HOE WAS HET VANDAAG OP INTERNET
© PARDOEN
Ouderbegeleiding binnen de Kinder & Jeugd psychiatrie bij problematisch internetgebruik. Bea van 't Hul, SPV polikliniek voor Kinder & Jeugd psychiatrie Meerkanten. Inleiding Tegenwoordig is de computer met internetverbinding niet meer weg te denken. In bijna elk huishouden is minimaal één computer of laptop met internet verbinding aanwezig (Instituut voor Verslavings Onderzoek, IVO 2009). Voor veel jongeren behoort internet tot de dagelijkse routine; voor huiswerk, contacten (sociaal internet) en gamen. Dit loopt naadloos in elkaar over. De belangrijkste applicaties die jongeren op internet gebruiken zijn naast informatie opzoeken: gamen, You Tube, downloaden, MSN en profielsites als Hyves en Facebook. Daarbij valt op dat het gebruik van zogenaamd sociaal internet via profielsites sinds 2006 met 40 % is toegenomen tot 80 % van de internettende jongeren tussen 12-16 jaar in 2009 (IVO, 2009). Naast de vele voordelen van het internetgebruik komen onder andere via de media, op scholen en binnen Kinder & Jeugd (K&J) psychiatrie ook de nadelen ervan naar voren. Jongens die veel tijd met gamen doorbrengen, zichzelf isoleren van de rest van het gezin. Meisjes die uren achtereen op MSN, Hyves etc. doorbrengen, kwetsbare meisjes die afspraken maken met ‘vreemde' mannen. Daarbij verwaarlozen ze bijvoorbeeld de contacten met vriendinnen omdat ‘hij' op MSN kan verschijnen. Het pesten via internet kan ook heel ingrijpend zijn. Ook ouders geven aan zich zorgen te maken. Ze vertellen niet goed te weten wat wel en niet handig is in de opvoeding rondom het internetgebruik (Marketresponse research & consultancy, 2009). De ouders hebben vragen als: hoe streng of niet streng ben je, hoe voorkom je dat je kind verslaafd raakt en wanneer moet je als ouders je zorgen gaan maken om het internetgebruik van je kind. Jongeren geven in de gesprekken aan dat ze vinden dat hun ouders zeuren. Ze hebben geen problemen en zijn zeker niet verslaafd. Ze vinden dat hun ouders er geen verstand van hebben. Ook binnen de Kinder & Jeugd psychiatrie signaleren hulpverleners onzekerheid bij ouders. Daarnaast vertellen jongeren aan hulpverleners binnen de therapie over zorgelijke zaken als verliefdheden en contacten met onbekenden via internet. Zaken waar ouders niet vanaf weten. Wel melden ouders problemen in de ouder-kind relatie rondom het internetgebruik: veel ruzies, regelmatig gepaard gaande met (non-)verbale agressie en verwijdering tussen ouders en kind. Jongeren geven aan het geruzie erg vervelend te vinden. Uit de -sinds 2006- jaarlijks gehouden monitor door het IVO van het internetgebruik onder jongeren tussen 12-16 jaar, blijkt dat 4 % van de internettende jongeren in 2009 een vorm van problematisch internetgebruik vertoont. In het literatuur- en praktijkonderzoek, dat voor het schrijven van dit artikel uitgevoerd is, wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vragen: • Wat is problematisch internetgebruik • Wat zijn de kenmerken van jongeren met dit probleem • Wat maakt dat juist deze groep een vorm van problematisch internetgebruik ontwikkeld
SP April 2010 | 15
• Welke invloed heeft de omgeving -de opvoeders, school of werk en vrienden- op dit internetgebruik • Wat zijn de beschermende factoren. Voor het onderzoek is literatuur met betrekking tot het onderwerp bestudeerd, is onderzoek op internet gedaan op informatieve sites en fora als ook op profielsites als Hyves en Facebook. Ook is deelgenomen aan online games en genoemde profielsites. Het praktijkonderzoek bestond uit gesprekken met ouders, jongeren en hulpverleners over internetgebruik en een analyse van vijf praktijkcasussen waarin problematisch internetgebruik een rol speelt. In het artikel worden de gevonden gegevens beschreven en samengevoegd. Problematisch internetgebruik Er bestaan tot op heden geen officiële definitie en diagnose van problematisch internetgebruik. Verschillende omschrijvingen worden gegeven van problematisch internetgebruik: gameverslaving of verslaving aan games, obsessief-compulsief gamen, pathologisch gamen, internetverslaving enzovoort (DeFuentes-Merillas e.a. 2009). Er zijn symptomen die lijken op een obsessief-compulsieve stoornis, aan een middel gebonden stoornis: afhankelijkheid of misbruik en een impulscontrole stoornis (Lemmens 2006). Enkele overeenkomstige symptomen zijn: afhankelijkheid, het werkt als een stemmingsverbeteraar, tolerantie, onthoudingsverschijnselen, conflict en terugval (DeFuentes-Merillas e.a. 2009; Griffits, 1999,2003; Meerkerk & Eijnden van den, 2009).Er is niet alleen overlap in symptomen maar ook op neurologisch niveau worden dezelfde mechanismen geactiveerd door zowel gamen als door gebruik van alcohol en drugs of gokken. Onderzoek wijst uit dat er sprake is van dezelfde hersenactiviteit bij blootstelling en associaties aan gamen als bij blootstelling en associatie aan cannabis of heroïnegebruik(Lemmens 2006; DeFuentes-Merillas e.a. 2009 ; Grüsser & Thalemann, 2006). Zowel gokkers als gamers produceren een hoge doses adrenaline en dopamine tijdens het spelen (Koepp e.a.1998 in Lemmens 2006). Van alle games die op internet te vinden zijn worden de multiplayer online games, gezien als het meest verslavend. In vergelijking met andere spellen besteden gamers hier aan vier maal zoveel tijd (Rooij e.a. 2008). Naast het risico op een fysieke en psychische afhankelijkheid is de sociale kant aantrekkelijk in de online games. Deze games, waartoe bijvoorbeeld World of Warcraft (WOW) en Runescape behoren, hebben een parallelle wereld die 24 uur per dag doorgaat. De speler wordt onderdeel van deze wereld. Het karakter van zijn personage (Avatar genoemd) groeit gedurende het spel. Hij vergaart punten, wapens, maakt vrienden en naarmate hij groter wordt, groeit zijn status in het spel. De sociale interactie wordt steeds belangrijker: samen spelen, samenwerken in een guild ( team, peergroup) om sterker te worden en om meer punten en voorwerpen te verzamelen. Tussendoor zitten de spelers te chatten, smeden ze plannen om anderen dwars te zitten of zijn ze sociaal "aan de babbel" (uit het verhaal van een ervaringsdeskundige, 2009). De groepsdruk neemt toe: er zijn spelers van over de hele wereld en er wordt bijvoorbeeld 's nachts om 4 uur een aanval gepland. Als lid van de guild ben je verplicht online te zijn anders word je uit de guild gegooid. Dit spel blijft altijd doorgaan en de speler wordt steeds groter en machtiger. Hij (zijn Avatar) krijgt steeds meer status en aanzien, hierdoor kan de virtuele wereld, voor jongeren die hier ontvankelijk voor zijn, aantrekkelijker worden dan het echte leven. Doordat er heel veel uren en energie in zijn gaan zitten wordt het steeds moeilijker om er mee te stoppen omdat dan alle moeite voor niets is geweest. (Meerkerk & Schoenmakers, 2009 FADO lezing; Kisjes, 2009; Lemmens, 2006).
16 | SP April 2010
Het gebruik van het zogenaamde sociaal internet (communicatie) zoals MSN en profielsites als Facebook en Hyves is wel gemeten, maar er is nog geen onderzoek naar gedaan in welke mate het leidt tot problematisch internetgebruik. Online gamen en communicatie via internet zijn het meest verslavend (Rooij e.a., 2009). De mate van gebruik van MSN is een voorspellende waarde voor problematisch internetgebruik (Meerkerk & Schoenmakers, FADO lezing 2009). Naast online gamen en online communicatie blijkt online erotica het meest geassocieerd te zijn met problematisch internetgebruik dit betreft zowel volwassenen als jongeren (Eijnden e.a., 2007). Risicofactoren Zoals genoemd vertoont 4 % van de internettende jongeren een vorm van problematisch internetgebruik. Een grote groep is er niet gevoelig voor maar een bepaalde groep wel.Er is hiervoor niet één bepaalde risicofactor aan te wijzen. De risicofactoren die tot problematisch internetgebruik kunnen leiden zijn terug te vinden in een combinatie van kindfactoren en omgevingsfactoren. In de volgende alinea's worden deze factoren beschreven. Psychische problemen Tot de kindfactoren die tot problematisch internetgebruik kunnen leiden behoren de psychische problemen. Jongeren met depressieve gevoelens, een negatief zelfbeeld, gevoelens van eenzaamheid, sociale angst of een genetische aanleg voor verslaving lopen een groter risico op het ontwikkelen van problematisch internetgebruik dan andere jongeren. Deze jongeren, die zowel in 2006 als in 2007 bevraagd zijn op hun internetgebruik, blijken in een jaar tijd vaker een patroon van compulsief internetgebruik ontwikkeld te hebben dan andere jongeren (IVO, 2007). Het is (nog) niet duidelijk of er sprake is van een oorzakelijk verband, maar het ondersteunt het idee dat internet (gamen, MSN) voor een groot aantal jongeren een schuilplaats wordt voor de leegte en frustratie van de werkelijkheid maar dat internet ook als stemmingsverbeteraar gebruikt wordt. Er is in de literatuur nog weinig over te vinden, maar in de praktijk noemen ouders van jongeren met autisme de gevoeligheid van hun kind voor problematisch internetgebruik (Kisjes e.a., 2009). Voor deze groep geldt dat ze moeilijk sociaal contact kunnen maken in het echte leven. Op internet gaat dit makkelijker. Daarbij kunnen ze in een game of op profielsites zelf bepalen wat ze doen en met wie ze spelen of contact hebben. Dit maakt het voor jongeren met autisme veilig omdat ze de controle behouden (eigen praktijkonderzoek 2009). Ook kan internet voor deze groep zeer goed ingezet worden als spanningsregulator, voor afleiding of als onderdeel in een beloningssysteem. De puberteit Naast de psychische factoren kan de levensfase van de puberteit bij jongeren een grote rol spelen in het ontwikkelen van problematisch internetgebruik. Voor jongeren in de puberteit is het belangrijk om erbij te horen en om onderdeel van een groep te zijn. Dit gaan zij steeds meer buiten het gezin zoeken. Het onophoudelijke MSN-en, op Hyves zijn en het gamen, lijkt voor de ouder nergens over te gaan. Voor jongeren gaat het echter om een heel belangrijk ding: contact! Het gaat erom de sociale band met elkaar te bevestigen. Ook al is het contact voor pubers van levensbelang, dat wil niet zeggen dat het altijd leuk is en tot een goed gevoel leidt. Vaak leidt datzelfde contact met vrienden tot een heel gedoe: geniepig gedrag, pesten, scheldpartijen en gemene processen van uitstoting. Hierdoor beleven ze ook met regelmaat heftige gevoelens van teleurstelling, boosheid en eenzaamheid. Angst is misschien wel de belangrijkste emotie die jongeren beheerst; bang er niet bij te horen en bang voor eenzaamheid. Daarom is de cultuur van MSN, Hyves etc. zeer prettig.
SP April 2010 | 17
De jongere kan constant online contact houden en zich ook nog verstoppen achter het beeldscherm dat tussen hem en de gesprekspartner zit (Pardoen e.a. 2006). Juist de jongeren met minder zelfvertrouwen, een negatief zelfbeeld en of sociale angst zullen hier gevoelig voor zijn en zich meer dan andere jongeren aan internet vastklampen. Deze groep loopt een groter risico slachtoffer te worden van "grooming" (benaderen van kinderen met een seksuele bedoeling) via internet. Groomers gaan zeer gewiekst te werk. Ze palmen het kind langzamerhand in en isoleren het van de eigen omgeving (Delfos, 2008). In de puberteitsfase kan de wijze van internetgebruik ook een manier zijn om te rebelleren tegen ouders. Vooral als de jongere merkt dat ouders het afkeuren en niet begrijpen welk belang het voor hem heeft. (Kisjes e.a., 2009, Meerkerk e.a., 2006-2007). Het puberbrein Een ander punt dat van invloed is op het internetgedrag van jongeren is de ontwikkeling van het brein van de jongere in de puberteit. Jongeren gaan over het algemeen voor de snelle kicks, de kortetermijnsbeloningen. Op lange termijn denken is lastig voor ze. Het internet en het gamen geven veel beloningen op korte termijn. Een boodschap als nu studeren om over vier tot zes jaar een diploma te halen telt voor een jongere met problematisch internetgebruik veel minder. Dit komt omdat het brein van pubers pas rond hun 16e jaar dusdanig volgroeid is dat het een eerste indicatie van lichaamssignalen (zweten, verhoogde hartslag) voorafgaande aan een gevaarlijke keus geeft. Dit signaal is echter nog niet zo sterk als bij 20-25 jarigen. De waarschuwingssignalen zijn in de puberteit dus nog in de maak en dit leidt tot soms ondoordachte beslissingen en gevaarlijk gedrag (Crone, 2009). Pubers kunnen rationeel heel goed benoemen wat wel en niet handig is met betrekking tot internetgebruik maar ze voelen het dus nog niet. Ouders Naast kindfactoren blijken omgevingsfactoren als het ouderlijk gezin, school of werk en vrienden een grote invloed te hebben op het internetgedrag van jongeren. Bij problematische internetters is er vaak sprake van moeizame en problematische familie omstandigheden. Er kan sprake zijn van gescheiden ouders, financiële problemen, ouders met een psychiatrische stoornis, mogelijk seksueel misbruik of huiselijk geweld. Sociale en affectieve structuren zijn beperkt. De ouder-kind relatie is verstoord en er is sprake van een achtergebleven sociaal emotionele ontwikkeling en een lage zelfwaardering (IVO, 2007). Ouders geven geen grenzen aan door onbekendheid met en kennistekort van internet. Ze gaan uit angst voor ruzie de confrontatie niet aan. Of stellen juist hoge eisen waaraan het kind niet kan voldoen. In andere situaties waarin de ouder-kind relatie niet verstoord lijkt te zijn, krijgt het kind niet voldoende alternatieven aangeboden of is er weinig stimulans van de ouders (Roumen, 2009). Het internet is een manier voor de jongere om aan de gevoelde druk, de verveling en vervelende situaties te ontsnappen (Kisjes e.a., 2009). Een internetprobleem moet vrijwel altijd in de context van het gezinssysteem gezien worden. Er ontstaat een wisselwerking waarbij de ouders hun kind proberen te beïnvloeden ten aan zien van de gevolgen van het internetten. Ze nemen steeds meer verantwoording van hun kind over wat betreft de normale dagelijkse zaken. Het kind reageert hierop met steeds meer terugtrekken in de eigen virtuele wereld en neemt telkens minder verantwoording voor zijn gedrag en voor de bij zijn leeftijd behorende taken. Dit gaat gepaard met veel ruzies en (non-)verbaal geweld. Een groep ouders treedt autoritair op en grijpt in. Een ander deel geeft het op en laat het kind voor de lieve vrede zijn gang gaan. Beide oplossingen verstoren de ouder-kind relatie en bieden geen oplossing voor de al verstoorde relatie. 18 | SP April 2010
De jongeren hebben veelal geen problemen met het vele internetten maar geven wel aan dat ze de voortdurende ruzies heel vervelend vinden. Het internet kan een vluchtplaats worden voor verveling of voor een nare gezinssituatie. School en of werk De contacten buiten het ouderlijk gezin op school, op het werk en dergelijke hebben invloed op het welbevinden van de jongeren. Als deze contacten niet goed zijn kan ook dit een reden zijn om internet op te vluchten. Als jongeren schooluitval vertonen of werkeloos zijn kunnen ze zich uit verveling helemaal verliezen in internet (Kisjes, 2009) Peergroup Er zijn drie verschillende peergroepen te benoemen. Allereerst de peergroep in het werkelijke leven: vrienden en medescholieren. Daarnaast de virtuele peergroup: virtuele bekenden vanuit games en MSN. Ten slotte is er een combinatie van beide: vrienden en medescholieren waarmee ook contact is op profielsites en MSN en in het samen gamen (Pardoen, 2006; Kisjes, 2009). Zoals beschreven speelt de druk van de peergroup op verschillende vlakken een rol. De wens bij een peergroep te behoren kan maken dat de jongere zich wil conformeren aan de daar geldende regels en hierdoor veel tijd op internet doorbrengt. Spanningen in de peergroep, maar ook angst om buiten de groep te vallen kunnen eveneens leiden tot een verhoogd internetgebruik. (Kisjes e.a. 2009). Beschermende factoren Opvoeden met grenzen stellen en aandacht voor het kind heeft een belangrijke invloed op het tegengaan van problematisch internetgebruik. Een internetspecifieke opvoeding blijkt een belangrijke beschermende factor te zijn. Internetspecifieke opvoeding Een internetspecifieke opvoeding (hoe gaan ouders om met het internetgebruik van hun kinderen) staat in verband staat met het aantal uren dat jongeren per week online zijn en ook met het problematisch internetten door jongeren. Dit blijkt uit de monitor internet en jongeren, ontwikkelingen in internetgebruik en de rol van opvoeding (Rooij e.a., 2006-2007). Algemene opvoedingskenmerken -de mate waarin ouders hun kinderen in het algemeen steunen en in het algemeen toezicht houden- blijkt echter niet van invloed op het internetgedrag van jongeren. Jongeren hebben dus heel gerichte aandacht en ondersteuning ten aanzien van het internetgebruik nodig. Het stellen van regels rond frequentie en duur van het internetten en het voeren van kwalitatief goede gesprekken over het gebruik van internet beschermt jongeren tegen problematisch internetgebruik. Pardoen e.a. (2006) noemen de volgende aandachtspunten voor kwalitatief goede gesprekken: belangstellend, niet veroordelend, open en met diepgang: de ouder heeft zichzelf inhoudelijk voorbereid. Daarnaast lijken er voorzichtige aanwijzingen dat regels stellen ten aanzien van de inhoud van het internetgebruik ook invloed heeft op het voorkomen van intensief en problematisch internetgebruik (Rooij e.a., 2006-2007). De hier beschreven resultaten zijn gebaseerd op analyses uitgevoerd onder 4093 jongeren die aan twee metingen zowel in 2006 als in 2007 mee hebben gedaan. De gemiddelde leeftijd was 13,5 jaar. De jongeren zaten op alle soorten van voortgezet onderwijs. Online pesten en ouderlijke steun Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat naarmate de hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen sterker is, de kans op online pesten door jongeren kleiner is. De mate waarin jongeren steun van hun ouders ontvangen en mate waarin ouders SP April 2010 | 19
toezicht (strikte controle) op hun kinderen houden blijkt ook samen te hangen met online pesten. Hoe meer steun en controle des te minder pesten. Daar staat tegenover hoe meer psychologische controle (manipulatie en dreigen) en streng straffen door ouders des te meer er kans op online pesten is door jongeren. De kans op online pesten is dus het kleinst als ouders een hechte band met hun kinderen onderhouden, veel steun en structuur bieden en weinig psychologische controle en strenge straffen inzetten. Ouders zijn wat positiever dan jongeren over hun opvoeding in de onderzoeken. Ze rapporteren meer positieve opvoedingsaspecten en minder negatieve. De resultaten die hier zijn beschreven zijn gebaseerd op een steekproef onder 4061 jongeren van 12-16 jaar, 3354 ouders hebben deelgenomen. De jongeren zitten in de eerste drie klassen van alle vormen van het voortgezet onderwijs (Rooij e.a., 2006-2007). Kennistekort In het onderzoek onder ouders van pubers ten bate van het nationale opvoeddebat stellen ouders dat opvoeden gelijk staat aan grenzen stellen. Echter op het gebied van de nieuwe media vinden ze dit (nog) minder belangrijk. Daarbij geeft een relatief grote groep ouders aan dat ze weinig kennis van gamen hebben. Bijna één op de tien ouders zegt te weinig kennis van internet te hebben. Het gebrek aan kennis maakt dat ze het moeilijk vinden om hierin grenzen te stellen en deze consequent te handhaven. De ouders geven aan dat ze tot aan de middelbare school daarmee geen problemen hebben. Vanaf de brugklas twijfelen ouders tussen loslaten en begrenzen. De ouders vinden grenzen stellen bij roken en drinken geen probleem omdat ze zeggen hier voldoende kennis van te hebben (Marketresponse research & consultancy, 2009) Conclusie Samenvattend kan er geconcludeerd worden dat problematisch internetgebruik vergeleken kan worden met verslaving aan een middel en een obsessief-compulsieve stoornis. Kindfactoren als de psychische toestand, de ontwikkelingsfase van de puberteit en de nog niet voltooide ontwikkeling van het puberbrein hebben een bepalende invloed. Dit kan niet los gezien worden van de omgevingsfactoren: het welbevinden of het ontbreken daarvan van de jongere in het ouderlijk gezin, op school of werk en in de peergroup. Problematisch internetgebruik kan veel problemen geven in de ouder-kind relatie. Naast de verslavende aspecten kan het internet een vluchtplaats uit de werkelijkheid worden. De aard van de online roleplaying games gecombineerd met de peerpressure onder spelers onderling maakt dat het voor jongeren moeilijk is om uit een spel te stappen. Ook de aandacht en contacten op MSN en profielsites spelen hierin mee. Een internetspecifieke opvoeding -grenzen stellen ten aanzien van duur, frequentie en inhoud van internet- blijkt bescherming te bieden. Van belang hierin is dat ouders het meest bereiken als ze belangstelling tonen voor hun kind, op een goede wijze met hun kind weten te communiceren en zelf kennis hebben van het internet. Een groep ouders geeft echter aan deze kennis te missen en onzeker te zijn over het grenzen stellen rondom internetgebruik. In de ouderbegeleiding zullen deze aspecten nader uitgewerkt moeten worden. Het belangrijkste is het contact, de communicatie tussen ouders en kind en de interesse in de belevingswereld van hun kind.Pardoen, hoofdredacteur van mijnkindonline.nl verwoordde het als volgt: we vragen dagelijks aan onze kinderen: hoe was het op school? Hoe was het op voetbal? Wie vraagt er wel eens: "Hoe was het vandaag op internet?"
20 | SP April 2010
Geconcludeerd kan worden dat om problematisch internetgebruik bij jongeren aan te pakken drie hoofdpunten van belang zijn in de ouderbegeleiding: • de kennis van het internetgebruik van ouders moet voldoende zijn • de verstoorde communicatie rondom het internetgebruik tussen kind en opvoeders moet bewerkt worden zodat deze verbeterd • Een internetspecifieke opvoeding moet ingezet worden Dit artikel is geschreven in het kader van het afstuderen aan de Post-HBO opleiding SPV aan de Hogeschool van Amsterdam, maart 2010. Docent-begeleider: Marianna Ruhe. Literatuur • Crone, E. (2009). Het puberende brein, over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker/Prometheus. • Defuentes-Merillas, L., Mil van, N., Reddeman, M. (2009). Behandelprotocol voor Problematisch Internetgebruik en/of Gameverslaving. Intern document van Novadic-Kentron Vught. • Delfos, M.F. (2008). Virtuele ontwikkeling van de jeugd. Amsterdam: uitgeverij SWP. • Delfos, M.F. (2008). De risico's van internet/cyberlokkers. "Rubriek generatie M" in "pedagogiek in praktijk", Amsterdam: uitgeverij SWP. • Eijnden van den, R., Rooij de, T., Meerkerk, G.J.(2007). Excessief en compulsief internetgebruik: een kwalitatieve analyse. Rotterdam: Onderzoeksinstituut IVO • Griffiths, M. (1999). Internet addiction: Fact or fiction? Psychologist, 12(5):246-250. • Koepp, M.J., Gun, N.R., Lawrence, A.D., Cunningham, V.J., Dagher, A., Jones, T., Brooks, D.J., Bench, C.J., Grasby, P.M. (1998). Evidence for striatal dopamine release during a videogame. Nature 393:266-268 • Kisjes, H., Mijland, E. (2009). It's all in the games: gamen is geweldig, met adviezen voor begeleiders en opvoeders. Middelbeers: uitgeverij InnoDoks • Lemmens, J. S. (2006). Gameverslaving: dwangmatig gebruik herkennen, begrijpen en overwinnen. Amsterdam: uitgeverij SWP • Marketresponse research & consultancy, (2009). Grenzen stellen bij pubers: vasthouden en loslaten. Onderzoek onder ouders van pubers ten bate van het opvoeddebat in opdracht van het Ministerie van Jeugd en Gezin. • Pardoen, J., Pijpers, R.( 2006). Verliefd op internet, over het internetgedrag van jongeren. Amsterdam: uitgeverij SPW • Rooij van, J., Eijnden van, R. (2007) Monitor internet en jongeren 2006 en 2007, ontwikkelingen in internetgebruik en de rol van opvoeding. Rotterdam: Onderzoeksinstituut IVO • Rooij van, J., Meerkerk, G.J., Schoenmakers, T., Eijnden van, R., Mheen van de, D. (2008). Monitor internet en jongeren, ontwikkelingen in het internetgebruik van Nederlandse jongeren. Rotterdam: Onderzoeksinstituut IVO • Rooij van, J., Meerkerk, G.T., Schoenmakers, T., Mheen van de, D. (2009). Monitor internet en jongeren 2006-2009, wat doen jongeren op internet en hoe verslavend is dit. Rotterdam: Onderzoeksinstituut IVO Websites www.ivo.nl www.mijnkindonline.nl Interview • Roumen, N. Novadic- Kentron (2009)
SP April 2010 | 21