Christiaan Gombert
Renoveren voor de bewoner. HOE KAN EEN RENOVATIEOPLOSSING, BEDOELD VOOR GESTAPELDE WONINGBOUW,
MAAKBAAR, AANPASBAAR EN HERBRUIKBAAR WORDEN VERVAARDIGD,
ZODAT HET AAN DE HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE WENSEN VAN DE BEWONER VOLDOET?
Afstudeeratelier One Stop Shop
Hogeschool Utrecht Bouwkunde
Versie: Definitief (31-05-2015)
Colofon Afstudeerscriptie is ondertekend door:
De afstuderend student Christiaan Gombert Studentnr. 1529400 Marijkelaan 5 6721 GN, Bennekom 06-11929699
[email protected] www.christiaangombert.nl
Ondertekend Christiaan Gombert op
-
-
Ondertekend Rogier Laterveer op
-
-
Ondertekend Liza Looijen op
-
-
Ondertekend Willem Haase op
-
-
De onderwijsinstelling Hogeschool Utrecht Opleiding: Bouwkunde (voltijd) Faculteit: Natuur en Techniek Afstudeeratelier: One Stop Shop Nieuwe Energie in de Stad Nijenoord 1 3552 AS, Utrecht Rogier Laterveer Eerste afstudeerbegeleider 06-14434089
[email protected] Liza Looijen Tweede afstudeerbegeleider 06-10196071
[email protected]
Het stagebedrijf BJW Wonen Propaanstraat 7 7463 PN, Rijssen 0548-518011 Willem Haase Bedrijfsbegeleider 06-51589640
[email protected]
Voorwoord
Voorwoord Voor u ligt de scriptie ‘Renoveren voor de bewoner’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Utrecht. Dit onderzoek is gehouden binnen het One Stop Shop atelier, een atelier van het lectoraat Nieuwe Energie in de Stad van de Hogeschool Utrecht. Het One Stop Shop atelier brengt bedrijven en studenten bij elkaar en voorziet in een platform waar binnen kennis gedeeld kan worden. Van augustus 2014 tot en met juni 2015 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van deze scriptie. Deze scriptie is geschreven in opdracht van het bedrijf BJW Wonen. Een bedrijf dat zich focust op het ontwikkelen van renovatieproducten voor de woningmarkt. De lichting studenten van het voorgaande jaar, hebben een gevel ontwikkeld waarmee grondgebonden woning gerenoveerd kunnen worden. Deze scriptie bouwt voort op de kennis die er door de voorgaande lichting is neergelegd.
Motivatie Tijdens mijn opleiding bouwkunde heb ik veel mogen leren op bouwtechnisch gebied. Helaas miste ik tijdens deze opleiding vaak de menselijke kant van de gebouwde omgeving. Vaak zijn we zo gefocust op het ontwerp, het budget, de constructie of de bouwplanning dat we vergeten waarvoor we bouwen. Ik vond het dan ook een verademing om, tijdens het derde jaar van mijn studie, stage te lopen bij Narrativa Architecten. Hier leerde ik wat het betekende om voor de bewoner te bouwen. Deze stage heeft dan ook zeker bijgedragen aan de keuze voor dit onderwerp. In mijn scriptie wilde ik de grenzen opzoeken van klantgericht bouwen en wat voor een effect deze aanpak zou hebben op de bouwtechniek.
Een woord van dank Het onderzoek wat ik heb uitgevoerd was niet altijd even makkelijk. Een grote tegenvaller in het onderzoek was de terughoudendheid van het bedrijf BJW Wonen. Gelukkig stonden mijn afstudeerbegeleider vanuit de HU, Rogier Laterveer en Liza Looijen, klaar voor mij. Zij waren nooit te beroerd om mijn vragen te beantwoorden. Bij dezen wil ik graag mijn begeleiders bedanken voor de fijne begeleiding en ondersteuning tijdens dit traject. Mijn medestudenten, Jordi Rondeel, Rutger van Kooten, Robin Kamperman en Job Smit, wil ik tevens graag bedanken voor de fijne samenwerking. Deze vier mannen hebben, tijdens mijn afstuderen, verwante afstudeeronderzoeken gedaan binnen het atelier. Ik heb vaak met hen kunnen sparren over mijn onderzoek en kennis kunnen delen. Ik wens u allen veel leesplezier toe. Christiaan Gombert
Bennekom, 30 mei 2015
Inhoudsopgave
Pagina 01
Inhoudsopgave RELEVANTIE VAN BEHOEFTEGERICHT ONTWERPEN
3
STATUS VAN DE GALERIJFLAT
5
BEPALEN VAN RELEVANTE DOELGROEPEN LEEFTIJD GEZINSSAMENSTELLING DE VIER LEVENSLOOPCARRIÈRES
6 8 10 12
WOONWENSEN VAN DE DOELGROEPEN SENIOREN (65+) STARTERS (35-)
13 13 15
KANO MODEL KLANTBEHOEFTEN IN DRIE CATEGORIEËN VERDEELD PRODUCTVOORBEELD AAN DE HAND VAN DE BEHOEFTEN VAN KANO KANO MODEL GEBRUIKEN VOOR ONTWERPRICHTLIJNEN
17 18 19 20
VAN WOONWENSEN NAAR KLANTBEHOEFTEN KLANTBEHOEFTEN VAN SENIOREN KLANTBEHOEFTEN VAN STARTERS
21 22 24
GROEPEREN VAN DE BEHOEFTES OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ONTWERPSTRATEGIE MET MODULES VAN KANO-MODEL NAAR PRODUCTFAMILIE MEETBAAR MAKEN VAN BEHOEFTES
26 26 26 27 28
LAGEN VAN AANPASBAARHEID LAGENBENADERING VAN DE LEVENSDUUR RELATIE TUSSEN DE WOONDUUR EN DE LEVENSDUUR VAN LAGEN LAGEN IN DE HUIDIGE GEVEL GEVOLGEN OP HET GEVELCONCEPT DRAGER-INBOUW PRINCIPE
33 33 35 35 36 36
ONTWERPSTRATEGIE VOOR HET GEVELELEMENT DE KERN
37 39
Inhoudsopgave
Pagina 02 DE BINNENKANT DE BUITENKANT INVLOED VAN HET DRIELAAGS ONTWERP
40 40 41
ONTWERP VAN HET GEVELELEMENT BEPALEN VAN DE GEVELDIKTE BEELDKENMERKEN VAN EEN GALERIJFLATWONING BELEMMERINGEN DOOR KLIK-EN-SPAN SYSTEEM EEN VAST STRAMIEN OM BINNEN TE ONTWERPEN
42 42 44 46 48
TECHNISCHE UITWERKING VAN GEVELVARIANTEN STANDAARD RENOVATIEGEVEL DIVERSE GEVELBEKLEDING GROENVOORZIENING ZONWERING ZITVOORZIENING ERKER MET BERGRUIMTE ERKER MET LEEFRUIMTE UITBOUW VAN DE WONING (ON)VOLDOENDE OPLOSSINGEN OM UIT TE KIEZEN
49 49 51 51 52 53 53 54 54 55
CONCLUSIE EN AANBEVELING
56
BRONNENLIJST
57
GECITEERDE WERKEN
57
BIJLAGEN TEKENINGEN REKENBLADEN
60 60 60
Pagina 03
Relevantie van behoeftegericht ontwerpen
Relevantie van behoeftegericht ontwerpen Tijdens de presentatie van Ivo Opstelten op het Get Connected evenement van Economic Board Utrecht 29 januari 2015, werd het nog eens pijnlijk duidelijk dat de Deal Stroomversnelling Koop nog niet echt een voor stroomversnelling heeft kunnen zorgen. De initiatieven die nu ondernomen worden geven te weinig resultaat en de doelstelling om in 2020 100.000 woningen Nul-op-de-Meter gerenoveerd te hebben lijkt niet gehaald te worden. Toch is het nog niet te laat om voor deze doelstelling de mouwen op te stropen. De opstartfase van een verandering in de markt is altijd het lastigste, doorzettingsvermogen is dus een vereiste om het sleutelproject Nul-op-de-Meter toch te doen slagen. Nu de early adopters zijn bereikt is het tijd om een bredere markt aan te boren. Onderstaande afbeelding geeft aan hoe de afname van een bepaald product in de markt zich over de tijd uitspreidt. Tijdens het Get Connected evenement was het duidelijk dat alle Innovators voor nul-op-de-meter renovatie van de woningmarkt actief zijn met de transitie van de stroomversnelling. Woningeigenaren, overal in het land, hebben als early adopters hun woning gerenoveerd.
De stroomversnelling lijkt af te stevenen op de “kloof” (En: Chasm): het kantelpunt dat de eerste successen behaald zijn, maar waar het nog niet mogelijk lijkt om een grote afzetmarkt te bedienen. De mensen, die uitkeken naar het product, zijn bedient en nu moet er een bredere groep enthousiast gemaakt worden. De stroomversnelling staat op het punt waar bepaald wordt of het een succes wordt of niet. Het is maken of kraken! Om een bredere groep te benaderen is het van belang om goed in te spelen op de behoeftes van de consument. Hoe beter het product de behoefte van de klant kan beantwoorden, des te aannemelijker het is dat de klant hiervoor kiest.
Pagina 04
Relevantie van behoeftegericht ontwerpen Deze stelling wordt ook beaamd door Yuri Pelser, duurzaamheidsspecialist bij woningcorporatie Ymere. Hij schrijft op zijn blog Toolkit.nl, een kennisplatform voor duurzame nieuwbouw: “Als we de stroom willen versnellen, zullen we de consumenten moeten faciliteren in hun behoefte.” (Pelser, 2014)
In een samenvatting van het overleg tussen verschillende partijen die zijn betrokken bij de stoomversnelling, geeft Yuri Pelser ook aan dat behoefte van de klant lastig zijn te achterhalen. “Tijdens een van de gesprekken kwam meerdere keren ter sprake dat we willen weten wat de klant wil. Welke keuzes moet je als ontwikkelaar of bouwer maken als je niet weet wat de klant wil?”
Met deze opmerking in het achterhoofd kan men een duidelijke ontwerprichtlijn stellen. Het is van groot belang dat de behoeftes van de klant in kaart worden gebracht. Door beter op de vraag van de klant in te spelen is er een opschaling in de productafname te realiseren. Hier ligt de sleutel voor het op gang brengen van een stroomversnelling voor Nul-op-deMeter renovaties. In dit onderzoek wordt getracht een ontwerpstrategie neer te zetten waarbij de klantbehoeftes voorop staan. Om een brede markt te bedienen is naast maakbaarheid ook de aanpasbaarheid en eventueel de herbruikbaarheid van belang bij dit ontwerpproces. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Hoe kan een renovatieoplossing bedoeld voor gestapelde woningbouw, maakbaar, aanpasbaar en herbruikbaar worden vervaardigd, zodat het aan de huidige en toekomstige wensen van de bewoner voldoet?
Status van de galerijflat
Pagina 05
Status van de galerijflat In de periode van 1945 tot 1975 zijn er 238.000 woningen binnen galerijflats gebouwd. De vraag naar woonruimte was in deze jaren zeer groot. In Nederland wordt deze periode de wederopbouw genoemd, gerelateerd aan de tweede wereldoorlog. De meeste woningen zijn gebouwd volgens een vast bouwsysteem. Deze bouwsystemen zijn begin jaren ’60 ontwikkeld met subsidie van de overheid. Het bouwtempo nam door deze systematiek enorm toe. De woningen waren toen der tijd betaalbaar en van goede kwaliteit. Helaas hebben deze woningen hun kwaliteit grotendeels verloren. Deze achteruitgang heeft twee oorzaken: het verlopen van de levensduur van de bouwmaterialen en de hogere eisen die bewoners zijn gaan stellen aan hun woning. Veel galerijflats voldoen niet meer aan de gebruikerseisen van een woning anno 2015. Toch zou het niet verstandig zijn om deze woningen af te schrijven. Er zijn meerdere redenen aan te dragen waarom dit een slecht idee zou zijn. Ten eerste zou er opnieuw een groot woningtekort ontstaan in Nederland. Galerijflats dragen een substantieel deel bij aan de woningmarkt binnen Nederland. Het zou onhaalbaar zijn om het gat wat zou ontstaan binnen enkele jaren te dichten. Ten tweede zou het afschrijven van galerijflats een ongelofelijke kapitaalvernietiging zijn. Ook al is het zo dat de galerijflatwoning over het algemeen een lage waarde heeft, zijn er toch veel elementen die nog in een zeer goede staat zijn. Hierbij valt te denken aan het casco van de bouwvolumes. Ten derde hebben de flats een architectuurhistorische waarde. De gebouwen mogen dan door een groot deel van de bevolking verafschuwd worden, ze geven wel de eigenschappen van een kenmerkende periode in de Nederlandse geschiedenis weer. Dit punt wordt ook aangehaald door Jordi Rondeel in zijn afstudeeronderzoek, ‘Nieuwe kwaliteiten voor naoorlogse galerijflats’: De galerijflat wordt omschreven als het icoon van de massawoningbouw in de jaren ’65-’75. (Rondeel, 2015)
Renovatie van de galerijflatwoning is dus gewenst. Een groot deel van de renovatie zal betrekking hebben op de gevel. Onder dit gebouwelement worden tevens de meeste klachten geschaard: kou, tocht, lekkage, geluidsoverlast, gebrekkige uitstraling, et cetera. Over het algemeen voldoet de huidige voor- en achtergevel niet meer en zal met een renovatie deze deels of geheel aangepakt moeten worden. In dit onderzoek wordt de renovatie van de gehele voor- en achtergevel van een woning als renovatiemogelijkheid onderzocht.
Bepalen van relevante doelgroepen
Pagina 06
Bepalen van relevante doelgroepen Om een product gericht op de markt te brengen, is het van belang het product aantrekkelijk te maken voor de potentiele consumenten binnen de afzetmarkt. De Nederlandse woningmarkt kent meer dan zeven miljoen huishoudens. Daarvan zit niet iedereen op een gevelrenovatie voor gestapelde woningbouw te wachten. Het merendeel van deze huishoudens woont namelijk niet in gestapelde woningbouw. Echter 2,3 miljoen huishoudens hebben een woning met de bouwvorm ‘flat’. Deze groep huishoudens zullen we dan ook gebruiken voor het bepalen van de doelgroepen. Deze 2,3 miljoen woningen op de Nederlandse woningmarkt zijn onderdeel van een flat. Deze woningen zijn gebouwd in verschillende bouwjaren, de meeste na de tweede wereld oorlog. De vooroorlogse woningen zijn vaak te verouderd dat ze het energetisch renoveren
De Nederlandse woningmarkt telt 238.000 woningen die zich bevinden in een galerijflat uit de periode 19451974.
niet waard zijn. De woningen waarbij een grote verbeterslag te maken is zijn de woningen uit de bouwperiode 1946 t/m 1975. In deze periode zijn er zo’n 927.000 flatwoningen gebouwd. 238.000 van deze woningen zijn woningen binnen een galerijflat. De afzetmarkt, waarvoor in dit onderzoek een gevelrenovatie ontworpen wordt, telt dus 238.000 huishoudens. Helaas is er van deze 238.000 huishoudens weinig informatie bekend. Statistische meetgegevens die een beeld geven van deze groep zijn niet openbaar. Er zijn binnen deze groep dus geen doelgroepen vast te stellen waarvoor het renovatieproduct kan worden ontworpen. Van de 2,3 miljoen Nederlandse huishoudens die in flats wonen zijn echter wel veel statistieken bekend. Er is geen rede om aan te nemen dat de samenstelling van deze 2,3 miljoen flathuishoudens veel anders is dan de groep van 238.000 galerijflathuishoudens. Men kan er vanuit gaan dat de 2,3 miljoen flatbewoners relevante statistieken leveren die ook als leidraad aangehouden kan worden wanneer men een gevelrenovatieproduct ontwerpt voor de 238.000 huishoudens die in galerijflats uit de bouwperiode 1946-1975 wonen.
Pagina 07
Bepalen van relevante doelgroepen Dat elke flatbewoner niet hetzelfde is, is wel duidelijk. Ook al wonen deze bewoners allemaal in een soortgelijke woning toch heeft elk persoon andere wensen. Een soortgelijke conclusie stelde de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer al aan het begin van de 19de eeuw. Bij dezelfde omgeving leeft toch ieder in een andere wereld. (Schopenhauer, sd) “De galerijflatbewoner” is dus niet één doelgroep. Gallerijflatbewoners zijn een afzetmarkt die onder te verdelen zijn in verschillende doelgroepen.
Een definitie voor het begrip doelgroep wordt gegeven door Omroep Reclame Nederland (ORM). ORM is de marketing- en verkooporganisatie van de regionale tv -en radiozenders. Doelgroep: Groep personen die op basis van één of meerdere gezamenlijke kenmerken tot een groep gerekend worden. (Omroep Reclame Nederland, 2015)
Een doelgroep is dus een groep in de afzetmarkt die bepaalde eigenschappen deelt. In dit onderzoek focussen we ons op twee eigenschappen: leeftijd en gezinssamenstelling. De leden van een doelgroep hebben meestal opvattingen en gedrag dat kenmerkend is voor de gehele doelgroep. Het is dus aannemelijk dat bewoners met de zelfde leeftijd en de zelfde gezinssamenstelling dan ook de zelfde woonwensen hebben. De gekozen eigenschappen, leeftijd en gezinssamenstelling, worden hierna verder toegelicht.
Bepalen van relevante doelgroepen
Pagina 08 Leeftijd
Leeftijd speelt een belangrijke rol wanneer het over woonwensen gaat. Jonge mensen hebben andere wensen als oude mensen. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt doordat jonge mensen een andere levensstijl dan oude mensen hebben. Jonge mensen zijn ondernemend en dus veel buiten huis. Oude mensen zijn juist gesteld op hun omgeving en veel in huis. Waarnemingen Flats zijn woningen die gewenst zijn bij jonge mensen, met name de groep starter, dat wil zeggen de groep jonger dan 35 jaar. Deze groep bedraagt 17% van de huishoudens op de Nederlandse woningmarkt, maar bezet 30% van de flats in Nederland.
GEZINNEN 2.276.200 Hoofdbewoners
17%
671.500
|
jonger dan 35 jaar
75
351.500 35 tot 45 jaar
311.700
30%
11%
JAAR
65
35
45 tot 55 jaar
299.400
13%
55
45
15%
55 tot 65 jaar
14%
255.000 65 tot 75 jaar
387.100 75 jaar en ouder Figuur 1: Leeftijd hoofdbewoner van huishoudens in flats (Cetraal Bureau voor de Statisiek, 2014)
Bepalen van relevante doelgroepen
Pagina 09
Een andere groep die sterk vertegenwoordigd is onder de flatbewoners, zijn de 65-plussers. De groep 65-plussers beslaat 28% van alle huishoudens die in flats wonen. Het is dus ook wel verklaarbaar dat sommige woningcorporaties met diverse woonlocaties zich expliciet richten op deze groep.
Figuur 2: De groep 65-plussers beslaat 28% van alle huishoudens die in flats wonen.
Conclusie De leeftijdsgroepen tussen de 35 en 65 jaar zijn allen slecht vertegenwoordigd in de flatwoningen. De leeftijdsgroep onder de 35 jaar en de leeftijdsgroep boven de 75 jaar zijn beide ruim vertegenwoordigd. Omdat de toekomstige woonwensen van de leeftijdsgroep 6575 enigszins gelijk zijn aan de woonwensen van de leeftijdsgroep 75+, wordt deze groep in de rest van het onderzoek als één doelgroep genomen. Als doelgroepen wordt er dus gekozen om voor twee leeftijdscategorieën te ontwerpen: -
de groep tot 35 jaar, in het vervolg van dit rapport ook wel de starters genoemd.
-
de groep van 65 jaar en ouder, in het vervolg van dit rapport de senioren genoemd.
De twee doelgroepen tezamen bedragen meer dan de helft van de woningmarkt wanneer het over de flats in Nederland gaat.
Bepalen van relevante doelgroepen
Pagina 10
Gezinssamenstelling De gezinssamenstelling heeft ook veel invloed op de woonwensen van een bewoner. Een eigenschap die direct terug te koppelen in aan de gezinssamenstelling is het gewenste woningoppervlakte. Hoe meer mensen er in een woning wonen, des te groter het gewenste woningoppervlakte is. Waarnemingen
GEZINNEN
Wat opvalt aan de cijfers van het CBS is dat de flats in Nederland vooral worden bewoond
2.276.200
in een flat woont. In de gehele woningmarkt is het deel eenpersoonshuishoudens maar 34%.
Totaal
Wat ook opvalt is dat het percentage flatbewoners met kinderen aanzienlijk kleiner is dan
door eenpersoonshuishoudens. Deze groep bedraagt ruim 61% van de totale populatie die
dat van de gehele woningmarkt. Respectievelijk 15% ten opzichte van 35%.
1.390.400 Eenpersoonshuishouden
516.600
2% 1% 9%
Paar zonder kinderen 4%
99.800
3+ pers.
Eenoudergezin met 1 kind
199.800 Paar met kinderen
12%
27% 23%
2 pers. 1 pers.
61% 61%
55.300 Eenoudergezin meer dan 1 kind
14.300 Overig
Figuur 3: Gezinssamenstelling van huishoudens in flats, illustratie eigen werk, gegevens CBS (Cetraal Bureau voor de Statisiek, 2014)
Bepalen van relevante doelgroepen
Pagina 11 Conclusie
Het overgrote deel van de flatbewoners is alleenstaand of woont samen in een tweepersoonshuishouden. Deze twee groepen zijn voor 88% van alle flatbewoners representatief. Dit percentage ligt waarschijnlijk nog hoger wanneer er gekeken wordt naar de gekozen leeftijdscategorieën van 35- en 65+. Het is waarschijnlijk om aan te nemen dat huishoudens van drie personen of meer vooral te vinden zijn in de huishoudens waarbij de hoofdbewoner in een leeftijdscategorieën tussen 35 en 65 jaar valt. Vandaar dat dit formaat van huishouden niet wordt meegenomen in het vervolg van dit onderzoek.
Figuur 4: Achter iedere voordeur zit een plek genaamd thuis.
Het vervolg van het onderzoek richt zich daarom enkel op de alleenstaande en op het samenwonende paar. Deze samenstellingen van huishoudens zijn niet direct te koppelen aan een eerder genoemde leeftijdscategorie. Wel is te stellen dat starters (35-) vaak een groeiende omvang van het huishouden hebben en dat senioren (65+) vaak een krimpende omvang van het huishouden hebben. Deze toekomstige veranderingen in het formaat van het huishouden kunnen daarom wel degelijk invloed hebben op de huidige woonwensen. Om een voorbeeld te noemen, het is aannemelijk dat een startersechtpaar rekening houdt met de komst van een eerste kind en dat een extra kamer in de toekomst nodig is.
Bepalen van relevante doelgroepen
Pagina 12
De vier levensloopcarrières William Clark en Frans Dieleman beschrijven in hun boek, Households and Housing: Choice and Outcomes in the Housing Market, een levensloop van de mens op vier verschillende carrières. De vier carrières waarin zij onderscheid maken zijn: leeftijd, gezinssamenstelling, werk en woning. Op elk punt in iemands leven kan met behulp van deze vier aspecten een bepaald profiel worden geschetst. In onderstaand figuur zijn met een rode arcering de doelgroepen ‘starters’ en ‘senioren’ aangegeven.
In het boek Households and Housing wordt er een verband gelegd tussen de woningvoorraad en de huishoudens. De focus ligt op het begrijpen van de vraag naar woningen en de manier waarop er aan deze vraag wordt voldaan wanneer huishoudens een woning betrekken.
Figuur 5: de vier levensloopcarrières: leeftijd, gezin, werk en woning (Clark & Dieleman, 1996)
De doelgroep-criteria ‘leeftijd’ en ‘gezinssamenstelling’ zoals we deze in de voorgaande paragrafen hebben behandeld zien we ook terug komen in het model dat Clark en Dieleman hebben opgesteld. Het criterium ‘werk’ is nog niet behandeld in dit verslag. Over dit criterium zijn weinig cijfers te vinden die relevant zijn voor het onderzoek. Een aspect dat interessant kan zijn is het inkomen en de maandelijkse bestedingsruimte die de potentiële klant heeft. De investering voor de renovatie is niet afhankelijk van het inkomen van de bewoner, toch is het aannemelijk dat een bewoner met een grotere financiële zekerheid eerder zijn woning zal laten renoveren dan iemand die financieel onzeker is. Helaas zijn er geen bruikbare publicaties waarin de inkomens en de bestedingsruimte van flatbewoners is onderzocht. Het criterium ‘woning’ is vastgesteld op de galerijflat. Andere woningtypes zijn dus niet van belang voor dit onderzoek. De carrière ‘Housing’ wordt daarom ook niet verder onderzocht.
Woonwensen van de doelgroepen
Pagina 13
Woonwensen van de doelgroepen Senioren (65+) In voorgaand onderzoek is geconstateerd dat senioren een doelgroep is met een groot aandeel in de afzetmarkt. Senioren wonen per definitie in een één- of tweepersoonshuishouden (op enkele uitzonderingen na). Deze groep heeft te maken met een huishouden dat kleiner wordt. Zowel in het aantal personen van het huishouden als in het leefomgeving met betrekking tot de mobiliteit. Senioren wonen vaak samen of alleen. De kinderen zijn al enige jaren het huis uit. Daarnaast is de kans aanzienlijk dat één van de personen in het huishouden moet verhuizen naar en zorginstelling of dat er iemand komt te overlijden. Allemaal invloeden waardoor de grote van het huishouden afneemt. Daarnaast worden senioren ook minder mobiel. Dit heeft als gevolg dat men minder kan ondernemen waardoor de vraag naar woonoppervlakte minder aanwezig is. Kortom senioren zijn wel degelijk gebaat bij een andere woonsituatie. Zo stelt ook Pipien Voogd in haar afstudeeropdracht als studente economie aan de Rijksuniversiteit Groningen: Ouder worden gaat gepaard met pensionering, veranderingen van samenstelling huishouden, en het verslechteren van de gezondheid. Deze veranderingen kunnen ertoe leiden dat senioren kiezen voor een andere woning of woonomgeving. Daarnaast neemt de behoefte aan zorg bij het ouder worden toe. (Voogd, 2005)
Ondanks dat senioren vaak lijken te kiezen voor een andere woning, klinken er ook geluiden die vertellen dat senioren niet snel veranderen van woonomgeving. Senioren hechten veel waarde aan de vertrouwde omgeving en dus ook aan hun huidige woning. Dit wordt onder andere beaamt door Jeroen Kingma, directeur van Vitaal ZorgVast: Senioren kiezen er al geruime tijd voor om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen in een omgeving die vertrouwd is. Senioren willen zo gewoon mogelijk blijven wonen en actief deelnemen aan het leven. Hun eigen beperkingen zijn veelal geen reden om te verhuizen. Slechts twintig procent van de senioren kiest voor een vorm van beschermd wonen. Zij willen wonen met gelijkgestemden. (Smit, 2014)
Woonwensen van de doelgroepen
Pagina 14
De verschillende opvattingen geven geen eenduidig beeld over senioren. Toch zijn er wel conclusies te trekken uit het bronnenonderzoek. Deze conclusies zijn opgenoemd in een lijst met concrete woonwensen. De woonwensen van senioren Diverse publicaties geven een beeld wat de woonwensen van senioren zijn. Onderstaand een opsomming van woonwensen die senioren kunnen hebben:
Twee op drie senioren (63%) denkt er wel eens over na te verhuizen naar een seniorenwoning, maar uiteindelijk doen de meesten het niet (86%). Dat blijkt uit onderzoek van seniorenorganisatie ANBO onder ruim 12.000 senioren.
Oud willen worden tussen gelijkgestemden
Elkaar de helpende hand kunnen bieden
Een zekere mate van privacy (Vestia Groep, 2014)
Behoefde aan stabiliteit, regelmatig veranderen van de woning is niet gewenst.
Zelfstandig wonen
Sociale cohesie in buitenruimte, veel hechting aan sociale omgeving
Veilige omgeving
Goede toegankelijkheid, gelijkvloers, lage drempels, brede doorgangen.
Uitgerust voor zorg
Uitzicht op de omgeving
Zijlicht of andere doorkijkmogelijkheid bij de voordeur
Rust in de slaap- en woonkamer
Schone omgeving die eenvoudig te onderhouden is
Ruim en snel en goedkoop aanpasbaar
Nabij het centrum in een levendige en veilige omgeving
Men is bekend met de huidige woonsituatie, senioren streven naar herkenbaarheid
Het verval van de woning vinden senioren minder belangrijk dan jongeren
Behoefte aan weinig onderhoud
Huidige woning wordt vaak als te duur ervaren
Niet alle kamers van de huidige woning worden gebruikt
Een tochtvrij en warm binnenklimaat
senioren wensen een appartement met lift. (Onderzoekcentrum Drechtsteden, 2008)
Woonwensen van de doelgroepen
Pagina 15 Sinds het uitbreken van de financiële crisis zijn starters verantwoordelijk voor bijna de helft van de woningverkopen. Het is dan ook een belangrijke groep voor de koopwoningmarkt.
Starters (35-) Starters zijn mensen die voor het eerst een eigen woning betreden op de woningmarkt. Deze groep mensen is in de leeftijd van 20 tot 35 jaar. In de bovenklasse van de doelgroep tot 35 jaar vinden we ook veel doorstromers. Doorstromers zijn de mensen die hun starterswoning hebben verlaten en verhuisd zijn naar een andere woning. Doorstromers zijn dus geen starters meer. De plannen van starters om te verhuizen zijn vaak veel concreter dan die van doorstromers, respectievelijk heeft 67% t.o.v. 34% plannen om binnen twee jaar te verhuizen (Afdeling Economie en Wonen, Gemeente Amersfoort, 2012). Toch zie je veel overeenkomst tussen starters en doorstromers op het gebied van woonwensen. Dit komt omdat deze twee groepen bijna gelijke leefomgevingen hebben. In dit onderzoek maken we daarom geen onderscheid tussen starters en doorstromers. We noemen de gehele doelgroep van huishoudens met een hoofdbewoner onder de 35 jaar, starters. Opvallend aan starters is het tempo van de opeenvolging van veranderingen. Er zijn veel elementen die de woonwensen van starters kunnen veranderen. Een voorbeeld daarvan is de gezinssamenstelling maar ook de werksituatie kan veel invloed hebben. Dat we spreken van een variabele woonwens wordt ook onderbouwd door Paulien Hoefnagel in haar master thesis stadsgeografie, Waarden en woonwensen van de Utrechtse starter. De levensfase van de starter wordt gekenmerkt door een relatief snelle opeenvolging van veranderingen in de publieke en private levenssfeer. De positie die de starter inneemt op de verschillende levensloopcarrières (opleiding, arbeid, relatie, wonen) is van
Starters gaven ongeveer hetzelfde uit aan een koopwoning als starters die vóór de crisis een woning kochten. Maar door de prijsdaling kunnen zij nu ‘meer’ huis kopen. (Kadaster, 2014)
invloed op zijn/haar woonwensen. Zolang carrières veranderlijk zijn dient de wooncarrière flexibiliteit te bieden. (Hoefnagel, 2011)
Starters hebben over het algemeen niet veel te besteden aan een huis. Ze komen net kijken op de woningmarkt en hebben in hun vroege carrière nog niet veel kapitaal opgebouwd. Dit is de reden dat starter vooral in de betaalbare meergezinswoningen willen wonen. Deze stelling wordt ook beaamt door de gemeente Amersfoort die onderzoek deed naar de woonwensen van starters: Starters die willen huren zoeken vooral naar meergezins huurwoningen (flat, etagewoning, maisonnette, appartement of bovenwoning). Dit zijn woningen die voor veel starters binnen hun bereik liggen. (Afdeling Economie en Wonen, Gemeente Amersfoort, 2012)
Woonwensen van de doelgroepen
Pagina 16
De woonwensen van starters Diverse publicaties geven een beeld wat de woonwensen van starters zijn. Onderstaand een opsomming van mogelijke woonwensen die starters kunnen hebben:
Betaalbare leefruimte
Een zekere mate van privacy
Privé buitenruimte, 73,6% vindt een balkon belangrijk tot zeer belangrijk.
Behoefte aan rust, privacy en zelfstandigheid neemt toe (geen studentenhuis meer) (Inbo Rotterdam , 2009)
Behoefde aan flexibiliteit, bewoners hechten zich niet aan de woning.
voorkeur voor een centrumstedelijke locatie
Levendigheid: mensen op straat en functiemenging
Parkeerruimte, bij buiten stedelijke locaties.
De parkeernorm voor starters kan veel lager dan de gebruikelijke parkeernorm bij binnenstedelijk bouwen.
Verwantschap, samen activiteiten ondernemen in de woning
Digitale communicatie
Privacy in de woning, weinig inkijk vanaf de galerij
Stilte in slaap- en hobbykamer
Kamers voorzien van voldoende elektrapunten
Overdag afsluitbaar
Koopprijs ligt tussen de €100.000 en de €200.000
Huurprijs onder de €500 per maand
Starters nemen genoegen met een kleinere woning, oftewel minder kamers en een kleinere oppervlakte.
Omgeving met winkels voor direct levensonderhoud, scholen, en sportverenigingen. (USP Marketing Consultancy bv, 2014)
Starters kiezen voor bestaande woning waar niets aan gedaan hoeft te worden, ze zijn vaak niet bereid om zelf te klussen aan hun woning. (Smulders, 2015)
Naarmate een locatie dichterbij het centrum ligt, neemt het belang van de fiets toe. Starters hebben gemiddeld twee fietsen (een racefiets + stadsfiets) en vrienden komen vaak op de fiets.
Het vasthouden van starters is cruciaal voor de vitaliteit van een stadsregio.
Kano model
Pagina 17
Kano model Niet elke woonwens is gelijk in urgentie. Om onderscheid te maken in de verschillende woonwensen wordt er tijdens dit onderzoek gebruik gemaakt van het Kano-model. Het Kano model is een theorie waar productontwikkeling en klanttevredenheid tegenover elkaar worden gezet. Dit model is door professor Noriaki Kano in 1980 ontwikkeld. Met dit model kunnen wensen van de klant geclassificeerd worden. Deze classificatie is van belang om een onderscheid te kunnen maken tussen basisbehoeften, prestatiebehoeften en
Professor Noriaki Kano ontving in 1997 de Deming Award. Deze onderscheiding wordt uitgereikt aan mensen en instanties die zich inzetten voor verbetering van de kwaliteit van producten.
extra’s. (Sauerwein, Bailom, Matzler, & Hinterhuber, 1996)
Figuur 6: Kano model van prof. Noriaki Kano (eigen werk op basis van illustratie (Craigwbrown, 2012)).
Kano model
Pagina 18 Klantbehoeften in drie categorieën verdeeld
Wanneer de productontwikkeling rekening houdt met de wens van de klant, dan zal de klanttevredenheid stijgen. Tevens zorgt dit voor een vergroting van de afzet zoals eerder al in dit verslag is beschreven. Kano classificeert de wensen van de klant in drie categorieën deze staan ook beschreven in het Basisboek Ontwerpen (Zeiler, 2014) De verschillende categorieën van klantbehoeften volgens Kano: Basisbehoeften Het gaat hier om behoeften die het product moet kunnen beantwoorden, wil dit product verkocht worden. Zonder het voldoen aan deze behoefde zal de producent geen klanten kunnen aantrekken en ook geen klanten kunnen behouden. De aanwezigheid van deze functies wordt vaak niet opgemerkt omdat ze vanzelfsprekend lijken, afwezigheid van deze functies kan tot grote mate van ontevredenheid leiden. Basisbehoeften zijn niet meetbaar op een schaal, er wordt wel of niet voldaan aan deze behoefte. Het beter vervullen van de basisbehoeften zal dus niet leiden tot meer tevredenheid. De basisbehoeften kunnen zich onder andere uiten in een deugdzame werking of een schappelijk prijs-kwaliteit verhouding. Prestatiebehoeften Naast het voldoen aan de basisbehoeften, zorgen vooral de prestatiebehoeften ervoor dat producten zich van elkaar onderscheiden. Dit zijn functies die een bepaalde verwachting beantwoorden, de klant is dus vooral hierop gefocust bij het aankopen van een product. Op dit gebied vindt daarom ook veel concurrentiestrijd plaats tussen producenten. Prestatiebehoeften zijn, zoals het woord het al zegt, gericht op prestatie. Hoe beter de klant wordt voorzien in deze behoefde, hoe groter de tevredenheid van de klant is. Deze vergelijking uit zich in het model dan ook in een lineair stijgende lijn. Marktonderzoek kan vooral bijdragen aan het beter voorzien van de prestatiebehoeften en het beantwoorden hiervan. Extra’s De extra’s worden in het Engels ook wel de “delighters” genoemd. Het gaat hier om behoeften waar de klant niet direct naar op zoek is. Maar wanneer deze aan de klant worden voorgelegd, dan wordt die hier wel enthousiast over. Extra’s geven de klant een ‘wow-gevoel’. Deze extra’s worden in de eerste instantie niet verwacht van de klant, ze zijn namelijk niet altijd direct verbonden met de andere producteigenschappen. Vandaar dat de klant hier ook niet naar opzoek is. Extra’s zijn dus niet bedoeld om aan de directe wens van een klant te voldoen. De extra’s beantwoorden soms geen behoefte, maar kunnen de tevredenheid over een product wel vergroten. Het ontbreken van extra’s zal niets afdoen aan de tevredenheid van de klant, zijn vraag wordt immers nog steeds beantwoord. Extra’s worden bij een tweede productgeneratie vaak basisbehoeften.
Kano model
Pagina 19
Productvoorbeeld aan de hand van de behoeften van Kano Klantbehoeften worden in producten bevredigd door producteigenschappen. Het product is dus een oplossing voor de wens, zo stelt ook Ir. Greald Henstra, ingenieur en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Het einddoel van een product is het bevredigen van een klantenbehoefte, of het oplossen van een klantenprobleem.” (Henstra)
Dit is dan ook terug te zien wanneer je een product op deze manier analyseert. Als voorbeeld nemen we een sport T-shirt. We kiezen voor dit voorbeeld omdat dit een product is waarbij men makkelijk een inbeelding kan maken. Een sportshirt dat zowel aan de basisbehoeften, prestatiebehoeften en extra’s die een sporter eist wilt voldoen is het Nightro Athletic LED T-shirt (Nightro Athletic (AU), 2014). In elk van de behoefteniveaus is een producteigenschap te vinden die te koppelen is aan een klantbehoefte. Deze
Prestatiebehoeften
Basisbehoeften
producteigenschappen staan opgesomd in de onderstaande tabel.
Extra’s
Het Nightro Athletic LED Tshirt is een product dat aangeboden wordt via crowdfundingplatform Kickstarter. De ontwikkelaars van het shirt wisten binnen een week al meer dan $10.000,aan steun te werven.
Producteigenschappen
Klantbehoeften
Lichaam bedekkend kledingstuk.
Comfort, je lichaam warm houden als je buiten bent.
Geschikt voor de wasmachine.
Het shirt is te wassen op de gebruikelijke manier.
Shirt is gemaakt van een ademende stof.
Prettig om in te sporten.
Textiel in felle kleuren.
Goed zichtbaar in het verkeer.
Reflectieve opdruk over de schouder.
’s Avonds extra goed zichtbaar in het verkeer.
Snel drogende stof.
Comfort, snel weer klaar voor gebruik.
LED-lampje op de borst en de rug.
Zelfs in uiterst donkere situaties zichtbaar zijn.
Opdruk over de schouder in zebra print.
Er modieus uit zien.
Figuur 7: Producteigenschappen van de productwebsite (Nightro Athletic (AU), 2014).
Kano model
Pagina 20
Kano model gebruiken voor ontwerprichtlijnen Professoren Songlin L. Chen en Mitchell M. Tseng van de universiteit van wetenschap en technologie, Hong Kong, geven in hun rapport “Defining specifications for custom products” aan wat het belang in van producteigenschappen: Producteigenschappen zijn een directe uitdrukking van de behoeften van klanten en dus een indicator van de waarde van het product dat de klant bereid is te betalen. (Chen & Tseng, 2005)
Het rapport poogt een systematische manier te vinden om de invulling van productspecificaties in 'custom product design' te vergemakkelijken. Hierbij worden de producteigenschappen van zowel de kant van de fabrikant als de kant van de klant benaderd. Bij de producteigenschappen die de klant wilt geeft men aan dat deze voortvloeien uit een wens/behoefte. In het voorbeeld van het sportshirt analyseren we het product en zijn eigenschappen. Deze eigenschappen zijn vervolgens te koppelen aan een behoefte die beantwoord wordt. Deze werkwijze valt natuurlijk ook om te draaien. De eindgebruiker weet vaak wel te benoemen wat hij/zij belangrijk vindt. Maar door gebrek aan technische kennis weet de gebruiker niet altijd te benoemen hoe deze behoefde beantwoord kan worden. Als ontwerprichtlijn kan de ontwerper klantbehoeften wel omzetten naar mogelijke producteigenschappen. Deze producteigenschappen zijn door middel van deze werkmethode ingedeeld in de drie behoeftecategorieën (basis, prestatie, extra). De producteigenschappen die voortvloeien uit basisbehoeften zijn eigenschappen die zeker verwerkt moeten worden in het product. Zonder deze eigenschappen zijn er geen klanten te vinden die tevreden zijn over het product. Eigenschappen die voortvloeien uit prestatiebehoeften en uit de extra’s zijn eigenschappen waarmee het product zich kan onderscheiden op de markt. Hoe beter deze verwezenlijkt zijn, des te aantrekkelijker het product is om aan te schaffen. Deze aanpakmethode zal waarschijnlijk niet direct leiden tot de perfecte oplossing. Vandaar dat het van belang is dat deze strategie wordt uitgeoefend op een Onderzoeks- en Ontwikkelingsafdeling (Research and Development). Door te blijven investeren in de producten vanuit het oogpunt van de klant kan een bedrijf constant de propositie die het heeft verbeteren. Deze aanpak wordt ook geadviseerd in het rapport van Chen en Tseng: Basically, suppliers not only need to provide the right customization but also need to provide it responsively. (Chen & Tseng, 2005)
Pagina 21
Van woonwensen naar klantbehoeften
Van woonwensen naar klantbehoeften Om een gevelrenovatieproduct te ontwerpen dat gewenst is, moeten de klantbehoeften zich hierin weerspiegelen. De woonwensen moeten dus gekoppeld zijn aan producteigenschappen en visa versa. Een directe koppeling tussen wens en product wordt ook aangeprezen in het rapport “Current research in the engineering design requirement” vanuit de Universiteit van Beth. Volgens professoren Darlington en Culley, is het definieren van productspecificaties een proces van opnemen en verwerken van de behoeften van klanten waaruit een product ontworpen kan worden (Darlington & Culley, 2002). Zoals vanuit de eerder genoemde onderzoeken beargumenteerd is, zijn voor het ontwerp van een renovatiegevel de woonwensen van belang. Echter geeft geen van de eerder genoemde onderzoeken een duidelijke werkmethode om dit te doen. De gekozen aanpak in dit onderzoek is daarom enigszins basaal. Op pagina 12 van dit rapport zijn de woonwensen genoemd die leven onder de flatbewoners. Deze woonwensen komen voort uit rapportages van onderzoekateliers (Voogd, 2005), woningstichtingen (Vestia Groep, 2014), marktonderzoekbureaus (USP Marketing Consultancy bv, 2014) en gemeentes (Afdeling Economie en Wonen, Gemeente Amersfoort, 2012) (Onderzoekcentrum Drechtsteden, 2008) en andere overheidsinstanties (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, 2014). Vanuit de lijst met woonwensen zijn een aantal klantbehoeften te destilleren. Een opsomming van de woonwensen met daarachter behoeften en producteigenschappen zoals op de volgende pagina’s te zien is, is hiervan het resultaat. Sommige van deze klantbehoeften zijn duidelijk te plaatsten in één van de drie categorieën van het Kano-model. Andere klantbehoeften bevinden zich in een grijs gebied, het is hiervan niet zeker hoe essentieel de bevrediging van deze behoefte is. In de lijst met woonwensen staan ook veel klantbehoeften niet vermeld. Hierbij gaat het vooral om basisbehoeften die de primaire functie van het geveldeel omschrijven. De consument noemt dit niet als wens omdat deze ervan uitgaat dat deze behoefte sowieso al beantwoord worden met een product. Het is dus meer vanzelfsprekend. Van belang is om deze vanzelfsprekende woonwensen niet over het hoofd te zien. Deze woonwensen zijn vaak de oorsprong van basisbehoeften van de klant. Deze basisbehoeften resulteren in onmisbare producteigenschappen.
Van woonwensen naar klantbehoeften
Pagina 22
Klantbehoeften van senioren Woonwens
Basisbehoefte
Producteigenschap
Gesloten woning
Woning heeft een binnenruimte die gescheiden is van buiten
Gevels die de gehele woning omsluiten
Omgeving op juiste temperatuur, waar in het prettig is om te leven.
Binnenklimaat dat onafhankelijk is van de omgeving en dat naar behoefte regelbaar is.
Wanden met goede warmteweerstand Vraag gestuurde verwarming of koeling
Eenvoudig verplaatsen als slecht te been zijnde of met een rollator.
Goede toegankelijkheid van de woning.
Lage drempels en minimale opstap Gelijkvloers Brede doorgangen
De leefomgeving moet veilig aanvoelen.
In en rondom de woning moet alles goed te observeren zijn.
Zijlicht naar de deur Verlichting op de galerij Zorg en hulpdiensten overal bereikbaar.
De zorgverlener dient eenvoudig zijn werk te kunnen doen.
De woning moet toegerust zijn op zorgverlening door professionals.
Handvat in de douche en bij het toilet Ruimte rondom het bed Entree biedt toegang voor de verzorger
Woonwens
Prestatiebehoefte
Producteigenschap
Een omgeving die gezond is en ook comfortabel bij weinig inspanning.
Het mag niet tochten in de woning. De luchtcirculatie mag niet tot last van de bewoner zijn.
Luchtdichte wandaansluiting Kozijnen met goede tochtdichting Ingeregeld ventilatiesysteem
In rust kunnen leven, zonder overlast.
Woning sluit zich af van omgevingslawaai.
Geluidswerende wanden Geluidsreductie in ventilatiesysteem
Onafhankelijk zijn van zorgverleners.
Voorzieningen om zelfstandig te kunnen leven in de woning.
Gemakkelijke bediening van openslaande ramen Huisautomatisering
Van woonwensen naar klantbehoeften
Pagina 23 Woonwens
Prestatiebehoefte
Producteigenschap
Oud worden zonder te hoeven verhuizen.
De woning moet toekomstbestendig zijn.
Woningindeling dient flexibel te zijn De faciliteiten die niet eenvoudig te veranderen zijn moeten voor de rest van iemands leven bruikbaar zijn
Privacy in levensstijl.
De woonruimte moet niet te veel inkijk van buiten hebben.
Blindering Weinig inkijk bij ramen aan de galerijzijde Dichte borstwering op balkon Privacy-schermen op balkon
Wonen moet ontspannen zijn.
Eenvoudig schoonmaken en onderhouden van de woning.
Zelfreinigend glas Oppervlaktes met weinig reliëf Onderhoudsvrije materialen Zeembalkon
Maandelijkse uitgaven mogen niet stijgen.
Goedkoper dan voorheen wonen en controle over woonkosten.
Renovatie bekostigd vanuit de vrijgespeelde energierekening.
Woonwens
Extra’s
Producteigenschap
Sociale cohesie met de leefomgeving.
Zowel van binnen de woning als daarbuiten is het mogelijk om contact met anderen te hebben.
Zitplaats buiten de deur Zicht vanuit woonkamer op galerij
Overzichtelijk, beheersbaar en compact woonklimaat.
De woning moet niet veel grote kamers hebben naast de woon- en slaapkamer.
Op de vraag afgestemde kamerformaten van de derde kamer Niet gebruikte kamers kunnen verhuurd worden (evt. aparte entree)
Gebruiker moet zich op z’n gemak voelen.
Herkenbaarheid door kleinschalige woon omgeving.
Herkenbare vormen in het gevelbeeld Huiselijke en persoonlijke sfeer op galerij
Van woonwensen naar klantbehoeften
Pagina 24
Klantbehoeften van starters Woonwens
Basisbehoefte
Producteigenschap
Gesloten woning
Woning heeft een binnenruimte die gescheiden is van buiten
Gevels die de gehele woning omsluiten
Omgeving op juiste temperatuur, waar in het prettig is om te leven.
Binnenklimaat dat onafhankelijk is van de omgeving en dat naar behoefte regelbaar is.
Wanden met goede warmteweerstand Vraag gestuurde verwarming of koeling
Maandelijkse uitgaven moeten niet te veel worden.
De woonruimte en aanpassingen daar op moeten betaalbaar zijn.
Renovatie bekostigd vanuit de vrijgespeelde energierekening.
Woonwens
Prestatiebehoefte
Producteigenschap
Privacy, een plek om je af te sluiten van de buitenwereld.
Een buitenruimte die afgeschermd is en uit het zicht is van de openbare ruimte.
Een balkon dat deels inpandig is Privacy-schermen Gesloten balustrades
Weinig waarde hechten aan de huidige situatie.
Behoefte om snel te kunnen verhuizen als de woning niet meer bevalt.
Aanpassing aan woning zijn niet blijvend d.m.v. reversibel montage systeem.
Niet afhankelijk zijn van het leefpatroon van anderen.
Geen last van buren en dus ook niet tot last kunnen zijn.
Geluidsdichte wanden Blindering bij de ramen
Betaalbaar wonen, wel zo veel mogelijk voor een goede prijs.
Zelf kunnen bepalen welke opties wel of niet binnen het bestedingsbudget passen en later nog kunnen upgraden.
Budgetafhankelijke upgrades aanbieden op het inbouwpakket. Producten in diverse prijsklassen. Goedkopere ‘DIY’ versie
Van woonwensen naar klantbehoeften
Pagina 25 Woonwens
Extra’s
Producteigenschap
Woning ten alle tijden toegankelijk.
De weg van parkeerplaats tot in de woning is altijd eenvoudig, ook wanneer je geen handen vrij hebt of als je onverwachts thuis komt.
Automatische deuren (pré)Aanwezigheidsdetectie Voldoende trappenhuizen Verlichte entree Verwarming met ‘boost’ functie
Favoriete apparatuur dient dagelijks gebruikt te kunnen worden.
Mobiel en tablet zijn overal in huis te laden.
5V USB aansluitingen bij de 230V stopcontacten ingebouwd Wi-Fi-signaal niet verstoord in eigen woning
Zonder zorgen de leefomgeving achter laten.
Naar het werk toe gaan en weten dat je woning in orde is.
Thermostaat- en alarmsysteem zijn via mobiel te raadplegen Zonwering is geautomatiseerd
Groeperen van de behoeftes
Pagina 26
Groeperen van de behoeftes Overeenkomsten en verschillen Wat opvalt in het vorige hoofdstuk is dat de behoeftes van verschillende doelgroepen een grote overlap hebben. Vooral de basisbehoeften zijn over het algemeen gelijk onder de verschillende doelgroepen. Iedereen wil wel de zelfde basis aan producteigenschappen voor zijn of haar gevel. Dit is te verklaren doordat producteigenschappen die door de ene doelgroep als essentieel worden beschouwd vaak ook door de andere doelgroepen gewenst zijn. De grote verschillen tussen de gewenste producteigenschappen per doelgroep zijn te vinden in de prestatiebehoeften en de extra’s. Deze zijn specifieker waardoor deze niet als essentieel worden ervaren en vaak ook niet door de andere doelgroep worden gedragen.
Ontwerpstrategie met modules Door het product te ontwerpen binnen een productfamilie, kan er met één product klantbehoeften van verschillende doelgroepen bevredigen. Als voorbeeld nemen we een Laserprinter. Deze printer is een compact en eenvoudig apparaat dat de basisbehoefte van elke klant kan bevredigen. Deze basisbehoefte is het printen van data op papier. Het bedrijf dat de printer heeft ontworpen, heeft dit binnen een modulaire systematiek gedaan. De printer noemen we in dit geval ook wel het basisproduct. Diverse modules zijn vervolgens ontworpen om te koppelen aan het basisproduct. De modules bevredigen de behoeftes die het basisproduct niet dekt. Dit zijn vooral de behoeftes die een bepaalde klant als extra heeft. Door diverse modules als optie aan te bieden is het mogelijk verschillende eindproducten aan te bieden als producent.
Figuur 8: Laserprinter met een modulaire set-up (Samsung, 2015)
Pagina 27
Groeperen van de behoeftes Van Kano-model naar productfamilie In onderstaande illustratie zijn de behoeftenclassificatie uit het Kano-model gekoppeld aan een schaal met doelgroepen. Zo ontstaat er een grafische weergave waarin te zien is dat er een duidelijk onderscheid te maken is tussen de extra’s die verschillende doelgroepen vragen. Deze kunnen vervolgens in modules ondergebracht worden.
De scheiding in behoeftes per doelgroep zoals deze in het schema hierboven is aangegeven is slechts een hypothese. Deze hypothese is gegrond op de huidige aanpak in andere sectoren dan de bouw. Zo is in bijvoorbeeld de auto-industrie duidelijk dit model terug te vinden. Auto’s worden geleverd met een optioneel pakket. Voorbeelden hiervan zijn, een sport-, hybride, of luxe-uitvoering van de zelfde auto. Ook in het eerder genoemde voorbeeld van de laserprinter is dit model terug te vinden. Of dezelfde ontwerpstrategie daadwerkelijk is toe te passen op de gevel van de galerijflatwoning zal moeten blijken uit een grootschalige enquête onder bewoners waarin zij gevraagd worden naar hun menig over bepaalde opties.
Groeperen van de behoeftes
Pagina 28 Tijdens dit onderzoek is er geen enquête afgenomen onder bewoners van een galerijflat. Om een objectief resultaat te krijgen dat bruikbaar is voor het ontwerp van een product voor een specifieke doelgroep, zal een professioneel bureau deze enquête moeten afnemen. Hierdoor kan gewaarborgd worden dat de ondervraagde groep groot genoeg is, met voldoende diversiteit en dat de vragen objectief gesteld worden.
Meetbaar maken van behoeftes In deze paragraaf zal worden uitgelegd hoe een enquête kan worden opgesteld en hoe de resultaten uit deze enquête kunnen worden verwerkt tot bruikbare resultaten. Dit wordt gedaan aan de hand van een fictief meetresultaat. Het opstellen en afnemen van de enquête, zodat er waarheidsgetrouwe meetresultaten beschikbaar komen, kan enkel door professionals gedaan worden.
De resultaten die in de volgende paragraven geven geen representatieve weerspiegeling van de meningen van flatbewoners. De resultaten zijn fictief en geven en enkel getallen om mee te werken zodat de onderzoeksmethode gevalideerd kan worden. Er is tijdens dit onderzoek dus geen enquête afgenomen onder galerijflatbewoners! Voor het bepalen van de steekproefgrootte is gebruik gemaakt van de steekproefcalculator (Zwols marktonderzoekbureau, 2015). In onderstaande afbeelding is te zien dat, voor een betrouwbaar meetresultaat te krijgen, er een groep van minimaal 270 galerijflat-huishoudens ondervraagd moet worden.
Van belang is dat deze uit verschillende woongemeenten komen, verdeeld over meerdere types galerijflats, verschillende gezinssamenstellingen hebben, verschillende inkomens, verschillende culturen, et cetera. Kortom een onderzoeksgroep van representatieve grootte en met een hoge diversiteit. In de vaktaal van marktonderzoeken wordt dit ook wel een aselecte steekproef genoemd. Elk element uit de onderzoekspopulatie heeft daarbij een even grote kans om in de steekproef terecht te komen. Tijdens het afstudeeronderzoek ben ik niet in de staat geweest om een enquête van deze omvang af te nemen.
Groeperen van de behoeftes
Pagina 29 1. Doelgroep vaststellen
Allereerst moet er in de enquête vastgesteld worden door welke persoon deze wordt ingevuld. Dit kan door direct te vragen naar de meetbare gegevens van het huishouden, zoals: Wat is de gemiddelde leeftijd van de volwassen personen in het huishouden? En wat is de grote van het huishouden?
Door deze vragen te beantwoorden kan de bewoner in een doelgroep geplaatst worden die eerder is vastgesteld in dit verslag, bijvoorbeeld Starters of Senioren. 2. Vragen naar de behoefte naar een bepaalde optie Uit literair onderzoek en uit gesprekken met bewoners zijn bepaalde opties gedestilleerd. Een voorbeeld hiervan is “rolluiken voor de ramen aan de galerijzijde”. In de enquête wordt elke deelnemer gevraagd wat hij/zij vind van de bepaalde optie. Op de vraag “Wilt u rolluiken voor de ramen aan de galerijzijde?” kunnen de deelnemers antwoorden door middel van een schaalverdeling van 1 t/m 5. Eén punt staat voor “ik wil het niet”, vijf punten staat voor “ik wil dit graag”. In onderstaande tabel staat de gehele schaalverdeling toegelicht. Schaal 1 2 3 4 5
Toelichting (tegen) Ik wil dit niet, het lijkt me helemaal niks. (tegen) Ik heb dit niet nodig, maar vind het niet erg als het op mijn huis zit. (neutraal) Ik vind dit wel leuk, maar kan ook zonder doen. (voor) Ik wil dit wel, maar de uitvoering moet misschien net iets anders. (voor) Ik wil dit graag. Dit moet ik hebben als mijn gevel vernieuwd wordt.
Groeperen van de behoeftes
Pagina 30
3. Meetbaar maken van resultaat De uitslag van elke enquêtevraag zal
Weging
vervolgens een weegfactor meekrijgen om zo een absoluut getal uit de weegfactor geeft aan in hoeverre men voor stemt. In de grafiek hiernaast staat de weging die wordt meegeven aan de schaal. Nu kunnen de stemmen geteld worden en kan er vastgesteld worden hoe groot het aandeel is dat een “voor-
0,85 Weging van "voor-stem"
enquête te kunnen halen. De
1,00
0,50
0,15 0,00 1
2
stem” heeft uitgebracht.
3 4 Schaal van vraag
5
4. Uitkomst van behoefte bepalen per doelgroep Er kan nu vastgesteld worden hoe groot het aandeel is van de mensen die positief staan tegenover de optie. Niet alleen kan dit algemeen gedaan worden, ook kan dit per doelgroep gedaan worden. Zo ontstaan de vier mogelijke uitkomsten die in de tabel gecategoriseerd zijn:
(BT) Buiten de doelgroep Optie niet gewenst
(DT) Binnen de doelgroep Optie niet gewenst
(BV) Buiten de doelgroep Optie wel gewenst
(DV) Binnen de doelgroep Optie wel gewenst
Groeperen van de behoeftes
Pagina 31
5. Verwerken tot meetbaar resultaat Door de cijfers in een staaf diagram te zetten ontstaat er een duidelijk beeld waar de behoefte te vinden is. In onderstaande afbeelding is de staafdiagram geïllustreerd en verder uitgelicht. Een staafdiagram geeft inzicht in waar de behoefde licht. Vraag: Wilt u rolluiken voor de ramen aan de galerijzijde? (X = 31 mensen) Buiten doelgroep (B)
Doelgroep (D)
Tegen (T)
Voor (V)
Tegen (T)
(BT)
(BV)
(DV)
(DT)
17 mensen
3 m.
7 mensen
4 m.
54,8 %
9,7 %
22,6 %
12,9 %
6. Grote van wens vaststellen De grote van de wensen kan met vaststellen door het aantal “voorstemmen” (V) te delen door het totaal aantal van de ondervraagde mensen (X). Hieruit blijkt dat 32,3% van de ondervraagden een rolluik wil. Dit is de algemene wensgrote (V/X). Het wordt nog interessanter wanneer er naar de doelgroep specifiek gekeken wordt. Als we daar de grote van de wens willen vaststellen dan delen we het aantal voorstemmers in de doelgroep (DV) door het aantal mensen in de doelgroep (D). Hieruit blijkt dat 63,6% van de ondervraagden een rolluik wil. Dit is de wensgrote binnen de doelgroep (DV/D).
Pagina 32
Groeperen van de behoeftes 7. Bepalen of het een doelgroep specifieke behoefte is of niet Wanneer de wensgrote binnen de doelgroep (DV/D) aanzienlijk groter is dan de algemene wensgrote (V/X), dan hebben we te maken met een doelgroep specifieke behoefte. In bovenstaand voorbeeld is dit duidelijk het geval. Het is dus verstandig om de rolluiken als optionele module aan te bieden en niet in het basisproduct te verwerken. Het rolluik kan dan onderdeel zijn van een pakket dat speciaal op deze doelgroep gericht is. In de bijlage: bewonerswensen per doelgroep.xlsx , is te zien hoe de (fictieve) resultaten op de eerder beschreven methode zijn verwerkt.
De staafdiagrammen geven te totale grote van de wens weer in procenten (V/X). De afwijking die daarnaast genoemd staat is de wensgrote binnen de doelgroep t.o.v. de totale wensgrote (DV/D) - (V/X). Bij een grote afwijking hebben we te maken met een doelgroepspecifieke wens. Wat we niet kunnen vaststellen is of er bij een daadwerkelijke enquête doelgroepspecifieke afwijkingen geconstateerd gaan worden. Naar aanleiding van de eerder genoemde rapporten is dit wel te verwachten, maar garantie kan niet geboden worden. De hypothese, waarbij gesteld wordt dat vooral de extra’s doelgroepspecifiek zijn, kan zonder daadwerkelijk enquête niet worden vastgesteld.
Lagen van aanpasbaarheid
Pagina 33
Lagen van aanpasbaarheid Lagenbenadering van de levensduur Om de levensbestendigheid van een woning zo hoog mogelijk te maken, is het van belang dat onderdelen niet van elkaar afhankelijk zijn. Dit houdt in dat gebouwonderdelen onafhankelijk van elkaar gewijzigd kunnen worden. Wanneer één onderdeel niet meer voldoet aan de verwachtingen, is het aantrekkelijker deze te wijzigen wanneer dit geen invloed heeft op andere onderdelen. Zo kan het bij een woning interessant zijn om de indeling van de kamers te veranderen wanneer de installaties in de woning bij deze ingreep niet aangepast behoeven te worden. Wanneer de installaties wel aangepast moeten worden dan is het plausibel dat de bewoner er voor kiest om de woningindeling niet aan te passen, omdat het bijvoorbeeld hogere kosten met zich mee brengt. Het uitblijven van deze aanpassing zal leiden tot een afname van het woongenot en in het ergste geval tot afschrijving van de woning. Steward Brand beschrijft in zijn werk (Brand, How Buildings Learn: What Happens After They’re Built, 1995) de “Shearing Layers”. Shearing Layers in een methode waarbij gebruikt gemaakt wordt van een zes S’en model. Elke S staat voor een gebouwlaag. De volgende lagen worden van elkaar onderscheden: site, structure, skin, service, space plan en stuff. Deze lagen huisvesten ieder bepaalde onderdelen van het gebouw.
Figuur 9: Het zes S'en model van Steward Brand voor woningbouw (Brand, The Six S’s According to Stewart Brand, 2005)
Lagen van aanpasbaarheid
Pagina 34
Aan elk van de lagen is een bepaalde levensduur te koppelen. In Figuur 9 is de levensduurverwachting van elke laag weergegeven zoals deze in de woningbouw wordt gebruikt. Utilitaire bouw heeft een andere levensduurverwachting, daarvoor geldt bijvoorbeeld dat de gevel veel sneller gewijzigd wordt. Om het model van Brand goed te begrijpen staat elke laag hieronder toegelicht. Site (context) De geografische context waarin een gebouw is geplaatst. De site gaat vaak langer mee als het gebouw. Structure (casco) De fundering en de dragende elementen van het gebouw. Dit noemen we ook wel het casco. Het casco gaat makkelijk 300 jaar mee, toch worden veel gebouwen al voordat die periode verstrijkt gesloopt. Skin (schil) De schil van het gebouw. Dit noemen we ook wel de gevel en het dak. Renovaties aan de gevel en veranderingen in het uiterlijk van het gebouw gebeuren meestal na een verloop van 30 à 60 jaar. Services (installaties) Alle installaties in het gebouw vallen onder de noemer services. Hieronder vallen de verwarming/koeling, tapwater, verlichting en elektriciteit ook de bewegende delen van het gebouw zoals rolstappen, liften zonwering en draaideuren. Deze worden in een periode van 5 tot 30 jaar vervangen. Als vervanging van deze categorie niet mogelijk is dan kan dit er voor zorgen dat het gebouw binnen korte tijd niet meer bruikbaar is. Space plan (indeling) De indeling van het gebouw is anders dan het casco, we hebben het hierbij over de niet dragende delen van de interne bouwdelen. Stuff (inrichting) De inrichting van het gebouw is de laag die het snelste wijzigt. Hierbij valt te denken aan meubilair en aankleding. Deze analytische lagenmethode om naar gebouwen te kijken kan ook als ontwerpgereedschap gebruikt worden. Lagen die de zelfde levensduur hebben mogen aan elkaar gekoppeld worden. Lagen die veel val elkaar verschillen moeten modulair van elkaar zijn om een zo lang mogelijke productlevensduur te kunnen garanderen.
Lagen van aanpasbaarheid
Pagina 35
Relatie tussen de woonduur en de levensduur van lagen Een gevelrenovatie heeft effect op vier lagen. Allereerst wordt de schil natuurlijk aangepakt. Dat er iets in deze laag verandert spreekt voor zich. De lagen installaties, indeling en inrichting veranderen met een renovatie ook mee. Zo is in te beelden dat een groot deel van de installaties in de gevel verwerkt zitten, hierbij valt te denken aan radiatoren en ventilatieroosters, maar ook zoiets kleins als een deurbel valt hier onder. De indeling van de woning kan tijdens een gevelrenovatie ook wijzigen. Zo kan bijvoorbeeld de keuken een andere plaats krijgen nu er een hoge vensterbank geplaatst is in de voorgevel. Dit geld ook voor de inrichting. De herpositioneren kan bijvoorbeeld ineens meer ruimte bieden voor een kapstok, of de kast kan nu er een smal raam geplaatst is ineens in de hoek van de kamer staan. Soortgelijke invloeden van een gevelrenovatie zijn te bedenken voor de buitenruimte van de woning. In de Shearing Layers methode zien we dat elke laag zijn eigen levensduur heeft voordat deze aan vervanging toe is. We kunnen de levensduur van elke laag afzetten tegenover de woonduur van de woningen in Nederland. Door dit te doen zien we of de verandering in een laag binnen of buiten de woonduur van een enkele bewoner valt. Er kan dus achterhaald worden of veranderingen in het gebouw gebruiker gerelateerd zijn. Als de verandering in een laag minder snel optreed dan de woonduur van een bewoner, dan is deze verandering waarschijnlijk onafhankelijk van de gebruiker. Deze informatie kan een zeer waardevolle input voor het ontwerp van de gevel zijn. Uit cijfers van het CBS kan worden opgemaakt hoe vaak de Nederlander verhuisd. De periode tussen twee verhuizingen is gelijk aan de woonduur. De woonduur is dus de periode dat een huishouden in het huis woont. Het CBS stelt vast dat er de afgelopen 10 jaar 943 verhuizingen per 1.000 inwoners van Nederland zijn geweest (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015). Uit deze cijfers kunnen we constateren dat de gemiddelde woonduur in Nederland 10,6 jaar is. De lagen die langer dan de gemiddelde woonduur van 10,6 jaar meegaan zijn: context, casco en schil. Installaties, indeling en inrichting zijn dus lagen die aan verandering onderhevig zijn tijdens de woonduur van een huishouden. Veranderingen binnen deze drie lagen zullen dus ook in bewoonde staat uitgevoerd moeten worden.
Lagen in de huidige gevel We zien in de huidige galerijflatwoning dat de gevel een onderdeel is dat de woonruimte vormt. Deze rol van de gevel houdt niet op bij het vormen van een schil om de woonruimte. Ook installaties zoals elektra zien we verwerkt in de gevel. Daarnaast zijn ook elementen als inbouwkasten en vensterbanken onderdeel van deze gevel. Kortom, de gevel van de woning is dus een samensmelting van verschillende lagen die in elkaar zijn verweven. De uitdaging
Lagen van aanpasbaarheid
Pagina 36
ligt in het scheiden van de bewoners-overkoepelende statische lagen (context, casco en schil) van de bewoners-specifieke dynamische lagen (installaties, indeling en inrichting).
Gevolgen van de lagen op het gevelconcept In gevelconcept dienen twee vormen van aanpasbaarheid toegepast te worden. De gebruiker-specifieke en de gebruiker-overschrijdende aanpasbaarheid. De gebruiker-specifieke aanpasbaarheid wordt toegepast op de installaties, de ruimteindeling en de inrichting. Deze vorm van aanpasbaarheid is gericht op de directe wensen van de bewoner en dient daarom eenvoudig te zijn en zo veel mogelijk door de bewoner zelf uitgevoerd te kunnen worden. De gebruiker-overschrijdende aanpasbaarheid wordt toegepast op de context, het casco en de schil. Deze vorm van aanpasbaarheid is gericht op de vitaliteit van het gebouw op de lange termijn. Aanpassingen hoeven niet door een bewoner zelf uitgevoerd te worden omdat deze al verhuisd is voordat de vraag naar aanpassingen aandringt. Wanneer we naar een gevel binnen een galerijflat kijken kunnen we deze twee vormen van gewenste aanpasbaarheid al onderscheiden. In onderstaande geveldoorsnede is dit schematisch aangegeven. In de doorsnede van de gevel is het casco en de schil duidelijk te zien, respectievelijk in blauw en rood. Wat opvalt is dat de installaties (groen), indeling (geel) en inrichting (roze) zich allemaal rondom de massa van het casco en de schil bevinden. Deze constatering kan ook bij andere elementen uit het gebouw gedaan worden. Telkens is het zelfde patroon terug te zien. De kern wordt gevormd uit de gebruiker-overschrijdende lagen en de aankleding wordt gevormd door de gebruiker-specifieke lagen. Dit noemt met ook wel de scheiding van drager en inbouw.
Drager-inbouw principe Het drager-inbouw principe is een IFD bouwmethode waarbij vooral het "binnenwerk" van een gebouw redelijk eenvoudig kan worden aangepast. De levensduur van een gebouw wordt daardoor aanzienlijk verlengd. Het scheiden dan drager en inbouw is niet nieuw. Professor Habraken ontwikkelde in de jaren ’60 al woningen die waren ontwikkeld volgens het Open Bouwen. Toch bleef het veel bij onderzoek en ontwikkeling. Daadwerkelijke uitvoering volgens het drager-inbouw principe is schaars te vinden binnen de huidige woningvoorraad, zo stelt ook Danny Bloemen, student aan de TU-delft, in zijn scriptie over flexibele inbouwsystemen (Bloemen, 2007).
Ontwerpstrategie voor het gevelelement
Pagina 37
Ontwerpstrategie voor het gevelelement In voorgaande hoofdstukken is gebleken dat het gevelelement deels standaard en deels uniek is. Zowel op klantgericht vlak als op productgericht vlak is deze tweedeling zichtbaar. De klant heeft bepaalde gedeelde behoeften en bepaalde specifieke behoeften. Het product is op te delen in een drager die standaard is en een inbouw (of andere toevoeging) die specifiek is. Beide modellen (klantgericht en productgericht) tonen dat er een vraag is naar een structuur waarbij men vervolgens aanpassingen kan maken. Deze structuur is duidelijk terug te zien in de onderstaande doorsnede. Het gevelelement vraagt om een structurele kern met aan beide zijden een aanpasbare toplaag. De toplagen hebben beide wel een verschillende functie. De binnenkant is gebruikersgericht terwijl de buitenkant gebouwgericht is.
Pagina 38
Ontwerpstrategie voor het gevelelement Niet de gehele gevel is onder te brengen in het sandwich model. Gevelopeningen zoals deuren en ramen vallen niet in één van de drie lagen. Het lagenmodel is op deze plaats dus niet van toepassing. De sparingen in de gevel zijn dus het vierde onderdeel. De sparingen en de dichte geveldelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Samen vormen deze de gevel. We kunnen dus het volgende stellen: A gevel = A dichte geveldelen + A sparingen = 1A
A staat in deze formule voor het oppervlakte. Deze formule maakt ook duidelijk dat de hoeveelheid dichte gevel afneemt naarmate het oppervlakte van de sparingen toenemen. Samen vormen zij namelijk het totale oppervlakte (1A). Voor het Dichte gevelpakket kunnen we ook nog een andere formule opstellen: D dichte geveldelen = D binnen + D kern + D buiten = xD
D staat voor de dikte van het gevelpakket. Het opvallende aan deze formule is dat de som niet gelijk aan één is. De som wordt hier benoemd als ‘xD’. De ondergeschikte lagen (binnen, kern en buiten) vormen wel samen de totale dikte van het gevelpakket maar ze zijn niet van elkaar afhankelijk. Een dikkere kern betekent dus niet per definitie dat de toplagen dunner worden. Wat deze twee formules aantonen is essentieel voor het ontwerp van een aanpasbare gevel. Als we het hebben over aanpasbaarheid van separate gevelonderdelen zien we namelijk dat er geen aanpasbaarheid zit in de sparingen zonder dat dit invloed heeft op de andere geveldelen. De onderdelen die samen het dichte geveldeel vormen zijn wel onafhankelijk aanpasbaar. In het vervolg van dit onderzoek zal bij aanpasbaarheid vooral de focus liggen op het dichte deel van de gevel.
Ontwerpstrategie voor het gevelelement
Pagina 39
Er zijn dus drie aanpasbare lagen in het gevelelement te onderscheiden. Deze drie lagen hebben alle drie hun eigen functies: Binnenkant (inbouw, gebruiker-specifieke aanpasbaarheid) -
Vast meubilair
-
Ruimte indeling
-
Faciliteren in installaties
-
Aankleding en afwerking
Kern (drager, gebruiker-overschrijdende aanpasbaarheid) -
Draagstructuur
-
Scheiding en isolatie van binnen- en buitenklimaat
Buitenkant (inbouw, gebruiker-specifieke aanpasbaarheid) -
Eerste preventie tegen buitenklimaat
-
Aankleding en afwerking
-
Uitstraling en aansluiten bij omgeving
-
Vast meubilair
Deze drie lagen zullen ieder apart behandeld worden in de volgende paragrafen. Te beginnen met de kern waar de toplagen op gemonteerd worden.
De Kern Als kern voor het gevelelement wordt er gebruik gemaakt van een houtskelet. Dit houtskelet biedt voldoende structuur aan de gevel. Andere voordelen zijn de eenvoudige verwerking en aansluiting op omliggende elementen. Dit houtskeletbouw element bestaat uit een skelet opgebouwd uit houten liggers en staanders van SLS-vuren hout met daartussen houtwol isolatiemateriaal. De kern is aan beide zijden afgedicht met een OSB plaat om de luchtdichtheid en stijfheid te kunnen garanderen. Rondom het kernelement bevinden zich Klik-en-Span montage punten. Deze maken het mogelijk dat het gevelelement met enkele handelingen op een raamwerk in het huidige casco geplaatst kan worden. Het principe van dit Klik-en-Span systeem is ontwikkeld door
Ontwerpstrategie voor het gevelelement
Pagina 40
de eerste lichting studenten die afstudeerde bij het One Stop Shop atelier. Onder andere het afstudeeronderzoek van Tommie Huisman (Huisman, 2013) legt dit montageprincipe uit.
De binnenkant De binnenkant moet veel functies huisvesten. Deze functies mogen niet te veel inbreuk maken op de kern. Vandaar dat er voor gekozen is om een leidingspouw in het element te verwerken. Hierdoor zijn de elektraleidingen en andere onderdelen niet gekoppeld aan de kern. Door deze scheiding blijft een hoog niveau van aanpasbaarheid haalbaar. De leidingspouw wordt gecreëerd door horizontale vurenhouten regels te plaatsen tegen het OSB binnenblad van de kern. Tussen de regels is ruimte voor leidingen. Op de plaatsen waar geen leidingen lopen wordt een zachte houtwol isolatie toegepast. Het horizontale regelwerk wordt afgewerkt met een Fermacellplaat. Deze plaat is brandbestendig en stootvast. Zoals in de detailtekeningen in de bijlage te zien is loopt de leidingspouw niet voor het Kliken-Span montagesysteem langs. Mocht dit wel het geval zijn dat zou het gevelmontagesysteem niet meer toegankelijk zijn. De gehele binnenkant wordt uiteindelijk afgewerkt met een muurafwerking naar keuze (pleisterwerk, behang of verf). Deze afwerking kan al in de fabriek worden toegepast. De enige afwerking die er in het werk gedaan wordt is de houten plint rondom het element. Deze plint zorgt voor een naaddichte aansluiting op de huidige kamer. De leidingspouw garandeert dat er in de toekomst alsnog de mogelijkheid is voor aanpassingen in de binnenkant. Hierbij valt te denken aan de aanleg van domotica.
De buitenkant De buitenkant toont enigszins gelijkenissen met de binnenkant. Beide onderdelen zijn gebaseerd op een regelwerk met een toplaag. Toch is de buitenkant fundamenteel anders dan de binnenkant. Bij de binnenkant ligt de focus op elementen in de muur. Bij de buitenkant ligt de focus meer op elementen aan de muur. Hierbij valt te denken aan straatmeubilair en aankleding maar ook aan de gevelafwerking. De buitenkant is opgebouwd uit een verticaal regelwerk. Tussen dit regelwerk zijn harde houtvezel isolatieplaten geplaatst. De regels hebben ieder één of twee groeven aan de
Ontwerpstrategie voor het gevelelement
Pagina 41
voorzijde. Deze groef is bedoeld voor montagepluggen. De montagepluggen hebben twee zijden met ribbels en twee gladde zijden. Door de plug in de groef te duwen en een kwart slag te draaien vergrendeld zich deze in de houten balk. Vervolgens wordt de gevelafwerking in een overlappende vorm met de pluggen vastgezet. Diverse gevelafwerking is mogelijk: rabatdelen, stucwerk, plaatmateriaal en steenstrips. Bij alle afwerkingen blijven op diverse locaties in de gevel naden zichtbaar. Dit komt omdat deze naden noodzakelijk zijn voor een montage met pluggen. Het grote voordeel van het gebruik van pluggen is dat de aanpasbaarheid van de buitenkant zeer hoog is. Door de buitenkant van bovenaf te demonteren kan er relatief snel een aanpassing worden gedaan.
Door gebruik te maken van een drielaagse gevelopbouw, is de demontage mogelijkheid van het klik-en-span systeem geen meerwaarde meer ten opzichte van traditionele montage van gevelelementen.
Invloed van het drielaags ontwerp Eerder in dit onderzoek is de Shearing Layers aangehaald als methode om te bepalen wat de levensduur van elk bouwelement is. Hierbij was duidelijk dat de huidige gevel van de galerijflat geen scheiding maakte tussen de groep bewoners-overkoepelende statische lagen (context, casco en schil) en de groep bewoners-specifieke dynamische lagen (installaties, indeling en inrichting). Door middel van de drielaagse opbouw van de gevel ontstaat er wel een duidelijke scheiding tussen deze twee groepen van lagen. Dit heeft tot gevolg dat de kern alleen elementen bevat uit de lagen context, casco en schil. Hiermee krijgt de kern van het gevelelement een gelijke levensduur van meer dan 30 jaar. Hiermee komt de levensduur van het gevelelement in de buurt van de nog resterende levensduur van het casco van de flat. Dit pleit ervoor dat er geen urgentie is om de kern van het gevelelement onafhankelijk te maken van de rest van het casco van de flat. Het is dus de vraag of de demontage mogelijkheid die het klik-en-span systeem biedt, wel een pluspunt is. Door het gebruik van een drielaags ontwerp van het gevelpakket is dit namelijk niet meer vereist.
Ontwerp van het gevelelement
Pagina 42
Ontwerp van het gevelelement Voor een technische ontwerp van het gevelelement moeten er een aantal randvoorwaarden worden opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn vooral technische parameters. Binnen het stramien wat door deze parameters wordt uitgezet, kan er vrij gedimensioneerd worden. In dit onderzoek worden drie van deze randvoorwaarden verder onderzocht. -
Geveldikte aan de hand van thermische isolatie.
-
Belijning aan de hand van de beeldkenmerken van de flat.
-
Technische belemmeringen voor gevelopeningen ten gevolge van klik-en-span.
Deze drie randvoorwaarden zijn niet de enige waar men rekening mee moet houden in het ontwerpen van het gevelelement. Andere randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld de licht toetreden in de woning of het budget dat beschikbaar is voor de gevelrenovatie. Er is gekozen om enkel de eerste drie genoemde randvoorwaarden verder uit te werken, omdat deze in een vroeg ontwerpstadium al duidelijke richtlijnen geven voor het ontwerp. Randvoorwaarden als daglichttoetreding en budget zijn eenvoudiger achteraf te toetsen.
Bepalen van de geveldikte De geveldikte is afhankelijk van een aantal factoren: thermische isolatie, geluidsisolatie, constructieve sterkte, inbouwdieptes en materiaaldiktes. Maatgevend voor de dikte van het gevelelement is de thermische isolatie. De gevel moet voldoende dikte hebben om de warmte binnen te houden. Het isolatiepakket moet zo dik zijn dat er niet te veel warmte verloren gaat. De maximale hoeveelheid warmte die verloren mag gaan is uit te rekenen door middel van een eenvoudige energiebalans. In deze balans worden de warmteverliezen tegenover de warmtewinst afgewogen. De warmtewinst bestaat uit zoninstraling in de woning en een interne warmtelast veroorzaakt door mensen en apparatuur. De verliezen bestaan uit warmtetransmissie door de gevel, ventilatie en infiltratie. In het afstudeeronderzoek van Rutger van Kooten (Kooten, 2015) zijn de zoninstraling in de woning, de interne warmtelast en de ventilatie- en infiltratieverliezen vastgesteld voor een casuswoning. De enige onbekende in de balans, die gemaakt wordt voor deze renovatiegevel, is het transmissieverlies door de gevel. Vanuit de balans kunnen we opmaken wat het maximale transmissieverlies in een woning mag zijn. Een uitgebreide berekening is te vinden in de bijlage: “Warmtebalans en berekening gemiddeld RC.xlsx”.
Ontwerp van het gevelelement
Pagina 43
Onderstaande tabel geeft kort de warmtebalans aan van een tussenwoning in een galerijflat.
Berekenen van het transmissieverlies a.d.h.v. een neutrale warmtebalans Q.transmissie (kWh/st) 5110,1 Q.interne_warmte (kWh/st) Q.ventilatie (kWh/st) 934,3 Q.zoninstaling (kWh/st) Q.verlies 6044,4 = Q.winst
3370,6 2673,8 6044,4
Het maximale transmissieverlies door de gevel bedraagt 5110 kilowattuur per stookseizoen. Deze waarde valt terug te rekenen naar een gemiddelde RC-waarde van de gevel wanneer het totale geveloppervlakte bekend is.
Berekenen van vereisde RC-waarde gevel voor een neutrale warmtebalans Graaduren (kKh) Temperatuurverschil (K) Warmtestroom door de gevel (W/K) Q.transmissie/Graaduren Oppervlakte schil (m2) RC-waarde (m2*K/W) incl. R.int & R.ext Oppervlakte schil /Warmtestroom RC-waarde (m2*K/W) excl. R.int & R.ext
58,0 13,0 88,1 49,0 0,56 0,39
Uit deze berekening komt een opmerkelijk lage RC waarde van 0,39 m2*K/W. Dit betekent dat met elk gevelpakket met een hogere warmteweerstand, de warmtebalans dekkend is en er tijdens het stookseizoen niet gestookt hoeft te worden. Toch is deze berekening niet helemaal dekkend. Wanneer een woning wordt ingevuld die zich boven in de hoek van een flat bevindt, neemt het oppervlakte van de schil aanzienlijk toe. Het oppervlakte van de schil is dan 160 vierkante meter. In dat geval mag de gemiddelde RC-waarde van de schil niet onder de 1,65 m2*K/W komen om warmtebalans sluitend te houden. In de rekentabel “Warmtebalans en berekening gemiddeld RC.xlsx” is te zien hoe groot de impact van koudebruggen op de isolatiewaarde is. Om dit te compenseren moeten de dichte geveldelen een hoge warmteweerstand hebben. Voor ontwerp van het gevelelement is er een basisopbouw met een RC-waarde van 6,04 aangehouden. De opbouw hiervan is te zien in de bijlage: “Rc-waarde gevelelement.xls”. Met deze warmteweerstand ontstaat er de volgende warmtebalans.
Berekenen van het transmissieverlies a.d.h.v. een neutrale warmtebalans Q.transmissie (kWh/st) Q.interne_warmte (kWh/st) 3266,1 Q.ventilatie (kWh/st) Q.zoninstaling (kWh/st) 934,3 Q.verlies 4200,4 < Q.winst
3370,6 2673,8 6044,4
In dit geval is er nog steeds sprake van een ruim gedekte warmtebalans. Met dit overschot wordt er gegarandeerd dat de gevel ook toepasbaar is bij minder gunstige situaties.
Ontwerp van het gevelelement
Pagina 44
Beeldkenmerken van een galerijflatwoning Globale belijning In het gevelbeeld van de galerijflat is de globale belijning een belangrijk beeldkenmerk. Met globale belijning bedoelen we het lijnenspel dat de structuur bepaald voor het gehele flatgebouw, bijvoorbeeld verdiepingsvloeren. De globale belijning valt onder te verdelen in twee types, horizontale- en verticale belijning. Horizontale belijning De horizontale belijning is dominant in het gevelbeeld van de galerijflat aanwezig. Het meest opvallende voorbeeld daarvan zijn de galerijen voor de gevel langs. Hieronder een opsomming van de horizontale belijningen die in het gevelbeeld zijn te vinden.
Bij galerijflats is de verticale belijning ondergeschikt aan de horizontale belijning.
-
Begane grond bouwlaag als gesloten plint.
-
Neusconstructies (verdiepingslagen) in de kopgevel.
-
Galerijplaat aan de voorgevel. (1)
-
Balkonplaat aan de achtergevel. (2)
-
Dakrand met boeiboord.
-
Onderdorpel van de gevelpuien aan de balkonzijde. (2)
-
Dorpel onder de ramen in de gevels. (3)
-
Tussendorpel, deze zit boven de ramen, onder de bovenlichten. (4)
-
Bovendorpel boven de panelen, tegen de onderkant van de galerij- en balkonplaten.
Verticale belijning Bij galerijflats is de verticale belijning ondergeschikt aan de horizontale belijning. De verticale belijning loopt wel door over meerdere verdiepingen maar wordt meestal onderbroken wanneer deze de horizontale belijning kruist. Hieronder een opsomming van de verticale belijningen die in het gevelbeeld zijn te vinden.
-
Trappenhuizen en andere verkeersruimtes.
-
Verspringingen tussen de drie bouwblokken.
-
Verspringing in balkons. (5)
-
Kopgevels
-
Voordeuren naar de woningen aan de galerijzijde. (6)
-
Achterdeuren aan de balkonzijde. (7)
-
Privacyschermen op de balkons. (8)
-
Woning- en kamer-scheidende wanden gelijk met de consoles. (9)
-
Scheidingen tussen metselwerk en gevelpuien in de gevel. (10)
-
Kozijnstijl tussen deur en zijlicht. (11)
Ontwerp van het gevelelement
Pagina 45
Figuur 10: Belijning van de voorgevel woningtype 4L
Figuur 11: Belijning van de achtergevel woningtype 4L
In het afstudeeronderzoek van Jordi Rondeel, Nieuwe kwaliteiten voor naoorlogse galerijflats (Rondeel, 2015), wordt een duidelijke conclusie gesteld over het belang van deze belijning. De enige belijning die daadwerkelijk een rol speelt bij het bepalen van het straatbeeld zijn de galerij- en balkonplaten en de verticale verkeersruimtes en verspringingen in het gebouw. Fijnere belijning zijn niet bepalend voor de structuur van het gebouw en hoeven bij een renovatie niet in tact te blijven.
Ontwerp van het gevelelement
Pagina 46 Open geveldelen zijn oppervlakten in de gevel die te openen zijn of die transparant zijn. Dichte geveldelen zijn de oppervlakten in de gevel die niet te openen zijn en niet transparant zijn.
Belemmeringen door klik-en-span systeem Een gevel is op de delen in twee soorten oppervlaktes: dicht en open. Bij dichte oppervlaktes hebben we het over oppervlaktes waarbij het zicht of de luchtstroom van de een naar de andere zijde van de gevel niet mogelijk is. Voorbeelden van dichte geveldelen zijn stenen muren, houten beplating of paneelvulling. Alles in de gevel wat geen dicht oppervlakte is, is een open oppervlakte. Open geveldelen zijn transparant of zijn te openen. Voorbeelden van open geveldelen zijn ramen, luiken en deuren. De open geveldelen vormen in onze ontwerpstrategie de sparingen in de gevel. In tegenstelling tot de dichte delen worden deze dus niet opgebouwd uit de drie lagen (toplaag binnen, kern, toplaag buiten). De open geveldelen kunnen niet overal in de gevel geplaatst worden. Waar een achterliggende constructie op de gevel aansluit is dit het geval. In het BJW Klik-en-Span gevel systeem is het ook niet mogelijk om de open geveldelen voor een klik-en-span montagepunt te plaatsten. Deze punten zijn te vinden in de omlijsting van een HSB gevelelement. In onderstaand principedetail (Figuur 12) is het raamwerk van het klik-enspan systeem zichtbaar.
Figuur 12: Principedetail Klik-en-Span
Pagina 47
Ontwerp van het gevelelement In Figuur 13 en Figuur 14 is de belemmeringen te zien die het klik-en-span systeem oplevert voor open geveldelen. De delen waar achterliggende constructie op de gevel aansluit zijn rood. De delen waar het klik-en-span raamwerk in de gevel is geplaatst zijn oranje.
Figuur 13: Belemmeringen in de voorgevel woningtype 4L
Figuur 14: Belemmering in de achtergevel woningtype 4L
Wat opvalt is dat er aan de zijkanten en onderzijde van elk element er veel ruimte verplicht uitgevoerd moet worden in dichte gevelindeling. Hierdoor zijn deuropeningen met een lage drempel niet mogelijk tenzij er oplossingen op maat voor worden gemaakt. Ook ramen tot aan het vloerniveau zijn niet mogelijk om te realiseren. BJW heeft voor de entreedeur een oplossing voor deze belemmering. Het raamwerk waar de klik-en-span bouten in zitten wordt hierbij tijdelijk onderbroken. Zo is het toch mogelijk een gevelopening te maken die aansluit op vloerniveau. Een nadeel van deze oplossing is dat de onderregel in het HSB framewerk onderbroken wordt. Dit kan nadelige gevolgen
Ontwerp van het gevelelement
Pagina 48
hebben voor de stabiliteit van het element. Een ander bijkomend nadeel is dat de deur en bijhorende onderdorpel pas op de bouwplaats, in het werk, in de gevel gemonteerd kunnen worden. Dit gaat enigszins in tegen de ontwerpprincipes van geprefabriceerde gevelelementen. In de technische uitwerking wordt er een oplossing aangedragen voor dit probleem. De onderdorpel in het gevelelement wordt ook gebruikt als onderdorpel voor onder de deuropening. Deze oplossing heeft wel tot gevolg dat de gehele onderdorpel uitgevoerd moet wordt in hardhout. Tevens zal deze balk een behoorlijk complex profiel krijgen maar dat zal met de productietechnologieën van vandaag de dag geen probleem moeten zijn.
Een vast stramien om binnen te ontwerpen De meest bepalende randvoorwaarden voor het daadwerkelijke ontwerp van het gevelelement zijn nu vastgelegd. En volgend hoofdstuk wordt het technisch ontwerp toegelicht.
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 49
Technische uitwerking van gevelvarianten In dit hoofdstuk zullen de diverse ontwikkelde gevelrenovatieproducten worden beschreven. Dit gebeurd door toelichting te geven op de tekeningen met technische uitwerking die te vinden zijn als bijlage van dit rapport. Aan het einde van elke paragraaf staat een opsomming van de tekeningen waarop de tekst van toepassing is.
Standaard renovatiegevel De standaard renovatiegevel is een houtskeletbouw gevelelement met een dikte van 275 mm. Deze gevel heeft de zelfde dikte als de huidige gevel van de testcasus. De isolatiewaarde van de gevel is wel een stuk beter dan de huidige gevel. De warmteweerstand heeft een RC-waarde van 6,04 m2*K/W. De drielaags opbouw is duidelijk terug te zien in detail D1.1. De kern is opgetrokken uit een houten regelwerk van balken met een afmeting van 140x38 mm. Deze balken voldoen aan de Swedish Lumber Standard (SLS), hierdoor is de kwaliteit en maatvoering van het hout gegarandeerd. Tussen het regelwerk worden twee lagen zacht houtvezel isolatiemateriaal geplaatst van elk 70mm dik. Een product als Pavaflex is hiervoor uitermate geschikt. De diffusie-openstructuur van het isolatiemateriaal voorkomt vochtophopingen in de constructie. De kern is aan beide kanten afgewerkt met een Oriented Strand Board (OSB) plaat van 9 mm dik. OSB-3 is geschikt voor toepassingen met een tijdelijk verhoogde luchtvochtigheid. De constructie krijgt door deze eigenschap voldoende weerbestendigheid tijdens het transport en de plaatsing van de gevel. Om de luchtdichtheid van het gevelelement op een hoog niveau te krijgen zullen naden in de kern aan de binnenzijde worden afgeplakt met tape. In de buitenlaag is het regelwerk te zien waartussen een harde isolatieplaat geplaatst is. Voor deze isolatieplaat is gebruik gemaakt van Pavatherm-Plus isolatie. Een harde houtvezelplaat die vaak als waterkerende buitenlaag gebruikt wordt in de Houtskelet bouw. De waterkerende eigenschappen geven als voordeel dat de gevel ook waterdicht is tijdens het vervangen of wijzigen dan de gevelbekleding. Deze gevelbekleiding zijn Western Red Cedar rabatdelen. Andere gevelbekleding is ook mogelijk zoals in volgende paragraaf wordt beschreven. De laag aan de binnenzijde heeft een opbouw met een horizontaal uitgelijnd regelwerk. Omdat dit regelwerk haaks op het houtskelet georiënteerd staat is de kans op koudebruggen door de houtconstructie miniem. Ook in deze laag worden de holle ruimtes tussen de regels opgevuld met zacht houtvezel isolatiemateriaal. De binnenzijde wordt afgewerkt met een Gipsplaat van 12,5 mm dik. Deze dikte garandeert dat de gevel stootbestendig is.
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 50
Een plaat van 9mm dik zou goedkoper zijn, maar zou niet voldoende sterkte bieden om deukvrij te blijven. Standaard wordt de gevel uitgevoerd met een geïntegreerde leidinggoot. Deze leidinggoot loopt horizontaal door het gevelelement onder de ramen langs. Ter plaatse van deze leidinggoot zijn elektramodules te installeren. Verschillende modules zijn terug te zien in het kader op detailtekening D1.1. Welke modules er in de gevel worden toegepast is afhankelijk van de behoeften van de klant. Doordat de leidinggoot sowieso aanwezig is, is het mogelijk om in de toekomst modules toe te voegen. De leidinggoot komt aan beide de zijkanten dan de gevel uit in de koof waar ook het Klik-enSpan Montage systeem zich bevind. De elektra leidingen kunnen via deze koof naar boven of naar beneden worden geleid. Hierdoor ontstaan er verschillende mogelijkheden om de nieuwe elektrapunten aan te sluiten op het huidige elektranetwerk binnen de woning. Zowel een aansluiting via de wand, als via de vloer, als via het plafond is nu mogelijk. De leidinggoot kent wel een aantal obstakels in de gevel. De meest voor de hand liggende is de buitendeur. Op deze plaats is het niet mogelijk on de leidinggoot door te laten lopen. Wanneer de deuropening het gevelelement domineert wordt er dan ook geen leidinggoot toegepast. Als de buitendeur in een groter gevelelement is verwerkt dan wordt de leidinggoot alleen toegepast in het breedste dichte geveldeel. De elektraleidingen kunnen dan maar aan een zijkant van het gevelelement worden aangesloten op het bestaande netwerk. Nummer P1.2 P2.2 G1.2a G2.2 D1.1 D1.2 D1.3 D1.4 D1.5
Omschrijving tekening Gevel balkonzijde – nieuwe situatie Gevel galerijzijde – nieuwe situatie Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met rabatdelen Gevel galerijzijde – nieuwe situatie Standaardgevel onder Standaardgevel boven Standaardgevel doorsnede Standaardgevel zijkant Standaardgevel onder bij deur
Soort tekening Plattegrond (1:25) Plattegrond (1:25) Gevelaanzicht (1:25) Gevelaanzicht (1:25) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5)
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 51
Diverse gevelbekleding De buitenlaag is op een modulaire manier opgebouwd. Hierdoor zijn wijzigingen in de gevelbekleding eenvoudig door te voeren. In de tekeningen is dit dan ook terug te zien. In de technische uitwerking zijn drie gevelbekledingen uitgewerkt: houten rabatdelen, steenstrips en pleisterwerk. Elk van deze materialen geeft de woning een totaal andere uitstraling. Toch hebben deze varianten veel gemeen. Alle drie de gevelbekledingen zijn te monteren op onderliggende constructie zoals in de vorige paragraaf is beschreven. Steenstrips en pleisterwerk zijn materialen die een ‘natte’ verwerking hebben. Dat wil zeggen dat dit materiaal als het ware verlijmd wordt op een onderliggende constructie. Om deze materialen in de modulaire bouwsystematiek op te nemen, wordt de desbetreffende bekleding op een kunststof plaat verlijmd (zie detail D2.2 en D2.3). De platen, met steenstrips of met pleisterwerk, hebben onder- en bovenaan een stalen profiel waardoor ze op dezelfde wijze als de rabatdelen bevestigd kunnen worden op de gevel. Essentieel aan de verschillende gevelbekledingsmaterialen is dat zij allen de zelfde dikte hebben. Hierdoor is er geen verspringing te zien in de geven wanneer er verschillende materialen gebruikt worden. Dit is bij toepassing van de onderliggende plaat met steenstrips en pleisterwerk dan ook het geval. Het enige nadeel van het toepassen van deze onderliggende platen is dat er naden in het gevelbeeld ontstaan. Om deze zo natuurlijk mogelijk te laten ogen zullen deze naden in het verlengde van de kozijnen lopen.
Bloembakken kunnen een kale galerij eenvoudig opfleuren, zoals op de galerij van de Oostflat in Rotterdam. Tijdens het veldonderzoek zijn we ook gevallen tegengekomen waarbij bloembakken een belemmering vormde in de doorgang.
Nummer G1.2a G1.2b G1.2c D1.1 D2.2 D2.3
Omschrijving tekening Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met rabatdelen Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met steenstrips Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met pleisterwerk Standaardgevel onder met rabatdelen Standaardgevel onder met steenstrips Standaardgevel onder met pleisterwerk
Soort tekening Gevelaanzicht (1:25) Gevelaanzicht (1:25) Gevelaanzicht (1:25) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5)
Groenvoorziening Tijdens het veldonderzoek, dat het One Stop Shop atelier in de herfst van 2014 heeft afgenomen, viel het ons op dat er veel bewoners van galerijflats zijn die plantenbakken op de galerij neerzetten. Vandaar dat en in detailtekening D2.6 een gevelvariant is uitgewerkt met een geïntegreerde plantenbak. Deze planten bak is onderdeel van de gevelbekleding en kan daardoor op verschillende hoogtes aan de gevel gemonteerd worden. Ook kan een bewoner er voor kiezen om meerdere plantenbakken boven elkaar te plaatsen. Door het toevoegen van hangplanten in deze plantenbakken kan zo een geheel groene gevel gecreëerd worden. In sommige situaties vormden de plantenbakken een vernauwing of een blokkade in de doorgang van de galerij. Dit zal met een geïntegreerde plantenbak niet gebeuren omdat
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 52
deze vast aan de gevel zit. De plantenbakken steken niet verder uit dan de hemelwaterafvoeren (regenpijpen) die zich op de galerij bevinden. De minimale breedte van de doorgang op de galerij zal dus niet afnemen. Op deze manier wordt een goede toegankelijkheid van elke woningen gegarandeerd. Nummer D2.6
Omschrijving tekening Standaardgevel met geïntegreerde bloembak
Soort tekening Detail (1:5)
Zonwering Om oververhitting van de woning in de zomer tegen te gaan en om de bewoner meer privacy te geven. Kan de bewoner er voor kiezen om zonwering als module toe te voegen aan de renovatiegevel. Deze zonwering bevindt zich aan de buitenzijde van de raamopeningen. In detailtekening D2.1 is duidelijk te zien hoe er een rolscherm (screen) voor het raam geplaatst kan worden. Het rolscherm is gemaakt van een semi-transparant gaas. Met dit gaas is er van buiten moeilijk naar binnen te kijken. Van binnen naar buiten kijken is nog wel enigszins mogelijk.
Het rolscherm ligt verdekt in de negge van het kozijn. In detail D1.4 is de geleider van het rolscherm te zien in de negge. Voor plaatsing van het rolscherm was er maar een kleine aanpassing nodig aan de bovenzijde van de gevelopening. Dit verschil is terug te zien wanneer details D1.2 en D2.1 met elkaar vergeleken worden. Nummer D1.2 D1.4 D2.1
Omschrijving tekening Standaardgevel boven Standaardgevel zijkant Rolluik voor raam
Soort tekening Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5)
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 53
Zitvoorziening In gesprekken met een paar oudere bewoners kwam naar voren dat zij regelmatig een stoel uit het huis pakte en op de galerij gingen zitten praten. Vooral in de zomer gebeurde dit volgens de bewoners regelmatig. De balkons op het zuiden waren dan een te warme locatie om buiten te zitten. Of veel bewoners deze gewoonte hebben, is niet bekend. Dit zou in een enquête onderzocht moeten worden. Toch gaf dit gesprek al voldoende input om een module te ontwikkelen met zitvoorziening aan de gevel. Met een zitvoorziening wordt bedoeld een stoeltje of bankje. Met deze voorziening hoeven bewoners niet langer meer met stoelen te slepen. Hierdoor wordt het ook aantrekkelijker om buiten te gaan zitten.
De ontworpen zitvoorziening is gebaseerd op een liftstoeltje. De twee stoelen hebben dan ook veel gemeen. Ze moeten allebei compact en opklapbaar zijn omdat ze zich bevinden in een verkeersruimte. Daarnaast moeten de stoelen stevig en eenvoudig zijn zodat ze vandalisme bestendig zijn. De stoelen bevinden zich namelijk in semiopenbare ruimtes.
De zitvoorziening, zoals deze te zien is op detailtekeningen D2.4 en D2.5, is gebaseerd op een klapstoeltje die ontworpen is voor in liftcabines en wachtruimtes. Dit stoeltje is zo aangepast dat en een poot onder uit kan klappen hierdoor komt er geen overmatige belasting op de gevel wanneer iemand gebruik maakt van de stoel. Nummer D2.4 D2.5
Omschrijving tekening Standaardgevel met geïntegreerde zitvoorziening v. Standaardgevel met geïntegreerde zitvoorziening h.
Soort tekening Detail (1:5) Detail (1:5)
Erker met bergruimte Uit het bronnenonderzoek, naar de woonwensen van flatbewoners, is gebleken dat de gewenste woonruimte niet altijd gelijk is aan de daadwerkelijke woonruimte. Een te grote woonruimte is vaak geen probleem, men kan er tenslotte voor kiezen om een deel van de woonruimte niet actief te gebruiken. Een te kleine woonruimte daar en tegen, kan tot gevolg hebben dat de woning niet langer voldoet aan de eisen van de bewoner. Bij grondgebonden woningen kan m’n twee mogelijkheden kiezen verhuizen of uitbouwen. De tweede genoemde mogelijkheid wordt bij gestapelde woningbouw maar zeer sporadisch toegepast. Het is niet vanzelfsprekend om een galerijflatwoning uit te bouwen. Door middel van een erker aan de gevel is er de mogelijkheid gecreëerd om de woning te vergroten. Zoals in detailtekening D3.1 te zien is, is er in de gevel een compacte uitstulping ontworpen. Hierdoor ontstaat er de mogelijkheid om een opbergkast in te bouwen in de erker onder het raamkozijn. Het volume dat door middel van deze erker wordt toegevoegd aan de woning lijkt misschien weinig. Toch kan dit grote gevolgen hebben voor de indeling van een kamer. Zo kan men in een relatief kleine slaapkamer enkele vierkante meters vloeroppervlakte vrijspelen omdat er geen andere kasten meer nodig zijn. Opvallend is dat er bij deze erker geen binnenlaag zit in de bergruimte. De standaard drielaags gevelopbouw is hier dus niet van toepassing. Het aanbrengen van een binnenlaag zou geen meerwaarde bieden en de bergruimte zou hierdoor flink afnemen. In het deel van de gevel boven de bergruimte is wel de standaard binnenlaag toegepast.
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 54
Een nadeel van deze module is dat men moet inleveren op de buitenruimte van het balkon. In de testcasus is deze module dan ook gedimensioneerd zodat deze over het zeembalkon heen steekt. Het zeembalkon is een deel van het balkon dat niet actief wordt benut als buitenruimte, maar wat een bewoner de mogelijkheid geeft om de ramen te zemen. De ramen kunnen in het nieuwe ontwerp nog steeds gezeemd worden omdat deze naar binnen toe open draaien. Nummer D3.1
Omschrijving tekening Erker met bergruimte
Soort tekening Detail (1:5)
Erker met leefruimte In de detailtekeningen D3.2, D3.3 en D3.4 wordt het idee uit de vorige paragraaf nog verder doorgetrokken. De erker met leefruimte biedt een uitbreiding van de woonruimte die bijna de zelfde hoogte heeft als de rest van de woonruimte. Door de kleine verhoging in de vloer en de verlaging in het plafond is deze ruimte niet aan te merken als vrij in te delen verblijfsgebied. Wel biedt deze erker een ruimte waar men meubilair kan plaatsen. In de detailtekeningen is bijvoorbeeld een 3-persoonssofa neergezet in de erker. Hierdoor ontstaat er als het ware een vergrote woonruimte van twee vierkante meter extra. Het grote voordeel van deze ingreep is dat de module tussen de balkonplaten past. Hierdoor hoeft er geen balkon gesloopt te worden en is de uitbouw ook weer reversibel. De montage van de module is gelijk aan de montage van de standaard gevelrenovatiemodule. Het enkele verschil is dat er bij deze erker nog twee poten van binnenuit gesteld worden die de belasting van de gevel afdragen op het balkon en de onderliggende consoles. Nummer D3.2 D3.3 D3.4
Omschrijving tekening Erker met leefruimte onderaansluiting Erker met leefruimte bovenaansluiting Erker met leefruimte zijaansluiting
Soort tekening Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5)
Uitbouw van de woning De diverse erkers die in de voorgaande paragrafen aan bod kwamen boden een uitbreiding van de binnenruimte van de woning. Helaas hadden deze erkers het grote nadeel dat de vloer in de erker niet gelijk was aan het niveau van de vloer in de woning. Hierdoor was het niet mogelijk om de gewonnen ruimte tot verblijfsgebied te benoemen. Bij de uitbouw, zoals in de tekeningen P1.3, G1.3 en D4.1 t/m D4.6, zal de balkonplaat verwijderd moeten worden om deze uitbouw te realiseren. De gevolgen van deze uitbouwmodules zijn dus ingrijpender dan bij de erker modules. Wanneer de balkonplaat verwijderd is, wordt de uitbouwmodule niet op de vloer gemonteerd maar er tegenaan. Met een dekvloer van Fermacell plaatmateriaal wordt er vervolgens een egale vloer gecreëerd die aansluit op de bestaande dekvloer in de woning.
Technische uitwerking van gevelvarianten
Pagina 55
De verschillende uitbouwmodules, die op de tekeningen staan uitgebeeld, hebben gemeen dat het balkon boven de uitbouw niet verwijderd hoeft te worden. De bovenburen zullen dus weinig merken van de uitbouw. Om dit mogelijk te maken loopt het raam schuin terug. Het raam staat dus onder een helling. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de ruimte die er gewonnen kan worden met deze ingreep.
Figuur 15: standaard gevelrenovatie (links) en renovatie met de uitbouwmodule (rechts)
Nummer P1.3 G1.3 D4.1 D4.2 D4.3 D4.4 D4.5 D4.6
Omschrijving tekening Gevel balkonzijde met zithoek erker Gevel balkonzijde met zithoek erker Uitbouw onderaansluiting Uitbouw onderaansluiting met kleine onderkast Uitbouw onderaansluiting met grote onderkast Uitbouw bovenaansluiting Uitbouw zijaansluiting t.p.v. onderkast Uitbouw zijaansluiting t.p.v. raam
Soort tekening Plattegrond (1:25) Gevelaanzicht (1:25) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5) Detail (1:5)
(on)voldoende oplossingen om uit te kiezen Zoals dit hoofdstuk heeft laten zien, is er veel te wijzigen aan het gevelelement. Kleine wijzigingen waarbij de kern ongewijzigd blijft, zoals de elektramodules, de groenvoorziening en de zitmogelijkheid, zijn veranderen die ook eenvoudig op een later moment nog zijn te realiseren. Modules waarbij de kern afwijkt van de standaard renovatiegevel hebben een grotere impact op de woning en zijn in een later stadium na de renovatie niet meer eenvoudig te wijzigen. De woning zal dan weer opnieuw verbouwd moeten worden. Wel blijkt uit de ontwerpen dat alle varianten familie van elkaar zijn. De zelfde onderdelen zijn terug te vinden in de verschillende opties. Dit gegeven reikt een platform aan om meerdere varianten binnen de productfamilie te ontwikkelen. Hierbij kan een bouwer, van de bewoner de mogelijkheid geven om zelf zijn wensen in een ontwerp te plaatsen. Op welke manier deze wensen verwezenlijkt kunnen worden, verwijs ik naar eerdere hoofdstukken in deze scriptie. Hierin staat beschreven, hoe cliëntgericht, een bouwproduct ontwikkeld kan worden.
Pagina 56
Conclusie en aanbeveling
Conclusie en aanbeveling Als conclusie van dit onderzoek kan vastgesteld worden dat er nog een koppeling tussen het sociaal economische deel en het bouwtechnische deel van dit afstudeeronderzoek lijkt te ontbreken. Toch is dit niet het geval. Dit onderzoek kan juist een stap zijn naar verandering binnen de bouwwereld. Er is met dit onderzoek een methode neergelegd waarbij doelgroepen en hun behoeften in kaart gebracht kunnen worden. Daarnaast is er een gevelrenovatieproduct ontwikkeld waarbij duidelijk te zien is dat het product bouwtechnisch is aan te passen zodat het verschillende oplossingen kan bieden. Het gevelelement dat ontwikkeld is, is een product dat maakbaar is binnen een timmerfabriek. Wanneer bepaalde behoeften uit het doelgroepenonderzoek naar voren komen, kan de gevel zo gemodelleerd worden dat er voor deze doelgroep een oplossing op maat bestaat. Het gevelelement is dus aanpasbaar, zowel tijdens de ontwikkelingsfase als tijdens de gebruiksfase. De buitenste lagen van het gevelelement zijn eenvoudig te demonteren. Hierdoor zijn verschillende onderdelen van het gevelelement, zoals de gevelbekleding, ook herbruikbaar. Kortom er is een gevelrenovatieproduct ontwikkeld dat aan de huidige en toekomstige wensen van de bewoner een antwoord kan bieden. “De galerijflatbewoner” is niet één doelgroep, heb ik in dit rapport geschreven. Ik durf te stellen dat “De starters-gevel” of “De senioren-gevel” renovatieproducten zijn die succesvol kunnen bestaan. Ik had graag “De starters-gevel” of “De senioren-gevel” gepresenteerd. Echter dient er eerst een breed onderzoek gedaan te worden om deze producten daadwerkelijk zo concreet op de markt te zetten. Met deze scriptie wil ik bouwers vooral motiveren om deze weg te gaan bewandelen. De bouwgroep “de Stroomversnelling” heeft voldoende reikwijdte om een marktonderzoek te kunnen afnemen. De resultaten van het onderzoek kunnen tot gevolg hebben dat hun renovatieproducten meer doelgroepgericht ontworpen worden. Ik kan daarom ook niet anders concluderen dat het bewandelen van deze weg zal leiden tot het overbruggen van de ‘kloof’, die een echte stroomversnelling nu nog in de weg staat.
Bronnenlijst
Pagina 57
Bronnenlijst Geciteerde werken Afdeling Economie en Wonen, Gemeente Amersfoort. (2012). Verhuis- en woonwensen van starters. Amersfoort: Onderzoek en Statistiek, gemeente Amersfoort. Bloemen, D. (2007). Studie: flexibele inbouwsystemen. Delft: Technische Universiteit Delft. Brand, S. (1995). How Buildings Learn: What Happens After They’re Built. London (GB): Penguin Books. Brand, S. (2005). The Six S’s According to Stewart Brand. In B. Guy, & N. Ciarimboli, Design for Disassembly in the built environment (pp. 25-26). Edinburgh: Scottish Ecological Design Association. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015, 3 3). Verhuisde personen. Opgehaald van CBS Statline: http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=60048ned&D1=9& D2=0&D3=16-25&HD=150303-0954&HDR=G2,T&STB=G1 Cetraal Bureau voor de Statisiek. (2014, 11 26). Woningen; hoofdbewoner/huishouden. Opgehaald van CBS Statline: http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=7409WBO&D1=14 &D2=1-11&D3=0&D4=l&HD=141126-1719&HDR=T&STB=G2,G3,G1 Chen, S., & Tseng, M. (2005). Defining Specifications for Custom Products: A Multi-Attribute Negotiation Approach . Hong Kong: Hong Kong University of Science and Technology. Clark, W. A., & Dieleman, F. M. (1996). The Life Course and Household/Housing Trajectories. In W. A. Clark, & F. M. Dieleman, Households and Housing: Choice and Outcomes in the Housing Market (p. 275). Piscataway, New Jersey (US): Transaction Publishers: Rutgers Center for Urban Policy Research (CUPR). Craigwbrown. (2012, 12 20). Kano model showing transition over time. Opgehaald van wikipedia.org: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Kano_model_showing_transition_over_time. png Darlington, M., & Culley, S. (2002). Current research in the engineering design requirement. Bath: Institution of Mechanical Engineers. Henstra, i. G. (sd). Rijksuniversiteit Groningen.
Bronnenlijst
Pagina 58
Hoefnagel, P. (2011). Waarden en woonwensen van de Utrechtse starter. Utrecht: Universiteit Utrecht, Faculteit Geowetenschappen. Huisman, T. (2013). Gestandaardiseerde aansluiting voor prefab HSB-elementen op de bestaande woningvoorraad. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Inbo Rotterdam . (2009). Klaar voor de starter... Rotterdam: Stadsregio Rotterdam. Kadaster. (2014, 11 5). Starters zorgen minder vaak voor doorstroming. Opgehaald van kadaster.nl : http://www.kadaster.nl/web/Nieuws/Nieuwsberichten/Bericht/Starterszorgen-minder-vaak-voor-doorstroming.htm Kooten, R. v. (2015). Haalbaarheid "nul op de meter" woning binnen de galerijflat . Utrecht: Hogeschool Utrecht. Liebregts, M. (2013, Augustus 13). Woningvoorraad, uniformiteit in verscheidenheid. Opgeroepen op September 11, 2014, van Kennisbank bestaandewoningbouw.nl: http://www.bestaandewoningbouw.nl/woningvoorraad-uniformiteit-inverscheidenheid/ Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. (2014, September 19). Cijfers over Wonen en Bouwen 2013. Opgehaald van Rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/rapporten/2013/04/11/cijfers-over-wonen-en-bouwen-2013/cijfers-overwonen-en-bouwen-2013.pdf Nightro Athletic (AU). (2014, 11 25). Nightro Athletic - LED Activewear of the Future. Opgehaald van kickstarter.com: https://www.kickstarter.com/projects/510813861/nightro-athletic-led-activewear-ofthe-future Omroep Reclame Nederland. (2015, 5 4). Omroep Reclame Nederland - terminologie. Opgehaald van orn.nl: http://www.orn.nl/terminologie/ Onderzoekcentrum Drechtsteden. (2008). Woonwensen senioren en aanbod van complexen . Dordrecht: Stadsdrukkerij Dordrecht. Pelser, Y. (2014, 1 29). Wat wil in (niet)? Opgehaald van Toolkit.nl: http://www.toolkit.nl/blogs/blogs-toolkit/wat-wil-ik-(niet).375173.lynkx Rogers, M. E. (1971). Communication of Innovations; A Cross-Cultural Approach. New York: The Free Press.
Bronnenlijst
Pagina 59
Rondeel, J. (2015). Nieuwe kwaliteiten voor naoorlogse galerijflats. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Samsung. (2015, 1 23). A4 Zwart/ Wit Laser Printer (62 ppm) 6515ND. Opgehaald van Samsung: http://www.samsung.com/nl/business/business-products/printersmultifunction/mono-laser-printers-multifunctionals/ML-6515ND/SEE Sauerwein, E., Bailom, F., Matzler, K., & Hinterhuber, H. H. (1996). The Kano model: How to delight your customers. Innsbruck (AT): University of Innsbruck. Schopenhauer, A. (sd). Bibliothek zu Dresden. Opgehaald van Schopenhauer Dresden: http://www.schopenhauer-dresden.de/ Smit, P. (2014, 11 21). Persbericht seniorvriendelijke gemeenten. Opgehaald van activeageing.nu: http://www.activeageing.nu/uploads/1/3/3/6/13362515/persbericht_seniorvriendelijke _gemeenten.pdf Smulders, M. (2015, 3 18). ING Woonbericht. Opgehaald van ING Nieuws- en Persberichten: https://www.ing.nl/nieuws/nieuws_en_persberichten/2015/03/ing_woonbericht_vier_ op_de_tien_starters_wil_dit_jaar_bieden_op_een_koopwoning.html USP Marketing Consultancy bv. (2014, 11 21). Starters op de woningmarkt in de knel . Opgehaald van usp-mc.nl: http://downloads.usp-mc.nl/downloads/starters.pdf Vestia Groep. (2014). Samenwerken aan zorgeloos wonen. Rotterdam: Vestia Groep. Voogd, P. (2005). Woonwensen van 55-plussers. Groningen: Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen. Zeiler, W. (2014). Basisboek ontwerpen. Houten: Noordhoff Uitgevers. Zwols marktonderzoekbureau. (2015, 5 27). AOM Steekproefcalculator. Opgehaald van Alles over Marktonderzoek: www.allesovermarktonderzoek.nl/steekproefalgemeen/steekproefcalculator
Bijlagen
Pagina 60
Bijlagen Tekeningen Nummer P1.1 P1.2 P1.3 P2.1 P2.2
Plattegronden (1:25) Gevel balkonzijde – huidige situatie Gevel balkonzijde – nieuwe situatie Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met zithoek erker Gevel galerijzijde – huidige situatie Gevel galerijzijde – nieuwe situatie
Nummer G1.1 G1.2a G1.2b G1.2c G1.3 G2.1 G2.2
Gevelaanzichten (1:25) Gevel balkonzijde – huidige situatie Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met rabatdelen Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met steenstrips metselwerk Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met pleisterwerk afwerking Gevel balkonzijde – nieuwe situatie met zithoek erker Gevel galerijzijde – huidige situatie Gevel galerijzijde – nieuwe situatie
Nummer D1.1 D1.2 D1.3 D1.4 D1.5 D2.1 D2.2 D2.3 D2.4 D2.5 D2.6 D3.1 D3.2 D3.3 D3.4 D4.1 D4.2 D4.3 D4.4 D4.5 D4.6
Details (1:5) Standaardgevel onder Standaardgevel boven Standaardgevel doorsnede Standaardgevel zijkant Standaardgevel onder bij deur Rolluik voor raam Standaardgevel afgewerkt met steenstrips aan de buitenzijde Standaardgevel afgewerkt met pleisterwerk aan de buitenzijde Standaardgevel met geïntegreerde zitmogelijkheid (verticaal) Standaardgevel met geïntegreerde zitmogelijkheid (horizontaal) Standaardgevel met geïntegreerde bloembak Erker met bergruimte Erker met leefruimte onderaansluiting Erker met leefruimte bovenaansluiting Erker met leefruimte zijaansluiting Uitbouw onderaansluiting Uitbouw onderaansluiting met kleine onderkast Uitbouw onderaansluiting met grote onderkast Uitbouw bovenaansluiting Uitbouw zijaansluiting t.p.v. onderkast Uitbouw zijaansluiting t.p.v. raam
Rekenbladen Bewonerswensen per doelgroep.xlsx Warmtebalans en berekening gemiddeld RC.xlsx Rc-waarde gevelelement.xls