T H
MA
themahogeronderwijs.org
Studenten, alumni en werkgevers zijn enthousiast over de Associate degree. De opleiding voor zowel rechtstreeks doorstromende als voor werkende mbo’ers heeft onmiskenbaar potentie. Maar ondanks de inmiddels wettelijke
de r
De Associate degree op een nieuw kruispunt
w
Teleurstellend én opbeurend
ijs
verankering is het de afgelopen jaren niet gelukt om die potentie waar te maken. Toch zien de auteurs hoopvolle tekenen.
Mark Imandt, Emina van den Berg & José Mulder SEO Economisch Onderzoek & ecbo
‘D
H
og
er
on
e Associate degree (Ad) voorziet in een behoefte. “Ze vullen het gat tussen een mbo- en een vierjarige bacheloropleiding. De korte duur is aantrekkelijk voor werkenden en mbo’ers, net als de mogelijkheid verder te studeren in de bachelor. Een eventuele definitieve invoering geeft meer zekerheid. En daarmee een prikkel om te investeren in een verdere uitbouw van de Ad.” Deze tekst komt uit het eindrapport van de monitor dat in januari 2011 verscheen. Het beschreef de potentie van dit opleidingsniveau op basis van onderzoek naar de eerste vier pilotrondes van de Ad. Het rapport formuleerde een belofte: de Ad zal een flinke boost krijgen, als ze wettelijk wordt verankerd. De bekendheid zal groeien, bedrijven en studenten zullen de Ad weten te vinden en (als gevolg daarvan) zullen hogescholen er meer in gaan investeren.
Het rapport formuleerde een belofte: de Ad zal na wettelijke verankering een flinke boost krijgen
Het is nu voorjaar 2016. Op basis van recent vervolgonderzoek (Imandt et al., 2015) valt helaas de volgende conclusie te trekken: de Ad staat wederom op een kruispunt. Deze opleidingsvorm kan de komende jaren een vitale rol gaan spelen in het onderwijssysteem. Maar als de huidige ontwikkeling doorgaat, zullen we over vijf jaar opnieuw concluderen dat de Ad in theorie potentie heeft, maar in de praktijk een belofte blijft. De hoop is dat de (hoopvolle) initiatieven die nu in de startblokken staan, voldoende zijn om de tijd van kruispunten definitief achter ons te laten. Terugblik Ad-programma’s zijn ontwikkeld om een bijdrage te leveren aan het vergroten van het aandeel hogeropgeleiden in de Nederlandse beroepsbevolking. De Onderwijsraad becijferde in 2005 dat de arbeidsmarkt in 2022 circa 440.000 hogeropgeleiden tekort zou komen bij ongewijzigd beleid (De Graaf, 2009). Ad-programma’s werden (mede) gezien als een middel om dat tekort tegen te gaan. Ten eerste zouden mbo’ers die reeds actief waren op de arbeidsmarkt zich via de Ad kunnen laten ‘opscholen’. Ten tweede zou de Ad een rechtstreekse doorstroomroute kunnen vormen voor mbo’ers waarvoor de hbo-bachelor een te grote stap is. De Ad zou via die routes het aantal doorstromers moeten verhogen én tegelijkertijd het aantal uitvallers in de hbo-bachelor moeten verlagen. Ten slotte sloot Nederland met de Ad als nieuwe tussenkwalificatie (niveau 5) ook aan op het European Qualification Framework waarin dit niveau reeds voorkwam. 47
T H
M A
5-15
De groei in het aantal Ad’s is sinds 2011 gestagneerd (zie Figuur 1). Dat is niet verrassend, aangezien in 2013 en 2014 de beleidsregel nog niet van kracht was die het mogelijk maakte om nieuwe Ad’s te starten.
Heeft de wettelijke
is gegroeid?
Figuur 1 Groei aantal Ad-programma’s stagneert
de r
De overheid heeft eerst de mogelijkheid gegeven de Ad aan te bieden in vier pilotrondes, om af te tasten wat Ad-programma’s precies teweeg zouden brengen binnen het reeds beschikbare aanbod. In het studiejaar 2006-2007 gingen de eerste pilotopleidingen van start; het aanbod is tot aan 2010 steeds verder uitgebreid. Op basis van een monitor (De Graaf & Van den Berg, 2011) werd vastgesteld dat Ad-programma’s voorzien in een behoefte. De korte duur bleek aantrekkelijk voor werkenden en mbo’ers net als de mogelijkheid verder te studeren in de bachelor. De overstap naar de bachelor bleek meestal soepel te verlopen en weliswaar werkgevers bleken behoefte te hebben aan werknemers op Ad-niveau. Op 1 september 2013 werd de Ad wettelijk verankerd, mede op basis van de positieve uitkomsten van genoemde monitor. Reeds bestaande Ad-programma’s waren vanaf dat moment verlost van hun pilotstatus. Met de wettelijke verankering was evenwel registratie van nieuwe opleidingen nog niet mogelijk. Die beleidsregel die dat mogelijk maakte werd van kracht per juli 2014. Gelijktijdig met de wettelijke verankering werd de ambitie uitgesproken om de instroom in de Ad gefaseerd te vergroten van 4 procent van de totale bachelorinstroom in 2013 naar zo’n 15 procent in de toekomst. Om dit te verwezenlijken was een substantiële groei van het assortiment aan Ad-opleidingen noodzakelijk.
w
geleid dat het aanbod
ijs
verankering ertoe
Bron: CROHO (Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs) (bewerkingen ecbo)
og
er
on
Zorgwekkender is dat ook het aantal studenten de afgelopen jaren nauwelijks is gegroeid. Ad’s trekken in 2014 gezamenlijk amper meer eerstejaarsstudenten aan dan in 2011 (zie Figuur 2). Blijkbaar is het de bestaande Ad’s niet gelukt om door te groeien in instroomaantallen.
H
Nee, nee en nee
48
Hoe staat de Ad er nu voor? Heeft de wettelijke verankering ertoe geleid dat het aanbod is gegroeid, studentenaantallen zijn toegenomen en de afgestudeerde Ad’er een duidelijke plaats heeft op de arbeidsmarkt? Het antwoord is nee, nee en nee. Wat onverlet laat dat de potentie van de Ad ook de afgelopen jaren weer is bevestigd. Deze dubbele conclusie volgt uit het onderzoek dat het Expertisecentrum voor het Beroepsonderwijs (ecbo), het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en het Kohnstamm Instituut onder leiding van SEO Economisch Onderzoek hebben uitgevoerd (Imandt et al., 2015).
Figuur 2 Groei aantal eerstejaarsstudenten Ad stagneert Bron: DUO (1 cijfer HO: bestand met deelnames en resultaten van alle studenten in het hoger onderwijs; bewerkingen ecbo)
Ad-studenten maken de opleiding iets vaker af dan de studenten die (direct) aan een bacheloropleiding beginnen. Niettemin stoppen ook Ad’ers vaak voortijdig: gemiddeld vier op de tien studenten. Van deze vier switcht 37 procent naar een andere opleiding in het hoger onderwijs (voornamelijk naar een hbo-bacheloropleiding). Daarmee is de uitval van startende Ad-studenten uit het gehele hoger onderwijs ongeveer 20 tot 25 procent. Een student hoeft ook niet voor de Ad te kiezen met eurotekens in de ogen. Weliswaar verdienen Ad’ers meer dan mbo’ers en zelfs meer dan net afgestudeerde hbo-bachelors, weliswaar hebben ze vaker een baan en vaker een vast contract, maar dit hebben zij vooral te danken aan hun uitgangspositie. Veel Ad’ers starten hun opleiding vanuit een baan, zijn ouder en hebben meer ervaring waardoor ze een sterke arbeidsmarktpositie hebben. Gecorrigeerd voor deze kenmerken, lijkt een afgestudeerde Ad’er sterk op
T H
themahogeronderwijs.org
Zeer divers
w
ijs
Tot zover het teleurstellende verhaal. Tijd voor het opbeurende. De Ad heeft namelijk absoluut potentie en die maakt ze (soms) ook al waar. Om te beginnen is het beeld over de verschillende hogescholen en sectoren heen zeer divers. Zo groeit het aantal studenten aan de Rotterdam Academy vanaf de wettelijke verankering van de Ad sterk: in 2012 en 2013 is het aantal eerstejaars met respectievelijk 131 en 74 procent gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Meer dan 50 procent van de Ad’ers studeert aan een van de vijf grootste aanbieders: Avans, Rotterdam, Stenden, Utrecht en Fontys. Er zijn dus hogescholen die de Ad op grotere schaal hebben doorontwikkeld en succesvol zijn. Dat diverse beeld tekent zich ook af wat betreft opleidingsrichting. Van de bekostigde Ad’s valt 30 procent binnen het domein economie, 60 procent van het totaal aantal AD-studenten is een economiestudent. Ook binnen techniek, onderwijs en zorg zijn succesvolle opleidingen gestart. Ad’ers kiezen hun opleiding vanwege de redenen waarvoor de Ad bedoeld is. Een tweejarig programma dat leidt tot een diploma op hbo-niveau, waarna doorstroom naar een hbo-bachelor mogelijk is. Ze zien in de Ad de mogelijkheid om zich persoonlijk te ontwikkelen en door te groeien via een praktijkgerichte, eventueel met werk te combineren opleiding. Studenten zijn tevreden over de Ad die ze hebben gekozen. Ze geven de inhoud, docenten en begeleiding vergelijkbare tevredenheidscijfers als hbo-bachelorstudenten. Slechts zo’n 10 procent is ontevreden en 92 procent zou een Ad aanraden aan familie of vrienden. De hoge uitval is vooral te verklaren door externe factoren en niet door de opleiding zelf: studenten voor wie de combinatie van studie, werk en privé te zwaar blijkt, vallen uit. Hoewel Ad-alumni de opbrengsten van hun studie (vooralsnog) niet in harde euro’s krijgen uitbetaald, zijn zij en ook hun werkgevers wel enthousiast over de bijdrage van de opleiding aan hun loopbaan. Van de werkende alumni rapporteert 15 tot 30 procent meer verantwoordelijkheden te
de r
een mbo-4-gediplomeerde, zowel qua baanzoekduur, werkloosheid als salaris. Anders gezegd, het afronden van een Ad heeft tot nu toe nauwelijks toegevoegde waarde voor de arbeidsmarktpositie die de mbo-student al had voordat hij aan de Ad begon. Dat de (mogelijke) voordelen van een Ad zich (nog) niet vertalen in klinkende munt, lijkt vooral een gevolg van de beperkte bekendheid van de opleiding. Slechts 11 procent van de werkgevers kent de Ad en heeft er persoonlijke ervaring mee. Er is een grotere groep die er weleens van heeft gehoord of zegt het fenomeen te kennen, maar uit een steekproefsgewijs onderzoek bleek dat veel van deze werkgevers amper iets weten van de Ad. Sommigen plaatsen het diploma qua niveau zelfs boven dat van een hbo-bachelor, simpelweg omdat ze afgaan op de goed klinkende naam. Van de werkgevers erkent 42 procent ronduit nog nooit van de Ad te hebben gehoord. Tja, dan is het lastig om met een Ad-diploma op zak bij een werkgever aan te kloppen en uit te leggen wat je waard bent als werkzoekende.
MA
on
Private instellingen
H
og
er
Private instellingen hebben ongeveer 25 procent van het aantal Ad’s in huis. De afgelopen jaren kwam de groei in aantal opleidingen dan ook vooral bij de private instellingen vandaan. Helaas heeft het onderzoek plaatsgevonden in een periode waarin de private opleidingen nog in overleg zijn met het ministerie om aan te sluiten bij de centrale registratie van studenten (het Basis Register Onderwijs Nummer ofwel BRON). In de tussentijd bleek het niet reëel om voldoende gegevens over studenten aan private instellingen te verkrijgen. Dit artikel en het onderliggende onderzoek zijn daarom gebaseerd op gegevens van bekostigde instellingen. Wel hebben de private instellingen meegewerkt aan een korte enquête en aan een groepsgesprek over hun beeld van de Ad. Dat beeld komt grotendeels overeen met het beeld van bekostigde instellingen. Ook bij de private instellingen heeft ontwikkeling van de Ad de afgelopen jaren stilgestaan. Volgens de private instellingen heeft de Ad zeker toekomst, mits er voldoende ruimte is voor modulair aanbod (voor werkenden) en de opleiding een duidelijke, herkenbare en bekende plaats binnen het onderwijs krijgt.
De hoge uitval is vooral te verklaren door externe factoren, niet door de opleiding zelf
49
5-15
Tegelijkertijd kun je niet met droge ogen beweren dat de opleiding een klinkend succes is
er
Vaart maken
on
de r
hebben gekregen, een hogere functie of meer salaris. Meer dan twee derde van de werkende alumni vindt dat de Ad hen heeft verrijkt en in staat stelt de organisatie beter te begrijpen. Van de 81 werkgevers die persoonlijke ervaring hebben met de Ad zegt slechts 9 procent de Ad niet aan te raden aan collega-werkgevers. Rond 70 procent is tevreden over de mate waarin de opleiding aansluit bij de behoefte van het bedrijf en minder dan 5 procent is ontevreden. Er komt ook een steeds beter beeld van welke Ad’s succesvol zijn. Succesfactoren zijn vooral de mate waarin de opleiding praktijkgericht is, een duidelijke aansluiting biedt naar een functie in de praktijk, daartoe een brede basis biedt en een herkenbaar, eigen profiel heeft. De succesvolle Ad is niet het mislukte broertje van de hbo-bachelor, maar een zelfstandige opleiding met een duidelijke meerwaarde voor student en arbeidsmarkt.
sitionering van de Ad aan.1 De Ad dient niet langer een programma binnen de hbo-bacheloropleiding te zijn, maar krijgt een zelfstandige status. De Rotterdam Academy (RAC) van de Hogeschool Rotterdam werd als lichtend voorbeeld aangehaald. De minister schreef dat het goed zou zijn als de aanpak van de RAC ook elders gestalte krijgt – uiteraard met ruimte voor eigen inkleuring, afhankelijk van de lokale situatie. Zeven hogescholen namen deze handschoen op. In december 2015 overhandigden de collegevoorzitters van Avans Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Rotterdam, Saxion Hogeschool, Hogeschool Windesheim, Stenden Hogeschool en Zuyd Hogeschool de minister een position paper waarin ze stellen dat ze in samenwerking stevig inzetten op de Ad en conform het model van Rotterdam de opleiding collectief willen doorontwikkelen. Inmiddels hebben ook andere hogescholen laten weten bij dit initiatief te willen aansluiten. Het lijkt erop dat hogescholen daadwerkelijk het kopwerk gaan doen door over het gehele land RAC-constructies op te zetten. Maar de vlag kan nog niet uit. Ten eerste hebben nog niet alle hogescholen besloten of en hoe zij hun eigen RAC-constructie vorm gaan geven. In welke mate richten ze zich bijvoorbeeld op werkende mbo’ers die alsnog doorstuderen of juist op mbo’ers voor wie de directe stap naar de bachelor een te grote uitdaging is? De hogescholen werken nu business cases uit, waarin ze hun uitwerking van het RAC-model concretiseren. Ten tweede zijn er nog een aantal procesmatige obstakels. Om een Ad mogelijk te maken die zelfstandig is ten opzichte van de bachelor, dient de Wet op het hoger onderwijs te worden aangepast. De verwachting is dat dit pas in 2017 gebeurt. Daarnaast lopen hogescholen er tegenaan dat wanneer ze goedlopende Ad’s van een andere hogeschool willen overnemen, ze de volledige toets voor een nieuwe opleiding moeten doorlopen, bij de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie) en CDHO (Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs). Ook blijft het de vraag hoe je überhaupt van een nieuwe opleiding op een nieuw niveau de vraag op de arbeidsmarkt kunt aantonen. Ten derde blijft het een uitdaging voor een nieuw onderwijsniveau
ijs
M A
w
T H
H
og
Er zijn dus voldoende aanknopingspunten voor de Ad, maar tegelijk kun je niet met droge ogen beweren dat de opleiding een klinkend succes is. We zijn na tien jaar experimenteren aangekomen op het volgende kruispunt. De Ad kan succesvol zijn, maar dan moet er nu wel wat gebeuren. Centraal probleem lijkt te zijn dat alle betrokkenen op elkaar zitten te wachten. Hogescholen vragen werkgevers om een duidelijke vraag naar Ad’ers. Mbo-instellingen informeren hun studenten te weinig over de Ad, omdat het aanbod voor hen onduidelijk is of nog te weinig meerwaarde heeft ten opzichte van de hbo-bachelor. Studenten en werkgevers kennen de Ad amper. En het ministerie vindt (waarschijnlijk terecht) dat het initiatief voor nieuwe opleidingen en meer aandacht voor de Ad toch in eerste instantie vanuit het veld moet komen. De conclusie uit het onderzoek is dan ook dat de Ad op een kruispunt staat met een peloton aan fietsers, maar niemand die het kopwerk wil doen. De vraag is: gaat het toch gebeuren? Wie wil krom gebogen over zijn stuur tegen de wind een weg banen voor de Ad? Het lijkt erop dat er sinds het onderzoek is gepubliceerd voorzichtig vaart wordt gemaakt. In de zomer van 2015 kondigde de minister een herpo-
50
De Ad staat met een peloton aan fietsers op een kruispunt, maar niemand wil het kopwerk doen
de r
Mark Imandt is senior onderzoeker onderwijs bij SEO Economisch Onderzoek te Amsterdam en projectleider van de monitor Associate degree Emina van den Berg is onderzoeker bij SEO Economisch Onderzoek José Mulder is senior onderzoeker bij het Expertisecentrum voor het Beroepsonderwijs (ecbo) te Den Bosch
themahogeronderwijs.org
w
om tegelijk aanbod te ontwikkelen, studenten te werven én een positie op de arbeidsmarkt te veroveren. Werkgevers en roc’s zullen bereid moeten zijn om in het wiel van de hogescholen te gaan zitten en wanneer nodig ook kopwerk te doen. Kortom, de kopgroep is gevormd – al hebben de hogescholen nog aardig wat cols en kasseienstroken te overwinnen en kunnen ze de steun van werkgevers, roc’s en overheid goed gebruiken. Er lijkt genoeg momentum. Genoeg om met frisse moed aan de slag te gaan. En om te hopen dat we over een aantal jaar in een volgend artikel de stevige positie van de Ad in het onderwijslandschap kunnen beschrijven.
MA
ijs
T H
er
Literatuur
on
Met dank aan de overige leden van het onderzoeksteam, Fred Verbeek (Kohnstamm Instituut) en Christoph Meng (ROA, Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt)
Graaf, D. de & E. van den Berg (2013). Binnen een hbo-bachelor zijn Ad-programma’s op hun plek. Th&ma (2), 2013, p. 31-35 Graaf, D. de & E. van den Berg (2011). Monitor Associate degree 2006-2010: eindevaluatie, SEO Economisch Onderzoek: Amsterdam.
og
Graaf, D. de (2009). De toegevoegde waarde van de Ad. TPEdigitaal, jaargang 3(3), p.124137. Imandt, M., E. van den Berg, J. Mulder, F. Verbeek, R. Petit & C. Meng (2015). Klaar voor de groei? Monitor uitrol Associate degree, SEO Economisch Onderzoek: Amsterdam.
H
Noot
1 Kamerbrief van het ministerie van OCW, 5 juni 2015, referentienummer 755050.
51