is geen archeologische paragraaf in opgenomen. De locatie zal in de nabije toekomst onderdeel gaan uitmaken van bestemmingsplangebied ‘Rotterdam Europoort’ (in voorbereiding). Gegevens over het bouwplan zijn in november 2010 aan het BOOR verstrekt. Het betreft een verplaatsing van een bestaande hondenschool naar de toekomstige locatie hoek Noordzeeweg Boulevard Rozenburg. Op deze locatie is een gebied van circa 100 bij 70 meter gereserveerd voor de hondenschool, waarvan een gebied van 50 bij 100 meter zal worden gebruikt als trainingsveld. Daarnaast is er een strook waarbinnen een clubgebouw en opslagruimte zullen worden gerealiseerd. Aan bebouwing in de vorm van gebouwen en overkappingen wordt een maximum gesteld in de vorm van een maximum bebouwde oppervlakte. Dit bedraagt 125 vierkante meter. Het gebied is momenteel onbebouwd (grasland). De locatie is in het verleden erg opgehoogd. Het maaiveld ligt ter plaatse circa tussen 5,0 en 6,0 meter boven NAP. Conform het toekomstig bestemmingsplan ‘Rotterdam Europoort’ is een archeologisch onderzoek noodzakelijk bij grondverstorende werkzaamheden die dieper reiken dan 0,0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan. In verband met de relatief geringe oppervlakte van de te realiseren bebouwing en gezien de relatief hoge ligging van het gebied acht het BOOR het niet noodzakelijk om aan de voorgelegde ontwikkeling aanvullende eisen te stellen met betrekking tot de archeologie.
Er dient altijd rekening gehouden te worden met zogenaamde toevalsvondsten. Hiervan dient men op basis van de Monumentenwet 1988 het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam, voor deze het BOOR) te informeren. Aanbevelingen Bovenstaand advies geldt expliciet alleen voor de specifieke werkzaamheden ten behoeve van de boven beschreven ontwikkeling van de Hondenschool W.A.F. Voor andere (toekomstige) bodemverstoringen binnen dit bestemmingsplangebied dient een nieuw advies te worden aangevraagd. Waarde - Archeologie - 1 Voor het hele plangebied (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
2
Artikel ## Waarde - Archeologie - 1 ##.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie -1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. ##.2 Bouwregels ##.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in ##.3.1. ##.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. ##.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ##.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder ##.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan. ##.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. ##.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. ##.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. ##.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
3
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4
Van: Dalen van D. Verzonden: maandag 22 november 2010 11:42 Aan: jongh de w. Onderwerp: RE: vooroverleg bestemmingsplan hondenschool W.A.F. Geachte heer, mevrouw de Jongh, Het door u voornoemde voorontwerpbestemmingsplan geeft ons geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen. Ik dank u voor uw toezending. Met vriendelijke groet, D. van Dalen
Medewerker Juridische Zaken
N.V. Nederlandse Gasunie Legal Affairs Asset Management Postbus 19 9700 MA Groningen Concourslaan 17 Gasunie gaat verder in gastransport / Gasunie takes gas transport further
DCMR Parallelweg 1 Postbus 843
Deelgemeente Rozenburg afdeling Beleid, Bestuur en Projecten T.a.v. de heer W. de Jongh Postbus 1023 3180 AA ROZENBURG ZH
3100 AV Schiedam T
010-246 80 00
F
010-246 82 83
E
[email protected]
W www.dcmr.nl
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Bijlagen
Contactpersoon
Doorkiesnr.
Afdeling
ing. E.A. Kaspers
010-246 8041
Gemeenten en MKB
Datum
21117543
Onderwerp
Concept ontwerp bestemmingsplan hondenschool W.A.F., Rozenburg
Geachte heer De Jongh, Hierbij ontvangt u de reactie van de DCMR Milieudienst Rijnmond met betrekking tot het concept ontwerp bestemmingsplan hondenschool W.A.F, te Rozenburg Conclusie De DCMR heeft geen opmerkingen met betrekking tot het concept ontwerp bestemmingsplan hondenschool W.A.F. Het projectbestemmingsplan kan als ontwerp in procedure gebracht worden. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoqgachtend, namens de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond ; Rozenburg
P/10/1963
drs.' T. Groeneweg bureauhoofd ruimtelijke ontwikkeling
^ c ft?:,
L b *>>*, / U i l
Kopie verstuurd aan:
WV-ROGEM
Blad 1 van 1
Van: Bredemeijer, Wouter Verzonden: dinsdag 23 november 2010 11:26 Aan: jongh de w. Onderwerp: RE: vooroverleg bestemmingsplan hondenschool W.A.F. Hoi Wil, Ik ben door de tekst gelopen en heb de volgende opmerkingen:
Paragraaf 2.2.3 kan weg, deze is vervangen door de structuurvisie en de verordening e Paragraaf 4.1 1 alinea. Parkeerplaatsen kunnen gerealiseerd worden omdat dit conform vigerend plan kan, niet omdat dit openbaar gebied is. Artikel 3.1. Dagrecreatie dient verwijderd te worden
groet Wouter
Van: Bredemeijer, Wouter Verzonden: woensdag 1 december 2010 11:26 Aan: jongh de w. Onderwerp: Hondenschool WAF Hoi Wil, Nog even een reactie op het bestemmingsplan. Op het voorblad staat dat het plan is opgesteld door dS+V dit is uiteraard niet juist. Graag dS+V vervangen door de daadwerkelijke maker van het projectbestemmingsplan. Met vriendelijke groet, Wouter Bredemeijer planoloog dS+V / afdeling Ruimtelijke Ordening (EP II, 3e) Gemeente Rotterdam Postbus 6699 3002 AR Rotterdam
Van: Houte, B. van Verzonden: woensdag 1 december 2010 14:12 Aan: jongh de w. Onderwerp: bestemmingsplan "Hondenschool W.A.F." Geachte heer De Jongh, Op grond van artikel 3.1.1 Bro hebt u ons per e-mail van 19 november 2010 het bestemmingsplan "Hondenschool W.A.F." toegestuurd. Wij hebben hiervan kennis genomen en hebben geen opmerkingen. Met vriendelijke groet, Brenda van Houte Beleidsmedewerker ruimtelijke ordening Gemeente Brielle Slagveld 36 - Brielle Postbus 101 - 3230 AC Brielle i www.brielle.nl aanwezig van maandag t/m donderdag
Van: Remijnse, R. Verzonden: donderdag 25 november 2010 11:50 Aan: jongh de w. Onderwerp: artikel 3.1.1 Bro-overleg voorontwerpbestemmingsplan "Hondenschool W.A.F., Rozenburg" Geachte heer / mevrouw de Jongh, Het ons in het kader van artikel 3.1.1 Bro-overleg toegezonden voorontwerpbestemmingsplan “Hondenschool W.A.F., Rozenburg” geeft ons geen aanleiding tot het maken van op- c.q. aanmerkingen. Succes verder bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Met vriendelijke groet,
Rinus Remijnse Afdeling Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Milieu Beleidsmedewerker I www.maassluis.nl Aan deze e-mail kunnen geen rechten worden ontleend. Dit bericht dient te worden gezien als een informatieve e-mail van een medewerker en niet als een besluit of toezegging van het bevoegde bestuursorgaan.
Memo
Aan
W. de Jongh, deelgemeente Rozenburg
Van
Peter Ketel / Planontwikkeling
Havenbedrijf Rotterdam N.V. Datum 02 december 2010 Telefoon +31 (0)10 252 14 62 Fax +31 (0)10 252 10 20 E-mail
[email protected]
Kopie aan
Onderwerp
Wim Zwakhals, Simone Hellebrand Reactie Havenbedrijf Rotterdam nv op het concept ontwerp bestemmingsplan Hondenschool WAF
Actie
Reactie Havenbedrijf Rotterdam nv op het concept ontwerp bestemmingsplan “Hondenschool W.A.F.”, zoals in het kader van het wettelijk vooroverleg ontvangen dd. 19 november 2010. Algemeen In het algemeen geldt naar mijn mening, dat er nog niet voldoende duidelijkheid is over de verplaatsing van de hondenschool WAF is om nu een ontwerp-bestemmingsplan verder in procedure te kunnen brengen. In de jongste Stuurgoep Herinrichting Landtong dd. 4 november 2010 is over de verplaatsing hondenschool dan ook afgesproken, dat eerst overeenstemming met de hondenschool over de uitgangspunten van de huurovereenkomst moet worden bereikt. Daarna zal het plan voor de verplaatsing verder uitgewerkt zal worden in de vorm van een DO, waarbij ook de financiële onzekerheden opgelost dienen te worden. Daar dit ook consequenties voor het plan van de hondenschool kan hebben dient dit DO en de vaststelling daarvan in de Stuurgroep afgewacht te worden en zo nodig verwerkt te worden in het ontwerp bestemmingsplan alvorens de bestemmingsplanprocedure vervolgd kan worden. Inhoud Meer specifiek ingaand op de inhoud van dit concept bestemmingsplan heb ik de volgende reacties (in volgorde van het plan): • 4.2 Juridische planbeschrijving
•
Onder 4.2.1 staat aangegeven, dat de omliggende gronden bestemd zijn als “Recreatie”, maar dat is niet geheel juist. Het gaat om Dagrecreatie, zoals ook in paragraaf 1.4 onder Vigerende bestemmingsplannen is aangeven. Dit onderscheid dient gemaakt te worden om duidelijk te maken, dat verblijfsrecreatie is uitgesloten, 5.3 Huidige situatie
•
Onder Algemeen ontbreekt, dat het terrein deels is gelegen op de voormalige vuilstort Vinkseweg en de consequeties daarvan dienen hier vermeld te worden onder subpararaaf Bodem, 5.4 Toekomstige situatie Hier dient vermeld te worden, dat het terrein deels afgegraven moet worden, zodat een vlak terrein ontstaat, immers de bestaande terreinhoogte variëert van 5+ tot 8+NAP, zoals
Pagina 1 / 2
Datum 02 december 2010
•
vermeld in paragraaf 5.3 Huidige situatie. Daarbij dienen tevens de gevolgen van de gedeeltelijke aanwezigheid van de voormalige vuilstort Vinkseweg vermeld te worden, 6.1 Milieu
•
Onder 6.4 Bodem dient vermeld te worden de consequenties van de gedeeltelijke aanwezigheid van de voormalige vuilstort Vinkseweg, Hoofdstuk 8 Financiële uitvoerbaarheid Het deel van de grond, dat behoort tot de voormalige vuilstort Vinkseweg is niet door de gemeente Rotterdam uitgegeven aan het Havenbedrijf Rotterdam nv. Aangegeven wordt, dat zij de gronden in eigendom houden en een huurovereenkomst aangaan. Onduidelijk is wie met zij bedoeld wordt. Maar het eigendom blijft bij de gemeente Rotterdam en de huurovereenkomst wordt gesloten met het Recreatieschap, dus dat kan op deze wijze niet met zij bedoeld worden. Aangegeven wordt, dat de kosten van het bestemmingsplan uit het project herinrichting Landtong worden betaald, maar de alinea ervoor geeft aan, dat de gemeente Rotterdam (voorheen Rozenburg) deze kosten dekt. Als bedoeld wordt, dat de kosten van de verplaatsing van de hondenschool uit het project herinrichting Landtong wordt betaald moet dat vermeld worden en nu is dat voorbarig. Dat is afhankelijk van de hiervoor genoemde uitwerking tot DO en de nog vast te leggen overeenkomst met de hondenschool. De uitwerking en de overeenkomst dienen natuurlijk afgewacht te worden, alvorens dat in het ontwerp bestemmingsplan op te nemen.
Conclusie Gezien de afspraken in de Stuurgoep, zoals hierboven genoemd, ga ik er van uit dat het ontwerp bestemmingsplan, alvorens dat de verdere procedure ingaat, de uitwerking tot DO en de overeenkomst met de hondenschool afwacht, en dat mijn bovengemaakte reacties rekening wordt gehouden. Ten slotte geef ik U in overweging, zeker nu de verdere procedure van het bestemmingsplan niet direct kan worden voorgezet, naar een omgevingsvergunning voor de verplaatsing van de hondenvereniging te switchen. Op deze, sedert 1 oktober jl bestaande, wijze kunnen de benodigde procedures voor de verplaatsing geïntegreerd worden en daarmee sneller worden afgehandeld.
Pagina 2 / 2
Bijlage 2 Bodemonderzoek
69
70
Ingenieursbureau
Verkennend bodemonderzoek Toekomstig terrein W.A.F.-CEMP Landtong Rozenburg
Projectcode 2010-0421 Datum 28 oktober 2010 Versie 01
2010/02
Opdrachtgever Projectteam Herinrichting Landtong Rozenburg
Opsteller
Paraaf Opsteller:
J. Kruijssen Controleur
Paraaf Controleur:
G.P.M. Hoogeveen Projectleider F. van Keulen
Paraaf Projectleider:
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 2
Samenvatting Locatiegegevens locatienaam adres deelgemeente oppervlakte locatie opdrachtgever contactpersoon opdrachtgever Registratienummer Adviesbureau BRL SIKB 2000
: Toekomstig terrein W.A.F.-CEMP Landtong Rozenburg : Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam : Rozenburg : circa 6.500 m2 : Projectteam Herinrichting Landtong Rozenburg : mevrouw H.M.J. de Snoo : K25152
Aanleiding Het milieuhygiënisch bodemonderzoek wordt uitgevoerd vanwege de voorgenomen herinrichting van de locatie, waarbij grondverzet zal plaatsvinden. De locatie grenst aan een voormalige stortlocatie. Deze is gesaneerd door middel van het aanbrengen van een deklaag. Doel Doel van het onderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie om te bepalen of de bodemkwaliteit belemmeringen oplevert voor de voorgenomen werkzaamheden en herinrichting. Conclusie Deels af te graven heuvellichaam Het heuvellichaam bevat binnen de onderzoekslocatie tot minstens 4,0 m-mv (maximale boordiepte) geen stortmateriaal. Uit de analyseresultaten blijkt dat de grond van de afdeklaag vanaf maaiveld tot ten minste 2,5 m-mv niet verontreinigd is. Op te hogen terreindeel De bovengrond ter plaatse van het op te hogen terreindeel is niet verontreinigd. Het freatisch grondwater is ten hoogste licht verontreinigd met barium. Geschiktheid bodem De verontreinigingssituatie vormt geen belemmering voor het voorgenomen grondverzet in het kader van de beoogde herinrichting. De bodem op de locatie is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het beoogde gebruik als terrein van een hondenschool. Op basis van de analyseresultaten van de grond en het grondwater is er geen sprake van gezondheidsrisico’s voor mens en dier/ecosysteem . Aanbevelingen De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is in voldoende mate vastgesteld. Er is geen verder onderzoek noodzakelijk. Het onderhavige bodemonderzoek wijst uit, dat de grondkwaliteit voldoet aan de achtergrondwaarde. Derhalve is bij grondverzet geen veiligheidsklasse van toepassing.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 3
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 4
Inhoudsopgave 1
Inleiding
7
1.1
Onderzoekskader
7
1.2
Locatiegegevens
8
2
Vooronderzoek
9
2.1
Algemeen
9
2.2
Historisch onderzoek
9
2.3
Locatie-inspectie
10
2.4
Onderzoeksstrategie
10
3
Uitvoering onderzoek
11
3.1
Veldonderzoek
11
3.2
Chemisch-analytisch onderzoek
12
4
Interpretatie
15
4.1
Deels af te graven heuvellichaam
15
4.2
Op te hogen terreindeel
15
4.3
Geschiktheid
15
5
Conclusie en aanbevelingen
17
5.1
Conclusie
17
5.2
Aanbevelingen
17
Literatuur
19
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 5
BIJLAGEN: Bijlage 1 : Tekeningen -
Overzichtstekening met situering meetpunten Schets ontwerp
Bijlage 2 : Boorstaten Bijlage 3 : Getoetste analyseresultaten -
Grond Grondwater Toetsing BBK gebruikswaarden
Bijlage 4 : Analysecertificaten -
Grond Grondwater
Bijlage 5 : Foto’s Bijlage 6 : Kwaliteitsverantwoording
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 6
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader
Het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de toekomstige locatie van hondenschool W.A.F. aan de Noordzeeweg te Rotterdam is uitgevoerd in opdracht van het Projectteam Herinrichting Landtong Rozenburg. Het milieuhygiënisch bodemonderzoek wordt uitgevoerd vanwege de voorgenomen herinrichting van de locatie, waarbij grondverzet zal plaatsvinden. De locatie grenst aan een voormalige stortlocatie. Deze is gesaneerd door middel van het aanbrengen van een deklaag. Doel van het onderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie om te bepalen of deze belemmeringen oplevert voor de voorgenomen werkzaamheden en herinrichting. Als beoordelingskader van de verontreinigingssituatie wordt gebruikt: de tekst van de Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen en circulaires zoals weergegeven in de Leidraad Bodembescherming [lit. 1]; het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid Zuid-Holland [lit. 2]; de Circulaire bodemsanering [lit. 3]; het Besluit bodemkwaliteit [lit. 4]; de Regeling bodemkwaliteit [lit. 5]. Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt de volgende terminologie toegepast: concentratie kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (grond) of niet verontreinigd streefwaarde (grondwater); concentratie groter dan de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde licht verontreinigd (grondwater), kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde; concentratie groter dan de tussenwaarde, kleiner dan of gelijk aan de matig verontreinigd interventiewaarde; concentratie groter dan de interventiewaarde. sterk verontreinigd Dit onderzoek is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uitgevoerd. Voor meer informatie over de kwaliteit van dit rapport wordt verwezen naar bijlage 6.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 7
1.2
Locatiegegevens
De locatie is gelegen op de hoek van de Noordzeeweg en de Boulevard Rozenburg. De onderzoekslocatie en regionale ligging zijn weergegeven op de tekening in bijlage 1. De oppervlakte van de locatie is circa 6.500 m2. Het huidige gebruik van de locatie is openbaar groen. De locatie is onverhard en begroeid met gras en beplanting. Momenteel is het zuidoostelijke deel van de onderzoekslocatie iets lager gelegen dan het niveau van de openbare weg. Het noordwestelijk deel van de locatie maakt deel uit van een heuvellichaam. Het terrein zal worden ingericht voor gebruik door hondenschool W.A.F. te Rozenburg. Hiertoe dient het terrein te worden geëgaliseerd. Het heuvellichaam zal hiertoe circa 1,0 m á 1,5 m worden ontgraven. De vrijkomende grond wordt vervolgens opgebracht op het lager gelegen terreindeel binnen de onderzoekslocatie. Het toekomstige niveau van het maaiveld is circa NAP + 6,2 m. Bij de geplande werkzaamheden wordt uitgegaan van een gesloten grondbalans. Voorts wordt een parkeerplaats (600 m2) en een kleine accommodatie (400 m2) gerealiseerd. In bijlage 1 is een ontwerpschets van de toekomstige situatie opgenomen.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 8
2
Vooronderzoek
2.1
Algemeen
Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725 [lit. 6] en de NEN 5707 [lit. 7]. Het vooronderzoek bestaat uit een historisch onderzoek en een locatie-inspectie.
2.2
Historisch onderzoek
Het historisch onderzoek is mede gebaseerd op de rapportage “Eindrapport Aanvullend bodemonderzoek Stortplaats Vinkseweg te Rozenburg” uit 2009 [lit. 11] en de daaraan ten grondslag liggende documenten. De onderzoekslocatie grenst aan de zuidoostzijde van de voormalige stortlocatie “Vinkseweg”. Op deze locatie is tussen 1966 en 1976 huisvuil, bouw- en sloopafval en bedrijfsafval gestort. Voorts is in twee fasen een afdeklaag aangebracht. Een deel van de afdeklaag is van de westelijke bouwput van de Botlektunnel. De laatste afdeklaag is aangebracht in 1984, waarvoor slib uit de Brittaniahaven zou zijn gebruikt. Het stort is afgedekt met een afdeklaag variërend in dikte van 1,5 m tot 4,5 m. De grond in de stort is sterk verontreinigd met minerale olie, zware metalen en organohalogeenverbindingen (verhoogde EOX-waarde). De grond onder het stort is ten hoogste licht verontreinigd. Het freatisch grondwater is binnen de grenzen van het stort licht tot sterk verontreinigd met zware metalen, minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen (VAK), fenolindex en vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOCl). Het freatisch grondwater bevindt zich binnen de stortheuvel op circa 10 m-mv. Buiten de stortheuvel (niveau Noordzeeweg) is dat circa 5 m-mv. De afdeklaag bevat (plaatselijk) ten hoogste licht verhoogde gehalten aan minerale olie en nikkel. Op 6 juli 2001 is door de Provincie Zuid-Holland per beschikking [lit. 13] vastgesteld dat op de locatie “voormalige stortplaats Vinkseweg” sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan sanering urgent is op grond van het risico van verspreiding. Op basis van de beschikbare informatie wordt in de beschikking geconcludeerd dat bij de gebruiksvorm recreatie (dagrecreatieve voorzieningen) geen sprake is van humane en/of ecologische risico’s. Vanaf 1995 is de grondwaterkwaliteit op de locatie periodiek onderzocht. Op 17 maart 2010 is door de Provincie Zuid-Holland het "Eindrapport Aanvullend bodemonderzoek Stortplaats Vinkseweg te Rozenburg" beoordeeld. Uit het rapport blijkt onder andere dat de omvang van de verontreiniging in het freatisch grondwater en in het ondiepe watervoerende pakket, tot NAP -12 m, niet groter wordt. Het risico van verspreiding betreft voornamelijk het eerste watervoerende pakket, beneden NAP -12 m. Voor de mobiele grondwaterverontreiniging is in opdracht van Coördinatie Milieutaken Rotterdam (CMR) een beheersplan opgesteld door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGWR) [lit. 12].
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 9
Er zijn geen onderzoeksgegevens bekend voor de onderhavige onderzoekslocatie. Wel bevindt er zich een monitoringspeilbuis (peilbuis 111) van de voorgaande grondwatermonitoringen. In het grondwater ter plaatse van peilbuis 111 zijn in het verleden geen concentraties gemeten groter dan de streefwaarde. Binnen de contour van de onderhavige onderzoekslocatie zijn voor zover bekend in het verleden geen sterke verontreinigingen aangetoond in de grond en/of het freatische grondwater.
2.3
Locatie-inspectie
Voorafgaand aan de veldwerkzaamheden is op de locatie een inspectie uitgevoerd. Tijdens de inspectie zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er is bij de locatie-inspectie geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. De foto’s die tijdens deze inspectie zijn genomen, zijn opgenomen in bijlage 5. In de situatietekening in bijlage 1 zijn de fotopunten weergegeven.
2.4
Onderzoeksstrategie
Gezien de resultaten van het voorgaand onderzoek [lit. 11] en de aanwezigheid van een deklaag variërend in dikte van 1,5 m tot 4,5 m is de onderzoeksopzet voor de locatie gebaseerd op de strategie voor een onverdachte locatie (ONV) uit de NEN5740. Met de onderzoekinspanning dient bepaald te worden: de toekomstige dikte van de deklaag (na geplande ontgraving tot 1,0 m á 2,0 m); de milieuhygiënische kwaliteit van de af te graven leeflaag; de milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende bodem (bovengrond); de algemene grondwaterkwaliteit van het freatisch grondwater. Ter plaatse van het heuvellichaam worden enkele boringen tot 3,0 m-mv á 4,0 m-mv doorgezet zodat kan worden bepaald of de dikte en/of kwaliteit van de deklaag een belemmering vormt voor het deels ontgraven daarvan.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 10
3
Uitvoering onderzoek
3.1
Veldonderzoek
Het veldwerk is uitgevoerd door het Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam. Dit bureau is gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000 waardoor is voldaan aan de eisen van Kwalibo (Kwaliteitsborging in het bodembeheer). Gezien de puinhoudende samenstelling van de Rotterdamse bodem wordt, in afwijking van de BRL 2001, soms machinaal geboord. De gebruikte boormethode is weergegeven in de boorstaten. Het verrichten van de grondboringen en het plaatsen van de peilbuis is uitgevoerd op 7 en 8 september 2010 onder leiding van dhr. A. van Dieren. De bemonstering van het grondwater is eveneens uitgevoerd door dhr. A. van Dieren. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd aan de hand van de vigerende SIKB protocollen [lit. 9]. Een overzicht van de boringen en de peilbuis is opgenomen in tabel 1. Tabel 1 Overzicht boringen en peilbuizen Meetpunt
Einddiepte
Maaiveldhoogte
Filterstelling/-traject
(m-mv)
(m t.o.v. NAP)
in (m-mv)
Heuvellichaam, deels af te graven 002
4,0
003
3,0
004
3,0
005
3,0
006
1,0
007
1,0
008
1,0
009
1,0
6,614 8,088 7,034 4,637 5,803 7,311 6,095 5,126
-
Overig terreindeel, op te hogen 001
5,5
010
1,0
011 012
1,0 1,0
013
1,0
014
1,0
015
1,0
4,874 4,905 5,158 5,233 5,481 5,313 5,899
4,5 - 5,5 -
De boringen en peilbuizen op de locatie zijn ingemeten ten opzichte van NAP. Het maximale hoogteverschil tussen het zuidoostelijk deel en de heuvel, binnen de contour van de onderzoekslocatie, is circa 3,2 meter. Een volledige beschrijving van de textuur, bijmengingen en overige bijzonderheden van de grond is weergegeven in de boorstaten van bijlage 2. De algemene bodemopbouw is als volgt. Vanaf maaiveld tot circa 5,5 m-mv bestaat de bodem hoofdzakelijk uit matig fijn zand. Aan de zuidwestzijde van de locatie bestaat de bovengrond uit klei. Plaatselijk wordt in de deklaag van de stortheuvel tevens klei aangetroffen.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 11
De zintuiglijk waargenomen bijzonderheden die kunnen duiden op bodemverontreiniging zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Zintuiglijk waargenomen bijzonderheden Boring
Traject (m-mv)
Waargenomen kenmerken
012
0,5 - 0,8
zwak puinhoudend
De gegevens van de grondwaterbemonstering zijn weergegeven in tabel 3. Tabel 3 Bemonstering grondwater Peilbuis
001
Filterstelling
Datum
Watermonster
(m-mv)
bemonstering
4,5 - 5,5
9/13/2010
Grondwaterstand
pH
(m-mv) 1
4,22
6.9
EC
Temperatuur
(mS/cm)
(°C)
1.374
13.3
Tussen de plaatsing van de peilbuis en de grondwatermonstername is conform de BRL 2002 een minimale wachttijd van 7 dagen aangehouden.
3.2
Chemisch-analytisch onderzoek
Het chemisch-analytisch onderzoek is uitgevoerd volgens de bepalingsmethoden zoals vermeld in de protocollen van de AS3000 (zie analysecertificaten bijlage 4). Van verschillende bodemlagen en -typen zijn (meng)monsters geanalyseerd voor de bepaling van de algemene bodemkwaliteit. De monsters zijn geanalyseerd op verdachte stoffen of stoffen die een indicatie kunnen geven van een verontreiniging (somparameters, verwante stoffen of afbraakproducten). De analyseprogramma’s zijn weergegeven in de tabellen 4 (grond) en 5 (grondwater).
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 12
Tabel 4 Analyseprogramma grondmonsters Analyse-
Meetpunt-
Diepte
monster
Pot
(m-mv)
Grondsoort
Zintuiglijke
Geanalyseerde parameters
waarnemingen
Overig terreindeel, op te hogen 012-2
012-2
0,5 - 0,8
Zand
zwak puinhoudend
Rijnmond standaard grondpakket
MM01
001-1
0,0 - 0,5
Zand
-
Rijnmond standaard grondpakket
010-1
0,0 - 0,5
Zand
-
011-1
0,0 - 0,5
Zand
-
MM02
012-1
0,0 - 0,5
Zand
-
013-1
0,0 - 0,5
Klei
-
014-1
0,0 - 0,5
Klei
-
015-1
0,0 - 0,5
Klei
-
002-1
0,0 - 0,5
Klei
-
002-2
0,5 - 1,0
Klei
-
003-1
0,0 - 0,5
Zand
-
004-2
0,3 - 0,8
Zand
-
005-1
0,0 - 0,5
Zand
-
006-2
0,5 - 1,0
Zand
-
007-1
0,0 - 0,5
Zand
-
008-2
0,5 - 1,0
Zand
-
009-1
0,0 - 0,5
Zand
-
002-4
1,5 - 2,0
Zand
-
003-4
1,5 - 2,0
Zand
-
004-5
1,7 - 2,2
Zand
-
005-6
2,1 - 2,5
Zand
-
Rijnmond standaard grondpakket
Heuvellichaam, deels af te graven MM03
MM04
MM05
Verklaring tabel Rijnmond standaard grondpakket
Rijnmond standaard grondpakket
Rijnmond standaard grondpakket
Rijnmond standaard grondpakket
arseen, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, som- PCB, som- PAK, minerale olie, lutum en organische stof
Tabel 5 Analyseprogramma grondwatermonsters Watermonster
Filterdiepte (m-mv)
Datum monstername
Geanalyseerde parameters
001-1-2
4,5 - 5,5
13-09-2010
AS3000: pakket Rijnmondgrondwater
Verklaring tabel Rijnmond standaard grondwaterpakket
arseen, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, VAK, VOCl, minerale olie
Een overzicht van de toetsingsresultaten is opgenomen in de tabellen 6 (grond) en 7 (grondwater). Het volledige overzicht van getoetste resultaten voor grond en grondwater is opgenomen in bijlage 3.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 13
Tabel 6 Overzicht toetsingsresultaten grond Analyse-
Deelmonster(s)
monster
Diepte
Grondsoort
(m-mv)
Zintuiglijke
Toetsing
waarnemingen
Overig terreindeel, op te hogen 012-2
012-2
0,5 - 0,8
Zand
zwak puinhoudend
--
MM01
001-1, 010-1, 011-1, 012-1
0,0 - 0,5
Zand
-
--
MM02
013-1, 014-1, 015-1
0,0 - 0,5
Klei
-
--
Heuvellichaam, deels af te graven MM03
002-1, 002-2
0,0 - 1,0
Klei
-
--
MM04
003-1, 004-2, 005-1, 006-2,
0,0 - 1,0
Zand
-
--
MM05 002-4, 003-4, 004-5, 005-6 1,5 - 2,5 Verklaring tabel : geen zintuiglijk waargenomen bijzonderheden -- : geen overschrijding achtergrondwaarde
Zand
-
--
007-1, 008-2, 009-1
Tabel 7 Overzicht toetsingsresultaten grondwater Watermonster
Filterdiepte (m-mv)
Datum monstername
Toetsing
001-1-2 4,5 - 5,5 13-09-2010 Verklaring tabel > S : overschrijding streefwaarde, licht verhoogd
Barium > S
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 14
4
Interpretatie
4.1
Deels af te graven heuvellichaam
In het heuvellichaam is tijdens de veldwerkzaamheden tot circa 4,0 m-mv (maximale boordiepte) zintuiglijk geen stortmateriaal aangetroffen. In de deklaag zijn vanaf maaiveld tot circa 2,5 m-mv analytisch geen verontreinigingen aangetoond. Aangezien de achtergrondwaarden niet worden overschreden bestaat er geen belemmering voor het gebruik van de vrijkomende grond van het heuvellichaam.
4.2
Op te hogen terreindeel
De zandige en kleiige bovengrond ter plaatse van het op te hogen terreindeel bevatten geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters. Ook de incidenteel aangetroffen zwak puinhoudende bodem is niet verontreinigd. In het freatisch grondwater op de locatie is een licht verhoogde concentratie aan barium gemeten.
4.3
Geschiktheid
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden ten behoeve van de herinrichting van de locatie. De bodem op de locatie is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het beoogde gebruik als terrein van een hondenschool. Op basis van de analyseresultaten van de grond en het grondwater is er geen sprake van gezondheidsrisico’s voor mens en/of dier/ecosysteem.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 15
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 16
5
Conclusie en aanbevelingen
5.1
Conclusie
Deels af te graven heuvellichaam Het heuvellichaam bevat binnen de onderzoekslocatie tot minstens 4,0 m-mv (maximale boordiepte) geen stortmateriaal. Uit de analyseresultaten blijkt dat de grond van de afdeklaag vanaf maaiveld tot ten minste 2,5 m-mv niet verontreinigd is. Op te hogen terreindeel De bovengrond ter plaatse van het op te hogen terreindeel is niet verontreinigd. Het freatisch grondwater is ten hoogste licht verontreinigd met barium. Geschiktheid bodem De verontreinigingssituatie vormt geen belemmering voor het voorgenomen grondverzet in het kader van de beoogde herinrichting. De bodem op de locatie is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het beoogde gebruik als terrein van een hondenschool. Op basis van de analyseresultaten van de grond en het grondwater is er geen sprake van gezondheidsrisico’s voor mens en dier/ecosysteem .
5.2
Aanbevelingen
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is in voldoende mate vastgesteld. Er is geen verder onderzoek noodzakelijk. Het onderhavige bodemonderzoek wijst uit, dat de grondkwaliteit voldoet aan de achtergrondwaarde. Derhalve is bij grondverzet geen veiligheidsklasse van toepassing.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 17
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 18
Literatuur 1. Leidraad Bodembescherming inclusief bijhorende uitvoeringsregelingen en circulaires, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer; Staatsuitgeverij. 2. Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid Den Haag, Dordrecht, Leiden, Rotterdam, Schiedam, Zuid Holland, Gemeente Den Haag, Gemeente Dordrecht, Gemeente Leiden, Gemeente Rotterdam, Gemeente Schiedam en Provincie Zuid-Holland; december 2003. 3. Circulaire bodemsanering 2009, Ministerie van VROM en V&W, 7 april 2009 4. Besluit bodemkwaliteit, Ministerie van VROM en V&W, 22 november 2007 5. Regeling bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, V&W en LNV, 7 april 2009 6. NEN 5725, Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, Nederlands Normalisatie-instituut, Delft, januari 2009. 7. NEN 5707 Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, Nederlands Normalisatie-instituut, Delft, 1 mei 2003. 8. NEN 5740 Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, Nederlands Normalisatieinstituut, Delft; januari 2009. 9. SIKB-protocollen: 2001 t/m 2006, 2009 t/m 2013, SIKB. 10. CROW 132 Werken in verontreinigde grond en verontreinigd grondwater, CROW, december 2008. 11. Eindrapport Aanvullend bodemonderzoek Stortplaats Vinkseweg te Rozenburg, Oranjewoud, projectnummer: 19929-163872, revisie 2, oktober 2009 12. Monitoring- en Beheersplan Voormalige stortplaats Vinkseweg te Rozenburg, Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam, projectnummer: 2010-0285, oktober 2010. 13. Beschikking van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, locatiecode ZH 498/0001, kenmerk: 940001/201, d.d. 6 juli 2001
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 19
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Noordzeeweg (ong.) te Rotterdam
2010-0421
01
28 oktober 2010
Pagina 20
Bijlage 1: Tekeningen
Bijlage 2: Boorstaten
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
001
Boring:
002
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 74961,625 437109,62 4,874 4,87
0,00 1
0,50
BRL certificaat: K25152/03
2
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor
6,61
0,00 1
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, Edelmanboor
1,00
Klei, sterk zandig, matig humeus, bruin, Edelmanboor
2 5,61
1,00
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, brokken klei, lichtbruin, Edelmanboor
3 4
1,50
bosgrond Klei, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor
6,11
0,50
4,27
3
8-9-2010 74996,495 437156,512 6,614
1,50 4 5
2,00
4,61
2,00 5
4,41
Zand, zeer fijn, kleiïg, matig humeus, lichtbruin, Edelmanboor
6
2,50
2,50
Klei, matig siltig, matig humeus, bruin, Edelmanboor
6
7
3,00
3,00
7
8
3,50
3,50
9
4,00
8
9
4,00
0,77
2,61
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijs, Edelmanboor
10
4,50
11
5,00 12
5,50
-0,63
Pagina: 1 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
003
Boring:
004
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
8-9-2010 74962,797 437144,744 8,088 8,09
0,00 1
bosgrond Zand, zeer fijn, kleiïg, matig humeus, bruin, Edelmanboor
7,03
0,00 1
6,73
7,59
0,50
8-9-2010 74985,115 437146,709 7,034
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, brokken klei, bruin, Edelmanboor
2
1,00
0,50
1,00
braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, brokken klei, bruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, Edelmanboor
2
3
3
1,50
1,50
4 5,33
4
2,00
2,00
Zand, matig fijn, kleiïg, zwak humeus, brokken klei, bruin, Edelmanboor
5
5
2,50
2,50
6 4,33
6
Klei, matig siltig, matig humeus, grijs, Edelmanboor
7
3,00
5,09
3,00
4,03
Pagina: 2 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
005
Boring:
006
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 75018,673 437136,076 4,637 4,64
0,00 1
braak Zand, matig fijn, kleiïg, matig humeus, bruin, Edelmanboor
0,50
7-9-2010 75000,362 437141,201 5,803 5,80
0,00 1
braak Zand, matig fijn, kleiïg, matig humeus, bruin, Edelmanboor
0,50 2
2
1,00
1,00
4,80
3 3,44
Klei, sterk zandig, matig humeus, bruin, Edelmanboor
4
1,50
3,04
Klei, matig siltig, matig humeus, bruin, Edelmanboor
5
2,00
2,54
Zand, zeer fijn, kleiïg, matig humeus, bruin, Edelmanboor
6 2,14
2,50 7
1,94
8
3,00
1,64
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, Edelmanboor Klei, sterk zandig, zwak humeus, lichtbruin, Edelmanboor
Pagina: 3 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
007
Boring:
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 75008,816 437122,827 7,311 7,31
0,00 1
0,50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak schelphoudend, lichtbruin, Edelmanboor
7-9-2010 74980,797 437132,87 6,095 6,09
0,00 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak schelphoudend, lichtbruin, Edelmanboor
0,50 2
1,00
008
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
2 6,31
1,00
5,09
Pagina: 4 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
009
Boring:
010
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 74948,837 437133,971 5,126 5,13
0,00 1
0,50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor
7-9-2010 74942,12 437112,814 4,905 4,91
0,00 1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruin, Edelmanboor
0,50 2 4,21
2 3
1,00
4,13
1,00
3,91
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, Edelmanboor
Pagina: 5 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
011
Boring:
012
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 74918,386 437098,242 5,158 5,16
0,00 1
0,50
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruin, Edelmanboor
7-9-2010 74934,665 437082,852 5,233 5,23
0,00 1
4,73
0,50 2 2
4,43
3
1,00
4,16
1,00
gras Zand, matig fijn, kleiïg, matig humeus, bruin, Edelmanboor
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, lichtbruin, Edelmanboor
4,23
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindhoudend, bruingrijs, Edelmanboor
Pagina: 6 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
013
Boring:
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 74947,613 437062,697 5,481 5,48
0,00 1
0,50
gras Klei, matig siltig, matig humeus, lichtbruin, Edelmanboor
7-9-2010 74966,905 437082,304 5,313 5,31
0,00 1
gras Klei, matig siltig, matig humeus, lichtbruin, Edelmanboor
0,50 2
1,00
014
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen
2 4,48
1,00
4,31
Pagina: 7 / 8
Dossiernummer: 2010-0421 Projectnaam: Landtong Rozenburg CEMP Getekend volgens NEN 5104 Boring:
BRL certificaat: K25152/03
015
Boormeester: A. van Dieren & W. van Groesen Datum plaatsing: X-coördinaat: Y-coördinaat: MV tov NAP:
7-9-2010 74989,656 437103,334 5,899 5,90
0,00 1
gras Klei, matig siltig, matig humeus, lichtbruin, Edelmanboor
0,50 2
1,00
4,90
Pagina: 8 / 8
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Bijlage 3: Getoetste analyseresultaten
7RHWVLQJDDQGH:HW%RGHPEHVFKHUPLQJ:EE 3URMHFW
/DQGWRQJ5R]HQEXUJ&(03
&HUWLILFDWHQ
7RHWVYHUVLH
?
0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
7RHWVGDWXP
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
PPGV
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG ZDDUGH$:
7XVVHQZDDUGH $:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG ZDDUGH$:
7XVVHQZDDUGH $:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG ZDDUGH$:
7XVVHQZDDUGH $:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG ZDDUGH$:
7XVVHQZDDUGH $:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG ZDDUGH$:
7XVVHQZDDUGH $:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V
/HJHQGD
$FKWHUJURQGZDDUGH$: HQRIGHWHFWLHJUHQV$6 !$FKWHUJURQGZDDUGH$: !7XVVHQZDDUGH7 !,QWHUYHQWLHZDDUGH,
2SPHUNLQJHQ 7RHWVLQJYROJHQV 5HJHOLQJERGHPNZDOLWHLW 6WDDWVFRXUDQWMXQL HQ &LUFXODLUHERGHPVDQHULQJ
6WDDWVFRXUDQWDSULO
7RHWVLQJDDQGH:HW%RGHPEHVFKHUPLQJ:EE 3URMHFW
/DQGWRQJ5R]HQEXUJ&(03
&HUWLILFDWHQ
7RHWVYHUVLH
?
0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
7RHWVGDWXP
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
PPGV
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG ZDDUGH$:
7XVVHQZDDUGH $:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
PJNJGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V
/HJHQGD
$FKWHUJURQGZDDUGH$: HQRIGHWHFWLHJUHQV$6 !$FKWHUJURQGZDDUGH$: !7XVVHQZDDUGH7 !,QWHUYHQWLHZDDUGH,
2SPHUNLQJHQ 7RHWVLQJYROJHQV 5HJHOLQJERGHPNZDOLWHLW 6WDDWVFRXUDQWMXQL HQ &LUFXODLUHERGHPVDQHULQJ
6WDDWVFRXUDQWDSULO
7RHWVLQJ:DWHU 3URMHFW
/DQGWRQJ5R]HQEXUJ&(03
&HUWLILFDWHQ
7RHWVYHUVLH
?
0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
$QDO\VH
7RHWVGDWXP
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
6WUHHIZDDUGH 6:
7XVVHQZDDUGH 6:,
,QWHUYHQWLH ZDDUGH,
0HWDOHQ,&306RSJHORVW DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
JO JO JO JO JO JO JO JO JO JO
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
JO
9OXFKWLJHDURPDWHQ VW\UHHQ EHQ]HHQ WROXHHQ HWK\OEHQ]HHQ QDIWDOHHQ
JO JO JO JO JO
6RPPDWLHVDURPDWHQ VRP[\OHQHQ
JO
9OXFKWLJHFKORRUDOLIDWHQ GLFKORRUPHWKDDQ GLFKORRUHWKDDQ GLFKORRUHWKDDQ GLFKORRUHWKHHQ WULFKORRUPHWKDDQ WHWUDFKORRUPHWKDDQ WULFKORRUHWKDDQ WULFKORRUHWKDDQ WULFKORRUHWKHHQ WHWUDFKORRUHWKHHQ YLQ\OFKORULGH
JO JO JO JO JO JO JO JO JO JO JO
6RPPDWLHV VRP&7GLFKORRUHWKHHQ VRPGLFKORRUSURSDQHQ
JO JO
9OXFKWLJHJHKDORJHQHHUGHDOLIDWHQGLYHUV WULEURRPPHWKDDQ
JO
/HJHQGD
6WUHHIZDDUGH6: HQRIGHWHFWLHJUHQV$6 !6WUHHIZDDUGH6: !7XVVHQZDDUGH7 !,QWHUYHQWLHZDDUGH,
2SPHUNLQJHQ 7RHWVLQJYROJHQV &LUFXODLUHERGHPVDQHULQJ 6WDDWVFRXUDQWDSULO
7RHWVLQJ%RGHP.ZDOLWHLW 3URMHFW
3URMHFW/DQGWRQJ5R]HQEXUJ&(0
&HUWLILFDWHQ
*URQGJHEUXLN
7RHWHSDVVHQJURQG
7RHWVNDGHU
*HQHULHN
7RHWVYHUVLH
?
0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
7RHWVGDWXP
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
PPGV
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG
:RQHQ
,QGXVWULH
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG
:RQHQ
,QGXVWULH
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG
:RQHQ
,QGXVWULH
PPGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG
:RQHQ
,QGXVWULH
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG
:RQHQ
,QGXVWULH
PPGV
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
(HQKHLG
$QDO\VHUHVXOWDDW
7RHWVUHVXOWDDW
$FKWHUJURQG
:RQHQ
,QGXVWULH
PPGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V 0RQVWHUUHIHUHQWLH
0RQVWHURPVFKULMYLQJ
00
$QDO\VH 2UJDQLVFKHVWRI /XWXP
0HWDOHQ,&3$(6 DUVHHQ$V EDULXP%D FDGPLXP&G NREDOW&R
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
NRSHU&X NZLN+J ),$6)LPV ORRG3E PRO\EGHHQ0R QLNNHO1L ]LQN=Q
PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV PJNJGV
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
PJNJGV
$FKWHUJURQG
0LQHUDOHROLH PLQHUDOHROLHIORULVLOFOHDQXS
6RPPDWLHV VRP3$.
6RPPDWLHV VRP3&%V
2SPHUNLQJHQ 7RHWVLQJYROJHQV 5HJHOLQJERGHPNZDOLWHLW 6WDDWVFRXUDQWMXQL HQ &LUFXODLUHERGHPVDQHULQJ
6WDDWVFRXUDQWDSULO
&RQFOXVLH
2YHUVFKULMGLQJHQ
0RQVWHU
WRWDDOJHWRHWVW
DFKWHUJURQG
[DFKWHUJURQG
ZRQHQ
ZRQHQDFKWHUJURQG
&ODVVLILFDWLH
$FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG $FKWHUJURQG
Bijlage 4: Analysecertificaten
Gemeentewerken Rotterdam Ingenieursbureau T.a.v. de heer J. Kruijssen [133310] Postbus 6633 3002 AP ROTTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Inkoopnummer : Bijlage(n) :
2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP Project 346697 346697_certificaat_v1 KHQL-UTAG-MSAB-XEBS bestek 1-014-10 3 tabel(len) + 1 oliechromatogram(men) + 2 bijlage(n)
Amsterdam, 16 september 2010 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 3 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 346697 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Monsterreferenties 3606386 = MM01 3606387 = MM02 3606388 = MM03 Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S voorbewerking NEN5709 S soort artefact S gewicht artefact
: : : : :
g
Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest % S organische stof (gec. voor lutum) % S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds) Anorganische parameters - metalen S arseen (As) mg/kg ds S barium (Ba) mg/kg ds S cadmium (Cd) mg/kg ds S kobalt (Co) mg/kg ds S koper (Cu) mg/kg ds S kwik (Hg) FIAS/Fims mg/kg ds S lood (Pb) mg/kg ds S molybdeen (Mo) mg/kg ds S nikkel (Ni) mg/kg ds S zink (Zn) mg/kg ds Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds
07/09/2010 09/09/2010 09/09/2010 3606386 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
07/09/2010 09/09/2010 09/09/2010 3606387 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
08/09/2010 09/09/2010 09/09/2010 3606388 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
84,3 2,4 4,3
78,5 1,9 18,0
79,7 3,0 7,1
4,1 25 0,22 3,6 8,7 0,04 14 < 0,9 9 38
6,9 31 0,27 6,3 11 0,06 11 < 0,8 17 42
7,0 37 0,30 5,3 10 0,06 10 < 0,9 15 42
< 38
< 38
57
Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds S fenantreen mg/kg ds S anthraceen mg/kg ds S fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)antraceen mg/kg ds S chryseen mg/kg ds S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)pyreen mg/kg ds S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds S som PAK (10) mg/kg ds
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds S PCB -52 mg/kg ds S PCB -101 mg/kg ds S PCB -118 mg/kg ds S PCB -138 mg/kg ds S PCB -153 mg/kg ds S PCB -180 mg/kg ds
< 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
< 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
< 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
0,010
0,010
0,010
S som PCBs (7)
mg/kg ds
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: KHQL-UTAG-MSAB-XEBS
Ref.: 346697_certificaat_v1
Tabel 2 van 3 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 346697 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Monsterreferenties 3606389 = MM04 3606390 = MM05 Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S voorbewerking NEN5709 S soort artefact S gewicht artefact
: : : : :
g
Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest % S organische stof (gec. voor lutum) % S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds) Anorganische parameters - metalen S arseen (As) mg/kg ds S barium (Ba) mg/kg ds S cadmium (Cd) mg/kg ds S kobalt (Co) mg/kg ds S koper (Cu) mg/kg ds S kwik (Hg) FIAS/Fims mg/kg ds S lood (Pb) mg/kg ds S molybdeen (Mo) mg/kg ds S nikkel (Ni) mg/kg ds S zink (Zn) mg/kg ds Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds
07/09/2010 09/09/2010 09/09/2010 3606389 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
07/09/2010 09/09/2010 09/09/2010 3606390 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
80,8 2,2 6,5
84,0 1,8 4,9
4,6 31 0,24 4,2 9,4 0,05 11 < 0,9 12 39
4,5 20 0,13 3,7 6,1 0,03 6 < 0,8 10 23
< 38
< 38
Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds S fenantreen mg/kg ds S anthraceen mg/kg ds S fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)antraceen mg/kg ds S chryseen mg/kg ds S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)pyreen mg/kg ds S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds S som PAK (10) mg/kg ds
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds S PCB -52 mg/kg ds S PCB -101 mg/kg ds S PCB -118 mg/kg ds S PCB -138 mg/kg ds S PCB -153 mg/kg ds S PCB -180 mg/kg ds
< 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
< 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
0,010
0,010
S som PCBs (7)
mg/kg ds
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: KHQL-UTAG-MSAB-XEBS
Ref.: 346697_certificaat_v1
Tabel 3 van 3 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 346697 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum) Het organische stof gehalte is gecorrigeerd voor het in het analyse certificaat gerapporteerde gehalte lutum. Indien het lutum gehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutum gehalte van 5,4% (gemiddeld lutum gehalte Nederlandse bodem, AS 3010, prestatieblad organische stof gehalte in grond). Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: KHQL-UTAG-MSAB-XEBS
Ref.: 346697_certificaat_v1
Oliechromatogram 1 van 1
OLIE-ONDERZOEK Monstercode Project omschrijving Uw referentie Methode
: : : :
3606388 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP MM03 minerale olie (florisil clean-up)
OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie C10 t/m C19 fractie C20 t/m C29 fractie C30 t/m C35 fractie C36 t/m C40
4% 19 % 63 % 15 %
totale minerale olie gehalte: 57 mg/kg ds
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: KHQL-UTAG-MSAB-XEBS
Ref.: 346697_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 346697 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Barcodeschema's Monstercode Uw referentie
monster
diepte
potnr
3606386
MM01
001 010 011 012
0-0.5 0-0.5 0-0.5 0-0.5
0757947AA 0757928AA 0757956AA 0757962AA
3606387
MM02
013 014 015
0-0.5 0-0.5 0-0.5
0757952AA 0757949AA 0757964AA
3606388
MM03
002 002
0-0.5 0.5-1
0758097AA 0758086AA
3606389
MM04
003 005 007 009 004 006 008
0-0.5 0-0.5 0-0.5 0-0.5 0.3-0.8 0.5-1 0.5-1
0758129AA 0758106AA 0745633AA 0757961AA 0758089AA 0758088AA 0746019AA
3606390
MM05
002 003 004 005
1.5-2 1.5-2 1.7-2.2 2.1-2.5
0758076AA 0746011AA 0758092AA 0758098AA
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: KHQL-UTAG-MSAB-XEBS
Ref.: 346697_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 346697 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Samplemate Droogrest Organische stof (gec. voor lutum) Lutumgehalte (pipetmethode) Arseen (As) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) PAKs PCBs
: : : : : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3100 en NEN 5709 Conform AS3010 prestatieblad 2 Conform AS3010 prestatieblad 3 Conform AS3010 prestatieblad 4; gelijkwaardig aan NEN 5753 Conform AS3050 prestatieblad 2; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN-ISO 16772 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 7 Conform AS3010 prestatieblad 6 Conform AS3010 prestatieblad 8
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: KHQL-UTAG-MSAB-XEBS
Ref.: 346697_certificaat_v1
Gemeentewerken Rotterdam Ingenieursbureau T.a.v. de heer J. Kruijssen [133310] Postbus 6633 3002 AP ROTTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Inkoopnummer : Bijlage(n) :
2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP Project 347944 347944_certificaat_v1 OFHQ-YDHA-ESQR-KJSL bestek 1-014-10 2 tabel(len) + 3 bijlage(n)
Amsterdam, 27 september 2010 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347944 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Monsterreferenties 3805163 = 012-2
Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S voorbewerking NEN5709 S soort artefact S gewicht artefact
: : : : :
g
Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest % S organische stof (gec. voor lutum) % S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds) Anorganische parameters - metalen S arseen (As) mg/kg ds S barium (Ba) mg/kg ds S cadmium (Cd) mg/kg ds S kobalt (Co) mg/kg ds S koper (Cu) mg/kg ds S kwik (Hg) FIAS/Fims mg/kg ds S lood (Pb) mg/kg ds S molybdeen (Mo) mg/kg ds S nikkel (Ni) mg/kg ds S zink (Zn) mg/kg ds Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds
07/09/2010 20/09/2010 20/09/2010 3805163 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1 92,2 0,2 11,4 4,9 35 0,19 3,5 5,5 0,03 6 < 0,8 9 22 < 38
Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds S fenantreen mg/kg ds S anthraceen mg/kg ds S fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)antraceen mg/kg ds S chryseen mg/kg ds S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)pyreen mg/kg ds S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds S som PAK (10) mg/kg ds
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds S PCB -52 mg/kg ds S PCB -101 mg/kg ds S PCB -118 mg/kg ds S PCB -138 mg/kg ds S PCB -153 mg/kg ds S PCB -180 mg/kg ds
< 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
S som PCBs (7)
mg/kg ds
0,010
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: OFHQ-YDHA-ESQR-KJSL
Ref.: 347944_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347944 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum) Het organische stof gehalte is gecorrigeerd voor het in het analyse certificaat gerapporteerde gehalte lutum. Indien het lutum gehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutum gehalte van 5,4% (gemiddeld lutum gehalte Nederlandse bodem, AS 3010, prestatieblad organische stof gehalte in grond). Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: OFHQ-YDHA-ESQR-KJSL
Ref.: 347944_certificaat_v1
Bijlage 1 van 3 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347944 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Houdbaarheid- & conserveringsopmerkingen De onderstaande constatering(en) wijzen op een afwijking van het SIKB-protocol 3001 (Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen van milieumonsters). Deze afwijking resulteert in de volgende voorgeschreven opmerking: "Er zijn verschillen met de richtlijnen geconstateerd die de betrouwbaarheid van de gemarkeerde resultaten in dit analyserapport mogelijk hebben beïnvloed." Deze bijlage vormt samen met andere bijlagen, tabellen en het voorblad, een integraal onderdeel van dit analyse-certificaat.
Uw referentie Monstercode
: 012-2 : 3805163
Opmerking(en) by analyse(s): Organische stof (humus): - De conserveringstermijn is overschreden omdat de opdracht niet binnen de afgesproken termijn is ontvangen. Minerale olie (florisil - De conserveringstermijn is overschreden omdat de opdracht niet binnen de afgesproken clean-up): termijn is ontvangen. Droogrest: - De conserveringstermijn is overschreden omdat de opdracht niet binnen de afgesproken termijn is ontvangen.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: OFHQ-YDHA-ESQR-KJSL
Ref.: 347944_certificaat_v1
Bijlage 2 van 3 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347944 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Barcodeschema's Monstercode Uw referentie
monster
diepte
potnr
3805163
012-2
0.5-0.8
0757959AA
012-2
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: OFHQ-YDHA-ESQR-KJSL
Ref.: 347944_certificaat_v1
Bijlage 3 van 3 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347944 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Samplemate Droogrest Organische stof (gec. voor lutum) Lutumgehalte (pipetmethode) Arseen (As) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) PAKs PCBs
: : : : : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3100 en NEN 5709 Conform AS3010 prestatieblad 2 Conform AS3010 prestatieblad 3 Conform AS3010 prestatieblad 4; gelijkwaardig aan NEN 5753 Conform AS3050 prestatieblad 2; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN-ISO 16772 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 7 Conform AS3010 prestatieblad 6 Conform AS3010 prestatieblad 8
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: OFHQ-YDHA-ESQR-KJSL
Ref.: 347944_certificaat_v1
Gemeentewerken Rotterdam Ingenieursbureau T.a.v. de heer J. Kruijssen [133310] Postbus 6633 3002 AP ROTTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Inkoopnummer : Bijlage(n) :
2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP Project 347354 347354_certificaat_v1 ZUHQ-GAAP-FIGM-FYWT bestek 1-014-10 2 tabel(len) + 2 bijlage(n)
Amsterdam, 20 september 2010 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347354 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Monsterreferenties 3705982 = 001-1-2
Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix
: : : : :
Anorganische parameters - metalen Metalen ICP-MS (opgelost): S arseen (As) µg/l S barium (Ba) µg/l S cadmium (Cd) µg/l S kobalt (Co) µg/l S koper (Cu) µg/l S kwik (Hg) FIAS/Fims µg/l S lood (Pb) µg/l S molybdeen (Mo) µg/l S nikkel (Ni) µg/l S zink (Zn) µg/l Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) µg/l Organische parameters - aromatisch Vluchtige aromaten: S styreen µg/l S benzeen µg/l S tolueen µg/l S ethylbenzeen µg/l S xyleen (ortho) µg/l S xyleen (som m+p) µg/l S naftaleen µg/l S som xylenen µg/l Organische parameters - gehalogeneerd Vluchtige chlooralifaten: S dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S 1,2-dichlooretheen (trans) µg/l S 1,2-dichlooretheen (cis) µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S trichloormethaan µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S tetrachlooretheen µg/l S vinylchloride µg/l S som C+T dichlooretheen µg/l S som dichloorpropanen µg/l Vluchtige gehalogeneerde alifaten - divers: S tribroommethaan µg/l
13/09/2010 15/09/2010 15/09/2010 3705982 Grondwater
<2 70 < 0,1 < 1,0 <1 < 0,05 <1 <1 <1 <5 < 100
< 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,1 < 0,2 < 0,05 0,2
< 0,2 < 0,5 < 0,5 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,25 < 0,25 < 0,25 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,2 0,1 0,52 < 0,5
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: ZUHQ-GAAP-FIGM-FYWT
Ref.: 347354_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347354 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ZUHQ-GAAP-FIGM-FYWT
Ref.: 347354_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347354 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Barcodeschema's Monstercode Uw referentie
monster
diepte
potnr
3705982
001 001 001
4.5-5.5 4.5-5.5 4.5-5.5
0096163MM 0049920HK 0126458YA
001-1-2
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ZUHQ-GAAP-FIGM-FYWT
Ref.: 347354_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 347354 : 2010-0421-Landtong Rozenburg CEMP : Gemeentewerken Rotterdam
Analysemethoden in Grondwater (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Arseen (As) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) Aromaten (BTEXXN) Chlooralifaten
: : : : : : : : : : : : :
Conform AS3150 prestatieblad 1; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 5 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ZUHQ-GAAP-FIGM-FYWT
Ref.: 347354_certificaat_v1
Bijlage 5 : Foto’s
Foto F1 :
Heuvellichaam
Foto F2 :
Overzicht richting Noordzeeweg / Calandkanaal
Foto F3 :
Beplanting heuvellichaam
Foto F4 :
Overzicht stortlichaam
Bijlage 6: Kwaliteitsverantwoording
Kwaliteitsverantwoording Het Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam maakt onderdeel uit van de gemeentelijke overheid. Integriteit, onafhankelijkheid en kwaliteit staan voorop in de advisering bij al onze producten. Het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam is ISO 9001:2000 gecertificeerd. Het voor het onderzoek benodigde veldwerk wordt uitgevoerd door de Veld en Laboratoriumgroep van het Ingenieursbureau. Deze dienst is VCA en SIKB 2000 gecertificeerd. De analyse van grond- en grondwatermonsters wordt uitbesteed bij een RVA geaccrediteerd laboratorium. De milieukundige begeleiding van saneringen is gecertificeerd volgens de BRL 6000. Door het werken volgens dit uitgebreide kwaliteitssysteem wordt gestreefd naar een hoge kwaliteit en betrouwbaarheid van onze adviesproducten. Bij bodemonderzoek en bij het vaststellen van de eindsituatie na sanering wordt de bodemkwaliteit bepaald conform de daarvoor geldende normering. De VKB-richtlijnen, de NEN-normering, het landelijk en provinciaal bodembeleid vormen hierbij het uitgangspunt. Omdat altijd sprake is van een steekproef kan geen volledige zekerheid over de bodemkwaliteit worden verkregen. Heterogene samenstelling van de bodem, een tijdelijke verstoring van het bodemevenwicht als gevolg van het plaatsen van peilbuizen kunnen hier de oorzaak van zijn. Daarnaast kunnen graafwerkzaamheden, aan- en afvoer van grond en grondwaterstroming (al dan niet als gevolg van onttrekking en infiltratie in de omgeving) de bodemkwaliteit beïnvloeden nadat de resultaten zijn bepaald. De bruikbaarheid van onderzoeksresultaten voor advisering hangt samen met de actualiteit van het onderzoek. In de meeste gevallen worden de resultaten van een bodemonderzoek of eindcontrole na sanering door het bevoegd gezag 5 jaar geldig geacht. Het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam acht zich niet aansprakelijk voor schade als gevolg van bovengenoemde oorzaken. Ook voor schade als gevolg van vandalisme en milieudelicten wordt geen aansprakelijkheid aanvaard.
Notitie Bezoekadres: Galvanistraat 15 Postadres: Postbus 6633
Ingenieursbureau
3002 AP Rotterdam Website: www.rotterdam.nl Van: ing. J. Kruijssen Telefoon: (010) 4896208 Fax: (010) 4894500 E-mail:
[email protected]
Aan
: Projectteam Herinrichting Landtong Rozenburg
Datum
: 28 oktober 2010
Betreft
: Herinrichtingsplannen CEMP (landtong Rozenburg) in relatie tot de voormalige stortplaats Vinkseweg.
Inleiding Onderhavige notitie is opgesteld in opdracht van het Projectteam Herinrichting Landtong Rozenburg. De afdeling MRO Bodem van het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam is verzocht te bepalen of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de voormalige stortplaats Vinkseweg belemmeringen oplevert voor de voorgenomen werkzaamheden en herinrichting van de locatie. Op het stort worden wandelpaden aangelegd en voorzieningen voor de paarden- en hondensport gerealiseerd. De locatie is tussen 1966 en 1976 in gebruik geweest waarbij huisvuil, bouw- en sloopafval en bedrijfsafval is gestort. Bodemkwaliteit stortplaats Onderstaand is de bodemkwaliteit ter plaatse van de voormalige stortplaats omschreven. De informatie is gebaseerd op de beschikking uit 2001 [lit. 1] en het voorgaand bodemonderzoek uit 2009 [lit. 2]. Op de stortplaats is in twee fasen een afdeklaag aangebracht. Een deel van de afdeklaag is afkomstig van de westelijke bouwput van de Botlektunnel. De laatste afdeklaag is aangebracht in 1984, waarvoor slib uit de Brittaniahaven zou zijn gebruikt. Het stort is afgedekt met een afdeklaag variërend in dikte van 1,5 m tot 4,5 m. De afdeklaag bevat (plaatselijk) ten hoogste licht verhoogde gehalten aan minerale olie en nikkel. De grond in de stort is sterk verontreinigd met minerale olie, zware metalen en organohalogeenverbindingen (verhoogde EOX-waarde). De grond onder het stort is ten hoogste licht verontreinigd. Het freatisch grondwater is binnen de grenzen van het stort licht tot sterk verontreinigd met zware metalen, minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen (VAK), fenolindex en vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOCl). Het freatisch grondwater bevindt zich binnen de stortheuvel op circa 10 m-mv. Buiten de stortheuvel (niveau Noordzeeweg) is dat circa 5 m-mv.
Blad: 2/4 Datum: 28 oktober 2010
Beschikking ernst en urgentie Op 6 juli 2001 is door de Provincie Zuid-Holland per beschikking [lit. 1] vastgesteld dat op de locatie “voormalige stortplaats Vinkseweg” sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan sanering urgent is op grond van het risico van verspreiding. Op 17 maart 2010 is door de Provincie Zuid-Holland het "Eindrapport Aanvullend bodemonderzoek Stortplaats Vinkseweg te Rozenburg" beoordeeld. Uit het rapport blijkt onder andere dat de omvang van de verontreiniging in het freatisch grondwater en in het ondiepe watervoerende pakket, tot NAP -12 m, niet groter wordt. Het risico van verspreiding betreft voornamelijk het eerste watervoerende pakket, beneden NAP -12 m. Op basis van de beschikbare informatie wordt in de beschikking geconcludeerd dat bij de gebruiksvorm recreatie (dagrecreatieve voorzieningen) geen sprake is van humane en/of ecologische risico’s. Status Voor de mobiele grondwaterverontreiniging is in opdracht van Coördinatie Milieutaken Rotterdam (CMR) een beheersplan opgesteld door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGWR) [lit. 3]. Geplande werkzaamheden en herinrichting De locatie wordt opnieuw ingericht waarbij het huidige gebruik, zijnde recreatie, gehandhaafd blijft (zie bijgevoegde overzichtstekening ontwerp met locatiegrens onderzoek). De geplande werkzaamheden in het kader van de herinrichting van de stortlocatie en de directe omgeving bestaan uit: 1. het rooien en aanbrengen van beplanting; 2. het graven van cunetten voor paden; 3. de aanleg van paardenweides (opbrengen schoon zand en inzaaien met gras); 4. realisatie nieuwe locatie hondenschool W.A.F. Op 30 juni 2010 heeft de afdeling RO (mevr. H.M.J. de Snoo en dhr. J.L. Poppelier) van het IGWR de voorgenomen plannen besproken met de DCMR Milieudienst Rijnmond (dhr. J. Nieuwenhuizen en dhr. H. Groenendijk). Daarbij zijn de plannen besproken in relatie tot de voormalige stortlocatie. Hierbij is het volgende besproken: - Voor de punten 1 t/m 3 wordt de leeflaag (deklaag van minimaal 1,5 m dikte) niet of nauwelijks aangetast. Er zijn geen graafwerkzaamheden voorzien beneden de grondwaterstand. De milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de voormalige stortplaats Vinkseweg levert derhalve geen belemmeringen op voor de voorgenomen werkzaamheden.
Blad: 3/4 Datum: 29 oktober 2010
-
Ten behoeve van de nieuwe locatie van de hondenschool (punt 4) in de hoek tussen de Boulevard en de Noordzeeweg zijn graafwerkzaamheden voorzien in de stortheuvel (zie bijgevoegde tekening dwarsdoorsneden 3 en 4). Het vrijkomende materiaal wordt wanneer mogelijk toegepast om het lager gelegen deel van de locatie op te hogen. Voor deze werkzaamheden en herinrichting is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
In het kader van deze werkzaamheden is op de toekomstige locatie van de hondenschool een verkennend bodemonderzoek op basis van de NEN 5740 uitgevoerd [lit. 4]. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de grond op de locatie niet verontreinigd is. Het grondwater is ten hoogste licht verontreinigd. Conclusie en aanbevelingen Uit bestudering van de beschikbare informatie met betrekking tot de bodemkwaliteit ter plaatse van de voormalige stortplaats Vinkseweg alsmede de resultaten van het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de toekomstige hondenschoollocatie volgt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan voor de beoogde herinrichting van de locatie. Ter plaatse van de stortheuvel is sprake van een afdeklaag variërend in dikte van 1,5 m tot 4,5 m. Daardoor is geen sprake van contactmogelijkheden met het stortmateriaal. De kwaliteit van de afdeklaag is geschikt voor het beoogde gebruik (paardenweides, wandelpaden, hondenschool). Er is op de locatie geen sprake van gezondheidsrisico’s voor mens en/of dier/ecosysteem. Bij de geplande werkzaamheden wordt de leeflaag niet aangetast waardoor er geen aanleiding is de conclusie uit 2001 met betrekking tot de geschiktheid van de locatie voor het gebruik recreatie te heroverwegen. Het grondwater op de stortlocatie is plaatselijk sterk verontreinigd. Bij het huidige en toekomstige gebruik, alsmede tijdens de geplande werkzaamheden is geen sprake van contactmogelijkheden met het sterk verontreinigde grondwater. Derhalve is hierbij geen sprake van humane en/of ecologische risico’s. Van alle graafwerkzaamheden binnen de onderzoekslocatie dient vooraf melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag.
Blad: 4/4 Datum: 28 oktober 2010
Bijlagen - Tekening ontwerp en hoogtelijnen: “Landtong_hoogtelijnen_23-06-2010”. - Tekening dwarsdoorsneden: “Landtong_profielen_04062010”. Literatuur en uitgangsdocumenten 1. Beschikking van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, locatiecode ZH 498/0001, kenmerk: 940001/201, d.d. 6 juli 2001 2. Eindrapport Aanvullend bodemonderzoek Stortplaats Vinkseweg te Rozenburg, Oranjewoud, projectnummer: 19929-163872, revisie 2, oktober 2009 3. Monitoring- en Beheersplan Voormalige stortplaats Vinkseweg te Rozenburg, Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam, projectnummer: 2010-0285, oktober 2010. 4. Verkennend bodemonderzoek, Toekomstig terrein W.A.F.-CEMP Landtong Rozenburg, IGWR, 28 oktober 2010, dossier: 2010-0421.
Regels
143
144
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Plan
Het bestemmingsplan Hondenschool W.A.F., Rozenburg van de gemeente Rotterdam. 1.2
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2041Hondenschool-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6
Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.
1.7
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.8
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.10
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
145
1.11
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12
Bouwgrens
De grens van een Bouwvlak.
1.13
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14
Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.15
Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.16
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18
Bruto vloeroppervlak (bvo)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het bvo gerekend.
1.19
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
146
1.20
Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (te weten: verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw.
1.21
Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.22
Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.23
NAP
Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
1.24
Peil (straat-)
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.25
Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken en dergelijke.
1.26
Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers en dergelijke) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.
1.27
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
147
1.28
Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
148
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het Peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen conctructiedeel.
2.2
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
2.4
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
149
150
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Recreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een hondenschool; b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen, water en wegen. 3.2
voorzieningen,
zoals
groen,
parkeervoorzieningen,
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1
Gebouwen
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' opgenomen oppervlakte. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 5 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b voor het oprichting van lichtmasten met een maximumhoogte van 16 m, met dien verstande dat het scheepvaartverkeer hierdoor niet gehinderd wordt.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van de gronden, geldt dat Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.
151
Artikel 4 4.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie -1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Rapport archeologisch deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 4.3.1.
4.2.2
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1
Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna onder 4.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan.
4.3.2 a. b. c. d. e. f.
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
152
4.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
4.3.4
Vergunning
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.3.5
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
153
Artikel 5 5.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Verbod
Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.
5.2.2
Uitzondering op verbod
Het bouwverbod bedoeld in 5.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Waterstaat - Waterkering" en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
5.2.3
Toegestane bouwwerken
Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden en beschoeiingen.
5.3
Afwijking van de bouwregels
5.3.1
Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.
5.3.2
Afwijking
Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.
154
Hoofdstuk 3 Artikel 6
ALGEMENE REGELS
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
155
Artikel 7 7.1
Algemene bouwregels
Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.
156
Artikel 8 8.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak.
8.2
Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie en dergelijke, mits de overschrijding van de maximumbouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
157
Artikel 9
Geluidsgevoelige functies
Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder) voorzover gelegen binnen een geluidszone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
158
Hoofdstuk 4 Artikel 10 10.1
OVERGANGS- EN SLOTREGEL
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Aanwezige bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. 10.1.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van lid 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1.1 met maximaal 10%.
10.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2
Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Bestaand gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik Lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
159
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Hondenschool W.A.F., Rozenburg", gemeente Rotterdam.
160
Eindnoten
1. Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar. 2. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
161