FACULTEIT WETENSCHAPPEN
Opleiding Geografie en Geomatica Master in de Geografie
Historisch visuele landschapskarakterisatie op lokale schaal Case study: Old en New Romney (UK) Niels Dabaut
Academiejaar 2011 – 2012 Aantal woorden in tekst: 21.059
Promotor: Prof. dr. Veerle Van Eetvelde, Vakgroep Geografie
Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Geografie
WOORD VOORAF Al van jongs af aan konden atlassen en kaarten me uren aan een stuk boeien. Bij het verlaten van de middelbare school was de keuze voor Geografie dus snel gemaakt. Gaandeweg ontdekte ik dat vooral Fysische Geografie en Landschapskunde de richtingen waren die mij het meeste interesseerden. De excursies die met Landschapskunde werden aangevat, deden mij dromen van een eigen project op het terrein, een onderzoek naar hoe een landschap doorheen de jaren naar zijn huidige vorm groeit. Het onderwerp van mijn Masterproef moest en zou dus binnen de Landschapskunde liggen. Omdat ik wel iets heb met Engeland en de Engelse levenswijze leek het me interessant om daar terreinwerk te doen. Samen met mijn promotor Prof. dr. Veerle Van Eetvelde ging ik op zoek naar een geschikt studiegebied voor mijn onderzoek. 12 maanden en vele werkuren later mag ik dit onderzoek en mijn jaren op de S8 afsluiten met deze Masterproef. Ik moet echter vele mensen bedanken die dit werk mee vorm hebben gegeven. Eerst en vooral mijn promotor Prof dr. Veerle Van Eetvelde, zij was altijd bereid te helpen waar mogelijk en steunde me tijdens het ganse project. Ondanks haar druk werkschema nam ze steeds de tijd om mijn vragen te beantwoorden en de werkstructuur te overlopen. Verder ook dank aan Wim Van Roy en Bart de Wit, die me hebben bijgestaan bij het verwerken van analoge data en tijdens het verwerken van de gegevens in een GIS. Overigens wil ik alle mensen bedanken die me geholpen hebben bij het zoeken naar het juiste bronmateriaal in Engeland, in het bijzonder Ben Croxford van Kent Heritage. Ook wil ik graag de hoteleigenaar van het hotel, waar ik (in vaak extreme weersomstandigheden) verbleef tijdens mijn terreinbezoeken, bedanken voor zijn gastvrijheid. Naast deze mensen wil ik ook speciaal mijn ouders bedanken die me toelieten te studeren wat ik graag wou, die me altijd steunden gedurende de soms lastige universiteitsjaren en bij wie ik altijd terecht kan, dank je wel voor jullie geloof in mij en de steun die jullie boden tijdens mijn opleiding. Ook wil ik mijn vriendin bedanken die er altijd was als steun en toeverlaat, zonder haar was dit werk er nooit gekomen. Als laatste dank ik ook mijn familie en vrienden die altijd klaar stonden om te helpen tijdens de afgelopen jaren. BEDANKT! Niels Dabaut mei 2012 2
INHOUDSOPGAVE
WOORD VOORAF.................................................................................................................. 2 INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................ 3 LIJST VAN FIGUREN ............................................................................................................ 6 LIJST VAN TABELLEN ........................................................................................................ 8 1.
2.
3.
4.
INLEIDING ....................................................................................................................... 9 1.1
LANDSCHAP VANUIT DYNAMISCH PERSPECTIEF ............................................................ 9
1.2
DOELSTELLINGEN VAN HET ONDERZOEK .................................................................... 11
1.3
SITUERING STUDIEGEBIED .......................................................................................... 13
1.4
OPBOUW ..................................................................................................................... 13
BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED.......................................................... 16 2.1
ALGEMENE SITUERING ................................................................................................ 16
2.2
FYSISCH GEOGRAFISCHE EN GEOLOGISCHE SITUATIE .................................................. 17
2.3
OCCUPATIEGESCHIEDENIS VAN DE ROMNEY MARSH .................................................. 23
HISTORIC LANDSCAPE CHARACTERISATION IN ENGELAND (HLC) ........ 29 3.1
HISTORISCHE DIMENSIE IN LANDSCHAPSKARAKTERISATIE ......................................... 29
3.2
METHODE VAN HISTORIC LANDSCAPE CHARACTERISATION (HLC) ........................... 31
3.3
HISTORIC LANDSCAPE CHARACTERISATION VAN KENT ............................................. 32
METHODE EN MATERIAAL ..................................................................................... 38 4.1
OPSTELLEN VAN EEN GIS-DATABANK ........................................................................ 38
4.1.1 Georefereren van de brondata ............................................................................... 39 4.1.2 Digitaliseren van bebouwing en (water-)wegen .................................................... 41 4.2
TERREINWERK EN LANDSCHAPSKARTERING ............................................................... 42
4.2.1 Terreinwerk: foto opnames .................................................................................... 43 4.2.2 Landschapskartering.............................................................................................. 45 4.3
ONTWIKKELING VAN DE LANDSCHAPSTYPOLOGIE ...................................................... 48
4.3.1 Opbouw van de visueel historische landschapstypologie ...................................... 48 4.3.2 4.4
Determinatiesleutels in de landschapstypologie .............................................. 49
HISTORICITEIT IN DE LANDSCHAPSTYPES .................................................................... 52 3
4.5 5.
SYNTHESEMODEL ....................................................................................................... 53
RESULTATEN ............................................................................................................... 54 5.1
OPMAKEN VAN DE GIS-DATABANK ............................................................................ 54
5.1.1 Analyse van het historische wegenpatroon ............................................................ 54 5.1.2 Hydrografie en systeem van drainagekanalen ....................................................... 56 5.1.3 Kartering van gebouwen en nederzettingen........................................................... 58 5.1.3.1 Gebouwen en woningen in Old Romney ........................................................ 59 5.1.3.2 Gebouwen en woningen in New Romney ...................................................... 61 5.1.3.3 Gebouwen en woningen in Littlestone-on-Sea en Greatstone-on-Sea ........... 63 5.2
FOTOANALYSE ............................................................................................................ 66
5.3
BESCHRIJVING VAN DE LANDSCHAPPELIJKE KENMERKEN ........................................... 67
5.3.1 Landgebruik en perceelsgrootte ............................................................................ 68 5.3.2 Perceelsbegrenzingen en openheid van het landschap .......................................... 69 5.3.3 Vorm van de perceelsranden.................................................................................. 71 5.4
INTERPRETATIE VAN DE GEKARTEERDE LANDSCHAPSKENMERKEN ............................. 72
5.5
LANDSCHAPSTYPOLOGIE ............................................................................................ 73
5.5.1 Opmaak van de landschapstypes ........................................................................... 73 5.5.2 Fiches van landschapstypes ................................................................................... 77
6.
5.6
HISTORISCHE WAARDE VAN DE LANDSCHAPSTYPES ................................................... 78
5.7
SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN HET LANDSCHAP VANAF 1500 ........................... 80
DISCUSSIE ..................................................................................................................... 82 6.1
EVALUATIE VAN DE HLC-METHODE .......................................................................... 82
6.2
HISTORIC
LANDSCAPE
CHARACTERISATION
OP
LOKALE
SCHAAL
VERSUS
LANDSCHAPSBIOGRAFIE ........................................................................................................ 82 6.3
BEREIKBAARHEID EN HET ZOEKEN VAN CARTOGRAFISCHE
EN GESCHREVEN BRONNEN
IN ENGELAND ........................................................................................................................ 84
6.4
GOOGLE STREETVIEW INTEGREREN IN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK ................... 85
6.5
VERDER ONDERZOEK .................................................................................................. 86
7.
CONCLUSIE ................................................................................................................... 88
8.
REFERENTIES .............................................................................................................. 91 8.1
LITERATUUR ............................................................................................................... 91
8.2
ANALOOG OF INGESCAND KAARTMATERIAAL ............................................................. 94 4
8.3
DIGITAAL KAARTMATERIAAL ..................................................................................... 95
8.4
WEBSITES ................................................................................................................... 95
5
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: Situering van het studiegebied (Rood kader op figuur) (Bron: Long et al., 2006) .. 13 Figuur 2: Afbakening van het studiegebied (Eigen verwerking; achtergrond: OS Digital Maps TR & TQ)........................................................................................................................ 17 Figuur 3: Ontwikkeling van de Romney Marsh (GB) en de Bas-Boullonnais (FR) (Bron: Excursiegids Kent; Antrop et al., 2004) ......................................................................... 19 Figuur 4: Geomorfologische evolutie van de Romney Marsh, voorstelling van AD 300 - 400 (boven) en van AD 700-800 (onder) (Bron: Long et al., 2006) ..................................... 22 Figuur 5: Vereenvoudigde voorstelling van de geologie van de Romney Marsh (Bron: Hipkin, 1998) ............................................................................................................................... 23 Figuur 6: Loop van de Rother, mondingen in New Romney (tot 1287) (l.) en Rye (r.) (Bron: Green, 1988) ................................................................................................................... 26 Figuur 7: Wijziging in landgebruik midden 20ste eeuw in Romney Marsh (Bron: HMSO, 1949) ............................................................................................................................... 28 Figuur 8: Uitsnede uit de Historic Landscape Characterisation van Kent met situering van het studiegebied (Bron: Kent Heritage, Digital HLC; Eigen verwerking) .......................... 34 Figuur 9: Voorstelling van de bedekking van het studiegebied door de historische kaarten (Eigen verwerking) ......................................................................................................... 41 Figuur 10: Open en Half open landschappen in het studiegebied (Eigen foto-opnames, 6/03/2012) ....................................................................................................................... 50 Figuur 11: Kleine en grote percelen in het studiegebied (Bron: Google Earth)....................... 50 Figuur 12: Regelmatige en onregelmatige percelen in het studiegebied (Bron: Google Earth) ........................................................................................................................................ 51 Figuur 13: Historische wegen in Old en New Romney (Bron: Tithe Map, 1841; OS map 1871 en 1929; Eigen verwerking) ............................................................................................ 55 Figuur 14: Hiërarchie van de actuele wegen in Old en New Romney (Bron: OS Explorer Map; Eigen verwerking) ........................................................................................................... 55
6
Figuur 15: Hydrografie in Old en New Romney (Bron: OS Explorer Map 1:25000, terreinwerk, Eigen verwerking) ...................................................................................... 57 Figuur 16: Digitaal Hoogte Model van het studiegebied met aanduiding van de afwatering (blauwe pijlen) (Bron: DHM: Land-Form PANORAMA (OS); Eigen onderzoek) ....... 57 Figuur 17: Functie van de huidige bebouwing in Old Romney (Bron: Eigen onderzoek) ...... 60 Figuur 18: Ouderdom van de bebouwing in Old Romney (Bron: Eigen onderzoek) .............. 61 Figuur 19: Functie van de huidige bebouwing in New Romney (Bron: Eigen onderzoek) ..... 62 Figuur 20: Ouderdom van de bebouwing in New Romney (Bron: Eigen onderzoek) ............. 63 Figuur 21: Functie van de huidige bebouwing in Littlestone-on-Sea en Greatstone-on-Sea (Bron: Eigen onderzoek) ................................................................................................. 65 Figuur 22: Ouderdom van de bebouwing in Littlestone-on-Sea en Greatstone-on-Sea (Bron: Eigen onderzoek) ............................................................................................................ 66 Figuur 23: Plaatsen waar foto’s genomen zijn: Px met foto’s uit vier windrichtingen, Vx met panoramafoto’s en Fx met gerichte foto’s (Bron: Eigen onderzoek) ............................. 67 Figuur 24: Voorstelling van de relatie tussen het landgebruik en de perceelsgrootte in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek) ........................................................................... 69 Figuur 25: Hagen en struiken als omranding van de wegberm (Bron: Eigen foto-opname, 6/03/2012) ....................................................................................................................... 70 Figuur 26: Voorstelling van de relatie tussen perceelsbegrenzingen en openheid van het landschap in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek) ................................................ 71 Figuur 27: Voorstelling van de vorm van de perceelsranden in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek) ...................................................................................................................... 72 Figuur 28: Visueel historische landschapskarakterisatie van Old Romney en New Romney (Eigen onderzoek) ........................................................................................................... 74 Figuur 29: Visueel historische landschapskarakterisatie van Old Romney en New Romney met perceelsouderdom (Eigen onderzoek)...................................................................... 75 Figuur 30: Historiciteit per landgebruikstype in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek) .. 79 Figuur 31: Evolutiemodel van het studiegebied tijdens de laatste 2000 jaar (Eigen onderzoek) ........................................................................................................................................ 81 7
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: Historic Landscape Character Types uit de HLC van Kent, welke voorkomen in het studiegebied (Bron: HLC Kent) ...................................................................................... 35 Tabel 2: Digitale kaarten gebruikt bij het onderzoek ............................................................... 40 Tabel 3: Gedigitaliseerde elementen opgenomen in de GIS-databank .................................... 42 Tabel 4: Vastgelegde functies in het studiegebied ................................................................... 46 Tabel 5: Gebruikte bronnen tijdens het terreinwerk ................................................................. 47 Tabel 6: Gekarteerde attributen tijdens het terreinwerk ........................................................... 47 Tabel 7: Gekarteerde landschapskenmerken en onderverdeling .............................................. 51 Tabel 8: Functie van de gekarteerde bebouwing in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek) ........................................................................................................................................ 59 Tabel 9: Functies van bebouwing in Old Romney (Bron: Eigen onderzoek) .......................... 60 Tabel 10: Functies van de bebouwing in New Romney (Bron: Eigen onderzoek) .................. 62 Tabel 11: Functies van bebouwing in de uitbreidingsgebieden van New Romney (Bron: Eigen onderzoek) ...................................................................................................................... 64 Tabel 12: Visueel historische landschapstypes in het studiegebied ......................................... 76
8
1.
INLEIDING
1.1
Landschap vanuit dynamisch perspectief
Sinds in 1995 het Dobříš Assessment - Europe’s environment verscheen is landschap een belangrijk punt geworden op de wetenschappelijke en politieke agenda (Antrop, 2005). Het meest toonaangevende initiatief dat hierop volgde, was de Europese Landschapsconventie (ELC) in 2000. Dit verdrag van de Raad van Europa trad in 2004 definitief in werking na de betekening door de verschillende lidstaten (Antrop, 2005). Het verdrag moet een geïntegreerde landschapszorg promoten door het beschermen, beheren en plannen van Europese landschappen. Landschap wordt in de ELC gedefinieerd als ‘an area as perceived by people, whose character is the result of the action and interaction of natural and/or human factors’ (Council of Europe, 2000). Het huidige landschap is het resultaat van een lange geschiedenis waarbij de interactie tussen mens en natuur zich uit in een steeds veranderend landschap (Van Eetvelde & Antrop, 2008; Muir, 2000). De definitie in ELC beschouwt de wisselwerking tussen natuurlijke elementen en de menselijke activiteiten als de essentiële bouwsteen van het karakter van de actuele landschappen. In vele publicaties wordt ‘karakter’ gebruikt om typische elementen en unieke delen van regio’s te beschrijven. Ook in wetenschappelijke literatuur rond landschapskunde en geografie wordt het landschapskarakter in beschouwing genomen. De term wordt vaak gebruikt om aan te duiden wat uniek is aan een gebied om zo de diverstiteit van het landschap te beschrijven (Van Eetvelde, 2007; Wascher, 2005). Het systematisch beschrijven van het landschapskarakter staat centraal in de methode van Landscape Character Assessment (LCA), ontwikkeld door de Countryside Agency in de jaren 1990 (Swanwick, 2002). De omschrijving van landschap bij LCA is vergelijkbaar met die in de ELC. Net als in ELC komen alle landschappen aan bod, niet enkel uitzonderlijke of waardevolle, maar ook alledaagse en niet-rurale gebieden. In LCA wordt het landschapskarakter omschreven als “a distinct, recognisable and consistent pattern of elements in the landschape that makes one landscape different from another, rather than better or worse” (Swanwick, 2002). Het is de specifieke combinatie van natuurlijke en menselijke attributen die het landschapskarakter gaan bepalen. De benadering van LCA vormt landschapstypes op basis van deze unieke, ruimtelijke combinatie van landschapselementen (Van Eetvelde & Antrop, 2008). Naast een typologie, het bepalen van de landscape character types en de landscape character areas, die unieke gebieden met een herkenbare identiteit vormen, wordt in de LCA ook een waardebeoordeling van het landschap gemaakt. Een 9
belangrijk onderdeel van het landschap, de historische dimensie wordt echter niet geanalyseerd bij LCA. Als antwoord hierop komt English Heritage in 1994 met een nieuwe benadering, de Historic Landscape Characterisation (HLC). In de HLC ligt de nadruk meer op het historische landschapskarakter. Elk landschap heeft een eigen historisch karakter dat bepaald wordt door de veranderingen en evoluties van het landschap doorheen de tijd (Fairclough, 2002; Van Eetvelde, 2007). De HLC identificeert en analyseert deze geschiedenis van het actuele landschap en maakt hierbij gebruik van een nieuw concept, de tijdsdiepte van een landschap (Clark et al., 2004; Turner, 2007). Deze analyse gebeurt door het maken van een kartering van de historische dimensie van het huidige urbane en rurale landschap. Net als bij de LCA worden alle landschappen in beschouwing genomen en is er een gebiedsdekkende kartering van het studiegebied. Een verschil tussen beide methodes is dat er in de HLC minder rekening gehouden wordt met de interrelaties tussen bio-fysische en culturele aspecten. Bij de historische landschapskarakterisatie wordt ervan uitgegaan dat elementen zoals geologie, bodem, topografie, enz. de basis vormen voor de menselijke activiteiten. Het is dus minder belangrijk deze parameters afzonderlijk te analyseren (Fairclough & Macinnes, 2003). Ook zal er na het identificeren, karteren, beschrijven en interpreteren van het huidige landschap geen waardebeoordeling volgen zoals in LCA, deze methode is geen assessmentmethode zoals LCA (Van Eetvelde, 2007). De HLCmethodewordt vandaag de dag vooral toegepast op verschillende schaalniveaus, maar meestal op verzoek van de verschillende Engelse Counties. De counties zien HLC als een hulpmiddel bij het maken van landschapsontwerpen of bij de ruimtelijke planning van een gebied (Clark et al., 2004; Antrop, 2007). In een HLC zullen verschillende landschapstypes, nederzettingen, gemene gronden, bossen, enz. worden onderscheiden. De analyses van het landschap gebeuren aan de hand van kaart- en luchtfotoanalyses. Het landschap wordt bij deze methode bekeken vanuit een verticaal perspectief. Dit perspectief biedt een synoptisch en gedetailleerd beeld van het gebied en toont het best de ruimtelijke patronen en de context van de afzonderlijke elementen (Antrop, 2007). Een belangrijk aspect van het landschap, de visuele waarneming en het contact met andere zintuigen, gaat echter met de desktop based methode van HLC verloren, aangezien veldwerk of terreinanalyse geen onderdeel van de methode is (Turner, 2007; Williamson, 2007). Het horizontale perspectief op het landschap is in deze methode niet aanwezig. De visuele en perceptieve kenmerken van het landschap zullen in de landschapstypes, die door de HLC-methode gedefinieerd zijn, niet vervat zitten. Nochtans worden deze kenmerken van het landschap wel aangehaald in de principes die bij de HLC worden toegepast. Dit principe luidt als volgt: “De perceptie van de mensen op het landschap, 10
hoe zij het landschap zien is belangrijker dan het beeld van de experts” (Clark et al., 2004). De vraag is wel of dit principe ook echt in de HLC-benadering is meegenomen. Deze visueel perceptieve kenmerken kunnen moeilijk van op een bureau worden vastgelegd en dus is een terreinanalyse noodzakelijk. Dit terreinwerk is bij de HLC-methode echter niet aanwezig. Een terreinanalyse kan zorgen voor de aanvullende visueel waarneembare informatie die kaarten en luchtfoto’s niet geven (Hidding et al., 2001). Een aanvullende terreinanalyse integreren in de HLC-methode kan de methode vervolledigen en vormt een meerwaarde voor het opmaken van gedetailleerde landschapstypes. 1.2
Doelstellingen van het onderzoek
In deze Masterproef is het de bedoeling om op basis van de HLC-benadering een methode voor landschapskarakterisatie op lokale schaal te ontwikkelen. Deze karakterisatie zal historisch visuele landschapstypes bevatten die ontwikkeld zijn aan de hand van de bestaande HLC van Kent, een fotoanalyse en een terreinkartering. Deze kartering zal informatie geven over wat de visuele en perceptieve kenmerken van het landschap zijn. Deze kenmerken zitten niet vervat in de traditionele HLC methode. Bij het bepalen van de landschapstypes zullen de ruimtelijk visuele landschapskenmerken mee worden geïntegreerd als attributen. Om deze visuele kenmerken te analyseren worden terrestrische foto-opnames gemaakt tijdens het veldwerk. Op basis van deze foto’s worden dan de landschapstypes uit de HLC van Kent verder verfijnd Deze foto’s en de landschapstypologie zullen beide deel uitmaken van een GIS-databank zodat alle informatie op een snelle en gemakkelijke manier bruikbaar en terug te vinden is. Deze detaillering van de HLC-types en het toepassen van een uitgebreide HLC op lokaal niveau kunnen een meerwaarde bieden bij de toepassingen in de planning en het landschapsbeheer. Ook is het de bedoeling om te kijken of de fysisch geografische opbouw en de occupatiegeschiedenis van het gebied een invloed hebben op de ontwikkelde historisch visuele landschapstypes. Dit gebeurt door het opstellen van een tijdsdieptekaart van de regio. Deze geeft de historiciteit van de verschillende types weer. Op deze manier kan worden aangetoond waar de plaatsen met een belangrijke historische waarde zich in het studiegebied situeren. Deze plaatsen hebben extra aandacht nodig in de planning en het beheer en moeten dus duidelijk worden aangeduid. De laatste doelstelling in deze Masterproef is om aan de hand van de geschreven bronnen, het terreinwerk en de bekomen landschapskarakterisatie een synthesemodel te maken van het studiegebied. Dit synthesemodel toont de evolutie van het studiegebied aan tijdens de laatste 2000 jaar. Dit model kan aantonen welke verschuivingen er 11
in het gebied plaatsvonden in bijvoorbeeld het landgebruik of de commerciële functies van de verschillende dorpen.
12
1.3
Situering studiegebied
Voor dit onderzoek werden de dorpen Old Romney en New Romney, gelegen in Kent als studiegebied gekozen. Beide dorpen zijn gelegen in de Romney Marsh, een kustmoerasgebied in het zuiden van Engeland (Figuur 1). Het gebied is gelegen in de counties van Kent en East Sussex. Het studiegebied beperkt zich tot Old Romney en New Romney, dit omwille van twee belangrijke redenen. Beide dorpen worden gekenmerkt door sterke landschappelijke veranderingen gedurende de laatste eeuwen. De morfologische en economische link tussen de twee dorpen toont in grote mate de landschapsdynamiek en de landschapsveranderingen die gedurende vele eeuwen deze regio vormden (Eddison, 2000). Een andere reden voor de keuze van dit studiegebied is dat beide dorpen in Kent gesitueerd zijn, een county waarvan een HLC is opgemaakt. Deze zal dienen als basis voor de landschapskarakterisatie in deze Masterproef. De HLC-methodezal uitgebreid worden met de visuele kenmerken van het landschap.
Figuur 1: Situering van het studiegebied (Rood kader op figuur) (Bron: Long et al., 2006)
1.4
Opbouw
Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het studiegebied. Er wordt ingegaan op de fysisch geografische kenmerken van de Romney Marsh en hoe mensen er gedurende de geschiedenis in slaagden deze gebieden bewoonbaar te maken. Het contrast van 13
dit gebied met de rest van Engeland zal hierin duidelijk worden, net als de moeilijke omstandigheden waarin de mensen er moeten leven. In hoofdstuk 3 volgt dan de beschrijving van de Historic Landscape Characterisation methode. De algemene principes van de HLC worden besproken en ook de benadering die werd toegepast in Kent. In hoofdstuk 4 staan de in deze Masterproef gebruikte methodes uitgelegd. Er wordt uitgelegd hoe de HLC van Kent wordt gebruikt als basis voor een nieuwe verfijnde historisch visuele landschapskarakterisatie. De belangrijkste structuur bij deze Masterproef is de GIS-databank waarbinnen alles wordt geïntegreerd. Daarnaast staat in dit deel ook hoe er op het terrein te werk is gegaan en welke landschapskenmerken werden gekarteerd om tot het gewenste resultaat te komen. Ook wordt de methode van de fotoanalyse van het landschap uitgewerkt. Deze analyse aan de hand van terrestrische foto’s moeten dienen als ondersteuning van het terreinwerk bij het bepalen van de later te ontwikkelen landschapstypes. Bij de methode wordt ook de opbouw van de uiteindelijke landschapstypologie uitgewerkt. In hoofdstuk 5 staan alle resultaten van het onderzoek, dit omvat alle cartografische voorstellingen van de landschapselementen en -kenmerken die werden gekarteerd. Net als de voorstellingen van de ontwikkelde historisch visuele landschapstypologie. Deze karteringen dienen als basis van een tijdsdieptekaart die de historiciteit van het gebied weergeeft. Als laatste paragraaf in dit hoofdstuk geeft een synthesemodel weer hoe het gebied evolueerde gedurende de laatste 2000 jaar. Bij de discussie in hoofdstuk 6 volgt een evaluatie van de HLC-methode en een vergelijking met de methode voorgesteld in deze Masterproef. Daarnaast wordt de bereikbaarheid van historische cartografische bronnen in Engeland in vraag gesteld. Ook wordt bekeken of Google Earth kan gebruikt worden voor landschapsstudie of als terreinwerk de enige optie blijft voor het opsporen van de visuele kenmerken. De landschapskarakterisatie in deze Masterproef
wordt
ook
vergeleken
met
de
interdisciplinaire
methode
van
de
landschapsbiografie uit Nederland. Als laatste worden de mogelijkheden tot verder onderzoek opgesomd. De bijlagen worden toegevoegd in een afzonderlijke bundel. Hier zijn onder andere de landschapstypefiches terug te vinden: ze geven een algemeen beeld van de afzonderlijke types. Ook zijn de foto’s die werden genomen en gebruikt bij de fotoanalyse als fotofiches bijgevoegd in bijlage. De tekst van de Masterproef, de fiches van types, de fiches van de fotopunten en enkele shapefiles voor gebruik met ArcMap worden digitaal afgegeven. Aan de hand van deze shapefiles en de meegeleverde Excel-bestand is het mogelijk de GIS-databank te 14
reconstrueren. In de shapefile met de types zitten ook de landschapskenmerken van de types vervat. Het is dus mogelijk de landschapskenmerken van de types voor te stellen aan de hand van de digitale data. De landschapstypefiches, opgesteld als .pdf-bestanden, zijn in tweevoud toegevoegd. Eenmaal worden alle fiches in één bestand weergegeven, de tweede maal zijn de fiches per type in een apart bestand opgenomen. Dit omdat de .pdf-bestanden van de verschillende types via hyperlinks in ArcMap te raadplegen zijn. De typefiches werden geüpload op dropbox.com. Met behulp van een link in ArcMap kunnen deze worden geraadpleegd, op een computer met internetverbinding, door het klikken op één van de landschapstypes.
15
2.
BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED
2.1
Algemene situering
Het studiegebied is gelegen aan de zuidkust van Engeland. Het bevat de parochies (parish) van Old Romney en New Romney in het district Shepway (Figuur 2). Dit district is gelegen in het graafschap Kent. Beide parochies maken deel uit van de Romney Marsh, een draslandgebied van ongeveer 260km2. Vergeleken met Engeland (35,88 inwoners per hectare) is de Romney Marsh met 0,19 inwoners per hectare een zeer dunbevolkt gebied (Office for National Statistics, Census 2001, www.statistics.gov.uk). Het studiegebied is gelegen in twee van de zes deelgebieden van de Marsh, namelijk in Romney Marsh Proper en Walland Marsh. Beide dorpskernen worden doorsneden door de A259. Deze weg volgt de Noordzee over bijna de volledige breedte van Zuid-Engeland. De B2075 verbindt Old en New Romney met Lydd, waar onder andere de luchthaven London Ashford gelegen. De Romney, Hythe and Dymchurch Railway (RHDR) loopt net ten oosten van New Romney. Deze smalspoorlijn is oorspronkelijk gebouwd voor personenvervoer, maar trekt nu veel toeristen. De bouw van deze spoorlijn gebeurde in 1927 (Eddison, 2000). Naast de wegen en spoorwegen komen talrijke onbevaarbare waterwegen voor in het gebied. Ze dienen voor de afwatering van deze, op vele plaatsen, onder de zeespiegel gelegen regio (zie paragraaf 2.2 Geografische Situering). De voornaamste woonkernen van het studiegebied bevinden zich in de dorpskernen van de parochies. Naast de kernen van Old en New Romney zijn ook de woonconcentraties van Littlestone-On-Sea en de bewoning langs de kustlijn belangrijk. New Romney is door zijn kleine oppervlakte dichtbevolkt, 10,84 personen per hectare, in vergelijking met de rest van de Romney Marsh (Office for National Statistics, Census 2001, www.statistics.gov.uk).
16
New Romney
Old Romney Littlestone-on-Sea
Figuur 2: Afbakening van het studiegebied (Eigen verwerking; achtergrond: OS Digital Maps TR & TQ)
2.2
Fysisch geografische en geologische situatie
De Romney Marsh is één van de drie grote kustmoerasgebieden in Engeland. De overige zijn de Fens in de regio East Anglia en de Somerset Levels, gelegen in de county van Somerset in het westen van Engeland. Bijna de totale oppervlakte van deze gebieden ligt onder het zeeniveau en zijn zo altijd risicogebieden geweest voor overstromingen, zowel van zeewater als van zoetwater. De Romney Marsh strekt zich uit tussen Fairlight in het zuidwesten en Hythe in het noordoosten. In het noorden en het westen vormt de cuesta naar de Wealden de grens en in het zuiden is Het Kanaal het uiteinde van de regio. Naast deze beperkte grenzen dienen ook de valleien van de Rother, Tillingham en Brede vernoemd te worden. Langs deze valleien loopt het moerasgebied nog tot 16km verder westwaarts. In bepaalde opzichten is de Romney Marsh verschillend van de andere moerasgebieden. De Romney Marsh ontwikkelde zich afzonderlijk van alle andere moerasgebieden. Zoals in paragraaf 2.1 werd vermeld bestaat de Romney Marsh uit verschillende delen. Ze worden in de regio levels genoemd en vormen vaak ook de opdeling voor het 17
drainagemanagement. De levels zijn Romney Marsh proper, Walland Marsh, Denge Marsh, Pett Level, en de Rother and Brede Level. In deze Masterproef zal, net als in de literatuur, Romney Marsh (Marsh) gebruikt worden om de volledige regio benoemen, terwijl Romney Marsh proper telkens op de drainageregio zal slaan (Rippon, 2002). Voor de vorming van de Romney Marsh is de cuesta van de Wealden-Artois belangrijk (Figuur 3). De regio kent een vergelijkbare ontwikkeling als die van de Bas-Boullonnais gelegen in Noord-Frankrijk en ook van oorsprong een deel van de Wealden-Artois. De oorsprong van deze cuesta ligt op het einde van het Tertiair. Op dat ogenblik waren de Britse eilanden nog vastgehecht aan het Europese vasteland. Door plooiingen en opheffingen als gevolg van de Alpiene orogenese wordt een anticline gevormd (Antrop et al. 2004). De anticline van de Weald-Artois loopt tussen Zuid-Engeland en het noordoosten van Frankrijk. Op deze anticline vormen zich gedurende het laat Tertiair heel wat consequente rivieren (Gallois et al., 1965). Deze consequente rivieren snijden op een snel tempo door de bovenste krijtlaag en bereiken de oudere onderliggende lagen van klei en zand. Op dat moment zullen zich subsequente zijrivieren gaan vormen. Door deze rivierwerking gebeurt een geologische inversie, de erosie van de hoger gelegen delen van de anticline zorgt ervoor dat daar oudere gesteentes gaan dagzomen (Antrop et al., 2004). Enkel langs de zijden is nog krijt waarneembaar. Wanneer ongeveer 425.000 jaar geleden het glaciaal meer, gelegen waar nu de Noordzee gesitueerd is, overstroomd en een enorme waterstroom veroorzaakt ter hoogte van deze anticline wordt Het Kanaal gevormd. Deze doorbraak van het nauw van Calais zorgt ervoor dat Engeland van Frankrijk gescheiden wordt en dat de reeds uitgeërodeerde middelste delen van de anticline aan zee komen te liggen (Gallois et al., 1965). De subsequente rivieren hebben op die manier een versterkte erosiewerking. Deze rivieren schrijden snel terug en zorgen ervoor dat de consequente rivieren worden afgetapt. Dit resulteert in grote ‘cols’ of ‘windgaps’ in de randen van de cuesta (Antrop et al., 2004). Langs deze valleien stromen tot op vandaag de belangrijkste rivieren naar de zee. Er is bij deze ‘cols’ een sterke variatie aan diepte aanwezig. Die is vooral het gevolg van het materiaal waarin ze gevormd zijn. Hoe dichter deze bij de uiteinden gelegen zijn, en dus hoe dichter bij het zachte krijt hoe dieper deze zullen insnijden in het substraat (Long & Innes, 2003).
18
Figuur 3: Ontwikkeling van de Romney Marsh (GB) en de Bas-Boullonnais (FR) (Bron: Excursiegids Kent; Antrop et al., 2004)
Uit de vorming van deze cuesta volgt nu de oorsprong van de Romney Marsh als afzonderlijke regio. De aanleg van dit gebied begint eigenlijk na de laatste ijstijd. Deze werking begint ongeveer 18.000 jaar geleden wanneer de aarde begon op te warmen en de 19
ijskappen Engeland nog steeds bedekten. Deze ijskappen reikten tot de zuidelijke delen van Londen. Het gebied van de Romney Marsh zelf is nooit bedekt geweest met ijs, enkel dikke sneeuwpakketten tijdens de harde winters waren het deel voor dit gebied. Toch speelt deze periode tijdens het Quartair een belangrijke rol bij de vorming van de Marsh zoals die vandaag gekend is (Eddison, 2000). Het Kanaal was tijdens de ijstijd niet meer dan een grote rivier, de zeespiegel was ongeveer 120m gezakt. Hierdoor moesten de rivieren zich veel dieper in de ondergrond insnijden. De Rother bijvoorbeeld was 30m dieper in het substraat gesneden dan voordien. Door dit hoge verval had de rivier tijdens de lente en zomer, wanneer overdag de dooi intrad, een hoge potentiële energie. Vooral de kalkbodems op de flanken van de Weald cuesta hadden hieronder te lijden. De kalkrijke Downs, een landschapsregio tussen Sussex en Dorset ten zuidwesten van de Romney Marsh, brokkelden langzaam af. Deze verbrokkeling werd versneld doordat het dooiwater dat zich overdag vormde en de gaten in het kalk opvulde ‘s nachts weer aanvroor en in volume toenam. Het kalk werd samen met het dooiwater via de rivieren naar de lager gelegen gebieden gevoerd. Het zachte en oplosbare kalk werd in oplossing vervoerd, terwijl hardere en onoplosbare vuurstenen, uit het midden van de anticline van de Weald, al snel werden afgezet op de bodems van de Romney Marsh (Eddison, 2000). Wanneer op het einde van de ijstijd de zeespiegel stijgt, raken de rivieren opgevuld met sedimenten. Op die manier vormen zich valleien met steile randen en vlakke bodems. De bodems zoals deze vandaag in de Romney Marsh dagzomen, zijn geboetseerd uit lange transgressie van de Noordzee na de ijstijd. Wanneer achttien duizend jaar geleden de transgressie van de zee begon, hadden de hoge getijden en de golven met hoge energie een grote impact op de Romney Marsh. Het gebied tussen Fairlight Head en Hythe werd ingenomen door een zandige baai. De kust reikte tot Appledore en Hamstreet, plaatsen die nu ongeveer 20km landinwaarts liggen. Getuigenissen van deze oude kust uit het Neolithicum zijn terug te vinden als gedegradeerde steilranden, zoals tussen Winchelsea en Hythe (Antrop et al., 2004). Vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden spelen zich drie belangrijke geologische verhalen af, ongeveer op hetzelfde ogenblik. De zee zette een groot kiezelstrand af in noordoostelijke richting over de zandige baai. De kiezels zijn afkomstig van de droogliggende zeebodem tijdens de ijstijd. Wanneer de zeespiegel stijgt, neemt het deze kiezel en keien mee met zijn stroming en getijdenwerking (Eddison, 2000). Dit was een zeer belangrijke stap in de evolutie van de Romney Marsh, zonder deze natuurlijke kustbarrière was dit gebied nooit bewoonbaar geworden (Figuur 4). De vorming van een kiezelstrand gebeurde in drie stappen. 20
In een eerste stap groeit het strand op een korte tijd heel veel aan, kort na de eerste afzettingen reikten deze al tot aan Dymchurch. Een tweede fase in de ontwikkeling was er één van consolidatie en versteviging. Golven brachten grote hoeveelheden kiezels van de zuidwestelijke stranden naar de regio rond de Romney Marsh. De barrière werd breder en de kaap nabij Dungeness begon zich uit te strekken. In een derde en laatste fase werden de kiezels herverdeeld, de landtong van Dungeness kreeg nog meer de vorm die vandaag gekend is. De minder brede delen van de barrière verdeelden zich in afzonderlijke segmenten. De reden waarom de ophoping en de vorming van de kiezelstranden precies op die plaats gebeurde, is een combinatie van stroomlijnen van de zee en de dominantie van zuidwesten winden (Eddison, 2000). Door de continue voorraden aan sedimenten worden steeds jongere kustbanken afgezet. Zo zijn alleen al nabij Dungeness 600 ribbels gevormd. Belangrijk hierbij is dat de zeespiegel wel bleef stijgen gedurende dit proces. Dit houdt in dat de jongste bank steeds hoger is dan de oudere en dat achterliggende gebieden steeds lager zullen zijn dan de actuele zeespiegel. In Dungeness bijvoorbeeld komen oude kustafzettingen voor die 5m lager liggen dan het huidige zeeniveau (Eddison, 2000). Op lucht- en terrestrische foto’s genomen op plaatsen waar de kiezels nog dagzomen, zijn de oude kustlijnen nog duidelijk zichtbaar. Tijdens de ontwikkeling van deze kustbarrière is ook een lagune ontstaan tussen The Wealden en de kiezelstranden. Bij hoogtij vulde deze lagune zich op met zeewater langsheen de lager gelegen noordelijke delen. Dit zeewater bevatte fijnkorrelige sedimenten zoals klei en silt. Wanneer het hoogtij naderde, vertraagde het water en konden de sedimenten worden afgezet. Zo werd de lagune langzamerhand een wadgebied. Op deze wadden kon, als ze hoog genoeg waren, een vegetatie groeien die aangepast was aan leven in een zoutwatermilieu. Deze planten vangen op hun beurt steeds meer sedimenten op. Er ontstond een plateau met vegetatie die boven alle getijden uitkwam en enkel bij springtij overstroomde. De getijdenstroming beperkte zich zo tot kleine kanalen die stroomden tussen hoger gelegen stroken van vegetatie. De moerasgebieden groeiden sneller aan dan de zeespiegel steeg, de lagune beperkte zich dan tot enkel het noordoosten en het centrale deel van de Romney Marsh proper. Als derde proces zijn de valleien aan de beurt. Door de stijgende zeespiegel blokkeerde de zee de uitstroom van water uit de valleien. Deze werden drassig en er ontwikkelden zich zoetwatermoerassen, bekend als ‘fen carr’. Op deze plaatsen was ook een typische vegetatie te vinden. Deze ‘fen carr’ verspreidden zich steeds verder naar de nieuwe
21
kustlijn, de Marsh in. De vegetatie van deze zoetwatermoerasgebieden en de eerder vernoemde wadgebieden is nu als veenbodem terug te vinden in de Romney Marsh.
Figuur 4: Geomorfologische evolutie van de Romney Marsh, voorstelling van AD 300 - 400 (boven) en van AD 700-800 (onder) (Bron: Long et al., 2006)
22
Samenvattend kan worden gesteld dat binnen de Romney Marsh gebieden te onderscheiden zijn met verschillende bodems. Zo wordt de streek rond Dungeness gekenmerkt door overwegend kiezelbodems. De dorpskern van New Romney en het zuidoostelijke deel van Old Romney (Midley) zijn ook gelegen op een segment van de natuurlijk kiezelbarrière. Deze banken worden omgeven door afgezet materiaal van de overstromende rivieren (Figuur 5). Dit alluvium kan vaak verschillen in voorkomen. Zo is er ten zuiden van New Romney overwegend jonger alluvium te vinden, dit is dan kalkrijk. In het noorden daarentegen is dit alluvium ontkalkt en ouder (Rippon, 2002). De jonge Marshbodems zijn gevormd in de middeleeuwen, terwijl de oudere bodems vaak tijdens de Romeinse overheersing hun oorsprong vinden (Long & Innes, 1995). Belangrijk is nog dat door de jonge geschiedenis van deze regio alle bodems van Holocene oorsprong zijn, dit is de periode na de laatste ijstijd.
Figuur 5: Vereenvoudigde voorstelling van de geologie van de Romney Marsh (Bron: Hipkin, 1998)
2.3
Occupatiegeschiedenis van de Romney Marsh
Er zijn enkele bewijzen teruggevonden dat de Romney Marsh al tijdens de bronstijd bewoond was. Deze nederzettingen beperkten zich echter tot de kiezelbanken die reeds gevormd waren. Het was pas in de Romeinse periode (rond 100 na Chr.) dat de mens probeerde de moerasgebieden naar zijn hand te zetten. De legende luidt als volgt: ‘The Romans were the first to secure Romney Marsh from the sea’. Maar er is echter vrij weinig bewijsmateriaal dat Romeinse activiteit aantoont. Wel is duidelijk geworden dat de Romeinen enkele zoutbewerkingssites hadden aan de rand van de kiezelbarrière. Bewijs hiervoor is gevonden 23
nabij onder andere St.–Mary’s-Bay en Dymchurch. In die periode komen de toponiemen New Romney en Old Romney nog nergens voor (Eddison, 2000). De weinige nederzettingen en de zeldzaam gevonden bewijzen van Romeinse bezetting tonen volgens Cuncliffe (1988) aan dat de moerasgebieden enkel werden gebruikt voor de zoutwinning en begrazing tijdens de zomermaanden. Permanente bewoning was waarschijnlijk onmogelijk omwille van de vele aanvallen door piraten en stropers. Tijdens de 5de eeuw na Christus stort de Romeinse activiteit in Engeland helemaal in. Rond het jaar 410 vallen de Saksen Engeland binnen. Vroeg-Saksische aanwezigheid in de verlaten Romney Marsh was ook eerder beperkt tot Lympne en West Hythe (Gardiner et al., 1999, 2001). Pas in de 8ste en 9de eeuw tonen landeigendomsdocumenten de permanente bewoning van het noordoostelijke deel van de Marsh aan. Old Romney was in deze periode gekend als Rumenea en later als Romenel. Rumenea is afkomstig van het Saksische rumen-ea, een grote water partij of waterige plaats (The History and Topgraphical Survey of the County of Kent, 1799). Deze plaats werd vervolgens Romney genoemd, toen de haven aan de Rother hier versilte, werd verder stroomafwaarts een nieuw dorp gebouwd. Om het verschil tussen beide dorpen te kennen werd gekozen om Romney, Old Romney te noemen en de nieuwe site New Romney. Tot de jaren 1100 waren Old en New Romney aan elkaar gelinkt als Romney. Vanaf de 12de eeuw, tijdens de Laat-Saksische/ Vroeg-Normandische periode werd de handel met de overzeese gebieden belangrijk. Enkele havens in Zuid-Engeland kregen nieuwe privileges en werden zo de ‘Cinque Ports’ (Gardiner et al., 1999, 2001). Deze havens waren oorspronkelijk in Kent en Sussex gelegen. De vijf havens waren Hastings, New Romney, Hythe, Dover en Sandwich. Deze havens werden ook ondersteund door verschillende nabij gelegen dorpen met kleinere havens. Ook zogenaamde ‘limbs’ of ledematen waren lid van de confederatie van de ‘Cinque Ports’. Zo was Lydd een ledemaat van New Romney (Brooks 1988). In 1287 trof een serieuze storm de hele Kanaalzone. De kiezels van Dungeness werden verplaatst en blokkeerden de monding van de Rother nabij New Romney. De rivier wijzigde haar pad naar haar huidige positie bij Rye. New Romney verdween als belangrijke havenstad en de kiezels en de modder overstroomden het dorp. Het belang van het dorp verminderde aanzienlijk. In 1550 bleef slechts nog één van de vijf aanwezige kerken over. De algemene geschiedenis van de Romney Marsh verloopt wat anders. Tijdens de Normandische periode (1066-1215) groeide de bevolking aanzienlijk aan in de Marsh. Onder andere Willem de Veroveraar zag de regio als een strategisch en economisch belangrijk 24
gebied (Brooks, 1988). In de middeleeuwse periode (1216-1398) kende Romney Marsh, net als Romney zelf, een moeilijke periode. De kracht van de zee, sediment en ziekte waren belangrijke factoren voor een daling in de populatie. Door de verder uitbreiding en inpoldering van het land werd ook een steeds groter risico op overstromingen gecreëerd. Het economische belang verplaatst zich van Romney naar Old Winchelsea en Rye (Vollans, 1988). Om de verzilting van het gebied aan te pakken wordt een kunstmatige rivier gebouwd. The Rhee of Rhee Wall moet dienen om het silt uit de haven te houden en af te voeren. Dit 12 km lange kanaal werkt door het verzamelen en opslaan van drainagewater. Dit water werd bij laagtij in de zee geloosd nabij het zeegat van Romney. Sinds 1400 is de Rhee niet meer in werking (Eddison, 2000). Nu is deze verhoogde dijk een belangrijke invalsweg voor New Romney geworden. Tijdens de late middeleeuwen verminderde de bevolking van Romney Marsh tot slechts een fractie van de bevolking van de vroege middeleeuwen. Dit had verschillende oorzaken, onder andere de pest, die sinds 1348 door het gebied raasde. Door overstromingen herwon de zee tijdens de 12de en 13de eeuw land. Van kleine akkerbouw rondom de boerderijen werd overgegaan op weidebouw met schapen en vee. Deze manier van landbouw was veel minder arbeidintensief en liet gezinnen toe minder nakomelingen te hebben. Vanaf de late 13de eeuw werd een reeks gebieden verder ingepolderd. Het bouwen van de dijken en de drooglegging gebeurde vooral door de grootgrondbezitters. De eerdere wijzigingen in landgebruik zorgden ervoor dat nu grotere velden gecreëerd werden voor het grazen van de schapen en het vee. Vooral de wol van de schapen zorgde voor een belangrijke vorm van inkomsten. Grote delen van de Romney Marsh waren in handen van de ‘Christ Chursh Priory’ van Canterbury en het ‘All Souls College’ uit Londen (Draper, 1998). Tijdens de periode van de Tudor kende het Marshgebied een nieuwe bloeiperiode: verschillende dorpen, waaronder Broomhill kwamen tot hun volle ontwikkeling in de 15de eeuw. Tijdens de daarop volgende eeuwen steeg het sterftecijfer, vooral van kinderen, aanzienlijk. Moeraskoorts, malaria en onvoldoende hygiëne waren hiervan de oorzaak. Ongeveer 40% van de sterfgevallen in de 17de eeuw was van kinderen onder de vijf jaar. Anderen hadden slechts een levensverwachting van 25 - 30jaar. Tijdens de tweede helft van de 17de eeuw werd het sterftecijfer in bepaalde parochies zelfs hoger dan het geboortecijfer. Belangrijk hierbij is het stilstaande water van de moerassen en een gebied dat laag gelegen is. Beide zijn kenmerken van Romney Marsh en allebei ook broedplaatsen voor malariamuggen, de link tussen de topografie en het aantal malariamuggen is bijzonder groot (Dobson, 1998).
25
De Rotherrivier werd vanaf de 16de eeuw ook steeds moeilijker bevaarbaar (Figuur 6). Door de steeds nieuwe inpolderingen werd de getijdenstroming in de Rother tenietgedaan, dit zorgde voor een verzilting van de rivierbodem. Door slechte drainage werd de bovenstroom van de Rother zelfs afgesneden en dit zorgde voor overstromingen tijdens de wintermaanden. Als gevolg van de onbevaarbaarheid van de Rother viel de economie van Rye stil in de late 16de eeuw. De inwoners hadden dus te kampen met dezelfde situatie als de inwoners van New Romney drie eeuwen daarvoor. Aan de hand van kunstmatige drainage en riviermanagement probeerden ze de haven te redden, wat na lange tijd onsuccesvol bleek. Ook de ultieme drang van landeigenaars om steeds meer land in te polderen en dus steeds minder getijdenstroming op de rivieren toe te laten hielp hierbij niet, integendeel (Eddison, 1988).
Figuur 6: Loop van de Rother, mondingen in New Romney (tot 1287) (l.) en Rye (r.) (Bron: Green, 1988)
Ook de 18de eeuw was een moeilijke voor de inwoners van Romney Marsh. Malaria en moeilijkheden om ingepolderde gebieden te behouden waren nog steeds de belangrijke negatieve factoren in hun leven. Toch waren er ook positieve factoren, de schapen en hun wol waren economisch nog belangrijker geworden (Davidson, 2002). Een complex systeem van landeigenaars, die in de hoger gelegen Wealden leefden en hun eigendommen in zowel hoger als lager gelegen gebieden zorgden ervoor dat de schapen en het vee per seizoen verhuisd werden. Zo graasden deze in de winter in de hoger gelegen, droge gebieden, terwijl in de zomer ze in Romney Marsh te vinden waren. In de moerasgebieden zelf wonen bijna geen grondbezitters. Het land, de veestapel en de schapen werden onderhouden door zogenaamde ‘lookers’ of herders. Deze vonden bescherming in de vele ‘lookers’-hutten. Van deze hutten zijn er ook vandaag nog enkele in het landschap te vinden. Deze kleine woningen werden tussen de 18de en 20ste eeuw bewoond door de herders en vaak ook hun familie (Reeves & Eve, 1998). Vandaag zijn ze hier en daar nog als kleine ruïnes of voederplaatsen in het landschap terug te vinden. 26
Tijdens de 18de eeuw was Romney Marsh ook een plaats waar smokkelaars hun werk konden doen. Zowel smokkelen van als naar Frankrijk werd vaak getolereerd door de verschillende instanties. Deze instanties waren vaak in de greep van de vele smokkelbendes. Grote eenheden wol werden vanuit Romney Marsh Frankrijk binnengesmokkeld. Dit gebeurde tot ver in de 19de eeuw (Eddison, 2000). Tijdens diezelfde 19de eeuw was Romney Marsh de frontlinie voor de verdediging van Engeland tegen Napoleon. Romney Marsh werd zelfs afgesneden van de rest van het land door het graven van The Royal Military Canal in 1804. Dit 45 km lange kanaal verbindt Hythe en Rye en was een verdedigingsmiddel om de troepen van Napoleon op afstand te houden. Tegen 1812 waren de volledige constructie van het kanaal en de defensiestructuren afgewerkt. Eigenlijk was dit toen al overbodig geworden: de Franse troepen werden in 1805 in Trafalgar verslagen en het invasierisico was definitief verdwenen. Ondanks zijn ‘overbodige’ karakter blijkt het Military Canal toch nuttig voor de Marsh. Zo heeft dit kanaal nu een drainagefunctie en vormt het een overstromingsbarrière. Naast dit kanaal werden ook de ‘Martello’ torens in deze periode gebouwd. Zij moesten net als het kanaal als defensieve structuren dienen in de strijd tegen de Fransen. Ze werden tussen 1806 en 1808 opgetrokken langs de kust tussen Folkestone en Seaford (Robinson, 1988). Maar net als het kanaal werden ook deze torens nooit gebruikt en getest tijdens een invasie van de Fransen. In de 19de eeuw was de economie en het landschap in Romney Marsh volledig gedomineerd door schapen. Verbeterde methodes in management en veeteelt zorgden ervoor dat de densiteit van de schapen in Romney Marsh groter was dan eender waar in de wereld. De Romney Marsh was één van de belangrijkste schaaprassen en werd internationaal geëxporteerd. Pas tijdens de Eerste Wereldoorlog had deze schapenteelt een lichte terugval. De gronden van Romney Marsh werden gebruikt als vliegvelden, de vlakke regio leende zich hier perfect toe. Helemaal ineenstorten deed de schapenteelt pas in de Tweede Wereldoorlog, toen het gebied volledig onder militair bevel viel. Ook moest het landareaal gebruikt worden om de rest van het land mee te helpen voorzien in voedsel. In 1940 werden om en bij de 85.000 schapen verplaatst naar andere delen van het land (HMSO, 1949). Deze shift van veeteelt naar gemengde landbouw had ook een landschappelijk gevolg, de grote open velden werden opgedeeld in kleinere stukken land. Het landgebruik wijzigt ook van grasland naar akkerland (Figuur 7). De drainagekanalen die eerst hun natuurlijke loop hadden behouden, werden nu meestal kunstmatig rechtgetrokken (HMSO, 1949; Carpenter, 1999). Tijdens WOII werd het Royal Military Canal opnieuw als barricade ingericht en werd 280 hectare land 27
onder water gezet als verdediging tegen de Duitse troepen. Vele dorpen in de Romney Marsh werden gebombardeerd door V1-bommen en daarbij kwamen velen om het leven. Toch werd geprobeerd de landbouwactiviteiten in het gebied verder te zetten. Naast de constructies ter verdediging werden in de vlakke regio bijkomende vliegvelden aangelegd. Zo werden in Midley, Brenzett, Newchurch, St. Mary-in-the-Marsh militaire kampen en start- en landingsbanen gebouwd (Carpenter, 1999). Historisch graasland ligt sinds die periode onder de ploeg, kleine middeleeuwse drainagekanalen of oudere zoutkreken zijn vaak ondergeploegd en vernield. De drie belangrijkste rivieren, Rother, Brede en Tilingham worden gecontroleerd en hun oevers worden verstevigd. Grote, krachtige pompen worden in het Marshgebied geïnstalleerd om water weg te pompen naar de zee. Vele mensen in de Romney Marsh leiden een apart leven, omdat verschillende kustgebieden als militaire zones ingenomen zijn (Findon, 1989). Ook vandaag leven nog steeds zeer veel Marshbewoners van de landbouw. Maar nabij de kust en in de verschillende dorpen wint ook de toeristische sector meer aan belang.
Figuur 7: Wijziging in landgebruik midden 20ste eeuw in Romney Marsh (Bron: HMSO, 1949)
28
3.
HISTORIC LANDSCAPE CHARACTERISATION IN ENGELAND (HLC)
3.1
Historische dimensie in landschapskarakterisatie
De methode van HLC werd tussen 1992 en 1994 in Engeland ontwikkeld en gecoördineerd door English Heritage (Fairclough et al., 2002; Turner, 2007). HLC probeert in een GIS het historische verhaal van het huidige landschap te bepalen en probeert ook te verklaren hoe landschappen gestructureerd zijn. Deze methode probeert de historische processen op het landschap te achterhalen. Deze historische dimensie op het landschap kwam minder aan bod in het LCA en de HLC vult deze leemte in (Fairclough et al., 2002). HLC erkent dat alle delen van een landschap historische significantie hebben en dat deze het resultaat zijn van menselijke activiteit en het gebruik ervan. Voor het ontwikkelen van deze methode bestond er geen accurate benadering voor het identificeren van de historische kenmerken van een landschap in het Verenigd Koninkrijk. Er waren wel enkele gevalstudies met een focus op het historische en het archeologische landschap, maar er was geen duidelijk overzicht zoals bij HLC (Fairclough, 2004). De HLC steunt op twee andere landschapskarakterisaties, namelijk de LCA van het Natural England en de Settlement Atlas (Roberts & Wrathmell, 2000) van English Heritage. Bij deze Settlement Atlas ligt de focus enkel op de historische nederzettingsvormen. Terwijl bij de LCA alle landschappen in beschouwing worden genomen. Een pilootstudie met deze HLC-methode werd in 1994 uitgevoerd in Cornwall (Clark et al., 2004). Het nationale programma is op vandaag bijna volledig gebiedsdekkend. Deze karakterisatie wordt gebruikt in Engeland (HLC) en een kleinere variant van de HLC, die enkel gebaseerd is op landgebruik wordt uitgevoerd in Schotland (HLA, Historic Land-use Assessment) en wordt telkens gebruikt op countyniveau. Het karakteriseren van de historische dimensies die in het actuele landschap te herkennen zijn is de doelstelling van de HLC (Clark et al., 2004). De gedachte hierbij is dat het huidige landschap gevormd is door de opeenvolgende invloeden van de mensen die erin woonden. Aandacht gaat daarbij niet enkel uit naar de bebouwde omgeving, ook de landschapselementen die vandaag als natuurlijk worden beschouwd kenden een sterke menselijke invloed (Fairclough & Macinnes, 2003). De algemene principes die in de HLC gebruikt worden, steunen sterk op de Europese Landschapsconventie en de Conventie van Malta over het archeologisch erfgoed (Clark et al. 2004; Van Eetvelde, 2007): 29
het studieobject in HLC is het actuele landschap, daarbij is de tijdsdiepte het belangrijkste kenmerk van dit landschap. De veranderingen die het historische landschap heeft ondergaan zijn nog steeds te herkennen en terug te vinden in het huidige landschap;
de aandacht gaat naar het volledige landschap en niet naar puntvormige elementen, zoals sites;
alle landschappen zitten in de analyse vervat. Ook minder recente en verstoorde landschappen, worden allemaal als een deel van het landschapskarakter gezien;
alle landschapselementen maken deel uit van het landschapskarakter. Zowel de natuurlijke, seminatuurlijk, archeologische als urbane landschapelementen worden opgenomen in de karakterisatie;
deze karakterisatie gebeurt niet enkel door een inventarisatie van de gegevens, maar ook vanuit interpretatie. In deze context wordt landschap gezien volgens een perceptieve benadering en niet enkel als een verzameling van objecten;
de perceptie van de mensen op het landschap, hoe zij het landschap zien is belangrijker dan het beeld van de experts;
landschap wordt binnen HLC gezien als een dynamisch fenomeen waardoor niet het behoud van een landschap maar wel het management van de veranderingen belangrijk is;
het karakteristatieproces is transparant, met een duidelijke methode en goed omschreven bronnen;
de kaarten en teksten die het resultaat zijn van een HLC moeten duidelijk opgemaakt worden en gemakkelijk te consulteren zijn door de gebruikers;
de resultaten moeten geïntegreerd worden met andere beleidsdocumenten.
30
3.2
Methode van Historic Landscape Characterisation (HLC)
De methode die de HLC gebruikt is een flexibele methode. Er werd een nationale basismethode ontwikkeld, die dient als richtlijn voor de opmaak van nieuwe en het herzien van bestaande HLC’s (Aldred & Fairclough, 2003;; Van Eetvelde, 2007). Deze basismethode wordt vervolgens aangepast naargelang de kenmerken van de county waarvoor de HLC wordt uitgevoerd, de beschikbaarheid van de data en de doelstellingen. Er bestaat een set van concepten en methoden die gebruikt en aangepast worden door de verschillende gebruikers om tot de door hen gewenste benadering te komen (Clark et al., 2004). De basismethode bestaat uit vier grote stappen (Clark et al. 2004; Van Eetvelde, 2007). Een eerste stap (1) is de “kennismakingsfase”. De betrokken partners krijgen hierin uitleg over de doelstellingen en de methode van het project. Daarbij worden ook het studiegebied, de bestaande data en de reeds lopende projecten toegelicht. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het LCA wordt in de HLC geen terreinwerk verricht. Deze eerste stap zal ook meteen zorgen voor de verfijning van de methode. De nodige data zullen worden verzameld en de verschillende attributen worden uit deze data afgeleid. Gedurende het volledige project wordt een GIS-databank opgebouwd waarin alle gegevens geïntegreerd worden. Dit is de kern van de hele HLC, waardoor analyse en presentatie van de gegevens mogelijk zijn. Een volgende stap (2) is de belangrijkste fase: hierin worden de gebieden gekarakteriseerd. Dit gebeurt door HLC-polygonen af te bakenen. Dit zijn de ruimtelijke eenheden die dezelfde kenmerken hebben voor de verschillende attributen. Deze attributen worden verzameld op basis van kaarten en verticale luchtfoto’s. In de derde stap (3) worden de analyse en de interpretatie uitgevoerd (Fairclough, 2002). De attributen die per polygoon werden verzameld worden gegroepeerd om de verschillende HLCtypes te bepalen. Er wordt onder andere nagegaan wat de tijdsdiepte is voor de types, wat het historische landgebruik was en welke veranderingen in het landschap voorkomen. Het aantal HLC-types is afhankelijk van de specifieke doelstellingen, maar een basisset van 11 broadtypes wordt in elke HLC opgenomen, opgesplitst en gespecificeerd (Clark et al. 2004; Van Eetvelde 2007). Ook wordt een beroep gedaan op mogelijke stakeholders om een eerste feedback te hebben op de karakterisatie (Fairclough, 2002). In een vierde en laatste stap (4) wordt de rapportering opgemaakt. Deze rapportering geeft een beschrijving van de gebruikte methodes en de verschillende types weer (Clark et al. 2004). Het belangrijkste product van de karakterisatie is een GIS-databank die aangevuld wordt met een archief van de originele data die gebruikt zijn en een rapportering. Het GIS-systeem en de databank zijn op een
31
gebruiksvriendelijke manier te raadplegen en gemaakt in MapInfo en Microsoft Access (Fairclough, 2002). Onder andere Barnes en Williamson (2006) hebben enkele terechte opmerkingen gemaakt op de HLC-methode. Een van de problemen bij HLC is dat er enkel kaarten en luchtfoto’s worden geanalyseerd. Het landschap wordt bekeken vanuit een verticaal perspectief en niet vanuit een horizontaal, want er wordt bij dit onderzoek ‘geen enkele voet op het land gezet’. Door terreinkartering en terreinanalyse kunnen ook de visuele landschapskenmerken aan de karakteristatie worden toegevoegd. Er zijn echter meer kritieken op HLC. Het definiëren van een landschapskarakter moet op meer gebaseerd zijn dan enkel de ontginningsperiode van de regio. Structuur en vorm van bijvoorbeeld perceelsranden, kunnen belangrijk zijn in het karakter. Met dergelijke, visueel waarneembare details in het landschap wordt in de HLC geen rekening gehouden (Barnes & Williamson, 2006). Vaak is de oorzaak van deze opmerkingen te vinden bij de schaal van HLC-projecten. Deze zijn vaak op regionale schaal opgemaakt en elementen zoals perceelsrandbegroeiing zijn te klein om op te nemen (Turner, 2007). Maar de kritieken zijn ook terecht omdat op Ordnance Survey kaarten dergelijke details zelden of nooit aan bod komen. Deze commentaren wegen niet op tegen de voordelen van HLC. De op GIS gebaseerde methode van HLC laat toe om de database op ieder moment te kunnen beheren en bewerken. Deze HLC geeft ook geen officiële geschiedenis van het landschap. Deze ‘interpretatie’ van het landschap kan op elk ogenblik ‘verbeterd’ of aangepast worden (Turner, 2006). 3.3 Volgens
Historic Landscape Characterisation van Kent het
Landscape
Assessment
Report
van
Kent
(LCA
Kent,
http://www.kent.gov.uk/klis/resources/landscape-assessment/, 20/11/2011) wordt de Romney Marsh onderverdeeld in acht verschillende landschappen. Van noord naar zuid gerangschikt zijn dit Romney Marsh: Lympe, Romney Marsh Settlements, Romney Marsh Mixed Farmland, Highnock Channels and Dowels, Brookland Farms, The Romney Coast, Walland Marsh Farmland, Shirley Moor en Dungeness Shingle. Het studiegebied van New en Old Romney valt binnen vier van deze landschappen, The Romney coast en Romney Marsh Settlements voor New Romney en Brookland Farms en Walland Marsh Farmlands voor Old Romney. Deze karakterisatie van het landschap houdt geen rekening met de historische waarden die het landschap herbergt. Daarom begon de Oxford Archaeological Unit (OAU) in 32
1999, in opdracht van Kent County Council en English Heritage, met het opstellen van een HLC voor Kent. De doelen die hierbij werden gesteld waren de bekende doelstellingen bij HLC (Croft et al., 2001):
enhance the formulation of development plans, structural planning programmes, development control and conservation activities;
establish a framework, in conjunction with the complimentary county-wide landscape assessment, for future historic landscape assessment and research activities within Kent.
De benadering die werd gebruikt om deze doelen te bereiken is ook zeer gelijklopend met deze van de basismethode (zie paragraaf 3.3). Ook de methode die hier werd gebruikt is deskbased, met als primaire gegevens bronnenkaarten. Bij het opstellen van de HLC van Kent werden de OS 1:10.000 digitale rasterkaarten en de OS 1:25.000 ‘Explorer’-kaarten gebruikt. Er worden bij de HLC van Kent 34 Historic Landscape Character Areas (HLCA) afgebakend, deze worden gedefinieerd vanuit ruimtelijke patronen en het groeperen van 87 Historic Landscape Types (HLT). Het studiegebied van deze Masterproef ligt in de HLCA 20 en 21, Romney Marsh en Eastern Coastal Belt. De identificatie van de verschillende types gebeurde op basis van vorm en grootte van de velden en omheinde stukken land. De classificatie werd ontwikkeld in vier stappen. Ten eerste wordt een standaard interpretatie van perceelspatronen gebruikt (Taylor, 1975). Ten tweede gebeurt een eerste inspectie van de bestaande perceelsvormen op de topografische kaarten. Daarna wordt een meer gedetailleerde studie bij zes ‘pilot areas’ gemaakt. En als vierde en laatste stap worden nieuwe types ontwikkeld omdat er verschillen zichtbaar worden bij het karteren. Op deze manier zijn de 87 Historic Landscape Character Types ontwikkeld en deze worden gegroepeerd in veertien categorieën. De acht categorieën of types en de zestien subtypes die voorkomen in het studiegebied van de Old en New Romney staan opgelijst in Tabel 1. Op Figuur 8 is te zien welke schaal de HLC van Kent heeft voor de regio van de Romney Marsh.
33
Figuur 8: Uitsnede uit de Historic Landscape Characterisation van Kent met situering van het studiegebied (Bron: Kent Heritage, Digital HLC; Eigen verwerking)
34
Tabel 1: Historic Landscape Character Types uit de HLC van Kent, welke voorkomen in het studiegebied (Bron: HLC Kent)
TYPE
SUBTYPE
Omschrijving Er wordt aangenomen dat dit type gerelateerd is met laat middeleeuwse informele
1. Field Patterns
omheiningen, dit is eigenlijk de periode voor de perceelsbegrenzingen goed worden 1.6 Medium to large fields with wavy boundaries
onderhouden. Het zijn rechthoekige percelen, die variëren in grootte met golvende grenzen.
Percelen die ontstaan zijn in de 19de-20ste eeuw, sommige percelen van dit type zijn het resultaat van het rechttrekken van de golvende grenzen uit het vorige type. Het zijn kleine 1.9 Small regular fields with straight boundaries
percelen die regelmatig, rechthoekig opgebouwd zijn. Dit type komt typisch voor naast types 1.10 en 1.11.
1.10 Medium regular fields with straight boundaries
Zelfde onstaansgeschiedenis als type 1.9 enkel grootte verschilt.
1.11 Large regular fields with straight boundaries
Zelfde onstaansgeschiedenis als type 1.9 enkel grootte verschilt. Teruggewonnen moerasgebieden vaak met sterk onregelmatige vormen en zeer bochtige
5. Reclaimed Marsh
grenzen. De grenzen bestaan uit de natuurlijke afwateringskanalen soms worden grenzen 5.1 Small irregular enclosures
ook gevormd door grotere kunstmatig aangelegde kanalen, deze grenzen zijn vaak minder onregelmatige als de natuurlijke. De ontstaansperiode van deze percelen is moeilijk te dateren, het zijn percelen die ontgonnen of ingepolderd zijn tussen de middeleeuwen en de moderne tijd. Het zijn extensief gebruikte percelen en velden.
35
TYPE 5. Reclaimed Marsh
SUBTYPE 5.2 Irregular enclosures
Omschrijving Zelfde ontstaansgeschiedenis als type 5.1, maar hier gaat het enkel om percelen met natuurlijke begrenzingen. Het oudste type van de ingepolderde categorie, van middeleeuwse oorsprong.
5.3 Small regular enclosures
Perceelsblokken vormen grid-patronen. Het zijn percelen met rechte grenzen en rechthoekig van vorm. Weinig percelen van dit type in Romney Marsh.
5.4 Regular enclosures
De rechte grenzen van de percelen zijn gevormd door aangelegde drainagekanalen. Het is dan ook een type met jongere percelen dan de overige van categorie vijf.
8. Coastal 8.9 Sand and dunes
Natuurlijke mariene afzettingen van zand. Type met verspreide bebouwing in een patroon van zeer kleine rechthoekige tuinen.
9. Settlements
Sommige huizen zijn van het “stockbroker belt” type, dit zijn grote aaneengesloten 9.2 Post-1801 scattered settlement
bewouwingen met een tuin die achter het huis ligt. Het zijn percelen die hun oorsprong vinden in de landbouw, dit perceelspatroon, aaneengesloten, naast elkaar gelegen percelen werden aangelegd om het gebied droog te leggen. In de 19 de-20ste eeuw worden deze gronden ingenomen om ze te bebouwen, dit gebeurd volgens hetzelfde patroon. Nederzettingen die ontstaan zijn na 1801, dit zijn niet enkel nieuwe nederzettingen maar ook uitbreidingen van gehuchten, dorpen en steden. De nederzettingen of uitbreidingen
9.6 Post-1801 settlement
bevatten vaak alle karakteristieken van urbanisatie, zoals industrie gebouwen en publieke diensten.
36
TYPE
SUBTYPE
Omschrijving Kleine nederzettingen, vaak van middeleeuwse oorsprong. Grotere dorpen in dit type
9. Settlements 9.7 Hamlet or village, 1801 extent
hebben een kerk en de naam van de nederzetting is deze van de parochie. De kleinere nederzettingen zijn gehuchten van de grotere dorpen en maken deel uit van een verpreid nederzettingspatroon.
9.9 Town and city 1801 extent
De 19e eeuws kern van de dorpen of steden, vaak van middeleeuwse oorsprong. Deze dorpen komen voor in riviervalleien en kusthavens. Zoals de naam van dit type aangeeft zijn dit gebieden die ontstaan zijn op het einde van de
9.11 Caravan sites and holiday chalets
20ste eeuw. Ze bestaan uit tijdelijke of permanente caravans en zijn het gevolg van de ontwikkeling van het toerisme in de regio.
11. Recreation
11.2 Golf courses
nederzettingen zijn dan meestal recentere ontginningen of nederzettingen. Aangelegd in de 19de – 20ste eeuw. Dit type wordt niet gekarteerd wanneer ze zich binnen
12. Extractive and other industry
Gebieden uit de 20ste eeuw, ze zijn bijna altijd gelegen naast nederzettingen. Deze
12.5 Reservoirs and water treatments
de dorpen bevinden. Maar deze infrastructuur komt zelden of nooit voor buiten de nederzettingen. Zo is er in beide parochies van Old en New Romney slechts één klein waterreservoir te vinden.
37
4.
METHODE EN MATERIAAL
Het onderzoek in deze Masterproef kan opgesplitst worden in vijf stappen. In een eerste deel werden de data geïntegreerd in een GIS-databank. Historische en recente kaarten werden gegeorefereerd en alle nodige elementen werden gedigitaliseerd. Een tweede deel bestaat uit terreinwerk dat zorgt voor aanvullende informatie uit het huidige landschap. Het veldwerk bestond uit het nemen van terrestrische foto’s en het maken van een landschapskartering. De initiële GIS-databank uit de eerste stap hielp bij de voorbereiding van het terreinbezoek. Een derde stap bestond uit het opstellen en beschrijven van de landschapstypes in GIS, de methode die hiervoor werd gebruikt is hiërarchisch. Er werd met algemene en visueel ruimtelijke kenmerken van het landschap rekening gehouden om deze op te delen in verschillende types. De verschillende lijn- en puntrelicten op de verschillende historische kaarten zorgden vervolgens voor een evaluatie van de gebruikte types. Deze relicten werden afzonderlijk behandeld en konden een indicatie zijn voor de geschiedenis van het landschap. In een vierde stap werd een tijdsdieptekaart van het studiegebied opgemaakt: deze werd aan de hand van de historiciteit van de eenheden uitgewerkt. Een laatste stap vormde het maken van een synthese van de vorige stappen. Er werd een synthesemodel opgesteld dat de evolutie van het gebied voorstelt. 4.1
Opstellen van een GIS-databank
Voor de opmaak van de databank werd de ArcGIS 9.3 software gebruikt. Dit vector-GISpakket biedt de mogelijkheid om geografische gegevens te beheren, te bevragen, te analyseren en voor te stellen (Antrop & De Maeyer, 2005). De databankopbouw gebeurde in drie stappen. Als eerste stap moesten alle historische kaartlagen geïntegreerd worden. Om structuren en relicten uit deze kaarten correct te interpreteren moesten deze gegeorefereerd worden ten opzichte van een gekende projectie. Na het georefereren van de historische kaarten werden de belangrijke wegen en relicten per tijdseenheid gedigitaliseerd. Daarnaast werd ook het terreinwerk voorbereid. Het terreinwerk bestond uit het nemen van foto’s op geselecteerde punten in het landschap en wordt later uiteengezet. Deze GIS-databank moest in fase drie en vier van dit onderzoek zorgen voor de integratie van de landschapstypes in een GIS en het bepalen van de tijdsdiepte.
38
4.1.1
Georefereren van de brondata
Voor deze Masterproef werden verschillende digitale kaartensets gebruikt (Tabel 2). De Tithe Maps van Old en New Romney uit 1841 werden verkregen via Kent County Council (Bijlagen 2 en 3). De Tithe Maps zijn opgemaakt per parochie en tot op perceelsniveau. Het doel van deze kaarten was het innen van geld (‘tithe’) op de percelen, daarom moesten deze op een grote schaal worden afgebeeld. De kaart werd aangeleverd in verschillende afbeeldingen, de versneden kaart werd met behulp van het programma Microsoft Picture Manager verwerkt tot een volledig kaartbeeld. Deze, beide .jpg-bestanden, moesten vervolgens gegeorefereerd worden, dit wil zeggen ingepast worden in een gekend ruimtelijk coördinatensysteem (Antrop & De Maeyer, 2005). Hiervoor werd het Britse National Grid gekozen. Dit is het referentiesysteem waarin de huidige topokaarten van Ordnance Survey gemaakt zijn. De digitale vorm van deze topografische kaarten werd bekomen via de OpenDataSource van de Ordnance Survey website. Na het inladen van beide Tithe Maps in ArcGIS konden ondubbelzinnig herkenbare homologe punten op de reeds gerefereerde topokaarten gezocht worden. Deze punten komen voor op kruispunten van wegen, waterlopen en hoekpunten van herkenbare gebouwen. Deze werden gezien als grondcontrolepunten waarrond de georeferentie zal gebeuren. De tranformatie bij deze georeferentie is een tweedegraads polynomiale transformatie. Bij deze transformatie vergroot de nauwkeurigheid rond de gekozen punten, maar er kunnen wel vervormingen voorkomen verder van de punten af. Dit kan voorkomen worden door de grondcontrolepunten homogeen te spreiden over het kaartbeeld. Voor beide beelden, New en Old Romney, werd een total root mean square error (RMS) verkregen die kleiner is dan de pixelgrootte van het beeld. Dit gaf aan dat de afwijkingen na georeferentie aanvaardbaar waren. Ook werd bij een tweedegraads transformatie de kleinste RMS verkregen. Dit toonde dat de keuze voor deze transformatie de goede was. Daarna werden de nieuwe beelden opgeslagen als .img-rasterbestanden. De beelden worden samengesteld met de nearest neighbour resampling methode. Bij deze herbemonsteringmethode, die uitermate geschikt is voor thematische data, worden geen nieuwe waarden gecreëerd, maar krijgt iedere nieuwe pixel de waarde van de meest nabije cel (Antrop & De Maeyer, 2005). De methode van georefereren werd ook gebruikt voor de kaarten van 1871 en 1929 (Bijlagen 4-9). Deze beide kaarten zijn opgemaakt door de Ordnance Survey. Dit is de Engelse tegenhanger van het Belgische NGI. Hiervoor werden wel afbeeldingen als print screens weggeknipt uit de Kent Landscape Information System op het internet. Deze .jpg-afbeeldingen werden eerst bijgeknipt tot de gewenste grootte. Na het 39
bijknippen werden ze ingeladen in ArcGIS en net zoals de Tithe Maps gegeorefereerd (Figuur 9). De kwaliteit van de beelden was na het opslaan als rasterbestand niet voldoende om correct mee te werken. De beelden konden wel een indicatie geven, maar de pixelgrootte was te groot geworden om zonder bijkomende beelden te werken. Daarom werd bij het bewerken van de beelden met twee beeldschermen naast elkaar gewerkt. Zo kon op het ene beeld de ArcMap data openstaan en op het andere de Kent Landscape Information System met het gebruikte kaartmateriaal als achtergrond.
Tabel 2: Digitale kaarten gebruikt bij het onderzoek
Kaartnaam Tithe Map Old Romney (Bijlage 2) Tithe Map New Romney (Bijlage 3) Landmark Edition 1 (Bijlagen 4, 5, 6) Landmark Edition 4 (Bijlagen 7, 8, 9) Ordnance Survey Explorer Map
Jaar van uitgave
Schaal
1841
1:2500
1841
1:2500
1871-1890
Verschillend
1929-1952
Verschillend
2011
Verschillend
Bron Kent County Council Heritage Department Kent County Council Heritage Department Kent Landscape Information System Kent Landscape Information System Ordnance Survey
40
Figuur 9: Voorstelling van de bedekking van het studiegebied door de historische kaarten (Eigen verwerking)
4.1.2
Digitaliseren van bebouwing en (water-)wegen
Zoals uit vorige paragrafen blijkt, werden enkele historische kaarten geanalyseerd. Dit is niet het geval bij de methode van HLC in Kent. De historische kaarten zorgden voor een ruimer inzicht in de evolutie van het gebied. Op die manier konden de landschapstypes worden beschreven en verder worden opgedeeld dan wat nu het geval is in de HLC. Elementen uit het landschap konden na het instellen van de databank worden gedigitaliseerd (Tabel 3), want aan de hand van de gegeorefereerde kaarten was het mogelijk om bijvoorbeeld de gebouwen op de historische kaarten in de ruimte te situeren. De gebouwen werden daarom eerst als punten gedigitaliseerd. Op die manier werden alle huizen gedigitaliseerd, ook deze die buiten de dorpskernen gelegen zijn. De latere landschapstypes die nederzettingen bevatten werden op basis van de historische kaarten ontwikkeld. Met het wegenpatroon wordt hetzelfde principe toegepast. Het wegenpatroon is in deze regio weinig dynamisch, maar toch is het aangewezen deze elementen op te nemen in het onderzoek. Dit historische aspect komt dan onder andere bij de tijdsdieptekaart opnieuw aan bod. De aanwezigheid van historische wegen als 41
perceelsbegrenzing of de aanleg van nieuwe infrastructuren doorheen een perceelspatroon kon aanleiding geven tot nieuwe landschapstypes. Op deze wijze wordt het duidelijk welke elementen al dan niet voorkomen in een bepaalde periode. De objecten uit de kaart van 1841 werden gekopieerd in een nieuwe laag, met daarop de elementen van de kaart uit 1871. Hier werden met behulp van de Editor in ArcGIS de verschillen bijgewerkt. Hetzelfde gebeurde met de tijdsperiode tussen 1871 en 1929 en die tussen 1929 en 2000. Verdwenen wegen werden geschrapt, nieuwe werden toegevoegd. Elke tijdslaag heeft nu een eigen kleur en er kan een beeld worden gemaakt per tijdslaag, dat aangeeft welke wegen verdwenen, bijgekomen of gelijk zijn gebleven. Elk object of lijnelement werd op die manier een eigen ID toebedeeld waarmee het gemakkelijk kon opgezocht worden in de databank. Een voordeel van deze methode is dat de gedigitaliseerde objecten bij iedere tijdslaag steeds op dezelfde plaats in de ruimte liggen. Naast de bebouwing en de wegen werden ook de waterwegen en de wateroppervlakken in het studiegebied gedigitaliseerd. Dit gebeurde net als de wegen aan de hand van de digitale Ordnance Survey Explorer Map. In tegenstelling tot de wegen en de bebouwing is er geen tijdsdiepte van de waterwegen aanwezig. De bronnen die in dit onderzoek werden gebruikt lieten niet toe de evolutie van de waterwegen op een eenduidige en correcte manier na te gaan. Daarom werden enkel de huidige kanalen en drainagebeken opgenomen in de databank. Tabel 3: Gedigitaliseerde elementen opgenomen in de GIS-databank
Gedigitaliseerde elementen in de GIS-databank Huidige bebouwing
Puntelementen
Wegen Actueel
Lijnelementen
Wegen 1929
Lijnelementen
Wegen 1871
Lijnelementen
Waterwegen actueel
Lijnelementen
Wateroppervlakken actueel
Polygonen
4.2
Terreinwerk en landschapskartering
In hoofdstuk 3 over de Historic Landscape Characterisation stond te lezen dat in de HLCmethode geen terreinwerk gebruikt is. De desktop based methode van HLC werkt enkel en 42
alleen op luchtfoto’s en kaartmateriaal. Voor het opstellen van de visueel ruimtelijke landschapstypologie in deze Masterproef was het niet voldoende enkel kaart- en luchtfotobronnen te analyseren. Ook een analyse en een verkenning van het terrein was van belang. Dit horizontale perspectief geeft de methode, beschreven in deze paper, een andere invalshoek op het landschap dan de HLC-methode. Deze invalshoek was nodig om de HLCtypes verder uit te breiden en te verfijnen. In paragraaf 4.3 staat te lezen hoe deze landschapstypologie verder wordt uitgewerkt. Deze paragraaf behandelt de voorbereiding op het terreinwerk en de toepassing ervan in het veld. 4.2.1 Bij
Terreinwerk: foto opnames een
visueel-ruimtelijke typologie
bepalen de
perceptieve
of fysiognomische
eigenschappen de landschapstypes (Antrop, 2007). De typologie die in deze Masterproef wordt ontwikkeld, is geen puur visueel-ruimtelijke, maar een combinatie van een visueelruitmtelijke en een functioneel-genetische typologie. Om het visueel, perceptieve aspect van deze typologie te analyseren werd terreinwerk gedaan en werden foto’s genomen in het veld. De eerste prospectie op het terrein gebeurde in augustus 2011. Dit bezoek was zo gepland om het terrein te leren kennen en te weten te komen wat er in deze regio allemaal speelt. Dit gebeurde niet enkel op de plaats van de case study, maar in de volledige regio van de Romney Marsh. Het bezoek aan het studiegebied hielp om tijdens de analyse van kaarten en fotomateriaal een beter beeld te hebben van hoe het gebied er uitziet en welke processen er spelen. Om landschapstypes in het gebied af te bakenen op basis van perceptieve eigenschappen werd gebruikt gemaakt van een fotoanalyse. Naast het kaart- en luchtbeeld van een landschap is ook het beeld van een waarnemer die in het landschap staat belangrijk bij het definiëren van een landschapskarakter. Dit visuele aspect werd bekomen door op geselecteerde punten in Old en New Romney foto’s te nemen. De punten werden geselecteerd op basis van de HLC-types. De foto’s werden genomen op centraal gelegen punten in de verschillende HLC-types. Op deze wijze kunnen de verschillende types opgedeeld worden naar verschillen die zichtbaar zijn in het landschap. De punten werden ook gekozen met respect voor de eigendommen van de bewoners en de schapenteelt van de Romney Marsh. Foto’s werden enkel genomen op vrij bereikbare percelen, die bijvoorbeeld niet door een prikkeldraad begrensd worden. Het voordeel van dit studiegebied is dat de meeste percelen enkel worden begrensd door de 43
drainagekanalen. Dit maakt het eenvoudiger om op de juiste plaatsen te komen. Op deze manier worden tijdens een tweede terreinbezoek begin maart 2012 veertien punten geselecteerd. Op deze plaatsen worden telkens vier foto’s genomen, één foto per windrichting (Heikkalä, 2007). De standpunten van de foto’s werden met behulp van een GPS-toestel geregistreerd en nadien weergegeven op een kaart binnen ArcMap. Naast deze foto’s per windrichting werden ook nog panoramische en gerichte foto’s genomen op opmerkelijke punten in het landschap. Deze plaatsen waren bijvoorbeeld de kerk van Old Romney en de grenzen van de bebouwing van New Romney. Ook nabij enkele belangrijke toponiemen op de Ordnance Survey kaart werden panoramische of gerichte foto’s genomen. De panoramische foto’s van 360° werden gebruikt om een globaal overzicht te krijgen van het landschap. Door het nemen van de foto’s op het terrein konden de verschillende kenmerken van het landschap geanalyseerd worden en konden ook de grenzen van de ruimtelijke eenheden worden bepaald. Alle foto’s werden genomen met een focuslengte van 50mm. Deze focusafstand werd gekozen omdat deze ongeveer gelijk staat met die van het menselijke oog (Antrop, 2007). Zo was het gevoel bij het bekijken van de foto ongeveer hetzelfde als wanneer een waarnemer zelf in het landschap staat. Het toestel dat werd gebruikt bij het maken van de opnames was een Nikon D5100. Bij het nemen van de foto’s werd ook telkens een zelfde ISO-waarde van 100 gebruikt. Deze foto’s werden in combinatie met Google Streetview, Google Earth en terreinobservaties gebruikt om tot een volledige landschapskartering te komen (zie paragraaf 4.2.2).
44
4.2.2
Landschapskartering
Naast het nemen van foto’s en de daaruit volgende fotoanalyse werd tijdens het terreinbezoek ook een landschapskartering gemaakt. Deze kartering werd gemaakt steunende op digitale bronnen en een terreinverkenning in maart 2012. De belangrijkste digitale bron die voor deze kartering gebruikt werd, is Google Streetview. Bij deze toepassing is het mogelijk zich als waarnemer op de berijdbare wegen van een gebied te begeven. Deze toepassing had voor deze Masterproef vooral nut bij het bepalen van de verschillende functies van de gebouwen. Het studiegebied werd aan de hand van Google Streetview doorkruist en van om en bij de 2500 gebouwen werd opgetekend welke functie ze hebben. Van deze data werd een Microsoft Excel-bestand gemaakt. Dit bestand werd dan aan de bebouwingslaag in ArcMap gekoppeld. Het is zo eenvoudiger de data aan te passen, te herstructureren en voor te stellen. Google Streetview bedekte echter niet het volledige studiegebied, ofwel omdat de wegen niet geasfalteerd waren en dus moeilijk bereikbaar, ofwel omdat sommige bebouwing onmogelijk te zien is van op de openbare weg. Daarom werd deze data aangevuld met terreinobservaties. Op het terrein werden notities gemaakt die het reeds bestaande kaartmateriaal konden aanvullen (Tabel 5). Deze gegevens werden aangevuld aan de hand van aantekeningen op de Ordnance Survey Explorer Map 1:25.000. De resultaten van de terreinobservaties werden nadien in de GIS-databank geplaatst en aangevuld bij de bestaande gegevens over het studiegebied. Deze aantekeningen bestaan uit zowel aantekeningen of de kaart zelf of notities in een schrift op basis van GPS-coördinaten. Het was belangrijk om na te gaan welke functies voorkwamen in de verschillende dorpen. Aan- of afwezigheid van bepaalde functies kon een indicatie geven over de periode waarin bepaalde wijken of straten werden aangelegd. De verschillende functies die voor de gebouwen in Old en New Romney werden vastgelegd staan in Tabel 4.
45
Tabel 4: Vastgelegde functies in het studiegebied
Appartementen Bedrijven Bibliotheek Camping Diensten Garage Hoeve Horeca Kerk Kleinhandel Kustwacht
Recreatie Ruïne Residentiële woningen School Stadhuis Stal Station Supermarkt Watertoren Woningen Wooncaravan
Naast het karteren van de functies van de gebouwen werden ook het landgebruik en de perceelsranden gekarteerd. Beide kenmerken van het landschap konden worden gekarteerd op basis van Google Earth beelden, de zelf genomen fotoreeks en tijdens het terreinwerk. Tijdens het terreinwerk konden de gegevens en de informatie worden aangevuld, waar de andere gegevensbronnen geen correcte inschattingen toelieten. Ook kon tijdens de wandelingen doorheen het gebied worden nagekeken of de beelden van Google Earth nog strookten met de werkelijkheid. Google Earth beelden zijn geen real time beelden van de werkelijkheid maar een momentopname. In het studiegebied dateren de foto’s uit 2001. Daarom moesten verschillende inschattingen, die aan de hand van de beelden werden gemaakt, worden bijgesteld op het terrein. Bij het landgebruik werd een onderscheid gemaakt tussen akkerland, grasland en nederzettingen. Bij de perceelsranden werd naast de vorm (regelmatig of onregelmatig) ook gekeken naar waaruit de randen bestonden. Er werd een onderscheid gemaakt tussen drainagekanalen, drainagekanalen met graskanten, (spoor)wegen en hagen of struiken. Deze attributen zouden ook worden gebruikt bij het ontwikkelen van de landschapstypes (Tabel 6).
46
Tabel 5: Gebruikte bronnen tijdens het terreinwerk
Kaartnaam
Schaal
Bron
1:25.000
Ordnance Survey (2011)
1:50.000
Ordnance Survey (2011)
HLC Kent
Verschillend
County Council Kent (2004)
Heritage sites
Verschillend
English Heritage (2002)
Verschillend
Ordnance Survey (2003)
Explorer Map: Romney Marsh Landranger Map: Ashford & Romney Marsh
Ordnance Survey Explorer Map Kent South (digitaal)
Tabel 6: Gekarteerde attributen tijdens het terreinwerk
Attributen gekarteerd tijdens de landschapskartering op het terrein Attributen Actuele functie van de gebouwen
Bron Google Streetview + Terreinobservatie
Komen de gebouwen voor tijdens één van de Kaartenanalyse uit de tijdsreeks gebruikte tijdperiodes (1841, 1871 en 1929) Gebouwen opgenomen als historisch erfgoed door Digitaal bestaand English Heritage English Heritage Landgebruik
Google Streetview + Terreinobservatie
Perceelsranden (vorm en structuur)
Terreinobservatie
Persceelsgrootte
Google Earth + Terreinobservatie
Perceelsgrenzen
Fotoanalyse + Terreinobservatie
47
4.3
Ontwikkeling van de landschapstypologie
4.3.1
Opbouw van de visueel historische landschapstypologie
De methode die HLC voorschrijft is één van de vele methodes om te komen tot landschapstypes. Een landschapstypologie is per definitie polythematisch of holistisch in de meeste complete vorm (Antrop, 2007). Voor het bepalen van de landschapstypes in dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een methode waarvan de basis te vinden is bij Antrop (2007). Er werden types ontwikkeld op basis van een initiële ordening naar waarneembare kenmerken. Om deze opdeling verder te verfijnen werd gebruikt gemaakt van cognitieve gegevens (Antrop, 2007). Bij deze methode zijn vier stappen te onderscheiden, deze werden in deze Masterproef aangevuld aan de hand van de kenmerken van het studiegebied.
Stap1: De belangrijkste holistische en perceptieve elementen van het landschap
Een belangrijke maatstaf in deze stap vormt het landgebruik dat in het landschap voorkomt. Andere indelingen worden gemaakt bij akkers, graslanden, weilanden of nederzettingen.
De graad van open- of geslotenheid zal ook worden geanalyseerd in deze eerste stap. Deze kan worden afgeleid uit de verschillende foto’s genomen op het terrein (paragraaf 4.2.1).
Stap 2: Ruimtelijke structuren en zoneringen
In deze stap wordt rekening gehouden met de grootte van de percelen in de verschillende deelgebieden van het studiegebied. Ook welke afsluitingen gebruikt worden bij het afbakenen van percelen spelen een belangrijke rol.
De aanwezigheid van wegen en bereikbaarheid van de percelen in delen van het studiegebied bepaalt ook het gevoel dat een persoon heeft in het landschap en wordt ook mee in rekening gebracht.
Stap 3: Cognitieve eigenschappen
Er wordt aangegeven uit welke tijdsperiode de percelen uit een deelgebied zijn. De basis hiervoor wordt gelegd in de HLC van het gebied. Verder kunnen de historische kaarten hiervoor uitsluitsel of verder detaillering zorgen.
Stap 4: Repeterende detailkenmerken
De aan- of afwezigheid van een bepaalde infrastructuur of het in verval zijn van sites kunnen het visueel aspect van het landschap beïnvloeden. 48
Om deze stappen te integreren in een methode werd gebruik gemaakt van een hiërarchische structuur. Deze structuur zou er voor zorgen dat elke eenheid van het landschap, waar een combinatie van kenmerken aanwezig is, ondergebracht kon worden binnen de verschillende ontwikkelde landschapstypes. De landschappen werden geanalyseerd en gekarteerd op basis van de fotoanalyse en op basis van de gegevens verkregen tijdens de landschapskartering (zie paragraaf 4.2). Op die manier konden de verschillende parameters van het landschap worden bepaald. Deze parameters vormden de determinatiesleutels van de typologie. De combinatie van deze parameters zorgde voor de onderverdeling in verschillende landschapstypes. De verschillen tussen de parameters en het voorkomen van de parameters in het studiegebied moesten echter op voorhand duidelijk worden afgebakend. 4.3.2
Determinatiesleutels in de landschapstypologie
Om deze typologie duidelijk en eenzijdig op te stellen moesten enkele verschillen in het landschap gedefinieerd worden. Zo moest voor het ontwikkelen van de types duidelijk zijn wat nu een open of gesloten landschap is en hoe dit in het studiegebied visueel verschilt van elkaar. Net deze verschillen in het landschap zorgen voor de extra dimensie bij een visuele analyse. In het algemeen is bij een open landschap de kijkafstand in het gebied heel groot en wordt het zicht door niks belemmerd. Op die manier kan er tot aan de horizon gekeken worden (Figuur 10). Bij andere landschappen is de kijkafstand eerder klein en zijn er belemmeringen in het zicht. Deze belemmeringen kunnen bijvoorbeeld bomen, struiken of hagen zijn, maar ook de topografie kan hierin meespelen. Wanneer deze belemmeringen zo groot zijn dat het achtergelegen landschap niet zichtbaar is, spreekt men van een gesloten landschap. In het studiegebied komt deze vorm van geslotenheid nergens voor (behalve bij de dorpskernen), daarom werd geopteerd om een verschil te maken tussen een open en een halfopen landschap. Het halfopen landschap is een landschap waar wel zichtbelemmeringen zijn, maar waar het achtergelegen landschap nog door de schermen zichtbaar is. Bij het halfopen landschap komen dan bijvoorbeeld hagen, bomen of struiken voor die het open zicht beperken. Hierbij is wel een opmerking te maken: als het gebied bezocht wordt op andere tijdstippen in het jaar, bijvoorbeeld in de zomer wanneer de bomen bladeren dragen, zullen waarschijnlijk andere vormen van openheid voorkomen. Anderzijds is het zo dat nergens in het landschap een typisch gesloten landschap zoals een bos of sterke helling voorkomt en dat het landschap meestal open dan wel halfopen blijft gedurende het volledige jaar. De openheid
49
van het landschap werd aan de hand van de fotoanalyse voor elke eenheid van het landschap bepaald en voorgesteld op kaart.
Open Landschap
Half open landschap
(Foto eigen verwerking, foto punt 14 (west))
(Foto eigen verwerking, foto punt 8 (oost))
Figuur 10: Open en Half open landschappen in het studiegebied (Eigen foto-opnames, 6/03/2012)
Ook moest bepaald worden wat de grootte en de vorm van de percelen is (Figuur 11). Deze analyse gebeurde aan de hand van de zelf genomen terrestrische foto’s en met behulp van Google Earth beelden. Aan de hand van een combinatie van beide beelden kon op het zicht worden bepaald of het om grote dan wel kleine percelen ging. Omdat het om een visuele en perceptieve typologie gaat, werd hiervoor geen drempelwaarde voor de oppervlakte van een perceel berekend. Percelen worden met elkaar vergeleken en er wordt aan de hand van twee voorbeeldpercelen, een groot en een klein, gekeken tot welke categorie andere percelen horen.
Klein perceel
Groot perceel
Bron: Google Earth
Bron: Google Earth
Figuur 11: Kleine en grote percelen in het studiegebied (Bron: Google Earth)
50
Op ongeveer dezelfde manier als bij de grootte van een perceel werd gekeken naar de vorm van de percelen (Figuur 12). Heeft een perceel grenzen gevormd door een rechte of evenwijdige lijnen, dan werd het als regelmatig bestempeld in de typologie. Heeft het perceel grenzen die geen rechte vormen of geen rechthoekige structuur vertonen, dan werd dit perceel als onregelmatig bestempeld (Uhlig & Lienau, 1972; Renes, 1982). Ook hiervoor werden voorbeelden uit Google Earth gebruikt en weergegeven.
Regelmatige percelen
Onregelmatige percelen
Bron: Google Earth
Bron: Google Earth
Figuur 12: Regelmatige en onregelmatige percelen in het studiegebied (Bron: Google Earth)
De overige kenmerken die werden gebruikt in de typologie, het landgebruik en de perceelsbegrenzingen, werden reeds tijdens de landschapskartering geanalyseerd en opgetekend (Tabel 7). Deze kenmerken konden telkens worden opgedeeld in verschillende combinaties tot unieke en eenduidige types worden bekomen. Tabel 7: Gekarteerde landschapskenmerken en onderverdeling
Parameters
Opdeling in:
Landgebruik
Akkerland – Grasland - Nederzettingen
Openheid van het landschap
Open – Half open
Perceelsgrootte
Klein – Groot
Perceelsranden
Regelmatig - Onregelmatig
Perceelsgrenzen
Drainagekanalen – Drainagekanalen met graskanten – (Spoor)wegen – Hagen en struiken
51
Van deze types werd daarna een fiche opgemaakt. Hierin werden de landschapstypes beschreven als onderdeel van de landschapskarakterisatie (Van Eetvelde, 2007). In de fiche staat een foto die de typische kenmerken van dit type toont. Naast deze foto staat een kleine situeringskaart die toont waar de types gelegen zijn in het studiegebied. Onder deze figuren staat een opsomming van de verschillende kenmerken, zowel algemene als historische en bodemkundige kenmerken komen aan bod. Deze historische en bodemkundige kenmerken zijn gevormd op basis van de beschrijving van de types in de HLC en de LCA van het studiegebied. Ook is er plaats voor de verschillende toponiemen die voorkomen binnen de ruimtelijke eenheden van de types. Deze fiches moeten zorgen voor een beschrijving van de types zodat deze op andere plaatsen ook kunnen worden toegepast. 4.4
Historiciteit in de landschapstypes
Om een totaal beeld van het landschap in het studiegebied te krijgen werd een voorstelling gemaakt van de historiciteit binnen de verschillende landgebruikstypes. Deze voorstelling is de combinatie van de verkregen ruimtelijke eenheden en de lijn- en puntrelicten uit de verschillende tijdsperiodes. De achterliggende gedachte hierbij is dat een landschapseenheid waarin veel historische relicten voorkomen een hogere historische landschappelijke waarde heeft dan een type of eenheid waar enkel moderne woningen of bedrijven voorkomen. Aan de hand van de procentuele verhouding van de verschillende elementen uit de verschillende tijdsperiodes in een type kan worden bekeken welke historische waarde een type heeft. Uiteindelijk gaat het hier om een vorm van tijdsdieptekaart, want een tijdsdiepte geeft aan tot welke periode de nog waarneembare elementen en structuren in het landschap teruggaan (Clark et al., 2004; Antrop 2007). In deze Masterproef wordt door het gebrek aan juiste informatiebronnen geen rekening gehouden met het historische landgebruik. Enkel bewoningsvormen en het wegenpatroon werden met een zekere tijdsdiepte geanalyseerd en gekarteerd. Daarom worden deze manueel geteld en wordt de procentuele verhouding tussen historische en moderne elementen opgeslagen. De voorstelling van de historiciteit gebeurt door een arcering over de kleuren te leggen. De tint van de kleuren werd gekozen op basis van het landgebruik. Deze zijn akkerland, grasland, infrastructuur, nederzettingen en recreatie.
52
4.5
Synthesemodel
Als laatste werd een synthesemodel van de evolutie van het studiegebied gemaakt. Dit synthesemodel moet de geschiedenis van het gebied tijdens de laatste 2000 jaar tonen. Dit model kwam tot stand door de data uit literatuurstudie en landschapskartering met elkaar te combineren. Het model is de samenvatting van alle opgenomen data en de interpretatie van de verschillende historische verschuivingen in het studiegebied. Dit synthesemodel kan dienen als vereenvoudigd model om te gebruiken bij de planning in een gebied. Dit model werd gemaakt met behulp van PaintDotNet en Microsoft Powerpoint.
53
5.
RESULTATEN
5.1
Opmaken van de GIS-databank
5.1.1
Analyse van het historische wegenpatroon
Het actuele wegenpatroon en het historische wegenpatroon werd gekarteerd aan de hand van de historische kaarten en een terreinkartering (Bijlagen 10 – 11). Bij de historische wegen valt de oriëntering van de wegen op. De meeste wegen werden evenwijdig met de kust, enkel de wegen tussen Old en New Romney vormen hierop een uitzondering. Dit wegenpatroon volgt eigenlijk het patroon van de waterwegen en drainagekanalen in het studiegebied. De historische wegen situeren zich ook allemaal ten westen van New Romney, het stuk land ten oosten van New Romney is pas veel later aangelegd. Vanaf de 20ste eeuw wordt Littlestoneon-Sea volledig ingepolderd en drooggelegd. Op dat moment wordt dit deel van New Romney ook bewoonbaar en zorgen nieuwe wegen voor de ontsluiting. Het zuidelijk deel van Old Romney is moeilijk bereikbaar via asfaltwegen. Er zijn geen geasfalteerde wegen tot dit deel van de parochie en het is enkel bereikbaar via landbouwwegen of grintwegen. Bij de vergelijking tussen de historische wegen (Figuur 13) en de actuele wegen (Figuur 14) wordt het duidelijk dat enkele wegen vandaag niet meer bestaan of werden vervangen door grotere verbindingswegen. De belangrijkste weg die verdwenen is, is de noordelijke weg tussen New en Old Romney. Deze weg is nu een wandelpad geworden, maar de wegstructuur is nog duidelijk zichtbaar in het landschap. De Rhee Wall waar de grotere verbindingsweg op gelegen is werd na de inpoldering gebruikt als stevige ondergrond voor een nieuwe weg. Op andere plaatsen heeft zich dezelfde evolutie voorgedaan, wegen worden aangepast of verdwijnen en worden wandelpaden of paden waar landbouwvoertuigen gebruik van maken.
54
Figuur 13: Historische wegen in Old en New Romney (Bron: Tithe Map, 1841; OS map 1871 en 1929; Eigen verwerking)
Figuur 14: Hiërarchie van de actuele wegen in Old en New Romney (Bron: OS Explorer Map; Eigen verwerking)
55
5.1.2
Hydrografie en systeem van drainagekanalen
Naast de wegen werden ook de natuurlijke afwateringskanalen en de kunstmatig aangelegde drainagekanalen gekarteerd (Figuur 15 en Bijlage 12), dit gebeurde op basis van het beschikbare kaartmateriaal. De ‘sewers’ of ‘dikes’ zoals ze worden genoemd, zijn in de loop van de eeuwen vooral rechtgetrokken en heraangelegd om de landbouw ten goede te komen. In vele gevallen vormen de drainagekanalen nu de perceelsbegrenzingen en zorgen ze voor de afwatering van de individuele percelen. De kleinste beken vormen een netwerk van smalle (<1m) kanalen die overgaan in kanalen die meer dan 5 tot 6m breed kunnen zijn. De White Kemp Sewer zorgt voor de afwatering van de zuidelijke delen van het studiegebied. Dit zuidelijk deel, ten zuiden van de Rhee Wall watert af in zuidoostelijke richting om uit te monden in zee nabij Lydd. Ten noorden van de Rhee Wall zorgen de Wallingham Sewer en de New Romney Main Sewer voor de afwatering en deze monden uit in zee tussen Greatstone- on-Sea en Littlestone-on-Sea. Deze opdeling van het gebied in twee afwateringzones valt ook af te leiden uit het DEM (Figuur 16 en Bijlage 13) van het studiegebied. Het is duidelijk dat ten oosten van New Romney, ter hoogte van Littlestone-onSea minder drainagekanalen voorkomen. Deze laatst drooggelegde gebieden zouden een modernere drainagewerking hebben. Het gaat hier ook meestal om geürbaniseerde ruimte die pas in de 20ste eeuw werd drooggelegd. Alle overige drainage kanalen zijn ouder en houden in feite rekening met een kustzone die reikte tot aan de grenzen van de dorpskern van New Romney (Figuur 4), de drainagekanalen werden aangelegd op basis voor de oorspronkelijke topografie zonder drooglegging van de huidige kustvlakte.
56
Figuur 15: Hydrografie in Old en New Romney (Bron: OS Explorer Map 1:25000, terreinwerk, Eigen verwerking)
Figuur 16: Digitaal Hoogte Model van het studiegebied met aanduiding van de afwatering (blauwe pijlen) (Bron: DHM: Land-Form PANORAMA (OS); Eigen onderzoek)
57
5.1.3
Kartering van gebouwen en nederzettingen
Tijdens de terreinbezoeken en aan de hand van Google Streetview werden ook alle gebouwen en woningen in het studiegebied gekarteerd. Van deze gebouwen en huizen werd telkens de functie opgenomen in de databank en daarnaast werd gekeken in welke tijdsperiode deze werden gebouwd. Er werden over het hele studiegebied 22 verschillende functies gekarteerd. Bij de analyse van deze functies werd een opdeling gemaakt naar de verschillende te onderscheiden regio’s in het studiegebied. Zo worden Old Romney (Bijlagen 14 en 15), New Romney (Bijlagen 16 en 17) en de moderne uitbreiding van New Romney, Littlestone-on-Sea (Bijlagen 18 en 19) afzonderlijk behandeld. Uit Tabel 8 volgt dat de hoofdfunctie van de bebouwing in het studiegebied wonen is, in ongeveer 90% van de gevallen. Deze functies worden opgesplitst tussen de residentiële woningen en andere woningen. Residentiële woningen zijn woningen die meer luxe en ruimte bevatten dan andere woningen. Een belangrijk kenmerk van deze woningen is het hebben van een dak dat bestaat uit riet. De bedrijven die voorkomen in het studiegebied komen voor in clusters rondom het centrum en op het bedrijventerrein van New Romney. Commerciële functies zoals supermarkten en winkels komen het meest voor in het centrum of dichtbij het centrum van New Romney. Geneeskundige diensten en diensten van openbaar nut worden samengevoegd binnen de functie diensten. De meeste gebouwen die deze functie hebben, zijn gelegen in New Romney (zie paragraaf 5.1.3.2). Verder zijn horeca, kleinhandel en een hoeve met stallen belangrijke functies van de gebouwen in het studiegebied. Voorbeelden en foto’s van gebouwen uit Old en New Romney zijn in bijlage te vinden, na de laatste fotofiches op pagina’s 109 en 110 van de bundel.
58
Tabel 8: Functie van de gekarteerde bebouwing in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek)
Aantal Percentage 1970 82,63 Woningen 199 8,35 Residentiële Woningen 42 1,76 Bedrijven 28 1,17 Horeca 27 1,13 Kleinhandel 26 1,09 Diensten 25 1,05 Stal 18 0,76 Appartementen 15 0,63 Hoeve 7 0,29 School 6 0,25 Station 3 0,13 Kerk 3 0,13 Kustwacht 3 0,13 Ruïne 2 0,08 Garage 2 0,08 Recreatie 2 0,08 Supermarkt 2 0,08 Wooncaravan 1 0,04 Bibliotheek 1 0,04 Camping 1 0,04 Stadhuis 1 0,04 Watertoren Totaal
2384
100
5.1.3.1 Gebouwen en woningen in Old Romney In de parochie van Old Romney staan vandaag 92 gebouwen (Tabel 9). Enkele hiervan, vooral in het zuiden van de regio zijn volledig in verval en werden opgenomen als ruïnes in deze studie (Figuur 17). Het dorpscentrum van Old Romney is gelegen langs de A259, de hoofdweg in het studiegebied. Rond deze kleine dorpskern zijn enkele kleine modernere “wijken” aangelegd (Figuur 18). De uitbouw van Old Romney stopte echter begin de 20ste eeuw. Na dit moment werden geen nieuwe woningen of gebouwen gebouwd. Het aantal schuilhutten voor herders rondom het dorp op historisch kaartmateriaal doet vermoeden dat de schapenteelt heel belangrijk was voor de economie van het dorp. Het verval van de schapenteelt tussen en na de wereldoorlogen, deed de mensen wegtrekken uit Old Romney. Ze kozen op dat moment voor de meer rendabele kustzone. Op enkele grote landbouwbedrijven na is er in de parochie van Old Romney bijna geen economische bedrijvigheid. Een grote garage probeert stand te houden langs de hoofdweg en de traditionele 59
pub is nog aanwezig op het centrale plein. Verder is de dorpskern van Old Romney een woondorp. Verderop zijn grotere landbouwbedrijven gevestigd. Deze hebben vaak wel moderne uitbouwen en proberen aan de hand van een gemengde landbouwcultuur te overleven in het Marshgebied. Tabel 9: Functies van bebouwing in Old Romney (Bron: Eigen onderzoek)
Woning Stal Hoeve Residentiële woningen Ruïne Horeca Diensten Garage Kerk Totaal
Aantal Aantal in % 50 54,95 14 15,38 13 13,19 7 7,69 3 3,30 2 2,20 1 1,10 1 1,10 1 1,10 92
100
Figuur 17: Functie van de huidige bebouwing in Old Romney (Bron: Eigen onderzoek)
60
Figuur 18: Ouderdom van de bebouwing in Old Romney (Bron: Eigen onderzoek)
5.1.3.2 Gebouwen en woningen in New Romney In de parochie van New Romney zijn in totaal 947 gebouwen te vinden. De woonfunctie is de functie die het meest werd vastgesteld (Tabel 10). In de dorpskern van New Romney zijn opnieuw het meest woningen te vinden (Figuur 19). De kleinhandels en de gebouwen met een dienstenfunctie bevinden zich vooral langs de hoofdweg. Hierlangs zijn ook de bibliotheek en het stadhuis gevestigd. In New Romney is een hele reeks van moderne wijken uit de 20ste eeuw terug te vinden (Figuur 20). Ze worden ingepast in het vroegere historische wegenpatroon van het dorp. Deze wijken volgen niet meer de parallelle structuur die de historische wegen hebben, maar werken met doodlopende zijwegen. Naast de diensten voor de bewoners van het dorp zijn ook gebouwen met een toeristische functie aanwezig in het dorp. Er zijn twee hotels en verhuurbare appartementen terug te vinden. De belangrijkste toeristische attractie, naast de kust is de Romney, Hythe en Dymchurch Light Railway. Het station is gelegen tussen de dorpskern van New Romney en Littlestone-on-Sea. Naast deze spoorlijn is ook het Romney Marsh Visitor Centre in het noorden van New Romney een belangrijke factor in de toeristische ontwikkeling van het dorp. De komst van warenhuisketen Sainsbury in het dorp zorgt ervoor dat heel wat mensen uit de omliggende dorpen naar New Romney komen om hun inkopen te doen. Deze supermarkt is gelegen op het kruispunt van de 61
A259 en de weg die New Romney met de kust verbindt. Een ligging die een goede en vlotte ontsluiting mogelijk maakt. Tabel 10: Functies van de bebouwing in New Romney (Bron: Eigen onderzoek)
Woningen Bedrijven Kleinhandel Diensten Horeca Stal Schoolgebouwen Residentiële woningen Appartementen Supermarkt Wooncaravans Bibliotheek Kerk Stadhuis Totaal
Aantal Aantal in % 819 86,48 42 4,44 21 2,22 18 1,90 16 1,69 9 0,95 7 0,74 6 0,63 2 0,21 2 0,21 2 0,21 1 0,11 1 0,11 1 0,11 947
100
Figuur 19: Functie van de huidige bebouwing in New Romney (Bron: Eigen onderzoek)
62
Figuur 20: Ouderdom van de bebouwing in New Romney (Bron: Eigen onderzoek)
5.1.3.3 Gebouwen en woningen in Littlestone-on-Sea en Greatstone-on-Sea Beide uitbreidingsgebieden van de dorpskern van New Romney zijn gelegen aan de kust en bevatten in totaal 1352 gebouwen. Ze hebben dus het grootste aandeel in het totaal aantal gebouwen in het studiegebied (Tabel 11). De gronden waarop deze plaatsen gelegen zijn, werden pas in de tweede helft van de 19e eeuw ingepolderd. Deze beide gehuchten zijn quasi volledig op het toerisme gericht. Appartementsgebouwen langsheen de kustlijn bevestigen deze stelling (Figuur 20). Naast de appartementen zijn ook heel wat kleinere weekendhuisjes aanwezig, deze worden echter als woningen in de analyse opgenomen omdat vele van deze kleinere woningen permanent worden bewoond. Deze huizen worden bewoond door de eigenaar of door tijdelijke huurders. In de straten tussen New Romney en de kust zijn heel wat residentiële woningen en wijken terug te vinden. Het gaat om huizen met daken van riet, die twee verdiepingen hebben en wanneer ze in wijken gebouwd zijn, hebben de huizen een uniform karakter. Het verschil met de kleinere weekendhuizen is groot en opvallend en 63
meestal komen beide vormen van bewoning niet in dezelfde straten voor. Naast gebouwen die dienst doen als bewoning zijn ook nog gebouwen aanwezig die gerelateerd zijn aan de ligging bij de kust en gebouwen die gelinkt zijn aan de golfterreinen ten noorden van Littlestone-onSea. Alle gebouwen die in deze regio voorkomen zijn op het einde van 20ste eeuw gebouwd (Figuur 22). Dit deelgebied is het enige waar bijna geen landbouwinfrastructuur aanwezig is. Het verwilderde slikke -en schorregebied, dat voor deze inpoldering het gebied kenmerkte, moest plaats ruimen voor een strak afgelijnde kustlijn met infrastructuur die de toeristen van dienst kon zijn. Tabel 11: Functies van bebouwing in de uitbreidingsgebieden van New Romney (Bron: Eigen onderzoek)
Woningen Residentiële woningen Appartementen Horeca Diensten Kleinhandel Stationsgebouwen Hoeve Kustwacht Stal Camping Garage Watertoren Totaal
Aantal Aantal in % 1111 82,17 186 13,76 15 1,11 10 0,74 7 0,52 6 0,44 6 0,44 3 0,22 3 0,22 2 0,15 1 0,07 1 0,07 1 0,07 1352
100
64
Figuur 21: Functie van de huidige bebouwing in Littlestone-on-Sea en Greatstone-onSea (Bron: Eigen onderzoek)
65
Figuur 22: Ouderdom van de bebouwing in Littlestone-on-Sea en Greatstoneon-Sea (Bron: Eigen onderzoek)
5.2
Fotoanalyse
Tijdens de terreinbezoeken werden foto’s genomen op het terrein. Van alle punten waar foto’s werden genomen werd een kaart gemaakt met daarbij de foto’s uit de vier windrichtingen (Bijlage met de fotofiches). Deze foto’s dienden als basis -en referentieobjecten voor de opmaak van de onderstaande kaarten en de formulering van de attributen. Onderstaande figuur (Figuur 23) geeft weer waar de verschillende foto’s werden genomen. Wanneer een ‘P’ de volgnummers voorafgaat dan gaat het om foto’s uit de vier windrichtingen. Bij een ‘V’ of een bekend toponiem gaat het om panoramische foto’s. Bij een ‘F’ gaat het om alleenstaande
66
foto’s, hierbij wordt ook de richting van de foto’s aangegeven. In totaal werden 68 foto’s gebruikt bij deze analyse. Deze zijn terug te vinden in Bijlage 27.
Figuur 23: Plaatsen waar foto’s genomen zijn: Px met foto’s uit vier windrichtingen, Vx met panoramafoto’s en Fx met gerichte foto’s (Bron: Eigen onderzoek)
5.3
Beschrijving van de landschappelijke kenmerken
In deze paragraaf worden de landschappelijke kenmerken besproken die werden gekarteerd tijdens de landschapskartering. Het afbakenen van de ruimtelijke eenheden voor elk van deze kenmerken gebeurde op een visuele manier, dit wil zeggen dat wanneer bij het zien van bijvoorbeeld andere perceelsgrenzen of een gewijzigde perceelsgrootte bij meerder percelen er een nieuwe polygoon werd aangemaakt. Dit visuele aspect is een onderdeel van de visueel historische landschapstypologie en gebeurde op basis van Google Earth beelden, de fotoanalyse en het terreinwerk. Hierna volgt de cartografische voorstelling van de gekarteerde landschapskenmerken. Enkele kenmerken werden gecombineerd om de relatie tussen beide duidelijker weer te geven.
67
5.3.1
Landgebruik en perceelsgrootte
Het actuele landgebruik in het studiegebied werd gekarteerd aan de hand van het terreinbezoek begin maart 2012. Er werd onderscheid gemaakt tussen graslanden, akkerlanden, nederzettingen, infrastructuur en recreatie (Figuur 24 en Bijlage 20). Onder infrastructuur worden de waterzuiveringsinstallaties van New Romney gezien. De delen van de regio die werden ingekleurd als recreatie zijn het strand van Littlestone en Greatstone en de golfterreinen van Littlestone-on-Sea. De nederzettingen vallen vooral op in de parochie van New Romney. In Old Romney komt er wel verspreide bebouwing voor, maar er is geen verdere groei in de bewoning te merken. Wanneer de foto’s werden genomen, begin maart, hadden bijna alle akkers nog gras als winterbedekking. Dit gras moet ervoor zorgen dat door de grote hoeveelheden regen die in de winter over de regio vallen, de vruchtbare bovenlaag van de bodem niet weggespoeld. Andere akkers werden al geploegd en liggen klaar om met het telen van graan en andere gewassen te beginnen. Vandaag zijn de grootste delen van Old Romney akkerlanden. De graslanden die er zijn, komen voor nabij de dorpskernen van Old en New Romney en rondom de landbouwbedrijven waarvan ze bezit zijn. Het grote stuk grasland in het zuidoosten van Old Romney hoort eigenlijk bij een bedrijf dat al gelegen is in Lydd, daarom dat het op onderstaande figuur lijkt alsof er geen associatie is tussen een bedrijf of een dorp bij deze graslanden. De graslandpercelen in het zuidwesten, die op kaart een vierkant vormen, zijn deel van een moerasgebied waar akkerbouw onmogelijk is. Schapen komen voor op de randen van dit gebied. Het waterrijke midden is gevuld door riet en heeft een hoge biodiversiteit aan watervogels en insecten. Bij de landgebruikstypes graslanden en akkerlanden worden ook de perceelsgroottes vergeleken. Dit gebeurt echter op een visuele basis, de exacte oppervlakte van de percelen wordt niet berekend. Het visuele aspect in de beoogde landschapstypologie speelt hier dus een belangrijke rol. Het gaat niet om de exacte oppervlakte van de percelen, maar om de grootte van de percelen zoals die op het terrein wordt ervaren. Uiteraard staat deze gevoelsmatige oppervlakte wel in relatie met de exacte oppervlakte. De controle van de oppervlakte op basis van Google Earth geeft ook mee de doorslag of een perceel nu al dan niet als groot wordt bestempeld. Opmerkelijk is dat de perceelsgrootte sterk afhangt van de dichtheid van het drainagenetwerk. Bij een dicht netwerk van drainagekanalen op bepaalde punten in het studiegebied, komen kleine percelen voor. Op andere plaatsen waar voor een rechttrekken van de kanalen is gekozen en waar percelen daardoor zijn samengevoegd komen de grote percelen voor. 68
Figuur 24: Voorstelling van de relatie tussen het landgebruik en de perceelsgrootte in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek)
5.3.2
Perceelsbegrenzingen en openheid van het landschap
De perceelsbegrenzingen in het landschap kunnen worden ingedeeld in vier categorieën: percelen afgebakend door spoorwegen of wegen, door drainagekanalen, door drainagekanalen met graskanten of door hagen en struiken. De laatste categorie komt maar zelden voor in het studiegebied. Er zijn echter veel percelen die visueel begrensd worden door hagen of struiken, maar deze vegetatie komt dan voor in relatie met een weg of spoorweg (Figuur 25). Wegen worden in het studiegebied meestal voorzien van hagen of struiken langs de wegbermen. Deze geven ook meteen een minder open gevoel op de plaatsen waar wegen lopen in het studiegebied. Bij de plaatsen waar drainagekanalen de percelen afbakenen heeft een persoon in het landschap de mogelijkheid tot vergezichten en kan de kustlijn dikwijls worden waargenomen. Bij deze perceelsbegrenzingen is het vaak enkel het hoog opstaande riet dat het zicht belemmert, maar niet in die mate zoals de struiken en hagen langs de wegen.
69
Figuur 25: Hagen en struiken als omranding van de wegberm (Bron: Eigen foto-opname, 6/03/2012)
De relatie tussen openheid van het landschap en de perceelsbegrenzingen is duidelijk: met drainagekanalen heeft het landschap een open karakter, terwijl met wegen of spoorwegen het landschap een minder open karakter heeft. Het is echter zo dat nergens in dit studiegebied een typisch gesloten landschap voorkomt. Bij hagen of struiken is er wel een scherm dat voor een belemmering in het gezichtveld zorgt, maar het scherm is, toch zeker in de winter, voldoende transparant om het landschap als halfopen te beschouwen. Een gesloten landschap werd enkel in de nederzettingen gevonden. In het dorp van New Romney is er bijna geen zicht op het omliggende land, net zoals in Old Romney waar bomen en struiken zorgen voor een sterk belemmerd zicht. De percelen begrensd door wegen komen voor rondom de dorpen, waar het netwerk van wegen het dichtst is (Figuur 26 en Bijlage 21). Terwijl de door drainagekanalen begrensde percelen verder van de dorpen gelegen zijn. Bij wegen of spoorwegen als begrenzing van de percelen wordt overigens niet bedoeld dat de percelen dan langs alle zijden worden begrensd door de wegen. Het gaat enkel om de vorm die de percelen door de wegen of spoorwegen aannemen. De vorm en het uizicht van de percelen worden op deze plaatsen meer bepaald door de wegen dan door de drainagekanalen. Deze kanalen liggen over het hele studiegebied verspreid, dus ook in de zones waar de percelen worden afgebakend door wegen, maar op die plaatsen zijn het niet de hoofdkenmerken in het landschap. De plaatsen waar drainagekanalen vergezeld gaan met graskanten zijn vooral de zones waar grote percelen voorkomen. Deze percelen worden door landbouwers bereikt via deze graskanten. De graskanten zijn ongeveer drie tot vier meter breed, ze hebben naast de transportfunctie ook een recreatieve functie: ze 70
kunnen gebruikt worden als wandelpaden doorheen de agrarische zones. Enkele private kanten en afgeschermde kanten vormen hierop een uitzondering.
Figuur 26: Voorstelling van de relatie tussen perceelsbegrenzingen en openheid van het landschap in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek)
5.3.3
Vorm van de perceelsranden
De vorm van de perceelsranden hangt in het studiegebied sterk samen met de aard van de drainagekanalen (Figuur 27 en Bijlage 22) Bij kustmatig aangelegde of rechtgetrokken drainagekanalen gaat het om regelmatige kanalen met rechte randen. Terwijl dat bij natuurlijke kanalen meestal bochtige en onregelmatige randen zijn. Veel van de vroegere extensieve graslanden werden opgedeeld volgens rechte grenzen in akkerlanden. Deze regelmatige, rechte grenzen zijn vandaag nog steeds in het landschap aanwezig. De onregelmatige percelen komen het meest voor nabij de dorpen, waar ook de meeste graslanden gelegen zijn. Deze percelen hebben geen nood aan rechte grenzen. De rechte, regelmatige perceelsgrenzen bieden vooral een nut aan de landbouwvoertuigen, die op een vlotte manier alle hoeken van hun percelen kunnen bereiken. Voor de graslanden en de schapenteelt hierop speelt de vorm van de percelen een minder grote rol. 71
Figuur 27: Voorstelling van de vorm van de perceelsranden in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek)
5.4
Interpretatie van de gekarteerde landschapskenmerken
De akker- en graslanden van het gebied hebben een belangrijke historische evolutie ondergaan: in het begin van de 20ste eeuw was het gebied één grote aaneenschakeling van graslanden waarop schapen konden grazen. Akkerlanden werden toen aangelegd op de hoger gelegen delen van het gebied, maar hadden maar een kleine oppervlakte in verhouding met de graslanden. Wanneer na de wereldoorlogen de schapenteelt volledig ineenstort en de schapen verplaatsen naar andere delen van de Britse eilanden worden grote stukken van het landareaal onder de ploeg gelegd (Reeves & Eve, 1998). Dit betekende een grote shift in landsgebruik van graslanden naar akkerlanden. Deze verandering in landgebruik bracht ook andere noodzakelijke veranderingen met zich mee. De initiële graslanden werden begrensd door bochtige drainagekanalen. Bij de overgang op akkerbouw zorgden deze bochtige kanalen voor moeilijk bereikbare delen van het areaal. Om teelten makkelijker te zaaien en te oogsten werden vele drainagekanalen rechtgetrokken (Carpenter, 1999). Kleine drainagekanalen uit de middeleeuwen werden ook mee weggeploegd uit het landschap en zo is nu nog maar weinig bewijs van deze middeleeuwse bedrijvigheid zichtbaar in het landschap (Findon, 1989). Dit 72
proces valt vooral op in het zuiden van Old Romney waar, lange rechte percelen begrensd worden door lange heraangelegde kanalen en waar ooit ook kleinere consequente kanaaltjes moeten geweest zijn om de afwatering te garanderen. Dit wordt nu vaak opgelost door de akkers wat boller aan te leggen, zodat het water afstroomt naar de zijkanten en dus meteen naar de grote drainagekanalen. Ook de grootte en de vorm van de percelen is een gevolg van de overschakeling van schapenteelt naar akkerbouw. De grote graslanden, die werden gebruikt voor schapenteelt zijn slechts gedeeltelijk opgedeeld in percelen voor akkerbouw. Dit blijven vaak grote percelen in vergelijking met de kleinere percelen, maar de wijdse historische graslanden verbonden vaak de dorpen in de Romney Marsh (Carpenter, 1999).
5.5
Landschapstypologie
5.5.1
Opmaak van de landschapstypes
De landschapstypologie die in deze Masterproef werd ontwikkeld is gebaseerd op de gekarteerde kenmerken van het landschap tijdens het veldwerk. Op basis van een hiërarchische
benadering
worden
de
kenmerken
gecombineerd
tot
verschillende
landschapstypes. Na het doorlopen van deze stappen worden 27 types onderscheiden. De eerste acht types slaan op de nederzettingen, het strand en de moderne infrastructuren (Figuur 28 en Bijlage 23) . De overige negentien types beslaan de agrarische percelen in de rest van het studiegebied. Zo worden vier types van nederzettingen onderscheiden op basis van de historische kaartlagen in de GIS-databank. Deze types bevatten de bewoning, zowel nederzettingen als verspreide bebouwing, in het studiegebied, opgedeeld naar de tijdsperiode van de kaarten. Strikt genomen is de ouderdom van de gebouwen, (zie paragraaf 5.1) de basis voor het afbakenen van deze types. De overige vier types: strand en duinen, golfterreinen, kampeerterreinen en het waterzuiveringstation werden overgenomen uit de HLC van Kent. Deze types zijn niet verder te verfijnen aan de hand van een visuele analyse. Deze types zijn reeds goed afgebakend in de HLC van Kent en dienen verder te worden opgesplitst. De hiërarchische methode voor het bepalen van de landschapstypes in de agrarische gebieden houdt rekening met de landschapskenmerken die tijdens het terreinwerk werden gekarteerd. De kenmerken zijn landgebruik, openheid van het landschap, perceelsgrootte, perceelsranden en perceelsbegrenzingen. Het is zo dat eerst een opdeling wordt gemaakt naar landgebruik, dan zal de openheid van het landschap worden bepaald om vervolgens de perceelsgrootte van 73
de percelen in een eenheid vast te leggen. De vorm van de perceelsranden en de perceelsbegrenzingen zorgen voor een verdere opdeling van de ruimtelijke eenheden. Zo worden historisch visuele landschapstypes ontwikkeld. Deze hiërarchische methode voor het ontwikkelen van landschapstypes wordt voorgesteld in Tabel 12. De ruimtelijke eenheden, die de ontwikkelde types voorstellen werden vervolgens gedigitaliseerd met behulp van ArcMap op een digitale Explorer Map van de Ordnance Survey op schaal 1:25000. Het kaartbeeld van de landschapstypologie is te zien in Figuur 28, bij een tweede figuur (Figuur 29) is het type afgebeeld
samen
met
de
periode
waarin
dit
landschapstype
ontstaan
is.
Figuur 28: Visueel historische landschapskarakterisatie van Old Romney en New Romney (Eigen onderzoek)
74
Figuur 29: Visueel historische landschapskarakterisatie van Old Romney en New Romney met perceelsouderdom (Eigen onderzoek)
75
Tabel 12: Visueel historische landschapstypes in het studiegebied
Type Nederzettingen gebouwd na 1929 Nederzettingen gebouwd tussen 1871 en 1929 Nederzettingen gebouwd tussen 1841 en 1871 Nederzettingen gebouwd voor 1841 Strand en duinen Golfterreinen Kampeerterreinen Waterzuiveringstation Landgebruik Grasland
Openheid Half Open
Typenummer 1 2 3 4 5 6 7 8 Perceelsgrootte Klein
Perceelsranden Onregelmatig Regelmatig
Open Akkerlanden
Half Open
Open
Klein Groot Klein
Regelmatig Onregelmatig Onregelmatig Regelmatig
Groot
Onregelmatig
Klein
Onregelmatig Regelmatig Onregelmatig
Groot
Regelmatig
Perceelsbegrenzing Drainagekanalen (Spoor)wegen Drainagekanalen (Spoor)wegen Drainagekanalen Drainagekanalen (Spoor)wegen Drainagekanalen (Spoor)wegen Drainagekanalen Hagen en struiken (Spoor)wegen Drainagekanalen met graskanten Drainagekanalen Drainagekanalen Drainagekanalen met graskanten (Spoor)wegen Drainagekanalen Drainagekanalen met graskanten
Typenummer 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
76
5.5.2
Fiches van landschapstypes
Naast de kaartvoorstelling van de verschillende types hoort bij een landschapskarakterisatie ook een beschrijving van de verschillende types (Van Eetvelde 2007). De fiches zijn bijgevoegd als bijlage bij deze Masterproef. Ze bevatten naast de algemene, visuele kenmerken van de types ook de toponiemen die in de verschillende polygonen van de types liggen. Ook de bodemkundige en historische kenmerken van de types worden weergegeven. Elk type heeft ook een typenummer. Dit nummer uit Tabel 11 komt overeen met het volgnummer van elke fiche en zo kan op eenvoudige wijze alle informatie van de types opgezocht worden. De verschillende fiches werden ook afzonderlijk opgeslagen als .pdf-bestanden. Per type werd een .pdf-bestand gemaakt en dit werd via een hyperlink aan de verschillende polygonen in de GIS-databank gekoppeld dit gebeurde aan de hand van dropbox.com. Bij het klikken op een bepaald type in de shapefile op ArcMap, wordt op die manier onmiddellijk het .pdf-bestand geopend met de informatie over het type waarop werd geklikt. Deze shapefile en .pdfbestanden werden mee afgegeven op een CD-rom bij het indienen van deze Masterproef. De fiches kunnen ook worden bekeken in Bijlage 26.
77
5.6
Historische waarde van de landschapstypes
De ruimtelijke eenheden met de grootste historische waarde zijn vooral gesitueerd in de parochie Old Romney (Figuur 30 en Bijlage 25). Hoe meer naar de kust wordt opgeschoven, hoe minder historische waarde de gebieden krijgen. Bij de graslanden is de eenheid met de grootste historische waarde gelegen in het oosten van Old Romney. Ook bij de akkerlanden liggen daar de gebieden met de grootste historiciteit. In deze gebieden vormen de historische lijnrelicten en de historische gebouwen 80 – 90% van de wegen en de gebouwen in het gebied. Bij deze gebieden gaat het eigenlijk enkel en alleen om de wegen, omdat daar geen bebouwing aanwezig is. Aan de kust zijn de moderne wegen en gebouwen in de meerderheid, daar zal de historiciteit van de eenheden slechts 20 – 40% zijn. Op die manier wordt ook duidelijk aangegeven waar de historische waardevolle dorpskernen zijn. De dorpskernen van Old en New Romney zijn allebei bijna uitsluitend gevormd door historische gebouwen, door beide loopt ook een weg die reeds gedurende vele eeuwen in gebruik is. De gebieden tussen Old en New Romney worden ook gekenmerkt door de oude, verdwenen weg die nu als wandelpad wordt gebruikt. Deze verdwenen wegen werden ook meegeteld als historische dus groeit de historiciteit van de eenheden daar tot 70- 80%. Bij sommige eenheden en landgebruikstypes was het moeilijk na te gaan welke historische waarde de eenheid had, omdat er bijvoorbeeld geen wegen of gebouwen aanwezig waren. Vaak werd dan op basis van de foto’s gezocht naar infrastructuur die aanwezig was. Zo wordt de zuidelijke eenheid van de parochie Old Romney minder historische waarde toegemeten dan de omringende eenheden omdat de windmolens daar zorgen voor een verlies aan historische waarde van het gebied. De vrij jonge stranden, de golfterreinen en de kernen van Greatstone-on-Sea en Littlestone-onSea hebben in het studiegebied de laagste historische waarde. Deze zijn pas recent aangelegd en geven geen beeld van de geschiedenis van het gebied weer.
78
Figuur 30: Historiciteit per landgebruikstype in het studiegebied (Bron: Eigen onderzoek)
79
5.7
Schematische voorstelling van het landschap vanaf 1500
Aan de hand van alle voorgaande resultaten van het landschapsonderzoek, de fysisch geografische opbouw van het gebied en de occupatiegeschiedenis van de Romney Marsh werd geprobeerd een schematische voorstelling te maken van de evolutie van Old en New Romney tijdens de laatste 2000 jaar (Figuur 31). Deze figuur moet een synthese vormen van alle voorgaande resultaten en toont de verschillende verschuivingen in het gebied. Tussen 2000 en 1000 jaar geleden is het gebied drooggelegd en langzaam overgegaan van een zoutmoeras naar een gebied met veel graslanden en een belangrijk afwateringskanaal. Dit kanaal werd ook economisch steeds belangrijker, daarom kon Old Romney, eerst als Romney bekend, zich ontwikkelen als havenstad. Geleidelijk aan verzandde het gebied en kwam met New Romney een nieuwe kuststad tot ontwikkeling. Dit nieuwe dorp was gelegen aan de Rother River (‘Cheyne Channel’) en groeide door de scheepvaart uit tot één van de Cinque Ports langsheen de zuidkust van Engeland. Wanneer na de storm van 1287 de Rother zijn loop wijzigde richting Rye hadden zowel Old Romney als New Romney geen functie meer als havenstad, maar op de graslanden rondom beide dorpen floreerde de schapenteelt. Tot aan de wereldoorlogen speelde de schapenteelt een belangrijke rol in de volledige Romney Marsh en dus ook in het studiegebied. Na de wereldoorlogen werden vele schapen verplaatst naar andere delen van de Britse eilanden en dus gebeurde er een belangrijke verschuiving van graslanden naar akkerlanden in de regio. Ook begon na de wereldoorlogen het inzicht te groeien dat de kust nieuwe mogelijkheden kon bieden: het droogleggen van het gebied tussen New Romney en de zee was het begin van kustontwikkeling in het gebied. De uitbreidingen van New Romney, Littlestone-on-Sea en Greatstone-on-Sea bieden vandaag een plaats aan vele toeristen en recreanten die tijdens de zomermaanden in het gebied verblijven. Zo is in het gebied een tweede belangrijke verschuiving ingezet, deze van New Romney naar Littlestoneon-Sea. Op de voorstelling van de huidige situatie werden ook de historisch waardevolle plaatsen aangeduid (uitgezonderd de bebouwde kernen): ze tonen aan waar de gebieden liggen die tijdens de planning en het beheer van het gebied zouden moeten gevrijwaard worden. Deze gebieden bevatten historische relicten en tonen het landschap zoals het vroeger was. Er wordt hierbij uitgegaan van een landschaps- en erfgoedbeheer dat de gebouwen in de historische kernen opneemt zonder dat verdere aandacht nodig is, maar waarbij ook de waardevolle structuren niet mogen vergeten worden. Opvallend hierbij is dat de historisch waardevolle plaatsen telkens op de grens van een territoria ligt. Ofwel op de grens tussen Old en New Romney ofwel op de grens tussen Old Romney en Lydd. 80
Grens tussen Old Romney en New Romney Grens tussen Old Romney en Lydd Plaatsen met grote historische waarde
Figuur 31: Evolutiemodel van het studiegebied tijdens de laatste 2000 jaar (Eigen onderzoek)
81
6.
DISCUSSIE
6.1
Evaluatie van de HLC-methode
Net als in de HLC-methode is het actuele landschap het onderwerp van de karakterisatie in deze Masterproef. Net als bij de HLC-methode worden in deze scriptie ook landschapstypes afgebakend en beschreven aan de hand van fiches. De analysetechnieken en de principes van HLC worden hier op een kleinere schaal toegepast. Het verschil met de HLC-methode is dat in dit werk ook het visuele aspect van het landschap aanwezig is in de landschapstypologie. De desktop based benadering van HLC volstaat niet om de waarneembare kenmerken van het landschap op te nemen in een landschapskarakterisatie. Daarom wordt in deze Masterproef ook op het veld gegaan voor terreinwerk en er wordt een terreinkartering gemaakt. Terwijl HLC werkt op een regionale schaal, meestal op county-niveau, is de landschapskarakterisatie in deze scriptie gebeurd op een lokaal niveau. Het kleinere gebied dat moest bedekt worden liet toe om op relatief korte termijn een detailkartering van het gebied te maken. Alle bebouwing, waterwegen, wegen, landgebruik en perceelsgrenzen konden worden bekeken en opgetekend. Dit is uiteraard een werk van lange adem wanneer dergelijk onderzoek moet gebeuren in grotere gebieden. Het uitbesteden van dit grote onderzoek aan verschillende mensen kan, maar dit brengt enkele nadelen met zich mee: de uniformiteit van de kartering gaat verloren, verschillende waarnemers zullen verschillende kenmerken van het landschap belangrijker vinden dan anderen, ook kan je slechts karteren wat je kent en ziet (Antrop, 2007). De HLC-methode biedt daarom een mogelijk alternatief voor grotere regio’s, maar de methode voorgesteld in deze Masterproef lijkt beter om op een lokale schaal, het visueel historische landschap te leren kennen van binnen uit. Deze meer uitgebreide methode geeft meer informatie aan de overheden over welke strategie of planning ze moeten volgen om de historische waarden in het landschap beter te beheren. 6.2
Historic Landscape Characterisation op lokale schaal versus Landschapsbiografie
Een landschapskarakterisatie, zoals hier in deze Masterproef werd opgesteld kan na afloop van het onderzoek gebruikt worden in de planning en het beheer van een regio. Daarom is het belangrijkste product bij deze karakterisatie de GIS-databank die werd aangemaakt. De data die zich in deze databank bevinden werd in het hoofdstuk van de resultaten besproken. Het is 82
zo dat deze methode voor het afbakenen van landschapstypes een aantal aspecten van landschap niet in rekening neemt. De interdisciplinaire methode van de landschapsbiografie in Nederland voert een grondiger onderzoek. Deze methode vertelt het ‘verhaal’ van het landschap op een zo volledig mogelijke manier. De doelstelling hierbij is een beeld te krijgen van de evolutie die een landschap doormaakte (Hidding et al., 2001). De idee bij de landschapsbiografie is dat het landschap tot stand is gekomen door tal van factoren en processen. Niet enkel de menselijke impact heeft het landschap gevormd, ook de geologie, het klimaat, het reliëf aan het aardoppervlak en vele andere factoren spelen een rol bij het uitzicht van het landschap in een regio. Ook mensen die zich vestigen in het gebied en dit landschap gebruiken zijn een belangrijk onderdeel bij de landschapsbiografie. De disciplines, die de factoren en processen die aan de basis liggen van de landschapsontwikkeling, bestuderen moeten dus bijeengebracht worden in een landschapsstudie om een landschapsbiografie te maken (Hidding et al., 2001). De studie van het landschap gaat dus veel verder dan het opstellen van een landschapskarakterisatie op basis van historische en visuele kenmerken. Een landschapsbiografie kan ook, net als het opmaken van een landschapskarakterisatie, verschillende doelen hebben. Een landschapsbiografie kan ook een middel zijn om de processen die het landschap vormen en gevormd hebben in kaart proberen brengen en proberen te begrijpen. Hierin gaat de biografie wel een stap verder dan de HLC-method: het gaat niet enkel in op de zichtbare, huidige landschappen, maar ook op de historische, reeds verdwenen landschappen. Zo is er ook onderzoek naar het archeologische en paleoarcheologische bodemarchief of naar landschappelijke informatie die verborgen zit in de toponiemen van een gebied. Naast dit wetenschappelijke doel heeft het opmaken van een landschapsbiografie ook een doel als beleidsinstrument. Voor de ruimtelijke planning van een gebied is het belangrijk om zichtbare en onzichtbare landschappen interdisciplinair in kaart te brengen. Cultuurhistorische waarden mogen verdwijnen of worden bedreigd door dat hard wordt ingezet op landschapsecologie. De wetenschappelijke kennis die wordt opgedaan tijdens het opstellen van een biografie wordt dus geïntegreerd in het ruimtelijke beleid. Ook de uiteindelijke resultaten zullen worden gebruikt met het oog op de planning van het gebied, zij het dat de resultaten vaak enkel verwijzen naar wat in het huidige landschap nog zichtbaar is (Hidding et al., 2001). Historische processen en waarden gaan vaak verloren door de methode die wordt toegepast in de HLC. De methode die in bij het maken van een landschapsbiografie wordt gebruikt is dus veel ruimer en uitgebreider dan bij een landschapskarakterisatie zoals de HLC of de karakterisatie 83
uitgewerkt in deze Masterproef. Het opstellen van een landschapsbiografie vereist meer kennis van het terrein en alle factoren die het landschap kunnen beïnvloeden. Het is ook een tijdrovende opgave omdat de verschillende stappen pas gezet worden als eerdere onderzoeken werden afgesloten. Zo kan telkens meer informatie worden verzameld, maar gaat ook veel tijd verloren. De methode van de landschapsbiografie zal vooral waardevol zijn wanneer na een landschapskarakterisatie een gebied als historisch waardevol wordt aanzien. Dit historisch waardevol gebied kan vervolgens aan een landschapsbiografie worden onderworpen om meer kennis van dit gebied te verwerven. Een landschapsbiografie van een volledige county in Engeland opmaken lijkt onbegonnen werk en het zou ook veel en vaak onoverzichtelijke informatie opleveren. 6.3
Bereikbaarheid en het zoeken van cartografische en geschreven bronnen in Engeland
Bij het maken van deze Masterproef was er ook een noodzaak aan bronnenonderzoek en literatuurstudie. Deze bronnen moesten meestal gezocht worden bij Engelse instellingen. Papers en literatuur over de evolutie van de Romney Marsh en beide dorpen zijn eenvoudig opvraagbaar via internet. Deze kunnen dan in .pdf-formaat gedownload en gelezen worden. Bij het zoeken naar kaartmateriaal en andere historische bronnen daagden enkele problemen op. Het beheren van historisch kaartmateriaal gebeurt in Engeland door verschillende instanties. Onder andere de Counties en de Ordnance Survey staan in voor het archiveren van verschillende historische kaartlagen. Omdat het echter te duur was deze via deze instanties aan te kopen, moest een andere weg gezocht worden. Deze kwam er door het Kent Landscape Information System waar de kaarten in een viewer konden worden bekeken en waar dus print screens van werden genomen. De kwaliteit van het kaartmateriaal was op die manier wel wat minder, maar het kon wel dienen als onderdeel van dit onderzoek. De bronnen en kaarten van de HLC van Kent werden ook gevonden op het Kent Landscape Information System. Maar de schaal waarop deze was afgebeeld was volkomen onbruikbaar voor dit onderzoek. Bij navraag bij de Kent County Council werd de shapefile van de HLC verkregen, deze kon rechtstreeks worden ingeladen in ArcMap en gaf een duidelijk, gedetailleerd beeld van de HLC. Verder waren ook luchtfoto’s van de regio een handige bron geweest. Het aankopen van deze data bleek echter veel te duur. Daarom werd geopteerd voor het gebruik van Google Maps in dit onderzoek. Er is een mindere graad van detail aanwezig bij de satellietbeelden van Google, 84
ook is er geen stereoscopisch zicht mogelijk bij diezelfde beelden. Maar de satellietbeelden van Google bieden een goedkoop en bruikbaar alternatief voor de dure luchtfoto’s van Ordnance Survey. Uit deze problemen blijkt dus dat het moeilijk is om het kluwen van gegevensarchivering in Engeland te doorgronden, zeker als buitenlander. Bij het mailen naar personen van de verschillende instanties, word je al snel van de één naar de ander gestuurd. Veel tijdsverlies dus, maar deze mensen proberen wel steeds te helpen waar mogelijk. Vaak is het ook zo dat de mensen soms zelf niet echt goed weten waar bepaalde bronnen te vinden zijn. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Tithe Maps. Hier werden eerst tien personen voor gecontacteerd vooraleer de juiste persoon gevonden werd. Het onderzoek dat hier werd gevoerd liep dus veel vertraging op door deze zoektochten en soms was het ook onmogelijk om als buitenlandse student sommige stukken op te vragen: een belangrijk nadeel dus in de volledigheid van een landschapsonderzoek. 6.4
Google Streetview integreren in wetenschappelijk onderzoek
Naast de terreinbezoeken werd ook gebruik gemaakt van Google Streetview, onder andere voor het karteren van de bebouwing en het onderzoek naar de functie van de bebouwing. In de Streetview functie van Google kan de gebruiker door middel van foto’s, genomen volgens een mobile mapping proces, zelf langs de wegen lopen die worden bekeken. De Google Streetview functie is voor Engeland vrij goed ontwikkeld, zeker voor de met een auto berijdbare wegen. Bij het eerste terreinbezoek werd echter wel nagegaan of de accuraatheid van de beelden wel sterk genoeg was om er mee te werken. De beelden en de gevonden functies van bebouwing werden gecontroleerd op het terrein en al vlug werd duidelijk dat de beelden een bijna perfect, op enkele punten na, beeld gaven van de werkelijkheid. De werkwijze die vervolgens werd gehanteerd was de functies karteren aan de hand van Google Streetview en vervolgens een controle te doen op het terrein bij een volgend bezoek. Een belangrijk nadeel hierbij was dat het studiegebied niet helemaal kan doorkruist worden door berijdbare wegen. De onverharde wegen en dus ook de gebouwen langs deze wegen, worden niet voorgesteld op Google Streetview. Naast dit nadeel, doken nog enkele problemen bij deze methode op. Niet alle gebouwen geven uit op wegen, sommige gebouwen zijn gebouwd achter bestaande gebouwen, muren of vegetatie. Lang niet alle gebouwen kunnen dus van op de straat worden gezien en kunnen dus ook niet geraadpleegd worden via Google Streetview. Voor deze missing links is er dus wel degelijk een terreinonderzoek nodig om de correcte 85
functie van de gebouwen te achterhalen. Naast de problemen met missing links is ook de kwaliteit en de hanteerbaarheid van Google Streetview een struikelblok. De foto’s bij de mobile mapping methode van Google Streetview worden slechts om de paar seconden genomen en dit van op een rijdend voertuig (Sheppard et al., 2009). Als gevolg daarvan kan een gebouw niet vanuit alle hoeken worden bekeken. De hoek waaronder een gebouw kan worden gezien ligt vast en wanneer deze hoek niet perfect 90 graden is, kan het moeilijk zijn om de exacte functie van een gebouw te bepalen. Door deze problemen, nadelen en missing links van Google Streetview kan worden besloten dat de functie handig is, maar enkel als ondersteuning kan dienen bij terreinwerk. Het kan het terreinwerk niet volledig vervangen. Het terreinonderzoek dat werd uitgevoerd in deze Masterproef was dus noodzakelijk om de accuraatheid van de data te verzekeren. Streetview kan gebruikt worden om enkele eerste indrukken van het terrein weer te geven en enkele data reeds met grote zekerheid in te vullen, maar controle en aanvulling op het terrein blijft een noodzaak. Er is echter een goede basis gevormd met de uitwerking van een dergelijke functie en de mogelijkheden kunnen in de toekomst nog worden uitgebreid. Anderzijds kunnen ook firma’s worden ingeschakeld die gespecialiseerd zijn in mobile mapping. Deze kunnen beelden maken van het studiegebied op maat van de gebruiker, Google Streetview wordt op dat moment overbodig. Het belangrijkste nadeel hierbij is het prijsverschil tussen een gratis functie van Google en een intensieve service van een bedrijf. 6.5
Verder onderzoek
De methode voor landschapskarakterisatie zoals die in deze Masterproef wordt voorgesteld, is een verdere uitbreiding op de desktop based methode van HLC. Toch blijft deze methode een top-down methode: het blijft een expert op het vlak van landschapskunde die zegt welke types voorkomen in het landschap en wat zichtbaar is in het landschap. Een mogelijkheid om deze studie verder uit te breiden is aan de gebruikers van het landschap, waar een karakterisatie moet uitgevoerd worden, vragen hoe zij het landschap waarin ze wonen, werken, hun vrije tijd besteden, spelen, wandelen… beleven en wat zij belangrijk achten in hun omgeving en welke dingen ze liever zien verdwijnen. Kortom, hoe zij hun leefomgeving ervaren. De landschapsperceptie die in deze Masterproef aan bod komt, is enkel die van de auteur, maar via een bevraging of via het tonen van foto’s kunnen de bewoners of de gebruikers van het landschap ingeschakeld worden in het landschapsonderzoek. De methode wordt op die manier een bottom-up methode waarbij aan de hand van de resultaten van de bevraging een nieuwe 86
landschapskarakterisatie of –typologie kan worden gemaakt. Naast deze input door de gebruikers, kan er ook meer input door experts worden toegevoegd, bijvoorbeeld door te groeien naar een interdisciplinair onderzoek zoals de landschapsbiografie. Het toepassen van een landschapsbiografie op de historische waardevolle gebieden in het studiegebied van de Romney Marsh zal ontgetwijfeld nieuwe ideeën aan het licht brengen en nog beter kunnen instaan voor het behoud en het vrijwaren van de cultuurhistorische waarden van het gebied.
87
7.
CONCLUSIE
Het ontwikkelen van een landschapskarakterisatie in dit onderzoek gebeurde op basis van de bestaande HLC van Kent, een fotoanalyse en een terreinkartering. Om dit alles overzichtelijk en gestructureerd te houden werd een GIS-databank gemaakt die alle gegevens bevat. De eerste stap in deze Masterproef was het karteren van de historische en actuele wegen in het studiegebied. Daarbij valt vooral het deelgebied van Littlestone-on-Sea op. Deze moderne uitbreiding ten oosten van New Romney werd pas midden de 20ste eeuw uitgebouwd en zorgt voor de meest opvallende ontwikkeling in het wegenpatroon van het studiegebied gedurende de laatste 300 jaar. Naast deze nieuw aangelegde wegen verdwijnen ook enkele wegen: deze zijn vooral in het zuiden van Old Romney te vinden. Vaak blijven de wegen wel als smalle wandelpaden aanwezig in het landschap, maar zijn ze niet geasfalteerd of niet bruikbaar voor de landbouwvoertuigen. De belangrijkste verdwenen of verlaten weg is deze tussen Old en New Romney, deze weg werd verlaten bij het aanleggen van de A259 langsheen de zuidkust van Engeland. De weg is nu een wandelpad geworden met wel nog de typische wegkanten aan beide zijden, maar is niet meer bruikbaar voor gemotoriseerd vervoer. Een ander landschapselement dat werd gekarteerd is de hydrografie van het gebied. Daarbij vallen vooral de twee stroomgebieden op ten noorden en ten zuiden van de Rhee Wall (A259). Een ander belangrijk onderdeel van het onderzoek vormde de landschapskartering van het gebied aan de hand Google Streetview, Google Earth, een fotoanalyse en een terreinkartering. Als eerste onderdeel hiervan werden alle gebouwen in het studiegebied gekarteerd en opgeslagen in de databank. Daarnaast werden de ouderdom en de functie van de gebouwen onderzocht. Vaststellingen hierbij zijn dat er in Old Romney meestal bebouwing terug te vinden is van voor midden 19de eeuw. Op enkele nieuwe huizen na is de dorpskern van Old Romney vrij verlaten en zijn de inwoners van het dorp volledig afhankelijk van New Romney. Er is enkel een kleine pub in het dorp, maar bijvoorbeeld geen enkele voedingswinkel, bakker of slager. Dit is wel het geval in New Romney: alle functies die mensen nodig hebben om in de basisbehoeftes te voldoen zijn er aanwezig. Een moderne supermarkt zorgt er zelfs voor dat mensen uit de omgevende dorpen in de Romney Marsh naar New Romney komen om inkopen te doen. Ook zijn er hotels aanwezig die aantonen dat er werk wordt gemaakt van de toeristische sector in het gebied. Dit is nog veel meer het geval bij de moderne uitbreidingen aan de kust. In Littlestone-on-Sea zijn appartementen gebouwd die in de zomer worden verhuurd aan toeristen. Verder zijn hier alle faciliteiten voorhanden die nodig zijn voor de 88
aantrekking van toeristen zoals horeca en kleine winkel waar mensen de basisproducten kunnen
kopen.
Vervolgens
werden
tijdens
de
landschapskartering
verschillende
landschapskenmerken gekarteerd: het landgebruik, de openheid van het landschap, de perceelsgrootte, de vorm van de perceelsranden en de perceelsgrenzen. Deze kartering gebeurde aan de hand van Google Earth aangevuld met een terreinbezoek. Tijdens dit terreinbezoek werden foto’s genomen op geselecteerde punten en werden aantekeningen gemaakt. Bij de voorstelling van het landgebruik valt vooral op dat het grasland voorkomt rondom de dorpskernen en rondom de verschillende landbouwbedrijven. De relatie tussen het landgebruik en de perceelsgrootte toont aan dat het vooral om kleine graslanden en grote akkerpercelen gaat. Bij de voorstelling van de relatie tussen perceelsbegrenzingen en de openheid van het landschap valt op dat wanneer de perceelsbegrenzingen drainagekanalen zijn er een open landschap is en wanneer de percelen door wegen of spoorwegen worden afgebakend het een halfopen landschap is. Dit komt vooral door de wegkanten die meestal begroeid zijn met hagen of struiken. Aan de hand van deze elementen kon een gebiedsdekkende kartering van het gebied worden gemaakt. De combinatie van deze kenmerken zorgde voor het afbakenen van ruimtelijke eenheden in het studiegebied. Op basis van de verschillende combinaties die terug te vinden zijn in het studiegebied konden 27 landschapstypes worden ontwikkeld. Deze 27 landschapstypes werden beschreven in de fiches en werden als eindproduct van de GIS-databank beschouwd. Uit de relatie van de gekarteerde ruimtelijke eenheden en de landschapselementen kon de historiciteit van het landschap worden bepaald. Aan de hand daarvan kon worden aangetoond dat het gebied in het oosten van de parochie van Old Romney de grootste historische waarde heeft in het studiegebied. 80-90% van de gebouwen in dit gebied komt al voor op de Tithe Map van 1841. Ook het gebied tussen Old en New Romney, waar de verdwenen weg is gelegen, is een plaats met een hoge historische waarde. De gebieden met de laagste historische waarde zijn de moderne uitbreidingen van New Romney. Hier zijn enkel moderne wegen of gebouwen terug te vinden en is er niet echt een rijke geschiedenis aanwezig. Belangrijk is aan te duiden van de historisch waardevolle plaatsen telkens gelegen zijn op de grenzen van de parochies. Het laatste onderdeel van deze Masterproef was het bouwen van een synthesemodel die de evolutie van het gebied tijdens de laatste 2000 jaar voorstelt. Dit model werd gebouwd aan de hand van alle opgebouwde gegevens. Hier werd ook de literatuurstudie van de fysische geografische opbouw en de occupatiegeschiedenis in betrokken. Dit synthesemodel toont de 89
systematische drooglegging in het gebied en de verschuiving in landgebruik, van grasland naar akkerland midden de 20ste eeuw. Ook de groei van de dorpen is voorgesteld, zo werd gedurende dit onderzoek duidelijk dat New Romney de oude rol van (Old) Romney volledig heeft overgenomen en dat het economische gewicht in de regio nu steeds meer opschuift naar de kust toe. De landschapskarakterisatie in deze Masterproef is een uitbreiding op de HLC-methode en is meer van toepassing bij detailstudies. Het terreinwerk en het analyseren van de foto-opnames kan bij grotere studiegebieden een tijdrovend werk zijn. Dit verlies aan tijd weegt niet op tegen de extra informatie die kan ingewonnen worden bij kleinere studiegebieden. Als een onderzoek als doel het opdelen van het landschap in verschillende eenheden heeft en het achterhalen van de verschillende landschapstypes in een studiegebied, dan is deze methode een perfect werkmiddel. Is het doel van een onderzoek echter het vertellen van het volledige verhaal van een landschap, dan is de optie van de landschapsbiografie waarschijnlijk beter. Hierin komen dan ook alle factoren en processen voor die het landschap mee vorm geven. Het gebruik van Google Earth en Streetview voor landschapsonderzoek is handig, maar is vaak slechts een aanvulling op het terreinwerk. Er is niet voldoende beeldmateriaal aanwezig om een totaalbeeld te krijgen van het actuele landschap. Verder is het maken van een landschapsonderzoek van een regio in het buitenland een zoektocht naar de juiste bronnen, hierbij wordt veel tijd verloren. Deze tijdrovende activiteit zal gevoelig korter zijn wanneer dit onderzoek bijvoorbeeld in eigen land kan gebeuren of wanneer er voldoende kennis is waar de verschillende bronnen zich situeren. Uitbreiding op dit onderzoek of deze methode kan het inbrengen van gebruikers van het landschap zijn. De beleving van deze personen en de manier waarop zij hun leefomgeving ervaren is naast de bestaande en visuele landschapskenmerken een belangrijke waardemeter voor een landschaponderzoek.
90
8.
REFERENTIES
8.1
Literatuur
Aldred, O., Fairclough, G. (2003) Historic Landscape Characterisation, Taking Stock of the Method. English Heritage, London. Antrop, M. (2005) “Why landscapes of the past are important for the future”. Landscape and Urban Planning. 70, 21-34. Antrop, M. (2007) Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen. Gent: Academia Press. Antrop, M., De Maeyer, P. (2005) Theoretische basisconcepten van GIS. Gent: Academia Press. Antrop, M., Ongena, T., Van Eetvelde, V., Sevenant, M. (2004) Excursie: GAS – Ruimtelijke Planning Kent. Ongepubliceerde excursiegids. Barnes, G., Williamson, T. (2006) Hedgerow History, Ecology, History and Landscape Character. Bollington: Windgather Press. Brooks, N. (1988) “Romney Marsh in the Early Middle Ages”. Romney Marsh: Evolution, Occupation, Reclamation. Oxford University Committee for Archeology Monograph, 24. Carpenter, E. (1999) Romney Marsh at War. Sutton Publishing Ltd. Clark, J., Darlington, J., Fairclough, G. (2004) Using Historic Landscape Characterisation. English Heritage & Lancashire County Council. Council of Europe (2000) Europe Landscape Convention. Firenze. Croft, A., Munby, J., Ridley, M. (2001) Kent Historic Landscape Characterisation Report. Maidstone: Oxford ArchaeologyUnit for Kent County Council and EH. Cuncliffe, B., (1988) “Romney Marsh in the Roman Period”. Romney Marsh: Evolution, Occupation, Reclamation. Oxford University Committee for Archeology Monograph, 24. Davidson, A., (2002) “A ‘particularly convenient and useful’ arrangement: the symbiotic relationship between the agrarian economy of Romney Marsh and the surrounding region in the 18th century”. Romney Marsh: Coastal and Landscape Change Through the Ages. Oxford University Committee for Archaeology Monograph, 56. De Maeyer, Ph., De Vliegher, B.M. (2003) Inleiding tot de cartografie. Gent: AcademiaPress.
91
Dobson, M. (1998) “Death and Disease on the Romney Marsh in the 17th tot 19th centuries”. Romney Marsh: Environmental Change and Human Occupation in a Coastal Lowland, Oxford University Committee for Archeology Monograph, 46. Draper, G. (1998) “The Farms of Canterbury Cathedral Priory and All Souls College Oxford on Romney Marsh, C. 1443-1545”. Romney Marsh: Environmental Change and Human Occupation in a Coastal Lowland, Oxford University Committee for Archeology Monograph, 46. Eddison, J. (1988) “Drowned Lands’: changes in the course of the Rother and its estuary and associated drainage problems”. Romney Marsh: Evolution, Occupation, Reclamation. Oxford University Committee for Archeology Monograph, 24. Eddison, J. (2000) Romney Marsh: Survival on a frontier. Gloucestershire: Tempus Fairclough, G. (2002) Historic Landscape Characterisation. Template Project Design. For EH-supported county-wide HLC projects. English Heritage, London. Fairclough, G. (2004) History and Time: Managing Landscape and Perceptions. From Knowledge of Landscapes to Landscaping Action. Bordeaux, CEMAGREF. Fairclough, G., Lambrick, G., Hopkins, D. (2002) “Historic Landscape Characterisation in England and a Hampshire case study”. Europe’s Cultural Landscape: Archaeologists and the Management of Change. Europae Archaeologiae Consilium, 69-80. Fairclough, G., Macinnes, L. (2003) Landscape Character Assessment. Guidance for England and Scotland. The Countryside Agency, Scottish Natural Heritage. Findon, R. (1989) “Recent developments at Dungeness”. Botanical Journal of the Linnean Society (101), 125-135. Gallois, R.W., Edmunds, M.A., (1965) The Wealden District. British Regional Geology series, British Geological Survey. Gardiner, M.F., Cross, R., Macpherson-Grant, N., Riddler, I. (2001) “Continental trade and non-urban ports in Mid-Anglo-Saxon England: excavations at Sandtun, West Hythe, Kent”. Archaeological Journal 158, 161-290. Gardiner, M.F., Stewart, J., Priestley-Bell, G. (1999) “Exploitation of whales in Anglo-Saxon England: some evidence from Denge Marsh, Lydd, Kent.” Medieval Archaeology 42, 96-101. Heikkalä, T. (2007) Visual Monitoring of Finnish Landscapes. Helsinki: Musta Taide. Hidding, M., Kolen J. & Spek T. (2001) De biografie van het landschap. Ontwerp voor een interdisciplinaire
benadering
van
de
landschapsgeschiedenis.
Essay
NWO-
Stimuleringsprogramma ‘Bodemarchief in Behoud en Ontwikkeling’. Den Haag: NWO. 92
Hipkin, S. (2003) The structure of landownership and land occupation in the Romney Marsh Region, 1646-1834. Agricultural History Review 51 (2003), 69-94. HMSO (1949) Romney Marsh Investigation. Agricultural Land Commission Report, London. Long, A., Innes, J. (1995) “The back-barrier and barrier depositional history of Romney Marsh, Walland Marsh and Dungeness, Kent, England”. Journal of Quaternary Science 10, 267-283. Long, A., Waller, M., Plater A. (2006) “Coastal resilience and late Holocene tidal inlet history: The evolution of Dungeness Forland and the Romney Marsh depositional complex (U.K.)”. Geomorphology. 82 (2006), 309-330. Muir, R. (2000) The New Reading of the Landscape. Fieldwork in Landscape History. Exeter: University of Exeder Press. Stanners, D., Bourdeau, Ph. (1995) Europe’s Environment. The Dobris Assessment. Kopenhagen: Europese Milieuagentschap. Sheppard, S., Cizek, P. (2009) “The ethics of Google Earth: Crossing thresholds from spatial data to landscape visualisation”. Journal of Environmental Management. 90 (6), 21022117. Swanwick, C. (2002) Landscape Character Assessment. Guidance for England and Scotland. The Countryside Agency, Scottish Natural Heritage. Taylor, C. (1975) Fields in the English Landscape. Reprinted 1987, Alan Sutton, Gloucester. Turner, S. (2006) “Historic Landscape Characterisation: a landscape archaeology for research, management and planning”. Landscape Research. 31 (4), 385-398. Turner, S. (2007) Ancient Country: The Historical Character of Rural Devon. Devon Archaeological Society. Reeves. A., Eve, D. (1998) “Sheep-keeping and Lookers’ Huts on Romney Marsh”. Romney Marsh: Environmental Change and Human Occupation in a Coastal Lowland. Oxford University Committee for Archaeology Monograph, 46. Renes, J. (1982) Typologieën van bewonings- en perceelsvormen, een overzicht van bestaand werk in Nederland en buurlanden. Wageningen: Centrum voor landbouwpublicaties en landbouwdocumentatie. Rippon, S. (2002) “Romney Marsh: Evolution of the historic landscape and its wider significance”. Oxford University Committee for Archaeology Monograph 56, 84-100. Roberts, B., Wrathmell, S. (2000) An Atlas of Rural Settlement in England. English Heritage, London.
93
Robinson, G. (1988) “Sea defence and land drainage of Romney Marsh”. Romney Marsh: Evolution, Occupation, Reclamation. Oxford University Committee for Archeology Monograph, 24. Uhlig, H., Lienau, C. (1972) Internationale Arbeitsgruppe für die geographische Terminologie in der Agrarlandschaft. Van Eetvelde, V. (2007) Van geografische strekenkaart tot landschapsdatabank. Gebruik van GIS, informatietheorie en landschapsmetrieken voor het karakteriseren van landschappen, toegepast op België. Gent: Universiteit Gent, ongepubliceerde doctoraatsverhandeling. Van Eetvelde, V., Antrop, M. (2008) “Analyzing structural and functional changes of traditional landscapes - two examples from Southern France”. Landscape and Urban Planning. 67, 79-95. Vollans, E. (1988) “New Romney and the ‘river of Newenden’ in the later Middle Ages”. Romney Marsh: Evolution, Occupation, Reclamation. Oxford University Committee for Archeology Monograph, 24. Wascher, D. (2005) European Landscape Character Areas. Typologies, Cartography and Indicators for the Assessment of Sustainable Landscapes. Final Report as deliverable form the EU’s Accompanying Measure Project European Landscape Character Assessment Initiative (ELCAI), Funded under the 5th Framework Program on Energy, Environment and Sustainable Development (4.2.2). Williamson, T. (2007) “Historic Landscape Characterisation: some queries”. Landscapes. 8 (2), 64-7. 8.2
Analoog kaartmateriaal
The Tithe Commutation surveys (1841) Tithe Maps. Kaarten: Old Romney en New Romney, schaal 1:2.500. Ordnance Survey (1871-1890) Landmark Edition 1. Achtergrond kaart op Kent Landscape Information System. http://www.kent.gov.uk/klis/default.asp
(20/11/2011). Schaal
1:25.000. Ordnance Survey (1929-1952) Landmark Edition 4. Achtergrond kaart op Kent Landscape Information System. http://www.kent.gov.uk/klis/default.asp
(20/11/2011). Schaal
1:25.000. 94
Ordnance Survey (2011) OS Explorer Map. Kaart: Romney Marsh (125), schaal 1:25.000. Ordnance Survey (2011) OS Landranger Map. Kaart: Ashford & Romney Marsh (189), schaal: 1:50.000.
8.3
Digitaal kaartmateriaal
Ordnance Survey (2011) OS Streetview (Rasterfile) Kaart: TR & TQ, schaal: 1:10.000. Ordnance Survey (2011) OS Vectormap (Vectorfile) Kaart: TR & TQ, schaal: 1:10.000. Ordnance Survey (2011) OS Vectormap (Rasterfile) Kaart: TR & TQ, schaal: 1:10.000. Ordnance Survey (2011) Boundary Line (ESRI Shapefile) Kaart: Great Britain. Ordnance Survey (2010) Land-Form PANORAMA (ASCII grid) Kaart: Great Britain. Kent Heritage (2004) Historic Landscape Characterisation of Kent (ESRI Shapefile) Kent Heritage (2011) Listed buildings and monuments (ESRI Shapefile) 8.4
Websites
GoogleStreetview: maps.google.be (20/11/2012 – 01/06/2012). Kent County Council Heritage: http:// www.kent.gov.uk/leisure_and_culture/heritage.aspx (04/12/2011). Kent Landscape Information System: Historic Landscape Characterisation Kent http://www.kent.gov.uk/klis/resources/HistoricLandscapeCharacterisation/ (20/11/2011). Kent Landscape Information System: Landscape Character Assessment Kent http://www.kent.gov.uk/klis/resources/landscape-assessment/ (20/11/2011). Kent Tourism: http://www.visitkent.co.uk (14/11/2011). Kent VillageNet: http://kent.villagenet.co.uk/oldromney.php (04/12/2011). http://kent.villagenet.co.uk/newromney.php (04/12/2011). Liverpool University Research on the Romney Marsh: http://www.liv.ac.uk/geography/RomneyMarsh (01/10/2011) 95
New Romney: http://www.newromneyonline.co.uk/home.asp (14/11/2011). Office for National Statistics 2001 Census: Key Statistics (Old en New Romney): http://www.statistics.gov.uk (21/02/2012). The Romney Marsh: http://www.romneymarsh.net (01/10/2011). Romney Marsh Countryside Project: http://www.rmcp.co.uk/ (10/10/2011). The History and Topographical Survey of the County of Kent. Volume 8 (1799): http://www.british-history.ac.uk/report.aspx?compid=63514 (03/04/2012).
96