Faculteit der letteren
‘Hoe [de ZomerExpo] de wereld redt’ - Eco-kunst in ZomerExpo ‘Aarde’ door Roy Russchen
Kunstgeschiedenis
‘Hoe [de ZomerExpo] de wereld redt’1 -‐ Eco-‐kunst in ZomerExpo ‘Aarde’ ‘Mens en milieu op ramkoers’, kopte Trouw op 30 december 2014. De auteur, Joop Bouma, stelt dat de wereld nog helemaal niet zo duurzaam is.2 Bouma haalt Geurt van de Kerk aan, voorzitter stichting Duurzame Samenleving, die zegt: “Kijken we naar de resultaten over de periode 2006-‐2014, dan komt daar overduidelijk uit naar voren dat de mens en maatschappij enerzijds en milieu en natuur anderzijds ‘op ramkoers’ liggen.”3 Uit de uitspraak van Van de Kerk wordt duidelijk dat de mens/maatschappij en de natuur als losse entiteiten worden beschouwd. De wijze waarop kunstenaars ageren tegen deze scheiding en het probleem van klimaatsverandering aankaarten levert interessante bevindingen op. Hoe zit dit bij de ZomerExpo? Op welke manieren lijken gevestigde en niet-‐gevestigde kunstenaars zich het lot van de aarde aan te trekken of in te spelen op het discours omtrent klimaatverandering? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag wordt de publicatie To Life! Eco Art in Pursuit of a Sustainable Planet (2012) van Linda Weintraub gebruikt. Deze publicatie geeft inzicht in de motivatie achter en beeldtaal van kunst waarin het welzijn van de aarde wordt aangekaart, ook bekend onder de noemer ‘eco-‐kunst’. Aan de hand van drie pijlers (materiaalkeuze, voorstelling en kunstenaarsintentie) die Weintraub onderscheidt, wordt de ecologische dimensie van enkele werken van de ZomerExpo beschreven.
Ecologische kunst Kunstenaars die in hun werk onderzoek doen naar het behoud van de aarde en naar de eenwording van natuur en cultuur, maken zogenoemde ecologische kunst. Linda Weintraub, zelf eco-‐kunstenaar en auteur, zet in To Life! Eco Art in Pursuit of a Sustainable Planet het gedachtegoed van deze groep kunstenaars uiteen en schetst de werkwijzen en soorten materiaal die gebruikt worden. 1
De titel, ‘Hoe [de ZomerExpo] de wereld redt’, is ontleend aan de kunstmanifestatie, Ja Natuurlijk, (2013, Den Haag) en de bijbehorende publicatie met de titel Ja Natuurlijk – Hoe kunst de wereld redt. In de volledige versie van dit essay wordt uitvoerig stilgestaan bij deze manifestatie, en hoe de betrokken kunstenaars en auteurs ingaan op kwesties rond ecologie. Zie: Gevers, Ine (ed.). Ja Natuurlijk -‐ Hoe Kunst de Wereld Redt. Rotterdam: nai010 uitgevers, 2013. 2 Bouma, J., ‘Mens en milieu op ramkoers’ in: Trouw (de Verdieping. Groen), 30 dec. 2014.
, 03 jan. 2015 3 Van de Kerk (op.cit.) in: Bouma, ‘Mens en milieu op ramkoers’ in: Trouw (de verdieping. Groen), 30 dec. 2014.
Weintraub streeft naar een eco-‐centristische wereld, waarin het principe heerst dat de mens niet belangrijker is dan andere entiteiten die leven op de aarde.4 Deze en andere missies van eco-‐kunstenaars worden vandaag de dag steeds belangrijker. De menspopulatie groeit en verwacht wordt dat in 2050 9,6 miljard mensen leven op aarde.5 In tegenstelling tot deze blijvende groei, gaat de natuur achteruit: energiebronnen raken uitgeput, bossen en oerwouden verdwijnen en diersoorten sterven uit. Daarom is de missie die eco-‐kunstenaars drijft vandaag de dag zeer van belang. Want, zo stelt Weintraub, het vermogen om de aarde voor bestaande en komende generaties te behouden, is onzeker.6
Kunstenaars, red de aarde! Uit de publicatie van Weintraub zijn drie pijlers gedestilleerd op basis waarvan eco-‐kunst beschreven kan worden: materiaalkeuze, voorstelling en kunstenaarsintentie. Aan de hand van vijf ‘ZomerExpo’-‐kunstwerken wordt geschetst of en hoe deze pijlers in de ZomerExpo naar voren komen. Ieder kunstwerk wordt aan de hand van één van de drie pijlers besproken. Dit betekent echter niet dat de kunstwerken niet vanuit de twee andere pijlers bekeken kunnen worden. Pijler 1 -‐ Materialen7 Linda Weintraub maakt onderscheid in drie materiaalcategorieën waarvan eco-‐kunstenaars gebruik maken: aardse materialen, gefabriceerde materialen en levende materialen. Onder aardse materialen worden die materialen verstaan die afkomstig zijn van de aarde, maar niet (meer) leven, bijvoorbeeld stenen, takken, botten, veren en andere objecten en materialen uit het ‘’wonderlijke pakhuis Aarde’’.8 Onder gefabriceerde materialen kunnen (her)gebruikte, reeds vervaardigde materialen of nieuw ontwikkelde, duurzame materialen
4
Weintraub, L., To Life! Eco Art in Persuit of a Sustainable Planet, Berkeley, Los Angeles, London: University of California Press, 2012, 7. 5 United Nations. United Nations. News. 13 juni 2013. , 03 jan. 2015. 6 Weintraub, 2012, xiv. 7 Bij deze verschillende materiaalcategorieën is een begrip van belang: ‘footprint’. Binnen dit begrip wordt er gekeken naar de bron van het materiaal en de hoeveelheid energie en afvalstoffen die gepaard gaan met de productie van het materiaal. Ibidem, 44. 8 Ibidem, 43.
verstaan worden.9 Binnen de categorie levende materialen worden levende wezens of organismen geplaatst, zoals planten, microben en dieren. 10 In het werk Climate Change (2010) van Asselien Broekhuis en Galveston, 1900 (2013) van Demiak (fig. 1 en 2), komen drie verschillende materiaalcategorieën naar voren. Het werk van Broekhuis lijkt in eerste instantie te bestaan uit de eerste en derde categorie: aardse en levende materialen. Er is een bol van aarde te zien met aan de bovenzijde een groeiende plant. Wanneer echter naar de gehanteerde materialen wordt gekeken, wordt duidelijk dat er ook gebruik is gemaakt van gefabriceerde materialen: een duurzaam soort piepschuim (styropor), pvc, glas, latex en lijm. De kern van dit werk bestaat dus uit gefabriceerde materialen met een omhulsel van aardse en levende materialen.
Fig. 1 -‐ Asselien Broekhuis, Climate Change, 2010. (pot)aarde, plant (Kogelbloem), Styropor, PVC, (glas)vaas, latex, lijm (36 x 36 x 50 cm.).
9
Weintraub, 2012, 46. Ibidem, 43.
10
Fig. 2 -‐ Demiak, Galveston, 1900, 2013. Hout, karton, lijm en aarde (32 x 36 x 30 cm.).
Het werk van Demiak is verkozen tot het meest duurzame werk van de inzendingen van de ZomerExpo uit 2013, en is bekroond met de Groene Prijs.11 Het werk verwijst naar de tornado die in 1900 in het zuiden van de VS een catastrofe achterliet. Galveston, 1900 is een sculptuur dat een bouwwerk toont dat na de tornado nog overeind staat, zij het gehavend. Het beeld wordt gevormd door materialen die óf duurzaam zijn, óf biologisch gemakkelijk afbreekbaar, afkomstig uit de eerste en tweede materiaalcategorie. Hout en aarde zijn afkomstig uit de eerste categorie en karton en lijm uit de tweede.12 Pijler 2 – de voorstelling Binnen de tweede pijler wordt er gekeken naar wat het werk voorstelt en/of verbeeldt, en hoe dit past binnen het gedachtengoed van eco-‐kunst. Verloren Onschuld (2012) van Daisy Kimman (fig. 3) bestaat uit verschillende speelgoedobjecten die door de kunstenaar zijn gevonden op het strand en op een gymbal zijn gelijmd. Het element dat het beeld, en daarmee de voorstelling, meer betekenis lijkt te geven, is een stuk touw dat uit het object komt als een soort lont. Door deze toevoeging en de plaatsing van de lont, verbeeldt de sculptuur ineens een bom. Een bom bestaande uit plastic objecten, gevonden op het strand. twee
De titel, Verloren Onschuld, kan op manieren
worden
opgevat.
Enerzijds kan het gaan om de objecten die verloren zijn geraakt en niet meer hun doel kunnen dienen: attributen voor kinderen die op het strand, in het zonnetje, spelen. Anderzijds kan de titel verwijzen naar de schade die plastic zwerfafval toebrengt aan het klimaat en
11
Fig. 3 -‐ Daisy Kimman, Verloren Onschuld, 2012. Op het strand gevonden plastic speelgoed, gelijmd op een gymbal (110 x 90 x 70 cm.).
De Groene Prijs wordt sinds 2013 uitgereikt aan het meest originele hergebruik van materialen en meest innovatieve visie op het vraagstuk van recycling. , 14 jan. 2015 . 12 Om hout onder deze materiaalcategorie te kunnen scharen, moet er sprake zijn van onbewerkt hout. Is dit niet het geval, dan kan dit materiaal gezien worden als gefabriceerd materiaal, een materiaal uit de tweede materiaalcategorie.
de aarde; de schone aarde die verloren dreigt te gaan. Pijler 3 – Kunstenaarsintentie Bij deze pijler gaat het om de intentie van de kunstenaar die de problematiek omtrent klimaatsverandering naar voren brengt. Binnen deze pijler lijken de eerste twee pijlers samen te komen. Het gaat hier namelijk om de bedoeling die de kunstenaar heeft met het werk, wat de kunstenaar ertoe gedreven heeft deze beeldtaal of materialen te gebruiken. Twee voorbeelden uit de inzendingen van de ZomerExpo 2013 zijn Fulica Aves Muniera (2010) van Alette Wttewaall en Biodome (2011) van Annerose Langeveld (fig. 4 en 5).
Fig. 4 -‐ Alette W ttewaall, Fulica Aves Muniera, 2010. Taxidermie van een meerkoet, riet, hout, staal, glas (64 x 45 x 160 cm.).
Fig. 5 -‐ Annerose Langeveld, Biodome, 2011. Keramiek en glazen koepel (94 x 94 x 115 cm.).
Sinds 2010 maakt Alette Wttewaall de serie ‘Cubes’ waarin zij gevonden dierlijke overschotten gebruikt, waarvan ze zelf de huiden vilt en looit. Samen met andere organische materialen verwerkt Wttewaall de opgezette dieren in kubusachtige behuizingen van staal en glas. Hierdoor worden ze, volgens de kunstenaar, gepresenteerd als overleveringen uit een andere tijd en vormen ze een mogelijke aanvulling op de bestaande biodiversiteit.13 Eén van deze ‘cubes’ is het werk Fulica Aves Muniera. Het opgezette dier betreft hier een Meerkoet, die in zijn natuurlijke habitat lijkt weergeven: omringt door riet en takken, 13
Stroom Den Haag. Datum van publicatie onbekend. http://www.haagsekunstenaars.nl/cv/77330/Alette+Wttewaall, 14 jan. 2015.
wakend over een nest met eieren. Deze kubusachtige behuizing, afgesloten van de werkelijkheid, is een vastlegging zijn van de flora en fauna op dit moment. Gaat de mens door met de wijze waarop zij met de aarde omgaat, dan zal het er in de toekomst niet meer zo uitzien.
In Biodome heeft Langeveld de gescheiden relatie tussen cultuur en natuur
samengevoegd. Het verbeeldt een mogelijk toekomstperspectief, iets wat de kunstenaar zelf een doemscenario noemt.14 De sculptuur bestaat uit een tweekoppige schildpad waarbij uit het schild een stedelijk landschap verrijst, geplaatst onder een glazen koepel (dome). De schildpad kan hier op twee manieren worden bekeken. Enerzijds staat het schild voor de aardkorst, een oppervlak waar vandaag de dag wolkenkrabbers en industrie uit verrijzen.15 Anderzijds staat de schildpad voor het dier. Langeveld stelt dat zeeschildpadden ‘’in sommige mythologieën symbool staan voor het eeuwige leven, wat ze helaas in werkelijkheid niet (meer) hebben, aangezien ze onder andere door klimaatsverandering waarschijnlijk zullen uitsterven.’’16 Langeveld lijkt hier te laten zien dat de mens en diens cultuur (te) zwaar op de schouders van dieren drukken, waardoor zij wellicht zullen bezwijken. Ondanks dat de vijf bestudeerde werken allen in verband gebracht kunnen worden met karakteristieken van de eco-‐kunst, redt de kunst hiermee nog niet de wereld. De titel van dit essay, ‘Hoe [de ZomerExpo] de wereld redt’, vraagt dan ook om de nodige nuancering. Filosoof Henk Oosterling stelt in ‘Ecobesef tussen politiek, filosofie en kunst’ dat kunst de wereld ook niet kan redden.17 Logisch, zou je kunnen zeggen. Kunst opent volgens hem echter wel verbindingen, schept mogelijkheden tot een andere visie op de wereld. Hij stelt: ‘’De esthetische verbeelding stuurt het visuele regime, ontsluit nieuwe tactiele dimensies, onthult nieuwe samenhangen en maakt publiek aanvankelijk voor kruisbestuiving van het ene medium naar het andere.’’18 Als mensen in aanraking komen met kunst die de
14
Werk. Annerose Sculptural Art. Datum publicatie onbekend. , 20 jan. 2015. 15 Ibidem. 16 Ibidem. 17 Oosterling, Henk. ‘Ecobesef tussen politiek, filosofie en kunst’, in: Ja Natuurlijk – Hoe kunst de wereld redt,, Rotterdam: NaiUitgevers, 2013, 105. 18 Ibidem.
problematiek van de ecologie aankaart, zullen zij dit wellicht meenemen in hun eigen leven en relateren aan hun eigen leefpatroon. Dus nee, de ZomerExpo en de ingezonden kunstwerken redden de wereld niet. De werken die zijn ingezonden voor de ZomerExpo lijken niet activistisch van aard, ze roepen niet op tot direct handelen. Hierdoor lijkt het misschien alsof de werken minder teweeg zouden kunnen brengen. Maar als kunst verbindingen kan openen, dan kunnen de ingezonden werken wellicht aanzetten tot het nadenken over de huidige status van de natuur ten opzichte van de cultuur, en hopelijk opent deze kunst de verbinding naar het leven van de bezoekers.