Hoe mijn baan ontstond Heel lang gelden, toen ik nog echt jong was (ik was 4 jaar op die bewuste Sinterklaasochtend 6 december 1949), kreeg ik mijn eerste elektrische trein van de Goed Heilig Man. Het was een echte Marklin trein, spoor 0 (nul), met een rail met drie spoorstaven en een breedte van 32 mm. Pas veel later hoorde ik van mijn pa, dat hij die met veel moeite helemaal had gereviseerd en weer als nieuw had gemaakt. Het station had hij zelf gebouwd omdat een transformator niet te krijgen was voor een arme portemonnai. Uren, dagen lang hebben mijn broertje en ik languit over de grond gelegen in de “goei” voorkamer achter de schuifdeuren om met de trein te spelen. Achter het bankstel en tussen de zware eikenhouten stoelen die helemaal naar de boenwas roken lagen zoveel rails dat we de hele voorkamer nodig hadden voor ons spel. De twee-assige lok met een stuk of vier vierassige rijtuigen er achter heeft heel wat kilometers gereden en we vonden het toen leuk om allerlei banen uit te proberen en daar zo hard mogelijk rondjes op te rijden. Na de kerstvakantie stopten we de trein in een grote theekist van triplex met van die metalen hoeken er op. Met de paasvakantie mocht hij er dan weer uit, als we tenminste goed ons best hadden gedaan op school. Weer een treinenweekje in de voorkamer..... Zo gingen jaren voorbij totdat op een avond, ik was inmiddels 12, mijn pa me bij zich riep aan tafel en hij uit zijn zak een klein locomotiefje tevoorschijn haalde. Het was een BR89, weer van Marklin, maar nu in spoor HO (half-nul). Hij vroeg of ik die ook mooi vond en of ik wellicht zo een trein wilde hebben in plaats van de grote spoor 0. Ik hoefde daar niet lang over te denken, want ik heb wel een half uur adembenemend naar het prachtig gedetailleerde model (ten opzichte van de spoor 0 lok) zitten kijken. En of ik dat wilde. En zo kwam spoor half-nul in mijn leven. Tot de dag van vandaag heb ik dat nog steeds en alles werkt nog na 50 jaar! In de loop van de tijd zijn daar nog een spoor N baan bijgekomen omdat ik nadat ik getrouwd ben, binnen niet zo veel ruimte ter beschikking had. Later is daar een LGB trein voor de kinderen bijgekomen (tenminste dat is wat ik zei, maar die hebben er nauwelijks mee gespeeld) voor in de tuin. Overigens heb ik nu wel veel spijt gehad dat ik de spoor O trein geruild heb, want dat was toch wel een heel uniek exemplaar…….maar ja, als kind had ik daar niet zoveel weet van.
De LGB trein ging zelfs mee op vakantie. Zo konden mijn kinderen die rondom onze caravan rondjes laten rijden en rangeren. Niet dat ze dat deden, nee, alle kinderen van de camping speelden met onze trein behalve mijn eigen kinderen. En ik speelde dus met de kinderen van de camping mee. Die trein heb ik gehouden totdat ik in een appartement ging wonen waar echt geen plaats meer was voor de grote tuintrein. Praat ik nog niet over de ideeën daarover van mijn vrouw. Mijn droom van een modelbaan is in de loop van de tijd een beetje veranderd. Vroeger wilde ik zo veel mogelijk rails om ingewikkelde railplannen te maken. Dat is me om financiële redenen nooit gelukt overigens, want modeltreintjes is nou eenmaal niet de goedkoopste hobby. De investeringen daarin zijn echter altijd gerechtvaardigd geweest, want mijn eerste treintjes en eerste rails doen het nog steeds, voorwaar stukjes kwaliteits speelgoed voor iets dat na 40 tot 50 jaar nog werkt. Vergelijk dat maar eens met een echte auto, een TV, computer of welk ander stukje techniek dan ook, laat staan speelgoed! Later ging ik me meer toeleggen of de detaillering van de baan, dus minder railmateriaal maar een goed plan om de trein helemaal tot zijn recht te doen komen, natuurgetrouw optrekken en afremmen, geluid en rook in de loks enzovoort. Na vele proefbanen, enkele uitgewerkte en gebouwde grote banen, ben ik dan aan het verzinnen en bouwen geslagen van mijn huidige baan, met alles er omheen om het ontwerp en het materiaal erop te rechtvaardigen. Lees hier hoe het verder ging om mijn eigen eiland Gyjaum......
Ergens in een oceaan ligt een grillig gevormd eilanden groepje. De ligging is zodanig dat de rotsen eigenlijk net niet als zelfstandige eilanden aangemerkt kunnen worden want smalle rotsstroken verbinden ze met elkaar. Waarschijnlijk zijn ze miljoenen jaren geleden ontstaan door opstuwing van de zeebodem door vulkanische activiteiten want de rotsen op het eiland zijn bijna zwart van kleur. Op sommige plaatsen rijzen ze kaarsrecht uit de omgevende zee omhoog en slaan de golven er op stuk. Op enkele plaatsen zijn er inhammen met heel fijn, bijna wit zand wat daar aangespoeld is en er een klein strand vormt.
De eilandengroep heet de Gyjaum Archipel. Er woonden maar weinig mensen op het eiland, maar de bevolking is flink gegroeid. Dat komt omdat er diep in de bergen goud werd gevonden en dat heeft sinds 1924 heel wat mensen naar de Gyaumen, want zo noemen de nativs hun eiland, getrokken. Bij het zoeken naar goud stootte men ook op een paar andere ertsen zoals koper en lood. Al dat materiaal moest natuurlijk vanuit de bergen naar de kust gebracht worden om daar, in schepen geladen, de hele wereld rond te gaan. Daar op dat eiland is mijn treinbaan ontstaan…………….. De zweetdruppels staan op het bijna zwarte voorhoofd van de stoker terwijl hij een grote schep kolen door de vuuropening schept op het loeiende vuur in de vuurkist. De machinist doet de vuurkistdeur weer dicht. En meteen ook weer open want een nieuwe schep kolen op de bats van de stoker is al weer in aantocht. Hakkend en puffend sleept de lok de volgeladen ertswagens de steile heuvel op, smachtend naar meer stoom. Machinist en stoker doen er alles aan de gang er in te houden. Ze weten maar al te goed als de snelheid uit de trein is dat het een hele toer is om hem weer op gang te krijgen op de tamelijk steile hellingen. Maar het hoogste punt van de lijn is al in zicht. De rest van het traject gaat bijna overal bergafwaarts wat bijna net zo moeilijk is voor de machinst. Dit zou een beeld kunnen zijn op mijn modelbaan. Ik wil graag vertellen wat mijn uitgangspunten zijn bij het ontwerp en de aanleg van de GIR, Gyjaum Island Railroad. Ik wilde graag een baan bouwen met een bepaald motief en niet gebonden zijn aan een land of tijdsbeeld. Dus zou een baan op een denkbeeldig (ei)land een mogelijkheid zijn. Zo ontstond na enig afwegen mijn modelbaan: op een eilandengroep ergens in een grote oceaan, op het eiland Gyjaum. Het begon allemaal heel eenvoudig met een enkelsporig lijntje vanuit de bergen naar de kust. Hoewel eenvoudig..? Het was een hele klus om de spoorlijn door de granietharde rotsen aan te leggen zo dat de trein zonder tandrad naar boven en beneden kon. Er moest menige keerlus in de berg door tunnels uitgehakt worden en het aantal bruggen en viaducten is enorm. Maar het goud lonkte en men stelde alles in het werk om het zo vlug mogelijk naar beneden te krijgen. Het overladen van het erts van de wagons in de boot was in het begin nog handwerk maar dat ging al vlug niet meer snel genoeg. Er werd een haventje aangelegd waar kleine kustvaarders konden aanmeren om de kostbare lading op te halen.
Er komen steeds meer mensen op het eiland werken en dat had tot gevolg dat er allerlei andere zaken op het eiland geregeld moeten worden. Het prachtige eiland heeft nauwelijks mogelijkheden om voor veel mensen in hun dagelijkse voedsel te voorzien. Dus ongeveer alles, behalve fruit want dat is er in overvloed, moet van het vaste land worden aangevoerd. Al snel wordt Lost Lagoon (want zo heette het snel groeiende stadje bij de haven) overbevolk. Er was domweg geen plaats genoeg voor veel mensen vanwege de enorme bergen. En zo gebeurt het dan dat veel mensen het binnenland in trekken en er op enkele plaatsen nieuwe nederzettingen te bouwen. Omdat de nieuwe bewoners van heinde en ver naar het eiland trekken en van alle nationaliteiten zijn, is de samenstelling van de bevolking nogal divers. En dat zie je overal terug, ook in de bouwsteil van de dorpjes: er ontstaat een mengeling van allerlei regionale stijlen. Ergens boven in de bergen, waar zich een klein plateau had gevormd, ontstaat het stadje Johnsons Landing en nog verder weg vanaf Lost Lagoon, richting noord, ligt een dorpje dat Devils Cave heette, genoemd naar de een donkere grot op de eilandengroep. Het kan niet anders of deze nederzettingen moeten een verbinding krijgen met elkaar en daar is de trein weer het juiste middel voor. Na veel particulier initiatief in de eerste jaren (de eerste spoorweg werd door enkele rijke goudzoekers aangelegd) besluiten de bewoners om een spoorwegmaatschappij op te richten, de GIR. De maatschappij bestaat nog steeds maar is straatarm. Mooi rollend materiaal is er niet bij en om toch te kunnen voldoen aan de behoeften van de eilandbewoners wordt besloten om rollend materiaal te kopen van maatschappijen op het vaste land. Veelal is dat materiaal dat afgeschreven is, niet modern genoeg meer is en te langzaam voor de moderne wereld. Maar voor de eilandbewoners nog goed genoeg. Ze werken hard om het aangekochte materiaal weer goed rijdend te krijgen. Soms moet er veel geïmproviseerd worden omdat reserve onderdelen van de zeer afwisselende samenstellingen niet of nauwelijks meer te krijgen zijn. Welkom op Gyjaum Met de trein is het een boeiende reis van het zuiden naar het noorden van Gyjaum. De reis begint in Lost Lagoon en gaat dan al stijgend over adembenemende bruggen, door lange keertunnels en door donkere bossen omhoog langs steile hellingen naar de besneeuwde toppen en gletsjers van het eiland. Tijdens de rit valt het veelvoud aan natuurschoon op. Het klimaat is er sterk afwisselend. In het zuiden heerst een bijna tropische atmosfeer en er groeien zelfs enkele palmen, terwijl in het noorden en hoog in de bergen sneeuw en ijs het enorme klimaatverschil zichtbaar maken. Tijdens de lange reis opent zich voor de passagiers een wereld van aaah’s en oooh’s, van bewondering en van genieten. Majestueuze bergen,
wilde ravijnen en woeste rivieren, maar ook idyllische vergezichten en lieflijke landschappen wisselen elkaar af. De rit gaat door drie gebieden, het warme zuiden met als hoofdplaats Lost Lagoon, het milde middenland, waar het plaatsje Johnson Landing ligt en het barre noorden met als belangrijkste plaats Devils Cave. De trein, die oorspronkelijk bedoeld was om de gewonnen ertsen uit de bergen naar de kustplaatsen te brengen heeft er een functie bij gekregen: het bevoorraden van de plaatsen in het midden en het noorden van goederen en levensmiddelen. De kusten daar zijn zo grillig dat er geen schip bij in de buurt kan komen. Alles moet dus via Lost Lagoon het eiland in en uit. Sinds er al jaren lang geen gouderts meer gevonden wordt op de eilanden, is de belangrijkste inkomstenbron het delven van koper, lood en uranium erts. Maar ook het toerisme heeft de archipel gevonden en dat vormt een leuke aanvulling op de inkomsten van de bewoners. Mijn modelbaan speelt zich af in de buurt van Johnsons Landing, ergens in het midden van het eiland, vlak bij een stuwmeer dat aangelegd werd om het eiland van de nodige elektriciteit te voorzien. De ontwikkeling van de spoorweg op de Gyjaumen Toen in 1924 de hoogtijdagen van de goudzoekers waren, besloten een paar steenrijke goudzoekers om een privé spoorweglijn aan te laten leggen van hun belangrijkste mijn hoog in de bergen naar Lost Lagos. Dat was toen nog een gehucht met maar een tiental inwoners, hoofdzakelijk vissers, die er al eeuwen woonden. De goudzoekers kochten op het vaste land wat railmateriaal, enkele stoomlocomotieven en een aantal ertswagens. Ze charterden wat landrotten om de spoorweg aan te komen leggen en zo is het allemaal begonnen. Een jaar later kon de eerste ertstrein vanuit Lost Lagoon vertrekken om de eerste lading gouderts te halen. Men kon die niet in grote aantallen verwerken op het eiland, dus moest het erts per schip naar een verwerkingsbedrijf op het vaste land getransporteerd worden. Dus er werd een aanlegplaats gebouwd in Lost Lagoon met een overslagplaats om het erts vanuit de trein in de boot te kunnen laden. Door de enorme toeloop van mensen werd het vergeten Lost Lagoon al snel een overbevolkt stadje, temeer omdat er maar heel weinig ruimte was. Al vlug werden de bergen zo stijl en hoog dat je daar met geen mogelijkheid kon wonen. Het gevolg laat zich raden: een aantal mijnwerkers zochten op het eiland naar plaatsen waar ze meer ruimte hadden en een nieuwe woning konden bouwen. Om grondstoffen daarvoor, levensmiddelen, hout, bouwmaterialen enzovoort te transporteren naar deze nieuwe verblijfplaatsen werden spoorweglijnen aangelegd, die vaak, vanwege het ruige terrein, over
bruggen en door keertunnels hun weg moesten zoeken. Al vlug werd zo het hele eiland met de trein doorkruist en werd deze manier van transport een van de belangrijkste aders. De spoorweg werd zo uitgebreid, dat de eigenaren, de goudzoekers van het eerste uur, daar geen tijd meer voor hadden en zo ontstond een particuliere spoorwegmaatschappij waarvan Willem Arts president werd en die de naam kreeg van GIR, de Gyjaum Island Railroad. De actieve directeur van de maatschappij bouwt de spoorweg snel uit, maar ruimte voor een eigen fabriek is er niet, dus koopt hij veel rollend materiaal op het vaste land, soms nieuw maar meestal gebruikt vanwege de centen. Belangrijk is dat het materiaal goed loopt en bruikbaar is op het eiland. Van welk merk het materiaal is en uit welk land het komt is minder belangrijk, maar hij heeft wel een voorkeur voor Zwitserse locomotieven omdat die ontworpen zijn voor gebruik in een bergachtig gebied. Toen in het verleden het vervoer van gouderts minder begon te worden maar het transport van andere ertsen en inmiddels ook hout uit de geweldige bossen toenam, werd ook het materiaal aangepast. De stoomlocs werden bijgestaan door diesels en er werd zelfs een gedeelte van de baan (tussen de beide grootste plaatsen) voorzien van bovenleiding om met elektrische locs te kunnen berijden. Dus je ziet op de Gyjaum Archipel van allerlei materiaal door elkaar rijden, verzameld van vele merken. Maar dat gebeurt nu eenmaal als je aangewezen bent op een krappe portemonai en je je moet concentreren op het aanbod op de tweede hands markt. Dat geldt voor de bewoners van Gyjaum, maar ook voor hun baas, de directeur van de spoorwegmaatschappij, ik. De directeur Nog even iets over de directeur van Gyjaum. Dat moet wel een redelijk handig mannetje zijn want er is heel wat werk te verzetten op het eiland. Behalve allerlei noodzakelijke maar minder interessante handelingen zoals het inzamelen van geld en het bijhouden van de boekhouding van zijn spoorwegmaatschappij, wordt van hem verlangd dat hij een perfect plan maakt van het sporenstelsel op het eiland. Alle plaatsen moeten bereikt kunnen worden zonder te steile klimmen te maken, keertunnels en bruggen worden gepland en ingenieuze trajecten ontworpen. Niet alleen het plannen, maar ook het bouwen ervan, van alle bouwwerken, tunnelingangen, bruggen en viaducten, zijn een deel van de werkzaamheden van de directeur, die eigenlijk maar weinig kan delegeren. Ook het schilderwerk, het houtwerk, schaven, schuren, boren en frezen is hem niet vreemd om nog maar niet te spreken van de elektriciteit op de baan, die toch redelijk complex is. Er kunnen vele treinen tegelijk rijden zonder daarbij op elkaar te botsen. Dat komt ook wel door de digitale beveiliging, maar ook daarvoor is de directeur verantwoordelijk. Enig inzicht en het werken met de computer hard- en software, en met de informatica zijn hem niet vreemd. En tussen al die werkzaamheden door moet hij ook nog zijn vrouw en zijn kinderen te vriend houden. Gelukkig gaat dat allemaal goed, sterker nog, ze zijn blij dat pa de
directeur iets om handen heeft. Ze moeten er niet aan denken dat ie heel de dag achter het raam naar buiten zit te turen En….je stopt immers niet met treintjes spelen omdat je te oud wordt, maar je wordt pas oud als je niet meer speelt met treintjes! De bouw van de HO baan: het middengebergte van Gyjaum De demobaan in HO, waarover het volgende verhaal verder gaat, bouw ik op een tafel van 240 x 120 cm en daar vind je ongeveer een kopie van middenregio met als plaatsje Johnsons Landing, wat bergen, een stuwmeer met een krachtcentrale, een mijn waar men nog ertsen delft en een oude vervallen ruine. Een berkbeekje doorsnijdt het landschap en heeft een diep dal uitgelsleten in de rotsen. Na veel tekenen van baanontwerpen heb ik besloten om met een ontwerp op Noch basis, dat hier en daar iets is aangepast, aan het werk te gaan. Het baanplan zie je op de tekening. Op deze baan kunnen tot 5 treinen ingezet worden die ,deels tegelijk of om de beurt een traject afleggen. Van deze 5 treinen zijn er 2 die pendelen.
Toen het idee er was ben ik gaan kijken naar de ruimte die ik ter beschikking had want je kunt wel een supergrote baan plannen, maar als de ruimte er niet voor is wordt het nooit wat. Even iets tussendoor: mijn eigenlijke baan wordt gebouwd in de schaal N. De foto’s in deze brochure zijn van een baan in schaal HO die ik bouw als demonstratie baan en verder hier beschrijf. De manier hoe beide banen tot stand komen is verder identiek. Mijn N-baan bestaat uit drie tafels van 180x90cm die met slotbouten en passtukken aan elkaar gemonteerd kunnen worden: tafel 1, het zuidelijkste deel van mijn eilandenrijk, bevat Lost Lagoon met haven en het begin van het middenland en berggebied, doorsneden door een wilde rivier. Tafel 2 is het
milde middenland waar het plaatsje Johnsons Landing ligt en op de tafel 3 vinden we Devils Cave, een mijnwerkersplaatsje in het woeste berggebied in het uiterste noorden. De onderbouw maak ik van een raamwerk van planken van ca. 9x2 cm. Door het open raamwerk is het later erg gemakkelijk om overal goed bij te kunnen. Het raamwerk wordt door vier afschroefbare poten gedragen: als de baan ooit verplaats moet worden kan hij met gemak op zijn kant door een deur. Een puntje om in gedachte te houden, want hoewel ik van gezelligheid hou, zou ik niet graag alle mensen een biertje willen geven die hun baan niet meer van de hun zolder, kamer of kelder kunnen krijgen vanwege de maat. Op het raamwerk leg ik een 8mm dikke houten plaat multiplex (kan ook met MDF, maar dat is wel erg hard en dus veel lastiger te bewerken). Op deze plaat leg ik dan de rails volgens de tekening en kijk of het allemaal goed uitkomt. De bouwwerken, bruggen, viaducten en portalen plaats ik ook even om te zien hoe het oogt en of alles past zoals gepland werd. Als dat allemaal goed klopt teken ik met een viltstift naast de rails de hele baan op de onderplaat. De rails gaan weer in de doos. Dan komt de decoupeerzaag er aan te pas. Alle trajecten zaag ik uit langs de getekende lijnen en uiteindelijk heb ik een houten baantraject over gelijk aan mijn sporenplan. Op dit houten traject geef ik aan op welke hoogte dit moet komen ten opzichte van het raamwerk. Om de baan er erg dynamisch uit te laten zien wat hoogtes betreft, komt mijn laagste traject op 12cm vanaf het houten raamwerk te liggen. De werkelijke hoogte tussen het hoogste en laagste punt van de rail is niet meer dan 12cm, maar door de ontstane dieptewerking lijkt het veel spectaculairder. Mijn hellingen kan ik bijna allemaal onder de 4% houden. Dat houdt in dat ik met al mijn treinen, ook kleine lokjes, nog alle hellingen zonder problemen kan berrijden. Mijn advies: ga nooit boven de 4% want dat is bij voorbaat vragen om problemen, loks die niet meer naar boven kunnen, wagens en rijtuigen die ontsporen en
koppelingen die spontaan loslaten. Ik praat uit ervaring…….Nu ik de maten heb van de hoogtes van het traject maak ik een aantal eenvoudige houten staanders op maat die ik tegen of op het raamwerk monteer met lijm en een schroefje, rekening houdend met de bruggen en viaducten, waar natuurlijk geen drager kan staan. Op deze staanders lijm ik het houten traject. Ik zorg ervoor dat alles netjes haaks is, er beslist geen scherpe knikken komen (wat bijna niet mogelijk is met de 8mm plaat) en de hellingen mooi vloeiend verlopen. Misschien moet ik links of rechts een weinig corrigeren, maar door het open raamwerk is dat geen enkel probleem. Zoals al aan werd gehaald is te zien op de foto’s dat het onderste spoor (bij het station dat kruislings in het midden van de baan ligt) niet op het niveau van het houten raamwerk ligt maar 12cm hoger. Dat geeft me de mogelijkheid om het landschap dieper te maken: er komt ruimte voor een woeste rivier en een afvoerwater van de elektriciteitscentrale. Bovendien komen de geweldige steen viaducten en de bruggen, die deze rivieren overspannen veel mooier en beter tot hun recht. Het landschap krijgt zo de allure van een hoog gelegen gebergte. Ik leg de rails op het houten traject zonder deze vast te schroeven: ik wil overal nog gemakkelijk bij kunnen. Voorlopig voldoet een klein stukje tweezijdig kleefband prima. Ik gebruik Marklin C rails, die eigenlijk vanzelf al voor een hechte baan zorgen. Ik sluit de trafo aan (voorlopig nog even zonder blokken te maken en me nog niet te hoeven verdiepen in de automatisering) om proef te kunnen rijden. En zie daar, daar rijdt mijn eerste trein over de baan. Nu let ik zeer goed op onregelmatigheden in het spoor, want het is super belangrijk dat de treinen onvoorwaardelijk goed lopen. Later, als het landschap er omheen gebouwd is, is corrigeren altijd zeer moeilijk. Dus proefrijden, proefrijden, proefrijden, en net zolang corrigeren totdat de treinen op alle trajecten en in alle richtingen zonder ook maar een hapering rijden. Ik zet lange rijtuigen in om te zien of die ook met hun zijkanten niet de tunnelingangen en viaducten raken. Uit het verleden heb ik geleerd, dat dit een van de belangrijkste zaken is bij het bouwen van een modelbaan. Als de trein later niet lekker loopt en steeds uit de rail ligt begin je er al vlug de balen van te krijgen.
Nu ik ervan overtuigd ben dat het echt niet meer beter kan, haal ik de baan weer los om er isolatiestukjes tussen te zetten voor het automatisch bloksysteem. Je hoeft dat niet te doen als je daar geen zin in hebt: je kunt de baan ook gewoon met handbediening blijven bedrijven. Maar ik vind het leuk en uitdagend om de baan te besturen met een computer. Daarvoor is het nodig dat ik in de baan een aantal meldpunten leg die aan mijn computer (via een interface) kunnen vertellen welke trein waar en wanneer is. Omdat ik gebruik maak van een sensorrail (eenvoudige te doen met C rails) kan ik zelf detecteren of er ergens een verloren wagen is blijven staan. De computer kan dan uitmaken welke trein vrije baan krijgt, welke moet wachten en zo voort. Later daarover meer.
Een logische indeling van blokken kun je kort als volgt samenvatten: blokken moeten minimaal zo lang zijn dat er een complete trein in past, dus loc met wagens. Een blok overigens is een aantal rails aan elkaar, die aan het begin en aan het einde geisoleerd worden van de rest van het circuit. Bij Marklin C rails heb je daar speciale plastic nokjes voor die je op de kontakten schuift. Andere railsystemen hebben soortgelijke oplossingen. Wissels kunnen wel, maar hoeven niet in een blok te liggen. Sensor rail maken met C rails: met een kleine operatie aan de Marklin rails koppel ik als het ware de twee railstaven van elkaar los. De trein krijgt nu stroom via middenrail en een van de twee railstaven. De andere railstaaf gebruik is als “voeler” om de computer te laten “voelen” of dat stuk rail bezet is of niet. De voeding voor de trein komt dus via de middenrail en de ononderbroken railstaaf en de sensor voelt een kontakt tussen de beide railstaven, in ons geval dat van de wielen via de as. Van elk blok (“de onderbroken railstaaf van isolatie tot isolatie” komt een draad naar de koppelkastje met de computer. Zo een koppeling heet bij veel treinsystemen een S88 module,
maar sommige besturingssystemen hebben soortgelijke dingen met andere namen. Ik kan 16 “voeldraden” aansluiten op een S88 module en dat is precies genoeg voor mijn baan. De complete elektrische digitale installatie voor mijn baan bestaat dus uit: 1x centraal besturingssyteem, 1x voedingstrafo en 1x S88 module, wat stekertjes en wat draad. Je ziet, hoeft echt niet ingewikkeld te zijn. Als je geen gebruik maakt van Marklin C rails maar van andere Marklin rails of van andere merken rails kun je ook gebruik maken van de S88 modules, maar moet je schakelaars inbouwen in je rails, b.v. reedcontacten, optische sensoren, Hall schakelaars of gewoon mechanische schakelkontakten. Mooier is het in zo’n geval echter om gebruik te maken van stroomsensoren, die meten of er in een blok stroom loopt of niet. Laat je goed voorlichten over deze mogelijkheden als je voor zo een systeem gaat. Als je wilt kun je het centrale besturingssysteem koppelen aan een echte PC of Laptop met een geschikt treinbesturingsprogramma om het geheel heel geavanceerd met veel extra functies en mogelijkheden te kunnen besturen, maar noodzakelijk is dat ook hier weer niet. Als alles aangesloten is test ik de terugmeldcontacten (zo noemen we die dingen: even terug sprak ik nog over voeldraden) en voer de wissels, de seinen en de rijwegen in in mijn bedieningsunit. Ik gebruik daarvoor een Raptor centrale die heel geschikt is voor dit soort banen maar ook nog heel veel meer kan. Dan weer rijden en kijken of alles digitaal ook goed werkt. Mogelijk hier en daar nog wat verfijnen en uiteindelijk heb ik dan een baan die 5 treinen volledig automatisch, tegen elkaar in, zonder te botsen, over het enkelsporige circuit loodst. Ik, maar bijna iedereen die de baan in bedrijf ziet, staat verwonderd te kijken hoe dat allemaal mogelijk is! Als het technische gedeelte helemaal goed werkt is de volgende stap het vastleggen van de rails en het inbouwen van de bruggen, tunnels, tunnelportalen, steunmuren en op een paar plaatsen een rotswand. Daarvoor gaan de rails voor de laatste maal van het tracee: er moeten enkele gaatjes in geboord worden om de bedrading door te voeren voor de terugmelders en de wissels. Ik verf de bedding grijsbruin zodat er straks gemakkelijk wat extra ballast op aangebracht kan worden zodat
dat de ondergrond er niet door te zien is. Nu kun je de rails vastschroeven maar dat heb ik niet gedaan: ik breng een stukje dubbelzijdig kleefband aan waarop ik de rails als het ware plak. Ik voorkom hiermee, dat er geluidsoverdracht plaats vindt tussen rail, schroefjes en ondergrond. Het resultaat is een uiterst rustig rijdende trein. Als alle rails weer terug liggen dan toch nog maar een keer proefrijden of er geen foutjes zijn gemaakt. Ik ben dik tevreden: het rijdt als een trein! Scenery Een moeilijk woord voor landschap, maar wordt door zowat iedereen in modeltrein land gebruikt. De open gaten die tussen het railtracee zijn vul ik op enkele plaatsen op met de plankjes die uit de betreffende gaten kwamen. Soms op een lager en soms op een hoger niveau, afhankelijk van wat er op die plaats moet komen staan. Er loopt ook een weg door mijn modellandschap: hiervoor ga ik hetzelfde te werk dan met het treintracee. Ik leg er meteen een draad op van het Faller Car System, zodat er straks ook nog auto’s rond kunnen rijden. Aan de vier zijkanten van de tafel maak ik afsluitende platen, ook van 8mm hout en zaag daar aan de bovenzijde het profiel van het landschap uit. Ik zorg er voor dat er “service luiken” op enkele plaatsen in komen. Als er ooit iets onder de berg moet gebeuren kan ik er gemakkelijk bij. Je weet maar nooit of er misschien eens een trein van de rails valt. Ik bespan de overgebleven bergen, gaten, dalen en hellingen, met aluminiumgaas. Ik lijm dat met een lijmpistool en smeltlijm vast en op enkele plaatsen zet ik er nog een nietje met de nietmachine in. Soms is het nodig het gaas een beetje in te knippen om de vormen te maken die ik wil. Ik gebruik geen gewoon fijnmazig kippengaas want dat heeft de nare eigenschap na verloop van tijd te gaan roesten. Dat weet ik nog van een van mijn banen uit het verleden, met als gevolg rotsen en bergen met een roestpatroon erin, geen gezicht. Het aluminium gaas is stug genoeg om zonder verdere ondersteuning de bergen vorm te geven. De constructie kan dus licht blijven. Als alle vormen aanwezig zijn zoals ik in gedachte heb, beplak ik het aluminium frame met stukjes krantenpapier van ongeveer 15x15cm dat ik met gewoon behangplaksel inkwast.
De stukjes overlappen elkaar en uiteindelijk is de laag papier 4 lagen dik. Het is ook mogelijk om het aluminium gaas met gipsstroken te bekleden. In beide gevallen moet je goed opletten dat er geen lijm, water of gips op de rails onder de berg valt want dat is later moeilijk weg te krijgen. Dus tijdens het bouwen een stukje doek op papier op de rails. Na een paar dagen is de berg helemaal droog en zit er een stevige bekleding op het gaas. Hierop kan ik goed verder bouwen. Ik maak gips aan en meng er een beetje witte houtlijm door. Het gips wordt daardoor minder breekbaar en sterker. Met een spatel breng ik lagen aan op de berg en vorm al ruwweg de structuur. Als het gips begint te drogen kras ik daar de vorm van de rotsen is. Zolang het gips nog enigszins nat is gaat dat redelijk eenvoudig. Maak niet te veel gips aan, want het verharden gaat erg snel en dan kun je het structureren niet bijhouden. Ik doe telkens stukjes van ongeveer 10x20cm. Als alles weer naar wens is moet ik weer even wachten totdat het gips door en door droog is. Onderwijl kan ik kleine correcties aanbrengen met een oude beitel, een Stanley mes en een stevige kwast. Na een dag is het gips voldoende droog om beschilderd te worden. Ik gebruik hiervoor speciale landschapsverf op waterbasis. Die kun je in een aantal mooie landschapskleuren krijgen, is precies goed van dikte en dekt perfect. De onderlaag maak ik middengrijs. Omdat de verf nog deels in het gips trekt is de uiteindelijke kleur een mooie grijstint die ik in gedachte heb. Je kunt natuurlijk ook voor een andere basiskleur kiezen. Als je je rotsen en ondergrond in zandsteen hebt, is de kleur bij voorbeeld beige. Als de basiskleur droog is maak ik van antraciet zwart met wat water een papje dat ongeveer de dikte van melk heeft, dus zeer dun, het likt op inkt. Met een grote kwast verf ik daarmee de hele berg. Met een doek veeg ik de natte verf er meteen oppervlakkig weer af, zodat alleen in de verdiepte stukjes de donkere verf blijft zitten. Meteen zie je diepte verschijnen in het landschap. Als het effect niet voldoende is, herhaal ik deze handeling net zo lang tot ik weer tevreden ben. Mijn bergen zijn nu grijs met donkere verdiepte stukken erin. Ook met verdunde verf experimenteer ik wat met andere kleuren:
leemkleur, beige en groen. Het geheel begint er nu realistisch uit te zien. De laatste handeling met verf is het zogenaamde highlighten. Ik doe witte verf op een stukje karton en met een tamelijke hard penseel (kan je eenvoudig maken door van een oude penseel de haren tot driekwart af te knippen) dip ik in de verf. Dan wrijf ik bijna alle verf weer uit het penseel op een tissue. Nu ga ik heel lichtjes over de rotsen zodat ik alleen de opstaande randjes raak. Het lijkt wel of de rosten nu er uit springen. Mooi effect. Als ik teveel verf aanbreng verwijder ik die weer met een schone tissue. Uiteindelijk heb ik een mooie natuurgetrouwe (het formaat natuurlijk niet meegerekend) berg in de kleur zoals ik voor ogen had. Dan kan ik beginnen met het aanbrengen van mos, gras, zandondergrond, bomen, struiken en planten. Met enkele kleurenfoto’s van echte bergen erbij zie ik dat hoe steiler de berg is, hoe minder gras en bomen er op voor komen. Daar plaats ik dus vooral mossen, kleine struiken en dergelijke. Op de vlakkere stukken komen bomen, grasland, weiden en hier en daar een voetpad. De bomen lijm ik met het lijmpistool op hun plaats, doe daarna wat onverdunde houtlijm op de voetjes ervan en bestrooi dat met bosondergrond, een mengseltje van donker zand, immitatie naalden (ik heb op de bergen hoofdzakelijk naaldbomen staan) en kleine steentjes. Op de ander plaatsen, waar ik de rotsondergrond niet wil zien, breng ik ook houtlijm aan (deze droogt namelijk mooi transparant en niet glanzend op) en bestrooi dat met gras en vlokken in diverse kleuren. Grovere vlokken en fijner strooisel gebruik ik door elkaar, hier en daar aangvuld met ijslands mos dat ik ook nog eens een keer met lijm inspuit en er wat fijn groen over laat dwarrelen. Met het zogenoemde wildgras, ook weer in een paar kleuren, geef ik het landschap zijn wat ruigere uiterlijk. Nog enkele bloempjes, hier en daar een bloeiende struik en een zwerfkei en mijn berg begint echt mooi te worden. Ik heb er wel voor gezorgd dat mijn landschap geen bonte kermis wordt. Kleuren goed op elkaar afstemmen en niet te fel blijkt prima te werken. Op een paar plaatsen op mijn baan is water aanwezig. Er is een snelstromend riviertje met enkele watervalletjes en er is een stuwmeer, een pompstation en een afvoerbeek daarvoor. Het water van de rivier maak ik als volgt. Ik had al rekening gehouden met de plaats waar de rivier moet komen. Bij het uitzagen van de baantracee’s heb ik ook een bedding voor de rivier uitgezaagd die iets dieper ligt dan het omringende landschap. Nu maak ik van modelleerpasta de oevers. Als die droog zijn schilder ik de ondergrond van de rivier en de oevers. In het
midden van de rivier gebruik ik donkerbruin en laat dat naar de zijkant uitlopen naar lichtbruin. Andere kleuren kan ook, maar in de bergen is de ondergrond vaak bruinachtig. Ik lijm tegen en op de oevers de nodige gras- en rietstengels, breng allerlei formaat steentjes aan en lijm zo hier en daar nog wat groen op de bodem van de rivier, nu met Uhu hart. Dat is een transparante universeellijm die uitstekend geschikt is voor dit werk. De watervalletjes ( bij mijn baan niet zo hoog, ca. 1 tot 2 cm) bewerk ik ook zo. Voor de watervallen knip ik een reepje doorzichtige kunststof van een of andere verpakking net zo hoog en zo breed als de waterval is, en knip die om de paar millimeter in, het idee van een kam. Met een fohn vervorm ik de folie een beetje en lijm het plaatje tegen de kopse kant van de waterval. Met Uhu hart gaat dat uitstekend. Ik leg een rolletje lijm op de kop aan de bovenzijde van de waterval met als doel het tegenhouden van het vloeibare goedje wat straks water gaat vormen en ook nog wat druppels aan de voet. Die stellen straks de opspringende waterdruppels voor. Net voordat ze droog zijn prik er met een kleine schroevendraaier een beetje in en maak zo als het ware van het gladde oppervlak een ruwe massa. Als alles goed uitgehard, waterdicht en in de juiste kleur is giet ik in de bedding dunne laagjes (ca. 2mm) vloeibaar kunstwater van Woodlands. Dat spul lijkt een beetje melkachtig uiterlijk te hebben maar na 24 uur uitharden is het prachtig transparant. Met een dun latje druk ik het water tussen de stenen en planten voor zover het dat niet al zelf doet. Ik heb bij een gedeelte van de bedding niet helemaal goed opgelet; hij was niet waterdicht. Het gevolg: een plasje kunstwater op de vloerbedekking onder mijn baan en dat was niet eenvoudig weg te krijgen….. Het water is nog niet diep genoeg, dus giet ik nog een keer een dun laagje in de bedding. Het hoeft ook niet echt diep te zijn, want door de breking van het licht en de goede keuze van de kleur van de ondergrond doet vermoeden dat het een aardig diep riviertje wordt. Prachtig resultaat nu. Na droging en uitharding laat ik voorzichtig niet te grote hoeveelheden druppels Uhu Hart over de folie van de waterval vloeien. Ook maak ik met deze lijm golfjes aan de voorkant van de stenen en brugpijlers die in de rivier staan en aan de andere kant van deze objecten een soort waaier, als of het water wijkt. Ik wacht enkele minuten totdat de lijm stroperig wordt en prik dan met een dun stokje in de lijm. Als ik het stokje eruit trek krijg is als het ware kleine golfjes die nu ook zo blijven staan. Wel het juiste moment afwachten, want als je dit te vroeg doet zakt de golf weer in elkaar. Mooi. Als de lijm helemaal is uitgehard heb ik een mooi wateroppervlak met hier en daar golfjes en stroomversnellingen. Om die echter te doen lijken highlight ik die met witte verf: even aantikken met een kwast met dikke witte verf die ongeveer weer helemaal uit de kwast op een tissue is gestreken. Het
idee is dat er nu schuimkopjes ontstaan bij de waterval en op de golfjes bij de stenen en brugpijlers in het water. Goed gelukt! Het stuwmeer maak ik ongeveer op gelijke wijze. De ondergrond hier wordt diepblauw. Als de oevers afgewerkt zijn verf ik die donkerbruin en de overgang tussen oever en meer geef ik een zweem van groen. Hier komt ook weer een laagje kunstwater. Ik wil dat mijn stuwmeer niet spiegelglad is maar dat er kleine golfjes op zijn. Dus wachten totdat het water dik stroperig wordt (na ongeveer 12 uur, afhankelijk van de dikte van de waterlaag, de temperatuur enz). Ik druk met een plat latje het water naar voren, allemaal in dezelfde richting, steeds op een andere plaats en ziedaar: mooie kabbelende golfjes. Kano met enkele peddelaars erin, wat badgasten aan de oever en klaar is het stuwmeer. Ik gebruik een schaal N kano en de figuren die op de dam staan te kijken zijn in schaal TT. Eigenlijk te klein dus, maar zo creeer ik ogenschijnlijk dat het meer hoog en ver weg ligt. Effect werkt overigens prima. Het beekje waar het pompstation het water op loost maak ik op dezelfde manier dan het beekje van daarnet. Bij de uitgangen van het pompstation maak ik wat ruwere golven met Uhu Hart door meerdere laagjes op de vorige, gedroogde laag te leggen. Op die manier ontstaat een zeer onregelmatige klont transparante woeste watermassa die uit de spuigaten komt. Weer met witte verf accentueren en het project water is naar volle tevredenheid geslaagd. Wordt vervolgd