Gedeputeerde Staten Directie Leefomgeving en Bestuur Afdeling Financieel Toezicht en Archiefinspectie Contact mw. D.C. Segers
J 070 - 441 67 24
HOLLAND
[email protected] Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP DenHaag T070-4416611 www.zuid-holland.nl
, /,H !/.!• u'
De raden van de in Zuid-Holland gelegen gemeenten
3 1 MRT 2 Ons kenmerk PZH-2009-249890A Uw kenmerk Bijlagen 1
Onderwerp
Mj^. cj
Aanbiedingsbrief begrotingscirculaire 2010-2013 Geacht bestuur, Door twee achtereenvolgende kwartalen met een negatieve economische groei is Nederiand formeel vanaf februari in een recessie beland. Deze recessie zal ook consequenties hebben voor de gemeentelijke inkomsten en uitgaven. De consequenties zullen te merken zijn in de inkomsten uit het gemeentefonds, specifieke uitkeringen en eigen inkomsten en uitgaven. Voorbeelden van de eigen inkomsten en uitgaven zijn op termijn hogere bijstandsuitgaven door de oplopende werkloosheid, minder inkomsten uit bouwleges door verminderde bouwactiviteiten, minder dividendinkomsten en lagere opbrengsten gebruikersheffing van niet-woningen door leegstand, enzovoorts. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft u inmiddels via tweetal ledenbrieven op de hoogte gesteld van de mogelijke financiele consequenties en wat gemeenten hieraan kunnen doen. Het is u wellicht niet ontgaan dat een discussie is ontstaan over het tijdelijk toestaan van begrotingstekorten. De VNG benadrukt dat het hun gaat om maatregelen op de korte termijn die incidentele effecten op de financiele huishouding hebben, waarbij het belang blijft dat gemeenten in meerjarig perspectief een sluitende begroting houden. Dit betekent dat ook de VNG de goedkeuringscriteria zoals vastgelegd in ons Beleidskader Financieel Toezicht onderschrijft.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596AW DenHaag Tram 9 en bussen 18, 22,65 stopper! dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tlen minuten lopen. De parkeemiimte voor auto's is beperkt. MD
Begin maart is, na overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de provincies, afgesproken dat bij de beoordeling van de begroting uitgegaan zal worden van de bestaande wet- en regelgeving. In artikel 203, lid 1, van de Gemeentewet is bepaald dat de begroting 2010 naar ons oordeel in evenwicht dient te zijn of als dat niet het geval is de meerjarenraming aannemelijk dient te maken dat dit evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht. Wanneer het evenwicht naar ons oordeel niet tot stand zal worden gebracht behoeven de begroting evenals de daarop betrekking hebbende begrotingswijzigingen de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Ons kenmerk PZH-2009-249890A
Dit impliceert tevens dat als medeoverheden lasten naar voren gaan halen, bijvoorbeeld door activiteiten/investeringen die toch al op de rol staan in een eerder begrotingsjaar uit te gaan voeren, het voornamelijk gaat om een verschuiving van lasten tussen jaren. Verwacht mag worden dat ook dan over een meerjarige periods bezien in casu de meerjarenbegroting behorende bij de begroting 2010 het duurzaam financieel evenwicht niet in gevaar komt. Omdat medeoverheden voor grote activiteiten/investeringen veelal ook al een bestemmingsreserve hebben gevormd zullen de extra (incidentele) lasten van het naar voren halen (deels) kunnen worden gedekt door onttrekkingen aan opgebouwde reserves en voor dat deel dus ook niet negatief doorwerken in het geraamde resultaat na bestemming in de begroting. Daarbij doen wij een appel op uw verantwoordelijkheid voor de financiele positie om bij een eventuele aanspraak op de (algemene) reserves ook de gevolgen voor het weerstandsvermogen te betrekken. Verder is de grondexploitatie een belangrijk onderwerp in het geheel. De gemeenten lopen de nodige risico's binnen de grondexploitatie. Van belang is dat tijdig inzicht wordt gegeven in de regie verwachtingen van de grondexploitatie en dat op tijd maatregelen worden genomen om verliezen te voorkomen of deze in ieder geval te beperken. Wat de actieve grondexploitatie betreft, gaan wij ervan uit dat er als gevolg van het vervroegen van activiteiten/investeringen en het daarbij inzetten van grondexploitatiereserves als eenmalig dekkingsmiddel geen tekorten in de grondexploitatie zullen ontstaan. Wij bieden u hierbij onze jaarlijkse begrotingscirculaire aan. In deze circulaire stellen wij u op de hoogte van de begrotingscriteria en beleidsuitgangspunten om in aanmerking te komen voor het repressief toezicht. Verder wordt informatie gegeven over verdere voorkomende ontwikkelingen. Wij verzoeken u met het vorenstaande en de inhoud van deze circulaire rekening te houden bij de opstelling van de begroting 2010 en de meerjarenraming 2011-2013. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd.
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen, Ph. Huisman hoofd afdeling Financieel Toezicht en Archiefinspectie Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat ergeen fysieke handtekening in de brief.
Bijlagen:
- Begrotingscirculaire 2010-2013 - Brief aan de gemeenschappelijke regelingen, kenmerk PZH-2009-249890B Afschrift aan:
- Burgemeester en Wethouders
2/2
Begrotingscirculaire 2010 - 2013
Provincie Zuid-Holland
maart 2009
In deze begrotingscirculaire widen wij u, in verband met de begroting 2010 en de meerjarenraming 2011-2013, informeren over een aantal onderwerpen met betrekking tot het financiele toezicht. Daamaast hebben zich op het terrain van het financiele toezicht op de gemeenten en de gemeenschappelijke regelingen ontwikkelingen voorgedaan die van belang zijn voor het opstellen van de gemeentelijke (meerjaren)begroting 2010-2013. Criteria voor de bepaling van het toezichtregime Uitgangspunt bij onze besluitvorming omtrent de begroting zijn de kaders en criteria genoemd in de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), ons Beleidskader Financieel Toezicht van februari 2004 en deze begrotingscirculaire. De uitgangspunten om voor het begrotingsjaar 2010 voor het repressief toezicht in aanmerking te komen zijn: 1. De begroting 2010 dient naar ons oordeel in evenwicht te zijn of als dat niet het geval is dient de meerjarenraming aannemelijk te maken dat dit evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht; 2. De jaarrekening 2008 dient in evenwicht te zijn. Indien de jaarrekening niet in evenwicht is, kan dat, afhankelijk van de aard van het tekort, van invloed zijn bij de bepaling van het toezichtregime. Wij verwijzen u in dit verband naar paragraaf 4.2 van ons beleidskader; 3. De vastgestelde jaarrekening 2008 en de vastgestelde begroting 2010 dienen tijdig, respectievelijk v66r 15 juli en 15 november 2009, te zijn ingezonden. Met het hiervoor genoemde evenwicht wordt 'materieel evenwicht1 bedoeld. Dit houdt in dat structurele lasten dienen te worden gedekt door structured baten. Stelposten/taakstellingen In aanvulling op ons beleidskader maken wij u erop attent dat wij alleen met stelposten en taakstellingen akkoord gaan indien ze bij de vaststelling van de begroting ook daadwerkelijk op programmaniveau concreet ingevuld zijn. Ditzelfde geldt voor de meerjarenraming. Indien dit niet het geval is dan laten wij deze posten, bij de beoordeling van het materieel evenwicht, buiten beschouwing. Dit zou kunnen leiden tot het instellen van preventief toezicht. Algemene uitkering uit het gemeentefonds Bij de beoordeling of sprake is van een materieel sluitende begroting wordt, voor wat betreft de algemene uitkering uit het gemeentefonds, uitgegaan van de mei/junicirculaire gemeentefonds.
Verzocht wordt de meerjarige berekeningen 2010 tot en met 2013 van de algemene uitkering uit het gemeentefonds op basis van deze circulaire (inclusief gehanteerde eenheden en bedragen per eenheid), voor zover niet in de (bijlagen van de) begroting opgenomen, ter informatie aan ons toe te zenden. Verder willen wij nog benadrukken dat wij uitgaan van de 'harde1 uitkeringsfactoren in de mei/junicirculaire en geen rekening houden met eigen prognoses met betrekking tot de ontwikkeling van het accres etcetera. Behoedzaamheidreserve In de meicirculaire gemeentefonds 2008 is melding gemaakt van het feit dat de voorgenomen halvering van de behoedzaamheidreserve geen doorgang heeft kunnen vinden, aangezien de halvering niet budgettair neutraal bleek door te voeren. In de septembercirculaire gemeentefonds 2008 wordt vermeld dat tijdens het Bestuurlijk Overleg van September 2008 is afgesproken om zowel in het voorjaar als in het najaar te bekijken in hoeverre er sprake is van budgettaire ruimte. Indien er zich op enig moment budgettaire ruimte voordoet, kan alsnog (na overleg) besloten worden deze ruimte in te zetten om het eenmalige kaseffect van de halvering te dekken. Daarnaast zal de werking van de behoedzaamheidreserve en de eventuele halvering meegenomen worden in de komende evaluatie van de normeringsystematiek Gemeente- en Provinciefonds. In afwachting van nadere ontwikkelingen op dit punt hanteren wij voorlopig onze bestaande beleidslijn, inhoudende dat als u mocht besluiten in de begroting rekening te houden met het tot uitkering komen van (een deel van) de behoedzaamheidreserve, wij bij de beoordeling van de financiele positie van uw gemeente maximaal 50% van de totale behoedzaamheidreserve als structureel dekkingsmiddel zullen accepteren. Overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten in de financiele begroting Het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten als bedoeld in artikel 19, letter c van het BBV ontbreekt nog steeds bij een aantal gemeenten. Dit overzicht is een verplicht onderdeel van de toelichting op de baten en lasten geraamd in de programmabegroting. Wij verzoeken u daarbij dit overzicht meerjarig op te stellen. Het is een onmisbaar document voor het verkrijgen van een juist beeld, zowel voor de raad als voor de toezichthouder, van de materiele sluitendheid van de (meerjaren)begroting en daarmee van de financiele positie van een gemeente. Voor zover van toepassing, wordt aandacht gevraagd voor het samenstellen van dit overzicht. Inhoud meerjarenbegroting Geconstateerd is dat nog niet alle gemeenten adequaat invulling geven aan de meerjarenraming. Met verwijzing naar het BBV dient in het meerjarenperspectief inzicht te worden gegeven in de relevante budgettaire ontwikkelingen zoals: a. een meerjareninvesteringsprogramma, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen vervangings- en uitbreidingsinvesteringen (en ook onderscheid tussen investeringen met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut); b. het budgettaire effect voor de jaarlijkse exploitatiebegroting veroorzaakt door het beschikken over algemene en/of bestemmingsreserves en voorzieningen; c. de effecten van nieuw beleid opgedragen door middel van nieuwe wet- en regelgeving (medebewindstaken) en eigen gemeentelijk nieuw beleid (autonoom beleid); In maart 2010 zullen de gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. In de loop van 2010 zullen nieuwe college- en raadsprogramma's worden vastgesteld met als mogelijke consequentie aanpassingen en/of accentverschuivingen in het gemeentelijk beleid leidend tot aanpassing van budgetten. Voor zover de meerjarenraming 2010-2013 qua raming van nieuw beleid "beleidsarm" zal zijn in afwachting van het nieuwe college-/raadsprogramma 2010-2013, geven wij u in
overweging stelposten voor nieuw college-/raadsbeleid in de meerjarenraming 2011-2013 op te nemen, in lijn met de voor uw gemeente gebruikelijke budgetten van de afgelopen jaren. Overiae ontwikkelinqen Reactie op de ledenbrieven van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Als gevolg van de kredietcrisis ultimo 2008 tekent zich een economische recessie af met toenemende financiele effecten ook voor de gemeenten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in de ledenbrieven van 17 december 2008 en 27 januari 2009 de gemeentebesturen geYnformeerd over de gevolgen hiervan voor de gemeentelijke uitgaven en inkomsten. De VNG-ledenbrief van 17 december 2008 stond nog in het teken van het inventariseren van de mogelijke consequenties van de recessie. In de ledenbrief van 27 januari 2009 staat de vraag centraal wat de gemeenten kunnen doen om de gevolgen van de economische recessie minder ernstig te laten zijn. De brief bevat een opsomming van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten, afhankelijk van de eigen financiele positie. De in kaart gebrachte maatregelen zijn gericht op de korte termijn met incidentele effecten op de financiele huishouding. In de brief wordt de provinciale toezichthouders gevraagd toe te staan dat gemeenten tijdelijk voor een bepaald aantal jaren een begrotingstekort mogen hebben. De VNG benadrukt dat het van belang blijft dat gemeenten in meerjarig perspectief een sluitende begroting houden. Dit betekent dat ook de VNG de goedkeuringscriteria zoals vastgelegd in ons Beleidskader Financieel Toezicht onderschrijft. Kortweg: de begroting moet naar ons oordeel in evenwicht zijn en indien dit niet het geval is, moet aannemelijk zijn dat dit evenwicht de volgende jaren en uiterlijk in de laatste jaarschijf van de bijbehorende meerjarenbegroting tot stand komt. Dit impliceert tevens dat als medeoverheden lasten naar voren gaan halen, bijvoorbeeld door activiteiten/investeringen die toch al op de rot staan in een eerder begrotingsjaar uit te gaan voeren, het voornamelijk gaat om een verschuiving van lasten tussen jaren. Verwacht mag worden dat ook dan over een meerjarige periode bezien in casu de meerjarenraming behorende bij de begroting 2010 het duurzaam financieel evenwicht niet in gevaar komt. Omdat medeoverheden voor grote activiteiten/investeringen veelal ook een bestemmingsreserve hebben gevormd zullen de extra (incidentele) lasten van het naar voren halen (deels) kunnen worden gedekt door onttrekkingen aan opgebouwde reserves en voor dat deel dus ook niet negatief doorwerken in het geraamde resultaat na bestemming in de begroting. Daarbij doen wij een appel op uw verantwoordelijkheid voor de financiele positie om bij een eventuele aanspraak op de (algemene) reserves ook de gevolgen voor het weerstandsvermogen te betrekken. Ook voor wat de actieve grondexploitatie betreft gaan we ervan uit dat als gevolg van het vervroegen van activiteiten/investeringen en het daarbij inzetten van grondexploitatiereserves als eenmalig dekkingsmiddel geen tekorten in de grondexploitaties zullen ontstaan. Financieel toezicht gemeenten nieuwe stijl In december 2008 hebben wij besloten om het financieel toezicht op de gemeenten te moderniseren waarbij de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de eigen gemeentefinancien zwaarder gaan wegen. Aanleiding hiertoe is het provinciaal programma Provincie Nieuwe Stijl (PNS) dat in april 2008 door Provinciale Staten is vastgesteld. Tot op heden heeft financieel toezicht haar taak gebaseerd op het onderzoek van de begroting en meerjarenraming. De nieuwe werkwijze zal meer plaatsvinden op basis van een dynamische risicoanalyse. De toezichthouder vormt gedurende het
hele jaar een oordeel over de ontwikkeling van de financiele positie van de gemeenten. Wanneer de financiele positie en de ontwikkeling van de gemeente goed is, zal de provincie langzaam aan meer terugtreden met betrekking tot het financieel toezicht en hiermee de verantwoordelijkheid voor de eigen gerneentefinancien bij de gemeenten verhogen. Maar dit kan zich natuurlijk ook vice versa ontwikkelen. De gemeenten met een goede financiele positie zullen, in verband met onze eindverantwoordelijkheid, nog wel altijd op afstand worden gevolgd. De nieuwe werkwijze wordt op dit moment verder uitgewerkt en zal de komende periode gezien moeten worden als een pilotperiode. Onderzoeksthema Duurzaam financieel evenwicht Naast de uitwerking van de nieuwe werkwijze zal binnenkort het 'Beleidskader financieel toezicht op gemeenten en gemeenschappelijke regelingen' van februari 2004 worden vervangen door het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtskader 'zichtbaar toezicht' (GTK). Begin 2008 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK) vastgesteld. Met het GTK wordt invulling gegeven aan het begrip duurzaam financieel evenwicht. In 2005 is tussen de Minister van BZK en de Gedeputeerden verantwoordelijk voor financieel toezicht afgesproken dat tot 2010 door de financieel toezichthouders getoetst zal worden op duurzaam financieel evenwicht, zonder dat er sancties worden toegepast die voorzien waren in voorstellen voor wijziging van de Gemeente- en Provinciewet. Het thans nog geldende begrip structureel (materieel) begrotingsevenwicht wordt in deze wetsvoorstellen vervangen door het begrip duurzaam financieel evenwicht. In 2010 wordt beslist of deze wetsvoorstellen alsnog worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dit toezichtskader is met ingang van de begrotingscyclus 2009 van kracht geworden. Voor de toezichtbeslissing 2010 is de vigerende Gemeentewet nog bepalend ofwel, als een gemeente voldoet aan de tekst verwoord in artikel 203, lid 1 Gemeentewet, is repressief toezicht van toepassing. Toepassing van het GTK heeft tot gevolg dat een gemeentelijke (meerjarenbegroting) aan een aantal eisen dient te voldoen om in aanmerking te komen voor het repressieve toezicht. De beoordeling van de toezichthouder zal zich in dit kader vooral richten op: realistische raming van de baten en lasten in de (meerjaren)begroting (o.a. samenhang tussen benodigde budgetten berekend in de beheerplannen onderhoud kapitaalgoederen en de beschikbare budgetten; achterstallig onderhoud en consistentie tussen raming algemene uitkering uit het gemeentefonds en de geraamde bedragen i.v.m. loon-en prijsstijgingen); beschikkingen over algemene - en bestemmingsreserves als structureel dekkingsmiddel voor de jaarlijkse begroting; een materieel sluitende begroting of een materieel sluitende meerjarenraming. Om tot een goede interpretatie en implementatie van het begrip duurzaam financieel evenwicht te komen, hebben de provinciale toezichthouders afgesproken het begrip "duurzaam financieel evenwicht" met ingang van 2008 als onderzoeksthema te hanteren. Doel van dit onderzoek is tot een uniforme toepassing van dit toezichtcriterium te komen. Het onderzoeksthema "duurzaam financieel evenwicht" wordt in 2010 herhaald. De ervaringen met de toetsing op duurzaam financieel evenwicht worden betrokken bij de beslissing over de voorgenoemde wetsvoorstelien. Grondexploitatie en economische crisis In de meeste gemeenten worden binnen de grondexploitatie relatief grote bedragen omgezet. In de afgelopen periode was de economische situatie gunstig en de vraag naar bouwgrond ruim. De
bouwgrondexploitatie betekende voor veel gemeenten een belangrijke bron van inkomsten, waarmee extra voorzieningen konden worden gerealiseerd. De economische crisis heeft het marktperspectief gewijzigd. De vraag naar bouwgrond lijkt te stagneren. Het uitvoeren van bestaande en uitgewerkte plannen kan daardoor een negatiever resultaat opleveren dan gecalculeerd. Daarbij komt dat de in een aantal gebieden te verwachten bevolkingskrimp(zie hierna) het ontwikkelen van nieuwe bouwterreinen daar minder noodzakelijk maakt. Het gevolg van een en ander is dat het grondexploitatieresultaat voor veel gemeenten in negatieve zin zal wijzigen. Hoewel het belang van voldoende aanbod van bouwgrond wordt onderkend, dienen ook de gevolgen voor de financiele positie in de besluitvorming over ruimtelijke- en volkshuisvestingsplannen te worden betrokken. In dit verband is het van groot belang dat de uitgangspunten van de grondexploitatie zijn gebaseerd op reele verwachtingen en dat op tijd maatregelen worden genomen om verliezen te voorkomen of deze in ieder geval te beperken. Inzicht in de reele beschikbare capaciteit en de behoefte aan bouwgrond voor de diverse categorieen woningen en bedrijven is hiervoor een vereiste. Tijdens het beoordelen van de financiele positie voor de jaren 2010 en volgende zullen wij dan ook aan het risico van de grondexploitatie bijzondere aandacht besteden. Bevolkingskrimp Verwacht wordt dat een aantal gemeenten in de komende periode te maken krijgt met een afname van het aantal inwoners. Dit heeft gevolgen voor onder meer de omvang van het voorzieningenniveau of de kosten daarvan en de hoogte van de gemeentefondsuitkering. De Raad voor de financiele verhoudingen heeft in maart 2008 een rapport over de afname van de bevolking uitgebracht. Hierin wordt ook aan het toezicht op de gemeentefinancien een rol toebedeeld. Als financieel toezichthouder zien wij toe op het duurzaam financiele evenwicht van de begroting van gemeenten. In dat verband is het van groot belang dat de gemeenteraad voldoende zicht heeft op de financiele risico's. Dit is een absolute voorwaarde voor het op tijd nemen van maatregelen, nodig voor het tot stand brengen of het handhaven van het structured financiele evenwicht. Voor een juist inzicht is het vervolgens van belang dat de begroting is gebaseerd op reele uitgangspunten. Dit geldt in het bijzonder voor de inschatting van de aantallen inwoners en woonruimten. Deze aantallen zijn de basis voor een groot aantal berekeningen in de begroting. Zowel de baten als de lasten dienen te worden afgestemd op de geraamde aantallen inwoners en woonruimten. Afname van deze aantallen heeft een vermindering van de gemeentefondsuitkering tot gevolg die moet worden opgevangen door verlaging van de lasten of verhoging van andere baten. Bij ons oordeel over de financiele positie op basis van de begroting 2010-2013 zullen wij aan dit aspect bijzondere aandacht besteden. De realiteit van de in de begroting opgenomen aantallen inwoners en woningen en de financiele vertaling daarvan zullen wij in de te verwachten discussie over de gevolgen van de bevolkingskrimp actief inbrengen. Wet gemeentelijke watertaken Per 1 januari 2008 is de wetgeving voor de aanpak van grondwaterproblemen in bebouwd gebied flink gewijzigd. Kern ervan is dat perceelseigenaren het hemelwater zoveel mogelijk zelf moeten verwerken. De gemeenten bepalen in welke situaties dit mogelijk is. In de overige gevallen is de gemeentelijke zorgplicht voor stedelijk afvalwater, hemelwater en structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand van toepassing. Ook wordt de gemeente het aanspreekpunt voor de burger met grondwaterproblemen. De nieuwe wetgeving regelt de verbreding van het gemeentelijke rioolrecht tot een bestemmingsheffing. Om deze zorgplicht te bekostigen creeert deze wet een nieuw
belastingbevoegdheid. Vanaf 1 januari 2010 moeten de gemeenten zijn overgeschakeld op deze nieuwe belasting en kunnen alleen op basis van de nieuwe heffing kosten worden verhaald. Gemeenten kunnen de kosten voor inzameling van huishoudelijk afvalwater apart bij de burger in rekening brengen. Dit betekent dat ten opzichte van de huidige situatie twee afzonderlijke belastingen kunnen worden geheven: een ten behoeve van de kosten van afvoer van afvalwater en een ten behoeve van de kosten van afvoer van overtollig hemelwater en grondwater. Dit is niet verplicht. Verder neemt in de nieuwe wetgeving het gemeentelijke rioleringsplan een prominente plaats in. Het gemeentelijk beleid moet in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan komen te staan. Het plan dient uiterlijk 2013 te voldoen aan de nieuwe eisen. Voor zover nodig vragen wij aandacht voor het vorenstaande en adviseren u deze ontwikkelingen en uw beleidsuitgangspunten in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen op te nemen. Bankreglement Gemeenschappelijke en gemeentelijke kredietbanken Sinds 1 januari 2007 zijn de financiele verhoudingen in Nederland gewijzigd. Vanaf die datum is de Wet op het financieel toezicht (Wft) van kracht. Deze beoogt de verantwoordelijkheden van de financiele dienstverlener te verbeteren. Dat geldt voor alle kredietverstrekkers in Nederland en dus ook voor de Gemeentelijke Kredietbanken. De wet schrijft in artikel 4:37 voor dat het bankreglement vastgesteld dient te worden door het college van burgemeester en wethouders, of indien de gemeentelijke kredietbank is ingesteld door middel van het treffen van een gemeenschappelijke regeling, door de betrokken gemeenteraden van de aan de regeling deelnemende gemeenten. Voor zover nog niet bekend informeren wij u dat het reglement dient te worden onderworpen aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Verder wijzen wij erop dat voor de gemeenschappelijke regelingen de Wet Fido van toepassing is. Wijziging wet Fido U bent door het ministerie van BZK op 4 maart 2008 gemformeerd over de wijzigingsvoorstellen in de wet Fido. Deze wet is per 1 januari 2009 van kracht geworden. Als nadere uitwerking hiervan zijn twee regelingen aangepast te weten: 1. de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en 2. de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden. 1. Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). Gelet op onrust op de financiele markten zijn de regels in de Ruddo aangescherpt om nieuwe transacties van decentrale overheden in uitzettingen en derivaten beter bestand te maken tegen de risico's in tijden van onrust op de financiele markten. De wijzigingen zijn bedoeld om risico's die decentrale overheden (open bij uitzettingen en derivaten te beperken. 2. Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden De verplichting om de kwartaalopgave van de liquiditeitspositie toe te sturen aan de toezichthouder is komen te vervallen. De kwartaalrapportages blijven echter van belang voor het signaleren van overschrijdingen. Artikel 4, lid 2 van de Wet fido schrijft voor dat indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, het daarvan de toezichthouder op de hoogte stelt. Tevens legt men een kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Het is voor ons van belang dat de informatie over de kasgeldlimiet (kwartaalrapportages), zoals voorgeschreven staat, wordt opgenomen in de financieringsparagraaf bij de begroting en jaarrekening.
Ook is de berekening van de renterisiconorm vereenvoudigd. De nieuwe renterisiconorm houdt in, dat de leningen waarvoor in dat jaar het rentepercentage wordt herzien niet meer mogen bedragen dan 20% (30% voor waterschappen) van het begrotingstotaal. Het begrotingstotaal komt daarbij in de plaats van de totale vaste schuld. Voor nadere informatie over het vorenstaande mogen wij u verwijzen naar de toelichting op de twee regelingen. Financieel toezicht in geval van gemeentelijke herindeling. In de loop van dit jaar zal een Handreiking Algemene Regels Herindeling (ARHI) worden vastgesteld. Deze Handreiking is een nadere uitwerking van het bijzonder financieel toezicht geregeld in hoofdstuk 11( Toezicht vanwege herindeling) van het GTK. De verwachting is dat ons college deze Handreiking in de loop van dit jaar zal vaststellen. Digitate aanlevering van begroting en jaarrekening c.a. De provincie is overgegaan op het digitaliseren van ingekomen post. Om de verwerking van de stukken goed te laten verlopen verzoeken wij u de begrotings- en jaarrekeningstukken met bijbehorende stukken niet alleen fysiek. maar ook digitaal aan te laten leveren. De fysieke evenals de digitate begroting en jaarrekening dienen qua vorm en inhoud aan de wettelijke eisen te voldoen. Bij de digitale begroting en jaarrekening dient verder nog rekening gehouden te worden met het volgende: De informatie dient op eenvoudige wijze te kunnen worden ontsloten; onze voorkeur gaat er daarom naar uit dat gebruik wordt gemaakt van het voor het beschikbaar stellen van informatie veelgebruikte Acrobat-format (pdf-formaat). Om de informatie toegankelijk te maken is het van belang dat het bestand is voorzien van een uitgebreide index met de mogelijkheid te 'linken' naar de betreffende informatie (programma, paragraaf, bijlage, enzovoort). Informatie die vanwege de omvang is verdeeld over meerdere schermen (te denken valt daarbij aan meerjarenramingen of bijlagen met meerdere kolommen die niet op een pagina passen) dient leesbaarte zijn; dit betekent bijvoorbeeld dat kolommen met omschrijvingen op elk scherm moeten worden herhaald. Ook is het mogelijk geworden de stukken in te zenden door middel van een e-formulier van financieel toezicht op onze website www.Zuid-Holland.nl. Wanneer u het onderwerp 'regie's', 'gemeenten' en vervolgens 'financieel toezicht' aanklikt, vindt u het webformulier 'financieel toezicht' om de stukken toe te sturen. Tot slot Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben gemformeerd.
Gedeputeerde Staten Directie Leefomgeving en Bestuur Afdeling Financieel Toezicht en Archiefinspectie Contact
mw. D.C. Segers
HOLLAND Het dagelijks bestuur van de in Zuid-Holland bestaande gemeenschappelijke regelingen
T 070 - 441 67 24
[email protected] Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509LP DenHaag T 070-441 66 11 www.zuid-holland. nl Datum
f.
a
3 1 MRT 2009
Ons kenmerk PZH-2009-249890B Uw kenmerk Bijlagen
Onderwerp
Begrotingscirculaire 2010-2013 Geacht bestuur, In deze begrotingscirculaire willen wij u, in verband met de begroting 2010 en de meerjarenraming 2011-2013, informeren over een aantal onderwerpen met betrekking tot het financiele toezicht. Daarnaast hebben zich op het terrain van het financiele toezicht op de gemeenten en de gemeenschappelijke regelingen ontwikkelingen voorgedaan die van belang zijn voor het opstellen van de gemeentelijke (meerjaren)begroting 2010-2013. Criteria voor de bepaling van het toezichtregime Uitgangspunt bij onze besluitvorming omtrent de begroting zijn de kaders en criteria genoemd in de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), ons Beleidskader Financieel Toezicht van februari 2004 en deze begrotingscirculaire. De uitgangspunten om voor het begrotingsjaar 2010 voor het repressief toezicht in aanmerking te komen zijn: 1.
De begroting 2010 dient naar ons oordeel in evenwicht te zijn of als dat niet het geval is, dient de meerjarenraming aannemelijk te maken dat dit evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht.
2.
De jaarrekening 2008 dient in evenwicht te zijn. Indien de jaarrekening niet in evenwicht is, kan dat, afhankelijk van de aard van het tekort, van invloed zijn bij de bepaling van het toezichtregime. Wij verwijzen u in dit verband naar paragraaf 4.2 van ons beleidskader. De vastgestelde jaarrekening 2008 en de vastgestelde begroting 2010 dienen tijdig, respectievelijk v66r 15 juli en 15 november 2009, te zijn ingezonden.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596AW DenHaag
Tram 9 en bus 65
3.
stoppen bij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
MD
Met het hiervoor genoemde evenwicht wordt 'materieel evenwicht1 bedoeld. Dit houdt in dat structurele lasten dienen te worden gedekt door structured baten.
Ons kenmerk PZH-2009-249890B
p
™ HOLLAND
Stelposten/taakstellingen In aanvufling op ons beleidskader maken wij u erop attent dat wij alleen met stelposten en taakstellingen akkoord gaan indien ze bij de vaststelling van de begroting ook daadwerkelijk op programmaniveau concreet ingevuld zijn. Ditzelfde geldt voor de meerjarenraming. Inzendtermijnonderwijsinstellingen Voor onderwijsinstellingen geldt een uitzondering wat betreft de inzendtermijn van de vastgestelde begroting 2009. Reden hiervoor is dat inzending van de begroting voor 15 juli in het algemeen niet mogelijk is als gevolg van de late vaststelling van de vergoedingen door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor deze groep regelingen wordt er wel nadrukkelijk op aangedrongen de begroting 2009 voor 15 november 2009 aan ons college toe te zenden. Overiqe ontwikkelingen Financieel toezicht gemeenten nieuwe stijl In december 2008 hebben wij besloten het financieel toezicht op de gemeenten te moderniseren waarbij de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de eigen gemeentefinancien en de gemeenschappelijke regelingen zwaarder gaan wegen. Aanleiding hiertoe is het provinciaal programma Provincie Nieuwe Stijl (PNS) dat in april 2008 door Provinciale Staten is vastgesteld. Tot op heden heeft Financieel Toezicht zijn taak gebaseerd op het onderzoek van de begroting en meerjarenraming. De nieuwe werkwijze zal meer plaatsvinden op basis van een dynamische risicoanalyse. De toezichthouder vormt gedurende het hele jaar een oordeel over de ontwikkeling van de financiele positie van de gemeenten. Wanneer de financiele positie en de ontwikkeling van de gemeente goed zijn, zal de provincie langzaamaan meer terugtreden met betrekking tot het financieel toezicht en hiermee de verantwoordelijkheid voor de eigen gemeentefinancien en de gemeenschappelijke regelingen bij de gemeenten verhogen. Maar dit kan zich natuurlijk ook vice versa ontwikkelen. De gemeenten met een goede financiele positie zullen, in verband met onze eindverantwoordelijkheid, nog wel altijd op afstand worden gevolgd. De nieuwe werkwijze wordt op dit moment verder uitgewerkt en zal de komende periode gezien moeten worden als een pilotperiode. Bankreglement Gemeenschappelijke en gemeentelijke kredietbanken Sinds 1 januari 2007 zijn de financiele verhoudingen in Nederland gewijzigd. Vanaf die datum is de Wet op het financieel toezicht van kracht. Deze beoogt de verantwoordelijkheden van de financiele dienstverlener te verbeteran. Dat geldt voor alle kredietverstrekkers in Nederland en dus ook voor de gemeentelijke kredietbanken. De wet schrijft in artikel 4:37 voor dat het bankreglement vastgesteld dient te worden door burgemeester en wethouders, of indien de gemeentelijke kredietbank is ingesteld door middel van het treffen van een gemeenschappelijke regeling, door de betrokken gemeenteraden van de aan de regeling deelnemende gemeenten. Voor zover nog niet bekend informeren wij u dat het reglement dient te worden onderworpen aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Verder wijzen wij erop dat voor de gemeenschappelijke regelingen de Wet fido van toepassing is.
2/4
Ons kenmerk PZH-2009-249890B
Wijziging Wet fido U bent door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 4 maart 2008 geTnformeerd over de wijzigingsvoorstellen in de Wet fido. Deze wet is per 1 januari 2009 van kracht geworden. Als nadere uitwerking hiervan zijn twee regelingen aangepast te weten: 1. de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo); 2. de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden. 1. Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden Gelet op de onrust op de financiele markten zijn de regels in de Ruddo aangescherpt om nieuwe transacties van decentrale overheden in uitzettingen en derivaten beter bestand te maken tegen de risico's in tijden van onrust op de financiele markten. De wijzigingen zijn bedoeld om risico's die decentrale overheden lopen bij uitzettingen en derivaten te beperken. 2. Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden De verplichting om de kwartaalopgave van de liquiditeitspositie toe te sturen naar de toezichthouder is komen te vervallen. De kwartaalrapportages blijven echter van belang voor het signaleren van overschrijdingen. Artikel 4, lid 2, van de Wet fido schrijft voor dat indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, het de toezichthouder daarvan op de hoogte stelt. Tevens legt men een kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Het is voor ons van belang dat de informatie over de kasgeldlimiet (kwartaalrapportages), zoals voorgeschreven staat, wordt opgenomen in de financieringsparagraaf bij de begroting en jaarrekening. Ook is de berekening van de renterisiconorm vereenvoudigd. De nieuwe renterisiconorm houdt in, dat de leningen waarvoor in dat jaar het rentepercentage wordt herzien niet meer mogen bedragen dan 20% (30% voorwaterschappen) van het begrotingstotaal. Het begrotingstotaal komt daarbij in de plaats van de totale vaste schuld. Voor nadere informatie over het vorenstaande mogen wij u verwijzen naar de toelichting op de twee regelingen. Inzending van besluiten Het is ons opgevallen dat er in de besluiten omtrent de vaststelling van de begroting en de jaarrekening van gemeenschappelijke regelingen vaak geen vaststellingsdatum wordt vermeld. Ook wordt niet aangegeven of dit besluit in een openbare vergadering van het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden. Wij vragen uw aandacht hiervoor. Verder verzoeken wij in het vaststellingsbesluit van het algemeen bestuur op te nemen dat het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur is aangeboden, onderscheidenlijk zes weken voordat zij door het gemeenschappelijk orgaan is vastgesteld, aan de raden van de deelnemende gemeenten zijn toegezonden.
3/4
Ons kenmerk PZH-2009-249890B
Digitate aanlevering van begroting en jaarrekening c.a. De provincie is overgegaan op het digitaliseren van ingekomen post. Om de verwerking van de stukken goed te laten verlopen verzoeken wij u de begrotings- en jaarstukken met bijbehorende stukken niet alleen fysiek. maar ook digitaal aan te laten leveren. De fysieke evenals de digitate begroting en jaarrekening dienen qua vorm en inhoud aan de wettelijke eisen te voldoen. Bij de digitale begroting en jaarrekening dient verder nog rekening gehouden te worden met het volgende: De informatie dient op eenvoudige wijze te kunnen worden ontsloten; onze voorkeur gaat er daarom naar uit dat gebruik wordt gemaakt van het voor het beschikbaar stellen van informatie veelgebruikte Acrobat-format (pdf-formaat). Om de informatie toegankelijk te maken is het van belang dat het bestand is voorzien van een uitgebreide index met de mogelijkheid te 'linken' naar de betreffende informatie (programma, paragraaf, bijlage, enzovoort). Informatie die vanwege de omvang is verdeeld over meerdere schermen (te denken valt daarbij aan meerjarenramingen of bijlagen met meerdere kolommen die niet op een pagina passen) dient leesbaar te zijn; dit betekent bijvoorbeeld dat kolommen met omschrijvingen op elk scherm moeten worden herhaald. Ook is het mogelijk geworden de stukken in te zenden door middel van een e-formulier van Financieel Toezicht op onze website www.Zuid-Holland.nl. Tot slot Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben geTnformeerd.
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen, Ph. Huisman hoofd afdeling Financieel Toezicht en Archiefinspectie Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief.
Afschrift aan:
De raden van de in Zuid-Holland gelegen gemeenten (ter informatie)
4/4