ONDERZOEK O ND ERZO EK
Hoge vaccinatiegraad van het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland* E. Alies van Lier, Petra J. Oomen, M.W.M. (Wytze) Oostenbrug, S.L.N. (Laurens) Zwakhals, Ingrid H. Drijfhout, Pieter A.A.M. de Hoogh en Hester E. de Melker* Gerelateerd artikel: Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B97
DOEL OPZET METHODE
RESULTATEN
CONCLUSIE
Beschrijven van de vaccinatiegraad van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland voor de verslagjaren 2006-2008. Beschrijvend, retrospectief. De vaccinatiegraad werd per vaccinatie en geboortecohort bepaald op basis van registratiegegevens uit ‘Præventis’. Met dit nieuwe systeem worden vaccinaties nauwkeuriger aan de RVP-richtlijnen getoetst. Daarnaast werd op individueel niveau bepaald of de gewenste vaccinatietoestand werd bereikt voor een bepaalde streefleeftijd (1, 2, 5 of 10 jaar). In het laatste verslagjaar voldeden alle landelijke vaccinatiepercentages aan de WHO-normen. Voor zuigelingen liep de vaccinatiegraad in dat jaar uiteen van 94,5% voor difterie-kinkhoest-tetanus-poliomyelitis (DKTP) tot 96,0% voor bof-mazelen-rubella (BMR). Bij kleuters en schoolgaande kinderen was de vaccinatiegraad voor elk van de vaccinaties ruim 90%. In 5 van de 12 provincies en 128 van de 443 gemeenten lagen één of meerdere vaccinatiepercentages onder de norm van 90%. De vaccinatiegraad voor de tweede BMR-vaccinatie en voor hepatitis B-vaccinatie van kinderen van wie één of beide ouders zijn geboren in een land waar hepatitis B meer dan gemiddeld voorkomt (92,5 respectievelijk 90,7%), was relatief laag. De vaccinatiegraad in Nederland is hoog. Extra aandacht is nodig voor de vaccinatiegraad voor kleuters en schoolkinderen in het algemeen. In het bijzonder geldt dat voor de tweede BMR-vaccinatie en voor vaccinatie van kinderen van wie één of beide ouders zijn geboren in een land waar hepatitis B meer dan gemiddeld voorkomt.
*Dit onderzoek is eerder in rapportvorm verschenen.1 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum Infectieziektebestrijding, Bilthoven. Afd. Epidemiologie en Surveillance: ir. E.A. van Lier en dr. H.E. de Melker, epidemiologen. Afd. Regionale Coördinatie Programma’s (RCP): P.J. Oomen, datamanager; dr. M.W.M. Oostenbrug, informatiekundige; mr. P.A.A.M. de Hoogh, jurist. Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI): drs. I.H. Drijfhout, medisch adviseur. Sector Volksgezondheid en Zorg, Centrum voor Volksgezondheid Toekomst Verkenningen: drs. S.L.N. Zwakhals, geograaf en ruimtelijk onderzoeker. Contactpersoon: ir. E.A. van Lier (
[email protected]).
Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) heeft als hoofddoelstelling het voorkómen van ziekte en sterfte door middel van vaccinaties. De vaccinatiegraad is een van de pijlers voor monitoring van de effectiviteit en veiligheid van het RVP. Hoewel Nederland ook internationaal gezien al geruime tijd een hoge vaccinatiegraad heeft, vormt vooral de sociale en geografische clustering van ongevaccineerde, religieus bezwaarden een gevaar voor het optreden of hernieuwd optreden van ziekten door gebrek aan voldoende groepsimmuniteit.2 Nederland is één van de weinige landen waar men de vaccinatiegraad al sinds lange tijd op individueel niveau registreert. In is een nieuw registratiesysteem ingevoerd.3 De vaccinatiegraad voor hepatitis B en separaat voor de eerste en de tweede vaccinatie tegen bof-mazelenrubella (BMR- en BMR-) zijn nu voor het eerst beschikbaar. Daarnaast kan in tegenstelling tot het verleden de vaccinatiegraad op een bepaalde leeftijd nauwkeurig op individueel niveau worden nagegaan. Dit betekent dat men striktere criteria voor tijdigheid van vaccinatie kan toepassen dan in het verleden. In dit artikel beschrijven wij de vaccinatiegraad voor zuigelingen geboren in -, kleuters geboren in - en schoolgaande kinderen geboren in
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
1
O ND ERZO EK
TABEL 1 Vaccinatieschema voor de geboortecohorten 2003-2005 (zuigelingen), 2000-2002 (kleuters) en 1995-1997 (schoolgaande kinderen) leeftijd
vaccinaties
opmerkingen
2 maanden 3 maanden 4 maanden 11 maanden 14 maanden 4 jaar 9 jaar
DKTP-Hib-1 + Hep B DKTP-Hib-2 DKTP-Hib-3 + Hep B DKTP-Hib-4 + Hep B BMR-1 + Men C DTP-5 + aK DTP-6 + BMR-2
Hep B-vaccinatie alléén voor kinderen van dragermoeders en kinderen geboren vanaf 1-1-2003 van wie tenminste één van de ouders afkomstig is uit een land waar hepatitis B middel- of hoogendemisch voorkomt
DKTP = difterie-kinkhoest-tetanus-poliomyelitis; Hib = Haemophilus influenzae type b; Hep B = hepatitis B; BMR = bof-mazelen-rubella; Men C = meningokokken groep C; aK = acellulair kinkhoestvaccin.
- (verslagjaren -). Het vaccinatieschema voor deze geboortecohorten staat in tabel .
DATA EN METHODEN REGISTRATIESYSTEEM VAN DE VACCINATIESTATUS
De regiokantoren van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de vroegere entadministraties, ontvangen, via elektronische aansluiting op de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA), actuele gegevens van alle inwoners in Nederland tot het bereiken van de -jarige leeftijd. De regiokantoren zijn verantwoordelijk voor het aanmaken en verzenden van oproepkaarten voor ouders van kinderen die voor vaccinatie in aanmerking komen. Verrichte vaccinaties worden vervolgens op deze oproepkaart geregistreerd door het consultatiebureau of de GGD, waarna de oproepkaart wordt teruggezonden naar het regiokantoor. Op basis van de geretourneerde oproepkaarten registreert het regiokantoor op individueel niveau elke vaccinatie afzonderlijk in het registratiesysteem. Met het nieuwe informatiesysteem ‘Præventis’, dat in gebruik is genomen in , worden vaccinaties nauwkeuriger aan de regels van het RVP getoetst dan in het verleden. In Præventis is namelijk een softwaremodule ingebouwd die de geldigheid van vaccinaties op individueel niveau beoordeelt volgens een algoritme op basis van richtlijnen RVP die jaarlijks door het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) worden gepubliceerd.4-6 ANALYSE VAN DE VACCINATIESTATUS
Voor dit onderzoek werd per kind en per vaccinatiesoort bepaald of de gewenste vaccinatietoestand was bereikt op een bepaalde individuele leeftijd (tabel ). Dit is anders dan vóór , toen een vastgestelde datum werd gehan-
2
teerd die voor elk kind gelijk was, ongeacht de leeftijd. Door deze nieuwe benadering had een kind geboren aan het eind van een kalenderjaar evenveel tijd om de gewenste vaccinatietoestand te bereiken als een kind geboren aan het begin van een kalenderjaar. Bovendien werd bepaald of de gewenste vaccinatietoestand tijdig was bereikt volgens de richtlijnen van het RVP. De vaccinatiegraad werd per vaccinatie en per geboortejaar geanalyseerd op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau.1
RESULTATEN Tabel geeft een overzicht van de vaccinatiegraad in Nederland per geboortecohort en naar soort vaccinatie voor de verslagjaren - (zuigelingen geboren in -, kleuters geboren in - en school-
TABEL 2 Individuele leeftijd waarop de vaccinatiegraad per vaccinatie wordt vastgesteld*†; de vaccinatietoestand wordt met een kleur weergegeven ‡§ zuigelingen 1 jaar
zuigelingen 2 jaar
kleuters 5 jaar
DKTP-3
DKTP-4
DTP-5
schoolkinderen 10 jaar
DTP-6
aK
Hib-3
Hib-4 BMR-1
BMR-2
Men C Hep B-3/4|| DKTP = difterie-kinkhoest-tetanus-poliomyelitis; aK = acellulair kinhoestvaccin; Hib = Haemophilus influenzae type b; BMR = bof-mazelenrubella; Men C = meningokokken groep C; Hep B = hepatitis B. *Sterk vereenvoudigd schema omdat kinderen afhankelijk van hun leeftijd op verschillende manieren een bepaalde vaccinatietoestand kunnen bereiken.16 †Vaccinatietoestand: ( ) primaire serie gehad; ( ) basisimmuniteit verkregen (dat wil zeggen: naar verwachting, want op individueel niveau wordt mogelijk niet altijd daadwerkelijk basisimmuniteit bereikt); ( ) gerevaccineerd; ( ) vaccinatiereeks volledig afgesloten. ‡Bron: RIVM-rapport 210021007/2008 ‘Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2006-2008’. 1 §Volgens de richtlijnen van het Rijksvaccinatieprogramma worden vaccinaties als volgt toegediend: DKTP-Hib-1 + Hep B na 2 maanden, DKTP-Hib-2 + Hep B na 3 maanden, DKTP-Hib-3 + Hep B na 4 maanden, DKTP-Hib-4 + Hep B na 11 maanden, BMR-1 + Men C na 14 maanden, DTP-5 + aK op de leeftijd van 4 jaar en DTP-6 + BMR-2 op de leeftijd van 9 jaar. ||Hep B alleen voor risicogroepen: kinderen van wie één of beide ouders geboren zijn in een land waar hepatitis B middel- of hoogendemisch voorkomt en kinderen van moeders die drager zijn van het hepatitis B-virus.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
vaccinaties
vaccinatiegraad (in %) per verslagjaar 2006
2007
2008
zuigelingen cohort DKTP‡ Hib‡ Men C BMR Hep B (E)§ Hep B (D)§
2003 94,3 95,4 94,8 95,4 86,7 90,3
2004 94 95 95,6 95,9 88,7 92,3
2005 94,5 95,1 95,9 96 90,7 97,4
kleuters cohort DTP aK
2000 92,5 89,3
2001 92,1 90,8
2002 91,5 91
schoolkinderen cohort DTP BMR||
1995 93 92,9
1996 92,5 92,5
1997 92,6 92,5
DKTP = difterie-kinkhoest-tetanus-poliomyelitis; aK = acellulair kinhoestvaccin; Hib = Haemophilus influenzae type b; BMR = bof-mazelenrubella; Men C = meningokokken groep C; Hep B = hepatitis B. *Bron: RIVM-rapport 210021007/2008 ‘Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2006-2008’. †De vaccinatiegraad werd vastgesteld op de leeftijd van 2 jaar (zuigelingen), 5 jaar (kleuters) en 10 jaar (schoolkinderen). ‡Het percentage voor Hib lag iets hoger dan voor DKTP, ondanks het gebruik van een combinatievaccin sinds 2003, doordat de voorwaarden voor het bereiken van specifieke vaccinatietoestanden voor elke vaccinsoort afzonderlijk werden gedefinieerd. 20 §(E) = alleen voor kinderen van wie één of beide ouders zijn geboren in een land waar hepatitis B endemisch voorkomt; (D) = alleen voor kinderen van moeders die drager zijn van het hepatitis B-virus. ||Twee BMR-vaccinaties (in het verleden werd over ‘tenminste één BMRvaccinatie’ gerapporteerd).
gaande kinderen geboren in -). Voor deze verslagjaren zagen we op landelijk niveau dat vrijwel alle vaccinatiepercentages boven de lagen, voor zuigelingen zelfs boven de . Alleen voor acellulair kinhoestvaccin (aK) bij kleuters geboren in (,), en voor hepatitis B bij zuigelingen geboren in (,) en (,) lag het vaccinatiepercentage net onder de .1 Voor zuigelingen lagen in verslagjaar naast de landelijke ook alle provinciale vaccinatiepercentages (hepatitis B uitgezonderd) boven de norm van (tabel ). Dit gold echter niet voor kleuters en schoolgaande kinderen in de provincies Zeeland, Flevoland, Gelderland, Utrecht en Noord-Holland, waar één of meerdere vaccinatiepercentages net onder de lagen. Ook op gemeenteniveau zagen wij dat het aantal gemeenten met vaccina-
tiepercentages boven de voor zuigelingen (figuur ) groter was dan voor kleuters en schoolgaande kinderen (figuur ). Het totale aantal gemeenten waarin één of meer vaccinatiepercentages (hepatitis B uitgezonderd) onder de lagen, was afgenomen van gemeenten in verslagjaar tot gemeenten in verslagjaar .1 Voor het eerst waren ook de vaccinatiepercentages voor de tweede BMR-vaccinatie (schoolgaande kinderen) bekend. Van de schoolgaande kinderen van jaar kreeg ongeveer wel de eerste BMR-vaccinatie (ruim ), maar niet de tweede (ruim ). Sinds is de vaccinatie tegen hepatitis B onderdeel van het RVP. Voor het eerst was er nu ook inzicht in de vaccinatiegraad voor deze vaccinatie (tabel ). Het vaccinatiepercentage voor hepatitis B onder kinderen van dragermoeders was vooral in het laatste verslagjaar hoog (); ook in de grote steden lag dit percentage gemiddeld op . Het hepatitis B-vaccinatiepercentage voor de groep kinderen die in aanmerking komt voor deze vaccinatie omdat één of beide ouders is geboren in een land waar hepatitis B middel- of hoogendemisch voorkomt, was relatief laag (, in ), maar liet een lichte stijging zien in de periode -. Binnen deze laatste groep lag het percentage voor difteriekinkhoest-tetanus-poliomyelitis (DKTP) (,) en Haemophilus influenzae type b (Hib) (,) overigens ook iets lager dan landelijk.1 In de grote steden lag dit hepatitis B-vaccinatiepercentage over het algemeen net iets boven het provinciale gemiddelde.
BESCHOUWING De landelijk gemiddelde vaccinatiepercentages lagen in het laatste verslagjaar voor alle vaccinaties ruim boven de en voldeden hiermee aan de WHO-normen; die luiden: minimaal voor poliomyelitis en minimaal voor mazelen. Ze voldeden ook aan de voor Nederland geformuleerde en deels aangescherpte normen: minimaal voor alle vaccinaties. Op provinciaal en gemeentelijk niveau werd echter niet altijd voldaan aan de bovengenoemde norm. Over het algemeen betrof dit provincies en gemeenten met relatief veel inwoners die om religieuze redenen vaccinatie afwijzen – de zogenaamde ‘bible belt’. De vaccinatiepercentages voor zuigelingen lagen over het algemeen iets hoger dan voor kleuters en schoolgaande kinderen. Dit kwam onder andere doordat voor vaccinaties die meerdere malen worden toegediend (zoals DKTP/ DTP) een grotere kans bestaat dat één of meer vaccinaties niet voldoen aan de criteria voor geldigheid of tijdigheid. Voor deze is het vervolgens niet altijd meer mogelijk de toestand ‘volledig afgesloten’ te bereiken.1 Mogelijk speelt ook het verschil in soort vaccinatie, namelijk individuele
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
3
O ND ERZO EK
TABEL 3 Vaccinatiegraad van kinderen per geboortecohort en naar soort vaccinatie 2006-2008*†
O ND ERZO EK
TABEL 4 Vaccinatiegraad (in %) van kinderen in het verslagjaar 2008 per provincie: voor cohort 2005 voor DKTP, Hib, BMR en Men C, voor cohort 2002 voor DTP en aK en voor cohort 1997 voor DTP en BMR (tabel als citaat overgenomen uit: RIVM-rapport 210021007/2008 ‘Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2006-2008’)1
DKTP = difterie-kinkhoest-tetanus-poliomyelitis; aK = acellulair kinhoestvaccin; Hib = Haemophilus influenzae type b; BMR = bof-mazelen-rubella; Men C = meningokokken groep C; Hep B = hepatitis B.
vaccinatie versus massavaccinatie, en frequentie van contactmomenten tussen de verschillende leeftijdsgroepen een rol. In dit onderzoek werden voor het eerst individuele leeftijdsgrenzen gehanteerd als moment waarop de vaccinatiegraad werd bepaald: of jaar voor zuigelingen, jaar voor kleuters en jaar voor schoolgaande kinderen. In de toekomst is het van belang de tijdigheid van vaccinatie in meer detail te onderzoeken. Duidelijk is dat een deel van de kinderen zijn of haar vaccinatie later inhaalt, ondanks de ruime leeftijdsgrenzen die werden gekozen. Het blijft belangrijk om te benadrukken dat kinderen conform het RVP-schema worden gevaccineerd en dat het uitstellen van vaccinaties ongewenst is.1 VACCINATIEGRAAD VERSUS BESCHERMING
Een hoge vaccinatiegraad vertaalt zich niet direct één op één in een even hoge bescherming. Het kan gebeuren dat vaccinatie niet leidt tot een immuunrespons (primair vaccinfalen) of dat de verworven immuniteit afneemt in de loop van de tijd (secundair vaccinfalen). Verder kunnen niet-immune individuen lange tijd worden beschermd door immune individuen (groepsimmuniteit). Ook kan een pathogeen door adaptatie of mutatie aan de bestaande immuniteit ontsnappen. Surveillancegegevens laten zien dat de doelziekten van het RVP veelal zijn teruggedrongen.7 Wat de vastgestelde vaccinatiegraad betekent voor de langdurige bescherming van de bevolking tegen de doelziekten uit het RVP is afhankelijk van de ziekteverwekker. Voor difterie, tetanus en poliomyelitis ligt het percentage
4
schoolgaande kinderen van jaar dat op zuigelingenleeftijd de primaire serie vaccinaties en de boostervaccinatie heeft gekregen hoog. Bij een iets kleiner deel wordt langdurige immuniteit verwacht door vaccinatie op de leeftijd van jaar en jaar.1 Uit het zogenaamde PIENTER-onderzoek (afkorting van: ‘peiling immunisatie-effect Nederland ter evaluatie van het RVP’) in /’ bleek dat geboortecohorten geboren sinds invoering van vaccinatie goed beschermd zijn tegen poliomyelitis, difterie en tetanus.8 Voor kinkhoest is naar aanleiding van de hoge incidentie bij kinderen in de leeftijd van circa - jaar in een boostervaccinatie op -jarige leeftijd geïntroduceerd.9 De effectiviteit hiervan blijkt zeer hoog. Het aantal kinkhoestgevallen onder de gevaccineerde geboortecohorten is sterk gereduceerd.10,11 Door verminderde kans op transmissie heeft deze vaccinatie ook een positief effect op jonge zuigelingen, de leeftijdsgroep waar kinkhoest het ernstigst verloopt. Voor Hib heeft vaccinatie , , en maanden na de geboorte door hoge vaccinatiepercentages geleid tot terugdringing van het aantal gevallen van invasieve ziekte door Hib.12 In werd voor het eerst sinds de introductie van de vaccinatie in een lichte toename van het aantal invasieve Hib-infecties onder gevaccineerde kinderen gesignaleerd. Het aantal infecties was echter veel lager dan vóór introductie van vaccinatie.13 Na een piek in is het aantal patiënten met invasieve Hib-infectie afgenomen; het aantal ingestuurde isolaten was in , in en in .7 De incidentie van meningokokken C is zeer effectief
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
O ND ERZO EK
FIGUUR 1 Vaccinatiegraad in % per gemeente voor zuigelingen (cohort 2005) (bron: RIVM-rapport 210021007/2008 ‘Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2006-2008’).1
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
5
O ND ERZO EK
FIGUUR 2 Vaccinatiegraad in % per gemeente voor kleuters (cohort 2002) en schoolgaande kinderen (cohort 1997) (bron: RIVM-rapport 210021007/2008 ‘Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2006-2008’).1
6
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
O ND ERZO EK
TABEL 5 Vaccinatiegraad (in %) van zuigelingen voor hepatitis B (Hep B) in het verslagjaar 2008 per provincie en voor de 4 grote steden voor cohort 2005 (tabel als citaat overgenomen uit: RIVM-rapport 210021007/2008 ‘Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2006-2008’)1
teruggedrongen na toevoeging van vaccinatie aan het RVP op maanden en een inhaalcampagne voor --jarigen in .14 Tot op heden is er geen melding binnengekomen van vaccinfalen bij gevaccineerden (bron: S.C. de Greeff, RIVM/CIb). Gezien de hoge besmettelijkheid van bof, rubella (rodehond) en met name mazelen is het belangrijk verhoging van het percentage kinderen dat de tweede BMR-vaccinatie krijgt na te streven.1 Tijdens de epidemieën van mazelen in / en rodehond in / werden voornamelijk de niet-gevaccineerde bevindelijk gereformeerden aangedaan, de verspreiding onder de algemene bevolking bleef beperkt.15,16 In de recente bofepidemie
▼ LEERPUNTEN ▼ • Nederland is één van de weinige landen waar de vaccinatiegraad al sinds lange tijd op individueel niveau wordt geregistreerd. • Nederland kent een hoge vaccinatiegraad, ook internationaal gezien. • Met behulp van het nieuwe registratiesysteem Præventis kan men op individueel niveau bepalen of de gewenste vaccinatietoestand werd bereikt voor een bepaalde streefleeftijd (1, 2, 5 of 10 jaar). • Ook in de verslagjaren 2006-2008 bleek de vaccinatiegraad in Nederland hoog (circa 95%): in het laatste verslagjaar voldeden alle landelijke vaccinatiepercentages aan de WHO-normen.
werden tot mei ook bofgevallen onder gevaccineerden aangetroffen; van de betrokkenen waren keer gevaccineerd.17 In de periode april- oktober werden in Nederland gevallen van mazelen gemeld, voornamelijk onder ongevaccineerden, dat wil zeggen personen met een antroposofische levensbeschouwing, sympathisanten van Kritisch Prikken of beide (www.rivm.nl/vtv/object_ map/on.html). Wanneer het mazelenvirus zich zou verspreiden onder bevindelijk gereformeerden, zou dit tot een veel omvangrijker epidemie kunnen leiden. Het is belangrijk het hoge vaccinatiepercentage voor hepatitis B onder kinderen van dragermoeders ook in de toekomst vast te houden omdat deze kinderen een grote kans hebben om geïnfecteerd te raken. Bovendien is de kans op dragerschap na besmetting op jonge leeftijd zeer groot ( voor zuigelingen en kinderen < jaar versus - voor volwassenen), wat op termijn kan leiden tot onder andere levercirrose en levercarcinoom.18 Het vaccinatiepercentage voor hepatitis B onder kinderen van wie één of beide ouders in een hepatitis B-endemisch land geboren zijn, is relatief laag. Aandacht voor verhoging van dit percentage is nodig.1 Deze kinderen hebben een grotere kans om in aanraking te komen met hepatitis B-dragers (binnen het gezin, de sociale omgeving in Nederland of bij bezoek aan het land van herkomst van één of beide ouders).19
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370
7
O ND ERZO EK
CONCLUSIE
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Ook in de verslagjaren - was de vaccinatiegraad van het RVP in Nederland hoog. Extra aandacht is nodig voor de vaccinatiegraad van kleuters en schoolkinderen in het algemeen. In het bijzonder geldt dat voor de tweede BMR-vaccinatie en voor vaccinatie van kinderen van wie één of beide ouders zijn geboren in een land waar hepatitis B meer dan gemiddeld voorkomt.
Aanvaard op 18 november 2008 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B370
> Meer op www.ntvg.nl/onderzoek ●
LITERATUUR 1
2
Van Lier EA, Oomen PJ, Oostenbrug MW, Zwakhals SL, Drijfhout IH, de
RA. Sterke daling van het aantal invasieve infecties door Haemophilus influenzae in de eerste 4 jaar na de introductie van de vaccinatie van
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2008.
kinderen tegen H. influenzae type B. Ned Tijdschr Geneeskd. 2000; 144:1069-73.
De toekomst van het Rijksvaccinatieprogramma: naar een programma 13
5
der Ende A, Rijkers GT. Toename van het aantal invasieve infecties door
Oostenbrug MW. Eindrapport Project Ontwikkeling Praeventis. TNO-
Haemophilus influenzae type b. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2738-42.
Kingma JH. Rijksvaccinatieprogramma 2004. Den Haag: Inspectie voor
14
Eerste effect van landelijke vaccinatiecampagne tegen meningokokken-C-
Kingma JH. Rijksvaccinatieprogramma 2005. Den Haag: Inspectie voor
ziekte: snelle en sterke afname van het aantal patiënten. Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1132-5.
Coutinho RA. Rijksvaccinatieprogramma 2006. Bilthoven: Rijksinstituut
15
Nederland, 1999-2000. Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:2529-33.
De Kramer MA, de Greeff SC, Hahné SJ, de Melker HE. Morbiditeit en mortaliteit van ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma 1997-2006.
8
16
Melker HE. Rubella-epidemie in Nederland in 2004/’05: alertheid op
De Melker HE, van den Hof S, Berbers GA, Conyn-van Spaendonck MA.
congenitaal rubellasyndroom vereist. Ned Tijdschr Geneeskd.
Nederlandse bevolking tegen difterie, tetanus en poliomyelitis. Ned
2005;149:1174-8. 17
18
Maddrey WC. Hepatitis B: an important public health issue. J Med Virol. 2000;61:362-6.
De Greeff SC, Schellekens JF, Mooi FR, de Melker HE. Pertussis in the Netherlands 2001-2002. RIVM-rapport 128507010. Bilthoven:
19
Algemene vaccinatie tegen hepatitis B. Publicatienr 2001/03. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2003.
8
coverage in the Netherlands. Euro Surveillance. 2008;13(4-6):1-3.
Pertussis: a critical appraisal (2). Publicatienr. 2000/14. Den Haag: Gezondheidsraad; 2000.
11
Karagiannis I, van Lier EA, van Binnendijk R, Ruijs H, Fanoy E, Conynvan Spaendonck MA, et al. Mumps in a community with low vaccination
Tijdschr Geneeskd. 2001;145:268-72.
10
Hahné SJ, Abbink F, van Binnendijk RS, Ruijs WL, van Steenbergen JE, de
Infectieziekten Bulletin. 2008;19:161-3. Evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma: immuniteit van de
9
Van den Hof S, van den Kerkhof JH, ten Ham PB, van Binnendijk RS, Conyn-van Spaendonck MA, van Steenbergen JE. Mazelenepidemie in
voor Volksgezondheid en Milieu; 2005. 7
De Greeff SC, de Melker HE, Spanjaard L, van den Hof S, Dankert J.
de Gezondheidszorg; 2003. de Gezondheidszorg; 2004. 6
Spanjaard L, van den Hof S, de Melker HE, Vermeer-de Bondt PE, van
2007. rapport KvL/KidZ/2005.205[1.0]. Leiden: TNO; 2005. 4
Conyn-van Spaendonck MA, Veldhuijzen IK, Suijkerbuijk AW, Hirasing
verslagjaar 2006-2008. RIVM-rapport 210021007. Bilthoven:
voor alle leeftijden. Publicatienr. 2007/02. Den Haag: Gezondheidsraad; 3
12
Hoogh PA, et al. Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland:
De Greeff SC, Schellekens JF, Mooi FR, de Melker HE. Effect van
20 Oostenbrug MW. Vaccinatieschema’s in Praeventis, notitie LVE.2007.027.
vaccinatie tegen kinkhoest op de incidentie van kinkhoest in Nederland,
Bunnik: Landelijke Vereniging van Entadministraties, TNO Kwaliteit van
1996-2003. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:937-43.
Leven, Ordina Oracle Solutions; 2007.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B370